Aan: Milieudienst Zuidoost Utrecht T.a.v. de heer W. Nijhof Postbus AL ZEIST. Geachte heer Nijhof,

Transcriptie

1 1 Afdeling Vergunningverlening Aan: Milieudienst Zuidoost Utrecht T.a.v. de heer W. Nijhof Postbus AL ZEIST Pythagoraslaan 101 Postbus TH Utrecht Tel Fax Datum 23 april 2009 Team Bodem en Water Nummer 2009INT Referentie Y. den Otter Uw brief van - Doorkiesnummer Uw nummer - Faxnummer Bijlage - adres bodemloket@provincie-utrecht.nl Onderwerp Beschikking deelsaneringsplan Van Amersfoort te Zeist, code UT0355/00006 Geachte heer Nijhof, 1 Inleiding Wij, Gedeputeerde Staten van Utrecht, hebben op 18 maart 2009 van u een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen. U bent van plan een gedeelte van de ernstige bodemverontreiniging ter plaatse van de percelen gelegen aan de Nooitgedacht in Zeist te saneren dan wel handelingen te verrichten als gevolg waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst. Bij deze melding zijn diverse bodemonderzoeksrapporten en een deelsaneringsplan gevoegd. Deze rapporten (en eventueel andere relevante stukken) zijn opgesomd in paragraaf 4.1 van deze beschikking. De kadastrale percelen waarvan de bodem is onderzocht en waar verontreiniging is aangetoond, zijn bekend als gemeente Zeist, sectie L, nummers 1063 en 1065 (gedeeltelijk). De onderhavige deelsaneringslocatie is aangegeven op de kadastrale kaart in hoofdstuk 10. Delen van bovengenoemde percelen zijn in het verleden gesaneerd. Vanwege deze historie volgt eerst een voorgeschiedenis over het terrein. Voorgeschiedenis De locatie is bij ons bekend onder de naam Van Amersfoort. Op het terrein heeft voorheen een galvaniseerbedrijf gezeten. Als gevolg van bedrijfsactiviteiten is de grond sterk verontreinigd met zware metalen en het grondwater sterk verontreinigd met nikkel en vluchtige organochloorverbindingen (VOCl). In 1986 is een grondsanering uitgevoerd. Hierbij is de bovengrond tot variërende dieptes beneden maaiveld ontgraven. In 1988 is gestart met een grondwatersanering door middel van grondwateronttrekking. De grondwateronttrekking is, in overleg met onze provincie, eind juli 1994

2 2 gestaakt. Na 6 jaar grondwateronttrekking waren de nikkelgehalten in het grondwater nog altijd boven de interventiewaarde. Tevens was in het verloop van de nikkelgehalten in het grondwater geen afnemende tendens waarneembaar. In de bij deze melding bijgevoegde onderzoeksrapporten is een sterke nikkelverontreiniging in de grond ter plaatse van het noordoostelijk deel van het perceel nummer 1065 aangetoond (geval 1). Deze sterke nikkelverontreiniging bevindt zich buiten de in 1986 ontgraven delen van het perceel. Wij zien de aangetoonde sterke nikkelverontreiniging in de grond als restverontreiniging van de in 1986 uitgevoerde grondsanering en beschouwen de verontreiniging als onderdeel van de ontstane verontreiniging als gevolg van de voormalige bedrijfsactiviteiten op het terrein. Deze grondverontreiniging hangt dus organisatorisch, technisch en ruimtelijk samen met de nog aanwezige sterke nikkelverontreiniging in het grondwater. In de bij deze melding bijgevoegde onderzoeksrapporten is tevens een sterke asbestverontreiniging in de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) ter plaatse van het zuidelijk deel van het perceel met nummer 1063 aangetoond (geval 2). Deze sterke asbestverontreiniging is ontstaan in de periode na uitvoering van grondsanering in 1986 tot aan heden. Voor asbestverontreinigingen die zijn veroorzaakt door handelingen op of in de bodem na 1993 geldt op grond van artikel 13 van de Wbb de zorgplicht. Hoewel in de aangeleverde onderzoeksrapporten niet onomstotelijk wordt aangetoond op welke manier en rond welk tijdstip de asbestverontreiniging is ontstaan, nemen wij aan dat de asbestverontreiniging valt onder de zorgplicht. De in het deelsaneringsplan van 19 februari 2009 aangegeven saneringsaanpak betreft een volledige verwijdering van de sterk met asbest verontreinigde grond. Deze aanpak komt overeen met de volgens de huidige wet- en regelgeving, verplicht gestelde saneringsaanpak. 2 Beschikking De in hoofdstuk 4 bedoelde bodemonderzoeksrapporten en het deelsaneringsplan hebben wij op volledigheid en op inhoud beoordeeld. Aan de hand van deze gegevens besluiten wij het volgende. Deze beschikking is uitsluitend van toepassing op in het deelsaneringsplan van 19 februari 2009 (kenmerk ) aangegeven deelsaneringslocatie. Bij de risico-beoordeling zijn geen gegevens van de grondwaterverontreiniging meegenomen. Op grond van artikel 39 lid 2 van de Wbb stemmen wij in met het deelsaneringsplan. Met toepassing van dit artikellid hebben wij in hoofdstuk 5 van deze beschikking voorschriften aan onze instemming verbonden. Geval 1: ernstige nikkelverontreiniging in de grond Ter plaatse van een gedeelte van het kadastrale perceel Zeist, sectie L, nummer 1065 is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 lid 1 van de Wbb. Gelet op het huidige of het toekomstige gebruik van deze ernstige verontreinigde bodem is er geen sprake van zodanige risico s voor mens, ecosysteem en/of verspreiding van deze grondverontreiniging dat spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 van de Wbb, noodzakelijk is.

