WVG verordening Lelystad 2005

Transcriptie

1 WVG verordening Lelystad 2005 Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling Overheidsorganisatie gemeente Lelystad Officiële naam regeling WVG verordening Lelystad 2005 Citeertitel WVG verordening Lelystad 2005 Besloten door gemeenteraad Deze versie is geldig tot (als de vervaldatum is vastgesteld) Onderwerp Opmerkingen m.b.t. de regeling Geen. Grondslagen 1. Wet Voorzieningen Gehandicapten Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) 1. Geen. Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen Datum inwerkingtreding Terugwerkende kracht Betreft Ontstaansbron: datum ondertekening; bron bekendmaking Inwerkingtreding: datum ondertekening; bron bekendmaking Voorstel gemeenteraad intrekking Nr. B Flevopost Flevopost wijziging artikel Nr. B Flevopost Flevopost nieuwe regeling Flevopost Flevopost No

2 WVG-VERORDENING LELYSTAD

3 Inhoudsopgave 1. Algemene bepalingen...4 Artikel 1.1 Begripsbepalingen...4 Artikel 1.2 Beperkende bepalingen Woonvoorzieningen...6 Artikel 2.1 Soorten woonvoorzieningen...6 Artikel 2.2 Uitbetaling financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen...6 Artikel 2.3 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt...6 Artikel 2.4 Tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting...6 Artikel 2.5 Tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing / primaat van verhuizen.7 Artikel 2.6 Hoofdverblijf en het bezoekbaar maken van een andere woonruimte...7 Artikel 2.7 Gereedmelding...7 Artikel 2.8 Aard van de materialen...8 Artikel 2.9 Beperkingen recht op woningaanpassingen...8 Artikel 2.10 Het verwerven van grond...8 Artikel 2.11 Gemeenschappelijke ruimten...8 Artikel 2.12 Aanpassing van woonwagens en woonschepen...8 Artikel 2.13 Aanpassing van binnenschepen...9 Artikel 2.14 Onderhoud keuring en reparatie...9 Artikel 2.15 Dubbele woonlasten...9 Artikel 2.16 Huurderving...10 Artikel 2.17 Verwijderen van voorzieningen Vervoersvoorzieningen...11 Artikel 3.1 Soorten vervoersvoorzieningen...11 Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening...11 Artikel 3.3 bewoners AWBZ-instellingen Rolstoelen...13 Artikel 4.1 Algemeen...13 Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel...13 Artikel 4.3 Wijze van verstrekking Eigen bijdragen, financiële tegemoetkomingen en draagkracht...14 Artikel 5.1 Eigen betaling...14 Artikel 5.2 Draagkracht...14 Artikel 5.3 Hoogte van de financiële tegemoetkomingen Het verkrijgen van een voorziening...15 Artikel 6.1 De aanvraagprocedure...15 Artikel 6.2 Bijzondere bepalingen Verplichtingen en bevoegdheden van de rechthebbende en het college van b en w...16 Artikel 7.1 Inlichtingen onderzoek en advies...16 Artikel 7.2 Wijziging in de situatie...16 Artikel 7.3 Intrekken van een besluit tot verlening van een voorziening...16 Artikel 7.4 Terugvordering Slotbepalingen...18 Artikel 8.1 Hardheidsclausule...18 Artikel 8.2 Beslissing van b en w in gevallen waarin de verordening niet voorziet...18 Artikel 8.3 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening...18 Artikel 8.4 Citeertitel en inwerkingtreding

