Het leven voor de detentie
|
|
- Louisa Kok
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Hoofdstuk 4 Het leven voor de detentie Inleiding Bij de opzet van dit onderzoek naar de werking van de korte vrijheidsstraf is in hoofdstuk 1 onder meer tot doel gesteld om een beeld van kortgestraften tot stand te brengen. In het voorafgaande is al een aantal aspecten van de onderzoeksgroep beschreven. Zo is in hoofdstuk 2 ingegaan op meer algemene kenmerken zoals leeftijd, etnische achtergrond, gepleegde delicten en duur van de opgelegde straf; in het vorige hoofdstuk is het justitiële verleden van de kortgestraften in dit onderzoek beschreven. Daarnaast is stil gestaan bij de vonnissen die ten grondslag lagen aan de onderzochte detentieperiode en de verschillende typen inrichtingen half open en gesloten waarin de respondenten korte vrijheidsstraffen hebben uitgezeten. Met behulp van deze gegevens kunnen echter alleen de contouren van de onderzoeksgroep worden weergegeven. Om een getrouw beeld van kortgestraften in dit onderzoek te kunnen geven, is meer én andersoortige informatie nodig. Om die reden wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan de sociale en economische omstandigheden van de respondenten voor de detentie. In paragraaf 4.1 wordt werk, opleiding en de invulling van de 1 vrijetijd besproken. In paragraaf 4.2 komen de leefsituatie, (familie)relaties en huisvesting aan bod. Vervolgens wordt stil gestaan bij riskante gewoonten zoals alcoholconsumptie, gokgedrag en drugsgebruik. Paragraaf 4.4 is gewijd aan de gezondheid en 4.5 aan contacten met hulpverlenende instanties. In paragraaf 4.6 wordt ingegaan op de financiële situatie. In deze paragraaf wordt geen huishoudboekje gepresenteerd, maar een overzicht gegeven van problemen rond het patroon van inkomsten en uitgaven. Vervolgens wordt in paragraaf 4.7 de sociale en economische situatie van kortgestraften in zijn geheel bezien. Om meer duidelijkheid te krijgen omtrent de vraag wie de kortgestraften zijn, wordt in de laatste paragraaf een categorisering van kortgestraften gemaakt. Tot slot volgt in paragraaf 4.8 een overzicht van de conclusies uit dit hoofdstuk. 1. De in het nu volgende beschreven achtergronden van de respondenten hebben betrekking op de periode een half jaar voor de onderzochte detentieperiode.
2 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE Tijdsbesteding Werk Het hebben van een baan brengt structuur aan in de dag- en weekindeling: over het algemeen wordt men immers op vaste tijdstippen op de werkvloer verwacht. Bij bijna veertig procent (N=39) van de respondenten was een betaalde baan een half jaar voor de detentie bepalend voor de weekindeling. In gesloten inrichtingen was het aandeel respondenten met een betaalde baan circa eenderde (N=27), terwijl in de half open inrichtingen de helft (N=12) betaald werk had. Ongeveer eenvijfde (N=5) van de werkende respondenten uit gesloten inrichtingen werkte niet fulltime. Alle zelfmelders werkten wel een volle week. Zowel voor respondenten uit gesloten als uit half open inrichtingen gold, dat zij over het algemeen laaggeschoolde en laagbetaalde arbeid verrichtten, voornamelijk in de bouw, horeca, transportsector en de industrie. 2 Het merendeel (N=61) van de respondenten had derhalve geen baan. In de gesloten inrichtingen had ruim zestig procent (N=49) geen betaald werk en in de half open inrichtingen vijftig procent (N=12). Tien procent (N=10), waaronder één zelfmelder, was niet op de arbeidsmarkt actief wegens ziekte. Bijna tien procent (N=9) van de respondenten, waaronder één zelfmelder, had nog nooit een baan gehad. Een enkeling gaf als reden dat hij illegaal meer kon verdienen. De anderen die nog nooit een baan hadden gehad, gaven aan dat zij zichzelf niet in staat achtten een werkritme op te brengen. Vaak kwam in de interviews als reden voor het niet hebben van een baan het gebruik van (hard) drugs naar 3 voren. Daarover meer in paragraaf Ter vergelijking: In 1995, het jaar waarin de interviews werden afgenomen, stond zeven procent van de beroepsbevolking bij het arbeidsbureau ingeschreven als werkzoekend (CBS, 1997: 110). Onder beroepsbevolking wordt verstaan: personen van jaar oud die niet minder dan twaalf uur per week werken én beschikbaar zijn voor een baan van twaalf uur of meer of werk hebben aanvaard, waardoor ze minimaal twaalf uur per week op de arbeidsmarkt actief zijn (CBS, 1997: 104). De respondenten met werk waren allen meer dan twaalf uur op de arbeidsmarkt actief. Tien werkten echter wel zwart en zeven grijs dat wil zeggen deels wit, deels zwart. Meer hierover in paragraaf Dat wil echter niet zeggen dat drugsgebruikers niets te doen hebben: Bij bestudering van de economie van het drugsbestaan dringt zich onweerstaanbaar het beeld op van een druk leven. Gehaast bewegen de meesten zich voort door de scene, op weg om ofwel geld te verkrijgen, ofwel het uit te geven. Dit patroon herhaalt zich vele malen: geld verdienen, het weer uitgeven en vervolgens de gekochte waar consumeren zijn snel opeenvolgende cyclussen, waartussen soms slechts een korte tijdspanne ligt. Slechts weinigen gunnen zich tijd voor rondhangen, eten, een praatje maken en dergelijke (Grapendaal et al., 1991: 121).
3 66 LAAT MAAR ZITTEN Opleiding Acht respondenten, waaronder één zelfmelder, volgden voor de detentie een opleiding of een cursus. Vaak (N=5) was de gevolgde opleiding gerelateerd aan het werk van de respondent. Meestal betrof het cursussen op LBO en MBO-niveau. Het opleidingsniveau van de respondenten was over het algemeen laag, zoals blijkt uit tabel 4.1. Tabel 4.1: Hoogst voltooide opleiding Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 Alleen lagere school 40 53% 14 58% 54 LBO 22 29% 5 21% 27 MAVO/HAVO 5 7% 1 4% 6 MBO/KMBO 4 5% 2 8% 6 VWO/MULO 2 3% HBO/Universiteit 2 3% Anders 1 1% 2 8% 3 Ruim de helft (N=54) had uitsluitend de lagere school voltooid en bijna eenderde (N=27) had een opleiding op LBO-niveau afgemaakt. Zowel respondenten uit gesloten als uit half open inrichtingen waren doorgaans ongeschoold of laag opgeleid Lidmaatschap van verenigingen en andere vrijetijdsbestedingen Ongeveer een kwart (N=23) van de respondenten besteedde een half jaar voor de detentie 4 tijd aan het verenigingsleven. Zelfmelders namen significant meer deel aan het verenigingsleven dan respondenten uit gesloten inrichtingen (N=16). Een andere vorm van vrijetijdsbesteding is uitgaan. Met uitgaan wordt hier niet een weekendje weg bedoeld, maar bezoek aan café s, discotheken en andere vergelijkbare uitgaansgelegenheden. Tabel 4.2 laat zien hoe vaak de respondenten voor de detentie gingen stappen. 4. Zoals bijvoorbeeld sportclubs of duivenmelker -verenigingen.
4 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE 67 Tabel 4.2: Aantal keren uitgaan per maand voor de detentie Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 Nooit 34 45% 14 58% 48 1 tot 5 keer 16 21% 7 29% 23 5 tot 10 keer 8 11% 3 13% tot 15 keer 2 3% tot 20 keer 3 4% * Meer dan 20 keer 13 17% * In deze categorie bevonden zich drie daklozen. Hoewel zij in feite altijd uit waren, spraken zij desalniettemin toch van uitgaan. Bijna de helft van de respondenten ging nooit uit. De respondenten uit gesloten inrichtingen zochten vaker vertier buitenshuis dan de zelfmelders Dagbesteding algemeen 5 Veertig procent (N=39) richtte zich op één activiteit; bijna dertig procent (N=27) inves- 6 7 teerde tijd in twee activiteiten; zeven hadden drie eerder genoemde activiteiten en slechts twee respondenten werkten, volgden daarnaast een opleiding, waren lid van een vereniging en gingen regelmatig uit. Een kwart van de respondenten (N=25), waaronder zes zelfmelders, had geen werk, volgde geen studie, nam niet deel aan het verenigingsleven en ging ook niet regelmatig uit. Opmerkelijk is dat zes van hen, waaronder één zelfmelder, desondanks een verschil maakten tussen doordeweekse dagen en het weekend. Ruim de helft (N=56) beleefde geen verschil tussen doordeweekse dagen en het weekend. Bij bijna tachtig procent (N=43) van hen was het niet hebben van een baan daarop van invloed. Daarnaast speelden drugsgebruik en het ontbreken van een vaste woon- of 8 verblijfplaats een belangrijke rol. Zo waren de respondenten uit gesloten inrichtingen, voor wie het niet uitmaakte wat voor dag het was (N=46), voor meer dan de helft hard 5. Twaalf hadden uitsluitend een baan; vier waren alleen lid van een vereniging en 23 respondenten gingen uitsluitend uit. Geen enkele respondent richtte zich alleen op een studie. 6. De combinaties studie en werk en studie en lidmaatschap van een vereniging kwamen beide een keer voor; twee respondenten combineerden studie en uitgaan, vier werk en vereniging, zes vereniging en uitgaan en 13 uitgaan en werk. 7. Vijf respondenten werkten, gingen uit en waren lid van een vereniging. Eén respondent combineerde werk met studie en uitgaan en een ander werkte, volgde een opleiding en was lid van een vereniging. 8. Vergelijk: Spaans, 1995a: 1 en Spickenheuer, 1984: 33.
