Het voortbestaan van de korte vrijheidsstraf

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het voortbestaan van de korte vrijheidsstraf"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 8 Het voortbestaan van de korte vrijheidsstraf Inleiding In dit hoofdstuk zal allereerst een samenvatting worden gegeven van het voorafgaande, waarbij de nadruk zal liggen op de conclusies van het empirische gedeelte van het onderzoek. In dit empirische deel is vooral gekeken naar de gevolgen van het uitzitten van een korte straf voor de individuele kortgestrafte. In het tweede gedeelte van dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van nieuwe ontwikkelingen in het strafrecht en het gevangeniswezen die betrekking of invloed hebben op de korte vrijheidsstraf. Paragraaf 8.3 behandelt de korte vrijheidsstraf op het niveau van de samenleving. In deze paragraaf worden de conclusies van dit onderzoek samengebracht met de in paragraaf 8.2 geschetste nieuwe ontwikkelingen. Centraal daarbij staat de vraag wat de toekomst is van de korte vrijheidsstraf. 8.1 Conclusies van het empirische gedeelte van het onderzoek Al vanaf de eeuwwisseling is getracht de korte straf terug te dringen of zelfs af te schaffen. Hoewel in theorie veel kritiek op de korte straf is geuit, is er opvallend weinig empirisch (Nederlands) onderzoek gedaan om deze kritiek te onderbouwen of te weerleggen. Met dit onderzoek is getracht de lacune in empirische kennis over de korte straf enigszins te vullen. In dit onderzoek staat de vraag centraal wat de (uit-)werking is van de korte vrijheidsstraf. Enerzijds gaat het daarbij om de gevolgen van een korte vrijheidsstraf voor de gestraften, anderzijds om de maatschappelijke betekenis van de korte vrijheidsstraf. Een zinvolle discussie over dit laatste punt veronderstelt echter inzicht in de consequenties van de korte straf op individueel niveau. Bij de uitwerking van deze probleemstelling is de aandacht gericht op de persoon van de kortgestrafte en zijn levensomstandigheden. Onderzoeksvragen zijn: Wat was de sociale en economische situatie van de kortgestrafte voor de detentie? Wat veranderde tijdens de detentie in de levensomstandigheden van de kortgestrafte? Hoe beleefde de kortgestrafte de opgelegde straf? Hoe zien de levensomstandigheden van de kortgestrafte er na detentie uit?

2 154 LAAT MAAR ZITTEN Om op deze onderzoeksvragen een antwoord te kunnen geven, zijn in totaal honderd kortgestraften geïnterviewd. Als kortgestraften worden diegenen beschouwd die een door de rechter opgelegde vrijheidsstraf van maximaal zes maanden onvoorwaardelijk moeten ondergaan. Idealiter zou voor dit onderzoek een a-selecte steekproef zijn getrokken uit de verzameling van alle veroordeelden met een dergelijk onherroepelijk geworden vonnis. Om een aantal redenen is het in de praktijk echter onmogelijk om respondenten op basis van vonnissen te selecteren. De belangrijkste reden is dat de periode tussen het onherroepelijk worden van het vonnis en de aanvang van de tenuitvoerlegging van de straf in veel gevallen te lang is om een onderzoek als dit binnen een redelijke termijn te kunnen afronden. Afgezien daarvan zou een dergelijke selectie een onaanvaardbare inbreuk op de privacy opleveren. Als alternatief voor een selectie op basis van vonnissen is daarom gekozen voor selectie van respondenten binnen penitentiaire inrichtingen en wel via een getrapte procedure waarbij eerst een aantal inrichtingen is gekozen en vervolgens in die inrichtingen respondenten zijn gerekruteerd. De eerste vraag is dan waar kortgestraften hun detentieperiode kunnen doorbrengen. Ten tijde van het onderzoek zaten kortgestraften hun straf voornamelijk uit in drie typen penitentiaire inrichtingen: gesloten inrichtingen, half open inrichtingen en huizen van bewaring. Van de gesloten inrichtingen hadden in 1995 er drie een regime van beperkte gemeenschap voor kortgestraften. De Geerhorst in Sittard en De Marwei in Leeuwarden herbergden gedetineerden uit het hele land. De Weg in Amsterdam had vooral een regionale functie. Het lag voor de hand om in Leeuwarden te beginnen met het onderzoek omdat deze inrichting zowel een landelijke vertegenwoordiging als gezien vanuit Groningen een goede bereikbaarheid bezat. Uit de interviews in Sittard en Amsterdam bleek na verloop van tijd dat de overeenkomsten tussen deze gesloten inrichtingen en de daar geïnterviewde gedetineerden zo groot waren, dat zij weinig toegevoegde waarde hadden. Op grond daarvan is de afweging gemaakt dat de baten van het verder interviewen van gedetineerden in Sittard en Amsterdam niet zouden opwegen tegen de kosten van een tijdrovende procedure. Op een zeker moment werd bij het interviewen een punt van verzadiging bereikt, waarop nauwelijks nog nieuwe informatie werd verkregen. Op grond daarvan is besloten de dataverzameling in de gesloten inrichtingen te stoppen en te beginnen met de analyse van het verzamelde materiaal. In totaal hebben 76 gedetineerden uit gesloten inrichtingen aan het onderzoek meegedaan. In overleg met medewerkers van het ministerie van justitie zijn twee half open inrichtingen geselecteerd. Qua regime zijn dit vergelijkbare inrichtingen, die model kunnen staan voor de half open inrichtingen ten tijde van het veldwerk voor het onderzoek. In totaal zijn 24 zelfmelders uit half open inrichtingen in het onderzoek opgenomen. In de opzet was voorzien in twee interviews tijdens detentie: één aan het begin en één aan het eind. Aan de introductie van het onderzoek bij gedetineerden en medewerkers van de inrichting is veel zorg besteed. De ervaring heeft geleerd dat het motiveren van gedetineerden om mee te doen aan een onderzoek moeizaam gaat. Een reden hiervoor is dat de interviews doorgaans in de vrije tijd van de gedetineerden moesten plaatsvinden. Om de bereidwilligheid te vergroten, is veel tijd gestoken in het verstrekken van informatie en het leggen van contacten door mee te doen aan activiteiten en informele gesprekken te voeren met de gedetineerden en het personeel. Deze tijdrovende aanpak heeft in De Marwei uiteindelijk zijn vruchten afgeworpen, maar bleek niet haalbaar in de andere geselecteerde

3 HET VOORTBESTAAN VAN DE KORTE VRIJHEIDSSTRAF 155 inrichtingen die zich op een grotere reisafstand bevonden. Om die reden is besloten in de andere twee gesloten inrichtingen het begin- en het eindinterview te combineren. Gezien de goede ervaringen met het gecombineerde interview in de gesloten inrichtingen is vervolgens besloten om ook in de half open inrichtingen een zelfde procedure te volgen. Huizen van bewaring zijn in dit onderzoek uiteindelijk buiten beschouwing gelaten. In beginsel zijn zij bestemd voor gedetineerden die nog geen onherroepelijk vonnis hebben. Het komt achteraf gezien wel voor dat kortgestraften hun vonnis (vrijwel) geheel uitzitten in een huis van bewaring. Het gaat dan om mensen die na de uitspraak meteen vrijkomen omdat er na aftrek van voorarrest geen strafrestant meer is. Daarnaast zijn er ook kortgestraften die nog een strafrestant hebben dat te kort is om voor overplaatsing naar een gesloten of half open inrichting in aanmerking te komen. Zij blijven dan in het huis van bewaring gedetineerd. De eerste categorie is niet benaderd voor het onderzoek omdat ten tijde van het voorarrest nog niet duidelijk was of zij een korte straf opgelegd zouden krijgen. Bovendien mag worden aangenomen dat de detentiebeleving van preventief gehechten verschilt van die van afgestraften. De tweede categorie kwam in principe wel in aanmerking om tijdens het uitzitten van het strafrestant te worden geïnterviewd. Er is dan ook getracht gedetineerden uit deze categorie te benaderen. In de praktijk bleek het echter vrijwel onmogelijk deze kortgestraften nog tijdens de detentie te interviewen. In veel gevallen was de gedetineerde al heengezonden wanneer de interviewer zich op het voor het interview afgesproken tijdstip meldde bij de inrichting. Met vier gedetineerden in een huis van bewaring is nog een begininterview gehouden en met twee van hen ook nog een eindinterview. Maar vanwege het grote aantal afzeggingen is tenslotte besloten om gedetineerden uit huizen van bewaring buiten het onderzoek te laten. Hoewel de bovengenoemde inrichtingen verreweg het belangrijkst zijn, bestaat ook in andere inrichtingen nog de mogelijkheid om gedetineerden tegen te komen die daar een vonnis van maximaal zes maanden onvoorwaardelijk uitzitten. Gedetineerden die meerdere straffen waaronder ook korte achter elkaar uitzitten, worden soms in inrichtingen voor langgestraften geplaatst. Deze gedetineerden zijn niet in het onderzoek betrokken omdat zij hun over het algemeen langere straf in een regime voor langgestraften uitzitten en dus in hun beleving niet de korte vrijheidsstraf ondergaan. Inrichtingen voor vrouwen zijn eveneens buiten beschouwing gebleven omdat gedetineerde vrouwen binnen de totale Nederlandse gedetineerdenpopulatie een procentueel zeer kleine categorie vormen die bovendien een geheel eigen problematiek kent en om die reden een apart onderzoek vergt. Bij het benaderen van respondenten is gelet op de volgende criteria: een legale verblijfsstatus; voldoende beheersing van het Nederlands en het ontbreken van evidente psychische of psychiatrische problematiek. Een eerste selectie werd gemaakt op basis van registratiekaarten. Voor aanvullende informatie is medewerking verleend door het (administratief en hulpverlenend) personeel in de inrichting. In twijfelgevallen werd altijd negatief beslist. De vraag is wat de gevolgen zijn van deze selectieprocedure voor de samenstelling van de respondentengroep. Op grond van het niet beschikken over een legale verblijfsstatus komen illegalen in dit onderzoek niet voor en zijn allochtone gedetineerden vermoedelijk ondervertegenwoordigd. De groep alloch-tone gedetineerden is bovendien minder goed vertegenwoordigd wegens onvoldoende beheersing van het Nederlands. Respondenten met duidelijke psychische of psychiatrische problemen zijn niet geselecteerd, indien deze problemen de communicatie zozeer bemoeilijkten dat een zinvolle communicatie