3 3 Geval 2: Ernstige asbestverontreiniging in de grond Ter plaatse van een gedeelte van het kadastrale perceel Zeist, sectie L, nummer 1063 is sprake van een zorgplichtgeval als bedoeld in artikel 13 van de Wbb. Ernst en spoedeisendheid wordt bij een zorgplichtgeval niet vastgesteld. De verontreiniging dient volledig te worden verwijderd. Op basis van de gegevens uit het deelsaneringsplan gaan wij ervan uit dat het sterk verontreinigde grondwater ter plaatse bij de sanerende werkzaamheden niet vermeerderd, verminderd of verplaatst gaat worden. Een afperking van de grondwaterverontreiniging stellen wij daarom op dit moment niet door ons verplicht. 3 Inspraak Bij de voorbereiding van deze beschikking hebben wij met toepassing van artikel 6.1 lid 3 van de Provinciale milieuverordening Utrecht, afgezien van het toepassen van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). We hebben dan ook geen ontwerpbeschikking ter inzage gelegd. Van deze beschikking wordt een publicatie gedaan in een plaatselijke huis-aan-huis blad. 4 Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking 4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: Verkennend bodemonderzoek op het perceel aan Nooitgedacht te Zeist, opgesteld door HB Adviesbureau BV, referentie: 5921-A1, 4 februari 2008; Nader bodemonderzoek aan de Nooitgedacht te Zeist, opgesteld door Milieutechniek ZVS Eemnes B.V., referentie: BO8057, 31 maart 2008; Verkennend bodemonderzoek naar asbest in grond locatie Nooitgedacht te Zeist, opgesteld door Milieutechniek ZVS Eemnes B.V., referentie: BO , 24 oktober 2008; Nader bodemonderzoek naar asbest in grond locatie Nooitgedacht te Zeist, opgesteld door Milieutechniek ZVS Eemnes B.V., referentie: BO , 20 november 2008; Deelsaneringsplan asbest- en nikkelverontreiniging locatie Nooitgedacht, achter nummer te Zeist, opgesteld door Oranjewoud, referentie: , 2 februari Daarnaast is door de heer Nijhof van Milieudienst Zuidoost-Utrecht aanvullende informatie per van 14 april 2009 toegezonden. Het betreft informatie omtrent de uitvoerend veldwerker bij bovengenoemde onderzoeken. Hiermee is aangetoond dat de veldwerker gecertificeerd en erkend is voor de uitvoering van het verkennend en nader asbestonderzoek. 4.2 Toetsingskader geval van ernstige bodemverontreiniging Van een geval van verontreiniging is sprake indien de verontreiniging van de bodem betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen (zie artikel 1 van de Wbb).