5 68 LAAT MAAR ZITTEN 9 drugsgebruikers (N=27). Een kwart van hen (N=12) was problematisch drinker en bijna een kwart (N=10) gokte. Bij de zelfmelders, die geen onderscheid kenden tussen de werkdagen en het weekend (N=10) komt een iets ander beeld naar voren. Zo bevonden zich in deze categorie slechts drie hard drugsgebruikers en twee problematische drinkers. Verder werd er door twee zelf- melders gegokt. 4.2 Leefsituatie (Familie)relaties Door het onderhouden van sociale relaties voelen mensen zich betrokken bij de samenleving. In deze paragraaf wordt nagegaan welke bindingen de respondenten hadden. Tabel 4.3 geeft een overzicht van de relatievormen van de respondenten. Tabel 4.3: Relatie voor de detentie Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 Geen relatie 33 43% 12 50% 45 Getrouwd 10 13% 3 13% 13 Samenwonend 16 21% 3 13% 19 Vriend(in), niet sa % 6 25% 23 menwonend Bijna de helft van de respondenten (N=45) had voor de detentie geen vaste relatie. Het merendeel van de respondenten had wel een relatie. Tien respondenten, waaronder twee zelfmelders, zagen hun relatie vlak voor de detentie op de klippen lopen. Zes respondenten schreven de breuk aan de detentie toe, ook al waren er vaak problemen in de relatie en was de veroordeling tot gevangenisstraf de druppel die de emmer deed overlopen. Van de overige respondenten, waarvan de relatie niet stukging, was slechts één respondent van mening dat het contact met de partner voor de detentie slecht was. De anderen vonden de band met hun partner redelijk tot zeer goed. Tabel 4.4 laat zien hoeveel respondenten kinderen hadden en waar deze voor de detentie woonden. 9. Met problematisch drinken wordt meer dan acht standaard glazen alcohol per dag bedoeld. Meer hierover in paragraaf 4.3.
6 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE 69 Tabel 4.4: Kinderen voor de detentie * ** Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 Geen kinderen 30 39% 11 46% 41 Kinderen woonden bij beide 8 11% 2 8% 10 ouders Kinderen woonden alleen bij 19 25% 4 17% 23 moeder Kinderen woonden verspreid 5 7% 3 13% 8 (bij verschillende moeders; kindertehuizen, etc.) Kinderen woonden zelfstan- 2 3% 3 13% 5 dig Vader had geen contact met 11 14% 1 4% 12 kinderen * ** Anders 1 1% Waar de kinderen van deze vaders woonden, is niet bekend. De partner van deze respondent was voor de detentie zwanger; tijdens zijn detentie is de respondent vader geworden. Veertig procent van de respondenten (N=41) had geen kinderen. De overige respondenten (N=59), zowel uit gesloten inrichtingen als zelfmelders, hadden gemiddeld twee tot drie kinderen. Met name onder respondenten uit gesloten inrichtingen was een relatief grote groep die geen contact meer met de kinderen had. Het is niet duidelijk in hoeverre de detentie hieraan debet was. Ongeveer de helft van de vaders (N=30) had de kinderen niet over de detentie verteld, deels omdat ze te jong gevonden werden, deels omdat het contact niet goed of verbroken was. Een aantal vaders legde overigens veel creativiteit aan de dag om de detentie voor hun kinderen te verhullen. Zo werd hen onder andere wijsgemaakt dat vader internationaal vrachtwagenchauffeur was of op een booreiland zat. Een respondent, die schilder van beroep was, kwam op het idee om zijn jonge kinderen te vertellen dat hij de gevangenis aan het schilderen was. Hij had zoveel werk in dat grote gebouw dat het handiger was om daar ook te blijven slapen. Negen vaders kozen ervoor sommige van hun kinderen wel over de detentie in te lichten en andere kinderen niet. De overige respondenten (N=20) hebben al hun kinderen op de hoogte gesteld. Bijna de helft van de vaders (N=29) vond het contact met de kinderen redelijk tot goed. De andere vaders deden geen uitspraak over de kwaliteit van de relatie omdat zij geen contact met de kinderen hadden of omdat zij de kinderen te jong achtten om te kunnen spreken van een band Woonsituatie
7 70 LAAT MAAR ZITTEN Het merendeel van de respondenten beschikte voor de detentie over zelfstandige woonruimte. Tabel 4.5 geeft verder inzicht in de woonsituatie van de respondenten. Tabel 4.5: Woonsituatie voor de detentie Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 Zelfstandige woonruimte 42 55% 16 67% 58 - Woonwagen 2 3% - 2 Bij familie 9 12% 3 13% 12 Bij vrienden/kennissen 1 1% Op kamers/onderhuur 8 11% 3 13% 11 Geen vaste woon- of verblijf % 2 8% 15 plaats Anders 1 1% Onder de zelfmelders bevonden zich significant meer personen met een zelfstandige woonruimte. Onder de respondenten uit gesloten inrichtingen bevond zich een aanzienlijke groep (N=13) daklozen. De meesten van hen beschikten voor de detentie echter wel over een postadres zodat ze een uitkering konden ontvangen. Toch zijn er ook nog twee dakloze zelfmelders. Zij moeten uiteraard een postadres hebben gehad. Ruim tweederde van de respondenten (N=73) gaf aan niet of nauwelijks contact met de buurt te onderhouden. Vijf respondenten vonden hun betrekkingen met de directe leefomgeving ronduit slecht, één op de zeven achtte de contacten met de buurt redelijk en acht waren zeer te spreken over de buurt. 4.3 Riskante gewoonten Onder riskante gewoonten wordt het gebruik van alcohol, gokken en het gebruik van soft en hard drugs verstaan. Allereerst wordt in deze paragraaf op het alcoholgebruik ingegaan. Vervolgens wordt ingegaan op gokken en aan het einde van deze paragraaf komt het gebruik van hard en soft drugs aan bod Alcohol Meer dan de helft van de respondenten dronk (N=61) regelmatig. Bijna zestig procent van de respondenten uit gesloten inrichtingen (N=43) en driekwart van de zelfmelders (N=18) nuttigde alcoholische dranken. In hoeverre is dit alcoholgebruik echter problematisch te noemen? In de literatuur wordt de grens getrokken bij acht glazen per dag (NIGZ, 1996:
8 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE ). Ongeveer eenvijfde van de respondenten (N=21) dronk voor de detentie meer dan acht glazen per dag. Het betrof hoofdzakelijk respondenten uit gesloten inrichtingen 11 (N=18). Het aantal respondenten dat regelmatig alcohol tot zich nam, was in de zelfmeldinrichtingen relatief hoog. Problematische alcoholconsumptie kwam echter vaker voor bij respondenten uit gesloten inrichtingen. Ruim eenvijfde van alle respondenten (N=22) gaf verder te kennen dat zij het uitgangsdelict onder invloed van alcohol hadden gepleegd. Het overgrote merendeel van hen was in gesloten inrichtingen opgenomen (N=20). Bijna veertig procent van alle respondenten (N=39) gaf toe in het verleden ooit delicten onder invloed van alcohol te hebben gepleegd. Wederom waren het met name respondenten uit gesloten gevangenissen (N=32) die aangaven ooit over de schreef te zijn gegaan onder invloed van alcohol. Van alle respondenten vond bijna eenderde (N=28) de eigen alcoholconsumptie problematisch. Het grootste deel van hen (N=23) zat een straf uit in een gesloten inrichting Gokken 12 Twintig procent van alle respondenten gokte voor de detentie wekelijks. Onder de respondenten in gesloten inrichtingen (N=15) bevonden zich naar verhouding evenveel gokkers als bij de zelfmelders (N=5). Ook hier rijst de vraag in hoeverre dit gokgedrag problematisch genoemd kan worden. In de literatuur over gokken wordt geen criterium vermeld. 13 Afgaande op het oordeel van de respondenten zelf, vertoont slechts een klein deel van de respondenten problematisch gokgedrag. Zeven respondenten, waaronder drie zelfmelders, waren van mening dat het eigen gokgedrag problematisch was. 10. Sommigen stellen een strengere norm voor: zes glazen alcohol per dag (Breteler en Schippers, 1995: 5). Als deze norm gehanteerd wordt, blijft de groep problematische drinkers in dit onderzoek even groot. 11. Ter vergelijking: acht tot tien procent van de Nederlandse bevolking heeft problemen met alcohol, dat wil zeggen drinkt meer dan zes glazen alcohol per dag (Breteler en Schippers, 1995: 5). 12. Zie voor een beschrijving van gokverslaving en daaraan gerelateerde criminaliteit in Nederland: Van den Heuvel en Van Kalmthout, Zie voor een overzicht van de markt van het gokken en de spelers in Nederland: Van t Veer, Moerland en Fijnaut, 1993: De auteurs schetsen de problemen rondom het gokken aan de hand van een ruim overzicht van de literatuur op dit terrein.