4 1. Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. Wet: Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). b. Voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoel. c. Voorziening in natura: een voorziening die niet wordt verstrekt in de vorm van een financiële tegemoetkoming maar in eigendom of in bruikleen wordt verstrekt. d. Financiële tegemoetkoming: een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5, eerste lid onder b, van de Wvg. e. Inkomen: het netto jaarinkomen inclusief vakantiegeld van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen gezamenlijke huishouding voert in de zin van artikel 1, lid 4 t/m 7, Wvg; het gezamenlijk netto jaarinkomen inclusief vakantiegeld van de gehandicapte en zijn of haar ouders of pleegouders indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen gezamenlijke huishouding voert in de zin van artikel 1, lid 4 t/m 7, Wvg; het gezamenlijk netto inkomen van de gehandicapte en zijn echtgenoot indien de gehandicapte een gezamenlijke huishouding voert in de zin van artikel 1, lid 4 t/m 7, Wvg. f. Woningaanpassing: ingreep van bouw- of woontechnische aard die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte waarbij de kosten het bedrag van ,-- niet te boven gaan. g. Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en waarbij het adres voldoet aan de begripsbepalingen van artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. h. Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken. i. Woonwagen: een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst. j. Standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instelling of van de gemeente kunnen worden aangesloten. k. Woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen. l. Ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen. m. Verstrekkingenbesluit: het door burgemeester en wethouders op grond van deze verordening vastgesteld overzicht welke het geheel van verstrekkingen en bedragen bevat, welke de gemeente in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten kan verstrekken. n. Gehandicapte: de persoon met ergonomische, zintuiglijke, verstandelijke of geestelijke beperkingen, alsook de oudere, die ten gevolge van ziekte of gebrek belemmeringen ondervindt op het gebied van het wonen of van het zich binnen of buiten de woning verplaatsen. 4

5 Artikel 1.2 Beperkende bepalingen 1. Een voorziening wordt slechts toegekend, voor zover deze voldoet aan de volgende criteria: a. ze moet in overwegende mate op het individu gericht zijn; b. ze moet langdurig noodzakelijk zijn om de beperkingen van de gehandicapte op het gebied van het wonen dan wel het zich verplaatsen (binnen of buiten de woning) op te heffen of te verminderen; c. ze moet naar objectieve maatstaven gemeten als de goedkoopst adequate voorziening kunnen worden aangemerkt. 2. Geen voorziening wordt toegekend: a. indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is; b. voor zover, op grond van enige andere wettelijke regeling of privaatrechtelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat. 3. Een voorziening kan worden geweigerd, indien de verstrekking noodzakelijk is geworden doordat de gehandicapte niet als een goed huisvader voor de bewaring of het behoud van een eerder verstrekte voorziening heeft gezorgd. 4. Burgemeester en wethouders kunnen een gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren: a. indien het betreft een financiële tegemoetkoming in de kosten die de aanvrager vóór het moment van beschikken heeft gemaakt, of waartoe deze zich reeds vóór het moment van beschikken onherroepelijk heeft verplicht; b. indien het betreft een voorziening welke reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur van die voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen. 5. De kosten van woningaanpassing kunnen slechts worden vergoed indien de kosten worden genoemd in de bijlage bij het Wvg-verstrekkingenbesluit Lelystad

