Scholing op afspraak. Sectorale scholingsafspraken en stand van zaken O&O-fondsen Annemarie de Mooij Willem Houtkoop

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Scholing op afspraak. Sectorale scholingsafspraken en stand van zaken O&O-fondsen 2004. Annemarie de Mooij Willem Houtkoop"

Transcriptie

1 Scholing op afspraak Sectorale scholingsafspraken en stand van zaken O&O-fondsen 2004 Annemarie de Mooij Willem Houtkoop

2 Colofon Scholing op afspraak; Sectorale scholingsafspraken en stand van zaken O&O-fondsen 2004 Juli 2005 Uitgave Max Goote Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie Wibautstraat GM Amsterdam Telefoon Druk Grafisch Project Management - FB Spui WX Amsterdam Prijs 19 ISBN Bestellingen Bestellingen kunnen geschieden bij MGK bve, Postbus GE Amsterdam per MGKinfo@fmg.uva.nl telefonisch: per fax: of via het bestelformulier op de website: onder vermelding van uw naam en het verzendadres en bestelnummer MGK

3 Inhoudsopgave Woord vooraf 5 1 Inleiding 7 2 Actuele stand van zaken Internationale vergelijking Nationale beleidscontext Rol O&O-fondsen 20 3 CAO-afspraken per sector Landbouw Industrie Energie en water Bouw Handel Horeca Transport en communicatie Financiële dienstverlening Publieke dienstverlening Overige dienstverlening Verschillen tussen de sectoren 48 4 Stand van zaken scholingsfondsen Ontwikkeling fondsen Financiering Uitgaven aan de verschillende doelen Toekomst van de O&O-fondsen 65 5 Conclusie 67 6 Geraadpleegde literatuur 71 Bijlage I Wijzigingen in de fondsen 73 Bijlage II Overzicht fondsen 75 Bijlage III Afzonderlijke fondsen 80 3

4 Bijlage IV Vragenlijst O&O-fondsen Bijlage V Afkortingen O&O-fondsen 196 Lijst van gebruikte afkortingen 198 Over de auteurs 200 4

5 Woord vooraf Het Max Goote Kenniscentrum voor Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie (MGK bve) heeft als doelstellingen: - het toegankelijk maken van nationale en internationale kennis op het terrein van bve; - het analyseren van deze kennis; - het bevorderen van kennisproductie; - het stimuleren van discussies over de kennisproductie en kennisbenutting. De resultaten van het werk van het MGK bve worden op verschillende manieren ter beschikking gesteld aan de actoren die betrokken zijn bij de ontwikkeling van het bve-systeem. In dit geval gaat het om een MGK bve Rapport. Rapporten zijn publicaties waarin de resultaten van onderzoek en studie van het bvesysteem worden gepresenteerd. De organisatie van leertrajecten is een belangrijk thema in het werk van het Max Goote Kenniscentrum. Centrale vraag daarbij is hoe mensen, jongeren en volwassenen hun leertrajecten vormgeven en welke ondersteuning en stimulans zij daarbij krijgen. Het MGK heeft altijd veel aandacht geschonken aan trajecten in het kader van een leven lang leren. Via de Monitor Postinitieel wordt in kaart gebracht hoe die trajecten er uit zien. O&O-fondsen vervullen daarin een belangrijke rol, omdat ze voor werkgerelateerde trajecten één van de belangrijkste (financiële) stimulansen vormen die we in Nederland kennen. Sinds de jaren tachtig zijn in veel CAO s op bedrijfstakniveau scholingsafspraken gemaakt. Dit heeft onder meer geleid tot de oprichting van sectorale Opleidings- en Ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen). Het MGK monitort sinds 1997 de ontwikkeling van deze fondsen. Dit rapport, Scholing op Afspraak, is de derde in de reeks en stelt ons in staat om die ontwikkeling gedurende bijna een decennium te volgen. Een ontwikkeling die de fondsen op dit moment voor een aantal fundamentele keuzes stelt. Na en sterke groei van de fondsen tot in 2000 is er een kentering opgetreden; de financiële reserves zijn geslonken en de uitgaven voor activiteiten zijn iets teruggelopen. Daarnaast is er een discussie op gang gekomen over de doelen van de fondsen. Het gevoel bestaat dat de traditionele doelstelling van risicospreiding uitgebreid zou moeten worden met andere doelstellingen. Mogelijke nieuwe doelen die genoemd worden zijn het verzamelen en verspreiden van strategische kennis voor de branche en het aansluiten bij nieuwe methoden om het kennis- en vaardigheidsniveau in de branche op peil te houden. Het is 5

6 een discussie die intern wordt gevoerd door de fondsen zelf, maar die ook extern wordt gestimuleerd door discussies over het belang van scholing voor de economische positie van Nederland (Lissabon-akkoorden), en door het overheidsstreven om de individuele werknemer meer verantwoordelijkheid te geven voor de eigen scholing. In dit onderzoek is zowel gekeken naar sectorale scholingsafspraken als naar de staat van de O&O-fondsen. Het beeld dat hieruit naar voren komt is dat de O&O-fondsen nog steeds een aanzienlijke macht op de scholingsmarkt vormen, maar dat die macht iets lijkt af te nemen terwijl de buffer voor mindere tijden zeker is afgenomen. Om-, her- en bijscholing zijn nog steeds de core business van de fondsen, maar fondsen zijn in toenemende mate betrokken bij EVC- en POR trajecten. De O&O-fondsen zijn erg wisselend in hun visie op de toekomst; een algemene noemer is wel dat de toekomst voor de fondsen ongewisser is geworden. De centrale opdracht is en blijft de zorg voor voldoende en goed geschoold personeel in de branche. De wegen waarlangs dat bereikt kan worden zullen gevarieerder moeten worden. En er zal meer samenwerking moeten worden gezocht, niet alleen met andere fondsen en brancheorganisaties, maar ook met publieke partijen. Het Max Goote Kenniscentrum zal de volgende stappen in het ontwikkelingsproces van de fondsen op termijn graag weer documenteren. Willem Houtkoop Directeur Max Goote Kenniscentrum bve 6