9 72 LAAT MAAR ZITTEN Soft en hard drugs In de onderzoeksgroep waren drugsgebruikers ruim vertegenwoordigd: bijna de helft van alle respondenten (N=46) gebruikte hard drugs. Onder de respondenten uit gesloten inrichtingen kwam hard drugsgebruik veel meer voor (N=41) dan onder de zelfmelders (N=5). Eenderde van de respondenten (N=34) gebruikte soft drugs. In de gesloten inrichting gebruikte bijna de helft van de respondenten (N=30) soft drugs en in de zelfmeldinrichtingen eenzesde deel (N=4). 14 De hard drugsgebruikers gebruikten hoofdzakelijk heroïne (N=11), cocaïne (N=17) of een combinatie van beide (N=17). Slechts drie respondenten namen (daarnaast) andere 15 stoffen of combinaties van drugs tot zich. Het shotten van drugs als heroïne en cocaïne 16 kwam in de onderzoeksgroep bijna niet voor. De meeste gebruikers dienden zich drugs toe door middel van basen of chinezen. De soft drugsgebruikers rookten cannabisprodukten Combinaties Ruim eenderde (N=38) waaronder vijftien zelfmelders, gokte niet, gebruikte geen drugs en dronk minder dan acht glazen alcohol per dag. In deze groep bevonden zich negen respondenten, waaronder één zelfmelder, die geen alcohol gebruikte. Slechts één respondent dronk problematisch, gebruikte hard en soft drugs en gokte. Ruim zestig procent (N=62) combineerde één tot drie riskante gewoonten. Het merendeel van hen kwam uit gesloten inrichtingen (N=53). 4.4 Gezondheid Uit de vorige paragraaf is duidelijk geworden dat een aanzienlijk deel van de respondenten er een minder gezonde levensstijl op na hield. Dat brengt ons bij de beschrijving van de gezondheid van de respondenten. Tabel 4.6 biedt een overzicht van de mate en de aard van de medische problemen. 14. Ter vergelijking: in Nederland wordt het aantal hard drugsgebruikers per jaar op geschat. Bij circa negentig procent van de gebruikers is sprake van afhankelijkheid en problematisch drugsgebruik. Het aantal soft drugsgebruikers per jaar wordt in Nederland op circa geschat. Bij twee procent van de gebruikers is het soft drugsgebruik problematisch (Breteler en Schippers, 1995: 5). 15. Dat wil zeggen het intraveneus toedienen van drugs. 16. Door meerdere onderzoekers is aangegeven dat het intraveneuze gebruik terugloopt: Grapendaal et al, 1991, Weijenburg, 1996, Grund, Dat wil zeggen het roken van gekookte coke uit een waterpijp, meestal gevuld met een sterk alcoholische drank. Het is ook mogelijk met behulp van een stuk glas en zilverpapier (De Vlieger, 1997: 5). 18. Gebruikswijze waarbij cocaïne of heroïne op zilverpapier of aluminiumfolie wordt verhit en de dampen via een buisje worden opgezogen, geïnhaleerd (De Vlieger, 1997: 9).
10 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE 73 Tabel 4.6: Medische klachten voor de detentie Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 Geen medische klachten 54 71% 16 67% 70 Last van gewrichten, rug en/of 6 8% 4 17% 10 nek Last van longen, lever, maag 10 13% 2 8% 12 en/of hart Last van gevolgen beroertes, 3 4% 1 4% 4 epilepsie * Overige 3 4% 1 4% 4 * In deze categorie is onder andere één HIV-geïnfecteerde geplaatst. Deze respondent zat zijn straf uit in een gesloten inrichting. Ruim tweederde van de respondenten (N=70) had voor de detentie geen medische klachten, bijna eenderde (N=30) had dat wel. Vrijwel alle respondenten met medische klachten (N=28) stonden voor de detentie onder doktersbehandeling (N=28). Een kwart van de respondenten (N=25) gaf te kennen voor de detentie psychische problemen te hebben gehad. Een kwart van de respondenten (N=19) uit gesloten inrichtingen en een kwart van de zelfmelders (N=6) had last van onder andere nachtmerries, hyperventilatie, claustrofobie en agorafobie. De meesten (N=16) hadden voor deze problemen hulp gezocht bij een arts, psychiater of psycholoog. Medische en psychische problemen kwamen vaak in combinatie voor: ongeveer de helft van de respondenten met fysieke problemen (N=16) had volgens eigen zeggen ook last van psychische problemen. Eenderde van de respondenten met medische problemen (N=11) gebruikte hard drugs en nog eens eenderde (N=11) kon tot de problematische drinkers worden gerekend. Hun lichamelijke problemen hielden waarschijnlijk verband met drank en drugsgebruik. Zes respondenten met fysieke kwalen waren gokkers. Twee van hen gebruikten eveneens hard drugs en een ander dronk meer dan zes glazen alcohol per dag. Ruim de helft van de respondenten met psychische problemen gebruikte hard drugs (N=13) en tien waren problematische drinkers. Zes respondenten met problemen op het psychische vlak gokten. Twee van hen waren daarnaast problematische drinkers en één van deze zes gokkers gebruikte ook hard drugs.
11 74 LAAT MAAR ZITTEN 4.5 Hulpverlening 19 Ruim de helft van de respondenten (N=52), waaronder acht zelfmelders, heeft ooit hulp gezocht bij een CAD. Het ging daarbij hoofdzakelijk om problemen met alcohol (N=14) en drugs (N=32). In een paar gevallen (N=2) was gokken de reden om hulp te zoeken. Bij de overige hulpverzoeken (N=4) was er sprake van een combinatie van problemen. 20 Voor de detentie had ruim eenderde van de respondenten (N=37) contact gehad met de 21 reclassering in het kader van vroeghulp. Voor bijna veertig procent van hen (N=38) werd door de reclassering een voorlichtingsrapportage geschreven in verband met de rechtszaak op grond waarvan zij tot de onderzochte detentieperiode waren veroordeeld. De respondenten uit de half open inrichtingen hadden relatief minder vaak contact met de reclassering: voor zes respondenten werd een voor- lichtingsrapportage geschreven en vier hadden vroeghulp gehad. 4.6 Financiële situatie Inkomstenpositie In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk is gebleken dat het merendeel van de respondenten een half jaar voor de detentie geen betaald werk had. Bijna veertig procent (N=39) had wel een betaalde baan. Opvallend is dat de respondenten uit gesloten inrichtingen veel vaker geen inkomsten uit arbeid hadden dan de zelfmelders. Ruim de helft van de werkende respondenten werkte overigens wit (N=22). De overigen (N=17) werkten zwart of grijs, dat wil zeggen deels wit, deels zwart. Verder 22 werkte bijna tweederde (N=25) in loondienst. Ruim eenderde (N=14) werkte voor zichzelf. Daar veel respondenten geen betaald werk hadden, ligt het voor de hand dat het merendeel van een uitkering moest rond komen. Tabel 4.7 geeft een overzicht van de door de respondenten genoten uitkeringen. 19. Dat kan ook langer geleden zijn dan een half jaar voor de onderzochte detentieperiode. 20. Ter vergelijking: in 1993 registreerden de Consultatiebureau s voor Alcohol en Drugs (CAD) nieuwe cliënten. Bij cliënten was alcohol het hoofdprobleem, bij circa 9200 personen was het drugsgebruik uit de hand gelopen en bij ongeveer 3800 aanmeldingen was gokken het grootste probleem. In 2000 gevallen was geen sprake van een hoofdprobleem. Twintig procent van alle aanmeldingen betrof vrouwen. Circa eenderde van de CAD-contacten wordt eenzijdig door de cliënt beëindigd (Breteler en Schippers, 1995: 14). 21. Met vroeghulp wordt bedoeld het bezoek van een medewerker van de reclassering op het politiebureau. Tijdens dit contact wordt bekeken wat er allemaal voor de cliënt geregeld moet worden in verband met zijn verblijf op het politiebureau en eventuele verdere detentie. In het vorige hoofdstuk is uitgelegd dat een aantal respondenten niet precies wist op grond van welke zaak zij tot de onderzochte detentieperiode waren veroordeeld. Sommigen bleken op basis van een geheel andere zaak te zijn veroordeeld dan zij zelf in gedachte hadden. Kortom: het antwoord op de vraag naar vroeghulp is niet erg betrouwbaar. Hetzelfde geldt voor de voorlichtings- rapportage. 22. Een voorbeeld van grijs werk: één respondent werkte overdag wit als schilder in loondienst. In de avonduren kluste hij echter zwart als schilder.
