Extra oefeningen grammaticale termen met sleutel

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Extra oefeningen grammaticale termen met sleutel"

Transcriptie

1 Schrijf Vaardig 1, 2 en 3 Methode met grammaticale opbouw voor anderstaligen Extra oefeningen grammaticale termen met sleutel Marilene Gathier u i t g e v e r ij c o u t i n h o c bussum 2012

2 Deze extra oefeningen horen bij Schrijf Vaardig Methode met grammaticale opbouw voor anderstaligen van Marilene Gathier Uitgeverij Coutinho bv Alle rechten voorbehouden. Het is docenten die de methode Schrijf Vaardig voorschrijven als verplichte literatuur, toegestaan om deze extra oefeningen te verveelvoudigen. Uitgeverij Coutinho Postbus AH Bussum Noot van de uitgever Wij hebben alle moeite gedaan om rechthebbenden van copyright te achterhalen. Personen of instanties die aanspraak maken op bepaalde rechten, wordt vriendelijk verzocht contact op te nemen met de uitgever. ISBN (deel 1) (deel 2) (deel 3) NUR 114

3 Inhoud Inleiding 4 Oefeningen 5 Sleutel 16 Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 3/20

4 Inleiding In Schrijf Vaardig worden veel grammaticale termen gebruikt. Met de toets kun je zien of je alle termen goed begrijpt, of dat je nog moet oefenen. Je kunt deze oefeningen maken als je veel fouten hebt gemaakt in de toets en als je extra wilt oefenen. Als je alle oefeningen gemaakt hebt, maak je de toets nog een keer. Deze oefeningen zijn bedoeld om de grammaticale termen te leren. Bij de oefeningen staat steeds een klein stukje theorie. Meer theorie over het gebruik vind je in de boeken. Je hoeft die theorie nu nog niet te kennen. je moet wel weten wat een lidwoord is, maar nog niet wanneer je wel of niet een lidwoord gebruikt. Je kunt deze oefeningen (behalve oefening 12) ook digitaal doen op De sleutel bij de oefeningen vind je achter in dit document. Veel succes! Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 4/20

5 Oefeningen Onderwerp (subject) en persoonsvorm (finiete verbum) Elke zin heeft een onderwerp. 1 Het boek ligt daar. 2 In de vakantie gaan we verhuizen. Het onderwerp kun je vinden met de vraag: Wie of Wat + de werkwoorden? 1 Wat ligt? het boek 2 Wie gaan verhuizen? we Een onderwerp kan nooit met een voorzetsel beginnen. Dus in de vakantie kan nooit het onderwerp zijn. Naast het onderwerp staat in een hoofdzin de persoonsvorm. Dat is het eerste werkwoord (verbum) in de zin. 1 Het boek ligt op de tafel. 2 In de vakantie gaan we verhuizen. Oefening 1 Omcirkel het onderwerp. Zet een streep onder de persoonsvorm. In de vakantie gaan we verhuizen. 1 Mijn collega Jeanine heeft laatst in het trappenhuis van onze school opgesloten gezeten. 2 Na haar les op een avond in een lokaal boven liep ze naar beneden, naar de docentenkamer. 3 Daar zijn kasten voor boeken, mappen, enzovoort. 4 Wij laten daar tijdens de lessen altijd onze spullen liggen. 5 Met haar handen vol boeken en mappen liep ze dus naar beneden. 6 Toen Jeanine bij de verdieping met de docentenkamer aankwam, 7 wilde ze de deur tussen het trappenhuis en de gang opendoen. 8 Maar die bleek al op slot te zitten. 9 Snel liep mijn geschrokken collega terug naar boven om daar het trappenhuis uit te kunnen. 10 Maar boven bleken de deuren ook al op slot te zitten. 11 Mijn collega besloot toen de beveiliging te bellen 12 en ze wilde haar telefoon pakken. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 5/20

6 13 Maar die kon ze nergens vinden! 14 Geen wonder, hij zat in haar tas in de docentenkamer. 15 Toen begon Jeanine in paniek maar zo hard mogelijk te roepen. 16 Dat had resultaat na een minuut of vijf. 17 Er kwamen twee beveiligers om haar te bevrijden. 18 Die zeiden: Sorry voor het op slot doen van alle deuren. Enkelvoud (singularis) en meervoud (pluralis) Het enkelvoud is een substantief (zelfstandig naamwoord) of werkwoord voor één persoon of ding. Het meervoud is een substantief of werkwoord voor twee of meer personen of dingen. Als het onderwerp in het enkelvoud staat, staat de persoonsvorm ook in het enkelvoud. Als het onderwerp in het meervoud staat, staat de persoonsvorm ook in het meervoud. Oefening 2 Kijk naar oefening 1 en vul in: 1 Zin 1 staat in het (enkelvoud / meervoud) 2 Zin 2 staat in het (enkelvoud / meervoud) 3 Zin 3 staat in het (enkelvoud / meervoud) 4 Zin 4 staat in het (enkelvoud / meervoud) 5 Zin 15 staat in het (enkelvoud / meervoud) 6 Zin 16 staat in het (enkelvoud / meervoud) 7 Zin 17 staat in het (enkelvoud / meervoud) 8 Zin 18 staat in het (enkelvoud / meervoud) Oefening 3 Kijk naar oefening 1. Zet zin 11 en 12 in het meervoud Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 6/20

7 Zet zin 10 en 17 in het enkelvoud Lijdend voorwerp (direct object) Sommige zinnen hebben een lijdend voorwerp. Dat is een persoon met wie of een ding waarmee iets gebeurt. 1 In het weekend maak ik mijn huiswerk voor de hele week. 2 Meestal moeten we een paar grammaticaoefeningen maken. Het lijdend voorwerp kun je vinden met de vraag: Wie of Wat + de werkwoorden + het onderwerp? 1 Wat maak ik? mijn huiswerk 2 Wat moeten we maken? een paar grammaticaoefeningen Een lijdend voorwerp kan nooit met een voorzetsel beginnen. Dus voor de hele week kan nooit het lijdend voorwerp zijn. Oefening 4 Zet een cirkel om het onderwerp, een rechthoek om het lijdend voorwerp en onderstreep de persoonsvorm. In het weekend maak ik mijn huiswerk voor de hele week. 1 Ongeveer vier miljoen Nederlandse huishoudens hebben bij elkaar dertig miljoen huisdieren voor de gezelligheid of als een hobby. 2 Vaak halen gezinnen met kinderen een hond of kat in huis. 3 Huisdieren kunnen een belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van kinderen. 4 Want kinderen leren verantwoordelijkheid te nemen bij het verzorgen van een dier. 5 Welk dier hebben de meeste huishoudens aangeschaft? 6 Bij veel gezinnen met een huisdier is er een kat of een hond. 7 Van deze gezinnen heeft 47% een kat. 8 Op de tweede plaats komt de hond, bij 36% van de gezinnen met een huisdier. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 7/20