4 156 LAAT MAAR ZITTEN uitgesloten was. Overigens is nog wel getracht na te gaan of en zo ja in welke opzichten de uiteindelijk gevormde onderzoeksgroep afwijkt van de hierboven afgebakende populatie. Een dergelijke vergelijking is echter door het ten tijde van het veldwerk vrijwel ontbreken van achtergrondinformatie over kortgestraften slechts zeer beperkt mogelijk. Wat betreft de duur van het vonnis vonden we geen duidelijke afwijkingen. Leeftijd en delict kunnen alleen vergeleken worden met de totale populatie van gedetineerden in Ook daarbij zijn geen aanwijzingen gevonden dat er sprake is van een belangrijke vertekening. Met de genoemde beperkingen biedt de onderzoeksgroep voldoende mogelijkheden voor een goede beschrijving van de werking van de korte vrijheidsstraf, zoals ondergaan door gedetineerden in gesloten inrichtingen met een regime van beperkte gemeenschap en in half open inrichtingen. Bovendien kan een vergelijking gemaakt worden tussen levensomstandigheden van kortgestraften in een gesloten en in een half open inrichting, zowel vóór, tijdens en na hun detentie. Na detentie is precies de helft van alle respondenten opgespoord en bereid gevonden tot een open interview. Behalve via interviews is ook informatie verzameld uit penitentiaire dossiers, voor zover in de inrichtingen aanwezig en van alle respondenten is het uittreksel uit het justitiële documentatieregister opgevraagd. In hoofdstuk drie is uitvoerig stilgestaan bij de justitiële achtergronden van de respondenten. Bij de aanvang van het onderzoek had het merendeel al relatief ruime ervaring met justitie. Slechts drie respondenten hadden een blanco strafblad. Eén van hen kreeg voor een poging tot doodslag aanvankelijk 240 uur taakstraf opgelegd. Nadat de taakstraf mislukte, werd deze in een half jaar vrijheidsstraf omgezet. De andere twee first-offenders werden wegens jarenlange steunfraude, handel in hard drugs en openlijke geweldpleging meteen tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf veroordeeld. Als de sepots en transacties buiten beschouwing worden gelaten, stijgt het aantal first-offenders tot zeven. Daarnaast was er nog een zestal, dat deels naast sepots en transacties in het verleden uitsluitend tot een paar boetes, een verbeurdverklaring of onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid werd veroordeeld. Circa tien procent (N=12) van de respondenten was first-detainee, dat wil zeggen dat zij voor het eerst vast zaten. De meeste first-detainees (N=8) waren zelfmelders. Ongeveer negentig procent van de respondenten had al eens eerder kennis gemaakt met het gevangeniswezen, terwijl ongeveer eenderde van hen zelfs een relatief ruime detentie-ervaring had, aangezien zij minimaal tien procent van hun leven als volwassene in detentie hadden doorgebracht. Over het algemeen hadden de respondenten uit gesloten inrichtingen een zwaarder strafverleden dan respondenten uit half open inrichtingen.

5 HET VOORTBESTAAN VAN DE KORTE VRIJHEIDSSTRAF 157 In hoofdstuk drie is meer specifiek stilgestaan bij het vonnis dat ten grondslag lag aan de detentie. Ruim de helft van de respondenten (N=55) zat één vonnis uit. Bijna een kwart zat twee vonnissen (N=23) achter elkaar uit. Bij de overige respondenten (N=22) werden drie of meer vonnissen achter elkaar tenuitvoergelegd. Dit gebeurde relatief vaak in gesloten inrichtingen. De respondenten werden hoofdzakelijk veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten (66%). Verder waren er relatief veel misdrijven en overtredingen van de Wegenverkeerswet (12%). Wat de gepleegde delicten betreft was er weinig verschil tussen de respondenten uit gesloten en uit half open inrichtingen. Circa zeventig procent van de vonnissen werd bij verstek uitgesproken. Bij de respondenten in gesloten inrichtingen kwam dit vaker voor dan bij respondenten in half open inrichtingen. De respondenten noemden praktische problemen en onverschilligheid als voornaamste redenen om niet op de zitting te verschijnen. De honderd respondenten kregen in totaal 168 korte straffen opgelegd. Daarnaast werden ook 29 voorwaardelijke straffen opgelegd. Nog eens 29 voorwaardelijke straffen, die in het verleden waren opgelegd, werden tijdens de onderzochte detentieperiode tenuitvoergelegd. Zeven respondenten uit gesloten inrichtingen hebben naast een korte straf aansluitend ook nog een lange straf uitgezeten. Wanneer de verschillende door de respondenten uit te zitten straffen bij elkaar op worden geteld, blijkt dat ongeveer een kwart van de respondenten langer dan een half jaar moest zitten. Tot slot is gebleken dat de periode tussen het plegen van een delict en de aanvang van de tenuitvoerlegging erg lang kan zijn. Gemiddeld lag een periode van circa drie en een half jaar tussen het plegen van het oudste feit en de aanvang van de detentie. Dit heeft onder andere te maken met problemen bij het onherroepelijk worden van het vonnis en de tenuitvoerlegging van de straf. De belangrijkste conclusie van dit hoofdstuk is dat het toch al ingewikkelde proces van opleggen en tenuitvoerleggen van korte straffen voor een aanzienlijk deel van de onderzoeksgroep niet meer te volgen was. Het waren met name de veelplegers van delicten die het overzicht over rechtszaken en uit te zitten straffen verloren hadden. Deze respondenten waren niet in staat tot een nauwkeurige beschrijving van hun strafverleden. In hoofdstuk vier is ingegaan op de sociale en economische situatie van de respondenten voor de detentie. Verder is stilgestaan bij de tijdsbesteding. Ruim de helft (N=56) beleefde geen verschil tussen doordeweekse dagen en het weekend. Het ontbreken van structuur in de tijdsindeling had te maken met het niet hebben van werk en/of een vaste woon- of verblijfplaats en daarnaast was het hebben van riskante gewoonten een invloedrijke factor. Voorts is ook gekeken naar de leefsituatie: bijna de helft (N=45) had voor de detentie geen partner; circa veertig procent (N=41) had geen kinderen; het merendeel (N=58) beschikte over zelfstandige en een kwart (N=27) over onzelfstandige woonruimte. Vijftien procent had geen vaste woon- of verblijfplaats. De woonsituatie van de zelfmelders was gunstiger dan die van de respondenten uit gesloten inrichtingen. Onder de laatsten was het percentage daklozen relatief hoger. Ook woonden zij minder vaak zelfstandig. Na de leefsituatie is ingegaan op het hebben van riskante gewoonten. Circa zestig procent gokte, gebruikte alcohol en/of hard drugs. Onder de respondenten uit gesloten inrichtingen speelde de verslavingsproblematiek een relatief grotere rol dan onder de zelfmelders. Verslaving bracht bij een aantal respondenten medische en psychische problemen met zich mee. Het merendeel had echter geen medische (N=70) en geen psychische (N=75) klachten voor de detentie. De financiële situatie voor de detentie was zacht gezegd niet floris-