12 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE 75 Tabel 4.7: Uitkering voor de detentie Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 Geen uitkering 27 36% 11 46% 38 * ABW/RWW 35 46% 11 46% 46 ** WW 5 7% 1 4% 6 *** AAW 1 1% **** WAO 8 11% 1 4% 9 * ** *** **** Algemene Bijstandswet: de ABW werd aan iedere Nederlander hier te lande verstrekt, die niet in staat was om in de noodzakelijke kosten van zijn of haar bestaan te voorzien en die ook geen beroep kon doen op een andere sociale wet of voorziening (Kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid, 1995: 68-71). Rijksgroepsregeling Werkloze Werknemers: de RWW voorzag in de noodzakelijke kosten van het bestaan in het geval dat geen andere wettelijke regelingen meer van toepassing waren. De RWW was gebaseerd op de ABW (Kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid, 1995: 66-68). Met de inwerkingtreding van de Algemene bijstandswet (Abw) op 1 januari 1996 zijn de ABW en de RWW komen te vervallen. Diegenen die voorheen voor de ABW of RWW in aanmerking kwamen, vallen sindsdien onder de Abw (Kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid, 1996: 68-72). De overige in deze tabel genoemde uitkeringen zijn onveranderd gebleven met de invoering van Abw. Werkloosheidswet: de uitkering wordt uitgekeerd in het geval de werknemer werkloos is en voor de werkloosheid voldoende weken heeft gewerkt (Kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid, 1995: 53-60, 1996: 54-60). Algemene Arbeidsongeschiktheidswet: recht op AAW heeft diegene die gedurende één jaar voortdurend voor ten minste 25% arbeidsongeschikt is geweest en na afloop van dat jaar nog steeds voor ten minste 25% arbeidsongeschikt is. Daarnaast moet de uitkeringsgerechtigde tussen de 18 en 65 jaar oud zijn en moet in het jaar, onmiddellijk voorafgaande aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid, met arbeid een bepaald inkomen zijn verdiend (Kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid, 1995: 28-34, 1996: 29-35). Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering: recht op WAO heeft de werknemer onder 65 jaar, die voor 15% of meer arbeidsongeschikt is, nadat deze arbeidsongeschiktheid één jaar heeft geduurd (Kleine Gids voor de Nederlandse sociale zekerheid, 1995: 24-28, 1996: 24-29). Het overgrote deel (N=52) van de genoten uitkeringen bestond uit werkloosheidsuitkeringen (ABW/RWW, WW). De andere uitkeringen (N=10) werden in verband met ziekte uitgekeerd. Tien respondenten, waaronder één zelfmelder, hadden voor de detentie zowel een betaalde baan als een uitkering. In bijna alle gevallen (N=8) waren de inkomsten uit arbeid zwart of gedeeltelijk zwart (grijs). Twee respondenten hadden een wit, maar onregelmatig inkomen omdat zij voor uitzendbureau s werkzaam waren. Zij kwamen in aanmerking voor een aanvullende uitkering. Negen geïnterviewden, allen uit gesloten inrichtingen, hadden een baan noch een uitkering. Vier van hen hadden geen vaste woonplaats en ook geen postadres, zodat zij niet voor een uitkering in aanmerking kwamen. Nog eens vier van hen werden door hun partner en/of familieleden onderhouden en één respondent leefde uitsluitend van diefstallen.
13 76 LAAT MAAR ZITTEN Uitgavenpositie Naast de kosten voor het levensonderhoud en andere vaste lasten bijvoorbeeld met betrekking tot wonen, hadden de respondenten ook andere uitgaven. Zoals we reeds gezien hebben, heeft het overgrote deel van de respondenten problemen met riskant gedrag. 23 Aan alcohol werd gemiddeld circa ƒ60 per week gespendeerd (N=61). De problema- 24 tische gebruikers (N=21) gaven wekelijks ongeveer ƒ140 uit aan drank. Het merendeel van de respondenten die alcohol gebruikten, had voor de detentie een uitkering (N=37). Ook de meeste problematische drinkers hadden voor de detentie een uitkering (N=16). Gemiddeld werd ongeveer ƒ225 per week aan gokken besteed (N=20). De meeste gokkers (N=14) moesten voor de detentie van een uitkering rondkomen. Zeven gokkers kwamen volgens eigen zeggen door hun gokgedrag in financiële problemen. Zes respondenten gaven aan dat zij het uitgangsdelict gepleegd hadden, omdat zij door gokken in financiële problemen waren gekomen. Zeven respondenten gaven verder aan in het verleden delicten te hebben begaan vanwege financiële problemen als gevolg van hun gokgedrag. De soft drugsgebruikers (N=34) spendeerden gemiddeld ongeveer ƒ90 per week aan cannabis-produkten. Een aanzienlijk deel (N=27) van hen moest van een uitkering rondkomen. Aan hard drugs (N=46) werd per week meer besteed: gemiddeld circa ƒ630. De meeste hard drugsgebruikers (N=35) moesten voor de detentie rond zien te komen van een uitkering. Het merendeel van de consumenten van hard en soft drugs (N=32) kwam in financiële problemen door het gebruik van deze middelen. Bijna eenderde van de respondenten (N=30) gaf aan dat zij omwille van geldzorgen veroorzaakt door hun drugsgebruik het uitgangsdelict hadden gepleegd. Ruim eenderde (N=37) had in het verleden ook delicten gepleegd als gevolg van geldzorgen door drugsgebruik Schuldenpositie In het voorafgaande is naar voren gekomen dat het merendeel van de respondenten geen inkomsten had uit betaald werk. Daarnaast werd veel geld uitgegeven aan alcohol, gokken en drugs. Mede hierdoor was hun financiële situatie precair. Dat blijkt ook uit tabel 4.8, 23. Dit bedrag is een schatting, gebaseerd op het gemiddeld aantal glazen dat per week gedronken werd. Het gemiddeld aantal glazen is met ƒ1 vermenigvuldigd. Er is gekozen voor zo n laag bedrag omdat de respondenten zelf ook wijn en bier inkochten en niet uitsluitend in de horeca alcohol tot zich namen. 24. Idem. 25. Acht respondenten gaven gemiddeld veel meer uit aan hard drugs (gemiddeld circa ƒ3500) omdat zij niet alleen voor eigen gebruik kochten. Deze dealers zijn hier verder buiten beschouwing gelaten, omdat zij niet in staat waren aan te geven voor hoeveel zij zelf gebruikten. 26. In een onderzoek uit 1991 komen de onderzoekers op een bedrag van ƒ2380 uit, dat maandelijks door drugsgebruikers aan hard drugs, cannabis en alcohol werd besteed. In hetzelfde onderzoek wordt geconstateerd dat bijna zeventig procent van de uitgaven van drugsgebruikers drugsgerelateerd zijn. Slechts zes procent wordt besteed aan vaste lasten en vijftien procent aan levensonderhoud. Ongeveer eentiende is gereserveerd voor overige uitgaven (Grapendaal et al, 1991: 127).
14 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE 77 die een overzicht geeft van het aantal respondenten met schulden. Tabel 4.8: Aantal respondenten met schulden een half jaar voor de onderzochte detentieperiode Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 Geen schulden 34 45% 10 42% 44 Tot ƒ % 4 17% 24 ƒ5000 tot ƒ % 2 8% 10 ƒ tot ƒ % 7 29% 18 Meer dan ƒ % 1 4% 4 Meer dan de helft van de geïnterviewden (N=56) had schulden. Bij aanvang van de detentie was de schuldenlast nog niet weggewerkt. Relatief gezien hadden evenveel respondenten uit gevangenissen als uit zelfmeldinrichtingen schulden. De laatsten hadden echter wel relatief vaker hoge schulden van meer dan ƒ Op zichzelf hoeven schulden niet problematisch te zijn. Kenmerkend voor een problematische schuldsituatie is dat zij (groten)deels samengaat met bestaansonzekerheid, bijvoorbeeld ten gevolge van een laag opleidingsniveau en/of uitkeringsafhanke-lijkheid (De 27 Greef, 1992: 21-22). Uit het voorafgaande is gebleken dat dit bij een groot deel van de onderzoeksgroep het geval is. Zeventig procent van de respondenten met schulden (N=40) ontving voor de detentie een uitkering en bijna zestig procent (N=32) had uitsluitend de lagere school voltooid. Verder blijken onder de respondenten met schulden veel problematische drinkers (N=12), gokkers (N=10), soft drugs (N=24) en hard drugsgebruikers (N=29) te zijn. 28 Uit de literatuur over schulden blijkt verder dat gezinnen met kinderen meer kans lopen om in financiële problemen verzeild te raken (De Greef, 1992: 107). In paragraaf bleek dat twaalf respondenten voor de detentie bij de kinderen en hun moeder woonden. Acht van deze huishoudens hadden te kampen met schulden vanaf ƒ5000 tot meer dan een ton. De overige vier hadden geen schulden. Bij alleenstaande ouders is het risico van schulden nog groter, maar geen enkele respondent was voor de detentie alleenstaand ouder. Tot nu toe is alleen gesproken over de hoogte van de schulden. Tabel 4.9 geeft meer inzicht in de aard van de schulden. 27. Zie voor meer achtergrondinformatie over schulden en problematische schulden in Nederland: Vermeulen et al, 1992; Commissie Schuldenproblematiek: Ter vergelijking: door de Tweede Kamer werd een aantal jaren geleden de volgende trend gesignaleerd: Er is een aanwas op de schuldenmarkt van nieuwe, moeilijker te helpen, probleemgroepen zoals allochtonen, verslaafden en langdurig werklozen. Naar het zich laat aanzien concentreert de schuldenproblematiek zich meer en meer onder mensen die zich in meervoudige achterstandsituatie bevinden (TK , : 9).