8 9 Maar ook konijnen, vissen en allerlei soorten vogels hebben een goed leven in Nederlandse huishoudens. 10 Om al deze dieren aan te schaffen, te voeden en te onderhouden trekt elk gezin jaarlijks gemiddeld zo n driehonderd euro uit. Lidwoord, substantief, adjectief, verkleinwoord De oude man zit op een kapotte bank in het park een lekker ijsje te eten. Hij is tevreden met zijn leven. Werkwoorden zijn: zit, eten, is Lidwoorden zijn: de, het en een. Ze horen bij een substantief. Substantieven zijn: man, bank, park, ijsje en leven. Het zijn personen of dingen, of abstracte begrippen. Je kunt er een lidwoord voor zetten. Adjectieven zijn: oude, kapotte, lekker en tevreden. Ze geven meer informatie over personen of dingen. Oefening 5 Onderstreep de lidwoorden, zet een cirkel om de adjectieven, een rechthoek om de substantieven en een driehoek om de werkwoorden. De oude man zit op een kapotte bank. 1 Bij makelaars of op websites waar je huizen kunt vinden, wordt veel gebruikgemaakt van bijvoeglijke naamwoorden. 2 Zo wordt een woning aantrekkelijk voor een klant. 3 Dit is een deel van de informatie op zo n website over een huis in Rotterdam: 4 In een rustig en kindvriendelijk deel van de geliefde wijk Schiebroek vindt u een ruime hoekwoning met garagebox en een geweldige circa vijftien meter diepe achtertuin op het zuidwesten. 5 De woning heeft een brede, tuingerichte woonkamer en een garagebox die vanuit de woonkamer te bereiken is. 6 De woning heeft een verzorgde, nette voortuin, en een ruime hal voorzien van garderobe. 7 U kunt hier een compleet huis naar uw zin tegen een zeer aantrekkelijke prijs kopen! Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 8/20

9 Verkleinwoord (diminutief) Een verkleinwoord is een substantief, maar dan voor een klein ding of kleine persoon. Het eindigt op -je / -tje / -kje / -pje / -etje / enzovoort. huis huisje tuin tuintje woning woninkje boom boompje kar karretje huizen huisjes tuinen tuintjes woningen woninkjes (let op: dus niet woningkje(s)) bomen boompjes karren karretjes (let op: dus niet karje(s)) Oefening 6 Maak van de substantieven in de zinnen verkleinwoorden. 1 Het kind heeft heel kleine voeten, hij heeft schoenen in de kleinste maat. Het heeft heel kleine, het heeft in het kleinste. 2 De jongen kan ook nog niet lopen op de schoenen, vooral de jonge moeder wil dat hij ze draagt. Het kan ook nog niet lopen op de, vooral het jonge wil dat hij ze draagt. 3 Ze heeft de schoenen voor haar zoon gekocht in een winkel met veel dure spullen. Ze heeft de voor haar gekocht in een met veel dure. 4 Ze koopt daar ook dure kleren voor hem die hij op feesten moet dragen. Ze koopt daar ook dure voor hem die hij op moet dragen. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 9/20

10 Bijwoord, voorzetsel, voegwoord Een bijwoord geeft meer informatie bij een werkwoord (dus hoe iets gedaan wordt) of bij een adjectief. Voorbeelden zijn: snel en heel. Een bijwoord lijkt soms erg op een adjectief en ziet er soms ook hetzelfde uit. Ook woorden zoals gisteren, misschien, zo, niet zijn bijwoorden. De man loopt snel naar de bushalte, want de bus komt bijna. En hij wil niet te laat op zijn werk komen. Dat zou heel vervelend zijn. Als hij te laat komt, moet hij zeker s avonds ook langer doorwerken. Een voorzetsel geeft een plaats of een tijd aan. Een voorzetsel staat voor een substantief (met soms een lidwoord of adjectief ertussen). in de bruine kast op de oude fiets naar huis aan de muur Er zijn ook werkwoorden met vaste voorzetsels (denken aan, kijken naar, enzovoort.) Een voegwoord is een woord om twee zinnen of zinsdelen te verbinden. Ik ben blij dat je er bent, maar ik ben wel ongerust geweest. Wil je even bellen als je later komt, want dan weet ik waar je blijft. Oefening 7 Onderstreep de bijwoorden, zet een cirkel om de voorzetsels en een rechthoek om de voegwoorden in de zin. Ik ga morgen naar de tandarts, omdat ik sinds gisteren kiespijn heb. 1 We hebben gisteren lekker gegeten in een bistro, hoewel het wel erg duur was. 2 Meestal krijg je in zo n duur restaurant een klein beetje op je bord en je hebt na de maaltijd nog steeds honger. 3 Daarom gaan we niet zo vaak naar een bistro, maar gisteren hadden we een heel speciale reden. 4 Het was namelijk precies een jaar geleden dat we elkaar ontmoet hadden tijdens een feestje en verliefd werden op het eerste gezicht. 5 Dat wilden we natuurlijk goed vieren, terwijl we eigenlijk geen geld voor een etentje hadden. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 10/20

11 Voornaamwoorden Persoonlijke voornaamwoorden Bezittelijke voornaamwoorden Aanwijzende voornaamwoorden met nadruk (accent) ik jij u hij zij wij jullie zij mij jou u hem haar het ons jullie hen/hun mijn jouw uw zijn haar ons/ onze jullie hun deze die dit dat zo n zulke zonder nadruk (accent) ik/ k je u hij/ie ze het/ t we jullie ze me je u hem/ m haar/d r het/ t ons jullie ze mijn/m n je uw zijn/z n haar/d r ons/onze jullie/je hun Oefening 8 Onderstreep alle persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden. 1 We hebben pas nieuwe buren: een man en een vrouw zijn vorige week naast ons komen wonen met hun drie kinderen. 2 Die kinderen zijn ongeveer even oud als onze kinderen, dus ik denk wel dat ze contact met die van ons zullen leggen. 3 Er wonen niet zo veel kinderen in deze buurt, dus dat vind ik wel leuk voor mijn kinderen. 4 Volgens mij komen ze uit Marokko, aan hun uiterlijk en kleding te zien. De vrouw draagt tenminste een hoofddoek, maar hun dochters dragen er geen. 5 Ze hebben zich al even aan ons voorgesteld, ook hun namen klinken Marokkaans. 6 We hebben afgesproken dat ze binnenkort een keer koffie bij ons komen drinken. Zet nu de voornaamwoorden in de juiste kolom. Zin nr. Persoonlijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Aanwijzend voornaamwoord Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 11/20

