Beoordelingskader Gezondheid en Milieu Intensieve Veehouderijen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Beoordelingskader Gezondheid en Milieu Intensieve Veehouderijen"

Transcriptie

1 Beoordelingskader Gezondheid en Milieu Intensieve Veehouderijen Maart 2013 T. Fast R. Nijdam

2 Colofon: Dit rapport is opgesteld voor het geven van handvaten om gezondheid mee te nemen in planvorming en het ontwikkelen van een visie op gezondheid in relatie tot de intensieve veehouderij. Opgesteld door: T. Fast, Fast Advies R. Nijdam, Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland In samenwerking met: J. de Wolf, GGD IJsselland J. Doosje, GGD Nederland G.J. Jolink, Dienst Landelijk Gebied C. ter Brake, Dienst Landelijk Gebied Trefwoorden: beoordelingskader, gezondheidseffecten, bezorgdheid, Bureau GMV, Tilburg. Auteursrecht voorbehouden. Bronvermelding verplicht. Bureau GMV, Postbus 3024, 5003 DA Tilburg; telefoonnummer

3 Inhoud Colofon:... 2 Toelichting... 4 I Omvang van de gezondheidseffecten... 6 I-1 Over welke gezondheidseffecten gaat het?... 6 I-2 Hoeveel mensen worden er blootgesteld?... 9 I-3 Hoeveel mensen worden ziek, krijgen klachten of ondervinden effecten? I-4 Zijn er redenen om aan te nemen dat het aantal blootgestelden in de toekomst zal veranderen of dat schattingen van het gezondheidseffect moeten worden bijgesteld? I-5 Ligt het gezondheidsrisico boven het niveau dat (in het milieubeleid) wordt aangeduid met toelaatbaar? I-6 Hoe zeker is het verband tussen blootstelling en mogelijke gezondheidseffecten? I-7 Hoe groot is de bijdrage van de blootstelling aan het totaal aantal ziektegevallen? II Ernst van de gezondheidseffecten II-1 Welke aandoeningen of klachten brengen de omwonenden in verband met intensieve veehouderij? 20 II-2 Worden de gezondheidseffecten vooral bij bepaalde (risico)groepen gezien? II-3 Wanneer en hoe vaak treden de gezondheidseffecten op? II-4 Welke behandelingsmogelijkheden zijn er? III Waardering van effecten III-1 Bedreigt het risico het gevoel van veiligheid? III-2 Hoe zit het met de vrijwilligheid en de beheersbaarheid van het risico? III-3 Zijn er andere redenen waarom het risico (door sommigen) als onacceptabel wordt beschouwd? IV Noodzaak, mogelijkheden en effectiviteit van interventiemaatregelen IV1 Noodzaken (Europese) normen of voorschriften tot interventie? IV2 Zijn maatregelen mogelijk? IV3 Hoe effectief zijn deze maatregelen in het verlagen van blootstelling of voorkomen van ziekte? IV4 Welke instanties zijn verantwoordelijk voor maatregelen? Welke worden bepleit? IV5 Is er maatschappelijke of politieke druk of is die te verwachten? V Kosten en baten V-1 Is vast te stellen wat de kosten (ziekte + behandeling) zijn bij ongewijzigd beleid? V-2 Is bekend hoeveel men over heeft voor maatregelen? V-3 Wat kosten maatregelen om het risico te beperken of te vermijden, wie is voor deze kosten verantwoordelijk? V-4 Hoe verhoudt zich dat tot het behalen van andere vormen van gezondheidswinst? V-5 Hebben de maatregelen gewenste of ongewenste gevolgen op andere beleidsterreinen? Referenties Het Beoordelingskader Gezondheid en Milieu intensieve veehouderijen in het kort

4 Toelichting Aanleiding Bij gemeenten in Noord-Brabant, in regio s waar de intensieve veehouderij zich actief ontwikkelt en uitbreidt, is behoefte aan handvaten hoe ze gezondheidsaspecten kunnen meewegen bij besluitvorming, bij de invulling van het begrip duurzame veehouderij en bij planvorming voor inrichting van het buitengebied. De reden waarom gemeenten nu 'gezondheid voor mensen' als toets willen meenemen in hun besluitvorming over intensieve veehouderijen vloeit voort uit een brede maatschappelijke zorg over de leefkwaliteit van de lokale omgeving. Vooral de zorg over gezondheidseffecten en toenemende geurhinder spelen daarbij een belangrijke rol. Gemeenten willen handvaten voor het kunnen meenemen van 'gezondheid voor mensen' in planvorming, zoals in landbouwontwikkelplannen, structuurvisies en bestemmingsplannen. In Brabant biedt het Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid van de GGD en Brabant-Zeeland gemeenten hierbij ondersteuning. In 2011 werd besloten om het Beoordelingskader Gezondheid en Milieu hiervoor in te zetten. Het Beoordelingskader Gezondheid & Milieu is een instrument dat aspecten in beeld brengt die belangrijk zijn bij beleidsbeslissingen over milieuproblemen met gezondheidsaspecten. Met medefinanciering door de provincie Noord-Brabant werd het beoordelingskader in grote lijnen voor intensieve veehouderijen ingevuld. Eind 2011 stopte de financiering echter. In 2012 besloten GGD Nederland en de Dienst Landelijke Gebied (DLG) een landelijke visie op gezondheid in relatie tot de intensieve veehouderij te ontwikkelen en hiervoor het beoordelingskader in te zetten. Eind 2012 verscheen een advies van de Gezondheidsraad waarin wordt geadviseerd het beoordelingskader te gebruiken om op lokaal niveau de verschillende aspecten met belanghebbende partijen te kunnen afwegen en zo beleidsmatig een kwantitatief toetsingskader te kunnen opstellen. Het in 2011 in grote lijnen ingevulde beoordelingskader werd aangevuld, geactualiseerd en voorgelegd aan deskundigen. Het aldus ingevulde beoordelingskader werd op twee workshops besproken. Dit leidde tot enkele aanvullingen van het beoordelingskader. Het ingevulde Beoordelingskader Gezondheid en Milieu intensieve veehouderijen kan zowel op lokaal als op regionaal niveau worden gebruikt om een visie te ontwikkelen over op welke wijze gezondheid meegewogen kan worden in de besluitvorming rondom de ontwikkeling van (intensieve) veehouderij. De vragen in het beoordelingskader zijn ingevuld op landelijk niveau. Als het beoordelingskader op lokaal of regionaal niveau wordt gebruikt, kunnen enkele vragen, zoals hoeveel mensen worden blootgesteld of welke maatregelen zijn te nemen, voor de lokale of regionale situatie worden ingevuld. Dit beoordelingskader geeft de stand weer van de kennis van begin Bij gebruik van het beoordelingskader wordt geadviseerd om na te gaan of er aspecten geactualiseerd moeten worden. Werkwijze Allereerst is het Beoordelingskader Gezondheid en Milieu voor verschillende aspecten ingevuld, te weten gezondheid, perceptie, maatregelen en effectiviteit en kosten. Ter beoordeling en aanvulling is het aangeboden aan externe deskundigen van GGD en, het RIVM, IRAS (Universiteit Utrecht), Wageningen Universiteit Research en Infomil. In november 2012 is het beoordelingskader besproken op een workshop van de werkgroep intensieve veehouderij van GGD Nederland, waaraan medewerkers Infectieziekten en medische milieukunde van GGD en en van het RIVM deelnamen. In januari 2013 is het besproken op een workshop met GGD en, dierenartsen, Land- en Tuinbouw Organisatie Nederland (LTO), provincies, gemeenten, wetenschappers en een burgervertegenwoordiger. Beide workshops leidden tot aanvullingen van het beoordelingskader. Welke milieu en gezondheidsaspecten In het beoordelingskader worden de volgende milieu- en gezondheidsaspecten besproken: 1. Zoönosen 4

5 Infectieziekten die van dieren op mensen kunnen overgaan en die zich door de lucht verspreiden a. Q-koorts b. Influenza o Vogelgriep o Varkensgriep c. Antibiotica-resistente bacteriën o MRSA-bacterie (Meticilline-resistente Staphylococcus aureus) o ESBL bacterie (Extended spectrum betalactamase producerende bacterie) 2. Geur 3. Fijn stof 4. Endotoxinen Ammoniak wordt niet besproken. In gebieden met veel intensieve veehouderijen zijn de laatste jaren achtergrondconcentraties aan ammoniak gemeten van µg/m 3 (Stolk et al., 2009). Hiervan wordt geen extra gezondheidsrisico verwacht. De emissie van ammoniak draagt wel bij aan de (secundaire) vorming van fijn stofdeeltjes in de vorm van aerosolen (GGD, 2011). Geluid wordt niet apart besproken. Incidenteel zijn er klachten over hanen, maar een groter probleem is de geluidbelasting als gevolg van transportbewegingen van en naar het bedrijf toe. Het zal daarom vooral als neveneffect in het beoordelingskader meegenomen worden. Het beoordelingskader is gericht op de gezondheid van omwonenden van intensieve veehouderijen. De gezondheid van werkenden wordt alleen besproken als het relevant is voor de gezondheid van de algemene bevolking. Welke intensieve veehouderijen De bedrijven die een bron vormen voor de bovengenoemde milieu- en gezondheidsaspecten worden betrokken in het beoordelingskader. Dit betekent, dat het beoordelingskader gericht is op de volgende bedrijven: - varkens - vleeskalveren en vleesstieren - pluimvee - nertsen - geiten - schapen Melkveebedrijven vallen onder grondgebonden bedrijven en niet onder intensieve veeteelt. Deze bedrijven worden in eerste instantie niet meegenomen in de beschrijvingen. Het is mogelijk deze bedrijven bij lokaal of regionaal gebruik van het beoordelingskader wel mee te nemen in geval deze bedrijven door de omvang en het niet meer grondgebonden zijn meer effecten op de omgeving hebben. Mestverwerking Door het steeds strenger wordende mestbeleid wordt het aantrekkelijker om geproduceerde mest op het eigen bedrijf te verwerken in plaats van de mest tegen hoge kosten af te voeren. Het is te verwachten dat het aantal mestverwerkingsinstallaties waaronder vergistingsinstallaties de komende jaren sterk zal toenemen. Zowel bij de bestaande als bij nieuw te bouwen installaties doen zich vragen voor over mogelijke effecten op de gezondheid van omwonenden. Mestvergisting leidt mogelijk tot een toename van geurhinder. Ook de mogelijke emissie en verspreiding van ziektekiemen en antibioticaresten bij normale bedrijfsvoering en bij storingen of calamiteiten roepen vragen op. Aangezien er nog weinig bekend is over mogelijke effecten op de gezondheid voor omwonenden en over het effect van maatregelen wordt mestverwerking nog niet meegenomen in dit beoordelingskader. 5

6 I Omvang van de gezondheidseffecten I-1 Over welke gezondheidseffecten gaat het? Zoönosen Q-koorts Q-koorts is een ziekte die veroorzaakt wordt door een bacterie (Coxiella Burnetti), die verschillende dieren bij zich dragen. In Nederland zijn geiten en schapen de belangrijkste besmettingsbron voor de mens. Een groot deel (60%) van de mensen die een Q-koortsinfectie doormaken heeft geen ziekteverschijnselen. Mensen die wel klachten krijgen hebben vaak een griepachtig ziektebeeld en een kleiner deel ontwikkelt een longontsteking (LCI, 2013). Bij een ernstiger verloop begint de ziekte meestal acuut met heftige hoofdpijn en hoge koorts. Meestal geneest acute Q-koorts spontaan na 1 à 2 weken. Bij ongeveer 20% van de geïnfecteerde personen met ziekteverschijnselen leidt Q-koorts tot ziekenhuisopname. Zelden is er sprake van een dodelijke afloop. Zes maanden na de eerste verschijnselen is ongeveer de helft van de patiënten met klinische symptomen klachtenvrij. Veel patiënten beschrijven na de acute episode nog een periode van vermoeidheid (post-infectieuze vermoeidheid). Dit gaat in een groot deel van de gevallen binnen zes maanden over en na een jaar is 76% klachtenvrij. Acute Q-koorts kan complicaties geven in de zwangerschap. De kans op een vroeggeboorte, miskraam of intra-uteriene vruchtdood is veel hoger dan bij een normale zwangerschap (LCI, 2013). Chronische Q- koorts ontwikkelt zich bij 1-3% van de patiënten na een acute Q-koortsinfectie. Chronische Q- koorts kan zich ook ontwikkelen na een asymptomatische infectie. Chronische Q-koorts begint sluimerend. Klachten kunnen zijn benauwdheid, koorts, transpireren, vermoeidheid en vermageren. Bij 60-70% van de patiënten met chronische Q-koorts wordt een ontsteking aan het hart gevonden en 9% van de chronische patiënten heeft een ontsteking van de bloedvaten. Chronische Q-koorts is een ernstig ziektebeeld, waaraan nog steeds patiënten overlijden. Deze mensen waren wel allen al zeer ernstig ziek voordat zij Q-koorts kregen. Circa 25% van alle patiënten krijgt last van het post-q-koortsvermoeidheid syndroom. Zij hebben langer dan een jaar na het doormaken van een acute infectie nog steeds vermoeidheidsklachten. Behalve abnormale vermoeidheid kunnen overmatig (nacht)zweten, hoofdpijn, spier- en gewrichtspijnen, kortademigheid en concentratie- en slaapproblemen voorkomen. Deze klachten kunnen een sterk belemmerende invloed hebben op de kwaliteit van leven, dagelijkse activiteiten en werk (LCI, 2013). De incubatieperiode is gemiddeld 2 tot 3 weken oplopend tot 6 weken (LCI, 2013) Vogelgriep Bij mensen veroorzaakt klassieke griep wereldwijd vele duizenden sterfgevallen per jaar. Mensen zijn naar alle waarschijnlijkheid minder gevoelig voor het vogelgriepvirus (Maassen et al., 2012). De symptomen van vogelgriep bij de mens kunnen verschillen van heel mild tot heel ernstig. Symptomen zijn koorts, koude rillingen, hoofdpijn, spierpijn en een droge hoest. De hoest kan lang aanhouden, de overige klachten verdwijnen meestal na 2 tot 7 dagen. Bepaalde vogelgriepvirussen veroorzaken meestal alleen lichte griepklachten en/of een lichte oogontsteking. Dat was onder meer het geval bij een uitbraak van een voor pluimvee erg besmettelijk subtype (H7N7) van vogelgriep in Nederland in Dit leidde tot een ruiming van een groot aantal professionele bedrijven en hobbypluimvee koppels. Er zijn 86 werknemers, betrokken bij de ruimingen, en 3 familieleden besmet geraakt. Eén dierenarts, bij wie het verloop wel ernstig was, overleed (Maassen et al., 2012). Het hoogpathogene H5N1-virus veroorzaakt naast klachten als keelpijn, hoesten of hoofdpijn vaak hoge koorts en longontsteking. Ook kan de functie van bepaalde organen uitvallen. In Azië en het Midden-Oosten komt deze hoogpathogene griepvariant al enige jaren voor in wilde vogels. Van daaruit worden af en toe (ernstige) 6