15 78 LAAT MAAR ZITTEN Tabel 4.9: Crediteuren Gesloten in- Half open inrich- Totaal richtingen tingen Familie en vrienden 9 14% 2 8% 11 12% Justitiële kosten: 9 14% 2 8% 11 12% Boetes, schadevergoedingen, ontruimingskosten, advocaat * Banken 13 20% 7 24% 20 22% Instanties: 18 27% 6 28% 24 27% Verzekeringen, belasting, sociale dienst, studiefinanciering Wonen: 15 23% 7 24% 22 24% Huur, gas en licht, PTT, kijken luistergeld Overige: 1 2% 2 8% 3 3% Winkels, postorderbedrijven Totaal aantal schulden * Hoofdzakelijk de Gemeentelijke Kredietbank (GKB). Een GKB opereert zonder winstoogmerk en kan huishoudens met financiële problemen helpen door kleine kredieten voor de aanschaf van duurzame consumptiegoederen te verstrekken en door het treffen van schuldregelingen (De Greef, 1992: 43-44). 29 Hypotheken zijn in tabel 4.9 buiten beschouwing gebleven. Opvallend is dat de respondenten praktisch geen schulden hadden, die als een investering in de toekomst kunnen worden gezien. Zo hadden bijvoorbeeld slechts drie personen nog een studieschuld open staan. Ongeveer eenvijfde (N=13) van de respondenten met schulden, hoopte tijdens de detentie nog iets aan de schulden te kunnen doen door maandelijks te blijven aflossen en/of via hulpverlening tot een aflossingsregeling te komen. Een enkeling stond op het punt om zich failliet te laten verklaren om zo aan zijn crediteuren te kunnen ontkomen Sociale en economische achtergronden: vijf categorieën kortgestraften In het voorafgaande zijn diverse kanten van de sociale en economische situatie van de 29. Er waren in totaal slechts acht respondenten met een eigen huis. Eén gaf aan dat hij nog een hypotheek aan het aflossen was. Zie ook paragraaf Het is overigens een wijdverbreid misverstand dat debiteuren door zich failliet te laten verklaren aan hun schuldeisers kunnen ontsnappen. Zodra het faillissement is opgeheven, kunnen de crediteuren weer aanspraak maken op terugbetaling van de schulden (Verpalen en De Jonge, 1992: 183).
16 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE 79 respondenten belicht. Daarbij is duidelijk geworden dat de groep kortgestraften uit dit onderzoek tamelijk heterogeen is; er kan eigenlijk niet gesproken worden over de kortgestrafte. De vraag is of een dergelijke heterogene groep het beste opgedeeld kan worden in enkele meer homogene groepen. In deze paragraaf zal worden getracht verschillende categorieën kortgestraften te onderscheiden. Allereerst zijn verschillende cluster- analyses uitgevoerd, maar die leverden inhoudelijk moeilijk te interpreteren resultaten op. Vervolgens is getracht tot een indeling te komen door bepaalde factoren aan te wijzen, die min of meer een voorwaarde zijn voor een aangepast bestaan. In de eerste plaats is dat het hebben van huisvesting. Zonder woonruimte wordt het moeilijk om werk te vinden, laat staan te behouden. Ten tweede het zich onthouden van riskante gewoonten: een verslaving legt immers een zware hypotheek op het houden van werk en huisvesting. Bovendien verhoogt het de kans op recidive. Het hebben van werk is een derde factor die van invloed is op de integratie in de samenleving: werk structureert de tijdsindeling en verschaft inkomen. Met de variabelen werk, huisvesting en riskante gewoonten zijn theoretisch acht combinaties mogelijk, waarvan er in de praktijk vijf gevonden werden, elk met een gemiddelde leeftijd van 32 jaar. Tabel 4.10 geeft een overzicht van deze vijf categorieën kortgestraften.
17 80 LAAT MAAR ZITTEN Tabel 4.10: Overzicht categorieën kortgestraften Categorieën Gesloten inrichtingen Half open inrichtingen Totaal N=76 N=24 N=100 1 Dakloze verslaafden (zon % 1 4% 14 der werk) 2 Werkloze verslaafden (met 30 39% 4 17% 34 huisvesting) 3 Werkende verslaafden (met 10 13% 4 17% 14 huisvesting) 4 Werkloze niet-verslaafden 7 9% 6 25% 13 (met huisvesting) 5 Werkende niet-verslaafden 16 21% 8 33% 24 (met huisvesting) * Overige % 1 * Onder overige bevindt zich één dakloze respondent, die echter geen riskante gewoonten had en regelmatig werkte. Tabel 4.10 laat zien dat drie van de vijf categorieën gerelateerd zijn aan het hebben van riskante gewoonten. Ruim zestig procent van de respondenten valt in één van deze drie categorieën. Opvallend maar wel begrijpelijk is dat de respondenten uit gesloten inrichtingen daarin oververtegenwoordigd zijn. De zelfmelders zijn meer prominent aanwezig bij de niet-verslaafden, in de vierde en de vijfde categorie. In de nu volgende subparagrafen worden de verschillende categorieën kortgestraften beschreven. Daarbij zullen de variabelen die als basis voor de indeling dienen verder worden uitgewerkt. In dit hoofdstuk is duidelijk geworden dat bepaalde illegale of zwarte verdiensten door de respondenten onder de noemer werk worden gebracht. Daarom wordt een nader onderscheid gemaakt tussen wit en illegaal of zwart werk. Bij het hebben van riskante gewoonten wordt er scherp op gelet of het uitsluitend om een alcohol- of gokprobleem gaat of om gebruik van hard drugs eventueel in combinaties met ander problematisch gedrag en bij diegenen die voor de detentie huisvesting hadden, wordt gekeken of deze zelfstandig was of niet. Bij de uitwerking van de verschillende categorieën zullen verder de tijdsbesteding, de leefsituatie, de gezondheid en de financiële omstandigheden voor de detentie beschreven worden. Ook komt de etnische achtergrond aan bod. Tot slot zal voor elke categorie worden weergegeven of de respondenten in gesloten of half open inrichtingen hun straf hebben uitgezeten en tot op welke hoogte er sprake is van eerdere detentie-ervaring.
18 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE Dakloze verslaafden (N=14) Respondenten die tot deze categorie behoren, namen voor de detentie in de samenleving een uiterst marginale positie in. Bijna niemand in deze categorie beleefde een verschil tussen doordeweekse dagen en het weekend. Dat is niet verwonderlijk daar niemand door regelmatig werk of een opleiding in staat was de eigen tijd te structureren. Het merendeel van deze respondenten had voor de detentie geen relatie (N=10), de helft had ook geen kinderen. Bijna eenderde (N=4) was afkomstig uit een etnische minderheid. Bijna alle respondenten in deze categorie gebruikte hard drugs al dan niet in combinatie met alcohol en/of gokken. Tien van de veertien respondenten hadden ooit contact met het CAD. Opmerkelijk is dat ondanks het onregelmatige leven, niemand in deze categorie medische klachten had. Slechts twee respondenten gaven aan dat zij psychische klachten hadden. De financiële situatie was slecht. Tien van de veertien respondenten had een uitkering. Meer dan de helft had schulden (N=8). Slechts één respondent uit deze categorie had zijn straf in een half open inrichting uitgezeten. Op een enkeling na had iedereen in deze categorie al eerder detentie-ervaring opgedaan. Ruim eenderde (N=5) had vanaf zijn achttiende jaar eentiende tot een kwart van zijn leven in detentie doorgebracht. Bij twee respondenten betrof dit een kwart tot de helft en bij één respondent was het zelfs meer dan de helft van zijn leven als strafrechtelijk volwassene Werkloze verslaafden (N=34) Ook deze categorie bestaat uit respondenten die een marginale plaats in de samenleving innemen. Hun situatie is niet zo precair als die van de daklozen, omdat deze respondenten wel over huisvesting beschikten. Bijna tweederde (N=22) zag geen verschil tussen doordeweekse dagen en het weekend. Ruim eenderde (N=13) had een relatie, zeven van hen woonden samen of waren getrouwd. Ongeveer de helft had kinderen (N=18). Tien respondenten waren van niet-nederlandse afkomst. Eenvijfde (N=7) gebruikte uitsluitend op problematische wijze alcohol, één respondent had een gokprobleem en de overige respondenten in deze categorie combineerden het gebruik van hard drugs met alcohol en/of gokken. Driekwart (N=26) had ooit contact met het CAD. Bijna de helft (N=15) gaf aan voor de detentie medische problemen te hebben gehad en ruim eenderde (N=13) maakte melding van psychische problemen. Het merendeel (N=30) leefde voor de detentie van een uitkering. Meer dan de helft (N=22) had schulden. Eentiende (N=4) zat een straf uit in een half open inrichting. Eén respondent in deze categorie had geen detentie-ervaring. Ongeveer een kwart (N=9) had één tot vijf procent en nog eens een kwart (N=9) had vijf tot tien procent van zijn volwassen leven in detentie doorgebracht. Ook in deze categorie bevond zich één respondent die vanaf zijn achttiende jaar meer dan de helft van de tijd gedetineerd is geweest.