6 158 LAAT MAAR ZITTEN sant. Veertig procent (N=39) had inkomsten uit werk. Vaak ging het daarbij om grijs of zwart werk. Circa zestig procent ontving een uitkering (N=62). Al met al was de inkomstenpositie van respondenten uit gesloten inrichtingen slechter dan die van de zelfmelders. Hetzelfde geldt ook voor de uitgavenpositie: de respondenten uit gesloten inrichtingen gaven meer uit aan gokken, alcohol en drugs. Ruim de helft van de respondenten (N=56) had schulden. Dit kwam relatief even vaak voor bij respondenten uit gesloten inrichtingen als bij zelfmelders. De laatsten hadden wel relatief hogere schulden. Kenmerkend voor de respondenten met schulden was dat zich onder hen relatief veel ontvangers van uitkeringen bevonden. Verder vertoonde deze groep een sterke mate van overlapping met de groep gokkers en alcohol- en/of drugsverslaafden. Uit de beschrijving van de sociaal-economische situatie van de respondenten is duidelijk geworden dat alle kortgestraften niet over één kam kunnen worden geschoren. Aangezien de levensomstandigheden van de respondenten uiteenlopen, is getracht op grond van hun sociaal-economische situatie een aantal categorieën kortgestraften te onderscheiden. Als uitgangspunt voor een dergelijke categorisering zijn drie variabelen genomen, waarvan veilig gesteld kan worden dat zij min of meer noodzakelijk zijn voor een enigszins aangepast bestaan: het hebben van huisvesting, het ontbreken van riskante gewoonten en het hebben van werk. Door deze drie variabelen te combineren kwam de volgende categorisering tot stand: 1) Dakloze verslaafden (N=14): op één uitzondering na had iedereen in deze categorie voor de onderzochte detentie al detentie-ervaring opgedaan. 2) Werkloze verslaafden (N=34): slechts één respondent in deze categorie had geen detentie-ervaring. 3) Werkende verslaafden (N=14): uitgezonderd één respondent had iedereen in deze categorie voor de onderzochte detentie al andere vrijheidsstraffen uitgezeten. 4) Werkloze niet-verslaafden (N=13): twee respondenten hadden geen eerdere detentie-ervaring en één van hen had tot dan toe een blanco strafblad. 5) Werkende niet-verslaafden (N=24): zeven respondenten hadden geen eerdere detentie-ervaring opgedaan en twee van hen hadden voor de onderzochte detentie een blanco strafblad. Vervolgens is in hoofdstuk vijf besproken hoe het deze verschillende categorieën in detentie is vergaan. Tijdens de detentie zagen met name de verslaafde respondenten uit de eerste drie categorieën zich met een vaste tijdsindeling geconfronteerd, die zij buiten detentie nauwelijks kennen. Het sociale leven in de inrichtingen bestaat zowel uit contacten met personen binnen als buiten de inrichtingen. Met name respondenten uit de eerste drie categorieën kwamen in de inrichting veel oude bekenden tegen. De verslaafde respondenten uit de eerste en de tweede categorie kregen relatief weinig bezoek. Relatief weinig respondenten gaven toe dat zij in de inrichting drugs gebruikten. Het ging dan vooral om soft drugs. In alle categorieën werden wel veel medicijnen gebruikt. Tijdens de detentie bleek het aantal medische en psychische klachten over de gehele linie aanzienlijk te zijn toegenomen. Het meest opvallend is wellicht de stijging in de eerste categorie van dakloze verslaafden. Voor de detentie stonden de meeste respondenten er financieel niet gunstig voor. In de inrichting verdiende in principe iedereen hetzelfde loon. Vooral in de vierde en vijfde categorie werd dit loon aangevuld met geld van personen buiten de inrichting. In de tweede categorie was een aanzienlijke groep waarvan de uitkering tijdens de detentie werd gecon-

7 HET VOORTBESTAAN VAN DE KORTE VRIJHEIDSSTRAF 159 tinueerd. Over het algemeen veranderde er in financieel opzicht tijdens de detentie echter weinig. Er werd bijvoorbeeld zo goed als niets aan schuldaflossing gedaan. Ook het opleidingsniveau en de werkervaring werden niet verbeterd. De respondenten hadden dan ook bepaald niet de overtuiging dat zij na hun vrijlating goed voorbereid op de arbeidsmarkt zouden komen. Tot slot is in hoofdstuk vijf ook duidelijk geworden dat de opvattingen van respondenten uit de Marwei aan het begin van de detentie weinig verschil vertoonden met de uitspraken uit interviews tegen het einde van de detentie. Een verklaring hiervoor is waarschijnlijk gelegen in het feit dat de respondenten verschillende straffen achter elkaar uitzaten. Het was lang niet altijd duidelijk wanneer de detentie ten einde zou zijn. In hoofdstuk 6 is nagegaan in hoeverre er na de vrijlating sprake was van veranderingen in het leven van de respondenten. Voor de detentie bleek de helft van de respondenten tot (N=24; N =50) betaald werk te hebben, na de detentie was dat nog on- geveer veertig tot procent (N=18; N =50). Op een enkele uitzondering na waren de respondenten van mening dat zich na de vrijlating nauwelijks veranderingen hadden voorgedaan wat betreft tot hun tijdsbesteding. Bijna de helft sprak van verveling (N=24; N =50). tot Na de vrijlating bleek bijna twintig procent (N=9; N =50) nog contact te hebben met medegedetineerden. Wat andere sociale relaties betreft, is het opmerkelijk dat het aantal respondenten zonder relatie na de detentie met tien procent was gestegen. Wat huisvesting betreft, bleek na de detentie het aantal daklozen of ex-gedetineerden zonder vast adres toegenomen. Het aantal zelfstandig wonenden nam af. Op het terrein van hard drugsgebruik deden zich na de detentie verder weinig veranderingen voor. tot Circa twintig procent (N=9; N =50) had alleen tijdens de detentie gezondheidspro- blemen, hoofdzakelijk sportblessures en ademhalingsproblemen. Na de detentie verdwenen deze klachten weer. Na de vrijlating had dertig procent (N=15; N =50) nog medische tot tot problemen. Een kwart (N=13; N =50) gaf aan psychische problemen te hebben. tot Bijna tachtig procent (N=39; N =50) ontving na de detentie een uitkering. Met name respondenten, die hun straf in een gesloten inrichting hadden uitgezeten, bleken na de detentie in hoge mate van een uitkering afhankelijk te zijn. Ongeveer eenderde (N=18; tot N =50) gaf aan naast een uitkering ook andere inkomsten te ontvangen uit zwart werk en tot criminaliteit. Ruim zeventig procent (N=36; N =50) had schulden. Het meest in het oog springend na de vrijlating is de groei van het aantal daklozen. De eerste categorie van dakloze verslaafden is uitgebreid met een aantal verslaafden dat voor de detentie nog wel over woonruimte beschikte. Overigens is het aantal respondenten in de relatief gunstige vierde en vijfde categorie niet-verslaafden in bescheiden mate toegenomen. Verder had een aantal respondenten na de detentie geen riskante gewoonten meer. Maar de groep die uiteindelijk verslaafd bleef en daarbij ook nog inkomsten uit werk verloor, was veel groter. Hoewel er zeker ook enkele gunstige veranderingen kunnen worden gesignaleerd, blijken de meeste wijzigingen in de sociaal-economische omstandigheden negatief te zijn. Veranderingen na de vrijlating gaan vooral in de richting van de eerste en minst gunstige categorie en in mindere mate in de richting van de succesvollere vierde en vijfde categorie. Er ontstaat daardoor een sterkere tweedeling. In hoofdstuk zeven is beschreven hoe het de respondenten na de detentie op het justitiele vlak is vergaan. Twee jaar na de vrijlating bleek dertig procent van de respondenten geen nieuwe veroordelingen meer gekregen te hebben. Van de zelfmelders bleek ruim de

8 160 LAAT MAAR ZITTEN helft (N=13) geen nieuwe veroordelingen meer te hebben gekregen. Onder de respondenten uit gesloten inrichtingen was ruim eenvijfde (N=17) niet opnieuw veroordeeld. Na vrijlating bleken 16 respondenten opnieuw gedetineerd te zijn, waaronder twee zelfmelders. In totaal werd bijna zeventig procent (N=67) na de vrijlating dus opnieuw voor een delict veroordeeld. Dit waren in hoofdzaak vermogensdelicten (57%). Na hun vrijlating kregen de respondenten uit gesloten inrichtingen gemiddeld significant meer vrijheidsstraffen (1,86) opgelegd dan de zelfmelders (0,58). Ruim veertig procent van de respondenten (N=44) kreeg na de vrijlating geen enkele vrijheidsstraf opgelegd. In deze groep bevonden zich relatief veel respondenten die hun straf in een half open inrichting hadden uitgezeten (N=18). Vijf respondenten, waaronder twee zelfmelders, kregen na de detentie uitsluitend een voorwaardelijke vrijheidsstraf opgelegd. Circa twintig procent (N=19), waaronder vier zelfmelders, werd een taakstraf opgelegd. In totaal had tien procent van de respondenten (N=10), allemaal uit gesloten inrichtingen, nog zaken bij de kantonrechter openstaan. Ruim veertig procent van de respondenten (N=44) had nog zaken bij de arrondissementsrechtbank lopen. Ongeveer de helft (N=52) had noch bij het kantongerecht, noch bij de arrondissementsrechtbank een zaak open staan. In deze groep bevonden zich relatief veel zelfmelders (N=18). In alle categorieën was er sprake van recidive. De recidive was hoger in categorieën waar riskante gewoonten een belangrijke rol speelden. In de eerste drie categorieën werden ook relatief veel respondenten na de vrijlating opnieuw tot een vrijheidsstraf veroordeeld. In de eerste categorie was de recidive het hoogst: 86%. De respondenten uit de eerste drie categorieën hadden ook relatief meer zaken open staan. Alles overziend is er na het uitzitten van een korte straf zelden sprake van veranderingen in gunstige zin. In het gunstigste geval is er na de detentie niets veranderd aan de sociale en economische situatie van de kortgestrafte. De respondenten die voor de detentie de minst gunstige uitgangssituatie hadden en die het na de vrijlating ook relatief minder goed ging, zijn oververtegenwoordigd in gesloten inrichtingen. Met name verslaafden komen na de vrijlating steeds verder in een neerwaartse spiraal terecht.