7 infecties van H5N1 gerapporteerd bij mensen, vrijwel altijd na contact met ziek pluimvee dat buiten gehouden wordt. Tijdens recente uitbraken is meer dan de helft van de met het vogelgriep (H5N1) besmette mensen overleden. De meeste slachtoffers zijn kinderen en jongvolwassenen, die daarvóór niet ziek waren. Overdracht van dieren naar mensen vindt vooral plaats bij direct contact met besmette dieren. Het vogelgriepvirus is nauwelijks van mens op mens overdraagbaar. Het virus is echter in staat zich aan te passen. Hoewel de kans klein is zou hierdoor een beter of goed van mens op mens overdraagbaar virus kunnen ontstaan. Een dergelijk van mens op mens overdraagbaar virus kan ook ontstaan door vermenging van humane en/of varkensvirussen met het vogelgriepvirus. Ook hierop wordt de kans klein geacht (Maassen et al.,, 2012). Varkensgriep Bij varkens is griep een bekende ziekte. Er komen varianten voor die lijken op het griepvirus van de mens. Varkens zijn gevoelig voor zowel vogelgriepvirussen als varkens- en menselijke griepvirussen. Daarom worden zij gezien als mengvat waarin nieuwe griepvirussen kunnen ontstaan als er insleep is van vogelgriepvirussen. Zo kan een laagpathogeen virus veranderen in een hoogpathogeen virus voor mensen. Het nieuwe H1N1-virus bleek bestanddelen te bevatten van reeds bekende varkens-, vogel- en menselijke griepvirusstammen (Maassen et al., 2012). Tot nu toe is in Nederland alleen het laagpathogene virus voorgekomen. Het komt voor dat mensen, die intensief met varkens werken, worden besmet met dit varkensgriepvirus. Dit leidt in het algemeen niet tot ernstige klachten. Overdracht van mens tot mens is nog niet voorgekomen (Maassen et al., 2012). Veegerelateerde MRSA Staphylococcus aureus (SA) is een bacterie die een groot deel van de bevolking bij zich draagt. Meticillineresistente Staphylococcus aureus (MRSA) is een bacterie die niet gevoelig is voor meticilline en voor de meeste andere antibiotica. Deze ongevoeligheid voor de meest gangbare antibiotica maakt infecties met MRSA moeilijker te behandelen. Veegerelateerde MRSA is aangetroffen onder varkens, vleeskalveren, vleeskuikens, melkkoeien en paarden. Deze dieren zijn over het algemeen slechts drager van de bacterie(maassen et al., 2012). Onder veehouders is het percentage MRSA-dragerschap zeer hoog tot wel 70%. Onder familieleden is het percentage dragerschap veel lager. De tot nu toe bekende stammen verspreiden zich niet goed van mens tot mens. Er zijn echter stammen gevonden die aan de mens lijken aangepast. Dit wijst op verdere evolutie van de MRSA bacterie (Heederik, 2012). MRSA-dragerschap is over het algemeen niet gevaarlijk, gezonde personen merken er meestal niets van. Bij een verminderde weerstand of bij pas geopereerde patiënten kan MRSA infecties veroorzaken, zoals zweren en abcessen. In zeldzame gevallen kan een bloedvergiftiging, botinfectie of longontsteking ontstaan (Maassen et al., 2012). ESBL ESBL staat voor extended spectrum betalactamase producerende bacterie. Het gaat om bacteriën die een enzym produceren dat bepaalde antibiotica (penicillines en cefalosporines) onwerkzaam kan maken. Hierdoor kunnen deze antibiotica niet meer voor de behandeling gebruikt worden. De bacteriën die ESBL's kunnen produceren (Klebsiella, Escherichia coli), zijn gewone darmbacteriën. Zulke bacteriën zijn onschadelijk zolang ze zich in de darm bevinden van gezonde personen, maar kunnen infecties veroorzaken, soms zelfs ernstig, bij heel jonge en bij oude mensen met een gestoord immuunsysteem. ESBL producerende bacteriën veroorzaken infecties, zoals urineweginfecties en bloedbaaninfecties. Als een ESBLinfectie in eerste instantie niet onderkend wordt, kan dit leiden tot therapiefalen met mogelijk verhoogde morbiditeit en zelfs mortaliteit als gevolg. Bovendien blijft er doorgaans slechts een beperkt arsenaal aan antibiotica over om de infectie adequaat te behandelen. Deze zijn minder effectief of moeten intraveneus worden toegediend. Met name in ziekenhuizen en verpleeghuizen vormen infecties met deze bacteriën een probleem. 7

8 Er is nog weinig bekend over het dragerschap bij agrariërs. Op dit moment lopen meerdere studies naar dragerschap bij veehouders en gaat onderzoek bij omwonenden starten (Heederik, 2012). Geur Geur kan verschillende gezondheidseffecten veroorzaken: (ernstige) hinder, verstoring van gedrag en activiteiten en stress-gerelateerde somatische gezondheidsklachten (Smeets en Fast, 2006). Door mensen wordt de waarneming van de geur vermoedelijk in twee stappen geëvalueerd. Bij de primaire evaluatie wordt ingeschat of de geur potentieel bedreigend is. Wordt de geur als onaangenaam of de situatie als potentieel bedreigend beschouwd dan leidt dit tot (ernstige) hinder. Bij de secundaire evaluatie van de waarneming van de geur, beoordeelt iemand of het met die potentieel bedreigende situatie goed overweg kan (coping). Wordt dit als onvoldoende ervaren, dan ontstaat stress met de daaraan gerelateerde fysiologische effecten. De hinder gaat dan vergezeld van stress-gerelateerde somatische gezondheidseffecten. Het is niet duidelijk welke gezondheidseffecten dit zijn; de resultaten van onderzoeken naar het verband tussen geurbelasting en klachten, zoals hoofdpijn, benauwdheid en misselijkheid, zijn niet consistent. De evaluatie van de geur kan ook leiden tot verstoring van gedrag of activiteiten. De meest voorkomende verstoringeffecten zijn vermoedelijk het ramen sluiten, het niet graag buiten zijn, bezoek niet graag uitnodigen en/of familie of vrienden komen niet graag op bezoek, vertrouwde/aangename geuren niet meer kunnen ruiken, minder diep ademhalen en het indienen van klachten (Smeets en Fast, 2006). Fijn stof Voor het beoordelen van gezondheidseffecten van fijn stof zijn zowel de hoeveelheid fijn stof als de samenstelling en grootte van de stofdeeltjes van belang. Het fijn stof uit stallen bestaat uit grovere fracties en bevat allerlei biologische agentia in vergelijking met fijn stof afkomstig van verkeer. De verhouding PM 2,5 /PM 10 van emissies van veehouderijbedrijven ligt lager (circa 30%) in vergelijking met de verhouding zoals deze bekend is van verkeersuitstoot (60-70%). PM 2,5 wordt gevormd door samenklontering van zeer kleine stofdeeltjes en door chemische reacties en condensatie in de atmosfeer. Ammoniak speelt hier een rol in. Lokaal, in streken met veel veehouderij, kan dit tot hogere concentraties PM 2,5 leiden (Gezondheidsraad, 2012). Vroegtijdige sterfte en de effecten op het hart- en vaatsysteem hangen vooral samen met de blootstelling aan de relatief kleine verkeersgerelateerde deeltjes (<PM2,5). Bij de gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan fijn stof uit stallen denkt men daarom eerder aan directe effecten op de luchtwegen, in de vorm van toename van luchtwegklachten en -ontstekingen, zoals bekend is uit werknemersstudies (RIVM briefrapport, 2008). Het ontbreekt nog aan een blootstelling-responsrelatie (Gezondheidsraad, 2012). Endotoxinen Endotoxinen zijn bestanddelen van de celwand van bacteriën. Als bestanddeel van organische stofdeeltjes (vermoedelijk in de grovere fractie van het fijn stof) komen ze voor in de buitenlucht en in woningen. Inademing van endotoxinen kan leiden tot ontstekingen van de luchtwegen. Verschijnselen zoals droge hoest, kortademigheid met verminderde longfunctie en koorts kunnen direct optreden. Uit onderzoek onder werknemers blijkt dat langdurige blootstelling aan endotoxinen kan leiden tot chronische bronchitis en vermindering van de longfunctie. Acute veranderingen van de longfunctie zijn bij werknemers waarneembaar vanaf het niveau van ongeveer 90 EU/m 3 gedurende een blootstelling over een werkdag (Gezondheidsraad, 2010/04). De Gezondheidsraad geeft in een recent verschenen advies aan dat dit niveau van toepassing is op werknemers, maar dat onder omwonenden zich eerder individuen bevinden met een verhoogde gevoeligheid door de aanwezigheid van bepaalde aandoeningen en kinderen mogelijk gevoeliger zijn bij eenzelfde blootstelling. Een mogelijke manier om daar rekening mee te houden is het toepassen van een zogeheten 8

9 intraspecies onzekerheidsfactor. Hoe groot die factor zou moeten zijn valt op basis van de beschikbare kennis niet te zeggen, mede omdat onduidelijk is hoe middeling van blootstelling over de tijd moet worden verdisconteerd. Als men desondanks zou willen kiezen voor toepassing van een dergelijke onzekerheidsfactor, ligt bij de huidige stand van kennis de standaard factor 3 volgens de Gezondheidsraad het meest voor de hand. De gezondheidskundige advieswaarde voor de algemene bevolking zou daarmee 30 EU/m 3 bedragen (Gezondheidsraad, 2012). Algemeen Omwonenden van intensieve-veehouderijbedrijven zijn potentieel blootgesteld aan fijn stof, aan een aantal specifieke micro-organismen en aan endotoxinen. Op kortere afstand van de bedrijven, vooral als het meerdere bedrijven zijn, kan deze blootstelling effecten geven op de gezondheid, met name op de luchtwegen. Het is nog niet duidelijk om welke afstand tot bedrijven het nu precies gaat en bij welke concentraties gezondheidseffecten optreden. Daarvoor is vooral nodig dat er op meer locaties wordt gemeten (verschillende typen bedrijven) en ook bij specifieke activiteiten (uitrijden mest, dierentransport) (Gezondheidsraad, 2012; Heederik en IJzermans, 2011). Uit onderzoek blijkt dat, ondanks de hogere blootstelling aan fijn stof, astma niet vaker maar zelfs minder vaak voorkomt bij omwonenden van veehouderijbedrijven. Omwonenden van nertsenbedrijven hebben wel vaker astma (Heederik en IJzermans, 2011). Omwonenden met astma en COPD hebben vaker infecties van de bovenste luchtwegen (exacerbaties) en longontsteking dan mensen met astma en COPD in plattelandsgebieden met minder veehouderijbedrijven. Longontsteking wordt vaker gezien in de nabijheid van intensieve veehouderij, vooral bij bedrijven met geiten en pluimvee. Er is vaker longontsteking gezien dan kan worden verklaard door de Q-koorts golf in Kinderen die wonen in de nabijheid van veehouderijbedrijven hebben, net als kinderen die zijn opgegroeid op een boerderij, vaker eczeem. Er bestonden weinig aanwijzingen dat zeer grote stallen, zogenaamde megastallen, sterker met gezondheidseffecten op omwonenden zijn geassocieerd (Heederik en IJzermans, 2011) I-2 Hoeveel mensen worden er blootgesteld? Zoönosen Algemeen Onder normale omstandigheden, dat wil zeggen dat er geen uitbraak is, zijn de microbiële risico s voor omwonenden vermoedelijk beperkt. Er is echter weinig bekend over de blootstelling aan micro-organismen en de relaties tussen blootstelling en effect of respons. Standaard meetmethoden ontbreken (Gezondheidsraad, 2012). Zo nu en dan doen zich uitbraken voor van nieuwe zoönosen, die een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid. De kans op zo n uitbraak is echter moeilijk te bepalen (Gezondheidsraad, 2012). Q-koorts De bacteriën die Q-koorts veroorzaken komen vooral verspreid vanuit geiten- en schapenbedrijven tijdens de lammerperiode van februari tot en met mei. Als besmette geiten of schapen bevallen of een vroeggeboorte krijgen komen er miljarden bacteriën vrij. De bacterie zit in mindere mate ook in de melk, mest en urine. Naast schapen en geiten kunnen ook runderen drager zijn van deze bacterie. Belangrijke risicofactoren voor besmetting van bedrijven zijn bedrijfsgrootte, hoge runderdichtheid, nabijheid (< 8 km) van besmette melkgeiten- of melkschapenbedrijven en kunstmatige inseminatie (RIVM, 2012). 9