19 82 LAAT MAAR ZITTEN Werkende verslaafden (N=14) De helft had een relatie voor de detentie. Drie respondenten waren getrouwd of woonden samen. Zes respondenten hadden kinderen. Ruim eentiende (N=2) kwam uit een etnische groep. Veertig procent (N=6) beleefde geen verschil tussen het weekend en doordeweekse dagen. In vergelijking met de vorige twee categorieën is dit een kleiner aantal. Een verklaring daarvoor is dat iedereen in deze categorie werk had. Acht respondenten hadden zwart werk en zes wit. Vier respondenten hadden te kampen met problematisch alcoholgebruik en twee met gokken. De rest combineerde hard drugsgebruik met alcohol en/of gokken. Ongeveer de helft (N=8) had ooit contact met het CAD. Eenderde (N=5) had medische problemen voor de detentie en nog eens eenderde (N=5) had psychische problemen. Vijf respondenten ontvingen voor de detentie een uitkering en de helft had nog schulden open staan. Bijna dertig procent (N=4) zat de onderzochte strafperiode in een zelfmeldinrichting uit. Op één na had iedereen in deze categorie voor de onderzochte detentie al andere vrijheidsstraffen uitgezeten. Ongeveer eenvijfde (N=3) bracht vijf tot tien procent als volwassene in detentie door en de helft (N=7) tien procent tot een kwart Werkloze niet-verslaafden (N=13) Bijna een kwart (N=4) beleefde voor de detentie verschil tussen het weekend en de gewone dagen. Ruim zestig procent (N=9) had een relatie, vier van hen waren getrouwd of woonden samen. Het merendeel (N=10) had kinderen. Minder dan eenderde (N=4) was van niet- Nederlandse afkomst. Bijna eenderde (N=4) had medische klachten en vijftien procent (N=2) psychische problemen. In het verleden bleken vier respondenten bij het CAD te zijn geweest. Op één respondent na ontving iedereen in deze categorie voor de detentie een uitkering. Iets meer dan de helft (N=8) had schulden. Bijna de helft (N=6) zat in een half open inrichting. Twee respondenten hadden geen eerdere detentie-ervaring en één van hen had geen strafblad voordat hij de onderzochte detentie opgelegd kreeg. Meer dan de helft (N=7) had als volwassene minder dan vijf procent van hun leven in detentie doorgebracht.
20 HET LEVEN VOOR DE DETENTIE Werkende niet-verslaafden (N=24) Eenvijfde (N=5) van de respondenten uit deze categorie beleefde geen verschil tussen doordeweekse dagen en het weekend. Dit relatief lage percentage in vergelijking met andere categorieën wordt verklaard door het hebben van werk. Tweederde (N=16) had wit werk. Bijna iedereen (N=21) had een relatie. Tweederde (N=17) was getrouwd of woonde samen. Tweederde (N=17) had ook kinderen. Zestien procent kwam uit een etnische groep. Eenvijfde (N=5) had medische problemen voor de detentie, een enkeling gaf aan dat hij psychische klachten had. Drie respondenten hadden in het verleden contact gehad met het CAD. Vier respondenten ontvingen een uitkering en tien hadden schulden. Eenderde (N=8) zat zijn straf uit in zelfmeldinrichtingen. In de categorie bevonden zich maar liefst zeven respondenten zonder eerdere detentie-ervaring. Twee van hen hadden een blanco strafblad voordat zij tot de onderzochte detentie werden veroordeeld. Bijna de helft (N=11) had minder dan vijf procent van het volwassen leven in detentie doorgebracht. 4.8 Conclusie Het overheersende beeld van kortgestraften is dat van mensen die in de marge van de samenleving worstelen met werkloosheid, dakloosheid en verslavingsproblemen, problemen die vaak met elkaar samenhangen en elkaar versterken. Door vijf categorieën kortgestraften te onderscheiden is duidelijk gemaakt dat er verschil bestaat in de mate waarin kortgestraften zijn gemarginaliseerd. De maatschappelijke positie van kortgestraften varieert van een plaats aan de rafelrand van de samenleving dakloos, verslaafd en zonder regelmatige inkomsten tot een meer aangepast bestaan, dat wil zeggen met huisvesting en inkomen zonder verslavingsproblemen. Ruim zestig procent van de respondenten hoort in de eerste tot en met derde categorie verslaafden. Ruim eenderde valt in de meer gunstige vierde en vijfde categorie niet-verslaafden. In schema 4.1 wordt een overzicht gegeven waarin de verschillende categorieën worden vergeleken. Hoewel het om relatief kleine aantallen gaat, is toch gebruik gemaakt van percentages om tot een vergelijking te kunnen komen.
Het leven na de detentie
HET LEVEN NA DE DETENTIE 115 Hoofdstuk 6 Het leven na de detentie Inleiding In hoofdstuk 5 is beschreven hoe het de respondenten tijdens de detentie is vergaan. In dit hoofdstuk komen de wederwaardigheden
Nadere informatieGebruik van kinderopvang
Gebruik van kinderopvang Saskia te Riele In zes van de tien gezinnen met kinderen onder de twaalf jaar hebben de ouders hun werk en de zorg voor hun kinderen zodanig georganiseerd dat er geen gebruik hoeft
Nadere informatieRoken, drinken en gokken. Nagegaan is hoeveel en hoe vaak jongeren uit de gemeente Groningen roken, drinken en gokken. Hierbij is een onderverdeling
De Jeugdpeiling is een instrument met als doel op systematische wijze ontwikkelingen en trends in riskante gewoonten van jongeren in kaart te brengen. Hierbij is de aandacht gericht op gedrag met betrekking
Nadere informatieUniversity of Groningen. Laat maar zitten Janssen, Janine Hubertina Lambertha Joseph
University of Groningen Laat maar zitten Janssen, Janine Hubertina Lambertha Joseph IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please
Nadere informatieGO Jeugd 2008 Alcohol
GO Jeugd 2008 Alcohol Samenvatting alcohol Uit de gegevens van GO Jeugd 2008 van GGD Fryslân blijkt dat 63% van de Friese 12 t/m 18 jarigen wel eens alcohol heeft, 51% nog in de vier voorafgaand aan het
Nadere informatieHoofdstuk 10. Financiële situatie
Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting Hfst 9. Trendvragen financiële situatie Jaarlijks worden drie trendvragen gesteld die inzicht geven in de financiële positie van de Leidenaar. De resultaten
Nadere informatieSamenvatting. Onderzoeksvragen
Samenvatting Om de relatief hoge recidive onder (ex-)gedetineerden terug te dringen, wordt al tijdens detentie gewerkt aan re-integratie. Een belangrijk onderdeel van het re-integratiebeleid is het werken
Nadere informatieHoofdstuk 10. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 11. Financiële situatie
Hoofdstuk 10. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 11. Financiële situatie Samenvatting Hfst 10. Trendvragen financiële situatie Jaarlijks worden drie trendvragen gesteld die inzicht geven in de financiële
Nadere informatieMonitor jongeren 12 tot 24 jaar
Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland
Nadere informatieUit huis gaan van jongeren
Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan
Nadere informatieHoofdstuk 5. Trendvragen financiële situatie
Hoofdstuk 5. Trendvragen financiële situatie Samenvatting Hfst 5. Trendvragen financiële situatie Na twee jaar van stijgende inkomens zien Leidenaren dit jaar hun inkomenspositie verslechteren. Het zijn
Nadere informatieOnderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol
1 (19) Onderzoek Inwonerspanel Auteur Tineke Brouwers Respons onderzoek Op 5 december kregen de panelleden van 12 tot en met 18 jaar (280 personen) een e-mail met de vraag of zij digitaal een vragenlijst
Nadere informatieMonitor jongeren 12 tot 24 jaar
Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland
Nadere informatieVan baan naar eigen baas
M200912 Van baan naar eigen baas drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2009 Van baan naar eigen baas Ruim driekwart van de ondernemers die in de eerste helft van 2008 een bedrijf zijn gestart, werkte voordat
Nadere informatieHoofdstuk 9. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie
Hoofdstuk 9. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting Hfst 9. Trendvragen financiële situatie Jaarlijks worden drie trendvragen gesteld die inzicht geven in de financiële
Nadere informatietot 24 jaar Monitor jongeren 12
Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland
Nadere informatieMonitor jongeren 12 tot 24 jaar
Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland
Nadere informatie10. Veel ouderen in de bijstand
10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van
Nadere informatieAlleenstaande moeders op de arbeidsmarkt
s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging
Nadere informatie53% 47% 51% 54% 54% 53% 49% 0% 25% 50% 75% 100% zeer moeilijk moeilijk komt net rond gemakkelijk zeer gemakkelijk
30 FINANCIËLE SITUATIE In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële situatie van de Leidse burgers. In de enquête wordt onder andere gevraagd hoe moeilijk of gemakkelijk men rond kan komen met het
Nadere informatieOuders op de arbeidsmarkt
Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk
Nadere informatieAfhankelijk van een uitkering in Nederland
Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.
Nadere informatieHuiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen
Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud
Nadere informatieLevensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders
Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.