12 Infinitief, imperatief en voltooid deelwoord Een infinitief is het hele werkwoord. Het is nooit de persoonsvorm in de zin. Bij een persoonsvorm zoals wil, kan, mag, moet, zal, enzovoort komt meestal nog een infinitief in de zin. Na het woord te komt ook een infinitief in de zin. De infinitief staat meestal achteraan in de zin. Ik moet vanavond mijn mail nog checken. Ik beloof je dan de foto s te sturen. Een imperatief is een bevel. Je zegt dat iemand iets moet doen. Er is dan meestal geen onderwerp in de zin. Een imperatief staat meestal vooraan in de zin. Kom eens hier en luister even naar me. Een voltooid deelwoord is de werkwoordsvorm die in het perfectum en plusquamperfectum wordt gebruikt. Ik heb lekker gegeten. Oefening 9 Zet een cirkel om de imperatieven, een rechthoek om de infinitieven en een driehoek om de voltooid deelwoorden in de zin. Onderstreep de andere vormen van het werkwoord. Je moet je broer nog bellen en vergeet ook je moeder niet. Die heeft vandaag weer gebeld. 1 Als je examen doet, kom dan wel op tijd! 2 En zet vooral je telefoon uit voordat het examen begint. 3 Want als je telefoon gaat, moet je met het examen stoppen. 4 Luister ook goed naar de instructies die de examinator geeft. 5 Doe vooral ook niet te vroeg je boekje open! 6 Want ook dan kunnen ze je wegsturen. 7 Als ze je wegsturen, moet je je weer opnieuw aanmelden en opnieuw betalen. 8 Zo is dat met een cursiste gebeurd, die vergeten was haar telefoon uit te zetten. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 12/20

13 De werkwoordstijden Nederlandse term Internationale term Voorbeeldzin o.t.t. = onvoltooid tegenwoordige tijd presens Wij eten meestal om halfzeven warm. o.v.t. = onvoltooid verleden tijd imperfectum Gisteren was dat anders. v.t.t. = voltooid tegenwoordige tijd perfectum We hebben toen pas om acht uur gegeten. v.v.t. = voltooid verleden tijd plusquamperfectum Ik had toen pas na mijn werk boodschappen gedaan. Oefening 10 Geef de tijd van de cursief gedrukte werkwoordsvormen aan door ze op de juiste plek in het schema te zetten. 1 Op 31 december heeft een kleuter van vier jaar in Madrid tijdens een orgaantransplantatie vijf nieuwe organen gekregen. 2 Ibai Uriarte kreeg een nieuwe lever, maag, twaalfvingerige darm, dunne darm en alvleesklier. 3 De ouders van de jongen waren in november met hem naar de dokter gegaan, 4 omdat hij een opgezwollen buik had. 5 Het gezwel in zijn buik bleek toen het embryo van zijn tweelingbroer te zijn. 6 Toen artsen in november het embryo weggehaald hadden, 7 hadden ze een fout gemaakt. 8 Daardoor moest Ibai een vijfvoudige orgaantransplantatie ondergaan. 9 De operatie is geslaagd en heeft zes uur geduurd. 10 Ibai moet nog een tijd in het ziekenhuis blijven. Zin nr. Plusquamperfectum (v.v.t.) Perfectum (v.t.t.) Imperfectum (o.v.t.) Presens (o.t.t.) Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 13/20

14 Als je het goed hebt gedaan, zie je in de linker kolom wat er het eerst is gebeurd, in de middelste kolommen wat er daarna is gebeurd en in de rechter kolom wat er het laatste is gebeurd. Verschillende soorten werkwoorden Een scheidbaar werkwoord is een werkwoord dat in twee stukken verdeeld kan worden. Ik vul het formulier in. Een wederkerend werkwoord is een werkwoord dat me / je / zich / ons bij zich heeft. Hij herinnert zich die avond nog goed. In de actieve vorm doet het onderwerp zelf iets. Een passieve vorm geeft aan dat er iets met het onderwerp gebeurt, het onderwerp doet het niet zelf. Actief: Ik bel morgen de dokter. Passief: Hij wordt morgen door de dokter gebeld. Oefening 11 Lees de tekst en vul het schema in. 1 Sommige mensen hebben een vreselijk slecht gebit. Zij schamen zich daar meestal voor. 2 Een slecht gebit valt snel op, bijvoorbeeld als je lacht. 3 Een vriend van mij werd laatst door de tandarts behandeld, nadat hij hem in het weekend met vreselijke kiespijn had opgebeld. 4 Deze tandarts raadde hem aan om een kunstgebit te nemen. 5 Een paar weken later is hij geopereerd. 6 Al zijn kiezen zijn getrokken. 7 Dat was wel een pijnlijke behandeling, hij heeft zich dan ook een paar dagen ziek gemeld. 8 Hij durfde zich zonder gebit ook niet op het werk te vertonen. 9 Maar toen hij een kunstgebit had, voelde hij zich veel beter. 10 Ik vind ook dat hij er erg door is opgeknapt. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 14/20

15 Geef bij de werkwoorden in het schema aan of ze wederkerend of scheidbaar zijn of dat ze in de passieve vorm staan. 1 schamen zich 2 valt op 3 werd behandeld 3 (had) opgebeld 4 raadde aan 5 is geopereerd 6 zijn getrokken 7 (heeft) zich gemeld 8 zich vertonen 9 voelde zich 10 (is) opgeknapt Wederkerend werkwoord Scheidbaar werkwoord Passieve vorm Oefening 12 Schrijf een tekst. Hoe ziet voor jou een ideale vakantiedag eruit? Schrijf een tekst in het presens (onvoltooid tegenwoordige tijd). Ik sta pas om tien uur op. Dan ontbijt ik rustig. (Enzovoort.) Deze oefening kun je het beste maken op een apart vel papier en laten nakijken door je docent. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 15/20

16 Sleutel Oefening 1 Zin nr. Onderwerp Persoonsvorm 1 Mijn collega Jeanine heeft 2 ze liep 3 kasten zijn 4 Wij laten 5 ze liep 6 Jeanine aankwam 7 ze wilde 8 die bleek 9 mijn geschrokken collega liep 10 de deuren bleken 11 mijn collega besloot 12 ze wilde 13 ze kon 14 hij zat 15 Jeanine begon 16 Dat had 17 twee beveiligers kwamen 18 Die zeiden Oefening 2 1 Zin 1 staat in het enkelvoud. 2 Zin 2 staat in het enkelvoud. 3 Zin 3 staat in het meervoud. 4 Zin 4 staat in het meervoud. 5 Zin 15 staat in het enkelvoud. 6 Zin 16 staat in het enkelvoud. 7 Zin 17 staat in het meervoud. 8 Zin 18 staat in het meervoud. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 16/20

17 Oefening 3 Zin 11 Zin 12 Zin 10 Zin 17 Mijn collega s besloten toen de beveiliging te bellen en ze wilden hun telefoons pakken. Maar boven bleek de deur ook al op slot te zitten. Er kwam een beveiliger om haar te bevrijden. Oefening 4 Zin nr. Onderwerp Lijdend voorwerp Persoonsvorm 1 Ongeveer vier miljoen Nederlandse huishoudens dertig miljoen huisdieren hebben 2 gezinnen met kinderen een hond of kat halen 3 Huisdieren een belangrijke rol kunnen 4 kinderen verantwoordelijkheid leren 5 de meeste huishoudens Welk dier hebben 6 een kat of een hond - is 7 47% een kat heeft 8 de hond - komt 9 konijnen, vissen en allerlei soorten vogels een goed leven 10 elk gezin gemiddeld zo n driehonderd euro hebben trekt uit Oefening 5 Zin nr. Lidwoord Substantief Adjectief Werkwoord 1 makelaars websites huizen naamwoorden bijvoeglijke 2 een een woning klant aantrekkelijk wordt 3 een de een deel informatie website huis Rotterdam 4 een de een een het deel wijk Schiebroek hoekwoning garagebox meter achtertuin zuidwesten rustig kindvriendelijk geliefde ruime geweldige diepe kunt vinden wordt gebruikgemaakt is vindt Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 17/20