6 2. Woonvoorzieningen Artikel 2.1 Soorten woonvoorzieningen 1. De door burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorzieningen kunnen bestaan uit financiële tegemoetkomingen in de kosten van: a. verhuizing en inrichting; b. woningaanpassing; c woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of woontechnische aard; d. onderhoud, keuring en reparatie; e. dubbele woonlasten; f. huurderving; g. verwijderen van voorzieningen. 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid sub b, c, d en g bedoelde voorziening ook als voorziening in natura verstrekken, indien de aard of de kosten van de voorziening naar oordeel van burgemeester en wethouders daartoe aanleiding vormen. 3. Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting kan worden verstrekt aan de gehandicapte en/of aan de persoon die op verzoek van burgemeester en wethouders ten behoeve van de gehandicapte de woonruimte heeft ontruimd. Artikel 2.2 Uitbetaling financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen 1. Als een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld onder art 2.1 onder b, d, f en g worden toegekend worden deze uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte. 2. Als een tegemoetkoming in de kosten als bedoeld onder art 2.1 onder a, c en e worden toegekend worden deze uitbetaald aan de aanvrager van de woonvoorziening. Artikel 2.3 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan: a. hotels, pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen, tweede woningen, AWBZ inrichtingen en kamers die binnen een woning zelfstandig worden verhuurd en gemeenschappelijke ruimten binnen die woning; b. specifiek op ouderen en gehandicapten gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen. Artikel 2.4 Tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting 1. Burgemeester en wethouders verstrekken aan een gehandicapte een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting zoals bedoeld in art. 2.1, lid 1 onder a, wanneer aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek het normale gebruik van de woning belemmeren. 2. Een gehandicapte kan alleen voor een woonvoorziening in de vorm een financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en inrichting als bedoeld in art. 2.1 onder a in aanmerking worden gebracht wanneer is voldaan aan de volgende voorwaarden: a. de gehandicapte verhuist naar een woning die naar oordeel van burgemeester en wethouders geschikt is. Hieronder wordt verstaan een woning waarin de gehandicapte geen beperkingen ondervindt of die met geringe kosten geschikt te maken is; 6

7 b. de gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die geschikt om het hele jaar te bewonen; c. de gehandicapte verhuist niet naar een AWBZ inrichting of aanleunwoning bij een verzorgingshuis; d. de verhuizing vindt plaats na de indiening van de aanvraag voor de financiële tegemoetkoming en na het moment waarop de noodzaak van de verhuizing door burgemeester en wethouders werd vastgesteld; e. de gehandicapte gaat niet voor het eerst zelfstandig wonen of de gehandicapte verhuist niet naar een verzorgingshuis of seniorenwoning. 3. Een financiële tegemoetkoming voor de kosten van verhuizing en inrichting, als bedoeld in art. 2.1, lid 1 onder a, wordt niet verstrekt indien de woning adequaat kan worden aangepast voor een bedrag dat lager is dan de tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten. 4. De hoogte van de tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten zoals bedoeld in art. 2.1, lid 1 onder a wordt bepaald in het verstrekkingenbesluit. 5. De bepaling in lid 2 onder d van dit artikel vervalt zodra de wettelijke termijn voor het nemen van een beslissing is verstreken. Artikel 2.5 Tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing / het primaat van verhuizen 1. Burgemeester en wethouders kunnen een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningaanpassing, zoals bedoeld in art. 2.1, lid 1 onder b, verstrekken wanneer aantoonbare beperkingen het normale gebruik van de woning belemmeren. 2. De kosten van een woningaanpassing kunnen worden vergoed voor zover ze zijn vermeld in de bijlage bij het Wvg-verstrekkinghenbesluit Lelystad Artikel 2.6 Hoofdverblijf en het bezoekbaar maken van een andere woonruimte. 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de gemaakte kosten indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waar de voorziening wordt getroffen. 2. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een financiële tegemoetkoming worden verleend voor het bezoekbaar maken van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een instelling als bedoeld in artikel 1 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Onder bezoekbaar maken van de woning wordt verstaan dat de woonruimte, de woonkamer en één toilet voor de gehandicapte bereikbaar zijn en dat het toilet bruikbaar is. 3. De onder lid 2 genoemde financiële tegemoetkoming wordt slechts verleend indien: a. niet reeds een andere woonruimte bezoekbaar is gemaakt en, b. de bezoekbaar te maken woning zich in de gemeente Lelystad bevind. 4. De maximale hoogte van de financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van de woning wordt bepaald in het verstrekkingenbesluit. Artikel 2.7 Gereedmelding 1. Uiterlijk binnen 1 maand na de voltooiing van de werkzaamheden doch uiterlijk binnen 15 maanden na de datum van de voorlopige toekenning van de financiële tegemoetkoming, verklaart diegene aan wie de financiële tegemoetkoming wordt uitbetaald aan burgemeester en wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid. 2. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming. 7