Nadere informatieMet een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt
Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal
Nadere informatieArbeidsgehandicapten in Nederland
Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee
Nadere informatieMonitor jongeren 12 tot 24 jaar
Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 12 tot 24 jaar Jongerenmonitor In 2011 is in de regio IJsselland
Nadere informatieHoofdstuk 10. Financiële situatie
Hoofdstuk 10. Financiële situatie Samenvatting In hoofdstuk 9 is aan de hand van een aantal trendvragen kort ingegaan op de financiële situatie van de inwoners van Leiden. In dit hoofdstuk is uitgebreider
Nadere informatieSchulden van huishoudens dramatisch gestegen. Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document.
Schulden van huishoudens dramatisch gestegen Klik hier om dit artikel te downloaden als pdf-document. Sinds 2008 kampt ook Nederland met de gevolgen van de internationale financiële kredietcrisis uit 2008,
Nadere informatieMeningen over het takenpakket van de overheid
Meningen over het takenpakket van de Rianne Kloosterman De volwassen Nederlandse bevolking vindt sommige taken meer de verantwoordelijkheid van de dan andere. In de ogen van de meeste Nederlanders hoort
Nadere informatieBIJLAGEN. Wel of niet aan het werk. Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten
BIJLAGEN Wel of niet aan het werk Achtergronden van het onbenut arbeidspotentieel onder werkenden, werklozen en arbeidsongeschikten Patricia van Echtelt Stella Hof Bijlage A Multivariate analyses... 2
Nadere informatieHoofdstuk 19. Financiële situatie
Stadsenquête Leiden 008 Hoofdstuk 19. Financiële situatie Samenvatting Ruim tweederde van de Leidenaren geeft aan gemakkelijk rond te komen met het huishoudinkomen, bijna een kwart komt net rond en een
Nadere informatieMeerdere keren zonder werk
Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook
Nadere informatieGemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar
Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen Ton Ferber In de jaren 1992 2001 was de gemiddelde looptijd van een WWuitkering elf maanden. Van de 4,3 miljoen beëindigde uitkeringen was de gemiddelde
Nadere informatieHoofdstuk H 11. Financiële situatie
Hoofdstuk H 11. Financiële situatie Samenvatting verslechterd. Dit wordt bevestigd door het aandeel Leidenaren dat aangeeft rond te kunnen komen met hun inkomen. Dit jaar geeft bijna tweederde van de Leidenaren
Nadere informatieHoe denken Zeeuwse jongeren en ouders over alcoholgebruik door jongeren? Onderzoek GGD Zeeland maart 2011
Hoe denken Zeeuwse jongeren en ouders over alcoholgebruik door jongeren? Onderzoek GGD Zeeland maart 2011 Zeeuwse jongeren en alcohol In 2010 is de Zeeuwse campagne Laat ze niet (ver)zuipen! van start
Nadere informatieWerkloosheid Redenen om niet actief te
Sociaal Economische Trends 2013 Sociaaleconomische trends Werkloosheid Redenen 2004-2011 om niet actief te zijn Stromen op en duren de arbeidsmarkt Werkloosheidsduren op basis van de Enquête beroepsbevolking
Nadere informatieHoofdstuk 7. Financiële situatie
Stadsenquête Leiden Hoofdstuk 7. Financiële situatie Samenvatting Bijna driekwart van de Leidenaren geeft aan gemakkelijk rond te komen met het huishoudinkomen, twee op de tien komt net rond en bijna een
Nadere informatieMiddelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen
Middelengebruik bij jongens in Justitiële Jeugdinrichtingen Het gebruik van tabak, alcohol, cannabis en drugs bij jongens met en zonder PIJmaatregel Samenvatting Annelies Kepper Violaine Veen Karin Monshouwer
Nadere informatieJongeren op de arbeidsmarkt
Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding
Nadere informatieBESTANDSANALYSE SAMENLOPERS ZWOLLE. Resumé bevindingen
BESTANDSANALYSE SAMENLOPERS ZWOLLE Resumé bevindingen Inleiding Ekdé werk&mobiliteit BV is juli 07 gestart met een screening van samenlopers ingeschreven bij de gemeente Zwolle. Over elke kandidaat is
Nadere informatieHoofdstuk 13. Arbeidsmarkt
Hoofdstuk 13. Arbeidsmarkt Samenvatting De potentiële beroepsbevolking wordt gedefinieerd als alle inwoners van 15-64 jaar en bestaat uit ruim 86.000 Leidenaren. Van hen verricht ruim zeven op de tien
Nadere informatieFact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013
Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs
Nadere informatieHoofdstuk 25 Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 25 Financiële dienstverlening Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Zes op de tien Leidenaren
Nadere informatieSamenwoonrelaties stabieler
Anouschka van der Meulen en Arie de Graaf Op 1 januari 25 telde Nederland bijna 75 duizend paren die niet-gehuwd samenwonen. Ten opzichte van 1995 is dit aantal met bijna 45 procent toegenomen. Van de
Nadere informatieWonen zonder partner. Arie de Graaf en Suzanne Loozen
Arie de Graaf en Suzanne Loozen In 25 telde Nederland 4,2 miljoen personen van 18 jaar of ouder die zonder partner woonden. Eén op de drie volwassenen woont dus niet samen met een partner. Tussen 1995
Nadere informatieHoofdstuk 43. Financiële situatie
Stadsenquête Leiden Hoofdstuk 43. Financiële situatie Samenvatting Circa tweederde van de Leidenaren geeft aan gemakkelijk rond te komen met het huishoudinkomen, ruim een kwart komt net rond en kan moeilijk
Nadere informatieWisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking
Wisselingen tussen werkloosheid en nietberoepsbevolking Ronald van Bekkum (UWV), Harry Bierings en Robert de Vries In arbeidsmarktbeleid en in statistieken van het CBS wordt een duidelijk onderscheid gemaakt
Nadere informatieFactsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014
Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos
Nadere informatieArbeidsdeelname van paren
Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24
Nadere informatieArbeidsgehandicapten in Nederland
en in Nederland Ingrid Beckers In 22 waren er in Nederland ruim anderhalf miljoen arbeidsgehandicapten. Dit komt overeen met 14,7 procent van de 15 64-jarigen. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee
Nadere informatieCBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt
CBS: Meer werkende vrouwen op de arbeidsmarkt Tussen maart en mei is het aantal mensen met een baan met gemiddeld 6 duizend per maand gestegen. De stijging is volledig aan vrouwen toe te schrijven. Het
Nadere informatieDe verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders
De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen
Nadere informatieVeranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders
Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er
Nadere informatieIrisZorg. verslavingszorg. en maatschappelijke opvang. dicht bij mensen, ver in zorg
IrisZorg verslavingszorg en maatschappelijke opvang dicht bij mensen, ver in zorg > IrisZorg: dicht bij mensen, ver in zorg Bij IrisZorg kan iedereen rekenen op de deskundigheid en betrokkenheid van onze
Nadere informatieGezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding
Gezondheidsbeleving en werkhervatting 35-minners (april 2010) Aanleiding Het is de vraag of het in alle gevallen reëel is om van werkgevers en de desbetreffende werknemers te verwachten dat zij (in het
Nadere informatieONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003
RIS128575b_10-JUN-2005 ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN BASISONDERWIJS DEN HAAG 2003 Beknopt verslag ten behoeve van de deelnemende scholen April 2005 Dienst OCW / GGD Den Haag Epidemiologie en
Nadere informatieBijlage 4: Werkenden met een laag inkomen
Bijlage 4: Werkenden met een laag inkomen Dit overzicht gaat in op de inzichten die de cijfers van het CBS bieden op het punt van werkenden met een laag inkomen. Als eerste zal ingegaan worden op de ontwikkeling
Nadere informatieAanmeldingsformulier:
Aanmeldingsformulier: Wat van belang is: Print dit aanmeldingsformulier uit en vul het daarna zo compleet mogelijk in. Moeilijk?, dat valt wel mee. Kom je er niet uit, vraag dan de hulpverlening om advies.
Nadere informatieUitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking
Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze
Nadere informatieVrouwen op de arbeidsmarkt
op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna
Nadere informatieLeeftijd eerste ervaring met alcohol 12-15 16-19 20-23. < 11 jaar 11-12 13-15 16-18
Feiten over het Alcohol- en Drugsgebruik van jongeren in het district Rivierenland Gelderland-Midden Gebaseerd op het onderzoek: Lekker samen van de kaart (maart 27) Inleiding Het alcoholgebruik neemt
Nadere informatieRondkomen van huishoudinkomen naar doelgroep
Hoofdstuk 16. Financiële situatie Samenvatting 16. FINANCIËLE SITUATIE In hoofdstuk 5 is aan de hand van een aantal trendvragen kort ingegaan op de financiële situatie van de inwoners van Leiden. In dit
Nadere informatieBuitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao.