18 5 De een een de woning woonkamer garagebox woonkamer 6 De een een woning voortuin hal garderobe brede tuingerichte verzorgde nette ruime 7 een een huis zin prijs compleet aantrekkelijke heeft bereiken is heeft voorzien kunt kopen Oefening 6 1 Het kindje heeft heel kleine voetjes, het heeft schoentjes in het kleinste maatje. 2 Het jongetje kan ook nog niet lopen op de schoentjes, vooral het jonge moedertje wil dat hij ze draagt. 3 Ze heeft de schoentjes voor haar zoontje gekocht in een winkeltje met veel dure spulletjes. 4 Ze koopt daar ook dure kleertjes voor hem die hij op feestjes moet dragen. Oefening 7 Zin nr. Bijwoord Voorzetsel Voegwoord 1 gisteren lekker wel erg in hoewel 2 Meestal nog steeds in op na en 3 niet zo vaak gisteren heel naar Daarom maar 4 namelijk precies geleden tijdens op dat 5 natuurlijk goed eigenlijk voor terwijl Oefening 8 1 We hebben pas nieuwe buren: een man en een vrouw zijn vorige week naast ons komen wonen met hun drie kinderen. 2 Die kinderen zijn ongeveer even oud als onze kinderen, dus ik denk wel dat ze contact met die van ons zullen leggen. 3 Er wonen niet zo veel kinderen in deze buurt, dus dat vind ik wel leuk voor mijn kinderen. 4 Volgens mij komen ze uit Marokko, aan hun uiterlijk en kleding te zien. De vrouw draagt tenminste een hoofddoek, maar hun dochters dragen er geen. 5 Ze hebben zich al even aan ons voorgesteld, ook hun namen klinken Marokkaans. 6 We hebben afgesproken dat ze binnenkort een keer koffie bij ons komen drinken. Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 18/20

19 Zin nr. Persoonlijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Aanwijzend voornaamwoord 1 we ons hun 2 ik ze ons onze die die 3 ik mijn deze dat 4 mij ze hun hun 5 ze ons hun 6 we ze ons Oefening 9 Zin nr. Imperatief Infinitief Voltooid deelwoord Andere vorm 1 kom doet 2 zet uit begint 3 stoppen gaat moet 4 Luister geeft 5 Doe open 6 wegsturen kunnen 7 aanmelden betalen wegsturen moet 8 uit zetten gebeurd vergeten is was Oefening 10 Zin nr. Plusquamperfectum (voltooid verleden tijd) Perfectum (voltooid tegenwoordige tijd) 1 heeft gekregen 2 kreeg 3 waren gegaan 4 had 5 bleek 6 weggehaald hadden 7 hadden gemaakt 8 moest 9 is geslaagd / heeft geduurd Imperfectum (onvoltooid verleden tijd) 10 moet Presens (onvoltooid tegenwoordige tijd) Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 19/20

20 Oefening 11 Wederkerend werkwoord 1 schamen zich x Scheidbaar werkwoord 2 valt op x Passieve vorm 3 werd behandeld x 3 (had) opgebeld x 4 raadde aan x 5 is geopereerd x 6 zijn getrokken x 7 (heeft) zich gemeld x 8 zich vertonen x 9 voelde zich x 10 (is) opgeknapt x Extra oefeningen grammaticale termen bij Schrijf Vaardig 20/20

Toets grammaticale termen met sleutel

Toets grammaticale termen met sleutel Schrijf Vaardig 1, 2 en 3 Methode met grammaticale opbouw voor anderstaligen Toets grammaticale termen met sleutel Marilene Gathier u i t g e v e r ij c o u t i n h o c bussum 2012 Deze toets hoort bij

Nadere informatie

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 3

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 3 Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 3 Nederlands in actie Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach Derde, herziene druk u i t g e v

Nadere informatie

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5

Benodigde voorkennis taal verkennen groep 5 Taal actief 4 taal verkennen groep 5-8 taal verkennen groep 5 In dit document een overzicht opgenomen van de benodigde voor de lessen Taal verkennen groep 5. Deze kenn maakt onderdeel uit van de leerlijn

Nadere informatie

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8

Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Zinsontleden en woordbenoemen groep 7/8 Naam: 1 Inhoudsopgave: 3 - Onderwerp 4 - Persoonsvorm 5 - Gezegde 6 - Lijdend voorwerp 7 - Meewerkend voorwerp 8 - Werkwoorden 8 - Zelfstandig naamwoorden 9 - Bijvoeglijk

Nadere informatie

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 4

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 4 Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 4 Nederlands in actie Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach Derde, herziene druk u i t g e v

Nadere informatie

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 7

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 7 Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 7 Nederlands in actie Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach Derde, herziene druk u i t g e v

Nadere informatie

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort.

Woordsoorten. De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woordsoorten De woorden in een zin kunnen in een bepaalde groep worden ingedeeld. De woordsoort geeft aan tot welke groep een woord behoort. Woord Uitleg Voorbeeld Werkwoord Lidwoord Zelfstandig Bijvoeglijk

Nadere informatie

1 keer beoordeeld 4 maart 2018

1 keer beoordeeld 4 maart 2018 7 Samenvatting door Syb 764 woorden 1 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Nederlands Nederlands Toets week 3 ZAKELIJKE TEKSTEN LEZEN Het onderwerp van een tekst bestaat uit een paar woorden. Een deel onderwerp

Nadere informatie

tafel tafels, jongen jongens, vakantie vakanties auto auto s, taxi taxi s, baby baby s maan manen, man mannen

tafel tafels, jongen jongens, vakantie vakanties auto auto s, taxi taxi s, baby baby s maan manen, man mannen 2.1 Meervoud pluralis Op weg naar A2: tafel tafels, jongen jongens, vakantie vakanties auto auto s, taxi taxi s, baby baby s maan manen, man mannen Niet-telbare woorden hebben geen meervoud: rijst, muziek,

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8.

Naam: Mijn doelenboekje. Grammatica. Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8. Naam: Mijn doelenboekje Grammatica Werelden - Eilanden - Dorpen 5 / 6 / 7 / 8 www.gynzy.com Inhoud & Legenda In dit doelenboekje zijn de volgende Werelden te vinden: Taalkundige ontleding...3 Redekundige

Nadere informatie

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. Grammaticaoefeningen 3 Wonen en vervoer Werkwoorden in een andere tijd Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 80 naar Werkwoorden in een andere tijd. 1 Begrijp je deze informatie? ja / nee,

Nadere informatie

2c nr. 1 zinnen met want en omdat

2c nr. 1 zinnen met want en omdat OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 5

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 5 Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 5 Nederlands in actie Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach Derde, herziene druk u i t g e v

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen. Thema 7 Wonen. 1 Woorden. 2 Woorden. Zet de objecten in de juiste kolom:

Herhalingsoefeningen. Thema 7 Wonen. 1 Woorden. 2 Woorden. Zet de objecten in de juiste kolom: Herhalingsoefeningen Thema 7 Wonen 1 Woorden Zet de objecten in de juiste kolom:. het aanrecht de bank het bed het fornuis de gootsteen de houthaard de kledingkast de koelkast de kraan het nachtkastje

Nadere informatie

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat.