10 De bacteriën kunnen zich vanuit een besmet bedrijf via de lucht met de wind verspreiden naar de omgeving. Mensen die in de buurt van het bedrijf wonen of recreëren kunnen de bacterie inademen en ziek worden. Aangenomen wordt dat er een verhoogde kans is op het oplopen van Q-koorts in een cirkel van 5 km rond een besmet bedrijf. In Nederland zijn er de afgelopen jaren verschillende veterinaire bestrijdingsmaatregelen genomen, waaronder het vaccineren van geiten en schapen. Eind 2009 en in het voorjaar van 2010 zijn drachtige dieren geruimd op besmette bedrijven. Op een recente lijst (20 november 2012) van de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit staan 27 besmette geitenbedrijven in Nederland, waarvan 13 in Noord-Brabant (NVWA, 2012). Na besmetverklaring blijft een bedrijf minimaal een jaar op deze lijst staan. Van de 27 besmette bedrijven zijn er 11 in 2009, 8 in 2010, 4 in 2011 en 4 in 2012 aangemeld. In principe worden mensen die binnen 5 kilometer van een besmet bedrijf wonen mogelijk blootgesteld aan de bacterie. Vogelgriep Laag pathogene vogelgriep komt vrij algemeen voor bij in het wild levende vogels. Vooral watervogels zijn de natuurlijke gastheren voor het vogelgriepvirus. Er is een grote variatie in vogelgriepvirussen. Pluimvee is gevoelig voor een groot aantal subtypes van het vogelgriepvirus. Via watervogels kan een vogelgriepvirus een groot koppel pluimvee binnenkomen en zich snel verspreiden. Laagpathogeen virus kan dan veranderen in een hoogpathogeen (ernstig ziekmakend). De Subtype-H5- en H7-virussen zijn hierom berucht (Maassen et al., 2012). Recentelijk is er een aantal besmettingen met laagpathogene (milde) vogelgriep geconstateerd bij pluimveebedrijven (VWA, 2012). Op dit moment komt er geen hoogpathogene vogelgriep voor en is er geen blootstelling mogelijk aan dit virus. Als er een hoogpathogeen virus op een pluimveebedrijf is, neemt de kans dat dit overgedragen wordt op een niet-geïnfecteerd pluimveebedrijf snel af naarmate de bedrijven verder uit elkaar liggen. De overdrachtskans is gering als er minder dan 2,9 pluimveebedrijven per km 2 zijn. Bij een minimale afstand van 1 km tussen bedrijven ligt de maximale bedrijfsdichtheid ruim onder deze kritische dichtheid. Hoewel de kans klein wordt geacht, is er een kans dat door vermenging van vogelgriep- en varkensgriepvirussen een van mens op mens overdraagbaar virus ontstaat. Uit voorzorg wordt wel afgeraden om zowel grotere aantallen varkens als pluimvee op één bedrijf te huisvesten (Kornalijnslijper et al., 2008). Varkens zijn minder gevoelig voor het vogelgriepvirus en voor een varkens- en een pluimveebedrijf kan een hogere dichtheid en kleinere onderlinge minimale afstand aangehouden worden dan voor pluimveebedrijven onderling (Maassen, et al., 2012). Varkensgriep In 1997 brak voor het laatst in Nederland klassieke varkenspest uit (VWA, 2012). Het nieuwe H1N1-virus, dat o.a. bestanddelen bleek te bevatten van bekende varkensgriepvirusstammen, draagt wel bij aan de milde griepepidemie die sinds vijftien weken in Nederland heerst (stand van zaken maart 2013). Veegerelateerd MRSA Het risico voor het oplopen van de veegerelateerde MRSA bestaat vooral voor mensen die intensief met varkens en vleeskalveren werken. Zij zijn vaker MRSA-drager dan hun gezinsleden die niet met de varkens in aanraking komen. Besmetting met MRSA bij mensen vindt vooral plaats door direct lichamelijk contact, vooral via de handen. Soms raakt men besmet via ingeademde bacteriën. De veegerelateerde MRSA-stammen blijken minder goed overdraagbaar tussen mensen onderling dan andere typen MRSA. Het RIVM deed in 2008/2009 onderzoek naar de transmissie vanuit varkensstallen naar omwonenden. Het blijkt dat inwoners van varkensrijke gemeenten geen verhoogd risico lopen op dragerschap van veegerelateerde MRSA (van Cleef et al., 2010). Uit onderzoek van het IRAS blijkt, dat de veespecifieke MRSA-bacterie vaker en in hogere 10

11 concentraties in de lucht wordt teruggevonden in een straal van 1000 meter rond veehouderijbedrijven. De gemeten concentratie nam toe met het aantal bedrijven in het gebied (Heederik en IJzermans, 2011). In principe zijn mensen, die binnen deze straal van varkensbedrijven wonen, verhoogd blootgesteld. ESBL Er is een toename van ESBL-producerende bacteriën gemeten in voor voedsel geproduceerde dieren, vooral bij vleeskuikens. ESBL-producerende bacteriën zijn ook aangetroffen bij rauw vlees en vleeswaren zoals kip, kalkoen, varkensvlees en kalfsvlees. In Nederland komen ESBL producerende bacteriën bij mensen vooral voor in ziekenhuizen en verpleeghuizen. De overdracht van patiënt naar patiënt gaat door direct contact met bijvoorbeeld de urine van een besmet persoon of indirect via de handen van de medewerkers (Saltro, 2009). De verspreiding van de ESBL-producerende bacteriën via de voedselketen en door direct contact met dieren, is nog maar zelden aangetoond. Uit een pilot onderzoek onder pluimveehouders zijn er wel aanwijzingen dat direct contact met dieren een rol speelt (Dierikx et al., 2010). Het is nog onduidelijk of omwonenden worden blootgesteld aan ESBL-producerende bacteriën. Geur Geur wordt grotendeels veroorzaakt door de uitwerpselen (mest) van dieren. De emissie van geur is onder andere afhankelijk van het type en aantal dieren, het voer, de wijze van opvang van de mest en van de afzuiging in de stal. Sinds januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) van kracht. Deze wet geeft de toegestane geurbelasting voor gevoelige objecten (woningen en andere gebouwen waar mensen verblijven). Deze zijn weergegeven in onderstaande tabel. Tabel I.1: Ten hoogste toegestane geurbelasting volgens de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Toegestane geurbelasting 1 Range Concentratiegebied, binnen bebouwde kom 3,0 ou E /m 3 0,1-14 Concentratiegebied, buiten bebouwde kom 14,0 ou E /m Niet-concentratiegebied, binnen bebouwde kom 2,0 ou E /m 3 0,1-8 Niet-concentratiegebied, buiten bebouwde kom 8,0 ou E /m De GGD gebruikt bij de gezondheidsbeoordeling van geurbelasting afkomstig van intensieve veehouderij bij ruimtelijke planvorming de Gezondheidseffectscreening (GES) (Fast, van den Hazel en van de Weerdt, 2012). De GES-methode maakt geen onderscheid in gebieden. De geurbelasting wordt beoordeeld op basis van de dosis-effectrelatie van het percentage (ernstig) gehinderden veroorzaakt door één bron in een nietconcentratiegebied. Met deze methodiek wordt een onvoldoende milieugezondheidkwaliteit toegekend aan een geurbelasting van 6 ou E /m 3 en een ruim onvoldoende milieugezondheidkwaliteit aan 14 ou E /m 3 voor een individueel bedrijf. Ook onder de in de Wgv toegestane geurbelastingen zijn gezondheidseffecten mogelijk. Om vast te stellen hoeveel mensen zijn blootgesteld kan het aantal woningen binnen verschillende geurconcentraties worden bepaald. Fijn stof Het stof van de landbouw is voor het grootste gedeelte afkomstig van strooisel, mest- en diervoerbestanddelen (ruim 95%). De hoeveelheid fijn stof die wordt verspreid is o.a. afhankelijk van het dier en het huisvestingssysteem, zoals het type stal. De pluimveesector en de varkenssector zijn voor bijna 80% verantwoordelijk voor het aandeel aan emissie van fijn stof uit de landbouw. De grootste bijdrage aan fijn stof 1 ou E staat voor Europese odour units. 1 ou E /m 3 = 2 ge/m 3 (ge=geureenheden). 11

12 levert de pluimveesector, vooral als er sprake is van uitlooprennen of bedrijven met een volièresysteem. Uit een meetprogramma bleek, dat de jaargemiddelde uitstoot voor een gegeven staltype en diercategorie sterk kan variëren tussen afzonderlijke bedrijven. Daarnaast is sprake van een aanzienlijke seizoensvariatie rond het jaargemiddelde (Bleeker en Kraai, 2008). Uit verspreidingsberekeningen blijkt dat tot een afstand van 150 meter de extra bijdrage van intensieve veehouderij aan de fijn stofconcentratie goed meetbaar is (van der Ree, Morgenstern en Dusseldorp, 2010). In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is in 2009 en 2010 onderzoek uitgevoerd naar de, berekende, luchtkwaliteit bij veehouderijen. Uit deze (landelijke) onderzoeken bleek dat bij 145 veehouderijen sprake was van een potentiële overschrijding van de grenswaarde (dagnorm) voor fijn stof in Bij ruim 360 woonadressen werd de fijn stof grenswaarde overschreden. Door een afname van de achtergrondconcentratie en emissiereducerende maatregelen is in 2011 het aantal bedrijven met een overschrijding tot 60 en het aantal adressen tot 170 afgenomen. De veehouderijen liggen verspreid over 24 gemeenten in met name Noord-Brabant, Gelderland, Limburg en Utrecht. Van deze bedrijven is 90% een pluimveebedrijf (IenM, 2011; RIVM, 2011a). Ook onder deze grenswaarde zijn er gezondheidseffecten. Het is dus ook van belang om te weten bij hoeveel woningen de fijn stofconcentratie verhoogd is door de aanwezigheid van een pluimveebedrijf. Over het algemeen worden de stofuitstoot en de concentraties in de omgeving van veehouderijen modelmatig berekend. De Gezondheidsraad wijst er op, dat deze berekeningen met grote onzekerheid gepaard kunnen gaan en afwijkingen van de gemodelleerde stofconcentraties in individuele gevallen te verwachten zijn door de grote variatie tussen bedrijven en gebruik van een vereenvoudigd verspreidingsmodel (Gezondheidsraad, 2012) Endotoxinen Hoge concentraties endotoxinen komen voor in de stallen zelf, bij veevoerproductie en in de nabijheid van veehouderijbedrijven. Verschillende methodes bij het uitrijden en verspreiden van mest op de weilanden en de aanwezigheid van slachthuizen zijn andere factoren die van invloed kunnen zijn op de aanwezige endotoxineconcentraties. In buitenlandse studies zijn in de omgeving van varkens- en melkveebedrijven verhoogde concentraties van endotoxinen geconstateerd. Ook uit een beperkt aantal metingen van het IRAS (Heederik en IJzermans, 2011) blijkt dat in de nabije omgeving van veehouderijbedrijven hogere concentraties endotoxinen voorkomen. Binnen de varkenshouderij- en pluimveehouderijbedrijven zijn door het IRAS zeer hoge niveaus endotoxineconcentraties, rond de 1000 EU/m 3, gemeten 2. Binnen in een nertsenbedrijf zijn zeer lage endotoxineconcentraties gevonden, tot maximaal 10 EU/m 3. Dit type bedrijven lijkt aan de endotoxinebelasting amper bij te dragen. De varkens- en pluimveehouderijen dragen bij aan verhoogde endotoxineniveaus in de directe omgeving. De verhoging neemt af met toenemende afstand benedenwinds. Op 250 meter afstand is de verdunning al zo groot dat de gemeten concentratie vergelijkbaar is met het achtergrondniveau. Een hoge bedrijfsdichtheid kan leiden tot verhoging van het achtergrondniveau van endotoxinen. Bij varkenshouderijen zijn op zeer korte benedenwindse afstand vijf- tot maximaal tienvoudige verhogingen ten opzichte van het achtergrondniveau gemeten. Het achtergrondniveau ligt op 0,1 tot 1 EU/m 3. De maximum endotoxineconcentratie in de omgeving blijft onder de 10 EU/m 3. De niveaus rond het pluimveebedrijf waren het sterkst verhoogd. Hoogste benedenwindse niveaus zijn gemeten op een afstand van 30 meter van de stal en bedroegen rond de 50 EU/m 3. In woningen in de directe omgeving van veehouderijen was de concentratie endotoxinen niet verhoogd (Heederik en IJzermans, 2011). Op basis van het beperkte aantal metingen kunnen geen uitspraken worden gedaan over de gemiddelden en spreidingen over langere termijn. Het is dus onduidelijk hoeveel mensen blootgesteld zijn aan verhoogde endotoxineconcentraties. 2 De concentratie is uitgedrukt in Endotoxine Unit (EU) ten opzichte van een internationale standaard. Een concentratie van 10 Endotoxine Units/m 3 is ongeveer gelijk aan 1 ng/m 3. 12