7 1 Inleiding Toekomst O&O-fondsen Er wordt de laatste tijd steeds meer gepraat over de toekomst van opleidingsen ontwikkelingsfondsen (O&O-fondsen). De fondsen zijn ooit opgericht met het doel een egaliserende rol te vervullen. Alle bedrijven in een branche worden via de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) verplicht om een bepaald percentage van de totale loonsom af te dragen aan een scholingsfonds. Dit fonds verstrekt subsidies aan de bedrijven die hun personeel (laten) scholen. Op deze manier worden de opleidingskosten gespreid over alle ondernemingen binnen de branche en daardoor is het risico om te investeren in opleiding verminderd. Het risico dat een werknemer een kostbare opleiding volgt en na afronding hiervan naar een beter betalende concurrent vertrekt, die zelf niet in de ontwikkeling van personeel investeert, wordt zo afgedekt. Iedereen in de branche betaalt dus mee aan de ontwikkeling van de werknemers in de branche. Het risico dat aan scholing verbonden is, is hierdoor verminderd en daardoor zal de investering in de opleiding en ontwikkeling van werknemers worden gestimuleerd. Inmiddels heeft de praktijk in diverse branches min of meer aangetoond dat, naar verwachting, ook zonder de O&O-fondsen er zonder al te veel risico kan worden geïnvesteerd in de ontwikkeling van het personeel. Zo wordt er in de financiële dienstverlening, waar geen scholingsfonds bestaat, gewerkt met een terugbetalingsregeling. Via de CAO is daar geregeld dat werknemers die binnen een bepaalde tijd hun werkgever op eigen initiatief verlaten, een gedeelte of de volledige kosten van de opleiding terugbetalen. De deelname aan opleidingen in deze sector is hoger dan in de andere sectoren van de arbeidsmarkt. Hoewel dit deels te verklaren is door het hogere opleidingsniveau van de werknemers in de financiële sector -het is immers bekend dat hoger opgeleiden vaker en eerder aan scholing beginnen- geeft dit toch aan dat een scholingsfonds niet noodzakelijk hoeft te zijn om scholing in een sector te genereren. Het egalisatieprincipe komt hiermee ter discussie en bepaalde partijen menen zelfs dat de scholingsfondsen overbodig worden. Zo pleit bijvoorbeeld de Reformatorische Maatschappelijke Unie (RMU) voor de zogenaamde medewerkers-scholingsfondsen (MSF). Medewerkers krijgen een verlenging van de werkweek en de daaruit voortvloeiende extra inkomsten komen dan op een persoonlijke rekening die kan worden aangewend voor scholing. De huidige O&O-fondsen kunnen dan geliquideerd worden en de reserves kunnen worden gebruikt als eerste aanzet voor de MSF-rekeningen van individuele werknemers (RMU, 2004). Uit onderzoek van het Instituut voor Telefonisch Marktonderzoek (ITM) (1999) blijkt dat de egalisatieregelingen een financiële compensatie geven voor iets dat niet primair als een financieel probleem wordt ervaren (Van den Berg, Meijers & Sprengers, 2004). Een veelgehoorde reden van werkgevers om geen subsidie aan te vragen bij het fonds is de administratieve rompslomp die dit geeft. Ook geeft slechts 10% van de respondenten in het betreffende onder- 7

8 zoek aan dat ze meer zouden investeren in opleidingen als de subsidie omhoog zou gaan. De rest denkt dat een financiële prikkel bij hen niet leidt tot meer investering. Er zijn dus redenen voor de scholingsfondsen om zich te beraden op hun toekomstige strategie. Weliswaar zal het vereveningsprincipe de hoofdtaak blijven, maar de fondsen zullen naar verwachting meer moeten inspelen op de huidige situatie. Het is een discussie die zich afspeelt binnen een context waarin vanuit politiek en beleid regelmatig opmerkingen worden gemaakt over fondsreserves en de mogelijke inzet van de middelen van fondsen voor verschillende beleidsdoelstellingen. Die discussie dient gevoerd te worden op basis van betrouwbare cijfers en realistische inschattingen. Dit rapport wil daaraan een bijdrage leveren. Relatie eerdere rapporten Een belangrijk thema in dit rapport is de toekomst van de O&O-fondsen. Hoe ontwikkelen fondsen zich? Zijn de fondsen pro-actief of handhaven ze meer de status-quo? Met welke activiteiten houden de fondsen zich bezig? En hoe kijken de fondsen tegen hun eigen toekomst aan? Daarnaast is dit rapport een herhalingsonderzoek van de eerder verschenen rapporten O&O-fondsen onderzocht en O&O-fondsen op herhaling. In 1997 verscheen het eerstgenoemde rapport, waarin werd gekeken in hoeverre O&O-fondsen een effectief middel zijn om de scholing van werknemers te stimuleren. Een belangrijke conclusie van dat rapport was dat fondsen met name de scholing van werknemers in kleine bedrijven zouden kunnen stimuleren, maar dat juist grote bedrijven het beste de weg naar de fondsen weten te vinden. Ook hadden veel fondsen in de begintijd een reserve opgebouwd, maar daarop zou in de latere jaren worden ingeteerd. Verder bleken de fondsen een geëigend instrument om scholing te stimuleren zolang de mobiliteit zich tot de bedrijfstak beperkt, maar schieten scholingsfondsen tekort als de mobiliteit van werknemers de sector gaat overstijgen. In het kader van de groeiende mobiliteit op de arbeidsmarkt werd daarom het gebruik van individuele scholingsrechten en scholingsadviseurs gesuggereerd, in plaats van de meestal gehanteerde collectieve scholingsdagen (Waterreus, 1997). In 2002 verscheen het eerste herhalingsonderzoek O&O-fondsen op herhaling. Het rapport presenteerde een update van de fondsgegevens en er werd gekeken in hoeverre de fondsen erin slagen om werknemers van kleine bedrijven te bereiken, of de reserves inderdaad zijn ingeteerd zoals verwacht werd en of de fondsen ook oog hebben voor bovensectorale of sectoroverstijgende scholing. Eén van de conclusies uit dat onderzoek was dat de scholingsdeelname in vergelijking tot het eerste onderzoek sterk was gestegen. Met name bij de kleine bedrijven was dit het geval. De verwachte afname van de reserves is echter niet tot stand gekomen. Twee derde van de fondsen had een reserve die groter was dan de jaarlijkse fondsbegroting. Daarbij waren bij slechts 7% van de fondsen de uitgaven hoger dan de inkomsten. 8