In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal staat. Grammatica: werkwoorden werkwoordsen uitleg Werkwoordsen 1. Persoonsvorm In elke zin staat een werkwoord. Werkwoorden zijn woorden die aangeven welke handeling of toestand of welk proces in de zin centraal

Nadere informatie

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 1

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 1 Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 1 Nederlands in actie Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach Derde, herziene druk u i t g e v

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 2

BEGINNERSCURSUS DAG 2 1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone

Nadere informatie

Sleutels bij de oefeningen

Sleutels bij de oefeningen Schrijf Vaardig 1 Methode met grammaticale opbouw voor anderstaligen Sleutels bij de oefeningen Marilene Gathier u i t g e v e r ij c o u t i n h o c bussum 2012 Deze sleutels horen bij deel 1 van Schrijf

Nadere informatie

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7.

Grammatica. Inhoud. 1. De en het. 2. Meervoud. 3. Werkwoord. 4. Vraagwoorden. 5. Zinnen maken Zinnen maken 2. 7. Grammatica Inhoud 1. De en het 2. Meervoud 3. Werkwoord 4. Vraagwoorden 5. Zinnen maken 1 6. Zinnen maken 2 7. Zinnen maken 3 8. Zinnen maken 4 9. Niet en geen 10. Lange woorden 11. Het verkleinwoord 12.

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,

Nadere informatie

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30 Inhoud Deel 1 Grammaticale vormen Les 1 Letter, woord, zin, getal, cijfer 12 Les 2 Zinnen 14 Les 3 Persoonlijke voornaamwoorden (1) 16 Les 4 Hij / het / je / we / ze 18 Herhalingstoets 1 20 Les 5 Werkwoorden

Nadere informatie

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord

Woordsoorten. Nederlands. Aanwijzend voornaamwoord. Onderschikkend voegwoord. Persoonlijk voornaamwoord. Betrekkelijk voornaamwoord Woordsoorten Nederlands Aanwijzend voornaamwoord Betrekkelijk voornaamwoord Bezittelijk voornaamwoord Bijvoeglijk gebruikt werkwoord Bijvoeglijk naamwoord Bijwoord Bijzin Hoofdzin Hulpwerkwoord Koppelwerkwoord

Nadere informatie

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 58 naar Verschillende vormen van werkwoorden. Onderstreep nu de werkwoorden in je zinnen.

Kijk nog eens in het boek op bladzijde 58 naar Verschillende vormen van werkwoorden. Onderstreep nu de werkwoorden in je zinnen. Grammaticaoefeningen 2 Gezondheid Verschillende vormen van werkwoorden Oefening 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 58 naar Verschillende vormen van werkwoorden. 1 Begrijp je deze informatie? ja /

Nadere informatie

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven.

* Mijn vader vindt dat je aan make-up niet te veel geld aan moet uitgeven. 1.8 Nederlands formuleren Als je zuiver Nederlands schrijft, moet je net als een verzorgde spelling een verzorgde zinsbouw gebruiken. Veel voorkomende fouten moet je daarbij vermijden. Deze fouten vind

Nadere informatie

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets.

Werkwoorden. Hebben en zijn. De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. Werkwoorden Hebben en zijn De twee belangrijkste werkwoorden in het Nederlands zijn hebben en zijn. Ik ben Thomas. Ik heb een fiets. persoon onderwerp hebben zijn 1 enk. ik heb ben 2 enk. jij/u hebt bent

Nadere informatie

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46 Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord

Nadere informatie

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 6

Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 6 Antwoorden bij de extra opdrachten bij hoofdstuk 6 Nederlands in actie Methode NT2 voor hoogopgeleide anderstaligen Berna de Boer Margaret van der Kamp Birgit Lijmbach Derde, herziene druk u i t g e v

Nadere informatie

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design

Auteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door

Nadere informatie

Juf is Ziek boekje. Groep 8

Juf is Ziek boekje. Groep 8 Juf is Ziek boekje Groep 8 Wanneer je dit boekje hebt is de juf of meester waarschijnlijk ziek. Met dit boekje kun je vandaag zelfstandig aan het werk. Er zitten verschillende opdrachten in voor rekenen,

Nadere informatie

Z I N S O N T L E D I N G

Z I N S O N T L E D I N G - 1 - Z I N S O N T L E D I N G Waarom is zinsontleding zo belangrijk? Elke scholier op de middelbare school maar ook de kinderen op de lagere school, komen veelvuldig met zinsontleding in aanraking, eigenlijk

Nadere informatie

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46

π (spreek uit uiltje ): hulpwerkwoorden of modale hulpwerkwoorden 46 Inhoud Inleiding 6 1 Wie? (mensen) Wat? (dieren en dingen) 10 π Het zelfstandig naamwoord (man, vrouw, Jan) 12 π Het zelfstandig naamwoord, meervoud (lepels, bloemen) 13 π Het zelfstandig naamwoord, verkleinwoord

Nadere informatie

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden.

Grammaticaboekje NL. Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden. 9 789082 208306 van Om een beeld te krijgen van de inhoud: De inhoudsopgave, een paar onderwerpen en de eerste bladzijde van de trefwoorden. Opzoekboekje voor leerlingen in klas 1 tot en met 3 in de onderbouw

Nadere informatie

Grammatica - Woordsoorten herhaling vmbo-kgt34

Grammatica - Woordsoorten herhaling vmbo-kgt34 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 02 augustus 2017 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/74568 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs

Nadere informatie

Grammaticaoverzicht. Taaltalent deel 3. Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen. Katja Verbruggen Henny Taks Eefke Jacobs

Grammaticaoverzicht. Taaltalent deel 3. Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen. Katja Verbruggen Henny Taks Eefke Jacobs Taaltalent deel 3 Methode Nederlands voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Grammaticaoverzicht Katja Verbruggen Henny Taks Eefke Jacobs u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2016 Dit grammaticaoverzicht

Nadere informatie

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I

Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I. Grammatica I Overzicht toetsen en oefeningen Grammatica I Grammatica I Rubriek Oefening Type Opgaven Uitleg Alle onderwerpen Totaaltoets Grammatica I (*) 42 1 Klanken/letters Deeltoets 1 (*) Naamwoorden Deeltoets 2

Nadere informatie

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad

Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad Niveauproef voor Nederlands in ASO 3 de graad Waarom? Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De vaardigheden

Nadere informatie

Basis. letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer getal

Basis. letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer getal Basis letter a b c hoofdletter A B C woord appel banaan citroen zin Ik eet een appel. cijfer 1 2 3 getal 123.000 punt. komma, uitroepteken! vraagteken? Woordvolgorde Jij drinkt appelsap. Hij eet een banaan.

Nadere informatie

- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef).