13 I-3 Hoeveel mensen worden ziek, krijgen klachten of ondervinden effecten? Zoönosen Algemeen Over blootstelling-effect en respons relaties is nog weinig bekend. Voor micro-organismen binnen een diersoort kan geringe blootstelling al leiden tot infectie, al dan niet met symptomen. Voor transmissie naar de mens is vaak een hogere dosis nodig (Gezondheidsraad, 2012). Q-koorts Q-koorts kwam tot 2007 in Nederland af en toe voor. Jaarlijks werden gemiddeld 15 mensen met deze ziekte gemeld. Sinds 2007 is het aantal meldingen van Q-koorts gestegen. Het aantal gemelde patiënten was het hoogst in In 2010 gold voor een groot aantal geiten- en schapenbedrijven een vaccinatieplicht, waardoor het aantal ziektegevallen afnam. Deze afname zette in 2011 en 2012 door (RIVM, 2012): Tabel I2 Het aantal gemelde patiënten en bij het RIVM bekende sterfgevallen als gevolg van Q-koorts (RIVM, 2010) Jaar Totaal aantal meldingen Aantal sterfgevallen bekend bij RIVM De meeste meldingen zijn afkomstig uit de GGD-regio Hart voor Brabant. De kans op gezondheidseffecten van de huidige signalen van de Q-koortsbacterie in de omgeving van veehouderijbedrijven wordt als gering ingeschat (Heederik en IJzermans, 2011). Vogelgriep Op dit moment (eind 2012) komt er geen hoogpathogene vogelgriep voor. Er is dus geen blootstelling mogelijk en worden er geen mensen ziek door het vogelgriepvirus. Varkensgriep Op dit moment komt er geen varkensgriep in Nederland voor. Er is dus geen blootstelling en er worden geen mensen ziek door het varkensgriepvirus afkomstig van een varkensgriepuitbraak. Wel draagt het nieuwe H1N1- virus, dat bestanddelen van varkensgriepvirussen bevat, bij aan de milde griepepidemie die sinds vijftien weken in Nederland heerst (stand van zaken maart 2013). Er is sprake van een epidemie wanneer de huisartsen van de Continue Morbiditeitsregistratie (CMR) Peilstations twee weken achter elkaar meer dan 51 op de mensen met griepachtige klachten rapporteren en virologisch onderzoek het virus aantoont in neus en keelmonsters. MRSA Er is alleen bekend hoeveel MRSA-dragers er zijn in ziekenhuizen. Het RIVM onderzoekt alle kweken van MRSA afkomstig van patiënten of personeelsleden voor een nadere typering. In 2010 waren er MRSA-dragers in Nederland, dit is 18,8 gevallen van MRSA per inwoners. In Noord-Brabant waren er 594 MRSA-dragers of 24,7 per inwoners. Van de in 2008 ontvangen MRSA-kweken was 41% vee-gerelateerde MRSA. Slechts bij een minderheid van de MRSA-dragers is de MRSA afkomstig van een infectie (RIVM, 2011b). 13

14 De kans op gezondheidseffecten van de huidige signalen van MRSA in de omgeving van veehouderijbedrijven wordt als gering ingeschat (Heederik en IJzermans, 2011). ESBL Met name in het ziekenhuis vormen infecties met deze bacteriën een probleem. Ruim driekwart van de urineweginfecties maar ook eenderde van de bloedbaaninfecties worden door deze bacteriën veroorzaakt (RIVM, 2011c). Sinds 2000 neemt het aantal patiënten met infecties veroorzaakt door ESBL producerende bacteriën als veroorzaker van infecties toe. Uit de nationale surveillance van antimicrobiële resistentie blijkt dat het aantal patiënten met een urineweginfectie veroorzaakt door ESBL-positieve E. coli is gestegen van <1% in 2001 naar 5,6% in de eerste helft van 2010 (RIVM 2010). Geur Op basis van algemene dosis-effect relaties, die voor de geurbelasting door intensieve veehouderijen zijn opgesteld, kan het aantal gehinderden geschat worden als de geurbelasting nabij woningen bekend is. PRA Odournet onderzocht in 1999 de geurhinder van stallen van intensieve veehouderij (PRA, 2001). Bij een groot aantal varkensbedrijven werd de geurbelasting op verschillende afstanden van het bedrijf bepaald met behulp van emissiekengetallen en het LTFD-verspreidingsmodel. Met enquêtes (Telefonisch Leefsituatie Onderzoek, TLO) bij circa mensen werd het percentage hinder bepaald. Mensen in concentratiegebieden waren minder gehinderd dan mensen in niet-concentratiegebieden. In 2007 zette PRA Odournet de op basis van het LTFD-model berekende geurbelasting om naar met V-Stacks berekende geurbelastingen (PRA, 2007). In Bijlage 6 van de Handreiking Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is een tabel gegeven met de geurconcentratie en bijbehorend percentage gehinderden voor concentratie- en niet-concentratiegebieden, gebaseerd op de door PRA Odournet vastgestelde relaties (Infomil, 2007). Hierbij wordt onderscheid gemaakt in voorgrond- en achtergrondbelasting. Onder de achtergrondbelasting wordt verstaan de geurbelasting als gevolg van de veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object. De voorgrondbelasting is de geurbelasting van die veehouderij die de meeste geur bij het geurgevoelig object veroorzaakt. Deze veehouderij is groot of ligt dicht bij het geurgevoelig object. De verwachte hinder door de voorgrondbelasting is veel hoger dan die door de achtergrondbelasting bij gelijke geurbelastingen (PRA, 2001). Als vuistregel geldt dat als de voorgrondbelasting meer dan de helft van de achtergrondbelasting bedraagt de voorgrondbelasting bepalend is voor de hinder. Daarom is het nodig om per situatie te bepalen welke belasting de hoogste hinder geeft. De hoogste hinder van de twee geeft de verwachte hinder in het gebied. De hinder van voor- en achtergrondbelasting in een concentratie- en niet-concentratiegebied is als volgt. Tabel I3 De geschatte hinder als gevolg van voorgrond- en achtergrondbelasting in een concentratie- en een niet-concentratiegebied (PRA, 2007) Voorgrondbelasting Achtergrondbelasting Geur belasting (ou E /m 3 Niet concentratie gebied Hinder (%) Concentratie gebied Hinder (%) Geur belasting (ou E /m 3 Niet concentratie gebied Concentratie gebied Hinder (%) P98) P98) Hinder (%)

15 Fijn stof Bij de gezondheidseffecten als gevolg van blootstelling aan fijn stof uit stallen gaat het om een toename van luchtwegklachten en ontstekingen. Er is nog geen kwantitatieve dosis-response relatie bekend, zodat niet duidelijk is hoeveel mensen het betreft. Endotoxinen Bij varkenshouderijen is het minder waarschijnlijk dat bij de endotoxineniveaus in de omgeving gezondheidseffecten waarneembaar zijn. Door de hogere endotoxineniveaus op korte afstand van pluimveebedrijven zijn acute effecten op de luchtwegen op deze afstand niet uitgesloten. Er zijn slechts beperkt metingen uitgevoerd. Meetresultaten zijn sterk afhankelijk van de specifieke meteorologische en lokale omstandigheden en uitspraken over langetermijngemiddelden kunnen nog niet gedaan worden. Ook ontbreekt het nog aan een kwantitatieve dosis-effectrelatie bij de concentraties die rond veehouderijen heersen (Gezondheidsraad, 2012). Het aantal personen met gezondheidseffecten is daardoor nog niet te schatten. Algemeen Er zijn aanwijzingen dat zich bij omwonenden van intensieve veehouderijen effecten op de luchtwegen kunnen voordoen. Er is nog te weinig onderzoek gedaan om oorzakelijke kwantitatieve verbanden te kunnen leggen tussen het optreden van gezondheidseffecten en blootstelling aan specifieke componenten in het fijn stof (Gezondheidsraad, 2012). Ook ontbreekt het nog aan blootstellingsgegevens. Het is hiermee niet bekend hoeveel mensen gezondheidseffecten zullen ondervinden. I-4 Zijn er redenen om aan te nemen dat het aantal blootgestelden in de toekomst zal veranderen of dat schattingen van het gezondheidseffect moeten worden bijgesteld? Zoönosen Door het verdwijnen van kleinere bedrijven met relatief weinig hygiënische voorzieningen is er een afname van het risico op zoönosen. Door een toename van grotere (mega)bedrijven met veel dieren kan het risico in de directe omgeving toenemen. Dit is ook afhankelijk van de bedrijfsvoering (hygiënemaatregelen, antibioticagebruik, e.d.). Grotere bedrijven hebben echter meer mogelijkheden om te investeren in (milieu)maatregelen, goede stalconcepten en een gesloten bedrijfsvoering. Hierdoor kan het risico ook afnemen. Q-koorts Door het vaccineren van geiten en schapen neemt het risico af. Vaccinatie verkleint de kans dat dieren besmet raken. Als een dier toch besmet is, zorgt vaccinatie ervoor dat dieren minder Q-koortsbacteriën uitscheiden. Op 1 januari 2011 ging de nieuwe vaccinatiecampagne tegen Q-koorts van start gegaan. Elk melkgeitenbedrijf of melkschapenbedrijf met meer dan 50 dieren, elk fokbedrijf met meer dan 50 geiten of schapen bestemd voor de melkproductie en alle melkgeiten, melkschapen en alle schapen en geiten op bedrijven met een publieksfunctie worden tegen Q-koorts gevaccineerd. Voor andere schapen en geiten is vaccinatie vrijwillig. Vanaf 2012 moeten schapen en geiten elk jaar tussen 1 januari en 1 augustus worden gevaccineerd. Vogelgriep en varkensgriep Als er meer pluimveehouderijen met scharrelmogelijkheden komen neemt het risico toe. 15