8 3. De gereedmelding bedoeld in het eerste lid vindt plaats op een daartoe door burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier en gaat vergezeld van de gevraagde bescheiden en van een verklaring, dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend. Artikel 2.8 Aard van de materialen Burgemeester en wethouders verlenen geen financiële tegemoetkoming als bedoeld onder artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder a tot en met b indien en voor zover de ondervonden (ergonomische) beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, of uit de slechte staat van de woning als gevolg van onvoldoende onderhoud, of het gevolg zijn van het feit dat de woning niet voldoet aan de eisen waaraan die woning op grond van de Woningwet en het Bouwbesluit moet voldoen. Artikel 2.9 Beperkingen recht op woningaanpassingen Een vergoeding voor een woningaanpassing, voor verhuis- en inrichtingskosten of voor een woonvoorziening van niet bouwkundige aard wordt niet verstrekt indien: 1. De noodzaak tot het treffen van deze woonvoorziening het gevolg is van een verhuizing waartoe op grond van beperkingen door ziekt of gebrek geen aanleiding bestond en, 2. In de periode van 7 jaren voorafgaande aan de aanvraag reeds een woonvoorziening op grond van de wet is verstrekt. Artikel 2.10 Het verwerven van grond 1. Indien een woningaanpassing betrekking heeft op het uitbreiden van een bestaande woning of het groter bouwen van een nieuw te bouwen woning, kunnen burgemeester en wethouders een bijdrage verlenen voor de noodzakelijk extra te verwerven grond. 2. De hoogte van de maximale tegemoetkoming voor kosten als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald in het verstrekkingenbesluit Artikel 2.11 Gemeenschappelijke ruimten Burgemeester en wethouders kunnen, rekening houdend met het gestelde in artikel 2.5 van deze verordening, een financiële tegemoetkoming verlenen voor het treffen van voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte, indien zonder deze aanpassing de woning van de gehandicapte niet bereikbaar is, voor zover de kosten betrekking hebben op: a. het verbreden van de toegangsdeuren; b. het aanbrengen van elektrische deuropeners; c. aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw, mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel; d. drempelhulpen of vlonders; e. het aanbrengen van extra trapleuningen bij een portiekwoning; f. het aanbrengen van een stallingmogelijkheid voor een rolstoel of scootermobiel nabij de toegang tot het gebouw. Artikel 2.12 Aanpassing van woonwagens en woonschepen 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonwagen indien: a. de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal twee jaar is; b. de standplaats niet binnen twee jaar voor opheffing in aanmerking komt; c. de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening bij de gemeente op de standplaats stond; en 8

9 d. de hoofdbewoner van een woonwagen in het bezit is van een bewoningsvergunning als bedoeld in de Woningwet. 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingskosten van een woonschip indien: a. de technische levensduur van het woonschip nog minimaal twee jaar is; b. het woonschip nog minimaal twee jaar op de ligplaats mag blijven liggen. 3 Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van de indiening van de aanvraag minder dan twee jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen twee jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog twee jaar op de ligplaats mag liggen, geldt een maximum bedrag voor de aanpassingskosten. Dit bedrag wordt nader bepaald in het verstrekkingenbesluit Artikel 2.13 Aanpassing van binnenschepen Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de aanpassingkosten van een binnenschip indien de aanpassing betrekking heeft op het voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden bestemde gedeelte van het verblijf als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel V, van het Binnenschepenbesluit (Stb. 1987,466), van een binnenschip, dat: a. in het register, bedoeld in artikel 783 van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek als zodanig te boek is gesteld op de wijze omschreven in de maatregel teboekgestelde schepen 1992; en b. bedrijfsmatig wordt gebruikt, hetzij voor het vervoer van goederen, daarbij blijkens de meetbrief bedoeld in het metingsbesluit binnenvaartuigen 1978 een laadvermogen van tenminste 15 ton hebbende, of voor het vervoer van meer dan 12 personen buiten de in de aanhef bedoelde. Artikel 2.14 Onderhoud keuring en reparatie 1. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, keuring en reparatie, indien de woonvoorziening noodzakelijk is om medische of ergonomische redenen. Artikel 2.15 Dubbele woonlasten 1. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de extra kosten van dubbele woonlasten verlenen indien de gehandicapte die kosten moet maken in verband met het aanpassen van: a. de huidige woonruimte, of b. de nog te betrekken woonruimte 2. De financiële tegemoetkoming wordt verleend voor de periode in welke de aan te passen woonruimte tengevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de gehandicapte als gevolg daarvan dubbele woonlasten heeft. 3. De financiële tegemoetkoming als bedoeld in lid 1 wordt slechts verleend als de gehandicapte redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij dubbele woonlasten heeft. 4. De maximale termijn gedurende welke burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming, als bedoeld in lid 1 verlenen, bedraagt zes maanden. 5. De maximale hoogte van de onder lid 1 bedoelde tegemoetkoming wordt vastgesteld in het verstrekkingenbesluit. 9