9 In het voorliggende rapport willen we de fondsgegevens wederom updaten. Zo is in de afgelopen paar jaar een aantal fondsen met elkaar gefuseerd. En natuurlijk willen we graag weten hoe het er financieel met de fondsen voor staat. Zijn de reserves inmiddels geslonken? En hoe verhouden de inkomsten en de uitgaven zich met elkaar? Daarnaast willen we, zoals eerder vermeld, wat meer op de toekomstige functie van de O&O-fondsen ingaan. Ten slotte zullen we in dit rapport de scholingsafspraken in een breder perspectief plaatsen. Per sector en branche wordt bekeken wat er via de CAO geregeld is met betrekking tot scholing, naast de bepalingen over eventuele scholingsfondsen in de sectoren. Wat is de rol van de fondsen hierin? Opbouw rapport De opbouw van dit rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt de Nederlandse situatie internationaal vergeleken. Hoe scoort Nederland als kenniseconomie ten opzichte van de andere lidstaten van de Europese Unie (EU)? Welke beleidsmaatregelen worden er in Nederland genomen die betrekking hebben op een leven lang leren? We eindigen het hoofdstuk met een discussie over de rol van de O&O-fondsen. Is er voor de fondsen een rol weggelegd in het streven om de Lissabon-doelstellingen te bereiken? En hoe wordt in het nationale beleid gekeken naar de O&O-fondsen? Wat wordt er van de fondsen gevraagd en verwacht? In hoofdstuk 3 komen de sectoren in beeld. Hierin beschrijven we per paragraaf hoe de CAO-afspraken over scholing in de diverse sectoren zijn geregeld. Wat gebeurt er, naast de eventuele scholingsfondsen, nog meer aan scholing en ontwikkeling van het personeel? In hoofdstuk 4 gaan we dieper in op de toekomst van de fondsen. Wat verandert er en wat is er veranderd? En hoe zien de fondsen zelf hun eigen toekomst tegemoet? Ook wijden we een paragraaf aan de financiële positie van de fondsen. Wat is er in de tussenliggende jaren, na het rapport uit 2002 in financiële zin gebeurd met de fondsen? Ten slotte bevat hoofdstuk 5 de conclusie van dit onderzoek. Het rapport besluit met bijlagen met de kerngegevens van de fondsen. Gegevens en methode Ook voor dit rapport zijn de gegevens afkomstig van schriftelijke vragenlijsten, die zijn verstuurd naar alle ons bekende O&O-fondsen. De vragenlijst heeft een andere opbouw en vormgeving dan de eerdere vragenlijsten. In 1997 en 2000 werd er in de vragenlijst vooral ingezoomd op de bijscholing van werknemers. De huidige vragenlijst behandelt ook nieuwe thema s zoals werkgelegenheidsprojecten en employability. We danken de Stichting van de Arbeid (STAR) voor hun bijdrage aan de vragenlijst, juist op dit punt. Er is wel zoveel mogelijk getracht om de vragen uit de vorige edities te behouden, al dan niet in een andere vorm, zodat er een vergelijking kan worden getrokken tussen de verschillende jaren. De vragenlijst is opgenomen in bijlage IV. Van de 113 9

10 10 vragenlijsten die zijn opgestuurd, zijn er 42 (37%) teruggestuurd. Daarvan gaven negen respondenten aan dat het fonds was opgeheven of geen O&Ofonds was. In totaal zijn er dus 33 ingevulde vragenlijsten retour ontvangen (32%). Daarnaast is de informatie aangevuld met informatie uit CAO s, gegevens van de dirctie Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving (UAW), de Belastingdienst, de websites van de fondsen en onderzoeken van het ministerie van Financiën en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).

11 2 Actuele stand van zaken In dit hoofdstuk geven we de actuele stand van zaken weer wat betreft onderwijs en het streven naar leven lang leren. We beginnen met de Europese situatie. In 2000 werd afgesproken dat Europa zou streven naar een sterk concurrerende kenniseconomie in Nederland stelde daarbij voor zichzelf ook doelstellingen op en wilde binnen Europa tot de voorlopers behoren. We gaan eerst in op de Nederlandse situatie ten opzichte van de andere EU-landen. Ligt Nederland op koers? Vervolgens behandelen we in paragraaf 2.1 de Nederlandse beleidscontext, zoals die onder andere tot uitdrukking komt in het Actieplan Leven Lang Leren (Min. OCW, 2002). We eindigen dit hoofdstuk met de mogelijke gevolgen voor de O&O-fondsen. In diverse documenten, onder andere het Actieplan, wordt ook gesproken over de toekomstige rol van de O&O-fondsen. Welke plaats kunnen de fondsen innemen in het beleid? Welke bijdrage kunnen de fondsen leveren aan bijvoorbeeld een leven lang leren? 2.1 Internationale vergelijking Afspraken In 2000 werd door alle EU-lidstaten het akkoord van Lissabon ondertekend. Dit akkoord heeft als doel dat Europa in 2010 een sterk concurrerende kenniseconomie zal zijn. Om dit te bereiken werden de volgende afspraken gemaakt (2000 wordt steeds als referentiejaar gebruikt). In 2010: - moeten alle lidstaten het aantal voortijdige schoolverlaters hebben gehalveerd, om een EU-gemiddelde van 10% of minder te bereiken. - zullen de lidstaten het niveau van de onbalans tussen vrouwelijke en mannelijke afgestudeerden ( bachelors ) in de exacte en technische vakken hebben gehalveerd, waarbij het totaal aantal afgestudeerden in deze vakken significant zal zijn gestegen. - moeten de lidstaten ervoor zorgen dat het gemiddelde percentage van jarigen in de EU met ten minste een voltooide opleiding in het hoger secundair onderwijs 80% of meer bedraagt. - zal het percentage laagscorende 15-jarigen in lezen, wiskunde en exacte wetenschappen in elke lidstaat moeten worden gehalveerd. - moet in de EU het gemiddelde percentage deelnemers aan een opleiding in het kader van een leven lang leren ten minste 15% van de jarigen bedragen en in geen enkele lidstaat lager zijn dan 10%. Het gaat hierbij om de deelname aan scholing en onderwijs in de vier weken voorafgaand aan de bevraging (Onderwijsraad, 2003). 11