16 Varkens zijn gevoelig voor zowel vogelgriepvirussen als varkens- en menselijke influenzavirussen. Hierdoor kunnen nieuwe influenzavirussen ontstaan op het moment dat er insleep is van vogelgriepvirussen, waartegen mensen geen afweer hebben. Wanneer dit een erg besmettelijke variant is, kunnen veel mensen ziek worden en kan er een pandemie (wereldwijde uitbraak) ontstaan. Zo bevat het nieuwe Influenza A (H1N1) virus bestanddelen van reeds bekende varkens-, vogel- en menselijke griepvirusstammen. Personen die in het verleden besmet waren geweest met de menselijke stam hadden tijdens de pandemie nog bescherming tegen de nieuwe stam. Daarnaast bestaat er een minimale kans dat een vogelgriepvirus, dat een mens infecteert, door enkele spontane aanpassingen toch in staat blijkt om te verspreiden en nieuwe personen te infecteren. MRSA en ESBL Door het stimuleren van een zo beperkt mogelijk gebruik van antibiotica in de veehouderijbedrijven neemt het risico af. Fijn stof Overschrijdingen van de dagnorm bij veehouderijen wordt in het kader van het NSL aangepakt. Dit heeft, mede door een daling in de achtergrondconcentratie, geresulteerd in een afname van het aantal veehouderijen en woningen waar een overschrijding plaats vindt (RIVM, 2011a). In 2011 was er bij 60 veehouderijen nog een overschrijding. Bij 40 van deze bedrijven wordt dit veroorzaakt door het bedrijf zelf. Verwacht wordt dat het merendeel van deze knelpunten in 2012 opgelost zal worden met maatregelen bij het bedrijf zelf. Bij 20 bedrijven, 15 in de gemeente Nederweert en 5 in de gemeente Asten, is de overschrijding mede het gevolg van een hoge achtergrondconcentratie waardoor ook maatregelen bij omliggende bedrijven in een brede gebiedsgerichte aanpak vereist zijn. Uitgangspunt is dat alle vereiste maatregelen uiterlijk in 2013 zijn genomen (RIVM, 2011a). Over de gezondheidsrisico s van blootstelling aan fijn stof is het nodige bekend, maar dat betreft onderzoek in stedelijk gebied. Stedelijk fijn stof verschilt te zeer van fijn stof rond veehouderijen om als basis te kunnen dienen voor een risicoschatting (Gezondheidsraad, 2012). Nader onderzoek moet uitwijzen of en in hoeverre de schattingen van gezondheidseffecten van fijn stof rond veehouderijen naar boven of beneden bijgesteld moeten worden. I-5 Ligt het gezondheidsrisico boven het niveau dat (in het milieubeleid) wordt aangeduid met toelaatbaar? Zoönosen Het Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR) voor sterfte als gevolg van blootstelling aan carcinogene stoffen is gesteld op 1 x 10-6 per jaar. In 2010 en in 2011 overleden respectievelijk 11 en 5 mensen aan Q-koorts. Op een bevolking van 16,7 miljoen was het sterfterisico respectievelijk 0,7 en 0,3 x 10-6 per jaar. Deze risico s liggen onder het Maximaal Toelaatbaar Risico. Geur Voor het percentage (ernstig) gehinderden zijn geen grenswaarden opgesteld. In het milieubeleid is wel als doel gesteld dat er geen ernstige hinder is als gevolg van geur. Deze doelstelling wordt niet gehaald. In Bijlage 7 van de Handreiking Wet geurhinder en veehouderij wordt achtergrondinformatie gegeven over hoe het hinderniveau beoordeeld kan worden (Infomil, 2007). Hierbij wordt verwezen naar de GGD-richtlijn geurhinder waar aan het percentage gehinderden een milieukwaliteit is toegekend (GGD, 2002). De volgens de 16

17 relaties van PRA (2007) gekoppelde geurbelastingen voor een concentratie en een niet-concentratiegebied zijn als volgt. Tabel I4 Milieukwaliteit gebaseerd op het percentage hinder (GGD, 2002) met daaraan gekoppelde geurbelasting in een niet-concentratiegebied (PRA, 2007) Milieukwaliteit Hinder (%) Voorgrondbelasting (ou E /m 3 P98) Achtergrondbelasting (ou E /m 3 P98) Zeer goed < 5 < 0,5 < 1,5 Goed ,5-1,7 1,5 5,5 Redelijk goed ,7-3 5,5-6,5 Matig ,5 6,5-10 Tamelijk slecht ,5 6, Slecht ,3 8, Zeer slecht , Extreem slecht , Tabel I5 Milieukwaliteiten gebaseerd op het percentage hinder (GGD, 2002) met daaraan gekoppelde geurbelasting in een concentratiegebied (PRA, 2007) Milieukwaliteit Hinder (%) Voorgrondbelasting Achtergrondbelasting (P98ou E /m 3 ) Zeer goed < 5 < 1,5 < 3 Goed ,5-3,7 3-7 Redelijk goed ,7-6, Matig , Tamelijk slecht Slecht Zeer slecht Extreem slecht Ook de GES-methode kent aan het percentage gehinderden en de daar aan gekoppelde geurbelasting milieugezondheidkwaliteiten toe (Fast, van den Hazel en van de Weerdt, 2012). Voor de koppeling aan de geurbelasting gebruikt de GES-methode de scherpste dosis-effectrelatie, namelijk die op basis van één bron in een niet-concentratiegebied. Tabel I6 Milieugezondheidkwaliteiten en GES-scores voor de hinder en geurbelasting (Fast, van den Hazel en van de Weerdt, 2012) Milieugezondheidkwaliteit GES-score Hinder (%) Ernstige hinder (%) Geurconcentratie (P98 ou E /m 3 ) Goed Vrij matig Matig Onvoldoende Ruim onvoldoende Fijn stof Bij blootstelling aan fijn stof uit stallen gaat het vooral om een toename van luchtwegklachten en ontstekingen. Er is voor deze effecten nog geen kwantitatieve dosis-response relatie bekend, zodat niet duidelijk is of het risico boven het MTR ligt. Endotoxinen Er is alleen een grenswaarde voor werknemers. De Gezondheidsraad geeft een advieswaarde voor de bescherming tegen de acute effecten na kortdurende blootstelling van 90 EU/m 3 (bij 8 uur lange blootstelling, 17

18 tijd gewogen gemiddelde). Voor de algemene bevolking heeft de Gezondheidsraad recent tentatief een advieswaarde afgeleid van 30 EU/m 3 (Gezondheidsraad, 2012). Er zijn beperkt metingen in de omgeving van veehouderijen uitgevoerd. Bij varkenshouderijen bleef de maximum endotoxineconcentratie in de omgeving met 10 EU/m 3 ruim onder de advieswaarde. De hoogste benedenwindse niveaus rond pluimveebedrijven zijn gemeten op een afstand van 30 meter van de stal en waren hoger dan de advieswaarde, namelijk 50 EU/m 3. In woningen in de directe omgeving van veehouderijen was de concentratie endotoxinen niet verhoogd. I-6 Hoe zeker is het verband tussen blootstelling en mogelijke gezondheidseffecten? Zoönosen Blootstelling aan zoönosen, waaronder Q-koorts, kan gezondheidseffecten veroorzaken zoals griepachtige verschijnselen en longontsteking. Niet iedereen wordt (ernstig) ziek. Dit is afhankelijk van de algemene gezondheidstoestand van de blootgestelde. Er is onzekerheid over het ontstaan van een voor mensen hoogpathogene en overdraagbare variant van het vogelgriepvirus. Geur De relatie geurbelasting en hinder is gebaseerd op één studie van PRA Odournet (PRA, 2001 en PRA, 2007). PRA stelde voor concentratie en niet-concentratiegebieden een dosis-effectrelatie op voor de geurbelasting en hinder. Deze studie was gericht op de hinder rond varkensbedrijven, terwijl de gevonden relaties voor alle veehouderijen wordt gehanteerd. De Gezondheidsraad merkt op, dat de blootstelling-responserelatie wetenschappelijker gefundeerd moet worden door nader onderzoek te doen (Gezondheidsraad, 2012). Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid van de GGD en Brabant/Zeeland voert nu een onderzoek uit naar de geurhinder onder omwonenden van veehouderijen in Noord-Brabant. De relatie tussen gemodelleerde geurbelasting en zelf gerapporteerde geurhinder wordt onderzocht. Ook wordt onderzocht welke factoren daarbij van invloed zijn, zoals of verschillende diercategorieën een verschil in hinder geven. De daadwerkelijk optredende hinder kan sterk afwijken van die welke op grond van een algemene relatie tussen geurbelasting en hinder berekend wordt. Naast de geurbelasting is een groot aantal andere factoren in meer of mindere mate van invloed op de mate van ervaren hinder. Enkele daarvan hebben betrekking op de karakteristieken van de geur, andere op demografische of sociaal-economische factoren. Ook kunnen persoonsgebonden en cognitieve factoren een grote rol spelen. Een bepaalde verdeling van vóórkomen van deze factoren zit, uitgemiddeld, impliciet in deze relatie. Lokaal kan het vóórkomen van deze factoren hiervan sterk verschillen met een (grote) afwijking van de algemene dosis-effectrelatie tot gevolg. Vooral een lage hedonische waarde (onaangename geur), een hogere frequentie, een probleemgerichte copingstijl, een negatieve attitude ten opzichte van de geurbron of overheid, de verwachting dat de geur zal toenemen en bezorgd of angstig zijn voor gezondheidseffecten kunnen lokaal leiden tot meer hinder dan volgens de algemene dosis-effectrelatie berekend zou worden (Smeets & Fast, 2006). Een kwantitatieve relatie tussen de geurbelasting en stress-gerelateerde gezondheidseffecten en verstoring van activiteiten en gedrag is nog niet bekend. Fijn stof Voor het beoordelen van gezondheidseffecten van fijn stof uit de landbouw zijn zowel de hoeveelheid fijn stof als de samenstelling van belang. De samenstelling van het stof uit de landbouw verschilt van die van het verkeer. Fijn stof uit verkeer bevat vooral ultrafijne deeltjes (vooral ultra fijn stof, PM 0,1-1,0 ) en is met allerlei chemische stoffen beladen. Het fijn stof uit de landbouw behoort vooral tot de grove fijn stof fractie (PM 2,5-10 ) 18

19 en in mindere mate tot de fractie <PM 2,5 en is vooral beladen met allerlei biologische agentia, zoals bacteriën, virussen, parasieten, schimmels en endotoxinen. Dit betekent dat de mogelijke gezondheidseffecten van fijn stof uit de landbouw anders zijn dan die van verkeer. Vroegtijdige sterfte en de effecten op het hart- en vaatsysteem hangen vooral samen met de blootstelling aan de relatief kleine deeltjes (<PM 2,5 ). Bij fijn stof uit stallen zal men eerder moeten denken aan directe effecten op de luchtwegen, in de vorm van meer luchtwegklachten en -ontstekingen. Tot op dit moment echter is er nagenoeg geen onderzoek bekend dat een goede relatie geeft tussen de blootstelling aan landbouw gerelateerd fijn stof en de effecten er van op de gezondheid. Endotoxinen Er is redelijk veel onderzoek gedaan naar blootstelling van werknemers, waaronder mensen die in stallen werken. Bij de hoge concentraties, die in stallen voorkomen, zijn zonder uitzondering chronische effecten op de longfunctie gevonden die gepaard gaan met luchtwegklachten. Het ontbreekt echter aan gegevens over effecten bij de algemene bevolking. Het is ook te vroeg om een uitspraak te kunnen doen over de eventuele negatieve gezondheidseffecten van de beduidend lagere blootstellingniveaus op afstand van veehouderijen (Gezondheidsraad, 2012). I-7 Hoe groot is de bijdrage van de blootstelling aan het totaal aantal ziektegevallen? Zoönosen MRSA In 2008 behoorde 40% (1100) van de 2700 MRSA-isolaten, die voor DNA-typering naar het RIVM werden gestuurd, tot het veegerelateerde type (RIVM, 2011b). ESBL Ruim driekwart van de urineweginfecties maar ook eenderde van de bloedbaaninfecties worden door ESBLbacteriën veroorzaakt (RIVM, 2011c). Geurhinder De grootste bron van geurhinder in het buitengebied is de intensieve veehouderij. Als er geurklachten zijn, komen deze voor het overgrote deel van de intensieve veehouderij. 19

20 II Ernst van de gezondheidseffecten II-1 Welke aandoeningen of klachten brengen de omwonenden in verband met intensieve veehouderij? Omwonenden hebben vooral veel last van stank (Oirschot, 2011; Behoud de Parel, 2013). Geurberekeningen zijn theoretisch en gemiddelden. Hierdoor is er toch stankoverlast, hoewel dat volgens de verspreidingsberekeningen niet mogelijk is (Behoud de Parel, 2013). Er is angst voor de risico s op Q-koorts, infectie met MRSA en ESBL en andere infectieziekten en luchtwegklachten (Oirschot, 2011; Behoud de Parel, 2013). Ook is er bezorgdheid over welke stoffen of micro-organismen uit de luchtwasssers komen (Oirschot, 2011). II-2 Worden de gezondheidseffecten vooral bij bepaalde (risico)groepen gezien? Zoönosen Q-koorts In de buurt van een besmet bedrijf, vooral tijdens de lammerperiode (februari tot en met mei), is het risico op besmetting het grootst. Ook als er veel met geiten gewerkt wordt is er meer risico op besmetting. Personen met een verminderde weerstand (als gevolg van bijvoorbeeld transplantatie, kanker, chronische nierziekte of zwangerschap) lopen meer risico ziek te worden na besmetting. Patiënten met ernstige hartafwijkingen en zwangere vrouwen hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van een chronische Q-koortsinfectie. Het lijkt er op dat hoe eerder in de zwangerschap, hoe groter het risico op chronische Q-koorts is. De kans om ernstig ziek te worden na besmetting is groter voor zwangere vrouwen en hartpatiënten. Ook mensen met een afweerstoornis lopen extra risico (LCI, 2013). MRSA Mensen die intensief met varkens en vleeskalveren werken en een verminderde weerstand hebben. De MRSA bacterie kan vooral gevaarlijk zijn voor mensen die al ziek zijn, zoals patiënten op intensive-careafdelingen of mensen met open wonden of huidaandoeningen die in het ziekenhuis terechtkomen. Risicofactoren zijn verder antibioticagebruik, wonden, katheters, infusen, etc. (RIVM, 2011b). ESBL Patiënten in ziekenhuizen en ouderen in verpleeghuizen. Geur Algemene bevolking Fijn stof en endotoxinen Risicogroepen voor het optreden van gezondheidseffecten van fijn stof en endotoxinen zijn ouderen, personen met al bestaande luchtweg- of hartaandoeningen en kinderen (van der Zee en Walda, 2009). Er wordt verondersteld dat de vroegtijdige sterfte aan fijn stof vooral plaatsvindt onder ouderen die al ernstig ziek zijn, bijvoorbeeld als gevolg van hart- en longziekten. 20

Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht

Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Welk inzicht hebben we in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Emissies veehouderij Primair fijnstof voer, mestdeeltjes, haren, huidschilfers, veren,.. bacterien

Nadere informatie

Veehouderij en gezondheid omwonenden

Veehouderij en gezondheid omwonenden Veehouderij en gezondheid omwonenden Hebben veehouderijen effect op de gezondheid van mensen die in de omgeving wonen? Dat was de centrale vraag in het onderzoek VGO. In deze brochure vindt u de belangrijkste

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 13 januari 2015 Wat ga ik vertellen? Gezondheid & veehouderij Mogelijkheden om gezondheid mee te wegen in de discussie veehouderij Casus

Nadere informatie

Samenvatting. Waaraan kunnen mensen die in de buurt van veehouderijen wonen worden blootgesteld?