10 Artikel 2.16 Huurderving 1. In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan een bepaald bedrag is aangepast, kunnen burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van huurinkomsten voor de duur van maximaal 5 maanden, indien de verhuurder op verzoek van burgemeester en wethouders wacht met de verhuur van de woning aan een nietgehandicapte 2. De hoogte van het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt bepaald in het verstrekkingenbesluit. 3. De hoogte van de financiële tegemoetkoming in verband met derving van huurinkomsten is gelijk aan de huurprijs van de woning. Artikel 2.17 Verwijderen van voorzieningen 1. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van het verwijderen van voorzieningen welke meer dan 4.538,00 hebben gekost en waarvoor eerder op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten, de Beschikking geldelijke steun eigen woningen, of de Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten, geldelijke steun was verleend. 2. Burgemeester en wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming voor het verwijderen van voorzieningen indien en voor zover: a. ondanks medewerking van de eigenaar hiertoe, geen hergebruik blijkt te kunnen plaatsvinden van de in de woonruimte aanwezige voorzieningen door een opvolgende kandidaat-bewoner; b. de aanpassingen zo specifiek zijn dat de aanwezige voorzieningen leiden tot aanmerkelijk slechtere verhuurmogelijkheden van de woning aan nietgehandicapten; c. de eigenaar verklaart de vertrekkende huurder te vrijwaren voor dat gedeelte van de kosten van het verwijderen van voorzieningen dat niet door de gemeente wordt vergoed. 3. De in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming bedraagt 100% van de werkelijke kosten van het verwijderen van de voorzieningen, verminderd met de waarde van de vrijgekomen materialen. 10