Buitenlandse arbeidskrachten en vraag en aanbod op de arbeidsmarkt van Curaçao. Zaida Lake Inleiding Via de media zijn de laatste tijd discussies gaande omtrent de plaats die de buitenlandse arbeidskrachten
Nadere informatieONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN VOORTGEZET ONDERWIJS DEN HAAG 2003
RIS128575a_10-JUN-2005 ONDERZOEK GENOTMIDDELENGEBRUIK SCHOLIEREN VOORTGEZET ONDERWIJS DEN HAAG 2003 Beknopt verslag ten behoeve van de deelnemende scholen April 2005 Dienst OCW / GGD Den Haag Epidemiologie
Nadere informatie34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie. van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016
34300 XVI Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2016 34300 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs,
Nadere informatieFact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013
Fact sheet nummer 9 juli 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2013 Er zijn in Amsterdam bijna 135.000 jongeren in de leeftijd van 15 tot 27 jaar (januari 2013). Veel jongeren volgen een opleiding of
Nadere informatieWijkaanpak. bekendheid, betrokkenheid en communicatie
Afdeling Onderzoek & Statistiek Gemeente Deventer Karen Teunissen April 2006 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 Bekendheid en betrokkenheid 4 Samenvatting 8 Hoofdstuk 2 Communicatie 9 Samenvatting 12
Nadere informatieFactsheet onderzoek naar de effecten van de wijziging van de leeftijdsgrens in de drank- en horecawet 2014 in gemeentes Almere, Huizen en Zeist
Factsheet onderzoek naar de effecten van de wijziging van de leeftijdsgrens in de drank- en horecawet 2014 in gemeentes Almere, Huizen en Zeist Margreth Egelkamp Marina Horseling Andrea Donker Contactgegevens:
Nadere informatieHoog opgeleid, laag inkomen
Hoog opgeleid, laag inkomen De situatie van buitenschoolse kunstdocenten en artistiek begeleiders Henk Vinken en Teunis IJdens Een groot deel van de voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie bestaat
Nadere informatie1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt
1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse
Nadere informatieLangdurige werkloosheid in Nederland
Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.
Nadere informatieInkomenspositie van startende ondernemers
M201112 Inkomenspositie van startende ondernemers drs. A. Bruins Zoetermeer, juli 2011 Inkomenspositie van startende ondernemers Enkele jaren na de start met een bedrijf is slechts een kwart van de ondernemers
Nadere informatieHET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN
HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN HET GEBRUIK VAN EN DE BEHOEFTE AAN KINDEROPVANG IN DE GEMEENTE NIJMEGEN - eindrapport - Drs. Janneke Stouten Dr. Marga de Weerd
Nadere informatieMonitor jongeren 12 tot 24 jaar
Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 1 tot jaar Jongerenmonitor In 011 is in de regio IJsselland
Nadere informatieAlcohol en ouderen in de verslavingszorg in Nederland (1998-2007)
in Nederland (1998-2007) Juni 2009 In het kort Het aantal 55-plussers met een alcoholhulpvraag is sinds 1998 met 130% gestegen (89% gecorrigeerd voor vergrijzing). Het aandeel alcoholcliënten van 55 jaar
Nadere informatieHoofdstuk 24 Financiële situatie
Hoofdstuk 24 Financiële situatie Samenvatting De gemeente voert diverse inkomensondersteunende maatregelen uit die bedoeld zijn voor huishoudens met een lager inkomen. Zes op de tien Leidenaren zijn bekend
Nadere informatieAllochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010
FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage
Nadere informatie(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar
Ontwikkeling van de WW in de periode 21 24 Ton Ferber Tussen eind 21 en eind 24 is het aantal WW-uitkeringen bijna verdubbeld. Vooral het aantal uitkeringen aan mannen jonger dan 45 is sterk gestegen.
Nadere informatieSamenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen
Samenvatting Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Eén van de manieren van het ministerie van Veiligheid en Justitie om de hoge recidive onder ex-gedetineerden omlaag te brengen is door al tijdens detentie
Nadere informatieOnderzoek Drank en horeca - gemeente Dalfsen
Onderzoek Drank en horeca - gemeente Dalfsen Resultaten inwoners 12-17 jaar Mei 2013 Opdrachtgever Opdrachtnemer Versie 1 Gemeente Dalfsen Gemeente Zwolle - Onderzoek & Statistiek Inhoud Samenvatting 3
Nadere informatieVerzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend
Verzorgende beroepen psychisch en fysiek zwaar belastend Lian Kösters In 27 gaf ruim een derde van de werkzame beroepsbevolking aan regelmatig te maken te hebben met een psychisch hoge werkdruk. Iets minder
Nadere informatieALCOHOLGEBRUIK VAN JONGEREN IN DE REGIO IJSSEL-VECHT. Gezondheidsmonitor jongeren jaar
ALCOHOLGEBRUIK VAN JONGEREN IN DE REGIO IJSSEL-VECHT Gezondheidsmonitor jongeren 12-24 jaar INHOUD factsheet alcoholgebruik 1 inleiding 2 het gebruik van alcohol 3 hoeveelheid drank 4 welke dranken 5 waar
Nadere informatie5. CONCLUSIES ONDERZOEK
5. CONCLUSIES ONDERZOEK In dit hoofdstuk worden de conclusies van het onderzoek gepresenteerd. Achtereenvolgens worden de definitie van het begrip risicojongeren, de profielen en de registraties besproken.
Nadere informatieHet voortbestaan van de korte vrijheidsstraf
Hoofdstuk 8 Het voortbestaan van de korte vrijheidsstraf Inleiding In dit hoofdstuk zal allereerst een samenvatting worden gegeven van het voorafgaande, waarbij de nadruk zal liggen op de conclusies van
Nadere informatieWeinig mensen sociaal aan de kant
Weinig mensen sociaal aan de kant Tevredenheid over de kwaliteit van relaties Hoge frequentie van contact met familie en vrienden Jongeren spreken of schrijven hun vrienden elke week 15 Drie op de tien
Nadere informatieMonitor jongeren 12 tot 24 jaar
Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 1 tot jaar Jongerenmonitor In 011 is in de regio IJsselland
Nadere informatieVROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR
VROUWELIJKE PARTNERS IN DE TOP ADVOCATUUR FEITEN EN CIJFERS Onderzoeksgegevens Onder wie: partners van de 30 grootste advocatenkantoren in Nederland Gezocht: 3 vrouwelijke en 3 mannelijke partners per
Nadere informatieHuishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten
Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna
Nadere informatieHoofdstuk 10. Arbeidsmarkt
Hoofdstuk 10. Arbeidsmarkt Samenvatting De potentiële beroepsbevolking wordt gedefinieerd als alle inwoners van 15-64 jaar en bestaat uit ruim 86.000 Leidenaren. Van hen verricht circa zeven op de tien
Nadere informatieV O LW A S S E N E N
GENOTMIDDELEN V O LW A S S E N E N Volwassenen 2009 5 Volwassenenonderzoek 2009 Om inzicht te krijgen in de gezondheid van de inwoners in haar werkgebied, heeft de GGD Zuid-Holland West in 2009 een schriftelijke
Nadere informatieTweede Kamer der Staten-Generaal
Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter
Nadere informatieUitgaan jarigen in Roosendaal. Een rapportage over het uitgaansgedrag van jarigen en hun wensen m.b.t. uitgaansmogelijkheden.
Uitgaan 16-17 jarigen in Roosendaal Een rapportage over het uitgaansgedrag van 16-17 jarigen en hun wensen m.b.t. uitgaansmogelijkheden. Colofon Gemeente Roosendaal Afdeling Bedrijfsondersteuning Team
Nadere informatieMonitor jongeren 12 tot 24 jaar
Alcoholgebruik Psychosociale gezondheid Genotmiddelen Voeding, bewegen en gewicht Seksueel gedrag Samenvatting en aanbevelingen Monitor jongeren 1 tot jaar Jongerenmonitor In 011 is in de regio IJsselland
Nadere informatieResultaten Conjuntuurenquête jaar 2015
Resultaten Conjuntuurenquête jaar 2015 Willemstad, Mei 2016 Inhoudsopgave Inleiding... 2 Methodologie... 3 Resultaten conjunctuurenquête... 3 Concluderende opmerkingen... 17 1 CBS Curaçao mei 2016 Inleiding
Nadere informatieHerintreders op de arbeidsmarkt
Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar
Nadere informatieINFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW
INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW INFORMATIEVOORZIENING URENAFTREK DOOR ZELFSTANDIGEN VANUIT WW - eindrapport - drs. L.F. Heuts drs. R.C. van Waveren Amsterdam, december 2009
Nadere informatieArbeidsmarktmobiliteit van ouderen
Arbeidsmarktmobiliteit van ouderen Jan-Willem Bruggink en Clemens Siermann Werkenden van 45 jaar of ouder zijn weinig mobiel op de arbeidsmarkt. Binnen deze groep neemt de mobiliteit af met het stijgen
Nadere informatieALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING
ALPHENPANEL OVER ZONDAGSOPENSTELLING nieuwsbrief Februari 2015 Inleiding Deze nieuwsbrief beschrijft de resultaten van de peiling met het. Deze peiling ging over de zondagsopenstelling. De gemeenteraad
Nadere informatieHoofdstuk 12. Financiële dienstverlening
Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening Samenvatting Dit hoofdstuk behandelt de bekendheid en het gebruik van vijf Leidse inkomensondersteunende regelingen onder respondenten met een netto huishoudinkomen
Nadere informatie