Samenvatting. Waaraan kunnen mensen die in de buurt van veehouderijen wonen worden blootgesteld? Samenvatting Maatschappelijk is er de laatste jaren veel ongerustheid over de intensieve veehouderij in ons land. Diverse elementen zijn daarbij in het spel: dierwelzijn, duurzaamheid, leefbaarheid, landschapskwaliteit

Nadere informatie

GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN

GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN Startnotitie GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN DIALOOG VISIE - MAATREGELEN INFORMATIE VOOR DE WORKSHOP OP 10 SEPTEMBER 2013 BEOORDELINGSKADER GEZONDHEID EN MILIEU Inge van den Broek, GGD bureau Gezondheid,

Nadere informatie

Intensieve veehouderij en gezondheid

Intensieve veehouderij en gezondheid Intensieve veehouderij en gezondheid Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 3 december 2015 Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Samenwerkingsverband GGD en Brabant/Zeeland Arts, toxicologen, milieugezondheidkundigen,

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid stand van zaken april 2015 Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 22 april 2015 Stand van zaken Uitkomsten geuronderzoek GGD Tussentijdse uitkomsten Veehouderij Gezondheid

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken onderzoek oktober 2015. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid

Veehouderij & Gezondheid stand van zaken onderzoek oktober 2015. Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid Veehouderij & Gezondheid stand van zaken onderzoek oktober 2015 Renske Nijdam Adviseur milieu & gezondheid 20 oktober 2015 Danielle van Oudheusden Arts M&G, Infectieziektebestrijding GGD Brabant-Zuidoost

Nadere informatie

Vervolggesprekken over leefbaarheid in en om Heusden

Vervolggesprekken over leefbaarheid in en om Heusden Vervolggesprekken over leefbaarheid in en om Heusden Programma 20.00 uur inloop 20.15 uur welkom door wethouder Martens presentaties van Fred Stouthart (OZOB) en Renske Nijdam (GGD) over geur, fijnstof

Nadere informatie

Intensieve veehouderij en. hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus

Intensieve veehouderij en. hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus Intensieve veehouderij en gezondheid hoe groot zijn de risico s? HWA Jans, arts Maatschappij en Gezondheid, profiel medische milieukunde en chemicus 14 februari 2012 Historie 1997/98: varkenspest: virus

Nadere informatie

Intensieve veehouderij en gezondheid. Henk Jans, arts MG/chemicus Renske Nijdam 15 juni 2009

Intensieve veehouderij en gezondheid. Henk Jans, arts MG/chemicus Renske Nijdam 15 juni 2009 Intensieve veehouderij en gezondheid Henk Jans, arts MG/chemicus Renske Nijdam 15 juni 2009 Inhoud presentatie Actualiteit Componenten Beleving Kansen en bedreigingen Onderzoeksvoorstel Actualiteit Handtekeningenactie

Nadere informatie

Memo. Vragen gemeenteraadsfractie Partij voor de Dieren. aan

Memo. Vragen gemeenteraadsfractie Partij voor de Dieren. aan Memo aan onderwerp van directie afdeling telefoon datum Raadsfractie Partij voor de Dieren Vragen Partij voor de Dieren n.a.v. Regionaal risicoprofiel De burgemeester mo Veiligheid en wijken 0182-588725

Nadere informatie

plan-mer verplaatsing veehouderij Gestraatje 65 naar Heinsbergerweg 20 te Montfort: beschouwing gezondheidsaspecten 1. Inleiding

plan-mer verplaatsing veehouderij Gestraatje 65 naar Heinsbergerweg 20 te Montfort: beschouwing gezondheidsaspecten 1. Inleiding notitie Produktieweg 1g 6045 JC Roermond T +31 475 420 191 F +31 475 568 855 E info@m-tech-nederland.nl datum 26 juni 2018 Hei.Mon.18.GH BP-01 plan-mer verplaatsing veehouderij Gestraatje 65 naar Heinsbergerweg

Nadere informatie

Informatieblad. Intensieve veehouderij en gezondheid

Informatieblad. Intensieve veehouderij en gezondheid Informatieblad Intensieve veehouderij en gezondheid Drs. R. Nijdam, milieugezondheidkundige, Bureau Gezondheid Milieu & Veiligheid GGD en Brabant/Zeeland Drs. S. van Dam, gezondheidkundige team Infectieziektebestrijding,

Nadere informatie

GGD advies bij vergunningaanvraag Polderweg 25a te Oostwold Herziene versie Jantien Noorda, 29 januari 2013

GGD advies bij vergunningaanvraag Polderweg 25a te Oostwold Herziene versie Jantien Noorda, 29 januari 2013 GGD advies bij vergunningaanvraag Polderweg 25a te Oostwold Herziene versie Jantien Noorda, 29 januari 2013 Aanleiding Gemeente Oldambt heeft contact opgenomen met GGD Groningen naar aanleiding van de

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter, Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 10 september 2008 08-LNV-107

Nadere informatie

Zicht op Q-koorts. Kernboodschap

Zicht op Q-koorts. Kernboodschap Zicht op Q-koorts Deze informatie is tot stand gekomen in samenwerking met het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu), diverse organisaties en beroepsgroepen. 1 Kernboodschap Q-koorts kunt

Nadere informatie

Gemeente Bladel Heer C. van Hintum Postbus AA BLADEL

Gemeente Bladel Heer C. van Hintum Postbus AA BLADEL Gemeente Bladel Heer C. van Hintum Postbus 11 5530 AA BLADEL Kenmerk: UIT-17039450 Datum: 28 november 2017 Behandeld door: M. Stijntjes E-mail: m.stijntjes@ggdgmv.nl Onderwerp: GGD advies n.a.v. woningbouw

Nadere informatie

Gezondheidsrisico s voor omwonenden van intensieve veehouderijen. Prof Dr Dick Heederik Institute for Risk Assessment Sciences Universiteit Utrecht

Gezondheidsrisico s voor omwonenden van intensieve veehouderijen. Prof Dr Dick Heederik Institute for Risk Assessment Sciences Universiteit Utrecht Gezondheidsrisico s voor omwonenden van intensieve veehouderijen Prof Dr Dick Heederik Institute for Risk Assessment Sciences Universiteit Utrecht MER bijeenkomst Utrecht 2013 Gezondheidsrisico s en effecten

Nadere informatie

Q&A Q&A aanvullend onderzoek VGO

Q&A Q&A aanvullend onderzoek VGO Q&A Q&A aanvullend onderzoek VGO Kennisbericht ter ondersteuning van GGD Bureau GMV in Noord-Brabant naar aanleiding van de publicatie van het aanvullend onderzoek VGO. Versie 1, 2 november 2017 Versie

Nadere informatie

Volksgezondheid en veehouderij

Volksgezondheid en veehouderij Volksgezondheid en veehouderij Ammoniak, geur Emissies intensieve veehouderij Fijn stof (PM10, PM2,5) 75-80% door menselijk handelen, rest is van natuurlijke oorsprong Zeezout, bodemstof, verkeersemissies,

Nadere informatie

15-07-2008 Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant

15-07-2008 Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant 15-07-2008 Kamervragen aan de ministers van VWS en LNV over de explosieve stijging van het aantal Q-koorts gevallen in Brabant Kamervragen van het lid Thieme aan de minister van Volksgezondheid, Welzijn

Nadere informatie

Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht

Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht Resultaten VGO en gerelateerde studies: inzichten in de relatie veehouderij en gezondheid? Dick Heederik IRAS Universiteit Utrecht VGO studie Geen aanwijzingen voor meer ziekte door zoönoseverwekkers of

Nadere informatie

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Inhoud Toelichting toetsingsinstrument Proces Keuze indicatoren

Nadere informatie

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid

toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid toetsingsinstrument veehouderij en gezondheid 2013 Theo vd Ven Gemeente Oirschot Renske Nijdam GGD Bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Zoönosen aandachts punt voor GGD Streefwaarden 10 ou woonkernen

Nadere informatie

Monique Meijerink 30 maart 2009. Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten

Monique Meijerink 30 maart 2009. Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten Monique Meijerink Relatie luchtkwaliteit - gezondheidsaspecten Krantenkoppen liegen er niet om Bewoners eisen recht op schone lucht Niks aan de hand, gewoon deuren en ramen dicht Megastal bedreiging voor

Nadere informatie

Informatieblad Intensieve Veehouderij en Gezondheid Update 2011

Informatieblad Intensieve Veehouderij en Gezondheid Update 2011 Informatieblad Intensieve Veehouderij en Gezondheid Update 2011 GGD Nederland-werkgroep intensieve veehouderij en gezondheid Drs. R. Nijdam, adviseur milieu en gezondheid, Bureau Gezondheid Milieu & Veiligheid

Nadere informatie

Veehouderij & Gezondheid uitkomsten onderzoek

Veehouderij & Gezondheid uitkomsten onderzoek Veehouderij & Gezondheid uitkomsten onderzoek 2016-2017 Renske Nijdam adviseur milieu & gezondheid Regio Hart van Brabant Wat speelt lokaal Landelijke onderzoeken naar effecten veehouderij op gezondheid

Nadere informatie

Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld

Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld Inleiding U krijgt deze informatie omdat er door tankmelkonderzoek Q-koorts is vastgesteld op uw bedrijf of omdat u

Nadere informatie

GRIEPVACCINATIE VOOR ZORGVERLENERS Hoe kan griep voorkomen worden?

GRIEPVACCINATIE VOOR ZORGVERLENERS Hoe kan griep voorkomen worden? GRIEPVACCINATIE VOOR ZORGVERLENERS Hoe kan griep voorkomen worden? WAT IS SEIZOENSGRIEP? WAT IS SEIZOENSGRIEP? > Een acute luchtweginfectie: Plots begin met koorts en rillingen Hoofdpijn Spierpijn Keelpijn

Nadere informatie

Introductie. Doel van dit proefschrift

Introductie. Doel van dit proefschrift Samenvatting 222 Introductie Staphylococcus aureus (S. aureus) is een bacterie die op de huid en slijmvliezen (onder andere keel en neus) van mensen leeft. Ongeveer 1 op de 3 mensen draagt deze bacterie

Nadere informatie

Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld

Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld Informatie voor veehouders en medewerkers van bedrijven waar Q-koorts is vastgesteld Inleiding U krijgt deze informatie omdat er door het tankmelkonderzoek Q-koorts is vastgesteld op uw bedrijf of omdat

Nadere informatie

Q&A Q&A geitenhouderij en gezondheid

Q&A Q&A geitenhouderij en gezondheid Q&A Q&A geitenhouderij en gezondheid Kennisbericht ter ondersteuning van GGD Bureau GMV in Noord-Brabant in verband met de mogelijke vestiging van een geitenhouderij in de gemeente Gemert/Bakel Versie

Nadere informatie

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014 Achtergrondinformatie Fijnstof is een vorm van luchtverontreiniging die een negatief effect kan hebben op de gezondheid van de mens. Kortstondige blootstelling

Nadere informatie

i. 18 bedrijven met 50% regeling; ii. 16 bedrijven zonder 50% regeling; c. bij normenset 2: 26 bedrijven:

i. 18 bedrijven met 50% regeling; ii. 16 bedrijven zonder 50% regeling; c. bij normenset 2: 26 bedrijven: Gevolgen voor de bedrijven Hieronder zijn de bevindingen van de resultaten weergegeven ten aanzien van de gevolgen voor de bedrijven. 1. De totale geuremissie in de gemeente Cuijk bedraagt: a. in de referentiesituatie

Nadere informatie

Informatie over Q-koorts

Informatie over Q-koorts Informatie over Q-koorts De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor Q-koorts. De afgelopen weken ontvingen gemeenten hierover brieven van de Vereniging Nederlandse Gemeenten, het ministerie van Volksgezondheid

Nadere informatie

Raadsinformatiebrief

Raadsinformatiebrief Raadsinformatiebrief Van: N. Lemlijn Aan: de leden van de Gemeenteraad Onderwerp: Boeren met buren Advies gezondheidsraad NR. 008 Steller: E. Paree Datum: 5 december 2012 Nr.: RIB-NL-1237 In september

Nadere informatie

22 Gezondheid en de intensieve veehouderij

22 Gezondheid en de intensieve veehouderij BIJLAGE 22 Gezondheid en de intensieve veehouderij Inleiding In dit hoofdstuk is informatie opgenomen aangaande de lopende onderzoeken en huidige inzichten met betrekking tot de relatie tussen intensieve

Nadere informatie

Zijn omwonenden veehouderij vaker ziek?