11 3. Vervoersvoorzieningen Artikel 3.1 Soorten vervoersvoorzieningen De door burgemeester en wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit: 1. Een pas waarmee, tegen een gereduceerd tarief, gebruik kan worden gemaakt van een collectief systeem van aanvullend vervoer (Lelystad Taxi). Het tarief wordt nader geregeld in het verstrekkingenbesluit 2. Een inkomensafhankelijke financiële tegemoetkoming in de kosten van: a. sociaal vervoer binnen of buiten Lelystad; b. aanpassing van een eigen auto; 3. Een vervoersvoorziening in natura in de vorm van: a. een open elektrische buitenwagen; b. een gesloten elektrische buitenwagen; c. een andere vervoersvoorziening, niet zijnde een bruikleenauto. 4. De hoogte van de financiële tegemoetkomingen bedoeld in lid twee worden nader vastgesteld in het verstrekkingenbesluit. 5. Indien het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1 onder e hoger is dan 1,5x het norminkomen wordt: a géén financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening als bedoeld in lid 2 onder a (sociaal vervoer) toegekend; b op de financiële tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening als bedoeld in lid 2 onder d (aanpassing eigen auto) de Wvg-draagkracht in mindering gebracht. Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening 1. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening in de vorm van een pas voor gebruik van het collectief systeem van aanvullend vervoer (Stadstaxi) als bedoeld in art. 3.1, lid 1 in aanmerking worden gebracht wanneer de gehandicapte, als gevolg van beperkingen door ziekte of gebrek, niet in staat is geheel zelfstandig: a. gebruik te maken van het openbaar vervoer; en/of b. het openbaar vervoer te bereiken. 2 De ouders en/of de partners en/of de kinderen tot en met 12 jaar, die woonachtig zijn op hetzelfde adres als de gehandicapten, kunnen tegen een gereduceerd tarief meereizen met de stadstaxi indien de gehandicapte aantoont recht te hebben op een voorziening als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 van deze verordening. 3. Een gehandicapte die aantoont recht te hebben op een voorziening als bedoelt in art 3.1 lid 1, kan gratis een begeleider meenemen voor een rit met de Stadstaxi indien is vastgesteld dat de gehandicapte niet zonder begeleiding met de Stadstaxi kan reizen. 4. Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening (financiële tegemoetkoming) zoals bedoeld in art. 3.1, lid 2 onder a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek het gebruik van een collectief systeem van aanvullend vervoer (Lelystad Taxi) als bedoeld in art. 3.1, lid 1 onmogelijk maken. 5. Een voorziening in natura in de vorm van een scootermobiel, een driewielfiets of een ander, specifiek voor gehandicapten bedoeld, verplaatsingsmiddel, niet zijnde een auto of een gesloten buitenwagen, kan worden verstrekt indien: a. de gehandicapte, door aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek geen gebruik kan maken van het onder 3.1, lid 1, van deze verordening genoemde vervoer per stadstaxi; dan wel; 11

12 b. de gehandicapte zonder deze voorziening, door aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek, niet in staat is zich geheel zelfstandig en in eigen tempo over een afstand van ca. 300 meter te verplaatsen. 6. Een voorziening in de vorm van een gesloten buitenwagen kan worden verstrekt voor het vervoer over korte afstand, indien: a. de gehandicapte door aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek niet in staat is zich zonder buitenwagen, in eigen tempo, over een afstand van ca. 300 meter te verplaatsen; en b. een scootermobiel door aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek niet adequaat is. 7. De in art 3.1 lid 2 (onder b) en lid 5 (onder b) bedoelde voorziening (financiële tegemoetkoming autoaanpassing) kan worden verstrekt aan de gehandicapte, die door aantoonbare beperkingen door ziekte of gebrek, geen gebruik kan maken van het onder 3.1, lid 1, van deze verordening genoemde vervoer per Lelystad Taxi. 8. De in art 3.1, lid 2 (onder b) en lid 5 (onder b) bedoelde voorziening (financiële tegemoetkoming autoaanpassing) wordt alleen verstrekt wanneer de aan te passen auto geschikt is voor personenvervoer en niet ouder is dan 5 jaren. 9. Voor de kosten van buitenregionaal vervoer wordt, afgezien van het gestelde in artikel 3.3, geen financiële tegemoetkoming verstrekt. 10. Aan een gehandicapte wordt naast het vervoer per Lelystad Taxi, of naast de financiële tegemoetkoming voor het eigen vervoer, maximaal één andere vervoersvoorziening verstrekt. Artikel 3.3 Buitenregionaal vervoer Voor buitenregionaal vervoer kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt indien voor dat buitenregionaal vervoer geen gebruik kan worden gemaakt van vervoer per Lelystad Taxi of Valys en indien dat vervoer noodzakelijk is voor het onderhouden van wezenlijke contacten die uitsluitend door persoonlijk bezoek te onderhouden zijn en die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de gehandicapte in een sociaal isolement geraakt. 12