4 4 Van een geval van ernstige bodemverontreiniging is sprake indien in minimaal 25 m 3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging of in 100 m 3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging voor tenminste één stof de gemiddelde gemeten concentratie hoger is dan de interventiewaarde (zie Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd op 1 oktober 2008, Stcrt. 2008, 131). 4.3 Verontreinigingen grond De verrichte bodemonderzoeken voldoen naar het oordeel van ons college aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde eisen. Geval 1: Uit de hierboven aangehaalde bodemonderzoeksrapporten blijkt dat in de grond van het noordoostelijk deel van perceel L 1065 nikkel is aangetroffen in gemiddelde concentraties die hoger zijn dan de vastgestelde interventiewaarde. Deze aangetroffen verontreiniging in de grond hangt in technische, organisatorische en ruimtelijke zin samen met de grondwaterverontreiniging die is achtergebleven na uitvoering van een bodemsanering in de periode en wordt gezien als restverontreiniging na uitvoering van deze in het verleden uitgevoerde sanering. De omvang van de verontreiniging in de grond is op basis van de interventiewaardecontour aangegeven op de kadastrale kaart die in hoofdstuk 10 van deze beschikking is gevoegd. Geval 2: Uit de hierboven aangehaalde bodemonderzoeksrapporten blijkt dat in de grond van het zuidelijk deel van perceel L 1063 asbest is aangetroffen in gemiddelde concentraties die hoger zijn dan de vastgestelde interventiewaarde. Deze aangetroffen verontreiniging in de bovengrond (0,0-0,5 m-mv) is ontstaan in de periode 1986 (na uitvoering grondsanering) tot aan heden. Voor ernstige asbestverontreinigingen die zijn ontstaan door handelen na 1993 is de zorgplicht van kracht. Hoewel door de melder niet onomstotelijk is aangetoond dat het een historische verontreiniging betreft, wordt door ons aangenomen dat de ernstige asbestverontreiniging een zorgplichtgeval betreft. De omvang van de verontreiniging in de grond is op basis van de interventiewaardecontour aangegeven op de kadastrale kaart die in hoofdstuk 10 van deze beschikking is gevoegd. 4.4 Risicobeoordeling, spoedeisendheid en saneringstijdstip Omdat uw melding vóór 1 april 2009 is binnengekomen is het toetsingskader voor de risicobeoordeling gehanteerd zoals is vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2006, zoals gewijzigd op 1 oktober 2008 (Stcrt. 2008, 131) en niet de Circulaire bodemsanering De Circulaire 2009 is immers pas op 1 april 2009 van kracht geworden.

5 5 De standaard en locatiespecifieke risicobeoordeling betreffen de vraag of de aangetroffen ernstige verontreiniging al dan niet onaanvaardbare risico s oplevert voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding, gelet op de huidige of toekomstige gebruiksfunctie van de onderhavige percelen. Geval 1: Uit de standaard risicobeoordeling blijkt dat er voor de aangetoonde nikkelverontreiniging in de bovengrond geen sprake is van risico s voor mens, ecosysteem en/of verspreiding van de verontreiniging. Bij deze risicobeoordeling zijn de gegevens van de grondwaterverontreiniging niet meegenomen, omdat bij de uitvoering van de deelsanering het grondwater niet vermeerderd, verminderd of verplaatst gaat worden en de grondwaterspiegel zich op een diepte van circa 2,5 m-mv bevindt. Geval 2: Voor de sterke asbestverontreiniging geldt de zorgplicht. Een risicobepaling is niet van toepassing. 5 Saneringsdoelstelling 5.1 Algemeen De saneringsdoelstelling dient er volgens artikel 38 van de Wbb primair op gericht te zijn: de verontreinigde bodem in ieder geval geschikt te maken voor de gebruiksfunctie; het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken; de nazorg en gebruiksbeperkingen, bedoeld in artikel 39d van de Wbb zoveel mogelijk te beperken. In artikel 39 van de Wbb en artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) is voorgeschreven waaraan een (deel)saneringsplan moet voldoen. 5.2 Immobiele verontreiniging en terugsaneerwaarde De huidige en/of de toekomstige gebruiksfunctie van de onderhavige saneringslocatie is wonen" Ter plaatse van de aangetoonde ernstige nikkelverontreiniging wordt de grond tot 1,0 meter beneden maaiveld ontgraven. De ontgraven grond wordt direct afgevoerd naar een erkend verwerker. Na ontgraving zullen onder de 1,0 meter beneden maaiveld sterk verhoogde concentraties met nikkel achterblijven. De ontgravingsput zal worden aangevuld met zand dat voldoet aan de maximale waarden behorende bij de functieklasse wonen. Ter plaatse van de aangetoonde ernstige asbestverontreiniging wordt de grond tot 0,5 meter beneden maaiveld ontgraven. De ontgraven grond wordt direct afgevoerd naar een erkend verwerker. De doelstelling van deze ontgraving is alle grond met sterk verhoogde asbestconcentraties te verwijderen. Eindbemonstering van putbodems en wanden vindt plaats waarbij de terugsaneerwaarde is vastgesteld op 100 mg/kg d.s. Nadat de analyseresultaten van de eindbemonstering bekend zijn wordt de ontgravingsput aangevuld met zand dat voldoet aan de maximale waarden behorende bij de functieklasse wonen.