Zijn omwonenden veehouderij vaker ziek? Zijn omwonenden veehouderij vaker ziek? Zijn de omwonenden van veehouderijen vaker ziek? En wat zijn dan hun klachten? Dat is in een notendop de vraag die een groep onderzoekers heeft beantwoord. En daar

Nadere informatie

Geachte mevrouw Vork,

Geachte mevrouw Vork, Bezoekadres Mien Ruysweg 1 9408 KA Assen Postadres Postbus 144 Stalbouw.NL T.a.v. mw. Iris Vork Kosterijland 7 3981 AJ Bunnik T 0592-306300 F 0592-314248 Einfo@ggddrenthe.nl I www.ggddrenthe.nl Datum:

Nadere informatie

Workshop Eerste hulp voor gemeente Volksgezondheid en veehouderij

Workshop Eerste hulp voor gemeente Volksgezondheid en veehouderij Fred Stouthart Workshop Eerste hulp voor gemeente Volksgezondheid en veehouderij Symposium 13 maart 2019 Verspreiding stoffen uit stallen 2 Veehouderij en volksgezondheid VGO 1, 2, 3 meer luchtwegklachten

Nadere informatie

Infectieziektebestrijding en de rol van arboprofessionals

Infectieziektebestrijding en de rol van arboprofessionals Infectieziektebestrijding en de rol van arboprofessionals Karin Heimeriks, Arbeidshygiënist, Centrum Infectieziektebestrijding, RIVM 1 14 april 2011 Wat kunnen jullie verwachten? Infectieziektebestrijding

Nadere informatie

Zicht op Q-koorts. Informatie over de ziekte Q-koorts. www.rivm.nl/q-koorts

Zicht op Q-koorts. Informatie over de ziekte Q-koorts. www.rivm.nl/q-koorts Zicht op Q-koorts Informatie over de ziekte Q-koorts Q-koorts kunt u oplopen door het inademen van de bacterie. Wees alert op de verschijnselen van Q-koorts. Woont u of bent u in een gebied waar Q-koorts

Nadere informatie

Aanpak fijn stof bij veehouderijen

Aanpak fijn stof bij veehouderijen Aanpak fijn stof bij veehouderijen Ministerie van Infrastructuur en Milieu 13 december 2011 1. Inleiding In het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is in 2009 en 2010 onderzoek

Nadere informatie

Veehouderij en volksgezondheid

Veehouderij en volksgezondheid Veehouderij en volksgezondheid Stand van zaken wetgeving en jurisprudentie Peter Bokelaar Inleiding Gezondheidseffecten veehouderij nog steeds een actueel thema. Q-koorts uitbraak in 2008/2009: bewustwording

Nadere informatie

14u05-14u50 Geef griep geen kans op de werkvloer. Els De Pinnewaert, verpleegkundig ziekenhuishygiënist

14u05-14u50 Geef griep geen kans op de werkvloer. Els De Pinnewaert, verpleegkundig ziekenhuishygiënist 14u05-14u50 Geef griep geen kans op de werkvloer Els De Pinnewaert, verpleegkundig ziekenhuishygiënist GRIEPVACCINATIE VAN ZORGVERLENERS Hoe kan griep voorkomen worden? 1. Griep quiz 2. Wat is seizoensgriep?

Nadere informatie

GRIEPVACCINATIE 2012. Waardoor komt het? Wat zijn de verschijnselen? Adviezen

GRIEPVACCINATIE 2012. Waardoor komt het? Wat zijn de verschijnselen? Adviezen GRIEPVACCINATIE 2012 De griepprik zal dit jaar op woensdag 14 november worden gegeven, tussen 15 en 18 uur. Mensen die ervoor in aanmerking komen krijgen ongeveer 2 weken van tevoren een uitnodiging toegestuurd.

Nadere informatie

Papegaaienziekte. (Psittacose) Informatie over de ziekte en de procedures van de NVWA voor vogelhouders en -handelaren

Papegaaienziekte. (Psittacose) Informatie over de ziekte en de procedures van de NVWA voor vogelhouders en -handelaren Papegaaienziekte (Psittacose) Informatie over de ziekte en de procedures van de NVWA voor vogelhouders en -handelaren Papegaaienziekte bij dieren De bacterie Chlamydia psittaci veroorzaakt papegaaienziekte

Nadere informatie

VAN : College van B&W, portefeuillehouder wethouder Th.M. Martens NAMENS DEZE : team Ruimte, A.M.G.T. Smits

VAN : College van B&W, portefeuillehouder wethouder Th.M. Martens NAMENS DEZE : team Ruimte, A.M.G.T. Smits MEMO ZAAKNUMMER : 2017039042 AAN : Raad VAN : College van B&W, portefeuillehouder wethouder Th.M. Martens NAMENS DEZE : team Ruimte, A.M.G.T. Smits DATUM : 24 oktober 2017 ONDERWERP : Beleid aanvragen

Nadere informatie

Beroepsmatig in aanraking komt met levende varkens, vleeskalveren of vleeskuikens.

Beroepsmatig in aanraking komt met levende varkens, vleeskalveren of vleeskuikens. MRSA 1 U wordt behandeld in een zorginstelling en bent mogelijk in contact gekomen met de MRSA bacterie (Meticilline Resistente Staphylococcus Aureus). Dit kan zijn doordat u Beroepsmatig in aanraking

Nadere informatie

VOORSTEL AAN DE RAAD: VERGADERING d.d. 27 sept 2016 NR.: RI

VOORSTEL AAN DE RAAD: VERGADERING d.d. 27 sept 2016 NR.: RI VOORSTEL AAN DE RAAD: VERGADERING d.d. 27 sept 2016 NR.: RI-16-00186 Onderwerp: RIVM rapport "Veehouderij en gezondheid omwonenden" Agendapunt 14. Voorstel: Raadsvoorstelnummer 2016-45 1. Kennis te nemen

Nadere informatie

Brabant-Zuidoost. Zicht op Q-koorts. Ronald ter Schegget. arts infectieziektebestrijding. GGD Brabant-Zuidoost

Brabant-Zuidoost. Zicht op Q-koorts. Ronald ter Schegget. arts infectieziektebestrijding. GGD Brabant-Zuidoost Zicht op Q-koorts Ronald ter Schegget arts infectieziektebestrijding GGD Brabant-Zuidoost 1 Kernboodschap Q-koorts kunt u oplopen door het inademen van de bacterie. Wees alert op de verschijnselen van

Nadere informatie

Volksgezondheid en veehouderij: handelingsperspectieven

Volksgezondheid en veehouderij: handelingsperspectieven Fred Stouthart Volksgezondheid en veehouderij: handelingsperspectieven Studiedag Hekkelman, Doorn, 3 november 2016 Zijn we uit een droom wakker geworden. We dachten dat de lucht in het buitengebied schoon

Nadere informatie

GGD advies varkensbedrijf Kroosdijk ongen. Zieuwent

GGD advies varkensbedrijf Kroosdijk ongen. Zieuwent GGD advies varkensbedrijf Kroosdijk ongen. Zieuwent Voor: Gemeente Oost Gelre Datum : 29 januari 2018 Van: Team Milieu & Gezondheid 1. Inleiding De gemeente Oost Gelre heeft een aanvraag in behandeling

Nadere informatie

Agrarische kinderopvang en gezondheid

Agrarische kinderopvang en gezondheid Agrarische kinderopvang en gezondheid GGD en in Nederland krijgen regelmatig vragen van gemeenten over de gezondheidsaspecten bij situering van een agrarische kinderopvang in het buitengebied. In dit beleidsadvies

Nadere informatie

Geitenhouderij en gezondheid duiding van het extra risico op longontsteking bij omwonenden van geitenhouderijen in Gelderland

Geitenhouderij en gezondheid duiding van het extra risico op longontsteking bij omwonenden van geitenhouderijen in Gelderland Bijlage bij Statenbrief - zaaknummer 2017-012141 Geitenhouderij en gezondheid duiding van het extra risico op longontsteking bij omwonenden van geitenhouderijen in Gelderland Geitenhouderij en gezondheid

Nadere informatie

Maatregelen voor drager van MRSA-bacterie

Maatregelen voor drager van MRSA-bacterie MRSA positief Maatregelen voor drager van MRSA-bacterie Inleiding Bij u is vastgesteld dat u drager bent van de MRSA-bacterie. MRSA staat voor Meticilline-Resistente Staphylococcus Aureus. Dit is een bacterie

Nadere informatie

Gezondheid & veehouderij

Gezondheid & veehouderij Gezondheid & veehouderij Visietraject veehouderij gemeente Venray 11 april 2017 www.mariomorenophotography.com Loes Geelen PhD loesgeelen@gmail.com sr. adviseur gezonde leefomgeving health impact assessment

Nadere informatie

Projectplan Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO)

Projectplan Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) Projectplan Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) Waarom dit onderzoek? Sinds enkele jaren staat de gezondheid van mensen die in de buurt van veehouderijen wonen in de belangstelling. Discussies over

Nadere informatie

Hoesten, niezen en neus snuiten in papieren zakdoekje. Zakdoekje direct weggooien. Handen wassen met water en zeep. ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP

Hoesten, niezen en neus snuiten in papieren zakdoekje. Zakdoekje direct weggooien. Handen wassen met water en zeep. ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP Hoesten, niezen en neus snuiten in papieren zakdoekje. Zakdoekje direct weggooien. Handen wassen met water en zeep. ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP Lees deze brochure aandachtig. In deze brochure staat praktische

Nadere informatie

Jaap T. van Dissel Afdeling Infectieziekten. Neuraminidaseremmers bij pandemie door Mexicaanse Griep Influenza A(H1N1)

Jaap T. van Dissel Afdeling Infectieziekten. Neuraminidaseremmers bij pandemie door Mexicaanse Griep Influenza A(H1N1) Jaap T. van Dissel Afdeling Infectieziekten Neuraminidaseremmers bij pandemie door Mexicaanse Griep ofwel Nieuwe ofwel Pandemische Influenza A(H1N1) griep (H1N1) 2009 Influenza Mexicaanse griep Wat is

Nadere informatie

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!??

Luchtkwaliteit. Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!?? Luchtkwaliteit Een gezonde hoeveelheid luchtvervuiling bestaat niet!!?? Deel 1: Wat is luchtverontreiniging? Emissie, Verspreiding,Blootstelling 1952 2009 3 4 5 Van de bronnen van luchtvervuiling in Nederland

Nadere informatie

Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA)

Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) Methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) 2 Inleiding U ontvangt deze folder omdat u mogelijk MRSA-drager bent. In deze folder kunt u meer lezen over MRSA zoals wat het is, hoe het wordt vastgesteld

Nadere informatie

Gemeente Groningen GGD Groningen, afdeling Specialistische Zorg en Veiligheid 28 augustus 2014 (concept)

Gemeente Groningen GGD Groningen, afdeling Specialistische Zorg en Veiligheid 28 augustus 2014 (concept) Advies B E Z O E K A D R E S Hanzeplein 120 Aan Van Datum Gemeente Groningen GGD Groningen, afdeling Specialistische Zorg en Veiligheid 28 augustus 2014 (concept) Onderwerp GGD-advies melkrundveehouderij

Nadere informatie

Zwangerschap en vaccinatie tegen Nieuwe Influenza A (H1N1) ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP

Zwangerschap en vaccinatie tegen Nieuwe Influenza A (H1N1) ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP Zwangerschap en vaccinatie tegen Nieuwe Influenza A (H1N1) ZO HOUDEN WE GRIP OP GRIEP Zwangerschap en vaccinatie tegen Nieuwe Influenza A (H1N1) Nieuwe Influenza A, ook wel Mexicaanse griep genoemd, geeft

Nadere informatie

Wat is M RSA? Wat zijn de ziekteverschijnselen van M RSA? Hoe kun je M RSA krijgen en hoe kun je anderen besmetten?