12 Elke lidstaat kan naar eigen inzicht de eigen bijdrage aan deze doelstellingen bepalen. Ook de invulling van het eigen beleid is door de lidstaat geheel zelf te bepalen. Daarbij kunnen de good practices uit andere lidstaten de nationale initiatieven ondersteunen. Tabel 2.1 Percentage van de beroepsbevolking (25-64 jaar) dat minimaal hoger secundair onderwijs heeft voltooid Toename in % Land ( 91-02) Australië Oostenrijk België Canada Tsjechië Denemarken Finland Frankrijk Duitsland Griekenland Hongarije IJsland Ierland Italië Japan Korea Luxemburg Mexico Nederland Nieuw-Zeeland Noorwegen Polen Portugal Slowakije Spanje Zweden Zwitserland Turkije Groot-Brittannië Verenigde Staten Totaal

13 Nederlandse situatie Hoe staat het met de Nederlandse situatie, in vergelijking tot de andere EUlidstaten? Het percentage voortijdig schoolverlaters in 2001 was 15,3%, terwijl het gemiddelde in de EU 19,4% was. Dit percentage moet binnen tien jaar gehalveerd zijn. Dit is dus één beleidspunt dat aandacht verdient. Het aantal afgestudeerde vrouwen in de bètawetenschappen is in de jaren voor het Lissabon-akkoord afgenomen, terwijl de rest van Europa een stijging laat zien. Ook dit punt zal de nodige aandacht behoeven. In Education at a glance 2004, het rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), wordt het gemiddelde opleidingsniveau van de bevolking vergeleken tussen de deelnemende OESOlanden. In tabel 2.1 is het percentage van de bevolking tussen 25 en 64 jaar weergegeven dat minimaal een opleiding op hoger secundair niveau (havo, vwo, mbo-2) voltooid heeft. In de tabel is te zien dat Nederland in 2003 net iets onder het gemiddelde ligt. Ook de stijging van het percentage in deze groep is lager dan de gemiddelde groei in de OESO-landen. Als Nederland in het huidige tempo zou groeien, wordt de Lissabon-norm niet gehaald in Nederland ligt dus achter op Europa en zal flink moeten investeren in de ontwikkeling van haar beroepsbevolking. Met name jongeren blijken een achterstand te hebben op hun Europese leeftijdsgenoten. Het aantal jonge mensen dat zonder startkwalificatie de arbeidsmarkt betreedt is (te) hoog in vergelijking tot de andere Europese landen. Deelname aan postinitieel onderwijs Uit onderzoek door Eurostat (Education across Europe 2003) blijkt dat de deelname van volwassenen aan opleidingen en trainingen ruim boven het gemiddelde van de EU ligt (Nederland 16,5% en EU -met vijftien lidstaten- 9,7% in 2003). Daarmee behoort Nederland echter nog niet tot de voorhoede van Europa. Met name de Scandinavische landen scoren nog aanzienlijk hoger dan Nederland. In figuur 2.1 zien we de Nederlandse deelname aan een leven lang leren vergeleken met andere EU-lidstaten. 13

14 Figuur 2.1 Percentage volwassenen (25-64 jaar) dat deelneemt aan opleiding en training 2003 in de EU-landen ,2 30 Percentage ,3 18,9 17,6 16, Zweden Denemarken GB Finland Nederland EU-15 Ierland België 9,7 9,7 8,5 7,9 7,4 6,3 6 5,8 Oostenrijk Frankrijk EU-landen Luxemburg Duitsland Spanje Italië 4,7 3,7 3,7 Portugal Griekenland Ook het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) monitort elk jaar de deelname aan postinitieel onderwijs in Nederland. Het percentage van de beroepsbevolking tussen 25 en 64 jaar dat deelneemt aan scholing, is in de afgelopen jaren relatief gezien vrijwel gelijk gebleven. Het percentage is elk jaar rond 15%. Dit getal wijkt iets af van het percentage van Eurostat. Dit laatste percentage is gebaseerd op een gedeelte van 2003, terwijl het CBS-percentage over heel 2003 gaat. In tabel 2.2 is de absolute en relatieve deelname aan een leven lang leren van volwassenen tussen 25 en 64 jaar terug te vinden. De Nederlandse doelstelling wat betreft een leven lang leren is nog een stukje ambitieuzer: in 2010 wil Nederland ten minste 20% van de jarigen laten deelnemen aan onderwijs- en trainingsactiviteiten. Kijkend naar onderstaande cijfers, lijkt het er niet op dat dit streven gehaald zal worden. 14

15 Tabel 2.2 Absolute en relatieve deelname aan een leven lang leren, jaar* Jaar Absoluut (x1000) Relatief (%) , , , , , , , , ,8 * Per 2001 is de waarneming uitgebreid met korte opleidingen; deze verbreding van de vraag betekent een stijging van 2,9%. Bron: CBS, Nederland zit in vergelijking met de andere EU-lidstaten wel ruim boven het gemiddelde bij het percentage van de loonsom dat aan (bij)scholing wordt besteed in bedrijven. Figuur 2.2 Totale kosten scholing (CVT*) als percentage van de loonsom in 1999 in de 15 EU-landen 4 3,5 3, ,8 2,8 Percentage 2,5 2 1,5 2,4 2,4 2,4 2,3 1,9 1,7 1,6 1,5 1,5 1,3 1,2 1 0,9 0,5 0 GB Denemarken Nederland Zweden Frankrijk Ierland Finland EU-15 EU-landen Luxemburg Italië België Duitsland Spanje Oostenrijk Portugal Griekenland * CVT: Continuing Vocational Training. 15