- De zin in een andere tijd zetten (tijdproef). - De zin vragend maken. - Van enkelvoud meervoud maken of andersom (getalproef). 2. Persoonsvorm pv Wat is de persoonsvorm? Daar draait in een zin eigenlijk alles om. De persoonsvorm is altijd een werkwoord. Hoe kun je de persoonsvorm vinden? - De zin in een andere tijd zetten (tijdproef).

Nadere informatie

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin.

REGELS. Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 61 61 REGELS 1 Onderstreep de pluralisvorm in de zin. 1 Ik woon met mijn gezin in een rijtjeshuis met vier slaapkamers. 2 De vijf appartementen in deze flat zijn heel klein. 3 Hij heeft een groot huis

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 1 bij 4.1 ** Uitleg voor de docent: Op de volgende pagina vind je een blad met plaatjes. Knip de plaatjes uit en doe ze in een envelop. Geef elk tweetal een envelop.

Nadere informatie

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of.

A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. A) Gebruik de volgende voegwoorden: maar, want, en, of. 1. Trek je schoenen uit moeder heeft pas schoongemaakt. 2. Ik wilde gaan tennissen mijn vrienden vonden het te warm. 3. Drink je koffie drink je

Nadere informatie

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde

2b nr. 1 Zinnen met verschillende volgorde OPDRACHTKAART www.nt2taalmenu.nl nt2taalmenu is een website voor mensen die Nederlands willen leren én voor docenten NT2. Iedereen die Nederlands wil leren, kan gratis online oefenen. U kunt ook veel oefeningen

Nadere informatie

Grammatica - Woordsoorten herhaling vmbo-kgt34

Grammatica - Woordsoorten herhaling vmbo-kgt34 Auteur VO-content Laatst gewijzigd Licentie Webadres 06 December 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/74568 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Dag! kennismaken. Ik ben Eric.

Dag! kennismaken. Ik ben Eric. Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 4 Wonen

Spreekopdrachten thema 4 Wonen Boven: Spreekopdrachten thema 4 Wonen Opdracht 2 bij 4.1 * slaapkamer 2 trap Beneden: tuin garage TaalCompleet A1 Spreken Plus Thema 4-1 Opdracht 3 bij 4.1 ** Vertel. Wat voor huis heb jij? - Woon je in

Nadere informatie

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8

Tipboekje. Herman Jozefschool. Groep 8 Tipboekje Herman Jozefschool Groep 8 Inhoudsopgave Tips: Woordsoorten Werkwoorden, Lidwoorden,Zelfstandige naamwoorden en eigen namen Bijvoeglijke naamwoorden,voorzetsels,vragende voornaamwoorden Bezittelijke

Nadere informatie

Voorwoord 6. Woordenlijst 283

Voorwoord 6. Woordenlijst 283 Inhoud Voorwoord 6 Thema s 1 Kennis maken en afspreken 10 2 Feesten 30 3 Boodschappen doen en winkelen 52 4 Vervoer 74 5 Vrije tijd 94 6 Wonen 116 7 Gezondheid 138 8 Uiterlijk en karakter 162 9 Opleiding

Nadere informatie

Antwoorden Thema 10 Verleden, heden, toekomst

Antwoorden Thema 10 Verleden, heden, toekomst Antwoorden Thema 10 Verleden, heden, toekomst Luisteren Oefening 2 1 c In een dorpje bij Lima. 2 a Dat ze haar ouders vaak moest helpen op het land. 3 b Ze werkte hard maar was ook altijd goed voor haar

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 1 Nederland

Spreekopdrachten thema 1 Nederland Spreekopdrachten thema 1 Nederland Opdracht 1 bij 1.3 ** Speel het spel met de groep. Uitleg voor de docent: De docent begint. Hij zegt wat hij kan. Bijvoorbeeld: Ik kan koken. Laat de eerste cursist herhalen

Nadere informatie

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3

CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3 CVO Tweedekansonderwijs Antwerpen NIVEAUBEPALING NEDERLANDS ASO 3 Voor Nederlands zijn er 3 modules van elk 4 uur per week. De uren worden aansluitend gegeven, het gaat dus om een volledige namiddag. De

Nadere informatie

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt

enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor vertrekt Herhalingsoefeningen Thema 6 Reizen, openbaar vervoer 1 Woorden Lees de dialoog en vul de ontbrekende woorden in. Kies uit: enkele genoeg informatie korting ongeveer overstappen rechtstreekse reis spoor

Nadere informatie

Extra les: Verzekeringen

Extra les: Verzekeringen Zwart op wit Praktische schrijfvaardigheid voor volwassenen Extra les: Verzekeringen Dorothé Pietersma u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2009 Deze extra les over verzekeringen hoort bij Zwart op wit.

Nadere informatie

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen.

De laat gearriveerde koerier drinkt achter een bruin bureau koude koffie. Deze jonge verpleegster huppelt meestal vrolijk door de lange gangen. Zinsdelen Nederlands Bijvoeglijke bepaling Bijwoordelijke bepaling Lijdend voorwerp Meewerkend voorwerp Naamwoordelijk gezegde Onderwerp Persoonsvorm Voorzetselvoorwerp Werkwoordelijk gezegde Bijvoeglijke

Nadere informatie

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin.

Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. Oefening 1: Bouw correcte enkelvoudige zinnen door de woorden in de juiste volgorde te plaatsen. Soms heb je een vraagzin. 1. Ga opnemen de telefoon je? 2. Ik te laat altijd kwam in de les. 3. Wat zijn

Nadere informatie

Zoals beloofd eerst nog een herhaling van de theorie van de lijdende en de bedrijvende vorm:

Zoals beloofd eerst nog een herhaling van de theorie van de lijdende en de bedrijvende vorm: Huiswerk klas 2 6 november 2014 Beste Eva en Yfke, Zoals beloofd eerst nog een herhaling van de theorie van de lijdende en de bedrijvende vorm: Wat betekent het als een zin in de bedrijvende vorm staat?

Nadere informatie

Oefentekst voor het Staatsexamen

Oefentekst voor het Staatsexamen Oefentekst voor het Staatsexamen Staatsexamen NT2, programma I, onderdeel lezen bij Hoofdstuk 3 van Taaltalent NT2-leergang voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Katja Verbruggen Henny Taks Eefke

Nadere informatie

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af.

Alles onder de knie? 1 Herhalen. Intro. Met de docent. 1 Werk samen. Lees het begin van de gesprekjes. Maak samen de gesprekjes af. Intro Met de docent Wat ga je doen in dit hoofdstuk? 1 Herhalen: je gaat herhalen wat je hebt geleerd in hoofdstuk 7, 8 en 9. 2 Toepassen: je gaat wat je hebt geleerd gebruiken in een situatie over werk.

Nadere informatie

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont.

Opstartlessen. Les 2. Wonen. Wat leert u in deze les? Veel succes! Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. www.edusom.nl Opstartlessen Les 2. Wonen Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over wonen. Zeggen hoe u woont. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag en DWI Amsterdam

Nadere informatie

Handleiding basiswoordenschat.