9 HET VOORTBESTAAN VAN DE KORTE VRIJHEIDSSTRAF De ontwikkeling van de korte straf in de periode In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van nieuwe ontwikkelingen op het gebied van het strafrecht en het gevangeniswezen, die zich in de jaren na de gegevensverzameling voor dit onderzoek hebben voorgedaan. Alleen de meest relevante veranderingen die betrekking hebben op de plaats van de korte vrijheidsstraf in ons huidige sanctiestelsel worden beschreven. Het overzicht heeft derhalve niet de pretentie volledig te zijn. Eerst wordt nagegaan met welke frequentie de korte straf vandaag de dag wordt toegepast. Vervolgens wordt net als in hoofdstuk 1 nagegaan in hoeverre kortgestraften in het strafrecht en het gevangeniswezen als een aparte categorie worden herkend. Dat brengt ons bij het regime waarin de korte straf tenuitvoer wordt gelegd. Aansluitend op hoofdstuk 1 zal hier worden ingegaan op de verdere ontwikkeling die de taakstraf heeft doorgemaakt. Daarbij wordt ook ingegaan op de rol van de reclassering. Verder worden ook nieuwe alternatieven voor kortgestraften onder de loep genomen, zoals bijvoorbeeld de strafrechtelijke opvang verslaafden en dwang- en drang projecten Kwantitatieve ontwikkelingen Tabel 8.1 laat zien hoe de (korte) vrijheids-, taak- en leerstraffen zich in kwantitatieve zin na de veldwerkfase verder hebben ontwikkeld. Tussen haakjes is aangegeven hoe groot het aandeel van de korte vrijheidsstraf in het totale aantal vrijheidsstraffen is. Tabel 8.1: In eerste aanleg door de rechter opgelegde onvoorwaardelijke vrijheids-, taak- en leerstraffen aan strafrechtelijk meerderjarigen vanaf 1995 tot en met 1997 * * ** Jaar Totaal aantal Korte vrijheids-straf- *** Taak-straffen Verhouding korte vrijheids- ** fen straf/taakstraf straffen *** **** ***** ***** **** (79%) ,61 **** (72%) ,31 **** (72%) ,22 ***** Dit is het laatste jaar waarover cijfers beschikbaar waren. Straffen met een exacte duur van zes maanden vallen niet in deze categorie. Zie ook de uitleg bij tabel 2.4 in hoofdstuk 2. Taakstraffen door het Openbaar Ministerie zijn hier buiten beschouwing gelaten. Bron: Parket-Generaal, Bron: Grapendaal et al.; tabellenbijlage, 1997: 12. In tabel 8.1 is te zien dat het totale aantal opgelegde vrijheidsstraffen is gedaald, terwijl de taakstraffen in aantal zijn toegenomen. Hoewel er zowel absoluut als relatief sprake is van een daling van het aantal opgelegde korte onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen, valt deze straf kennelijk nog steeds niet weg te denken uit het straffenarsenaal. De aantallen

10 162 LAAT MAAR ZITTEN korte straffen en taakstraffen groeien weliswaar naar elkaar toe, maar slechts zeer geleidelijk. Vooralsnog overtreft het aantal korte vrijheidsstraffen het aantal taakstraffen ruim- 1 schoots. Bovendien groeien de vrijheidsstraf en de taakstraf niet alleen kwantitatief naar elkaar toe, maar ook inhoudelijk zoals we later zullen zien. Denk in dit verband aan het penitentiair programma dat deels bestaat uit een taakstraf en aan de opheffing van het cumulatieverbod Kortgestraften als aparte categorie Op 1 januari 1999 is de nieuwe Penitentiaire Beginselenwet Gevangeniswezen (PBW) in 2 werking getreden. Deze wet vervangt de Beginselenwet Gevangeniswezen uit De PBW sluit aan bij de in de nota Werkzame Detentie uiteengezette uitgangspunten. In de PBW wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen kort- en langgestraften. In de oude Beginselenwet was dat nog één van de uitgangspunten van het differentiatiestelsel. In de nieuwe wet is dit criterium verlaten. Er wordt wel onderscheid gemaakt naar de lengte van het strafrestant (TK , , nr. 3). 3 Deze ontwikkeling het achterwege laten van het onderscheid tussen lang- en kortgestraften lijkt zich op verschillende beleidsterreinen te hebben voortgezet. Uit de nu volgende beschrijving van de verdere ontwikkelingen op het terrein van regime en alterna- 1. Door het WODC zijn verschillende substitutiescenario s doorgerekend: substitutie van 500, 1000, 1500 en 2000 detentiejaren door middel van taakstraffen. Naarmate het aantal terug te dringen detentiejaren toeneemt, stijgt het mislukkingspercentage van de taakstraf. Indien steeds lange(re) vrijheidsstraffen door een taakstraf zouden worden vervangen, dan heeft dat consequenties voor het differentiatiestelsel (IBO-onderzoek, 1997: 32-43). In 1998 is berekend dat in de periode de behoefte aan cellen met bijna dertig procent zal toenemen. Dit is vooral te wijten aan de toename van geweldsdelicten en het stijgend aantal bestraffingen van gewelds- en opiumwetdelicten (Tulder en Steinmann, 1999: 85). Zie over het cellentekort: Fiselier In 1998 is duidelijk geworden dat de vraag naar cellen significant lager was dan in prognoses werd voorspeld. Dit vermeende cellenoverschot heeft geleid tot kamervragen. Het departement is echter van mening dat een gewenste situatie is bereikt. Een capactiteitsbuffer van circa vijf procent zou een noodzaak zijn om onder meer heenzendingen te voorkomen en de doorstroming tussen de regimes goed te laten verlopen (Jaarverslag 1998 DJI, 1999: 14). 2. De oude wet was aan vervanging toe omdat er knelpunten in het differentiatiestelsel optraden. In de jaren tachtig werd de eerste golf nieuwbouwinrichtingen in gebruik genomen, waarin de bestaande bestemmingen en differentiaties zich moeilijk lieten voegen. Verder speelde mee dat voor de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende maatregelen in de tbs en in de justitiële jeugdinrichtingen wetgeving moest worden ontworpen. Een derde aanleiding was het scheppen van orde in de overvloed aan circulaires, waarbij alle beginselen zouden worden opgenomen in de wet, de uitwerking van een aantal daarvan in een algemene maatregel van bestuur en verder huisregels, zodat er uiteindelijk een beperkt aantal circulaires zou overblijven. Een vierde argument voor een nieuwe wet zou zijn gelegen in het intomen van de ruimte van uitvoeringsorganisaties, aldus F.J.M. Hoogenboom, directeur Beleidszaken, Dienst Justitiële Inrichtingen van het Ministerie van Justitie op de themadag Penitentiaire Programma's en de nieuwe Penitentiaire Beginselenwet, 2 februari Naast de lengte van het strafrestant wordt in het differentiatiestelsel gelet op de scheiding der seksen, leeftijd, plaatsing in een huis van bewaring of een gevangenis, de mate van beveiliging en de behoefte aan bijzondere opvang (TK , , nr. 3: 29-35).

11 HET VOORTBESTAAN VAN DE KORTE VRIJHEIDSSTRAF 163 tieven voor de (korte) vrijheidsstraf zal blijken dat kortgestraften in het beleid niet meer of beter gezegd nog minder dan voorheen als een afzonderlijke groep worden aangemerkt. Als er binnen detentie of op het gebied van taakstraffen aparte groepen worden benoemd, dan gaat het meestal om andere kenmerken dan de strafduur, zoals bijvoorbeeld het al dan niet hebben van verslavings- en/of psychische problematiek of het behoren tot de zogenaamde overlast-categorie Regime en tenuitvoerlegging Met Werkzame detentie (1994) is het standaardregime ingevoerd, dat voor het merendeel van de gedetineerden een aanmerkelijke verzwaring van de detentie betekende. Een verdere vereenvoudiging is op 1 november 1996 ingevoerd. Het zogenaamde sober regime 4 is een variant binnen het regime van beperkte gemeenschap. De minimale wettelijke verplichte activiteiten worden aangeboden in een dagprogramma dat maximaal acht uur 5 beslaat. Er is geen avondprogramma. De verblijfsduur in een sober regime is op maximaal zestig dagen gesteld (circulaire /96 DJI). Het sober regime is ontwikkeld gegeven de financiële kaders voor het gevangeniswezen... waarbij wordt bezien op welke wijze de middelen het meest doelmatig en effectief kunnen worden ingezet (circulaire /96 DJI). Dit regime is bestemd voor de volgende doelgroepen: arrestanten die aangehouden zijn ter executie van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, subsidiair gehechten en verdachten uit de zogenaamde overlastcategorie die via een snelrechtprocedure een korte straf is opgelegd. In de loop van 1996 is een aantal pilot-inrichtingen aangewezen, waarin met dit 6 regime is geëxperimenteerd. Er is tevens een begeleidingscommissie ingesteld die onder andere de eerste ervaringen met het sober regime in de pilot-inrichtingen heeft geëvalueerd. Met betrekking tot de gedetineerden komt de commissie tot de conclusie dat het gaat om een bewerkelijke populatie, waarin personen die niet zwerven en/of gestoord en/of verslaafd zijn zich niet thuis zullen voelen. Men ondervindt nogal wat overlast van elkaar. Het dagprogramma kent voor de individuele gedetineerden nogal veel celuren. De populatie lijkt de begeleidingscommissie echter niet geschikt om dit te ondervangen met algehele gemeenschap (Begeleidingscommissie Sober Regime, 1997: 39). De commissie onderbouwt deze conclusie door erop te wijzen dat het gaat om een ernstig verslaafde groep gedetineerden met een rijk detentieverleden. Zij gebruiken dan ook snel alle kanalen om iets te bereiken. Er wordt relatief veel druk door deze gedetineerden uitgeoefend, hetgeen gepaard gaat met veel agressie... [D]iverse gedetineerden [hebben] angst... voor de - psychisch gestoorde medegedetineerden (Begeleidingscommissie Sober Regime, 1997: 16). De commissie beveelt onder andere aan de verblijfstijd in het sober regime op te 4. Circulaire van 7 november 1996, nr /96 DJI. 5. De formulering van de richtlijn is op dit punt niet helemaal helder: gaat het om een programma van minimaal of exact acht uur per dag? Of wordt bedoeld dat het programma gemiddeld per week acht uur moet duren? (Buro Dingemans, 1998: 4). 6. Te weten: P.I. Almere Binnen te Almere (72 plaatsen), P.I. De Dordtse Poorten te Dordrecht (144 plaatsen) en P.I. De IJssel te Krimpen aan de IJssel (90 plaatsen).

12 164 LAAT MAAR ZITTEN trekken naar negentig dagen en indien dat verantwoord blijkt zelfs naar 120 dagen. In de pilotinrichtingen zou bij een grens van zestig dagen de doorstroom zo groot zijn, dat veel extra kosten moeten worden gemaakt in verband met inschrijvingen en overplaatsingen. Een andere reden om het verblijf in dit regime te verlengen, zou zijn dat uit niets is gebleken dat dit de beheersbaarheid zo onder druk zou zetten, dat extra personele inzet nodig zou zijn. Indien de verblijfstijd inderdaad langer zou worden, wordt voorts aanbevolen een tweedeling tot stand te brengen, waarbij bijvoorbeeld straffen korter dan negentig dagen geheel in een sober regime worden doorgebracht. Bij straffen langer dan negentig dagen zouden dan alleen de eerste zestig dagen in dit regime moeten worden ondergebracht 7 (Begeleidingscommissie Sober Regime, 1997: 22-23, 40). Het sober regime is overigens niet uitdrukkelijk verankerd in de nieuwe PBW. De resocialisatiegedachte neemt ook in de nieuwe PBW een belangrijke plaats in (art. 2 lid 2 PBW). Eén van de belangrijkste instrumenten bij het realiseren van reïntegratie in de samenleving is ongetwijfeld de introductie van het penitentiair programma. Daaronder wordt het volgende verstaan: Een penitentiair programma is een samenstel van activiteiten waaraan wordt deelgenomen door personen ter verdere tenuitvoerlegging van de aan hen opgelegde vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel in aansluiting op hun verblijf in een inrichting en dat als zodanig door Onze Minister is erkend (art. 4 lid 1 PBW). Alleen gedetineerden die veroordeeld zijn tot een vrijheidsstraf, waarvan het onvoorwaardelijk tenuitvoer te leggen gedeelte minimaal één jaar is, komen voor deelname aan een 8 dergelijk programma in aanmerking (art. 4 lid 2 onder a PBW). Kortgestraften vallen buiten de boot. Onder de nieuwe regelgeving zullen naar schatting 1500 personen per jaar aan een penitentiair programma kunnen deelnemen. Dat is eenderde van iedereen die een straf van meer dan één jaar heeft ondergaan, maar minder dan tien procent van het totaal aantal tot een gevangenisstraf veroordeelden (Hoogenboom, 1999: 7). 7. In 1998 is een evaluatie van het sober regime verschenen. De onderzoekers komen tot de conclusie dat invoering in de praktijk haalbaar is. In de praktijk is wel gebleken dat ook andere groepen gedetineerden, dan waarvoor dit regime bestemd is, in het sober regime worden geplaatst. Ook komt het voor dat de maximale verblijfsduur wordt overschreden. Over uitbreiding van de maximale verblijfsduur wordt door de onderzoekers overigens met geen woord gerept. Verder zouden de richtlijnen omtrent het dagprogramma moeten worden verhelderd (zie voetnoot 4). De eerste opvang gericht op bijzondere zorg wordt niet altijd gerealiseerd. Zo gaven bijvoorbeeld PIW ers aan dat het nogal eens schortte aan de signalering van crisissituaties (Buro Dingemans, 1998: 4-5). Zie ook: Bosch, 1999: Verder worden de volgende eisen gesteld: ten minste de helft van de opgelegde vrijheidsstraf moet ondergaan zijn en het gedeelte van de straf dat nog moet worden ondergaan, moet ten minste zes weken zijn en maximaal één jaar (art. 4.2.b en c PBW).

13 HET VOORTBESTAAN VAN DE KORTE VRIJHEIDSSTRAF 165 Nieuw in de PBW is verder dat de straf zo snel mogelijk na oplegging tenuitvoer moet worden gelegd (art. 2 lid 3 PBW). Ook het Openbaar Ministerie streeft naar een versnelling van de afdoening van strafzaken waardoor de straf dichter bij het delict komt te liggen. Om tot een snellere afdoening van strafzaken te kunnen komen zou het Openbaar Ministerie onder andere graag zien dat haar mogelijkheden om een transactie aan te bieden worden uitgebreid. De politie kan al een schikkingsvoorstel doen bij bijvoorbeeld winkeldiefstal of rijden onder invloed. Onderzocht zal worden of dit bij meer delicten kan. Momenteel kan het Openbaar Ministerie een transactie aanbieden in plaats van een door de rechter opgelegde boete. Het idee leeft dat de gewenste versnelling wordt bewerkstelligd indien naast de transactie vaker een met het Openbaar Ministerie overeengekomen taakstraf wordt opgelegd (Openbaar Ministerie, 1998: 17-20) Alternatieven voor de (korte) vrijheidsstraf: de taakstraf Op 30 november 1995 werd een convenant ondertekend door vertegenwoordigers van het Openbaar Ministerie, Reclassering Nederland en de Raad voor Kinderbescherming. Dit convenant regelt dat het Openbaar Ministerie voortaan voor meerderjarigen in alle gevallen waarin het denkt een onvoorwaardelijke korte straf te vorderen, nagaat of in plaats van een korte straf een werkstraf kan worden opgelegd. 9 In juli 1996 verscheen de beleidsnota Voor straf leren en werken (TK, , , nrs. 1-2). Deze nota is in feite een verdere uitwerking van het kabinetsstandpunt In juiste verhouding, eveneens in juli 1996 verschenen als reactie op het rapport van de 10 Commissie Korthals Altes. Deze commissie kwam in 1995 tot de conclusie dat bij de vervanging van vrijheidsstraffen door alternatieven inmiddels de grenzen van het mogelijke waren bereikt. Als mogelijkheden voor uitbreiding van de toepassingsmogelijkheden van de taakstraf stelde de commissie voor dat het OM ter voorkoming van strafvervolging taakstraffen kan toepassen en dat de combinatie van onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen en taakstraffen mogelijk wordt gemaakt. In de beleidsnota Voor straf leren en werken worden de volgende voorstellen gedaan om tot een uitbreiding van het aantal taakstraffen te komen: ten eerste wordt de taakstraf een zelfstandige hoofdstraf. De verdachte hoeft dan niet meer zelf een aanbod te doen, maar kan daarmee (ook schriftelijk) instemmen. Dit zou ook in het geval van een verstekvonnis kunnen. Dat geldt overigens alleen voor de werkstraf en niet voor de leerstraf. Ten tweede zou het mogelijk moeten worden om een taakstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of een boete op te leggen. Bij een vrijheidsstraf van één jaar zou de rechter maximaal zes maanden in een werkstraf om 9. Verder regelt het convenant de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van de betrokken partijen. Het Ministerie van Justitie bepaalt de kaders, het OM is formeel verantwoordelijk voor de uitvoering. De reclassering (voor volwassenen) en de kinderbescherming (voor minderjarigen) zijn verantwoordelijk voor de feitelijke uitvoering. Daarnaast is vastgelegd hoe toezicht, controle en rapportage verlopen. Andere aspecten die aan bod komen, zijn de toetsing van project-plaatsen, selectie- en plaatsingsbeleid en onderlinge uitwisseling van informatie. Dit convenant geldt als landelijk bindend voor de uitvoering van werkstraffen. Voor leerstraffen wordt een apart traject gevolgd. 10. Zie ook hoofdstuk 1.

14 166 LAAT MAAR ZITTEN kunnen zetten. Ten derde zou het maximaal op te leggen aantal uren werkstraf 240 moeten blijven en leerstraffen al dan niet in combinatie met werkstraffen zouden voor maximaal 480 uur opgelegd moeten kunnen worden. Ten vierde wordt voorgesteld het OM de mogelijkheid te geven taakstraffen toe te passen in het kader van een voorwaardelijk sepot. Ter voorkoming van strafvervolging wordt de verdachte voorgesteld een werk- of een leerstraf te doen. Het is de bedoeling dat bij de uitbreiding van de capaciteit gelet wordt op speciale doelgroepen. In Voor straf leren en werken worden onder anderen verslaafden genoemd. Slechts één op de drie verslaafden zou een werkstraf met succes voltooien. Bij sommige projecten zouden zij echter meer succes behalen. Dat is een reden om te onderzoeken welke aanpak voor verslaafden de beste resultaten geeft. Als hierover duidelijkheid bestaat, zouden meer verslaafden, die thans nog een korte straf krijgen, voor een taakstraf in aanmerking kunnen komen. In deze nota worden verder ook nog allochtonen genoemd. Slechts een gering deel van de tot een werkstraf veroordeelden blijkt allochtoon te zijn. In de nota wordt de hoop uitgesproken dat door de inwerkingtreding van het convenant tussen het OM, de reclassering en de kinderbescherming, in de toekomst meer allochtonen tot een werkstraf zullen worden veroordeeld in plaats van een vrijheidsstraf (TK, , , nrs. 1-2: 17-18). In 1997 is van de Dienst Preventie, Jeugdbescherming en Reclassering van het Ministerie van Justitie het rapport Taakstraffen. Stand van zaken, praktijk en resultaten verschenen. Het streven is nog steeds gericht op een verdere uitbreiding van de toepassing van taakstraffen. Het groeipotentieel wordt vooral in het aanbod van strafrechtelijk meerderjarigen gezocht. Er wordt daartoe een aantal wetswijzigingen voorgesteld, die (grotendeels) overeenkomen met de zojuist genoemde voorgestelde wetswijzigingen uit Voor 11 straf leren en werken. Nieuw is echter het voorstel om van de leerstraf voor volwassenen een zelfstandige straf te maken (Taakstraf, 1997: 63). Dit voorstel is omstreden, daar niet iedereen overtuigd is van het strafkarakter van de leerstraf. In de praktijk wordt de leerstraf vooral in combinatie met de werkstraf uitgevoerd (TK, , , nrs. 1-2: 22; Taakstraf, 1997: 64). Tot zover de taakstraffen. In 1995 verscheen er nog een nieuwe loot aan de penitentiaire boom. Sinds juli 1995 wordt in het noorden van het land geëxperimenteerd met elektronisch toezicht. Elektronisch toezicht wordt toegepast bij delinquenten die een onvoorwaar- 11. In 1995 is het nieuwe jeugdstrafrecht in werking getreden, waarbij de werk- en de leerstraffen voor jeugdigen een wettelijke basis hebben gekregen. Landelijk worden hen uniform drie cursussen aangeboden: sociale vaardigheidstraining, sexuele vorming en slachtoffer in beeld. De ontwikkeling van leerstraffen voor volwassenen is nog niet zover gevorderd. Voor jong-volwassenen (18-25) worden de leerstraffen nog in een experimenteel kader toegepast. In vrijwel alle arrondissementen worden als leerstraf sociale vaardigheidstraining, kijk op slachtoffers en preventie alcohol gerelateerde delicten aangeboden. In meerdere arron- dissementen is het mogelijk als leerstraf het dagtrainingscentrum en stelselmatige daderaanpak aan te bieden. Dit zijn langere leerstraffen. Kortdurende leerstraffen worden in principe niet als zelfstandige straf aan meerderjarigen opgelegd. Dat kan wel in combinatie met een werkstraf of als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke schorsing of een voorwaardelijke vrijheidsstraf. In 1990 werd nog geen enkele leerstraf aan volwassenen opgelegd. In 1994 werd deze straf echter al 900 keer aan volwassenen opgelegd. Deze cijfers zijn handmatig verzameld, daar een geautomatiseerd systeem ontbrak. In werkelijkheid zou het aantal leerstraffen hoger kunnen liggen (Voor straf leren en werken, 1996: 19-22; Taakstraffen, 1997: 36-37).

15 HET VOORTBESTAAN VAN DE KORTE VRIJHEIDSSTRAF 167 delijke straf tussen de zes en twaalf maanden kunnen verwachten. De rechter kan dan een taakstraf opleggen plus een aantal maanden elektronisch toezicht. Deze vorm van toezicht verzwaart in feite de taakstraf. Daarnaast kan elektronisch toezicht voor maximaal zes maanden worden toegepast in het kader van detentiefasering. Vereist is dat contact met de reclassering wordt onderhouden. Men dient over een vaste woon- of verblijfplaats te beschikken, instemming van huisgenoten en een zinvolle dagbesteding (Taakstraffen, 1997: 65-66). 12 Wat is er van al deze voorstellen terecht gekomen? Op 27 juli 1998 is een wetsvoorstel ingediend waarin wordt voorgesteld de taakstraf als een zelfstandige straf naast de vrijheidsstraf en de boete te positioneren (TK , , nrs. 1-2). Wat betreft zwaarte zal de taakstraf tussen de twee andere hoofdstraffen in komen te staan. Verder wordt in dit wetsvoorstel ook een wettelijke basis onder de leerstraffen voor volwassenen gelegd, de regeling over aanbod en instemming wordt versoepeld, het maximale aantal uren werkstraf blijft 240 en een leerstraf en een combinatie van een leerstraf met een werkstraf kunnen maximaal 480 uur duren (waarvan niet meer dan 240 uur werkstraf). Verder wordt het mogelijk gemaakt taakstraffen met boetes en vrijheidsstraffen te combineren. Voorts wordt de rechter in staat gesteld om bij alle misdrijven waarop gevangenisstraf of een boete en bij alle overtredingen waarop hechtenis staat, een vervangende taakstraf op te leggen. Ook zal het Openbaar Ministerie in meer gevallen dan onder de oude regelgeving een taakstraf van maximaal 120 uur kunnen vorderen of zelf aanbieden in de vorm van een transactie. De koppeling tussen de taakstraf en de korte vrijheidsstraf is hiermee dus losgelaten (TK , , nr. 3: 1-3) De reclassering Op 1 januari 1995 is de Stichting Reclassering Nederland tot stand gekomen. Dit is een intensief samenwerkingsverband tussen de algemene reclassering, de verslavingsreclassering (NeVIV) en de reclasseringsafdeling van het Leger des Heils voor dak- en thuislozen. 12. Uit een evaluatiestudie blijkt dat de detentiefaseringsvariant vrij goed loopt. De taakstrafvariant komt moeizamer op gang. Terughoudendheid of onwennigheid bij de rechterlijke macht speelt hierbij een rol. Rechters en officieren van justitie zouden verwachten dat van de verdachte, de advocaat of de reclassering het initiatief voor taakstraf plus electronisch toezicht dient uit te gaan: zij moeten met een uitgewerkt voorstel komen (net als bij de taakstraf gebruikelijk is). Slechts eenderde van de taakstrafklanten, over wie een voorstel is uitgebracht, wordt onder electronisch toezicht geplaatst. Dit roept de vraag op of er wel behoefte aan deze variant bestaat (Spaans, 1997: 10).

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Samenvatting Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Eén van de manieren van het ministerie van Veiligheid en Justitie om de hoge recidive onder ex-gedetineerden omlaag te brengen is door al tijdens detentie

Nadere informatie

Wat weten wij over de gevangenispopulatie?

Wat weten wij over de gevangenispopulatie? Wat weten wij over de gevangenispopulatie? Een overzicht van bevindingen uit verschillende onderzoeken Jo-Anne Wemmers maart 1995 Justitie Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Ov 6600 . J

Nadere informatie

Datum 8 maart 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'twee keer per dag vergeet justitie een verdachte op te halen'.

Datum 8 maart 2016 Onderwerp Antwoorden Kamervragen over het bericht 'twee keer per dag vergeet justitie een verdachte op te halen'. 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Boete en detentie Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel;

Gelet op artikel 19, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet en artikel 3, vierde lid, van de Penitentiaire maatregel; Wijziging van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden in verband met het meerpersoonscelgebruik en de flexibilisering van het dagprogramma Gelet op artikel 19, derde lid, van

Nadere informatie

Samenvatting. 1 Letterlijk: Ontzegging van de Bevoegdheid Motorrijtuigen te besturen.

Samenvatting. 1 Letterlijk: Ontzegging van de Bevoegdheid Motorrijtuigen te besturen. Op 24 juni 1998 is de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) gewijzigd. Deze wijziging komt voort uit de wens van de Tweede Kamer om te komen tot een strengere aanpak van gevaarlijk rijgedrag in het verkeer.

Nadere informatie

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van Samenvatting De problematiek van de veelplegers staat momenteel hoog op de politieke en maatschappelijke agenda. Er is een wetsvoorstel ingediend om deze categorie delinquenten beter aan te kunnen pakken.

Nadere informatie

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997 Welke recidive volgt er op de sancties die in Nederland worden opgelegd? Het Nederlandse strafrecht kent een uitgebreid pakket aan straffen en maatregelen, maar we weten niet goed welke uitstroomresultaten

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Samenvatting. Onderzoeksvragen

Samenvatting. Onderzoeksvragen Samenvatting Om de relatief hoge recidive onder (ex-)gedetineerden terug te dringen, wordt al tijdens detentie gewerkt aan re-integratie. Een belangrijk onderdeel van het re-integratiebeleid is het werken

Nadere informatie

Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen 6 Berechting M. Brouwers en A.Th.J. Eggen In 2010 deed de rechter 106.000 strafzaken tegen verdachten van misdrijven af. Dat is 16% minder dan in het voorgaande jaar. In bijna drie kwart van de behandelde

Nadere informatie

Tenuitvoerlegging van sancties

Tenuitvoerlegging van sancties 7 Tenuitvoerlegging van sancties S.N. Kalidien 1 De instroom van de ten uitvoer te leggen vrijheidsbenemende sancties in het gevangeniswezen daalde overwegend van 2007 tot en met 2015. Het aantal opgelegde

Nadere informatie

Criminaliteit en rechtshandhaving 2013. Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Criminaliteit en rechtshandhaving 2013. Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting In de jaarlijkse publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving bundelen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Wetenschappelijk

Nadere informatie

6 Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

6 Berechting. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen 6 Berechting M. Brouwers en A.Th.J. Eggen In deed de rechter 102.000 misdrijfzaken 1 af. Dat is 23% minder dan in. In meer dan de helft van de zaken gaat het om vermogensmisdrijven (35%) of gewelds- en

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277

Rapport. Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 Rapport Datum: 29 november 2007 Rapportnummer: 2007/277 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) te Leeuwarden ten aanzien van de zelfmeldprocedure en elektronische

Nadere informatie

Berechting. Z.C. Driessen en R.F. Meijer

Berechting. Z.C. Driessen en R.F. Meijer 6 Berechting Z.C. Driessen en R.F. Meijer In 2015 deed de rechter 102.000 misdrijfzaken af, 20% minder dan in 2007 en 5% meer dan in 2014. Vermogensmisdrijven en gewelds- en seksuele misdrijven vormden

Nadere informatie

Monitor 2013 Veelplegers Twente

Monitor 2013 Veelplegers Twente Monitor 213 Veelplegers Twente A. Kruize J. Snippe B. Bieleman 1. Inleiding Het thema veelplegers blijft actueel en is één van de speerpunten van beleid. Voor een goede beleidsvorming en -uitvoering voor

Nadere informatie

Aanwijzing taakstraffen

Aanwijzing taakstraffen Regelingen en voorzieningen CODE 6.5.3.52 Aanwijzing taakstraffen tekst bronnen Staatscourant 2011, nr. 19453, d.d. 31.10.2011 datum inwerkingtreding 1.11.2011 Deze aanwijzing en de Aanwijzing kader voor

Nadere informatie

University of Groningen. Laat maar zitten Janssen, Janine Hubertina Lambertha Joseph

University of Groningen. Laat maar zitten Janssen, Janine Hubertina Lambertha Joseph University of Groningen Laat maar zitten Janssen, Janine Hubertina Lambertha Joseph IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please

Nadere informatie

Elektronisch toezicht in Nederland

Elektronisch toezicht in Nederland Elektronisch toezicht in Nederland Uitkomsten van het experiment E.C. Spaans, C. Verwers Den Haag, SDU/WODC, 1997 Onderzoek en Beleid, nr. 164 Samenvatting en discussie In de zoektocht naar geschikte alternatieven

Nadere informatie

Samenvatting. De onderzoeksgroep

Samenvatting. De onderzoeksgroep Samenvatting In 2002 is door het WODC een onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van de jeugdreclassering (Kruissink & Verwers, 2002). Dat onderzoek richtte zich op een steekproef uit de groep jongeren

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 2739 31 december 2008 Aanwijzing taakstraffen Categorie: Strafvordering Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. art. 130,

Nadere informatie

Gedetineerden onderzocht

Gedetineerden onderzocht Hoofdstuk 2 Gedetineerden onderzocht Inleiding In dit hoofdstuk staat de methode van onderzoek centraal. In de eerste paragraaf wordt de probleemstelling uitgewerkt en de onderzoeksopzet behandeld. Vervolgens

Nadere informatie

Berechting. A.Th.J. Eggen

Berechting. A.Th.J. Eggen 6 Berechting A.Th.J. Eggen Jaarlijks behandelt de rechter in eerste aanleg circa 130.000 strafzaken tegen verdachten van misdrijven. Ruim 80% van de zaken wordt afgedaan door de politierechter. Het aandeel

Nadere informatie

Monitor 2006 veelplegers Twente

Monitor 2006 veelplegers Twente Monitor 2006 Twente A. Kruize J. Snippe M. van Zwieten B. Bieleman Monitor 2006 Veelplegers Twente Mei 2007 I NTRAVAL Groningen-Rotterdam COLOFON Stichting INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen

Nadere informatie

Monitor 2007 Veelplegers Twente

Monitor 2007 Veelplegers Twente Monitor 27 Twente A. Kruize J. Snippe M. van Zwieten B. Bieleman COLOFON Stichting INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 971 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam:

Nadere informatie

Berechting. R.F. Meijer en A.Th.J. Eggen

Berechting. R.F. Meijer en A.Th.J. Eggen 6 Berechting R.F. Meijer en A.Th.J. Eggen In 2013 deed de rechter 93.000 misdrijfzaken af. Dat is 27% minder dan in 2007. In meer dan de helft van de zaken ging het om vermogensmisdrijven (37%) of gewelds-

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regeling inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Samenvatting Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Voor de tweede keer heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) de situatie van (ex-)gedetineerden op de gebieden identiteitsbewijs,

Nadere informatie

5 Vervolging. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

5 Vervolging. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen 5 Vervolging M. Brouwers en A.Th.J. Eggen In 2012 werden 218.000 misdrijfzaken bij het Openbaar Ministerie (OM) ingeschreven. Dit is een daling van 18% ten opzichte van 2005. In 2010 was het aantal ingeschreven

Nadere informatie

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier

Samenvatting. Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum Cahier Samenvatting Om de relatief hoge recidive onder ex-gedetineerden te verminderen, wordt in het kader van re-integratie al tijdens detentie begonnen met het werken aan de problematiek van gedetineerden.

Nadere informatie

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 26 maart 2013 in de zaak tegen: thans gedetineerd in de. vonnis RECHTBANK NOORD-HOLLAND Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf Locatie Schiphol Meervoudige strafkamer Parketnummer: Uitspraakdatum: 8 april 2013 Tegenspraak Strafvonnis Dit vonnis is gewezen naar

Nadere informatie

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden Factsheet 2010-2 Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden Auteurs: G. Weijters, P.A. More, S.M. Alma Juli 2010 Aanleiding Een aanzienlijk deel van de Nederlandse gedetineerden verblijft

Nadere informatie

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015

Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015 Nummer: 15/1573/GB Betreft: [klager] datum: 25 augustus 2015 De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Ministerie van Justitie j1 Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Sanctie- en Preventiebeleid Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling ADVIES Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling aan de Minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van het verzoek daartoe bij brief d.d.

Nadere informatie

Samenvatting. WODC tot stand is gekomen. Het rapport presenteert prognoses van de benodigde

Samenvatting. WODC tot stand is gekomen. Het rapport presenteert prognoses van de benodigde Samenvatting In 1996 heeft de minister van Justitie aan de Tweede Kamer toegezegd jaarlijks een actualisering van de prognoses van de sanctiecapaciteit te presenteren. Tot dan toe werden deze prognoses

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 ECLI:NL:RBZUT:2007:BB4499 Instantie Rechtbank Zutphen Datum uitspraak 25-09-2007 Datum publicatie 28-09-2007 Zaaknummer 06/580261-07 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN.

Algemene bepalingen. Transactie DDD. Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN. DDD Na titel VIII wordt een titel ingevoegd, luidende: TITEL VIIIA BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR JEUGDIGEN Algemene bepalingen Artikel 79a Ten aanzien van degene die ten tijde van het begaan van een strafbaar

Nadere informatie

Werkstuk Maatschappijleer Taakstraffen bij kleine delicten

Werkstuk Maatschappijleer Taakstraffen bij kleine delicten Werkstuk Maatschappijleer Taakstraffen bij kleine delicten Werkstuk door een scholier 3697 woorden 8 mei 2002 5,9 88 keer beoordeeld Vak Maatschappijleer Hoofdvraag: Zijn taakstraffen een beter alternatief

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 ECLI:NL:GHLEE:2010:BO7907 Instantie Datum uitspraak 30-11-2010 Gerechtshof Leeuwarden Datum publicatie 20-12-2010 Zaaknummer 24-001016-10 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Monitor 2010 Veelplegers Twente

Monitor 2010 Veelplegers Twente Monitor 2010 Veelplegers Twente J. Snippe G. Wolters B. Bieleman Bij diverse organisaties is het thema één van de speerpunten van beleid. Ook in het kader van het Grote Steden Beleid (GSB) is er aandacht

Nadere informatie

Vervolging. N.E. de Heer-de Lange

Vervolging. N.E. de Heer-de Lange 6 Vervolging N.E. de Heer-de Lange Dit hoofdstuk beschrijft de fase van vervolging. Hierbij gaat het om de verdachten die worden vervolgd, de strafbare feiten die de basis vormen voor hun strafzaken, en

Nadere informatie

Toepassing en aanscherping van de glijdende schaal

Toepassing en aanscherping van de glijdende schaal Toepassing en aanscherping van de glijdende schaal Samenvatting Onderzoek in opdracht van WODC 2009 WODC, Ministerie van Justitie, Auteursrechten voorbehouden. Z. Berdowski, P. Eshuis en A. Vennekens Zoetermeer,

Nadere informatie

Samenvatting Tabel a Enkele achtergronden van ex-gedetineerden uitgestroomd tussen 1996 en 1999

Samenvatting Tabel a Enkele achtergronden van ex-gedetineerden uitgestroomd tussen 1996 en 1999 Samenvatting Welke recidive volgt er op de gevangenisstraffen die in ons land worden opgelegd? Ondanks een forse toename van het aantal beschikbare plaatsen heeft het Nederlands gevangeniswezen moeite

Nadere informatie

Y.A.J.M. van Kuijck, waarnemend algemeen voorzitter

Y.A.J.M. van Kuijck, waarnemend algemeen voorzitter Aan de Minister van Justitie Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum : 13 februari 2006 kenmerk : CR35/1035453/06/AvdH/TvV betreft : advies over het onderwijs in de p.i.-en Mijnheer de minister, Bij de toezichtbezoeken

Nadere informatie

U bent onlangs veroordeeld door de strafrechter. Hij* heeft u een straf of maatregel

U bent onlangs veroordeeld door de strafrechter. Hij* heeft u een straf of maatregel U bent veroordeeld U bent onlangs veroordeeld door de strafrechter. Hij* heeft u een straf of maatregel opgelegd. In deze brochure leest u welke verschillende soorten straffen en maatregelen er bestaan,

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wijziging van de Penitentiaire beginselenwet, het Wetboek van Strafrecht en enige andere wetten in verband met de wijziging van de regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

Nadere informatie

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

De uitvoering van het jeugdstrafrecht Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze

Nadere informatie

U bent onlangs veroordeeld door de strafrechter. Hij* heeft u een. In deze brochure leest u over de verschillende soorten straffen en

U bent onlangs veroordeeld door de strafrechter. Hij* heeft u een. In deze brochure leest u over de verschillende soorten straffen en U werd veroordeeld U bent onlangs veroordeeld door de strafrechter. Hij* heeft u een straf of maatregel opgelegd. In deze brochure leest u over de verschillende soorten straffen en maatregelen die de rechter

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden)

Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) Q&A s Levenslange gevangenisstraf (vragen en antwoorden) 1. Hoeveel levenslanggestraften zijn er nu in NL? Op dit moment zijn er 33 mensen onherroepelijk veroordeeld tot levenslang. Dat betekent dat zij

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2010:BO8408 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 17-12-2010 Datum publicatie 22-12-2010 Zaaknummer 24-002079-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Dit memo heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt er over dat het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) hem geen uitstel van betaling voor onbepaalde tijd verleent ten aanzien van de aan hem opgelegde schadevergoedingsmaatregel,

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag

Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op , Sociëteit De Witte, te Den Haag Toespraak DGPJS tgv installatie Erkenningscommissie Gedragsinterventies op 30-8-2005, Sociëteit De Witte, te Den Haag Dames en heren, De Minister zei het al: de recidivecijfers zijn zorgwekkend. Van de

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal erste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2003 2004 28 980 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Penitentiaire beginselenwet (plaatsing in een inrichting voor

Nadere informatie

Samenvatting. Aanleiding onderzoek

Samenvatting. Aanleiding onderzoek Samenvatting Aanleiding onderzoek In Nederland kan aan individuen met een psychische stoornis die een ernstig misdrijf hebben gepleegd, de maatregel terbeschikkingstelling (tbs) worden opgelegd. Indien

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2006 394 Besluit van 16 augustus 2006, tot wijziging van het Besluit extramurale vrijheidsbeneming en sociale zekerheid in verband met de openstelling

Nadere informatie

Tijdelijk verlaten van de inrichting

Tijdelijk verlaten van de inrichting Tijdelijk verlaten van de inrichting Conceptwetsvoorstel opheffen samenloop van regelingen met betrekking tot het tijdelijk verlaten van de inrichting advies d.d. 12 februari 2010 1 2 Samenvatting De Raad

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek

Nadere informatie

Management samenvatting

Management samenvatting Management samenvatting Achtergrond, doelstelling en aanpak Op 1 januari 2014 is de Wet conservatoir beslag ten behoeve van het slachtoffer (hierna: conservatoir beslag) 1 in werking getreden. Doel van

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 ECLI:NL:GHSGR:2003:AI1012 Instantie Datum uitspraak 11-06-2003 Datum publicatie 12-08-2003 Zaaknummer 2200326602 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-gravenhage

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 53 Besluit van 28 januari 2000 tot openstelling van het recht op een socialezekerheidsuitkering voor personen die deelnemen aan een penitentiair

Nadere informatie

COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ P.I. ALPHEN AAN DEN RIJN JAARVERSLAG 2015

COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ P.I. ALPHEN AAN DEN RIJN JAARVERSLAG 2015 COMMISSIE VAN TOEZICHT BIJ P.I. ALPHEN AAN DEN RIJN JAARVERSLAG 2015 De inrichting De Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn bestaat sinds 1 juli 2014 uit twee locaties: de locatie Maatschapslaan

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Deze factsheet heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

Het leven na de detentie

Het leven na de detentie HET LEVEN NA DE DETENTIE 115 Hoofdstuk 6 Het leven na de detentie Inleiding In hoofdstuk 5 is beschreven hoe het de respondenten tijdens de detentie is vergaan. In dit hoofdstuk komen de wederwaardigheden

Nadere informatie

Een paar nachtjes in de cel

Een paar nachtjes in de cel Een paar nachtjes in de cel Het VN-Kinderrechtenverdrag en het voorarrest van minderjarigen in politiecellen Maartje Berger Carrie van der Kroon JEUGDSTRAFRECHT Een paar nachtjes in de cel Het VN-Kinderrechtenverdrag

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg

Feiten en Achtergronden. Sanctietoepassing voor volwassenen. Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg Sanctietoepassing voor volwassenen Terugdringen recidive door persoonsgerichte aanpak en nadruk op nazorg Oktober 2008 / F&A 8880 Ministerie van Justitie Directie Voorlichting Schedeldoekshaven 100 Postbus

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2012 5 Besluit van 14 december 2011, houdende regels inzake het uit te oefenen toezicht bij voorwaardelijke veroordeling (Uitvoeringsbesluit voorwaardelijke

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993

ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 ECLI:NL:GHSGR:2010:BO0993 Instantie Datum uitspraak 07-09-2010 Datum publicatie 18-10-2010 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-005986-09 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Lijst van gebruikte afkortingen / 13. Het materiële strafrecht. 1. Inleiding / 17 Inhoudsopgave Voorwoord / 5 Lijst van gebruikte afkortingen / 13 Deel I Het materiële strafrecht 1. Inleiding / 17 2. Straffen / 19 2.1 Hoofdstraffen ex artikel 9 Sr / 19 2.2 Bijkomende straffen / 20 3.

Nadere informatie

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren

Geen adres om te arresteren, wel om te informeren Rapport Geen adres om te arresteren, wel om te informeren Een onderzoek naar de uitvoering van een vonnis Oordeel Op basis van het onderzoek vindt de klacht over het Centraal Justitieel Incasso Bureau

Nadere informatie

Werkstraffen: succes verzekerd?

Werkstraffen: succes verzekerd? Verwey-Jonker Instituut Mr. dr. Katinka Lünnemann Drs. Guillaume Beijers Drs. Marieke Wentink MET MEDEWERKING VAN Prof. dr. Josine Junger-Tas Drs. Hetty Oomens Drs. Suzanne Tan Werkstraffen: succes verzekerd?

Nadere informatie

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I Opgave 1 Veranderende opvattingen in het jeugdstrafrecht tegen de achtergrond van veranderingen in criminaliteitscijfers onder jongeren Bij deze opgave horen de teksten 1 tot en met uit het bronnenboekje.

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt.

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. Ministerie van Justitie t.a.v. Mr. drs J.T.J.Struyker Boudier Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 16 augustus 2007 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5475995/07/6 onderwerp conceptwetsvoorstel

Nadere informatie

De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement

De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement De overplaatsing van gedetineerden binnen een arrondissement Advies 8 juni 2007 De Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming draagt er door middel van rechtspraak en advies toe bij dat overheid

Nadere informatie

Strafuitvoeringsrechtbanken

Strafuitvoeringsrechtbanken v.u.: Jos Vander Velpen, Gebroeders De Smetstraat 75, 9000 Gent foto s: Lieven Nollet Strafuitvoeringsrechtbanken Gebroeders De Smetstraat 75 9000 Gent tijdstip eerste publicatie: februari 2007 - herwerking:

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties ϕ1 Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties Directie Sanctie- en Preventiebeleid Postadres: Postbus 20301, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving

Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving ϕ Ministerie van Justitie Directoraat-Generaal Rechtspleging en Rechtshandhaving Directie Juridische en Operationele Aangelegenheden Postadres: Postbus 2030, 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675

ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 ECLI:NL:RBUTR:2011:BT1675 Instantie Rechtbank Utrecht Datum uitspraak 07-09-2011 Datum publicatie 15-09-2011 Zaaknummer 16-600572-11 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen FACTSHEET Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen In deze factsheet worden trends en ontwikkelingen ten aanzien van de jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in de provincie Groningen behandeld.

Nadere informatie

Aantal misdrijven blijft dalen

Aantal misdrijven blijft dalen Aantal misdrijven blijft dalen Vorig jaar zijn er minder strafbare feiten gepleegd. Daarmee zet de daling, die al zeven jaar te zien is, door. Het aantal geregistreerde aangiftes van een misdrijf (processen

Nadere informatie

Aanleiding. Probleemstelling en onderzoeksopzet. Samenvatting procesevaluatie doorzorgfunctionaris

Aanleiding. Probleemstelling en onderzoeksopzet. Samenvatting procesevaluatie doorzorgfunctionaris Samenvatting procesevaluatie doorzorgfunctionaris Aanleiding Het ministerie van Justitie en Veiligheid, onderdeel dienst Justitiële Inrichtingen, is eind 2016 gestart met de pilot doorzorgfunctionaris.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061

ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 ECLI:NL:GHSGR:2009:BH2061 Instantie Datum uitspraak 03-02-2009 Datum publicatie 05-02-2009 Gerechtshof 's-gravenhage Zaaknummer 22-002670-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)

arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) arrest GERECHTSHOF AMSTERDAM Parketnummer: X Datum uitspraak: 20 oktober 2016 TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman) Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 28 627 Wijziging van de Tijdelijke wet noodcapaciteit drugskoeriers Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Algemeen 1 Kamerstukken II 2001/2002, 28 192,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473

ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 ECLI:NL:RBNNE:2017:1473 Instantie Datum uitspraak 20-04-2017 Datum publicatie 21-04-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer 18/830019-17 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059

Rapport. Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059 Rapport Datum: 22 februari 1999 Rapportnummer: 1999/059 2 Klacht Op 1 juli 1998 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer E. te Zutphen, ingediend door het Buro voor Rechtshulp te Zutphen,

Nadere informatie

Summary in Dutch/ Samenvatting in het Nederlands

Summary in Dutch/ Samenvatting in het Nederlands Summary in Dutch/ Samenvatting in het Nederlands Het sociale netwerk van gedetineerden: De samenstelling van, overlap tussen en veranderingen in het core discussie netwerk en het criminele netwerk. Introductie

Nadere informatie

Monitor 2005 veelplegers Twente

Monitor 2005 veelplegers Twente Monitor 2005 veelplegers Twente Mei 2006 I NTRAVAL Groningen-Rotterdam COLOFON Stichting INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor

Nadere informatie

Van binnen naar buiten

Van binnen naar buiten Van binnen naar buiten Een behoefteonderzoek naar de aard en omvang van nazorg voor gedetineerden S am e nva tting Jos Kuppens Henk Ferwerda I Samenvatting Uit onderzoek is bekend dat de terugkeer van

Nadere informatie

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Er is een nieuwe groep van jonge, zeer actieve veelplegers die steeds vaker met de politie in aanraking komt / foto: Pallieter de Boer. Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Jongere veelplegers roeren zich

Nadere informatie

Het justitiële voortraject

Het justitiële voortraject Hoofdstuk 3 Het justitiële voortraject Inleiding In dit hoofdstuk wordt stil gestaan bij het strafverleden van de respondenten en de feiten op grond waarvan zij tot de onderzochte detentieperiode zijn

Nadere informatie