13 4. Rolstoelen Artikel 4.1 Algemeen 1. De door burgemeester en wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit: a. een rolstoel, dan wel een aanpassing daaraan; b. onderhoud, gebruik en reparatie van een rolstoel; c. noodzakelijke accessoires; d een financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel. Artikel 4.2 Het recht op een rolstoel 1. Een gehandicapte kan voor een rolstoel in aanmerking worden gebracht wanneer de aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in of om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden. 2. In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking worden gebracht voor een sportrolstoel indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening. Artikel 4.3 Wijze van verstrekking 1. Een rolstoel wordt aan de gehandicapte in bruikleen verstrekt via tussenkomst van een door de gemeente in te schakelen verstrekker. 2. In tegenstelling tot het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoel plaats in de vorm van een forfaitair bedrag, waarmee voor een periode van vier jaar een rolstoel aangeschaft en onderhouden en gerepareerd dient te worden. 3. De hoogte van het forfaitaire bedrag als bedoeld in lid 2 wordt bepaald in het verstrekkingenbesluit. 4. Het in het vorige lid bedoelde forfaitaire bedrag wordt uitbetaald nadat het betalingsbewijs van de aankoop is overgelegd. 13

14 5. Eigen bijdragen, financiële tegemoetkomingen en draagkracht Artikel 5.1 Eigen betaling Voor het gebruik van het collectief systeem voor aanvullend vervoer is een eigen bijdrage verschuldigd. De hoogte van de eigen bijdrage wordt bepaald in het verstrekkingenbesluit Artikel 5.2 Verlaging van de maximale financiële tegemoetkoming Een financiële tegemoetkomingen zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a (verhuizing), b (woning-aanpassing) en c (woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard) alsmede de financiële tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 3.1, lid 2 onder d (autoaanpassing) zijn afhankelijk van het inkomen van de gehandicapte. De invloed van het inkomen op de hoogte van de tegemoetkoming is geregeld in het verstrekkingenbesluit. Artikel 5.3 Maximale financiële tegemoetkomingen 1 De hoogte van de financiële tegemoetkomingen in de kosten van voorzieningen en bedragen zoals bedoeld in deze verordening worden bepaald in het door burgemeester en wethouders jaarlijks vast te stellen verstrekkingenbesluit. 2. De bedragen van de in lid 1 genoemde financiële tegemoetkomingen worden jaarlijks (voor het eerst per 1 januari 2005) geïndexeerd met gebruikmaking van het Prijsindexcijfer Wet voorzieningen gehandicapten dat door de vereniging van Nederlandse Gemeenten beschikbaar wordt gesteld. 14

15 6. Het verkrijgen van een voorziening Artikel 6.1 De aanvraagprocedure Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door burgemeester en wethouders vastgesteld formulier. Artikel 6.2 Bijzondere bepalingen 1. Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft. 2. Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen voordat tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan. 15