6 6 5.3 Nazorg en gebruiksbeperkingen (globaal) Na sanering blijft onder de aangebrachte leeflaag ter plaatse van het noordoostelijk deel van perceel sterk met nikkel verontreinigde grond achter op het perceel L Daardoor rust een nazorgverplichting op de saneerder. De nazorgverplichting betreft het in stand houden en onderhouden alsmede waar nodig herstellen, verbeteren of vervangen van de aangebrachte leeflaag. De ernstige asbestverontreiniging wordt volledig verwijderd. Daarom geldt ter plaatse van het perceel L 1063 geen nazorg of gebruiksbeperking met betrekking tot asbest. Wel geldt er een nazorg- en gebruiksbeperking op dit perceel vanwege de aanwezigheid van sterk met nikkel verontreinigde grondwater (restverontreiniging sanering in periode ). Conclusie Het deelsaneringsplan voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Wbb zijn gesteld. 6 Saneringsuitvoering De sanering wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de Beoordelingsrichtlijn uitvoering bodemsanering: BRL SIKB 7000 van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB); het SIKB protocol 7001: Uitvoering van landbodemsanering met conventionele methoden; het SIKB protocol 7002: Uitvoering van landbodemsanering met in-situ methoden. De onderzoeken, de uitvoering van de sanering en de milieukundige begeleiding als bedoeld in deze beschikking dienen te worden uitgevoerd door een persoon of instelling die op grond van het Besluit bodemkwaliteit (Kwalibo) beschikt over een erkenning voor het uitvoeren van de betrokken werkzaamheden. De sanering wordt niet eerder als afgerond beschouwd dan nadat de sterk verontreinigde grond is afgevoerd naar een volgens BRL7500 gecertificeerde en door SenterNovem erkende verwerker. 7 Melding start en wijzigingen saneringswerkzaamheden In verband met een mogelijk controlebezoek van één van onze medewerkers dient het tijdstip van de feitelijke aanvang van de bodemsanering ten minste 1 week voor dat tijdstip bij ons college te worden gemeld. Dat kan: schriftelijk: Gedeputeerde Staten van Utrecht, team Bodem, Water en Natuur, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of per fax: via de fax van het team Bodem, Water en Natuur, of per handhavingbodem@provincie-utrecht.nl. Tevens dient u bij deze melding de volgende gegevens aan te leveren: geplande einddatum van de sanering; de naam van de aannemer die de saneringswerkzaamheden gaat uitvoeren;