16 Uit het recente rapport Education at a glance 2004 (OESO, 2004), waarin een trend wordt weergegeven van 1991 tot 2002, blijkt dat Nederland wel groeit wat betreft de uitgaven aan scholing als percentage van het bruto nationaal product (BNP), maar dat Nederland desondanks achterop raakt in vergelijking met de andere EU-lidstaten. De overige landen groeien harder dan Nederland en halen de Nederlandse positie in. In het algemeen blijkt Nederland -in de Europese context- dus een redelijk goed figuur te slaan, waar het gaat om de deelname aan scholing. Zorgelijk is wel dat de Nederlandse groei op dit punt achterblijft bij die van de andere landen. 2.2 Nationale beleidscontext Er bestaat dus een zeker risico dat Nederland achterop raakt bij de rest van Europa als niet meer geïnvesteerd wordt in de scholing en ontwikkeling van de Nederlandse beroepsbevolking. De vraag is dan wat overheid, sociale partners en het bedrijfsleven (kunnen) doen om de Nederlandse bevolking te stimuleren zich te ontwikkelen. Het CBS houdt jaarlijks de ontwikkelingen bij op het gebied van postinitieel onderwijs. In figuur 2.3 zien we dat naarmate men hoger geschoold is, men ook meer aan scholing doet. Tevens is in de figuur te zien dat na 2001 de relatieve deelname aan postinitieel onderwijs is afgenomen op alle niveau s, terwijl tot 2001 de relatieve deelname nog toenam. Figuur 2.3 Deelname aan postinitieel onderwijs van jarigen in Percentage Bo Mavo/vbo Havo/vwo Hbo Wo Totaal Niveau Bron: CBS,

17 In totaal werden in ,6 miljoen postinitiële cursussen en opleidingen gevolgd, met een totaal van 360 miljoen uren. Hiervan betrof 85% korte cursussen (een duur van minder dan zes maanden). In het rapport van het CBS werd geconcludeerd dat tot 1999 de deelname aan postinitieel onderwijs toenam. Na 1999 wordt een lichte afname gesignaleerd. Daarnaast concludeert het CBS dat met name de lager opgeleiden minder deelname vertonen dan hoger opgeleiden. In de onderzochte periode van vier weken hadden hoogopgeleiden een deelnamepercentage van 16,3%, terwijl de laagopgeleiden in dezelfde periode een deelnamepercentage van 8,4% hadden. De conclusie dat scholing de beste voorbereiding tot verdere scholing is, wordt ook door deze gegevens weer bevestigd (CBS, 2004). In tabel 2.3 is te zien dat er meer werknemers recht hebben op betaald verlof om scholing te volgen. Ook het aantal verlofuren is aanzienlijk toegenomen. Voor ongeveer de helft van de beroepsbevolking geldt dat de werkgever voor scholing betaalt. Naarmate het opleidingsniveau van de werknemer lager is, wordt er meer scholing door de werknemer zelf betaald. Tabel 2.3 Faciliteiten voor werknemers ten behoeve van scholing* Niveau % betaald verlof Uren verlof per week % betaald deelnemer Zelf gedeeltelijk werkgever Basisonderwijs ,4 8,3 51 (49) 6 (8) 43 (43) Mavo/vbo ,8 7,8 44 (58) 8 (7) 48 (36) Havo/vwo/mbo ,8 5,7 44 (45) 9 (9) 46 (47) Hbo ,2 4,7 38 (43) 10 (9) 52 (49) Wo ,1 6,1 38 (35) 11 (11) 50 (54) Totaal ,7 6,0 42 (44) 9 (9) 49 (47) * Bij de kolommen % betaald staat het percentage vermeld van 2003; tussen haakjes staat het percentage van Bron: CBS, In hetzelfde onderzoek van het CBS is gevraagd naar de motivatie om cursussen en opleidingen te volgen. In tabel 2.4 zijn de motivatieredenen van werknemers om aan scholing te doen, weergegeven. In het basisonderwijs is de kans op werk als belangrijkste motivatie toegenomen, terwijl werknemers met een hoger niveau dit in veel mindere mate belangrijk vinden. 17

18 Tabel 2.4 Motivatie voor scholing in 2003* Niveau arbeidsmarkt Belangrijkste motivatie deelnemer gerelateerd Bijblijven Verplicht Promotie Ander werk Kans op werk Basisonderwijs 82 (88) 21 (19) 30 (31) 6 (14) 12 (14) 30 (22) Mavo/vbo 82 (86) 21 (23) 23 (21) 23 (25) 23 (23) 10 (9) Havo/vwo/mbo 85 (89) 29 (29) 17 (15) 21 (22) 29 (28) 4 (5) Hbo 86 (88) 36 (36) 17 (16) 16 (16) 27 (29) 3 (2) Wo 83 (83) 30 (29) 17 (16) 20 (19) 26 (30) 6 (5) Totaal 84 (85) 29 (23) 19 (12) 19 (26) 26 (31) 6 (7) * Tussen haakjes staat het percentage van Bron: CBS, Het postinitieel onderwijs neemt nauwelijks toe qua (relatieve) deelname. Met name personen met een laag opleidingsniveau nemen nauwelijks deel aan het postinitieel onderwijs. Als er aan scholing wordt gedaan, is dat voornamelijk arbeidsmarktgerelateerd. Bijblijven is vaak de belangrijkste motivatie om aan scholing te doen. In de lagere opleidingsniveau s wordt vaak aan scholing gedaan om de kans op werk te verhogen. Actieplan Leven Lang Leren Het nationale beleid voor Nederland is in het Actieplan Leven Lang Leren (Min. OCW, 2002) weergegeven. De centrale uitgangspunten in dit Actieplan zijn: a stimuleren van het individu; b stimuleren van specifieke doelgroepen; c versterken en aanhaken bij initiatieven die in het maatschappelijk veld zijn of worden ontwikkeld; d postinitieel onderwijs en scholing voor werkenden blijven in eerste instantie de verantwoordelijkheid van sociale partners; e beter of anders (vraaggestuurd) inzetten van bestaande budgetten; f onzichtbare competenties zichtbaar maken; g bereiken van de Lissabon-doelstelling van 2000; h samenwerken. Stimulering individu Het eerste uitgangspunt is dat iedereen zelf medeverantwoordelijk is voor zijn eigen opleiding en ontwikkeling. De overheid is verantwoordelijk om iedereen minimaal tot startkwalificatieniveau op te leiden via het initieel onderwijs. Daarna zijn werkgever en werknemer verantwoordelijk voor scholing van werkenden, anders dan via het initiële onderwijs. Het individu moet hierbij gestimuleerd worden om zich ook daadwerkelijk te ontplooien. Dit kan via een 18