16 7. Verplichtingen en bevoegdheden van de rechthebbende en het college van b en w Artikel 7.1 Inlichtingen onderzoek en advies 1. Burgemeester en wethouders baseren hun beslissing op aanvragen, welke zijn ingediend op of na 1 juni 2003, op een advies van het Regionaal Indicatie Orgaan (RIO), tenzij de noodzaak van de voorziening reeds op andere wijze is vastgesteld. 2. Burgemeester en wethouders en het Regionaal Indicatie Orgaan zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, of van de voortzetting van het recht op een voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend dan wel degene die een voorziening heeft: a. op te roepen in persoon te verschijnen op een door burgemeester en wethouders of het Regionaal Indicatie Orgaan te bepalen plaats en tijdstip en hem te ondervragen; b. op een door burgemeester en wethouders of het Regionaal Indicatie Orgaan te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken. 3. Een gehandicapte is verplicht aan burgemeester en wethouders of de door hen aangewezen adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van een aanvraag dan wel de herbeoordeling van het recht op een voorziening. Artikel 7.2 Wijziging in de situatie Degene aan wie krachtens deze verordening in enige vorm een voorziening is verstrekt of aan wie een financiële tegemoetkoming is verleend, is verplicht aan burgemeester en wethouders terstond mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening. Artikel 7.3 Intrekken van een besluit tot verlening van een voorziening 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken, indien: a. niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening; b. op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen. 2. Een besluit tot verlening van financiële tegemoetkoming of een vergoeding kan worden ingetrokken, indien blijkt dat de tegemoetkoming binnen zes maanden na de toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze was verleend. 3. In afwijking van het tweede lid kan een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming voor verhuizing als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder a, worden ingetrokken, indien de gehandicapte 1 jaar na de toekenning niet daadwerkelijk is verhuisd. 4. Indien een op grond van de Verordening voorzieningen voor gehandicapten Lelystad voor 1 januari 2004 verstrekte financiële tegemoetkoming moet worden beëindigd omdat op grond van enige bepaling in deze Wvg-verordening Lelystad 2004 geen recht meer bestaat op die tegemoetkoming, dan wordt de tegemoetkoming, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de beschikking omtrent de beëindiging, gedurende 3 maanden gecontinueerd ter hoogte van 100% van de toegekende tegemoetkoming en vervolgens gedurende 3 maanden ter hoogte van 50% van de toegekende tegemoetkoming. 16

17 Artikel 7.4 Terugvordering 1 Indien een in natura verstrekte voorziening op grond van artikel 7.3 van deze verordening is beëindigd, kan de voorziening worden ingenomen. 2. Indien een voorziening op grond van artikel 7.3 van deze verordening is beëindigd, kan een reeds betaalde financiële tegemoetkoming worden teruggevorderd. 3. Indien de voorziening anderszins ten onrechte is verstrekt en de gehandicapte dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, wordt de voorziening eveneens teruggevorderd. 4. De terugvordering wordt gebaseerd op de bepalingen in het Burgerlijk Wetboek 17

18 8. Slotbepalingen Artikel 8.1 Hardheidsclausule 1. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de gehandicapte of de woningeigenaar afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien de onverkorte toepassing van de verordening in die gevallen tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, dan wel nadrukkelijk strijdig zou zijn met het gestelde in het Protocol Wet voorzieningen gehandicapten. 2. Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kunnen burgemeester en wethouders daartoe de naar hun oordeel noodzakelijke inlichtingen en adviezen inwinnen. 3. Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van ,00 te boven gaat, het orgaan als bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening, gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen, zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders ondanks het gestelde in artikel 1, lid 1 onder f besluiten tot het verstrekken van de voorziening. Artikel 8.2 Beslissing van B & W In de gevallen de uitvoering van deze verordening betreffende, alsmede in de gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders voor zover mogelijk binnen de door de verordening aangegeven grenzen. Artikel 8.3 Periodieke evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening 1. Het door de gemeente gevoerde beleid wordt eenmaal per twee jaar geëvalueerd. Indien deze evaluatie daar aanleiding toe geeft, zullen burgemeester en wethouders de raad voorstellen de verordening aan te passen. 2. De evaluatie bestaat ten minste uit: a. het aantal ontvangen aanvragen, het aantal in behandeling zijnde aanvragen, alsmede het aantal afgewezen aanvragen; b. de uitgaven, onderverdeeld in hoofdgroepen; c. het aantal ingediende bezwaar- en beroepschriften, alsmede de uitkomst van de betreffende procedures; d. een samenvatting van ingekomen reacties, klachten, etc. Artikel 8.4 Citeertitel en inwerkingtreding 1. Deze verordening wordt aangehaald als "Wvg-verordening Lelystad Deze verordening treedt met ingang van 1 januari 2004 in werking. Lelystad, 8 juli De raad van de gemeente Lelystad, de griffier, de voorzitter, 18