Handleiding basiswoordenschat. basiswoordenschat. Inleiding. In de basismodule wordt een basis van ongeveer 80 woorden gelegd. Deze woorden worden aangeboden om de woordenschat, maar ook om de communicatieve vaardigheden van de cursist

Nadere informatie

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement

Te huur HOOFDSTUK 4 WOORDEN. Kies het goede woord. 1 Ik woon in een flat op de vierde... a verdieping b appartement 51 51 HOOFDSTUK 4 Te huur WOORDEN 1 1 Ik woon in een flat op de vierde.... a verdieping b appartement 2 Het is een rijtjeshuis met een grote woonkamer en drie.... a tuinen b slaapkamers 3 Mijn woonkamer

Nadere informatie

Nederlands voor Arabisch taligen A0 A1/A2

Nederlands voor Arabisch taligen A0 A1/A2 Auteur boek: مو لف الكتاب: Vera Lukassen Titel boek: Nederlands voor Arabisch taligen كتاب : الھولندي للناطقین باللغة العربیة المستوى Niveau A0 A2, A0 A2 2015, Serasta Uitgegeven in eigen beheer info@serasta.nl

Nadere informatie

Zinnen. Zinsontleding VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote taalboek - oefenboek - Paragraaf 18 Zinsontleding.

Zinnen. Zinsontleding VOORBEELDPAGINA S. Bestelnr Het grote taalboek - oefenboek - Paragraaf 18 Zinsontleding. VOORBEELDPAGINA S Zinnen Zinsontleding Soorten zinnen Er zijn verschillende soorten zinnen. De meest gebruikte zijn: s MEDEDELENDE ZINNEN IN DE AANTONENDE WIJS )K GA VANDAAG NAAR HET STRAND s VRAGENDE

Nadere informatie

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen.

DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen. DOELGROEP Grammatica 3F is bedoeld voor leerlingen van havo/vwo en mbo 4. Het programma is geschikt voor zowel allochtone als autochtone leerlingen. STRUCTUUR De lesstof is ingedeeld in rubrieken (onderwerpen)

Nadere informatie

Eigen vaardigheid Taal

Eigen vaardigheid Taal Eigen vaardigheid Taal Door middel van het beantwoorden van de vragen in dit blok heeft u inzicht gekregen in uw kennis en vaardigheden van de grammatica en spelling van de Nederlandse taal. In het overzicht

Nadere informatie

IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit

IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING. werkwoordspelling.com M.Kiewit IN DRIE STAPPEN NAAR EEN FOUTLOZE WERKWOORDSPELLING werkwoordspelling.com M.Kiewit Schematisch overzicht Stap 1: De persoonsvorm De persoonsvorm is het werkwoord dat op de eerste plaats komt te staan als

Nadere informatie

De kennen-kunnen-kennis Quiz

De kennen-kunnen-kennis Quiz Ronde 1: De leren kennen-ronde Lees de instructie. Luister daarna naar de docent. Het eerste deel van deze ronde wordt per team uitgevoerd. Het tweede deel van de ronde wordt klassikaal uitgevoerd. Alle

Nadere informatie

Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden

Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden Grammaticaoefeningen 4 Sociale contacten Signaalwoorden en verschillende vormen van woorden Oefening 1 Bespreek de vragen. 1 Kijk nog eens in het boek op bladzijde 100 naar Signaalwoorden. Begrijp je al

Nadere informatie

Grammatica 2F. Doelgroepen Grammatica 2F. Omschrijving Grammatica 2F. meewerkend voorwerp. voegwoord alle woordsoorten

Grammatica 2F. Doelgroepen Grammatica 2F. Omschrijving Grammatica 2F. meewerkend voorwerp. voegwoord alle woordsoorten Grammatica 2F Grammatica 2F bestrijkt de basisregels van de Nederlandse grammatica die op de basisschool worden aangeleerd en waarmee in het voortgezet onderwijs meestal nog wordt geoefend. Doelgroepen

Nadere informatie

Aantekening Nederlands Grammatica: bedrijvende en de lijdende vorm

Aantekening Nederlands Grammatica: bedrijvende en de lijdende vorm Aantekening Nederlands Grammatica: bedrijvende en de lijdende vorm Aantekening door Aafke 1003 woorden 12 maart 2018 0 keer beoordeeld Vak Nederlands 1.16 Bedrijvende en lijdende vorm In deze paragraaf

Nadere informatie

Extra spreekopdrachten

Extra spreekopdrachten Extra spreekopdrachten 1** VERTEL. 1. Je loopt in het park. Er loopt een man voor je. Je ziet dat zijn sleutels uit zijn tas vallen. Wat zeg je tegen hem? 2. De studieadviseur van je opleiding vraagt wat

Nadere informatie

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30

Les 5 Werkwoorden 22 Les 6 De persoonsvorm van het werkwoord 24 Les 7 De, het, een 26 Les 8 Het meervoud (op -en, -s of - s) 28 Herhalingstoets 2 30 Inhoud Deel 1 Grammaticale vormen Les 1 Letter, woord, zin, getal, cijfer 12 Les 2 Zinnen 14 Les 3 Persoonlijke voornaamwoorden (1) 16 Les 4 Hij / het / je / we / ze 18 Herhalingstoets 1 20 Les 5 Werkwoorden

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen

Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Spreekopdrachten thema 3 Kinderen Opdracht 1 bij 3.2 Jullie zijn bij het consultatiebureau. Cursist A: je bent arts bij het consultatiebureau. Cursist B: je bent met je baby van twee maanden bij het consultatiebureau.

Nadere informatie

(werkwoordelijk gezegde)

(werkwoordelijk gezegde) Grammatica 1F Grammatica 1F bestrijkt de basisregels van de Nederlandse grammatica die op de basisschool worden aangeleerd en waarmee in het voortgezet onderwijs meestal nog wordt geoefend. Doelgroepen

Nadere informatie

Sleutel bij hoofdstuk 1

Sleutel bij hoofdstuk 1 Sleutel bij hoofdstuk 1 van Taaltalent NT2-leergang voor midden- en hoogopgeleide anderstaligen Katja Verbruggen Henny Taks Eefke Jacobs u i t g e v e r ij coutinho c bussum 2012 Deze sleutel hoort bij

Nadere informatie

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon

De bovenkamer. Josée Coenen. een kleurrijke grammatica van het Nederlands. colofon Josée Coenen De bovenkamer een kleurrijke grammatica van het Nederlands colofon Dit overzicht is samengesteld door Josée Coenen, auteur van De bovenkamer. Vormgeving Marjo Starink Bazalt 2016 Voor meer

Nadere informatie

Online cursus spelling en grammatica

Online cursus spelling en grammatica Handleiding Online cursus spelling en grammatica Het hoofdmenu In het hoofdmenu kun je links op een niveau klikken. Daarnaast zie je een overzicht van de modules die bij dit niveau horen. Modules Rechts

Nadere informatie

NEDERLANDS Taalverzorging 1F Woord/zin Deel 1 van 3

NEDERLANDS Taalverzorging 1F Woord/zin Deel 1 van 3 NEDERLANDS Taalverzorging 1F Woord/zin Deel 1 van 3 Colofon Uitgeverij: Edu Actief b.v. 0522-235235 info@edu-actief.nl www.edu-actief.nl Auteur(s): Ruud Schinkel Inhoudelijke redactie: Ina Berlet Titel:

Nadere informatie

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww.,

Zin 1: Lijkt + een vriendelijke jongen: kww + naamwoordelijk deel, samen naamwoordelijk geheel (nwg). Verklaring: lijken is kww., Zinsontleding: onderwerp, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, handelend voorwerp, voorzetselvoorwerp en bijwoordelijke bepalingen in zinnen.