19 on-linemarktplaats voor scholing, financiële randvoorwaarden en bevordering van de vraaggerichtheid van bekostigde onderwijsinstellingen. In het rapport O&O-fondsen op herhaling werd de persoonlijke ontwikkelingsrekening (POR) al geïntroduceerd. Bij een POR gaat de financiering van scholing voor werknemers niet via een collectief fonds, maar via een eigen rekening voor elke werknemer. Er wordt jaarlijks een bepaald bedrag op een speciale, persoonlijke rekening gestort door de overheid, werkgevers en/of werknemers. De hoogte van dit bedrag en de verdeling over de partners, is onderwerp van politieke discussie. Dit bedrag kan door de werknemer worden aangewend om zijn eigen scholing te financieren. De werknemer is dan niet afhankelijk van de werkgever of een fonds, maar is zelf, via zijn persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) 1 verantwoordelijk voor zijn eigen ontwikkeling. Het voordeel van een dergelijke persoonlijke ontwikkelingsrekening is dat de werknemer dichter bij het leren gebracht wordt. De verantwoordelijkheid voor de eigen ontwikkeling zou motiverend werken en daarmee de deelname vergroten. Uit experimenten met de POR in onder andere de installatiebranche, maar ook in het buitenland blijkt dat de werknemers in die sector veel meer betrokken zijn bij hun eigen ontwikkeling. Het is nu iets van henzelf en werknemers ervaren het ook meer als hun eigen verantwoordelijkheid. Daarnaast heeft de POR ook als gevolg dat er meer in de brede ontwikkeling of employability van medewerkers wordt geïnvesteerd. Voorheen waren vaak alleen vakgerichte (bij)scholingscursussen aan de orde, die sterk gericht zijn op het huidige functioneren van de werknemer, maar nu de verantwoordelijkheid bij het individu ligt, kiezen werknemers ook regelmatig voor persoonlijke ontwikkeling en scholing voor eventueel toekomstige functies (Doets, Schilder & Westerhuis, 2002). Het Christelijk Nationaal Verbond (CNV) en de Federatie Nederlandse Vakvereniging (FNV) pleiten ervoor om afspraken te maken over de POR en deze afspraken in de CAO vast te leggen. Stimulering specifieke doelgroepen De Sociaal Economische Raad (SER) noemt in Het nieuwe leren: advies op een leven lang leren in de kenniseconomie (2002) twee risicogroepen: ouderen en laagopgeleiden. Deze twee groepen, die het meest zouden kunnen profiteren van scholing, blijken juist het minst aan scholingsactiviteiten deel te nemen. Dit kan leiden tot een tweedeling in de maatschappij. Er wordt in het Actieplan 2004 specifiek aandacht besteed aan jongeren zonder startkwalificatie. Er zullen extra leerwerkplaatsen worden gecreëerd voor deze doelgroep. EVC De SER (2002) noemt veel scholing functiegericht en niet-employabilitygericht. Van echte ontwikkeling van de beroepsbevolking is naar oordeel van 1 Onder de noemer POP wordt zowel persoonlijk opleidingsplan als persoonlijk ontwikkelingsplan verstaan. Deze termen worden beide gebruikt. In de tabellen hebben wij de termen die de CAO s zelf gebruiken aangehouden. 19

20 de SER nauwelijks sprake. Er zal dus niet alleen gestreefd moeten worden naar de getalsmatige realisatie van de Lissabon-doelen, maar er zal ook in de diepte moeten worden geïnvesteerd, want voor een kenniseconomie is meer nodig dan alleen bijscholing. Ook wordt er in het Actieplan gesproken over het zichtbaar maken van onzichtbare competenties. In een kenniseconomie moeten alle competenties optimaal worden ingezet en daarvoor moeten ze eerst herkend en zo mogelijk ook erkend worden. Leerwegonafhankelijke certificering van competenties, kortweg EVC (erkenning eerder verworven competenties) is daarmee een belangrijk instrument geworden voor een leven lang leren. EVC is kosteneffectief en is motiverend voor individuen. De overheid streeft naar uitgevoerde EVC-procedures in 2006 en in De helft van de uitgevoerde procedures moet dan uitmonden in een wettelijk diploma of certificaat dat erkend wordt door de branche. Samenwerken Het laatste uitgangspunt in het Actieplan Leven Lang Leren is samenwerking. In het plan geeft men aan dat Nederland er tot nu toe niet in geslaagd is overtuigende stappen te zetten in de richting van een toppositie in het Europa van Om dit te bereiken is, nog meer dan nu al gebeurt, de samenwerking tussen kabinet en de sociale partners onontbeerlijk. Het bedrijfsleven wordt opgeroepen om de HRM-investeringen (human resource management) toe te spitsen op de gestelde doelen (opleiden tot op startkwalificatie en opscholen van opgeleiden uit het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) tot op het niveau van hoger beroepsonderwijs (hbo)). Ook de O&O-fondsen wordt expliciet gevraagd een bijdrage te leveren aan het stimuleren van een leven lang leren en het groeien naar een kenniseconomie die tot de top van Europa behoort. 2.3 Rol O&O-fondsen Egalisatie In de inleiding gaven we al aan dat de scholingsfondsen opgericht zijn met als doel via egalisatie van scholingskosten de scholing in de sector te stimuleren. Inmiddels is gebleken dat er ook andere manieren zijn om het risico dat verbonden is aan het scholen van werknemers, af te dekken. Zo zorgt de terugbetalingsregeling of transfervergoeding ervoor dat werknemers er niet met de genoten kennis vandoor gaan, zonder de kosten ervan te vergoeden. Ook haalden we in de inleiding al onderzoek aan (ITM, 1999) dat concludeert dat opleiding niet zozeer door financiële prikkels valt te beïnvloeden. De respondenten in dat onderzoek gaven aan dat ze niet méér aan scholing zouden doen als de vergoedingen hoger zouden worden. Met name in kleinere ondernemingen blijkt vooral de moeite die men moet doen de grootste belemmering voor scholing. 20

21 Van den Berg et al. (2005) stellen dat het probleem veel meer ligt in het ontwikkelen van strategische kennis. Niet zozeer het deelnemen aan opleidingen moet worden gestimuleerd, maar het bereiken van maximale kennisproductie ten behoeve van de gehele branche is de kern. Niet zozeer de kosten van scholing van de individuele werknemers vormen het grote risico dat bedrijven lopen, maar het risico ligt grotendeels bij de ontwikkeling van innovatieve opleidingen. Het grote geld wordt binnengehaald met cursussen van gisteren en de opleidingsmarkt is derhalve uitermate terughoudend in het ontwikkelen van innovatief materiaal. Dit kan ertoe leiden dat de kennisontwikkeling in de branche niet optimaal verloopt. De scholingsfondsen kunnen dit doorbreken door zelf als prijsbreker en prijsbepaler op te treden. De fondsen gaan dan zelf innovatieve opleidingen ontwikkelen en bieden deze aan totdat er bulkvraag ontstaat. De cursussen kunnen vervolgens verzorgd worden door een regionaal opleidingencentrum (ROC). Het fonds kan dan nog enige tijd meeparticiperen om de kosten terug te verdienen en om bovendien te verhinderen dat allerlei aanbieders exorbitante prijzen gaan vragen voor de beter lopende ( oude ) cursussen aldus Van den Berg et al. (2005). In een advies van de Commissie Arbeidsmarkt- en Onderwijsvraagstukken van de SER wordt dit onderstreept (SER, 2002). De commissie ziet dat de functie van egalisatie van opleidingskosten minder dominant wordt, terwijl het bijdragen aan het innovatief vermogen van bedrijven via het ontwikkelen van de werknemer aan belang wint en dat de O&O-fondsen hiermee een wezenlijke bijdrage leveren aan een leven lang leren. Dit proces voltrekt zich volgens het advies nog te langzaam en de commissie is van mening dat de fondsen de omslag naar innovatie versneld moeten maken ter versterking van de kennisintensieve economie. Persoonlijke ontwikkelingsrekening Een andere conclusie van eerdergenoemd onderzoek van ITM (1999) is dat de fondsen te veel op werkgevers gericht zijn. Werknemers weten vaak niet eens dat ze meebetalen aan de heffing van het fonds en voelen zich nauwelijks verantwoordelijk voor hun eigen ontwikkeling. Volgens vele commentatoren moet dit veranderen. De fondsen zullen zich in de toekomst meer moeten richten op de individuele werknemer. De POR, die we eerder al hebben beschreven, zou hiervoor een goede oplossing zijn. De vakbonden pleiten ervoor dat de POR via de CAO geregeld zal worden en de RMU pleit ervoor om de reserves van de fondsen aan te wenden bij de start van het project. De fondsen spelen trouwens al een rol in deze ontwikkeling. In de experimenten met de individuele leerrekening (ILR) zijn de fondsen betrokken en dit zou in de toekomst met de POR door kunnen gaan. Veranderingen Bij de fondsen zelf zien we ook veranderingen. We zien dat een aantal fondsen naast hun vereveningsfunctie -waarin ze in essentie vaak niet meer zijn dan een doorgeefluik van gelden in de branche- nu ook op andere terreinen actief 21

22 22 worden. Zo zijn fondsen zich gaan richten op de werkgelegenheid in de bedrijfstak. Er zijn projecten gestart om werklozen in de sector aan het werk te krijgen, bijvoorbeeld door ze op te leiden. Ook zijn veel fondsen zich gaan richten op jongeren, bijvoorbeeld door ze een traject in de beroepsbegeleidende leerweg (bbl) aan te bieden. Daarnaast zijn fondsen zich in de afgelopen jaren ook gaan richten op employability. Er wordt niet alleen geïnvesteerd in functiegerichte scholing van de werknemers in de bedrijfstak, maar er wordt opgeleid tot algemene competenties. Een ontwikkeling van de laatste tijd is dat fondsen zich ook richten op reguliere scholing. Dit is echter maar bij enkele fondsen zo, de meeste fondsen houden zich (nog) niet met reguliere scholing bezig.