7 7 de naam van het bureau en de persoon die de saneringswerkzaamheden milieukundig begeleidt. Indien u vooraf of tijdens de werkzaamheden wilt of moet afwijken van het saneringsplan, dan dient u ons direct hiervan op de hoogte te stellen. Ook dit dient u te doen bij het team Bodem, Water en Natuur, via één van bovengenoemde mogelijkheden. Daarnaast attenderen wij u erop, dat bij onvoorziene omstandigheden tijdens de uitvoering van de sanering, met ons overlegd dient te worden. 8 Opslag en aan- en afvoer van grond De tijdelijke opslag van verontreinigde grond dient minimaal te voldoen aan de volgende eisen: Het is niet toegestaan een depot voor de opslag van bij de sanering vrijkomend materiaal in werking te hebben na het beëindigen van de grondsanering. Het is niet toegestaan partijen verontreinigde grond van verschillende kwaliteit en samenstelling te mengen. Partijen verontreinigde grond dienen naar aard, samenstelling en verontreiniging in te onderscheiden deelpartijen te worden opgeslagen. Tussen deze deelpartijen dient een afstand van ten minste één meter te worden aangehouden of een fysieke scheidingswand te worden aangebracht. Vrijgekomen asbesthoudende grond of bodemmateriaal dient uiterlijk vier werkweken na het vrijkomen afgevoerd te worden naar een erkende verwerker (conform BRL 7500). 9 Milieukundig begeleiding De werkzaamheden worden milieukundig begeleid. De milieukundige begeleiding wordt, indien van toepassing, uitgevoerd overeenkomstig: de beoordelingsrichtlijn milieukundige begeleiding: BRL SIKB 6000 van de SIKB; het VKB-protocol 6001: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met conventionele methoden van de SIKB; het VKB-protocol 6002: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met in situ methoden. De milieukundig toezichthouder stelt, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatierapport op te stellen dat voldoet aan de eisen van de provincie Utrecht. Het evaluatierapport moet in ieder geval binnen 3 maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in drievoud te worden ingediend. Het verslag kan worden gezonden aan de provincie Utrecht, afdeling Vergunningverlening, team Bodem en Water, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. 10 Kadastrale inschrijving Krachtens het bepaalde in artikel 55 Wbb zal ons college een afschrift van dit besluit, met een kadastrale kaart van het perceel waarop dit besluit betrekking heeft, ter inschrijving aanbieden aan de Rijksdienst van het Kadaster team Wkpb. Het besluit wordt ingeschreven op basis van de interventiewaarde-contour van de verontreiniging in de grond. Deze contour is weergegeven op bijgevoegde kadastrale tekening. De te registreren kadastrale percelen zijn:

8 8 Kadastrale gemeente Sectie Nummer Oppervlakte (m 2 ) Zeist L 1063 (ged.) 50 Zeist L 1065 (ged.) 40 Deelsanering ernstige nikkelverontreiniging grond Deelsanering ernstige asbestverontreiniging grond (zorgplichtgeval) In het verleden gesaneerde locaties (locaties maakt geen deel uit van onderhavige beschikking) Onderhavige deelsaneringslocatie 11 Bezwaar U kunt binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit schriftelijk bezwaar maken. U dient dan een bezwaarschrift in te dienen bij Gedeputeerde Staten van Utrecht, ter attentie van de secretaris van de Awb-adviescommissie, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht. Na indiening van een bezwaar kan een verzoek om voorlopige voorziening (inclusief schorsing) worden ingediend bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 ED Den Haag. Aan een verzoek om voorlopige voorziening, zijn kosten verbonden, het griffierecht (zie voor de hoogte van het griffierecht).

9 9 Onder vermelding van de code UT0355/00006 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij het team Bodem en Water van onze provincie, telefonisch bereikbaar: Hoogachtend, Gedeputeerde Staten van Utrecht, namens hen, Mevrouw drs. S. van Gool Teamleider Bodem en Water Een kopie van deze brief is verzonden naar: - Gemeente Zeist, t.a.v. de heer R. Groenink, Postbus 513, 3700 AM Zeist - Kadaster, team-wkpb, Postbus 9015, 6800 DT Arnhem.

10 10 Verklaring van eensluidendheid Ondergetekende, Saskia van Gool, teamleider van het team Bodem en Water van de provincie Utrecht, Pythagoraslaan 101, 3584 BB Utrecht, verklaart dat dit afschrift eensluidend is met het ter inschrijving aangeboden stuk. Utrecht, 23 april 2009 Mevrouw drs. S. van Gool Teamleider Bodem en Water De beschikking 2009INT met datum 23 april 2009 is verstuurd op: