Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij"

Transcriptie

1 Aanvullend toetsingsinstrument Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij Tilburg, september2013 Drs R. Nijdam, adviseur milieu en gezondheid, Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland Drs. L. Geelen, adviseur milieu en gezondheid, Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland De heer T. van de Ven, beleidsmedewerker gemeente Oirschot De heer J. van der Heijden, medewerker vergunningen gemeente Reusel-De Mierden De heer R. van Kroonenburg, beleidsmedewerker milieu gemeente Reusel-De Mierden De heer E. Uriot, beleidsmedewerker gemeente Gemert-Bakel Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland

2 Colofon Dit rapport is opgesteld in het kader van het Academische Werkplaats milieu en gezondheid. Het project is een samenwerking tussen Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland en de gemeenten Oirschot, gemeente Reusel-De Mierden, gemeente Gemert- Bakel. Opgesteld door: Drs. R. Nijdam, adviseur milieu en gezondheid, Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland In samenwerking met: Drs. L. Geelen, adviseur milieu en gezondheid, Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland, De heer T. van de Ven, beleidsmedewerker gemeente Oirschot De heer J. van der Heijden, medewerker vergunningen gemeente Reusel-De Mierden De heer R. van Kroonenburg, beleidsmedewerker milieu gemeente Reusel-De Mierden De heer E. Uriot, beleidsmedewerker gemeente Gemert-Bakel Trefwoorden:risico-inventarisatie en evaluatie, toetsingsinstrument, gezondheid, hinder, veehouderij, omwonenden, 2013 Bureau GMV, Tilburg. Auteursrecht voorbehouden. Bronvermelding verplicht. Bureau GMV, Postbus 3024, 5003 DA Tilburg; telefoonnummer

3 Samenvatting Zoals beschreven in het rapport Gezondheidsrisico s rond veehouderijen van de Gezondheidsraad, wordt de invloed van intensieve veehouderijbedrijven op de gezondheid van omwonenden onvoldoende beschermd door de huidige milieuwetgeving. Bij gemeenten is daarom behoefte aan een toetsingsinstrumentwaarmee ze gezondheidsaspecten kunnen afwegen bij besluitvormingover individuele veehouderijbedrijven. Het Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland heeft samen met de gemeenten Oirschot, Reusel-De Mierden en Gemert-Bakel een instrument ontwikkeld dat in deze behoefte voorziet. Het project is uitgevoerd binnen de Academische werkplaats Milieu & Gezondheid. De betrokken gemeenten willen dit toetsingsinstrument toepassen in het gemeentelijk beleid om gezondheid af te wegen in de besluitvorming rondom veehouderijen. Dit toetsingsinstrumentis gevraagd door gemeenten in Brabant, maar de aanpak is breed toepasbaar voor plattelandsgemeenten in Nederland. De behoefte aan een dergelijk instrument wordt onderschreven door de landelijke GGD-werkgroep intensieve veehouderij en heeft ook meerwaarde voor andere GGD en.dit rapport is tevens als input gebruikt bij de ontwikkeling van de Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) die in de Verordening ruimte 2014 wordt verankerd. Dit rapport beschrijft het toetsingsinstrument en de stappen die zijn gezet om hiertoe te komen. Diverse wettelijke bepalingen zoals Wet Publieke Gezondheid of de Wet Milieubeheer schrijven de afweging van de risico sop de volksgezondheid voor maar geven geen richtlijn over hoe dit uitgevoerd kan worden. Alhoewel onderzoeken wel relaties leggen met gezondheidseffecten zijn deze doorgaans moeilijkte kwantificeren. De vraag die dan rijst is welk risico nog acceptabel is wanneer je een risico niet kán kwantificeren? Het toetsingsinstrument gaat niet uit van bestaande milieuruimte en milieurechten. In dit project is de insteek gekozen om als overheid en ondernemer te laten zien welke inspanningen gedaan worden om het gezondheidsrisico redelijkerwijs te beperken op basis van huidige (wetenschappelijke) kennis en inzichten. Het eindresultaat is een maatschappelijk gedragen en wetenschappelijk onderbouwd toetsingsinstrument bestaande uit een checklist met verschillende gezondheidkundige criteria waarop bedrijfsuitbreidingen van veehouderijenbeoordeeld kunnen worden. Het instrument bestaat uit checklisten waarin de indicatoren geur, fijn stof, zoönosen, landschappelijke inpassing en transport zijn uitgewerkt met de oorzaak-effectketen. Per indicator is vervolgens de relatie tussen gezondheid en veehouderij beschreven. In de oorzaak-effectketen wordt uitgelegd hoe de activiteiten rondom veehouderij via uitstoot en verspreiding kunnen leiden tot blootstelling en gezondheidseffecten. In tabellen zijn per indicator maatregelen beschreven. 3

4 Bij het nemen van maatregelen ter beheersing van eventuele risico s is het uitgangspunt dat daar waar sprake is van een hogere concentratie dan het achtergrondniveau er beïnvloeding plaats vindt in de lokale leefomgeving. Er wordt onderscheid gemaakt in kwantitatieve en kwalitatieve maatregelen. De kwantitatieve maatregelen zijn referentiewaarden die als toets op te nemen zijn in gemeentelijk beleid. Om in de ontwikkeling van het toetsingsinstrument ook rekening te kunnen houden met maatschappelijk draagvlak zijn drie verschillende workshops gehouden. De eerste workshop richtte zich daarbij op de aanpak en het draagvlak voor een toetsingsinstrument. De andere twee workshops richten zich meer op de geselecteerde indicatoren en de maatregelen. De verzamelde informatie uit deze workshops zijn bij de verdere ontwikkeling van het toetsingsinstrument gebruikt en verwerkt. 4

5 Inhoudsopgave Samenvatting...3 Inhoudsopgave...5 Hoofdstuk 1 Aanleiding, doel en werkwijze AANLEIDING VRAGEN VAN GEMEENTEN DOELSTELLING WERKWIJZE...9 Hoofdstuk 2 De oorzaak-effect keten SELECTIE VAN INDICATOREN RELATIE GEZONDHEID EN VEEHOUDERIJ BESCHIKBARE NORMEN EN ADVIESWAARDEN DE OORZAAK-EFFECTKETEN...15 Hoofdstuk 3 Checklist voor toetsing van gezondheids-risico s van veehouderijen...17 Hoofdstuk 4 Inpassing van het toetsingsinstrument in het gemeentelijk beleid: aanpak bij gemeenten...38 Hoofdstuk 5 Maatschappelijk draagvlak voor een toetsingsinstrument...41 Hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen...43 Literatuur...46 Bijlage 1 Geraadpleegde deskundigen...48 Bijlage 2 Het instrument Beoordelingskader Gezondheid en Milieu intensieve veehouderijen in het kort...49 I OMVANG VAN DE GEZONDHEIDSEFFECTEN...49 II ERNST VAN DE GEZONDHEIDSEFFECTEN...52 III WAARDERING VAN EFFECTEN...53 IV MOGELIJKE MAATREGELEN EN EFFECTIVITEIT...53 V KOSTEN EN BATEN

6 Hoofdstuk 1 Aanleiding, doel en werkwijze 1.1 Aanleiding Via milieuwetgeving wordt de uitstoot van fijn stof en geur door veehouderijen gereguleerd. De invloed van veehouderijbedrijven op de gezondheid van omwonenden blijkt echter onvoldoende beschermd door de huidige milieuwetgeving. Ook worden effecten op gezondheiddoor gemeenten binnen de bestaande mogelijkheden in de wetgeving zoals gezondheidseffecten van geurbelasting in de wet geurhinder en veehouderij, nog onvoldoende afgewogen. Het fijn stof in landelijk gebied verschilt met stedelijk fijn stof wat betreft herkomst, samenstelling en de grootteverdeling van de deeltjescocktail. Landbouwstof bestaat grotendeels uit biologische componenten zoals endotoxinen en micro-organismen 1 (Gezondheidsraad, 2012; Van der Ree, 2010). Naast directe uitstoot van fijn stof uit stallen wordt ook secundair fijn stof gevormd.deze stofdeeltjes worden in de atmosfeer gevormd uit de gassen zwaveldioxide, stikstofoxidenen ammoniak.het is onduidelijk of de norm voor PM 10 voldoende beschermt tegen de risico s vanmicrobieelstof afkomstig van de landbouw. Door de andere samenstelling en grootteverdeling bestaan andere gezondheidsklachten, zoalsverminderde longfunctie en verergering van luchtwegklachten (Gezondheidsraad, 2012). Daarnaast blijkt uit de praktijk dat de huidige wetgeving voor geur beperkingen oplegt aan individuele bedrijven, maar dat cumulatie van geur afkomstig van meerdere bronnen bij vergunningverlening niet voldoende meegenomen wordt. In de praktijk wordt een vergunning niet vaak geweigerd in reeds overbelaste situaties omdat die toch voldoen aan de bepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij. Ook andere gezondheidsrisico s zoals de verspreiding van infectieziekten worden nietmeegenomen bij vergunningverlening. De Gezondheidsraad is in september 2011 gevraagd 2 om een beoordelingskader op te stellen over risico s van de intensieve veehouderij voor de gezondheid van omwonenden. In de adviesvraag werd ook een vraag gesteld over de mogelijkheid om afstanden tot gevoelige bestemmingen op te nemen. Eind november 2012 is dit advies gepubliceerd. Conclusie was dat op basis van de huidige wetenschappelijke inzichten er geen kwantitatief beoordelingskader opgesteld kan worden. Hierbij zijn fijn stof, endotoxinen, micro-organismen, uitbraken van zoönosen, geurhinder en risicoperceptie behandeld. Aansluitend is geconcludeerd dat er wel risico beperkende maatregelenzoals het maximaal terugdringen van emissies van stoffen uit stallen en emissie gerelateerde minimum afstanden én een instrument voor een beleidsmatige beoordeling beschikbaar zijn. Deze aanbevelingen zijn voor zover mogelijk verwerkt in de opzet voor het toetsingsinstrument. 1 Zoönosen vallen onder micro-organismen. Endotoxinen zijn een bestanddeel van de celwand van gramnegatieve bacteriën. 2 Brief d.d. 27 september 2011 (kenmerk PG-CI ) 6

7 1.2 Vragen van gemeenten Bij gemeenten is behoefte aan een kader om gezondheid beter af te wegenbij de besluitvorming overveehouderij, zoals bij de invulling van het begrip duurzame veehouderij, bij planvorming voor inrichting van het buitengebied en ontwikkelingsplannen van individuele veehouderijen. Daartoe heeft de gemeente Oirschot een eigen gemeentelijke visie opgesteld over de gewenste ontwikkeling van veehouderij in de gemeente. In vijf beleidsthema s is beschreven hoe de intensieve veehouderijbedrijven zich kunnen ontwikkelen. Een van de thema s is de gezondheid van mens en dier die centraal staat in de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen. De gezondheid van mensen is hierbij voor de gemeente een bepalend criterium. Een duidelijk kader voor deze besluitvorming ontbreekt echter. De gemeente Oirschot heeft de GGD gevraagd om een passend toetsingsinstrument te ontwikkelen en hanteert tot die tijd een interimtoetsingsinstrument gebaseerd op fijn stof- en geuremissies. Ook in de gemeente Reusel-De Mierden is het thema gezondheid en de intensieve veehouderijzeer actueel. In januari 2012 is de Nota plattelandsontwikkeling aangenomen. Bij de behandeling van de nota in de raad is een motie aangenomen om zo mogelijk in regionaal verband een toetsingsinstrumentvoor gezondheid in relatie tot de intensieve veehouderij te ontwikkelen. Met als doel te komen tot een integrale aanpak bij het voorkomen en beperken van emissies en geuroverlast. Daarbij heeft deze gemeente tijdelijke maatregelen genomen om ongewenste ontwikkelingen in de veehouderij tegen te gaan totdat het toetsingsinstrumentbeschikbaar is. In deze gemeente gaat ook de geurverordening aangepast worden om zo te komen tot een emissie stand-still en vervolgens tot reductie van de geurbelasting in Reusel-De Mierden. De gemeente Gemert-Bakel zet in op een duurzame en gezonde veehouderij. Dit heeft de gemeente vastgelegd in de visie en het uitvoeringsprogramma plattelandsontwikkeling. Nu het steeds duidelijker wordt dat houden van veel dieren in combinatie met veel mensen steeds meer vragen over mogelijke risico s met zich meebrengt, probeert Gemert-Bakel te werken aan een weegbare en toetsbare borging van humane (en veterinaire) gezondheid. De samenwerking met gemeenten met vergelijkbare vraagstukken over ontwikkelingen in de veehouderij in combinatie met de kennis en expertise van de GGD beschouwt de gemeente als een eerste belangrijke en fundamentele stap naar een veilig en gezond Noord-Brabant. Het Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland heeft samen met de gemeenten Oirschot, Reusel-De Mierden en Gemert-Bakel een projectvoorstel ingediend bij de Academische werkplaats Milieu & Gezondheid 3 om een instrument te kunnen ontwikkelen dat in deze behoefte zou kunnen voorzien. 3 Het doel van de Academische Werkplaats is dat enerzijds academische expertise en nieuwe wetenschappelijke inzichten vertaald en getoetst worden aan de praktijksituatie en anderzijds dat onderzoek zich richt op vragen die in de GGD-praktijk leven en onderwijs wordt afgestemd op de behoefte van het praktijkveld. Uiteindelijk moet dit leiden tot een verbetering van het 'evidence based' handelen van GGD'en wat tot uiting komt in toegankelijke en kwalitatief hoogwaardige producten en diensten. 7

8 Deze gemeenten verwachten ook met het resultaat van dit project handvatten te hebben om de disbalans die is ontstaan tussen het maatschappelijk draagvlak voor ontwikkeling van intensieve veehouderijen en de negatieve perceptie van burgers beter te kunnen benoemen en te sturen. 1.3 Doelstelling 1. Het ontwikkelen van een wetenschappelijk onderbouwd lokaal toetsingsinstrumentom gezondheid mee te kunnen nemen bij de beoordeling van uitbreidingen van veehouderijbedrijven, aanvullend op de wettelijke toets aan milieuvergunningen. 2. Het in de praktijk testen van het ontwikkelde lokale toetsingsinstrument op vergunningaanvragen. De betrokken gemeenten dragen hiervoor casussen aan. Doel van deze praktijktests is o.a. om te kijken of de gekozen maatregelen voldoende maatschappelijk draagvlak hebben. Het eindresultaat is een maatschappelijk gedragen en wetenschappelijk onderbouwd toetsingsinstrument bestaande uit een checklist met verschillende gezondheidkundige criteria waarop bedrijfsuitbreidingen van veehouderijenbeoordeeld kunnen worden. Alhoewel onderzoeken wel relaties leggen met gezondheidseffecten zijn deze doorgaans moeilijk te kwantificeren. De vraag die dan rijst is welk risico nog acceptabel is wanneer je een risico niet kán kwantificeren? In dit project is de insteek gekozen om als overheid en ondernemer te laten zien welke inspanningen gedaan worden om gezondheidsrisico s redelijkerwijs en vanuit voorzorg te beperken op basis van huidige (wetenschappelijke) kennis en inzichten. In overbelaste situaties is meestal sprake van verleende milieurechten of - gebruiksruimte. Omdat bestaande milieurechten en de milieugebruiksruimte het optreden van gezondheidseffecten niet voorkomt is er voor gekozen de milieurechten en milieugebruiksruimte niet als uitgangspunt te hanteren bij de opgenomen maatregelen. De praktijktests bestonden uit workshops waarin aan de hand van twee vergunningaanvragen de maatregelen in het toetsingsinstrument zijn doorlopen. Gemeenten gaan bij de verdere implementatie het instrument verder in de praktijk testen en toepassen. De betrokken gemeenten gebruiken de checklist om bij vergunningaanvragen van veehouderijbedrijven de gevolgen van de activiteiten voor de gezondheid van omwonenden aanvullend op de huidige toets aan milieu- of omgevingswetgeving, te toetsen of te beoordelen. Ook andere GGD en kunnen de checklist gaan gebruiken om gemeenten in andere regio s te adviseren. De rapportage beschrijft de mogelijke gezondheidsrisico s en maatregelenter reducering van deze risico s en de resultaten van de praktijktests (workshops). 8

9 1.4 Werkwijze Er zijn gesprekken gevoerd met debetrokken gemeenten over op te nemen criteria hoe te komen tot een toetsingsinstrumenten een globale opzet voor een toetsingsinstrument. Daarna zijn gesprekken gevoerd met externe deskundigen over op te nemen criteria ter beoordeling van ontwikkelingen in veehouderijbedrijvenen mogelijkheden van het toetsingsinstrument. Het betreft deskundigen uit de disciplines van beleid, onderzoek en praktijk, zoals milieu, publieke gezondheidszorg, infectieziektebestrijding, veterinaire gezondheidszorg en de agrarische sector (zie bijlage1). Na deze verkennende gesprekken is literatuuronderzoek (Fast, 2013) gedaan. Deze literatuurstudie is beschreven in de rapportage Beoordelingskader gezondheid en milieu, thema veehouderij. Hierin is een uitgebreidere beschrijving gegeven van gezondheidseffecten, de mate van blootstelling, de waardering van de risico s, de (wenselijkheid van) te nemen maatregelen en informatie over kosten en baten van maatregelen. Voor een samenvatting, zie bijlage 2. Om in de ontwikkeling van het toetsingsinstrument ook rekening te kunnen houden met het maatschappelijk debat en draagvlak voor een toetsingsinstrumentzijn drie workshops gehouden.er is in deze workshopsgesproken met extern deskundigen en burgers.daarbij ishet concept toetsingsinstrument besproken aan de hand van praktijkcasussen, aangeleverd door betrokken gemeenten. Op basis van deze workshops is het toetsingsinstrument zo nodig aangevuld. Leeswijzer Hoofdstuk 1 beschrijft de aanleiding voor het project, de behoefte van betrokken gemeenten en de aanpak om te komen tot een toetsingsinstrument. Hoofdstuk 2 beschrijft de gezondheidsindicatoren van de veehouderij aan de hand van de oorzaak-effectketen. De geselecteerde indicatoren met maatregelen staan in hoofdstuk 3 uitgewerkt in tabellen. Hoofdstuk 4 gaat in op de inpassing in het gemeentelijk beleid. De uitkomsten van de workshops staan beschreven in Hoofdstuk 5. Hoofdstuk 6 geeft conclusies en aanbevelingen over de mogelijkheden van toetsing en afweging en de toepassingsmogelijkheden. 9

10 Hoofdstuk 2 De oorzaak-effect keten Dit hoofdstuk beschrijftde geselecteerde gezondheidsindicatoren in het toetsingsinstrument.per indicator wordt vervolgens de relatie tussen gezondheid en veehouderij beschreven. In de oorzaak-effectketen zoals in figuur 2 beschreven, wordt uitgelegd hoe de activiteiten rondom veehouderij via uitstoot en verspreiding kunnen leiden tot blootstelling en gezondheidseffecten in de directe omgeving van veehouderij. De literatuurstudie die voor de ontwikkeling van het toetsingsinstrument is gedaan, is beschreven in de rapportage Beoordelingskader gezondheid en milieu, thema veehouderij (Fast, 2013). Hierin is een uitgebreidere beschrijving gegeven van gezondheidseffecten, de mate van blootstelling, de waardering van de risico s, de (wenselijkheid van)te nemen maatregelen en informatie over kosten en baten van maatregelen. Voor een samenvatting, zie bijlage Selectie van indicatoren Geur, fijn stof, endotoxinen en micro-organismen 4 zijn de belangrijkste indicatoren voor het bepalen van blootstelling van omwonenden door de intensieve veehouderij. Afhankelijk van de hoogte van de blootstelling leiden deze indicatoren mogelijk tot het gezondheidseffecten. Bij het nemen van maatregelen ter beheersing van eventuele risico s op gezondheidseffecten is het uitgangspunt dat daar waar sprake is van een hogere concentratie dan het lokale achtergrondniveau er reeds beïnvloeding plaats vindt. Bovendien leidt een extra toename bij hoge achtergrondniveaus tot hogere gezondheidsrisico s dan een toename bij lage achtergrondniveaus. De volgende indicatoren zijn geselecteerd om via de oorzaak-effectketen uitgewerkt te worden: Geur; Fijn stof; Ziekten die overdraagbaar zijn van dieren op mensen: zoönosen, inclusief antibioticaresistente bacteriën. Endotoxinen worden niet apart als indicator uitgewerkt in verband met het ontbreken van beschikbaar onderzoek en kennis over de gezondheidseffecten van endotoxinen voor omwonenden. Aangenomen mag worden dat de maatregelen die genomen worden voor beheersing van emissies en blootstelling aan fijn stof en geur ook een positieve uitwerking hebben op de beheersing van endotoxinen afkomstig uit stallen (GR, 2012). Over micro-organismen in het algemeen is weinig informatie beschikbaar. In dit rapport wordt specifiek ingegaan op de zoönosen en antibioticaresistente bacteriën. 4 Zoönosen zijn onderdeel van micro-organismen. Voorbeelden van resistente bacteriën zijn de veegerelateerde MRSA-bacterie en de ESBL producerende bacteriën 10

11 Verder zijn enkele specifieke activiteiten uitgewerkt die indirect invloed hebben op gezondheid: Landschappelijke inpassing (esthetiek, samenwerking, affect heuristiek 5 ); Transport ( zowel geluid als ook risico op ongevallen). 2.2 Relatie gezondheid en veehouderij Er is weinig onderzoek beschikbaar naar de relatie tussen veehouderijbedrijven en de invloed op de gezondheid van omwonenden. De Gezondheidsraad concludeert dat er slechts drie, kwalitatief goede, (inter)nationale onderzoeken zijn die ingaan op de impact die veehouderijbedrijven hebben op de gezondheid van omwonenden. Veelal is onderzoek gedaan naar de gezondheid van werknemers en familieleden op de boerderij. Uit de beschikbare onderzoeken blijkt dat fijn stof en biologische agentia een belangrijke rol spelen bij het optreden van gezondheidseffecten in de omgeving. Het gaat daarbij met name om het ontstaan of verergeren van luchtwegklachten. Daarnaast zijn geur en geluid belangrijke aspecten bij de hinderbeleving van omwonenden. Dit zorgt voor verminderde kwaliteit van leven en indirect op het ontstaan van gezondheidsklachten, waaronder misselijkheid en hoofdpijn. Bij sommige veehouderijen in overbelaste situaties leidt dit tot serieuze overlast voor omwonenden. Geur Geur kan verschillende gezondheidseffecten oproepen bij de mens: (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten en stressgerelateerde somatische gezondheidsklachten (bijvoorbeeld hoofdpijn). Het meest voorkomende en beschreven (gezondheids)effect van geur is (ernstige) hinder. De beoordeling van geur is subjectief en individueel bepaald. Hoe hinderlijk mensen een geur vinden hangt ondermeer af van de aangenaamheid, de duur, frequentie en intensiteit van de geur. Ook de gewenning, het tijdstip en de vermijdbaarheid van de blootstelling spelen hierbij een belangrijke rol. Uiteraard beïnvloeden ook persoonsgebonden eigenschappen de ervaren hinder. Of de hinder ook tot andere gezondheidsklachten leidt, is persoonsgebonden en afhankelijk van de persoonlijke stressverwerking ofwel coping. 5 Met affect wordt de emotie of hetgevoel met betrekking tot een specifieke toestand of activiteit bedoeld (bewust of onbewust),dat bepaalt of deze toestand of activiteit als positief of negatief wordt beoordeeld. Dit positieve of negatieve affect beïnvloedt hoe het risico van een activiteit wordt ervaren: de affect heuristiek ( 35e54694/pu/Gezondheidseffecten_verontreinigde_lucht_bevolking_en_risicobeleving_.pdf). 11

12 In onderstaande model wordt geschetst hoe geur kan leiden tot gezondheidseffecten zoals hinder, verstoring en andere (stressgerelateerde) gezondheidseffecten. Figuur 1Model voor de relatie tussen geurbelasting en gezondheidseffecten (Smeets & Fast, 2006) Zoönosen Zoönosen zijn infectieziekten die van dieren op mensen kunnen overgaan. Per diersoort kunnen verschillende ziekten voorkomen die zich via de lucht verspreiden naar mensen, via direct contact tussen dier en mens of via voedsel. Voor omwonenden zijn vooral de via de lucht overdraagbare aandoeningen van belang. De belangrijkste zijn Q-koorts en influenza (vogelgriep, varkensgriep). De aanwezige veehouderijbedrijven zorgen voor een (mogelijke) verhoogde blootstelling aan via de lucht overdraagbare zoönosenverwekkers en antibioticaresistente bacteriën die leiden tot een verhoogd risico op infectieziekten of onbehandelbare infecties. Het is nog niet goed inzichtelijk vanaf welke concentraties of binnen welke afstand tot aan veehouderijen het risico verhoogd is.alleen bij een uitbraak met Q-koorts is er, op basis van wetenschappelijk onderzoek, een verhoogd risico op besmetting en ziekte bij omwonenden, in relatie tot afstand van woonhuis en melkgeitenbedrijven tot een afstand van 5 kilometer (Maassen, 2012). Verder zijn er aanwijzingen dat bij enkele zoönoseverwekkerszoals Coxiella burnetti (veroorzaker Q-koorts), Campylobacter (veroorzaker darminfecties) en veegerelateerde MRSA 6, de 6 Antibiotica zijn nodig bij de bestrijding van bacteriële infecties bij mens en dier. Als bacteriën resistent worden tegen antibiotica is dat een bedreiging voor zowel de humane als de dierlijke gezondheid. De laatste decennia is er een toename van resistentie van bacteriën, terwijl er bijna geen nieuwe antibiotica meer worden ontwikkeld die deze infecties kunnen bestrijden. Resistentie betekent in de praktijk dat de antibiotica, waar de bacterie niet meer gevoelig voor is, niet meer voor de behandeling van een infectie met deze bacterie gebruikt kunnen worden. De resistentie betekent niet dat mensen vaker ziek worden door de bacteriën, maar wel dat als ze ziek worden, de behandeling moeilijker is. Voorbeelden van resistente bacteriën zijn de veegerelateerde MRSA-bacterie en de ESBL producerende bacteriën. 12

13 bedrijfsgrootte een risicofactor is voor de werknemers binnen het bedrijf zelf om besmet te raken. Of deze bedrijfsgrootte ook een risico is voor besmetting bij omwonenden is onbekend, behalve bij Q-koorts. Bij zoönosen wordt voor de risicoschatting onderscheid gemaakt in normale bedrijfsvoering en uitbraak van zoönosen. Fijn stofen endotoxinen Veehouderijen leveren een belangrijke bijdrage aan verhoging van fijn stofbelasting zowel regionaal als lokaal. In de nabijheid van veehouderijbedrijven zijn verhoogde concentraties endotoxinen gemeten die tot effecten op de luchtwegen kunnen leiden(heederik, 2011). Of dergelijke blootstelling ook leidt tot specifieke effecten op de gezondheid van omwonenden is zeer beperkt onderzocht. Deze studies wijzen met name op het meer voorkomen van zelfgerapporteerde klachten van luchtwegen, verminderd welbevinden, acute klachten van ogen, neus en bovenste luchtwegen gerelateerd aan aanwezigheid van veehouderijbedrijven of hogere blootstelling aan fijn stof of endotoxinen. Afstanden Het RIVM (Maassen, 2012) concludeert dat door toenemende afstand verdunning van agentia in het milieu plaats vindt waardoor blootstellinglager wordt. Het hanteren van een bepaalde afstand tussen veehouderijbedrijf en woningen heeft daardoor een gunstig effect op de blootstelling van omwonenden aan geur, fijn stof, endotoxinen en zoönotische agentia. Welke afstand gehanteerd zou moeten worden, hangt onder andere af van bedrijfsomvang, staltype, diersoort, technische maatregelen en lokale omgevingsfactoren. In het najaar van 2011 heeft de landelijke GGDwerkgroep intensieve veehouderij en gezondheid geconcludeerd dat het hanteren van een minimumafstand tussen een veehouderij en woonbebouwing wenselijk is, zolang er geen andere normen zijn om risico op gezondheidseffecten te toetsen. De GGD hanteert een advieswaarde van 250 meter tussen intensieve veehouderij en burgerwoningen (Nijdam, 2011).Daarnaast adviseert de GGD om bij een afstand van m. tussen een intensieve veehouderij en een burgerwoning / woonwijk de GGD om een advies op maat te vragen.de Gezondheidsraad adviseert maatregelen te nemen, zoals het belang van het maximaal terugdringen van emissies van stoffen uit stallen, emissiegerelateerde minimum afstanden en het belang om beleidsmatig hierover lokaal besluiten te nemen. Landschappelijke inpassing Landschappelijke inpassing heeft een directe relatie met gezondheid. Bomen en struiken hebben een positief effect op gezondheid door de invloed op geluid. Een groen uitzicht vermindert de hinder die lawaai kan opleveren hoewel het feitelijk geluidniveau niet word verlaagd door beplanting(informatieblad Groen en Geluid GGD werkgroep groen en gezondheid, 2012). Daarnaast is de hoeveelheid groen in de woonomgeving van mensen positief geassocieerd met de ervaren gezondheid van bewoners, zowel in stedelijke en plattelandse woonomgeving. De positieve bijdrage van groen wordt veroorzaakt door het optreden van verkoeling en vermindering van hitte-stress (stedelijk). Ook kan de aanwezigheid van lokaal groen de concentraties 13

14 luchtverontreinigende stoffen in de lucht verlagen, doordat de verontreinigingen op de vegetatie worden gedeponeerd of geabsorbeerd. Een negatief effect wordt veroorzaakt door pollen en schimmelsporen afkomstig van bomen. Deze stoffen kunnen de gezondheid van allergische en/of astmatische personen negatief beïnvloeden. Er is nog veel discussie over de effectiviteit van de inzet van groen op de lokale luchtkwaliteit. In stedelijk gebied leidt de inzet van groen tot extra belasting aan fijn stof en andere verkeersuitstoot omdat het groen de doorstroming beperkt en lokaal blijft hangen. De depositie van vervuilende stoffen op het aanwezige groen kan dit effect niet opvangen ( street-canyoning effect). Gebiedsgerichte toepassing van groen wordt positiever beoordeeld maar er is weinig onderzoek naar het kwantitatieve effect van verlaging van fijn stofconcentraties. Wanneer een bestemming in het buitengebied wordt gewijzigd, kan een gemeente eisen dat het plan in het landschap wordt ingepast. De gemeente vraagt in een dergelijk geval naar een landschappelijk inpassingsplan (LIP). De criteria hiervoor kunnen gemeenten vastleggen in een LandschapsOntwikkelingsPlan (LOP). In een LOP is in grote lijnen reeds geschetst hoe het streefbeeld eruit dient te zien. Deze eisen zijn vaak gericht op het visuele inpassing. Daarnaast kunnen ook andere waarden worden versterkt of gecreëerd zoals bijdrage aan de eigenheid van het lokale landschap door het gebruik van inheemse boom- en struiksoorten, de bijdrage aan biodiversiteit en de afvang van uitstoot van bedrijven door gebruik van groen. Er wordt daarmee bijgedragen aan een goed woon-, leef- en werkklimaat. Actieve inzet op het thema landschappelijke inpassing leidt tot samenwerking en positieve contacten tussen inwoners en de gemeente is de ervaring van gemeenten. Wel zijn de normen voor landschappelijke inpassing en vormgeving voor bouwplantoetsers moeilijk te interpreteren omdat het vaak relatieve normen betreft en geen absolute. Daarnaast stelt men eisen aan communicatievaardigheden om bouwers te enthousiasmeren en eigenheid en creativiteitte ontwikkelen die tot uitdrukking komen in een ontwerp. 2.3 Beschikbare normen en advieswaarden. Er zijn verschillende mogelijkheden om mens en milieu te beschermen tegen ongewenste blootstelling aan milieufactoren en infectieziekten. Normstelling is gericht op het hanteren van maximaal toelaatbare belastingniveau s die mens en milieu moeten beschermen tegen ongewenste effecten. Normstelling vindt plaats door het afleiden van advieswaarden, grens- en streefwaarden. Op dit moment zijn er geen normen of grenswaarden beschikbaar voor micro-organismen, fijn stof specifiek afkomstig van veehouderijen 7 en het voorkomen van zoönosen. Alleen voor endotoxinen geeft de Gezondheidsraad een aanbeveling om de gezondheidkundige advieswaarde voor werknemers van 90 EU/m3 met een onzekerheidsfactor van 3 te verlagen naar 30 EU/m3 als gezondheidkundige advieswaarde voor de algemene bevolking (Gezondheidsraad, 2012). Over de geurnormen concludeert de Gezondheidsraad dat de industriële geurnormen aanzienlijk lager liggen dan de normen zoals die gelden in de Wet geurhinder en veehouderij. De aanbeveling is dat 7 De fijn stof norm van 40 ug/m3 is niet geschikt vanwege de andere samenstelling van fijn stof afkomstig van veehouderij 14

15 de wetgeving voor geur afkomstig van veehouderijwetenschappelijk beter onderbouwd dient te worden. Daarvoor is meer onderzoek nodig. Dit laatste blijkt ook uit de praktijkervaringen van de betrokken gemeenten. Met de huidige geurwetgeving kunnen overbelaste situaties ontstaan of in stand blijven. Het lokale geurbeleid van een gemeente biedt wel een kader voor cumulatieve geurbelasting op gevoelige bestemmingen maar levert in reeds overbelaste situaties vaak geen oplossing.de wetgever geeft veehouderijen in een overbelaste situatie de mogelijkheid op verder uit te breiden (50% regeling). 2.4 De oorzaak-effectketen In onderstaande figuur is de oorzaak-effectketen schematisch weergegeven. Figuur 2Oorzaak-effectketen Als bekend is om welke activiteit het gaat, welke stoffen uitgestoten worden, hoe deze stoffen zich verspreiden naar de lokale omgeving en de concentraties in de verschillende milieucompartimenten bekend zijn, kan ook de inname door de mens worden ingeschat. Het effect 15

16 van deze inname wordt dan getoetst aan de hand van beschikbare dosis-effectrelaties. Zo kan het effect op gezondheid worden bepaald. Uit de beschikbare onderzoeken en advisering blijkt dat er gezondheidsklachten zijn, blijkt het belang van emissiereductie en dat afstand leidt tot verdunning en verlaging van blootstelling. Door per indicator de stappen uit de oorzaak-effectketen in beeld te hebben, kunnen eventuele maatregelen ontwikkeld worden, en ingezet worden in verschillende fasen van deze oorzaak-effect keten. Deze maatregelen kunnen ingrijpen in de oorzaak, in de verspreiding of de blootstelling. Doel is om te voorkomen dat omwonenden extra worden blootgesteld en daardoor extra risico s lopen. 16

17 Hoofdstuk 3 Checklist voor toetsing van gezondheidsrisico s van veehouderijen In dit hoofdstuk is voor de geselecteerde indicatoren per indicator in een tabel de oorzaakeffectketen in beeld gebracht inclusief de te nemen maatregelen gericht op emissiereductie in de lokale leefomgeving. Maatregelen gebaseerd op een risico-inventarisatie en -evaluatie Zoals in het vorige hoofdstuk beschreven richt het toetsingsinstrument zich op de indicatoren geur, fijn stof en zoönosen, inclusief antibioticaresistente bacteriën. Verder zijn landschappelijke inpassing en transport verder uitgewerkt in maatregelen. Het soort maatregelen onderscheidt zich in kwantitatieve afkappunten die als toets op te nemen zijn in gemeentelijk beleid en in meer kwalitatieve maatregelen. Voor geur zijn kwantitatieve referentiewaarden beschikbaar en in beperkte mate ook voor fijn stof, hoewel daar de bewijslast beperkt is m.b.t. samenstelling van agrarisch fijn stof. Voor endotoxinen is een kwantitatieve advieswaarde beschikbaar. Daar beschikt de gemeente of ondernemer echter nog niet over een toegankelijke bepalingsmethode. Daar waar kwantitatieve toetsingscriteria ontbrekenop het niveau van gezondheidsrisico, blootstelling of emissie,richten maatregelen zich op een kwalitatieve benadering zoals bij zoönosen. Dit betekent dat de maatregelen die het risico beperkenbij voorkeur gericht zijn op het niveau van de activiteit zelf (het bedrijf en de bedrijfsvoering), de emissie, de verspreiding en dan pas blootstelling.de insteek is om op bedrijfsniveau een risico-inventarisatie en evaluatie te maken waarin je gericht maatregelen kunt nemen om gezondheidsrisico s beheersbaar te houden. In de hieronder beschreven tabellen is per indicator de oorzaak-effectketen kort samengevat met daaronder de maatregelen per fase van deze keten. 17

18 Tabel 3.1: Geur Geur

19 Zoals aangegeven in bijlage 6 van de Wgv, dienen de geschatte geurhinderpercentages met voorzichtigheid te worden geïnterpreteerd. Daarom adviseert de GGD aan gemeenten om bij deze afweging van motivaties ook belanghebbenden te betrekken. Aspecten die daarbij onderzocht kunnen worden zijn de mate waarin in betreffende situatie daadwerkelijk al hinder wordt ervaren door omwonenden, wat de band en attitude is van omwonenden ten opzichte van de veehouderij en wat de ambities zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving. Maximaal toegestane geurbelasting is (uitgedrukt als effectmaat) maximaal 12% hinderin bebouwde kom(overeenkomend met redelijke goede milieukwaliteit)en maximaal 20 % hinder in het buitengebied (boven 20% is sprake van een (tamelijk) slechte milieukwaliteit). Uit de tabel in bijlage 6/7 van de wet geurhinder en veehouderij kan afgeleid worden welke geurbelasting dan nog acceptabel is afhankelijk van het gebiedstype (concentratie of niet concentratiegebied) en afhankelijk of het gaat om voorgrond- of achtergrondbelasting. De gemeente kan zelf toetsen of de bebouwde kom is gelegen in een concentratie of niet-concentratiegebied. In een stad of dorpskern met of zonder verwevenheid met de agrarische sector wordt de dosis-respons relatie gebruikt van respectievelijk concentratie- of niet-concentratiegebied. Maatregelen Maatregelen gericht op de gebouwen / stallen: Emissiearme huisvesting en stalinrichting Emissiepunten aan die zijde van het gebouw waarmee omwonenden minst belast worden. Hoogte schoorsteen 1 meter ophogen Breng voor de uitstoot van geur gedetailleerd lokale geografische aspecten mee zoals de relatie met gebouwhoogte en ligging van het bedrijf t.o.v. de bebouwing in relatie tot de heersende windrichting in beeld in de geurmodellering Opnemen in eisen van de vergunning-aanvraag; toetsing of weging Toetsing Toetsing Weging Weging Weging Aanvullende informatie Aandachtspunt blijft lagere luchtsnelheid ondanks aanpassing schoorsteenhoogte. Deze uitgebreidere modellering biedt meer inzicht in de lokale verspreiding van geur en biedt inzicht in mogelijke knelpunten. Ventilatie-uitstroom verticaal ipv horizontaal Toetsing Opslag brijvoeder en bewerking brijvoeder/bijvoerkeuken aansluiten op een aparte luchtwasser. Toetsing Vraag advies over de effectiviteit luchtwassers. In de praktijk blijkt tevens dat in brijvoercomponenten een ander soort bacterie voorkomt die een negatieve invloed kan hebben op de werking van de 19

20 Extra afstand aanhouden bij ontwikkelingen met dieren zonder (wettelijke) emissiefactor door vaste afstanden verder te differentiëren in relatie tot bedrijfsgrootte. Overweeg hierbij de afstanden uit de Maatlat Duurzame veehouderij te hanteren en vast te leggen in gemeentelijk beleid. bacteriën in een biologische luchtwasser. Gevolg is dat de geur vanuit de dierverblijven niet meer of minder wordt gereduceerd. Toetsing Afstanden houden geen rekening met cumulatie van meerdere bedrijven. Differentiatie vastleggen in Verordening geurhinder en veehouderij. Bij grote veehouderijen (bv 150 of meer melkkoeien een grotere vaste afstand opnemen. Maatregelen gericht op andere geur-producerende activiteiten: Kondig activiteiten aan (zoals mestrijden/mixen) bij de bewoners in de lokale omgeving. Benut mogelijkheid om aanvullende afspraken te maken over activiteiten zoals tijdstippen van uitrijden mest en rekening houden met weersomstandigheden. Weging De MDV kan ook als criterium opgenomen in het gemeentelijk beleid Maatregelen gericht op uitstoot: BBT voorschrijven met als doel maximale emissiereductie en niet om de norm opvullen. Toetsing Maatregelen hebben als doel maximale reductie van de uitstoot. BBT ook voor bestaande (niet-emissiearme) gebouwen, niet intern salderen. Weging In RO-beleid Voorwaardelijke regel opnemen dat bij nieuwbouw stallen ook bestaande stallen BBT worden. De bestaande interne salderingsregeling voor ammoniak leidt er nu toe dat oude stallen blijven bestaan en dat alleen nieuwe stallen met BBT worden gebouwd. Dit leidt ertoe dat voor ammoniak wel aan de regels wordt voldaan maar dat de oude stallen qua geuruitstoot een grote bron blijven. BBT ook als echt BBT inzetten. Er zijn inmiddels veel technieken beschikbaar die verder reduceren dan de BBT die vallen onder het besluit huisvesting. 20

21 Aanbrengen sluis en onderdruk creëren bij openen deuren. Weging Beperking voorgrondbelasting: Geen toepassing 50% regeling bij uitbreidingsaanvraag in overbelaste situaties. Overbelaste situatie is een situatie waarbij meer dan 12% hinder in de bebouwde kom en meer dan 20 % hinder in het buitengebied berekend is. Toetsing Indien gebruikt gemaakt wordt van de regeling uit de Wgv blijft een overbelaste situatie nog lang in stand, in lijn met het investeringsritme van het bedrijf. De wettelijke normstelling voor veehouderijbedrijven is soepeler dan voor industriële bedrijven, respectievelijk 14 OU E /m3 versus 2 OU E /m3. Achtergrondbelasting: Voorgrondbelasting mag niet leiden tot cumulatie in achtergrondniveau boven 12% hinder (bebouwde kom) en 20% hinder (buitengebied). Maatregelen gericht op blootstelling: Streven is emissiereductie zodat ontwikkeling geen extra toename in aantal geurgehinderden geeft. Bij toename in geurbelastingdoor de nieuwe ontwikkeling dient afweging plaats te vinden: - aantal extra blootgestelden - clustering van woningen - compensatiemaatregelen Een actief handhavingsbeleid op inzet en gebruik van luchtwassers, met behulp van computergestuurde monitoringsystemen. Prestatie-eis:100 % van de tijd dient luchtwassers goed te werken. Maatregelen gericht op gezondheidseffecten: Klachtenafhandeling: Op bedrijf heeft ondernemer klachtenprotocol. Ondernemer is aanspreekpunt voor geurklachten. Toetsing Vastleggen in geurgebiedsvisie door gemeente. Weging In geurgebiedsvisie opnemen van een overzicht aantal geurgehinderden per blootstellingsklasse. Cluster van woningen blijkt uit jurisprudentie tenminste 8 woningen zonder agrarische bedrijven ertussen ( in een straal van circa 150 meter.) Toetsing Elektronische monitoring van nieuwe luchtwassers is wettelijk verplicht per Voor bestaande luchtwassers per Actieve handhaving door gemeente. Toetsing Opnemen van afhandeling geurklachten in milieuvergunning geeft een handhavingsgrond bij afhandeling geurklachten. Klachtenanalyse. Bij aanhoudende klachten geurrendementsmetingen en gebruik maken van de elektronische monitoring en eventuele optimalisatie die Weging Klachtenanalyse uitvoeren door gemeente samen met ondernemer. Door het uitvoeren van een klachtenanalyse 21

22 daarin mogelijk is. wordt duidelijk wat mensen als hinderlijk ervaren (beleving van omwonenden) en zijn gerichter maatregelen mogelijk. 22

23 Tabel 3.2: Fijn stof en endotoxinen Fijn stof en endotoxinen 23

24 Maatregelen Opnemen in eisen voor de vergunningaanvraag Aanvullende informatie 24

25 Maatregelen gericht op de activiteit: Verminderen aantal dieren in traditionele huisvestingsystemen: Voorwaardelijke bepalingen dat er uitgebreid mag worden mits oude stal niet meer gebruikt wordt voor veehouderij na gereedkomen nieuwe stal of dat oude stal aangepast is aan nieuwe eisen. Maatregelen gericht op de uitstoot: Uitstootreducerende maatregelen in de stal: Bijvoorbeeld: Aangepast strooisel bij pluimvee. Aanpassing lichtschema s. Oliefilm drukleidingen Droogfilterwand Ionisatiefilter Warmtewisselaar Weging Weging Afhankelijk van gewenste ambitie van gemeente in een bepaald gebied. Minder dieren in traditionele, niet-emissiearme huisvesting leidt tot minder blootstelling. Een ondernemer kan zelf de Maatlat duurzame veehouderij - eisen hanteren. Hiervoor is een subsidiemaatregel beschikbaar. Per diercategorie kunnen maatregelen variëren. Uitstootreductie naar buiten en lokale omgeving toe: Verplicht de inzet van techniek (luchtwassers) met maximale emissiereductie, in combinatie met de inzet van emissiearme systemen. Onderzoek de extra bijdrage aan fijn stof door de voorgenomen bedrijfsontwikkeling bij omringende woningen, die in de invloedsfeer van het bedrijf liggen. Toets daarbij alle uitbreidingen, ook de NIBM-uitbreidingen. Bij beïnvloeding: Maximale emissiereductie met BBT ook al voldoe je zonder deze BBT ook aan norm: - Inzet luchtwasser - Inzet technieken in de stal (zie boven). Toetsing Het rendement in emissiereductie wat met een luchtwasser behaald kan worden hangt af van het type. Met combiluchtwassers worden de hoogste rendementen behaald (80%) terwijl met waterwassers of chemische luchtwassers de rendementen veel lager zijn (30-35%). Toetsing Zie ook bestemmingsplan gemeente / wet RO: De kwaliteit van de leefomgeving mag niet verslechteren. Er is geen gezondheidkundige drempelwaarde voor fijn stof. De norm van 40 ug/m3 beschermt onvoldoende tegen gezondheidseffecten. 25

26 Een actief handhavingsbeleid op inzet en gebruik van luchtwassers, met behulp van computergestuurde monitoringsystemen. De luchtwasser dient 100% van de tijd te voldoen. Maatregelen gericht op verspreiding: Ventilatie-uitlaat verhogen Ventilatie-uitlaat verticaal uitstromen Toetsing Vanaf 1/1/2013 is er een verplicht monitoringssysteem voor nieuwe luchtwassers, over drie jaar voor bestaande luchtwassers. Toetsing Door verhoging en verticale uitstroom van de lucht treedt er een grotere verdunning op van de concentraties op leefniveau. Als de uitstroomopening van 5 meter naar 10 meter wordt verhoogd wordt de fijn stofconcentratie op 50 meter afstand ca. 7x, op 100 meter ca. 3x en op 250 meter ca. 1,5x zo laag. Hiaten Norm endotoxinen nog niet vastgesteld. Monitoring endotoxinen niet standaard bij huidige monitoring luchtkwaliteit. Modellering endotoxinen nog niet beschikbaar. Kanttekening is wel dat stoffen hiermee, hoewel in lagere concentraties, verder verspreidt worden in de leefomgeving. 26

27 Tabel 3.3: Zoönosen Zoönosen 27

28 Maatregelen 8 Opnemen in eisen bij de vergunningaanvraag Aanvullende informatie borging in wetgeving of beleid, hoe gegevens aanleveren Maatregelen gericht op de activiteit: Overweeg een maximale bedrijvendichtheid pluimvee per Weging Refereren naar eigen 28

29 vierkante kilometer. gebiedsgericht beleid van gemeente. Bij een dichtheid van pluimveebedrijven lager dan 2,9 pluimveebedrijven per km2 is beheersing van een uitbraak met zoönosen op bedrijfsniveau mogelijk (RIVM, 2012).Bij een hogere bedrijfsdichtheid worden maatregelen niet meer op bedrijfsniveau maar op gebiedsgericht genomen. Houdt op grote schaal geen varkens en pluimvee op één bedrijf samen. Hierdoor bestaatde mogelijkheid tot langdurig circuleren en mogelijk uitwisselen van erfelijk materiaal van influenzavirussen. Toetsing In het varken kunnen griepvirussen van varken, mens en vogel zich mengen waardoor nieuwe subtypen van het griepvirus kunnen ontstaan. Afhankelijk of het nieuw subtype overdraagbaar is op de mens en zich ook tussen mensen verder kan verspreiden, bestaat de kans op het ontstaan van een grieppandemie. Deze overdraagbaarheid en verdere verspreiding naar en tussen mensen is een proces dat veel tijd en moeite kost. Zorg voor voldoende afstand tussen pluimveebedrijven en varkenshouderijen. Bij de beoordeling van voldoende afstand tussen varkens-en pluimveebedrijven spelen bedrijfsdichtheid in de omgeving en huisvestingsystemen een rol. Weging Verplicht een huisvestingsysteem gericht op beheersing van Toetsing Opnemen inreguliere 29

30 introductie en verspreiding van micro-organismen: 1. Binnenhuisvesting van pluimvee 2. Professionele expertise van een dierenarts betrekken bij het stalontwerp 3. Kleinere bedrijfsgrootte of compartimentering (scheiding leeftijdsgroepen en afdelingen) 4. Looplijnen schoon en niet-schone bedrijfsgedeelte opnemen in stalontwerp. 5. De punten voor mestafzuiging niet onder luchtinlaatplaatsen situeren om zo de overdracht van ziektekiemen van extern te beperken. 6. Opnemen van veterinaire adviezen voor de verbetering van interne en externe biosecurity. Neem een kwalitatieve beschrijving van type zoönosen voorkomend bij diersoort op bedrijf op en beschrijf de maatregelen die gericht zijn op zoönosenbestrijding, Opleidingseisen personeel: Op het bedrijf is een opleidingsplan voor personeel aanwezig waarin opgenomen zijn: zoönosen hygiënemaatregelen het houden van dieren herkenning dierziektes te nemen maatregelen vergunning. Punt 1 botst met dierenwelzijnwetgeving. Afhankelijk van de beoogde locatie en aantal omwonenden vindt hier afweging plaats tussen dierenwelzijn en gezondheid. Het gaat om een maatregel ter voorkoming op bewezen verhoogd risico op besmetting pluimvee via externe bronnen (trekvogels). Bij welke dieraantallen compartimentering zinvol is, is afhankelijk van diersoort en stalinrichting. Advies is om de dierenarts te betrekken bij ontwikkeling van stal en huisvestingssysteem. Toetsing Opnemen in Omgevingsvergunning beperkte milieutoets en reguliere vergunning. Toetsing Opnemen in Omgevingsvergunning beperkte milieutoets en reguliere vergunning Opleidingseisen afstemmen met sector en Stigas. 30

31 In het opleidingsplan is aandacht voor periodieke bijscholing. Maatregelen gericht op uitstoot: Hygiëne: Scheiding tussen schoon en niet-schone bedrijfsgedeelte Toetsing Met extra aandacht voor hygiëne wordt uitstoot van zoönosen beheerd. Toegang tot schone bedrijfsdeel alleen via hygiënesluis Eisen aan hygiënesluis en omkleedruimte (nieuwe overall/ schoenen als je in ander compartiment/ stal komt om niet de micro-organismen mee te nemen van de ene plaats naar de andere, handen wassen, douchen) Opnemen in Omgevingsvergunning beperkte milieutoets en reguliere vergunning Vaste werkverdeling, per dag één werknemer per compartiment. Spoelplaats dieren Aparte opvang zieke dieren In schoon bedrijfsgedeelte geen andere (landbouw)huisdieren Eisen aan waterinstallaties (voorkomen biofilm, etc). Diergezondheid: Begeleiding vaste dierenarts 31

32 Minimaal 1x maand bedrijfsbegeleiding Het bedrijf heeft een bedrijfsbehandelplan Maatregelen gericht op verspreiding: (Zo veel mogelijk) gesloten bedrijfsvoering om insleep van micro-organismen te verminderen IKB-geregistreerde aan- en afvoer van dieren. Weging Weging Zie IKB-eisen en IKBrapportage. Neem eisen op voor de opslag van voermiddelen, ongedierte-bestrijdingsmiddelen, gewasbeschermingsmiddelen. Toetsing Toetsing Voer een actief ongediertebestrijdingsbeleid. Maatregelen gericht op gezondheidseffecten: Maatregelen ter voorkoming van verspreidingq-koorts zijn vastgelegd in een factsheet van 24 november 2011 en richten zich onder andere op vaccinatie, tankmelkonderzoek, mestbeleid en hygiëne. Voor bedrijven met dieren én een publieksfunctie: deelname GD keurmerk zoönosen verplicht stellen. Zie voor meest recente informatie: koorts Toetsing Voor meer informatie over eisen en certificering: 0GD1518%20flyer%20zoönosen(sc hoon).pdf Hiaten Monitoring van dieren en personeel op het voorkomen van enkele specifieke (nader te bepalen) zoönosen. Mogelijk relevante zoönosen zijn: hepatitis E, influenza, Chlamydia GD voert monitoring van dierziekten uit. Die gegevens zijn nu niet algemeen beschikbaar voor humane sector. Maandelijks is er een 32

33 psittaci, Chlamydia abortus, Campylobacter, Salmonella, Giardia, Ascaridiose en leptospirose. signaleringsoverleg waarin nieuwe gevallen worden besproken. Daarnaast vindt momenteel afstemming plaats in het kader van One-Health of deze gegevens ook geschikt gemaakt kunnen worden voor de koppeling met humane signalering vanuit Infectieziektenbestrijding. Praktische uitvoer nu nog niet mogelijk. 33

34 Tabel 3.4: Transport Transport 34

35 Maatregelen Opnemen in eisen vergunningaanvraag: Toetsing of weging Aanvullende informatie Maatregelen gericht op de activiteit: Routing vrachtverkeer met levende dieren en mesttransport buiten bebouwde kom omleiden. Weging Verkeers- en vervoersplan gemeente Bij uitbraak zoönosen wegen afsluiten zodat diertransport en mesttransport buiten de bebouwde kom omgeleid wordt. Inventariseer of er knelpunten zijn voor de verkeersveiligheid bij het voorgenomen initiatief. Neem maatregelen door: Scheiding langzaam- en vrachtverkeer Type wegverharding sluit aan bij vrachtverkeer Ligging voet- en fietspaden en oversteekplaatsen Goede verlichting wegen Maximale toegestane snelheid Parkeerplaatsen op terrein zelf of aparte plaatsen aanwijzen waar opleggers met dieren tijdelijk kunnen staan. toetsing Verkeers- en vervoersplan gemeente toetsing Verkeers- en vervoersplan gemeente. Maatregelen gericht op uitstoot: Inpandige laad- en/of afleverplaats (laad-, aflever- plaats zijn aan minimaal drie zijden en van bovenaf gesloten) Weging Maatregelen gericht op blootstelling: Tijdstip transportbewegingen: Regel de tijdstippen voor het laden en lossen bij aan- en afvoer van: - Diervoeders - Mest - Dieren - Kadaver - Tankwagen (melk) - Eieren - Aanvoer grondstoffen Niet voor 7 uur in de ochtend en na 19 uur in de avond. Hiaten Toetsing Bij vergunningsplichtige bedrijven kun je hier eisen aan stellen. Bij bedrijven die vallen onder activiteitenbesluit zijn geen aanvullende eisen te stellen. Wel de Beperkte milieutoets omgeving vergunning (BOMR): verzoek om extra gegevens ivm eigen gemeentebeleid. 35

36 Tabel 3.5: Landschappelijke inpassing Landschappelijke inpassing Maatregelen Opnemen in eisen van vergunning-aanvraag; toetsing of weging Aanvullende informatie: Alle maatregelen kunnen worden opgenomen in bestemmingsplan en/of milieuwetgeving Maatregelen gericht op uitstoot en verspreiding: Welke criteria aan de maatregelen worden gegeven, staat beschreven in de Maatlat Duurzame Veehouderij. Patronen Openheid: Weging afstand tussen bouwblokken afstand bouwblok tot de weg Perceelsranden: Weging Inzet van singels Inzet van water, bijv. poelen, wadi s en Weging sloten Kavelstructuur Erfverharding: Weging Percentage verharding Soorten erfverharding Erfbeplanting Weging Bij erfbeplanting dient bij keuze voor soorten ook een afweging gemaakt worden in effectiviteit voor gezondheid en ecologie. Bebouwing Woning losgekoppeld van Weging algemeen bedrijfsbebouwing Bedrijfsbebouwing Afstand tot de weg: Weging Stallen Mestopslag Voeropslag 36

37 Bebouwing haaks op de as van de weg Bouwhoogte Kleurgebruik Woonbebouwing Woonbebouwing qua positie ruim voor de bedrijfsbebouwing; Woonbebouwing heeft landelijk karakteristiek. 37

38 Hoofdstuk 4 Inpassing van het toetsingsinstrument in het gemeentelijk beleid: aanpak bij gemeenten Diverse wettelijke bepalingen schrijven de afweging van de effecten voor de gezondheid in relatie tot de veehouderij voor maar geven geen richtlijn over hoe dit uitgevoerd kan worden. Er zijn tot op heden weinig toetsingsinstrumenten of richtlijnen beschikbaar die het bevoegd gezag bij de besluitvorming over vergunningen kunnen betrekken.in dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op deze wettelijke verplichtingen. De maatregelen in dit toetsingsinstrument zijn hierbij een handvat bij uitvoering van deze wettelijke taak, en zijn eventueel als beleidsregel vast te leggen. Vanuit zowel de commissie voor de mer als ook vanuit de juridische ondersteuning bij de Brabantse Zorgvuldigheidscore is aangegeven dat het toetsingsinstrument concrete handvatten biedt en in te zetten is. Het blijft onzeker ofalle maatregelen juridisch geborgd zijn. Wettelijke regelingen veehouderij Sinds 1 januari 2013 vallen veel veehouderijen in hun geheel onder het Activiteitenbesluit. Zij hebben geen vergunning nodig. Eisen uit de Wet geurhinder en veehouderij zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. Het niet voldoen aan de voorschriften leidt er niet meer toe dat het bedrijf vergunningplichtig wordt. De veehouder is in dit geval in overtreding met het Activiteitenbesluit en het bevoegd gezag moet hierop handhaven. Voor een aantal activiteiten uit het Activiteitenbesluit (meldingsplichtige inrichtingen) hebben bedrijven sinds 1 januari 2011 toestemming van het bevoegd gezag nodig voordat ze hiermee kunnenstarten. Deze "toestemming vooraf" wordt in de Omgevingsvergunning Beperkte Milieutoets genoemd (OBM): een OBM voor milieueffectrapportage (m.e.r.) of een OBM voor fijn stof.de noodzaak van een OBM volgt uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (WABO) artikel 2.1, lid 1, onder i. Daarin staat de koppeling tussen de Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) en m.e.r. Daarbij is in artikel 2.2a van het Besluit Omgevingsrecht (Bor) geregeld wanneer een OBM nodig is bij veehouderijen. Het grote verschil met een reguliere omgevingsvergunning is dat er aan een OBM geen voorschriften worden verbonden, dit volgt uit artikel 5.13a Bor. Om toch een afweging te kunnen maken, kunnen wel eisen worden gesteld aan de in te dienen stukken.voor de afweging van volksgezondheid kan hiervoor het toetsingsinstrument gehanteerd worden, al dan niet beschreven in een MER. De gemeente heeft hierin eigen beleidsvrijheid. Bepaalde veehouderijen hebben nog steeds een omgevingsvergunning milieu nodig. In dat geval zijn de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing. Bij grote varkens- en pluimveehouderijen kan sprake zijn van een IPPC-installatie. Alle veehouderijen moeten daarnaast voldoen aan de eisen van het Besluit Huisvesting. Dit besluit bepaalt dat dierenverblijven moeten voldoen aan de maximale emissiewaarden. Uiterlijk 1 januari 2014 moeten alle bedrijven voldoen aan de voorwaarden uit dit Besluit Huisvesting. 38

39 Wettelijke regelingen gezondheid Het bevoegd gezag is wettelijk verplicht om de effecten van (ruimtelijke) ontwikkelingen op de volksgezondheid in de besluitvorming mee te wegen. Deze verplichting is onder andere opgenomen in de volgende bepalingen: Wet publieke gezondheid, artikel 2 lid 1 en lid 2 onder c: Het college van burgemeester en wethouders bevordert de totstandkoming en de continuïteit van en de samenhang binnen de publieke gezondheidszorg. Ter uitvoering van deze taak draagt het college van burgemeester en wethouders in ieder geval zorg voor het bewaken van gezondheidsaspecten in bestuurlijke beslissingen.tevens kunnen maatregelen geformuleerd worden ter beïnvloeding van gezondheidsbedreigingen. Wet milieubeheer, artikel 1.1 lid 2 onder a: In deze wet en de daarop berustende bepalingen worden onder gevolgen voor het milieu in ieder geval verstaan gevolgen voor het fysieke milieu, gezien vanuit het belang van de bescherming van mensen, dieren, planten en goederen, van water, bodem en lucht en van landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden en van de beheersing van het klimaat, alsmede van de relaties daartussen. (zie ook ABRvS /1/A4, /1/A4). Wet Ruimtelijke Ordening waarin is bepaald dat een ontwikkeling moet voldoen aan het begrip goede Ruimtelijke Ordening (RO). 9 In aanvulling hierop is de verplichting om de effecten voor de volksgezondheidals milieugevolg van een activiteit te betrekken in de besluitvorming tevens te vinden in het Besluit milieueffectrapportage. Ook de Verordening ruimte van de provincie Noord Brabant stelt dat uitbreiding slechts mogelijk is op duurzame locaties. Daarbij is benoemd dat van een duurzame locatie alleen sprake is als de beoogde ontwikkeling vanuit milieuoogpunt, in het bijzonder wat betreft ammoniak, geur, fijn stof én gezondheid voor mensen, aanvaardbaar is. Het staat het bevoegd gezag in principe vrij op welke wijze deze verplichting ingevuld wordt. Voor sommige criteria zoals ammoniak en fijn stof zijn (duidelijke) richtlijnen en/of handelingsmethoden beschikbaar. Voor de gezondheid van mensen is dit echter niet of veel minder het geval (zie paragraaf 2.3). Duidelijk is wel dat het bevoegd gezag de gevolgen van ontwikkelingen (van de veehouderij) voor de gezondheid van mensen in de besluitvorming moet betrekken. Meer achtergrondinformatie over het Activiteitenbesluit, Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) m.e.r., Omgevingsvergunning beperkte milieutoets (OBM) Fijn stof en de MERrichtlijnstaat beschreven in hoofdstuk IV Noodzaak, mogelijkheden en effectiviteit van interventiemaatregelen van het Beoordelingskader Gezondheid en Milieu, intensieve veehouderij (Fast, 2013) en op de website van Infomil ( 39

40 40

41 Hoofdstuk 5 Maatschappelijk draagvlak voor een toetsingsinstrument De veehouderij en nieuwe ontwikkelingen in de veehouderij worden in het maatschappelijk debat in verband gebracht met stank(hinder), verminderd dierenwelzijn, landschapsvervuiling, infectieziekten, voedselveiligheid, duurzaamheid, mineralenkringloop en luchtwegklachten.omwonenden hebben echter weinig invloed op deze ontwikkeling. Er bestaat wel de wettelijke mogelijkheid om inspraakreacties te geven op vergunningaanvragen van bedrijven en bij procedures rondom bestemmingsplannen van LOG s en buitengebieden. Echter in de milieuwetgeving zitten behalve voor de geur van individuele bedrijven, weinig of alleen impliciete handvatten om bedreigende aspecten zoals de cumulatie van geur, de biologische samenstelling van fijn stof of de infectieziektendruk te toetsen. In veel Brabantse gemeenten wordt het maatschappelijk debat zoals hierboven benoemd gevoerd. De mogelijke risico s van veehouderijen voor de volksgezondheid staan dan ook hoog op de (politieke) agenda s. De intentie om gezondheid een volwaardige plek te geven in de besluitvorming is alom aanwezig bij de Brabantse gemeenten. Door onzekerheid en onwetendheid (hiaten in kennis) wordt deze intentie vaak niet ingevuld. Er wordt gezocht naar geschikte kennis, vaardigheden, (beleids)instrumenten e.d. die hieraan invulling kunnen geven. Om in de ontwikkeling van het toetsingsinstrument ook rekening te kunnen houden met dit maatschappelijk draagvlak zijn drie verschillende workshops gehouden. De eerste workshop richtte zich daarbij op de aanpak en het draagvlak voor een toetsingsinstrument. De andere twee workshops richten zich meer op de geselecteerde indicatoren en de maatregelen. De verzamelde informatie uit deze workshops zijn bij de verdere ontwikkeling van het toetsingsinstrument gebruikt en verwerkt. In onderstaande beschrijving van beide workshops zijn conclusies opgenomen die kunnen helpen bij de implementatie van het toetsingsinstrument in gemeentelijke beleid. Als eerste is op het najaarscongres van het Brabants kennisnetwerk Zoönosen met het thema One-Health de workshop Naar een gezonde en duurzame veehouderij; geef je mening in Over de streep gegeven.tijdens deze workshop zijn twee instrumenten toegelicht waarbij gezondheidscriteria worden ingezet om een bedrijfsuitbreiding of bedrijfsverplaatsing te toetsen. De twee instrumenten waren de ondernemerscan van de HAS Kennistransfer en Bedrijfsopleidingen en het aanvullend toetsingsinstrument gezondheid bij veehouderijbedrijven. Vervolgens is gediscussieerd aan de hand van stellingen over beide instrumenten. De stellingen gingen over draagvlak, verantwoordelijkheid, dialoog en inzetbaarheid. Deelnemers aan de workshop waren ondernemers, gemeente-ambtenaren, GGD-medewerkers en burgers. Belangrijkste conclusies van de deelnemers waren: Het is belangrijk om een onafhankelijk en wetenschappelijk kader voor gezondheid te ontwikkelen. Gemeenten kunnen dat kader dan zelf in gemeentelijk beleid in passen en uitvoeren. 41

42 Het moet geen politiek instrument zijn, gemeenten moeten niet allemaal zelf een apart eigen gezondheidskader ontwikkelen. Het moet algemeen gedragen worden door verschillende partijen, rol van gemeente is bij het toetsingsinstrument uitvoerder en handhaver. Bij de ondernemerscan of dialoog is de rol van de gemeente faciliterend. Er was twijfel bij de deelnemers of een extra toetsingsinstrument leidt tot verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Sommigen vonden dat de ondernemers zelf verantwoordelijk zijn voor deze omgevingskwaliteit. Anderen vonden juist dat het toetsingsinstrument niet ver genoeg gaat en onvoldoende handvaten biedt. Het is belangrijk dat er een dialoog tussen ondernemers en omwonenden gevoerd wordt. In gesprek gaan met elkaar over het bedrijf en de ontwikkelingen leidt tot meer vertrouwen in elkaar. Het leidt echter niet tot een snellere vergunningverlening. De ondernemers vinden het lastig om te bepalen wie hun omwonenden allemaal zijn, wie betrek je in de dialoog. Het is van belang om ook deskundigen bij je overleg en inzet van instrumenten te betrekken om ook verbeterpunten en handvatten aan te dragen. Daarnaast zijn in twee workshops, één keer samen met de projectroep en één keer met de diverse experts, de opzet van het toetsingsinstrument, de indicatoren en de voorgestelde maatregelen besproken. Met de projectgroep is dit gedaan aan de hand van een vergunningaanvraag. Met de expertsin een discussiebijeenkomst waarin de burger, overheid en wetenschap met elkaar gesproken hebben. Enkele algemene discussiepunten betroffen de verwachtingen of het toetsingsinstrument ingezet kan worden als toetsinstrument of meer als afwegingsinstrument en de inzet van de dialoog daarbij. De inzet van de dialoog is belangrijk bij de afstemming tussen de boer en omwonenden. Het kan echter niet als maatregel ingezet worden bij de vergunningverlening. Dit zou een te grote druk leggen op de loyaliteit en de relaties onderling. Bovendien vergt het veel expertise van de burger. De gemeente blijft de verantwoordelijke instantie die besluit neemt waarin het verloop van de dialoog en het draagvlak voor een ontwikkeling wel wordt meegewogen. Hiertoe is een gespreksverslag een bruikbaar instrument Een aantal voorgestelde maatregelen, zoalshet van te voren aankondigen van activiteiten die geuroverlast geven of BBT 10 ook voor bestaande (niet-emissiearme) gebouwen voorschrijven zijn niet als toetsingscriterium te hanteren maar zal meer in het afwegingsproces moeten plaats vinden. Sommige maatregelen worden bij de vergunningaanvraag voorgeschreven maar kunnen pas uitgevoerd of gecontroleerd worden op het moment dat het bedrijf in werking is. De besluitvorming richt zich op de vraag of het risico acceptabel klein genoeg is en niet op de vraag of het gerechtvaardigd is dat buren met risico/overlast geconfronteerd wordt. 42

43 Hoofdstuk 6 Conclusies en aanbevelingen Het toetsingsinstrument is een instrument waarmee de gemeente gezondheid kan afwegen in de besluitvorming over ontwikkelingen in de veehouderij.het toetsingsinstrument is uitgewerkt als een risico-inventarisatie en -evaluatie met handvatten voor het nemen van maatregelen.bij de toepassing maakt de gemeente afhankelijk van de lokale omstandigheden en het aantal blootgestelde omwonenden een afweging of de ontwikkeling wel of niet passend is in het gebied en binnen de beschikbare milieuruimte. De maatregelen richten zich op het streven naar emissiereductie zodat ontwikkeling van een veehouderij geen extra toename in aantal blootgestelden of gehinderden geeft. Dit stimuleert om de best beschikbare technieken in te zetten om emissies terug te dringenin plaats van opvulling van normen. De maatregelen onderscheiden zich in kwantitatieve referentiewaarden die als toets op te nemen zijn in gemeentelijk beleid en in meer kwalitatieve maatregelen ter afweging. Voor geur zijn kwantitatieve waarden beschikbaar en in beperkte mate ook voor fijn stof. Van fijn stof is endotoxinen één van de relevante bestanddelen. Voor endotoxinen is een kwantitatieve advieswaarde beschikbaar. De gemeente of ondernemer beschikt echter nog niet over een toegankelijke bepalingsmethode. In het toetsingsinstrument is veel aandacht voor maatregelen binnen het bedrijf gericht op huisvestingssystemen met als doel beheersing van introductie en verspreiding van micro-organismen en beperking van uitstoot van schadelijke stoffen. Bij zoönosen, landschappelijke inpassing en transport zijn meer kwalitatieve maatregelen opgenomen. Dit betekent dat de maatregelen die het risico beperken bij voorkeur gericht zijn op het niveau van de activiteit zelf (het bedrijf en de bedrijfsvoering), de emissie, de verspreiding en dan pas blootstelling. Bij transport is verkeersveiligheid en de bijdrage van transport aan verspreiding van zoönosen belangrijk. De maatregelen richten zich daarbij op de route en het tijdstip van vrachtverkeer in relatie tot gevoelige bestemmingen. Maatregelen voor landschappelijke inpassing zijn gericht op het visuele inpassing, bijdrage aan de eigenheid van het lokale landschap door het gebruik van inheemse boom- en struiksoorten, de bijdrage aan biodiversiteit en de afvang van uitstoot van bedrijven door gebruik van groen. Er wordt daarmee bijgedragen aan een goed woon-, leef- en werkklimaat. 43

44 Juist wanneer geen kwantitatieve grenswaarden vast te stellen zijn, wordt gekozen voor een benadering van risico-inventarisatie en evaluatie. Hierbij is niet duidelijk of alle maatregelen samen voldoende zijn noch welke van de afzonderlijke maatregelen noodzakelijk is om risico s tot een acceptabel niveau te beperken. Het bevoegd gezag is wettelijk verplicht om de effecten van (ruimtelijke) ontwikkelingen op de volksgezondheid in de besluitvorming mee te wegen. Deze verplichting is onder andere opgenomen in de Wet publieke gezondheid, de Wet milieubeheer en de Wet Ruimtelijke Ordening waarin is bepaald dat een ontwikkeling moet voldoen aan het begrip goede Ruimtelijke Ordening. Tijdens de workshops is door alle deelnemers benadrukt dat er tot op heden geen tot weinig ervaring is met de uitvoer van de wettelijke verplichting om gezondheid mee te wegen in de besluitvorming. Het is voor hen belangrijk om een goede juridische borging vast te leggen. Het toetsingsinstrument is hierbij een hulpmiddel, waarin de wettelijke verplichting van de gemeente is vertaald, en wat dient als instrument bij het maken van (gezondheidkundige) afwegingen voor uitbreidingen van veehouderijen. De inzet van de dialoog is belangrijk bij de afstemming tussen de boer en omwonenden. Het kan echter niet als maatregel ingezet worden bij de vergunningverlening. Dit zou een te grote druk leggen op de loyaliteit en de relaties onderling. Bovendien vergt het veel expertise van de burger. De gemeente blijft de verantwoordelijke instantie die het besluit neemt waarin het verloop van de dialoog en het draagvlak voor een ontwikkeling wel wordt meegewogen. Hiertoe is een gespreksverslag een bruikbaar instrument. Implementatie Bij de implementatie van het toetsingsinstrument richten de aanbevelingen zich op drie sporen: - Gemeentelijk - Provinciaal (relatie met de Brabantse Zorgvuldige Veehouderij-score) - Landelijk (relatie met dosis-respons onderzoekin het landelijk onderzoek VGO; aangepaste geurmodellering Voucher AW-MMK.; WUR-programma risico en ruimte). Gemeentelijke implementatie Bureau GMV raadt aan om bij alle vergunningverlening of wijziging van bestemmingsplannen voor veehouderijen het voorgenoemde toetsingsinstrument te hanteren en dit vast te leggen in gemeentelijk beleid, bijvoorbeeld met een beleidsregel (zie hoofdstuk 4). In onderstaande figuur 3 zijn de beschikbare instrumenten voor inpassing in het gemeentelijke beleid weergegeven. 44

45 Figuur 3Beschikbare instrumenten in de verschillende fasen in gemeentelijke beleid om gezondheid in bestuurlijke besluitvorming mee te wegen. Provinciale implementatie: Voor alle veehouderijen in Brabant is het uitgangspunt van de Provincie Noord-Brabant dat ontwikkelruimte verdiend moet worden. Alleen ontwikkelingen die bijdragen aan de transitie naar een Zorgvuldige Veehouderij worden toegestaan. Hiervoor ontwikkelt de provincie Noord-Brabant een Brabantse Zorgvuldigheidscore veehouderij (BZV). Naast deze BZV zijn er andere voorwaarden zoals omvang van het bouwblok, lokale inpassing en een goede dialoog met de buurt en de gemeenten, die meewegen in de besluitvorming over een zorgvuldig ontwikkeling van een veehouderij. De BZV kent drie hoofdthema s: volksgezondheid, dierenwelzijn en gezondheid en fysieke leefomgeving. Voor deze thema s wordt een puntensysteem ontwikkeld. Naarmate een bedrijf zorgvuldiger werkt scoort het meer punten. Wil een bedrijf uitbreiden, dan moet het gehele bedrijf voldoende punten scoren. De kennis en ervaring die is opgedaan bij de ontwikkeling van het aanvullend toetsingsinstrument gezondheid bij veehouderij wordt actief ingebracht in het proces om te komen tot een BZV. Hierbij worden de mogelijkheden om dit toetsingsinstrument te implementeren in de BZV momenteel verkend. Landelijke ontwikkelingen Om de hiaten in de kennis over dosis-effectrelaties op te vullen zijn verschillende initiatieven gestart en lopen er diverse onderzoeken. Het verdient aanbeveling om deze ontwikkelingen te volgen en het ontwikkelde toetsingsinstrument periodiek te beoordelen of aanpassingen naar aanleiding van nieuwe onderzoeksresultaten nodig zijn. 45

46 Het RIVM gaat in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Economische Zaken een aanvullend onderzoek naar de kwantitatieve gezondheidseffecten van veehouderijen uitvoeren, het zogenoemde Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) onderzoek. Dit onderzoek beoogt, in navolging van IVG-I, de potentiele gezondheidsrisico s voor omwonenden van veehouderijen gedetailleerd in kaart te brengen. Hebben omwonenden van veehouderijen verhoogde gezondheidsrisico s in termen van blootstelling aan fijn stof en micro-organismen, exacerbaties bij astma en COPD, pneumonie en veehouderij geassocieerde aandoeningen en zoönosen? Het onderzoek wordtuitgevoerd door een consortium van onderzoeksinstellingen bestaande uit hetrivm, Wageningen Universiteit, IRAS en NIVEL. Vanuit de Academische werkplaats milieu en gezondheid loopt een onderzoek naar aangepaste geurmodellering. Dit onderzoek richt zich op het nauwkeuriger bepalen van de relatie tussen geurbelasting en hinder bij omwonenden. Het doel is om de relatie te kwantificeren tussen gemodelleerde geurbelasting van veehouderij enerzijds, en geurwaarneming, waardering van geur en geurhinder anderzijds. De relatie tussen ruimtelijke en temporele variatie in geurbelasting (dosis) en geurwaardering en -hinder (respons) zal onderzocht worden 11. Bij de Wageningen Universiteit loopt onderzoek naar de integrale risicomodellering van veehouderijbedrijven in hun omgeving. Hiervoor wordt een raamwerk ontwikkelt wat toegepast kan worden bij beoordeling van regionale en lokale ontwikkelingen. Figuur : uitgangspunt voor de ontwikkeling van een risicoprofiel (E. Gies, WUR). Literatuur 46

Aanvullend toetsingsinstrument. Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij

Aanvullend toetsingsinstrument. Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij Aanvullend toetsingsinstrument Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij Tilburg, september 2013 Drs. R. Nijdam, adviseur milieu en gezondheid, Bureau Gezondheid, Milieu &

Nadere informatie

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Inhoud Toelichting toetsingsinstrument Proces Keuze indicatoren

Nadere informatie

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Zoönosen aandachts punt voor GGD Streefwaarden 10 ou woonkernen

Nadere informatie

Checklist voor toetsing van gezondheidsrisico s

Checklist voor toetsing van gezondheidsrisico s Checklist voor toetsing van gezondheidsrisico s van veehouderijen In dit hoofdstuk is voor de geselecteerde indicatoren per indicator in een tabel de oorzaakeffectketen in beeld gebracht inclusief de te

Nadere informatie

Beleidsregel Aanvullend toetsingsinstrument, een risico-inventarisatie en -evaluatie voor gezondheid bij veehouderij

Beleidsregel Aanvullend toetsingsinstrument, een risico-inventarisatie en -evaluatie voor gezondheid bij veehouderij CVDR Officiële uitgave van Reusel-De Mierden. Nr. CVDR320673_1 9 januari 2018 Beleidsregel Aanvullend toetsingsinstrument, een risico-inventarisatie en -evaluatie voor gezondheid bij veehouderij Deze beleidsregel

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april 2015 Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 22 april 2015 Stand van zaken Uitkomsten geuronderzoek GGD Tussentijdse uitkomsten Veehouderij Gezondheid

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 13 januari 2015 Wat ga ik vertellen? Gezondheid & veehouderij Mogelijkheden om gezondheid mee te wegen in de discussie veehouderij Casus

Nadere informatie

Handreiking veehouderij en volksgezondheid. Conceptversie d.d

Handreiking veehouderij en volksgezondheid. Conceptversie d.d Handreiking veehouderij en volksgezondheid Conceptversie d.d. 24-03-2015 Handreiking veehouderij en volksgezondheid Opgesteld vanuit het BPO-speerpunt Transitie Zorgvuldige Veehouderij in Noord-Brabant

Nadere informatie

Veehouderij en volksgezondheid

Veehouderij en volksgezondheid Veehouderij en volksgezondheid Stand van zaken wetgeving en jurisprudentie Peter Bokelaar Inleiding Gezondheidseffecten veehouderij nog steeds een actueel thema. Q-koorts uitbraak in 2008/2009: bewustwording

Nadere informatie

Intensieve veehouderij en gezondheid

Intensieve veehouderij en gezondheid Intensieve veehouderij en gezondheid Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 3 december 2015 Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Samenwerkingsverband GGD en Brabant/Zeeland Arts, toxicologen, milieugezondheidkundigen,

Nadere informatie

Stand van zaken duurzaam veehouderijbeleid. 5 november 2013

Stand van zaken duurzaam veehouderijbeleid. 5 november 2013 Stand van zaken duurzaam veehouderijbeleid 5 november 2013 Inhoud Rijksoverheid provincie Noord Brabant Beleid Oirschot Toetsingsinstrument gezondheid bij veehouderijen Beleid rijksoverheid Dierrechten/mestoverschot

Nadere informatie

Intensieve veehouderij en. hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus

Intensieve veehouderij en. hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus Intensieve veehouderij en gezondheid hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus 14 februari 2012 Historie 1997/98: varkenspest: virus

Nadere informatie

GGD advies bij vergunningaanvraag Polderweg 25a te Oostwold Herziene versie Jantien Noorda, 29 januari 2013

GGD advies bij vergunningaanvraag Polderweg 25a te Oostwold Herziene versie Jantien Noorda, 29 januari 2013 GGD advies bij vergunningaanvraag Polderweg 25a te Oostwold Herziene versie Jantien Noorda, 29 januari 2013 Aanleiding Gemeente Oldambt heeft contact opgenomen met GGD Groningen naar aanleiding van de

Nadere informatie

Intensieve veehouderij en gezondheid. Henk Jans, arts MG/chemicus Renske Nijdam 15 juni 2009

Intensieve veehouderij en gezondheid. Henk Jans, arts MG/chemicus Renske Nijdam 15 juni 2009 Intensieve veehouderij en gezondheid Henk Jans, arts MG/chemicus Renske Nijdam 15 juni 2009 Inhoud presentatie Actualiteit Componenten Beleving Kansen en bedreigingen Onderzoeksvoorstel Actualiteit Handtekeningenactie

Nadere informatie

Samenvatting. Waaraan kunnen mensen die in de buurt van veehouderijen wonen worden blootgesteld?

Samenvatting. Waaraan kunnen mensen die in de buurt van veehouderijen wonen worden blootgesteld? Samenvatting Maatschappelijk is er de laatste jaren veel ongerustheid over de intensieve veehouderij in ons land. Diverse elementen zijn daarbij in het spel: dierwelzijn, duurzaamheid, leefbaarheid, landschapskwaliteit

Nadere informatie

Vervolggesprekken over leefbaarheid in en om Heusden

Vervolggesprekken over leefbaarheid in en om Heusden Vervolggesprekken over leefbaarheid in en om Heusden Programma 20.00 uur inloop 20.15 uur welkom door wethouder Martens presentaties van Fred Stouthart (OZOB) en Renske Nijdam (GGD) over geur, fijnstof

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken onderzoek oktober 2015. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken onderzoek oktober 2015. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid stand van zaken onderzoek oktober 2015 Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 20 oktober 2015 Danielle van Oudheusden Arts M&G, Infectieziektebestrijding GGD Brabant-Zuidoost

Nadere informatie

Workshop Eerste hulp voor gemeente Volksgezondheid en veehouderij

Workshop Eerste hulp voor gemeente Volksgezondheid en veehouderij Fred Stouthart Workshop Eerste hulp voor gemeente Volksgezondheid en veehouderij Symposium 13 maart 2019 Verspreiding stoffen uit stallen 2 Veehouderij en volksgezondheid VGO 1, 2, 3 meer luchtwegklachten

Nadere informatie

Volksgezondheid en veehouderij: handelingsperspectieven

Volksgezondheid en veehouderij: handelingsperspectieven Fred Stouthart Volksgezondheid en veehouderij: handelingsperspectieven Studiedag Hekkelman, Doorn, 3 november 2016 Zijn we uit een droom wakker geworden. We dachten dat de lucht in het buitengebied schoon

Nadere informatie

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Ontwerp. Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten Veehouderij en geur Ontwerp geurgebiedsvisie en geurverordening 2016 Commissievergadering 14 januari 2016 gemeentehuis Asten Asten Historie: reconstructie, afwaartse beweging ammoniakreductie prioriteit

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid uitkomsten onderzoek

Veehouderij & Gezondheid uitkomsten onderzoek Veehouderij & Gezondheid uitkomsten onderzoek 2016-2017 Renske Nijdam adviseur milieu & gezondheid Regio Hart van Brabant Wat speelt lokaal Landelijke onderzoeken naar effecten veehouderij op gezondheid

Nadere informatie

Gemeente Bladel Heer C. van Hintum Postbus AA BLADEL

Gemeente Bladel Heer C. van Hintum Postbus AA BLADEL Gemeente Bladel Heer C. van Hintum Postbus 11 5530 AA BLADEL Kenmerk: UIT-17039450 Datum: 28 november 2017 Behandeld door: M. Stijntjes E-mail: m.stijntjes@ggdgmv.nl Onderwerp: GGD advies n.a.v. woningbouw

Nadere informatie

Ontvankelijkheid voor gezondheidsadvies bij individuele veehouderijen

Ontvankelijkheid voor gezondheidsadvies bij individuele veehouderijen Ontvankelijkheid voor gezondheidsadvies bij individuele veehouderijen Dit document beschrijft de informatie die Bureau GMV nodig heeft om een advies te kunnen opstellen over de gezondheidsaspecten die

Nadere informatie

UIT Datum: 14 maart 2017 M. Scholtes / R. Nijdam/ S. van Dam Onderwerp:

UIT Datum: 14 maart 2017 M. Scholtes / R. Nijdam/ S. van   Dam Onderwerp: / r^/0i Gemeente Meierijstad De heer C. van den Boogaard Postbus 10.001 5460 DA VEGHEL Kenmerk: Behandeld door: UIT-17038236 Datum: 14 maart 2017 M. Scholtes / R. Nijdam/ S. van E-mail: m.scholtes@ggdgmv.nl

Nadere informatie

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016

Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016 Vormvrije m.e.r. versie 30 november 2016 Zomerstaete Holding B.V. De heer L. Flier Provincialeweg 7d 3271 LW Mijnsheerenland Inleiding In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten

Nadere informatie

CCD, Bureau Gezondheid, Milieu S Veiligheid GGD'en Brabant I Zeeland

CCD, Bureau Gezondheid, Milieu S Veiligheid GGD'en Brabant I Zeeland CCD, I I GEMEENTE REUSEL-DE MIERDEN ingek: - 9 NOV 2D15 REG.NR.: BESTEMD VOOR 15ik.06180 Gemeente Reusel-de Mierden J. van der Heijden Postbus 11 5540 AA REUSEL Kenmerk: Behandeld door: Onderwerp: UIT-15034920

Nadere informatie

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Gemeenteraad Raadsvergadering van 9-2-2017. Onderwerp: Beleidsregel geur en ruimtelijke plannen 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Samenvatting: Uw raad heeft in 2008 een geurgebiedsvisie en geurverordening

Nadere informatie

Agrarische kinderopvang en gezondheid

Agrarische kinderopvang en gezondheid Agrarische kinderopvang en gezondheid GGD en in Nederland krijgen regelmatig vragen van gemeenten over de gezondheidsaspecten bij situering van een agrarische kinderopvang in het buitengebied. In dit beleidsadvies

Nadere informatie

Veehouderij en gezondheid omwonenden

Veehouderij en gezondheid omwonenden Veehouderij en gezondheid omwonenden Hebben veehouderijen effect op de gezondheid van mensen die in de omgeving wonen? Dat was de centrale vraag in het onderzoek VGO. In deze brochure vindt u de belangrijkste

Nadere informatie

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009

september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009 september 2009 Aanpassing verordening geurhinder en veehouderij gemeente Venray september 2009 1 Gemeente Venray Postbus 500 5800 AM Venray Samengesteld door Projectgroep Wet geurhinder en veehouderij

Nadere informatie

Bijlage: Ontvankelijkheid voor gezondheidstoets

Bijlage: Ontvankelijkheid voor gezondheidstoets Bijlage: Ontvankelijkheid voor gezondheidstoets Dit document beschrijft de informatie die Bureau GMV nodig heeft om een advies te kunnen opstellen over de gezondheidsaspecten die de gemeente moet meewegen

Nadere informatie

Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht

Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Emissies veehouderij Primair fijnstof voer, mestdeeltjes, haren, huidschilfers, veren,.. bacterien

Nadere informatie

Dun. Toelichting gezondheidsaspecten aanvraag omgevingsvergunning Locatie: Frankenstraat 2, 5089 NE Haghorst TER INZAGE. Ulicoten,

Dun. Toelichting gezondheidsaspecten aanvraag omgevingsvergunning Locatie: Frankenstraat 2, 5089 NE Haghorst TER INZAGE. Ulicoten, Dun A d v i e s Ruimtelijke ordening Bouwkunde Milieukunde Ontwerp Toelichting gezondheidsaspecten aanvraag omgevingsvergunning Locatie: Frankenstraat 2, 5089 NE Haghorst Ulicoten, 21-10-2016 Kenmerk:

Nadere informatie

Volksgezondheid en veehouderij

Volksgezondheid en veehouderij Volksgezondheid en veehouderij Ammoniak, geur Emissies intensieve veehouderij Fijn stof (PM10, PM2,5) 75-80% door menselijk handelen, rest is van natuurlijke oorsprong Zeezout, bodemstof, verkeersemissies,

Nadere informatie

Risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij. Mastdreef 19 Breda

Risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij. Mastdreef 19 Breda Risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij Mastdreef 19 Breda Risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij Datum: 13 oktober 2016, aangepast 9 januari 2017

Nadere informatie

Volksgezondheid en veehouderij

Volksgezondheid en veehouderij VNG bijeenkomst landelijk gebied en gezondheid 14 september 2016 Volksgezondheid en veehouderij Handelingsperspectieven? Inhoud Werkprogramma regio Zuidoost-Brabant Uitkomsten VGO en Endotoxinen onderzoeken

Nadere informatie

Geachte mevrouw Vork,

Geachte mevrouw Vork, Bezoekadres Mien Ruysweg 1 9408 KA Assen Postadres Postbus 144 Stalbouw.NL T.a.v. mw. Iris Vork Kosterijland 7 3981 AJ Bunnik T 0592-306300 F 0592-314248 Einfo@ggddrenthe.nl I www.ggddrenthe.nl Datum:

Nadere informatie

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Achtergrondinformatie Fijnstof is een vorm van luchtverontreiniging die een negatief effect kan hebben op de gezondheid van de mens. Kortstondige blootstelling

Nadere informatie

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen.

Met deze brief willen de GGD en in Noord-Brabant u informeren over nieuwe inzichten in het dossier geurhinder van veehouderijen. Aan de wethouders Volksgezondheid en wethouders Milieu van de gemeenten in Noord-Brabant Kenmerk: UIT-15033471 Z-14016606 Datum: 10 maart 2015 Behandeld door: L. Geelen E-mail: l.geelen@ggd-bureaugmv.nl

Nadere informatie

Monique Meijerink 30 maart 2009. Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten

Monique Meijerink 30 maart 2009. Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten Monique Meijerink Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten Krantenkoppen liegen er niet om Bewoners eisen recht op schone lucht Niks aan de hand, gewoon deuren en ramen dicht Megastal bedreiging voor

Nadere informatie

Ontvangen 3 0 JUNI Gemeente Dongen. M Gezondheid, Milieu en Veiligheid Brabant. t.a.v. M. Boonekamp Postbus GE DONGEN

Ontvangen 3 0 JUNI Gemeente Dongen. M Gezondheid, Milieu en Veiligheid Brabant. t.a.v. M. Boonekamp Postbus GE DONGEN Ontvangen M Gezondheid, Milieu en Veiligheid Brabant 3 0 JUNI 2017 Gemeente Dongen Gemeente Dongen t.a.v. M. Boonekamp Postbus 10153 5100 GE DONGEN Kenmerk: UIT-17038706 Datum: 28 juni 2017 Behandeld door:

Nadere informatie

Datum: 15 juli 2015 A.S.G. van Dam

Datum: 15 juli 2015 A.S.G. van Dam Hart voor Brabant Gezondheid telt! Gemeente Landerd Postbus 35 5410 AA ZEELAND t.a.v. T.R.J. Reijnen Kenmerk: Behandeld door: Onderwerp: UIT-15034397 Datum: 15 juli 2015 A.S.G. van Dam E-mail: milieu@ggd-bureaugmv.nl

Nadere informatie

Vermeerderaar in de. En wat komt er nog aan: Wat staat er komend jaar te gebeuren: veranderende wereld van de wet- en regelgeving.

Vermeerderaar in de. En wat komt er nog aan: Wat staat er komend jaar te gebeuren: veranderende wereld van de wet- en regelgeving. Vermeerderaar in de veranderende wereld van de wet- en regelgeving Wim Hoeve Hoeve Advies BV 0522-291635 06-53610995 20-11-2013 Wat staat er komend jaar te gebeuren: Introductie PAS programmatische aanpak

Nadere informatie

I J s s e I I a n d V iiidatum

I J s s e I I a n d V iiidatum I J s s e I I a n d V iiidatum kenmerk doorkiesnummer onderwerp ` ' z _.ï.....-,..

Nadere informatie

Handreiking veehouderij en volksgezondheid. Een stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is

Handreiking veehouderij en volksgezondheid. Een stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is Handreiking veehouderij en volksgezondheid Een stappenplan om te beoordelen of nadere advisering vanuit de GGD wenselijk is Definitieve versie 03 maart 2016 Colofon Dit rapport is opgesteld in opdracht

Nadere informatie

Bedrijfsontwikkeling-uitbreiding

Bedrijfsontwikkeling-uitbreiding Hoe kan ik mijn bedrijf slim uitbreiden? Ondernemersdag intensief 18 november 2014 Bedrijfsontwikkeling-uitbreiding Door : Jos Commissaris Adviseur Omgeving ZLTO Kern van het komende uur: Wat heb je als

Nadere informatie

Memo. Vragen gemeenteraadsfractie Partij voor de Dieren. aan

Memo. Vragen gemeenteraadsfractie Partij voor de Dieren. aan Memo aan onderwerp van directie afdeling telefoon datum Raadsfractie Partij voor de Dieren Vragen Partij voor de Dieren n.a.v. Regionaal risicoprofiel De burgemeester mo Veiligheid en wijken 0182-588725

Nadere informatie

Geachte heer Landeweerd,

Geachte heer Landeweerd, I'@I+'" Gelderland-M idden Omgevingsdienst De Vallei T.a.v. de heer H. Landeweerd Postbus 9024 6710 HM EDE Datum 15 juni 2016 Uw kenmerk Ons kenmerk 160615-0003 Contactpersoon Chris Zwerver Telefoonnummer

Nadere informatie

RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING

RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING RAPPORT GEUR ONDERZOEK GEUR EN GEURONDERBOUWING Plangebied Schoolstraat-Oost te Gameren Gemeente Zaltbommel Opdrachtgever: Contactpersoon: Arcadis Nederland BV mevrouw E. Timmermans-Boele Documentnummer:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 28 973 Toekomst van de intensieve veehouderij Nr. 137 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU Aan

Nadere informatie

De Marke III te Hengevelde

De Marke III te Hengevelde Onderzoek geurhinder veehouderijbedrijven De Marke III te Hengevelde Gemeente Hof van Twente Datum: 26 november 2013 Projectnummer: 120218 Auteur: Projectleider: Project: SAB Postbus 479 Projectnummer:

Nadere informatie

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk

Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp SP Cuijk Postbus AB Cuijk Victorialaan 1 b-g 5213 JG s-hertogenbosch Gildekamp 8 5431 SP Cuijk Postbus 88 5430 AB Cuijk 0485-338300 info@odbn.nl www.odbn.nl Datum 22 maart 2016 Aan Gemeente Haaren, de heer Van Nuland Van De heer

Nadere informatie

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Veehouderij en geur geurgebiedsvisie en geurverordening 2015 Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Geursituatie 2015 Overbelaste locaties Heusden Ommel Concentratie Intensieve veehouderij ten zuiden van

Nadere informatie

plan-mer verplaatsing veehouderij Gestraatje 65 naar Heinsbergerweg 20 te Montfort: beschouwing gezondheidsaspecten 1. Inleiding

plan-mer verplaatsing veehouderij Gestraatje 65 naar Heinsbergerweg 20 te Montfort: beschouwing gezondheidsaspecten 1. Inleiding notitie Produktieweg 1g 6045 JC Roermond T +31 475 420 191 F +31 475 568 855 E info@m-tech-nederland.nl datum 26 juni 2018 Hei.Mon.18.GH BP-01 plan-mer verplaatsing veehouderij Gestraatje 65 naar Heinsbergerweg

Nadere informatie

Agrarische kinderopvang? Gezond en Veilig! Informatie voor ouders

Agrarische kinderopvang? Gezond en Veilig! Informatie voor ouders Agrarische kinderopvang? Gezond en Veilig! Informatie voor ouders Uw kind gaat (mogelijk) naar een agrarische kinderopvang. Wist u dat deze vorm van kinderopvang veel voordelen met zich meebrengt? In een

Nadere informatie

22 Gezondheid en de intensieve veehouderij

22 Gezondheid en de intensieve veehouderij BIJLAGE 22 Gezondheid en de intensieve veehouderij Inleiding In dit hoofdstuk is informatie opgenomen aangaande de lopende onderzoeken en huidige inzichten met betrekking tot de relatie tussen intensieve

Nadere informatie

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Gemeenteraad Raadsvergadering van 9-2-2017. Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Samenvatting: Uw raad heeft in 2008 een geurgebiedsvisie en geurverordening

Nadere informatie

Beleid toetsen Volksgezondheid bij procedures voor veehouderijen

Beleid toetsen Volksgezondheid bij procedures voor veehouderijen CVDR Officiële uitgave van Gemert-Bakel. Nr. CVDR460739_1 1 mei 2018 Beleid toetsen Volksgezondheid bij procedures voor veehouderijen De raad van de gemeente Gemert-Bakel, gezien het voorstel van burgemeester

Nadere informatie

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015

Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis. Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015 Actualisatie gemeentelijke geurverordening gemeente Sint Anthonis Informatieve bijeenkomst gemeenteraad maandag 14 september 2015 Rode draad van deze toelichting In dit overleg focus op actualisatie gemeentelijke

Nadere informatie

Die zienswijzen die betrekking hebben op het onderdeel milieu betreffen, kort samengevat, het volgende.

Die zienswijzen die betrekking hebben op het onderdeel milieu betreffen, kort samengevat, het volgende. Zienswijzen Het ontwerpbesluit is op 19 oktober 2017 gepubliceerd op de gemeentelijke website, op Overheid.nl en in de Staatscourant en is vanaf deze datum tot en met 29 november 2017 ter inzage gelegd.

Nadere informatie

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen

S A U S R R A O E. Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen S R L G S A H R R U T Y O U A E E D R A F O R A S Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Eolus Naar lagere lokale emissies in de stadsregio Arnhem Nijmegen Het programma Eolus beantwoordt

Nadere informatie

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening'

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening' 'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, tweede herziening' Kenmerk: BELEIDSREGEL OMGEKEERDE WERKING: WOON- EN LEEFKLIMAAT, TWEEDE HERZIENING Aanleiding. Op 22 april 2014 heeft de gemeenteraad

Nadere informatie

Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg

Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg Aan de voorzitter en leden van Provinciale Staten van Limburg Cluster RMT Behandeld E.H.J. Roos Ons kenmerk 2016/69221 Telefoon +31 43 389 88 04 Uw kenmerk - Maastricht 13 september 2016 Bijlage(n) 1 Verzonden

Nadere informatie

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe

Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Bestemmingsplan Buitengebied Midden-Drenthe Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 9 maart 2011 / rapportnummer 2382 81 1. Oordeel over het MER De gemeente Midden-Drenthe is van plan een nieuw bestemmingsplan

Nadere informatie

Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Geachte mevrouw Dijksma,

Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris. Postbus 20901, 2500 EX Den Haag. Geachte mevrouw Dijksma, Ministerie van Infrastructuur en Milieu T.a.v. mevrouw S. Dijksma, staatssecretaris Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Geachte mevrouw Dijksma, Met veel genoegen bied ik u de resultaten aan van de bestuurlijke

Nadere informatie

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat Kenmerk: BELEIDSREGEL OMGEKEERDE WERKING: WOON- EN LEEFKLIMAAT. Aanleiding. Er zijn meerdere redenen aanwezig om een beleidsregel omgekeerde werking

Nadere informatie

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus 2014. Decosnummer: 226. E. m.borkent@dalfsen.nl T.

Raadsvoorstel. Status: Besluitvormend. Agendapunt: 13. Datum: 12 augustus 2014. Decosnummer: 226. E. m.borkent@dalfsen.nl T. Raadsvoorstel Status: Besluitvormend Agendapunt: 13 Onderwerp: Geurverordening Datum: 12 augustus 2014 Portefeuillehouder: dhr. N.L. Agricola Decosnummer: 226 Informant: Marco Borkent E. m.borkent@dalfsen.nl

Nadere informatie

VAN : College van B&W, portefeuillehouder wethouder Th.M. Martens NAMENS DEZE : team Ruimte, A.M.G.T. Smits

VAN : College van B&W, portefeuillehouder wethouder Th.M. Martens NAMENS DEZE : team Ruimte, A.M.G.T. Smits MEMO ZAAKNUMMER : 2017039042 AAN : Raad VAN : College van B&W, portefeuillehouder wethouder Th.M. Martens NAMENS DEZE : team Ruimte, A.M.G.T. Smits DATUM : 24 oktober 2017 ONDERWERP : Beleid aanvragen

Nadere informatie

Advieslijst. Datum: 20:00 uur. De agenda wordt ongewijzigd. Omschrijving. Onderwerp. vastgesteld. van de agenda. zoeken veehouderij.

Advieslijst. Datum: 20:00 uur. De agenda wordt ongewijzigd. Omschrijving. Onderwerp. vastgesteld. van de agenda. zoeken veehouderij. Advieslijst van de vergadering van de commissie Ruimte & Economie Plaats: Gemeentehuis Deurne Datum: 1 november 2016 Tijd: 20:00 uur Aanwezig: L. Cuijpers, voorzitter; C. Hendriks, griffier; W. Luijten,

Nadere informatie

De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014 vast te stellen.

De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014 vast te stellen. Datum: 13-05-14 Onderwerp Evaluatie geurverordening veehouderij Boxtel Status Besluitvormend Voorstel De Geurverordening veehouderij Boxtel 2008 in te trekken en de Geurverordening veehouderij Boxtel 2014

Nadere informatie

Seminar Veehouderij en volksgezondheid

Seminar Veehouderij en volksgezondheid Seminar Veehouderij en volksgezondheid Dick Heederik Universiteit Utrecht (IRAS) Fred Stouthart Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant Paul Bodden Hekkelman Advocaten Doorn 3 november 2016 Programma Seminar

Nadere informatie

i. 18 bedrijven met 50% regeling; ii. 16 bedrijven zonder 50% regeling; c. bij normenset 2: 26 bedrijven:

i. 18 bedrijven met 50% regeling; ii. 16 bedrijven zonder 50% regeling; c. bij normenset 2: 26 bedrijven: Gevolgen voor de bedrijven Hieronder zijn de bevindingen van de resultaten weergegeven ten aanzien van de gevolgen voor de bedrijven. 1. De totale geuremissie in de gemeente Cuijk bedraagt: a. in de referentiesituatie

Nadere informatie

ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 2016

ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 2016 ONTWERP VERORDENING GEURHINDER EN VEEHOUDERIJ GEMEENTE OOSTERHOUT 206 Gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. PM Gelet op artikel 6, derde lid, en artikel 8 van de Wet geurhinder en veehouderij,

Nadere informatie

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch Onderzoek geur Veehouderijen Schoolstraat ong. te Wijbosch te Wijbosch pagina 1 INHOUD pagina 1 INLEIDING 2 2 WETTELIJK KADER 3 3 ONDERZOEKSLOCATIE 5 3.1 Planlocatie 5 4 ONDERZOEK GEUR VEEHOUDERIJEN 6

Nadere informatie

Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht

Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht VGO studie Geen aanwijzingen voor meer ziekte door zoönoseverwekkers of

Nadere informatie

Achterstraat 13a en 15, Randwijk

Achterstraat 13a en 15, Randwijk Onderzoek agrarische geurhinder Achterstraat 13a en 15, Randwijk De Milieuadviseur Datum: 18 mei 2017 Projectnummer: 17034 Samenvatting Op de locatie Achterstraat 13a-15 te Randwijk wordt voormalige agrarische

Nadere informatie

15-07-2008 Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant

15-07-2008 Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant 15-07-2008 Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant Kamervragen van het lid Thieme aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn

Nadere informatie

GEURVERSPREIDINGSONDERZOEK REIJSEWEG 35, DE MORTEL

GEURVERSPREIDINGSONDERZOEK REIJSEWEG 35, DE MORTEL GEURVERSPREIDINGSONDERZOEK REIJSEWEG 35, DE MORTEL Colofon Geurverspreidingsonderzoek Projectnummer: 04.261 Versie: 1 Datum: 13-12-2012 Opdrachtnemer Agrifirm Exlan Poort van Veghel 4949 Postbus 200 5466

Nadere informatie

GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN

GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN Startnotitie GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN DIALOOG VISIE - MAATREGELEN INFORMATIE VOOR DE WORKSHOP OP 10 SEPTEMBER 2013 BEOORDELINGSKADER GEZONDHEID EN MILIEU Inge van den Broek, GGD bureau Gezondheid,

Nadere informatie

GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN

GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN Verslag workshop 10-09-2013 GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN DIALOOG VISIE - MAATREGELEN VERSLAG WORKSHOP 10 SEPTEMBER 2013 Inge van den Broek, GGD bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Merijn Broeders,

Nadere informatie

Veehouderij en gezondheid in de regio Hollands Midden, een notitie

Veehouderij en gezondheid in de regio Hollands Midden, een notitie Veehouderij en gezondheid in de regio Hollands Midden, een notitie Informatie voor beleidsmakers over veehouderij, gezondheid en ruimtelijke ordening Juni 2013 Opstellers: Eline van Daalen, GGD Hollands

Nadere informatie

Q&A Q&A geitenhouderij en gezondheid

Q&A Q&A geitenhouderij en gezondheid Q&A Q&A geitenhouderij en gezondheid Kennisbericht ter ondersteuning van GGD Bureau GMV in Noord-Brabant in verband met de mogelijke vestiging van een geitenhouderij in de gemeente Gemert/Bakel Versie

Nadere informatie

Gemeente Groningen GGD Groningen, afdeling Specialistische Zorg en Veiligheid 28 augustus 2014 (concept)

Gemeente Groningen GGD Groningen, afdeling Specialistische Zorg en Veiligheid 28 augustus 2014 (concept) Advies B E Z O E K A D R E S Hanzeplein 120 Aan Van Datum Gemeente Groningen GGD Groningen, afdeling Specialistische Zorg en Veiligheid 28 augustus 2014 (concept) Onderwerp GGD-advies melkrundveehouderij

Nadere informatie

Brochure INFORMATIE VOOR OUDERS MET KINDEREN BIJ AGRARISCHE KINDEROPVANG. 15 december

Brochure INFORMATIE VOOR OUDERS MET KINDEREN BIJ AGRARISCHE KINDEROPVANG. 15 december Brochure INFORMATIE VOOR OUDERS MET KINDEREN BIJ AGRARISCHE KINDEROPVANG 15 december 2017 www.vggm.nl Informatie voor ouders met kinderen bij agrarische kinderopvang INHOUDSOPGAVE INFORMATIE VOOR OUDERS...

Nadere informatie

Ruimtelijke impact fijn stof bij veehouderijen

Ruimtelijke impact fijn stof bij veehouderijen Ruimtelijke impact fijn stof bij veehouderijen VNG Studiedag: Naar een beter buitengebied 9 maart 2017 (Eindhoven) Frank Toemen (OddV) en Regina Jansen (Ede) Wat vertellen we? Schets problematiek regio

Nadere informatie

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016

Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016 Herziening Bestemmingsplan buitengebied Bergeijk 2016 Toetsingsadvies over het milieueffectrapport 30 augustus 2016 / projectnummer: 3127 1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) De gemeente Bergeijk

Nadere informatie

1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER)

1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) 1. Oordeel over het Milieueffectrapport (MER) 1 De gemeente Gemert-Bakel wil een nieuw bestemmingplan voor het buitengebied vaststellen. Belangrijk uitgangspunt is om de inhoud af te stemmen op de provinciale

Nadere informatie

Omgevingsvergunning OV

Omgevingsvergunning OV Omgevingsvergunning OV 20130168 Aanvraag Op 06 december 2013 is een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het veranderen van een varkenshouderij (OBM) op het adres Hennesweg 41 te Ospel.

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Directoraat-generaal Agro en Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den

Nadere informatie

Beoordelingskader Gezondheid en Milieu Intensieve Veehouderijen

Beoordelingskader Gezondheid en Milieu Intensieve Veehouderijen Beoordelingskader Gezondheid en Milieu Intensieve Veehouderijen Maart 2013 T. Fast R. Nijdam Colofon: Dit rapport is opgesteld voor het geven van handvaten om gezondheid mee te nemen in planvorming en

Nadere informatie

Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel

Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel Verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder en veehouderij voor de gemeente Dongeradeel Nota van toelichting ten aanzien van de verordening als gevolg van artikel 6 van de Wet geurhinder

Nadere informatie

Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof

Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof Provincie Noord-Brabant Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof Auteur U.M.Henkel Datum 1 april 2014 2 Samenvatting De Rapportage Veehouderij 2012 bevat informatie over de ontwikkelingen

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten Joost Wesseling Inhoud: Doorsneden door de luchtkwaliteit Concentraties: de laatste decennia; EU normen; Nederland in de EU. Luchtkwaliteit en gezondheid.

Nadere informatie

Omgekeerde werking en leefklimaat

Omgekeerde werking en leefklimaat Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde werking en leefklimaat voor het realiseren van voor geurgevoelige objecten in het plangebied IJsseldelta-zuid, gemeente Kampen Wet geurhinder en veehouderij Omgekeerde

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE RAAD: VERGADERING d.d. 27 sept 2016 NR.: RI

VOORSTEL AAN DE RAAD: VERGADERING d.d. 27 sept 2016 NR.: RI VOORSTEL AAN DE RAAD: VERGADERING d.d. 27 sept 2016 NR.: RI-16-00186 Onderwerp: RIVM rapport "Veehouderij en gezondheid omwonenden" Agendapunt 14. Voorstel: Raadsvoorstelnummer 2016-45 1. Kennis te nemen

Nadere informatie

Ontwerp besluit UV

Ontwerp besluit UV Ontwerp besluit UV 20160070 Aanvraag en verzoek Op 3 mei 2016 is voor het adres Aan 't Ven 6 te Nederweert ingekomen: 1. Een omgevingsvergunning aanvraag voor het veranderen van een pluimveehouderij (OBM)

Nadere informatie

Gezondheidsrisico s voor omwonenden van intensieve veehouderijen. Prof Dr Dick Heederik Institute for Risk Assessment Sciences Universiteit Utrecht

Gezondheidsrisico s voor omwonenden van intensieve veehouderijen. Prof Dr Dick Heederik Institute for Risk Assessment Sciences Universiteit Utrecht Gezondheidsrisico s voor omwonenden van intensieve veehouderijen Prof Dr Dick Heederik Institute for Risk Assessment Sciences Universiteit Utrecht MER bijeenkomst Utrecht 2013 Gezondheidsrisico s en effecten

Nadere informatie

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling

Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen. Vormvrije Mer beoordeling Eenheid Klant - Bouwen, Wonen & Ondernemen Datum : 17 september 2013 Onderwerp : Vormvrije Mer beoordeling Opsteller : Arie Johannes Vormvrije Mer beoordeling Inleiding Op 2 september 2013 is een aanvraag

Nadere informatie

RAADSVOORSTEL. Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening

RAADSVOORSTEL. Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening RAADSVOORSTEL Datum: 1 maart 2016 Nummer: Onderwerp: Voorstel inzake Gebiedsvisie en Geurverordening Voorgesteld raadsbesluit: 1. Het verslag van de inspraakreacties op de Gebiedsvisie ten behoeve van

Nadere informatie

Informatieblad Intensieve Veehouderij en Gezondheid Update 2011

Informatieblad Intensieve Veehouderij en Gezondheid Update 2011 Informatieblad Intensieve Veehouderij en Gezondheid Update 2011 GGD Nederland-werkgroep intensieve veehouderij en gezondheid Drs. R. Nijdam, adviseur milieu en gezondheid, Bureau Gezondheid Milieu & Veiligheid

Nadere informatie