Wat is M RSA? Wat zijn de ziekteverschijnselen van M RSA? Hoe kun je M RSA krijgen en hoe kun je anderen besmetten? MRSA In deze folder leest u wat MRSA is, welke gevolgen dit kan hebben voor uw opname en behandeling en welke maatregelen er genomen worden om de verspreiding van MRSA te voorkomen. U wordt behandeld

Nadere informatie

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Nieuwe Influenza A (H1N1) Nieuwe Influenza A (H1N1) Overzicht 6 november 29, week 45 Samenvatting In de afgelopen week is het aantal ziekenhuisopnamen wegens een laboratoriumbevestigde infectie met Nieuwe Influenza A (H1N1) wederom

Nadere informatie

Griep, feiten en tips vaccinatie tegen seizoensgriep

Griep, feiten en tips vaccinatie tegen seizoensgriep Griep, feiten en tips vaccinatie tegen seizoensgriep Wat is griep? De wetenschappelijke benaming voor griep is influenza. Griep is een besmettelijke ziekte en wordt veroorzaakt door het influenzavirus.

Nadere informatie

Agrarische kinderopvang? Gezond en Veilig! Informatie voor ouders

Agrarische kinderopvang? Gezond en Veilig! Informatie voor ouders Agrarische kinderopvang? Gezond en Veilig! Informatie voor ouders Uw kind gaat (mogelijk) naar een agrarische kinderopvang. Wist u dat deze vorm van kinderopvang veel voordelen met zich meebrengt? In een

Nadere informatie

MRSA-positief, wat nu?

MRSA-positief, wat nu? Infectiepreventie MRSA-positief, wat nu? www.catharinaziekenhuis.nl Inhoud Wat is MRSA?... 3 Wie loopt het meeste risico MRSA op te lopen?... 3 MRSA-dragerschap... 4 Verspreiding van MRSA voorkomen...

Nadere informatie

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch

Onderzoek geur Veehouderijen. Schoolstraat ong. te Wijbosch Onderzoek geur Veehouderijen Schoolstraat ong. te Wijbosch te Wijbosch pagina 1 INHOUD pagina 1 INLEIDING 2 2 WETTELIJK KADER 3 3 ONDERZOEKSLOCATIE 5 3.1 Planlocatie 5 4 ONDERZOEK GEUR VEEHOUDERIJEN 6

Nadere informatie

Meticilline-Resistente Staphylococcus Aureus (MRSA)

Meticilline-Resistente Staphylococcus Aureus (MRSA) Meticilline-Resistente Staphylococcus Aureus (MRSA) 2 Inleiding U ontvangt deze folder omdat u mogelijk MRSA-drager bent. In deze folder kunt u lezen meer over MRSA zoals wat het is, hoe het wordt vastgesteld

Nadere informatie

Aanvullend toetsingsinstrument. Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij

Aanvullend toetsingsinstrument. Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij Aanvullend toetsingsinstrument Een risico-inventarisatie en evaluatie voor gezondheid bij veehouderij Tilburg, september 2013 Drs. R. Nijdam, adviseur milieu en gezondheid, Bureau Gezondheid, Milieu &

Nadere informatie

Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof

Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof Provincie Noord-Brabant Veehouderij 2012 Bedrijfsontwikkelingen, ammoniak, geur en fijnstof Auteur U.M.Henkel Datum 1 april 2014 2 Samenvatting De Rapportage Veehouderij 2012 bevat informatie over de ontwikkelingen

Nadere informatie

Startnotitie Gezondheidsrisico s rond veehouderijen Gemeente Nederweert

Startnotitie Gezondheidsrisico s rond veehouderijen Gemeente Nederweert Startnotitie Gezondheidsrisico s rond veehouderijen Gemeente Nederweert Informatie voor de workshop op 6 november 2014 Beoordelingskader gezondheid en milieu Mevrouw drs. M. Meijerink Team Milieu afdeling

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling

Samenvatting. Vraagstelling Samenvatting Vraagstelling Op verzoek van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid leidt de Commissie Gezondheid en beroepsmatige blootstelling aan stoffen (GBBS) van de Gezondheidsraad gezondheidskundige

Nadere informatie

Wat zijn infectieziekten

Wat zijn infectieziekten Wat zijn infectieziekten Infectieziekten zijn ziekten die veroorzaakt worden door micro-organismen. Dit zijn hele kleine, levende deeltjes zoals virussen en bacteriën. Ze worden meestal van de ene mens

Nadere informatie

Hobbypluimvee in tijden van vogelgriep

Hobbypluimvee in tijden van vogelgriep Hobbypluimvee in tijden van vogelgriep Bron: www.levendehave.nl/ Waar krijgen houders van hobbykippen mee te maken als er een uitbraak is van hoogpathogene vogelgriep? a. Ophok- en afschermplicht Voor

Nadere informatie

Onderwerp: Advies GGD uitbreidingsplan pluimveehouderij beitelweg 7

Onderwerp: Advies GGD uitbreidingsplan pluimveehouderij beitelweg 7 Definitief G G D Advies Aan T.a.v. Van : Gemeente Putten : Jan Doorenbos : Team MMK GGD Tel. nr. : 088-443 3000 Datum : 17 september 2015 v4 Kopie : Onderwerp: Advies GGD uitbreidingsplan pluimveehouderij

Nadere informatie

Gezondheid gebaat bij 250 meter afstand tussen intensieve veehouderij en burgerwoning

Gezondheid gebaat bij 250 meter afstand tussen intensieve veehouderij en burgerwoning Gezondheid gebaat bij 250 meter afstand tussen intensieve veehouderij en burgerwoning Vanuit gezondheidsperspectief adviseert de GGD aan gemeenten een minimumafstand van 250 meter tussen een intensieve

Nadere informatie

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel

Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Gemeenteraad Raadsvergadering van 9-2-2017. Onderwerp: Verordening geurhinder en veehouderij 2017 gemeente Sint-Michielsgestel Samenvatting: Uw raad heeft in 2008 een geurgebiedsvisie en geurverordening

Nadere informatie

MRSA Radboud universitair medisch centrum

MRSA Radboud universitair medisch centrum MRSA U wordt behandeld in het Radboudumc en bent mogelijk in contact gekomen met de MRSA bacterie (Meticilline Resistente Staphylococcus Aureus). Dit kan zijn doordat u Beroepsmatig in aanraking komt

Nadere informatie

Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL)-producerende bacteriën

Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL)-producerende bacteriën Extended Spectrum Beta-Lactamase (ESBL)-producerende bacteriën Inleiding U ontvangt deze folder omdat u mogelijk ESBL-drager bent. In deze folder kunt u lezen meer over ESBL zoals wat het is, hoe het wordt

Nadere informatie

Veterinaire volksgezondheid en vogelinfluenza

Veterinaire volksgezondheid en vogelinfluenza Veterinaire volksgezondheid en vogelinfluenza NVAG themamiddag d.d. 02-03 2006, Utrecht Prof.dr. Frans van Knapen influenza virus typeringen: H-antigeen N-antigeen Permanente veranderingen in influenza

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20350 2500 EH Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX Den Haag www.rijksoverheid.nl Bijlage(n)

Nadere informatie

MRSA. Maatregelen bij (mogelijke) dragers van Meticilline-resistente Staphylococcus aureus. Afdeling Infectiepreventie

MRSA. Maatregelen bij (mogelijke) dragers van Meticilline-resistente Staphylococcus aureus. Afdeling Infectiepreventie MRSA Maatregelen bij (mogelijke) dragers van Meticilline-resistente Staphylococcus aureus Afdeling Infectiepreventie Inleiding U bezoekt de polikliniek van het Amphia Ziekenhuis of u bent in ons ziekenhuis

Nadere informatie

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012

MEMO. Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 MEMO Aan/To: Van/From: Datum/Date: RAI Vereniging Chris van Dijk 18 september Onderwerp/Subject: Analyse rapport RIVM Luchtkwaliteit 2012 Ieder jaar publiceert het RIVM een jaaroverzicht van de meetresultaten

Nadere informatie

GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN

GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN Verslag workshop 10-09-2013 GEZONDHEIDSRISICO S ROND VEEHOUDERIJEN DIALOOG VISIE - MAATREGELEN VERSLAG WORKSHOP 10 SEPTEMBER 2013 Inge van den Broek, GGD bureau Gezondheid, Milieu & Veiligheid Merijn Broeders,

Nadere informatie

Veehouderij en gezondheid in de regio Hollands Midden, een notitie

Veehouderij en gezondheid in de regio Hollands Midden, een notitie Veehouderij en gezondheid in de regio Hollands Midden, een notitie Informatie voor beleidsmakers over veehouderij, gezondheid en ruimtelijke ordening Juni 2013 Opstellers: Eline van Daalen, GGD Hollands

Nadere informatie

BCOU PROTOCOL NIEUWE INFLUENZA A H1N1, DE ZOGENAAMDE MEXICAANSE GRIEP, VERSIE 26 AUGUSTUS 2009 / IVK

BCOU PROTOCOL NIEUWE INFLUENZA A H1N1, DE ZOGENAAMDE MEXICAANSE GRIEP, VERSIE 26 AUGUSTUS 2009 / IVK BCOU PROTOCOL NIEUWE INFLUENZA A H1N1, DE ZOGENAAMDE MEXICAANSE GRIEP, VERSIE 26 AUGUSTUS 2009 / IVK MEDE OP BASIS VAN NOTITIE NUOVO Teksten voor website PCOU en Willibrord Het H1N1-influenzavirus (de

Nadere informatie

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Nieuwe Influenza A (H1N1) Nieuwe Influenza A (H1N1) Overzicht 23 oktober 29, week 43 Samenvatting In de afgelopen week is het aantal ziekenhuisopnamen wegens een laboratoriumbevestigde infectie met Nieuwe Influenza A (H1N1) verdubbeld

Nadere informatie

Brochure INFORMATIE VOOR OUDERS MET KINDEREN BIJ AGRARISCHE KINDEROPVANG. 15 december

Brochure INFORMATIE VOOR OUDERS MET KINDEREN BIJ AGRARISCHE KINDEROPVANG. 15 december Brochure INFORMATIE VOOR OUDERS MET KINDEREN BIJ AGRARISCHE KINDEROPVANG 15 december 2017 www.vggm.nl Informatie voor ouders met kinderen bij agrarische kinderopvang INHOUDSOPGAVE INFORMATIE VOOR OUDERS...

Nadere informatie

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden

Veehouderij en geur. geurgebiedsvisie en geurverordening Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Veehouderij en geur geurgebiedsvisie en geurverordening 2015 Brede Dialoog 20 oktober 2015 Heusden Geursituatie 2015 Overbelaste locaties Heusden Ommel Concentratie Intensieve veehouderij ten zuiden van

Nadere informatie

Nieuwe Influenza A (H1N1)

Nieuwe Influenza A (H1N1) Nieuwe Influenza A (H1N1) Overzicht 11 december 29, week 5 Samenvatting In de afgelopen week is het aantal ziekenhuisopnamen wegens een laboratoriumbevestigde infectie met Nieuwe Influenza A (H1N1) afgenomen

Nadere informatie

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling

Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten. Joost Wesseling Luchtkwaliteit in Nederland: cijfers en feiten Joost Wesseling Inhoud: Doorsneden door de luchtkwaliteit Concentraties: de laatste decennia; EU normen; Nederland in de EU. Luchtkwaliteit en gezondheid.

Nadere informatie

UIT Datum: 14 maart 2017 M. Scholtes / R. Nijdam/ S. van Dam Onderwerp:

UIT Datum: 14 maart 2017 M. Scholtes / R. Nijdam/ S. van   Dam Onderwerp: / r^/0i Gemeente Meierijstad De heer C. van den Boogaard Postbus 10.001 5460 DA VEGHEL Kenmerk: Behandeld door: UIT-17038236 Datum: 14 maart 2017 M. Scholtes / R. Nijdam/ S. van E-mail: m.scholtes@ggdgmv.nl

Nadere informatie

Doelstelling Voldoen aan het wettelijk kader, verbeteren van de luchtkwaliteit en daarmee de volksgezondheid.

Doelstelling Voldoen aan het wettelijk kader, verbeteren van de luchtkwaliteit en daarmee de volksgezondheid. Factsheet Onderwerp Luchtkwaliteit over het jaar 2013 Inleiding Op 16 december 2014 is de vijfde rapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit aan de voorzitter van

Nadere informatie

Regionale VTV Zoönosen. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Zoönosen

Regionale VTV Zoönosen. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Zoönosen Regionale VTV 2011 Zoönosen Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Zoönosen Auteurs: A.S.G. van Dam MSc., GGD Hart voor Brabant Drs. A. Rietveld, GGD Hart voor

Nadere informatie

Q-koorts en werk, de geitenhouderij

Q-koorts en werk, de geitenhouderij Q-koorts en werk, de geitenhouderij Ton Oomen Landelijke Coördinatie Infectieziektebestrijding (LCI/CIb/RIVM) 1 Q-koorts in Nederland - Inzicht in de bedrijfsvoering - Transmissieroute - De veterinaire

Nadere informatie

Hepatitis B Inleiding Hepatitis A Preventie hepatitis B Preventie hepatitis A

Hepatitis B Inleiding Hepatitis A Preventie hepatitis B Preventie hepatitis A Naast deze infokaart over hepatitis zijn er ook infokaarten beschikbaar over: infectieziekten algemeen, tuberculose, seksueel overdraagbare aandoeningen, jeugd en onveilig vrijen en jeugd en vaccinatie.

Nadere informatie