Nadere informatie

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen 1. Print deze tekst 2. Download het geluidsbestand en luister Je gaat een toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen maken. Dit is een leestoets. De toets heeft vijf delen. Deel A, B, C, D en E. Deze toets

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 6

BEGINNERSCURSUS DAG 6 1 BEGINNERSCURSUS DAG 6 A. FORCING Tekst: Het telefoongesprek B. GRAMMATICA Vorming van de V.T.T. gebruik Onregelmatige werkwoorden C. CONVERSATIE Telefoneren 2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst Het

Nadere informatie

Wegwijs in de werkwoordspelling

Wegwijs in de werkwoordspelling Wegwijs in de werkwoordspelling 1 Een aantal begrippen Tijd = de tijd waarin gesproken wordt: vandaag, gisteren, morgen Persoon = wie aan het spreken is of de persoon om wie het gaat in de zin. Infinitief

Nadere informatie

Loopt vader met moeder in het park?

Loopt vader met moeder in het park? Oefening 3 Maak van de gewone zin een vraagzin. Kleur de persoonsvorm lichtblauw. 1. Vader loopt met moeder in het park. Loopt vader met moeder in het park? 2. Morgen ga ik boodschappen doen. Soms begint

Nadere informatie

1.2.3 Trappen van vergelijking 20

1.2.3 Trappen van vergelijking 20 INHOUD DEEL I Woord voor woord 13 1.1 Zelfstandig naamwoord (substantief) 16 1.1.1 Definitie 16 1.1.2 Soorten 16 1.1.2.1 Soortnaam of eigennaam 16 1.1.2.2 Concrete of abstracte zelfstandige naamwoorden

Nadere informatie

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD

DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD DE ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD Een didactiek om het begrip ONVOLTOOID TOEKOMENDE TIJD aan te leren in het 4e leerjaar (Groep 6). Enkele voorafgaande opmerkingen over de toekomende tijd van het werkwoord.

Nadere informatie

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw.

Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Basisgrammatica Het Muiswerkprogramma Basisgrammatica bestrijkt de grammatica die nodig is voor het leren van de Nederlandse spelling en zinsbouw. Doelgroepen Basisgrammatica Het computerprogramma Basisgrammatica

Nadere informatie

In wezen is de mens alleen

In wezen is de mens alleen 4 George Groot In wezen is de mens alleen werkblad 1 Luister naar het gedicht. Geef aan welke van de onderstaande woorden in het gedicht voorkomen. doorgaans meestal geborgenheid gezelligheid dikwijls

Nadere informatie

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel

IMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer

Nadere informatie

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt.

Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. DEEL 1: werkwoorden 1. Werkwoorden Werkwoorden zijn woorden die aangeven wat iets of iemand doet, is of wordt. Voorbeelden: komen, gaan, zwemmen, lopen, zijn enz. 1.1 Vormen van het werkwoord Werkwoorden

Nadere informatie

instapkaarten taal verkennen

instapkaarten taal verkennen -b fl41..- 1 rair î ; : ; - / 0 t- t-, 9 S QURrz 71 1 t 5KM 1o r MALNBERG St 4) 4 instapkaarten ji - S 1,1 1 thema 5 1 les 2 S S S - -- t. Je leert hoe je van het hele werkwoord een voltooid deelwoord

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 7 Werken

Spreekopdrachten thema 7 Werken Spreekopdrachten thema 7 Werken Opdracht 2 bij 7.2 ** Knip de volgende pagina door. Je bent leidinggevende in een restaurant. Vandaag is de eerste werkdag van een nieuwe werknemer. Leg uit wat hij moet

Nadere informatie

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus.

WEEK MAANDAG WOENSDAG DINSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZONDAG ZATERDAG. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus. Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus. 1 Voeg een woord aan de zin toe zodat hij correct wordt. Micky werkt graag in tuin. Verbeter de fout in de zin. Floortje leeft

Nadere informatie

Thema Informatie vragen bij een instelling

Thema Informatie vragen bij een instelling http://www.edusom.nl Thema Informatie vragen bij een instelling Les 29. Bellen over een probleem Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over een probleem op het werk. Woorden die aangeven hoe vaak

Nadere informatie

Les 6. Herhaling thema.

Les 6. Herhaling thema. http://www.edusom.nl Thema Gezondheid Les 6. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? De woorden uit les 1, 2, 3, 4 en 5. Vragen beantwoorden. Veel succes! Deze les is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente

Nadere informatie

Lesbrief 6. Herhaling thema.

Lesbrief 6. Herhaling thema. Thema Gezondheid Lesbrief 6. Herhaling thema. Wat leert u in deze les? De woorden uit les 1, 2, 3, 4 en 5. Vragen beantwoorden. Veel succes! Deze lesbrief is ontwikkeld in opdracht van: Gemeente Den Haag

Nadere informatie

Raar is leuk Klein Orkest

Raar is leuk Klein Orkest 20 Klein Orkest Raar is leuk werkblad 1 Luister naar het gedicht en lees mee met de tekst. Vul de ontbrekende woorden in. Raar is leuk Klein Orkest Vuur is koud en kleddernat, de zee is (1) droog. De ballon

Nadere informatie

vraag 1 Geef aan of het onderstreepte werkwoord hulpwerkwoord, koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord is.

vraag 1 Geef aan of het onderstreepte werkwoord hulpwerkwoord, koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord is. Toets grammatica hoofdstuk 1, 2+3 vraag 1 Geef aan of het onderstreepte werkwoord hulpwerkwoord, koppelwerkwoord of zelfstandig werkwoord is. Zou Zidane de beste voetballer van de wereld zijn? Bij iedere

Nadere informatie

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt.

U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. UW MENING GEVEN spreken inleiding en doel Een mening is wat iemand denkt of vindt. U leert in deze les om een mening vragen. U wilt dan weten wat iemand vindt. U leert ook uw mening geven. Uw mening geven

Nadere informatie

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6

Grammatica Zinsontleding. Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Grammatica Werkboek Geschikt voor de groepen 5 en 6 Inhoudsopgave Zinnen knippen 4 Het onderwerp 7 De persoonsvorm 11 Het gezegde 17 Het werkwoordelijk gezegde 21 Het naamwoordelijk gezegde 24 Het lijdend

Nadere informatie

Lesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken.

Lesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken. groep 8 vakantie instaples 1 taal Lesdoelen De kinderen kunnen aanhalingstekens gebruiken. Materiaal Oefenblad instaples 1 taal Antwoordblad instaples 1 taal Verlengde instructie: Per kind een blad met

Nadere informatie