23 3 CAO-afspraken per sector In dit hoofdstuk bespreken we per sector (tien in totaal) wat de CAO-afspraken zijn die in de diverse branches zijn vastgelegd. Per sector zetten we in een tabel kort de afspraken op een rijtje en daarbij vermelden we ook de O&Ofondsen die in de branche werkzaam zijn, met hun aandeel in deze afspraken. Verder schetsen we per paragraaf kort een beeld van de sector. Welke regelingen zijn er voor de meeste werknemers in de branche vastgelegd in de CAO? We eindigen met een paragraaf waarin we de sectoren vergelijken. Welke sectoren regelen veel op het gebied van scholing en wat is de rol van de O&Ofondsen in de sectoren? De CAO-afspraken ontlenen we aan de meest recente CAO s die gepubliceerd zijn. Per CAO is de mate van detail verschillend. Sommige CAO s geven heel duidelijke afspraken; daar wordt bijvoorbeeld precies aangegeven op hoeveel dagen scholingsverlof een werknemer recht heeft. Andere CAO s zijn hier wat vager over. Daar staat bijvoorbeeld dat de werknemer recht heeft op de benodigde tijd voor scholingsverlof. De werknemer en werkgever moeten hier dan nog over onderhandelen. Ook de mate van detail over de bezigheden van de fondsen wisselt sterk. Sommige fondsen zijn uitvoerder van de CAO en bij de afspraken wordt meteen vermeld dat de werkgever zich tot het O&O-fonds kan wenden. Andere fondsen voeren alleen extra regelingen uit. Deze staan dan niet expliciet in de CAO vermeld. Vandaar dat de overzichten in dit hoofdstuk geen volledig beeld van de activiteiten van de fondsen geven.voor sommige fondsen is niets ingevuld. Dat betekent niet direct dat ze niks doen, maar dat we in de CAO geen directe aanwijzing vinden dat het fonds CAO-afspraken uitvoert. 3.1 Landbouw Afgezien van de tuinzaadbranche (die een eigen scholingsfonds kent) en de weefselkweeksector dragen alle agrarische branches bij aan de sectorale scholingsfondsen STOSAS en STIVOS. 2 Wel kunnen de hoogte van de afdracht en specifieke scholingsafspraken variëren tussen de branches. Tabel 3.1 geeft een overzicht van de branches in de landbouwsector. Daarbij zijn de scholingsafspraken die in de CAO zijn afgesproken kort weergegeven. In de laatste kolom staat het fonds waar de werkgevers in de branche hun loonsomheffing aan verschuldigd zijn, met de kosten die het fonds vergoedt. Het gaat hier alleen om de kosten die direct uit de genoemde CAO-afspraken voortvloeien. Daarnaast kunnen de fondsen ook nog andere kosten vergoeden. 2 Stichting Opleiding en Scholing in de Agrarische Sector (STOSAS) en Stichting Ondersteuning Voorlichting, Vorming en Scholing Landbouw (STIVOS). Per 2005 zijn deze fondsen samen verder gegaan onder de naam Colland. 23

24 In overleg met de werkgever kunnen werknemers in de meeste branches in werktijd jaarlijks tien dagdelen aan cursussen besteden, die aangeboden worden door STOSAS. Daarnaast hebben de meeste werknemers recht op vijf dagen onbetaald educatief verlof, van STIVOS. De kleinere branches kennen meestal geen educatief verlof. 3 Twee CAO s, die van de boomkwekerij en de landbouwwerktuigen-exploiterende ondernemingen, kennen afspraken over de bbl. In deze branches hebben werknemers die de bbl volgen, recht op een halve dag per week betaald verlof om onderwijs te volgen. In een aantal gevallen wordt ook vakonderwijs vergoed. Werknemers tot een bepaalde leeftijd hebben dan recht op een of twee dagen per week betaald verlof. Tabel 3.1 Overzicht scholingsafspraken in de sector Landbouw Werk- Bijdragen Branche nemers Scholingsafspraken scholingsfondsen Tuinzaadbedrijven dagen betaald scholingsverlof Max. 1 dag examenverlof STOT: educatief verlof Bedrijfsverzorgingsdiensten dagen onbetaald verlof voor STOSAS: cursuskosten, STOSAS-cursussen reiskosten Bloembollenbedrijf Ten minste 10 dagdelen betaald STOSAS: loonverzuim, scholingsverlof cursuskosten, reiskosten Max. 10 dagdelen STIVOS: educatief verlof onbetaald educatief verlof Boomkwekerij Max. 5 dagen onbetaald educatief verlof STOSAS: cursuskosten, Max. 10 dagen onbetaald scholingsverlof reiskosten, loonkosten bbl Bbl: 1/2 dag per week betaald verlof STIVOS: educatief verlof Max. 2 dagen examen/excursieverlof Tot 18 jaar: 1 dag per week betaald verlof voor vakonderwijs (meer verlof niet betaald) Bosbouw Ten minste 10 dagdelen onbetaald STOSAS: cursuskosten, scholingsverlof reiskosten 5 dagen onbetaald educatief verlof STIVOS: educatief verlof 2 dagen examenverlof 3 Deze term educatief verlof is afkomstig uit de CAO en hoeft niet noodzakelijk dezelfde lading te hebben als in de beleidsdiscussies rond het begrip educatief verlof zoals deze enkele jaren geleden werd gevoerd. 24

25 Tabel 3.1 Vervolg Werk- Bijdragen Branche nemers Scholingsafspraken scholingsfondsen Hoveniersbedrijf dagdelen onbetaald scholingsverlof verlof STOSAS: cursuskosten, 5 dagen onbetaald educatief verlof reiskosten, loonkosten bbl Max. 2 werkdagen betaald verlof vakonder- STIVOS: educatief verlof wijs tot 25 jaar; ouderen onbetaald verlof Terugbetalingsregeling mogelijk Verplichte cursussen: 100% tijd of geld Landbouw dagdelen betaald scholingsverlof STOSAS: loonverzuim, 5 dagen onbetaald educatief verlof cursuskosten, reiskosten STIVOS: educatief verlof Landbouwwerktuigen dagdelen betaald scholingsverlof STOSAS: loonverzuim, exploiterende Max. 5 dagen onbetaald educatief verlof cursuskosten, reiskosten ondernemingen Vakonderwijs tot 20 jaar: 1 dag per week STIVOS: educatief verlof betaald verlof Bbl: 1 dag per week betaald verlof 2 (sommige opleidingen 1 dag) Jeugdigen: max. 2 dagen examen/excursieverlof Rundveeverbetering Onbetaald scholingsverlof STOSAS: loonverzuim, Persoonlijk beroepsoriëntatie budget cursuskosten, reiskosten Vakexamens: benodigde tijd Terugbetalingsregeling Cursussen vereist voor huidige functie: 100% Studiekostenvergoeding Cursussen niet nadrukkelijk vereist: 75% Vo, excl. havo en vmbo: 50% (Glas)tuinbouw Max. 10 dagdelen betaald verlof STOSAS: cursuskosten Max. 5 dagen onbetaald educatief verlof STIVOS: educatief verlof Naast de vermeldde scholingsafdrachten aan STOSAS en STIVOS vinden aanvullende afdrachten plaats voor arbeidsvoorzieningsbeleid (STOSAS) en Arbo-beleid (STIVOS), in beide gevallen rond 0,1% van de loonsom. 25

26 Vaak neemt de werkgever het initiatief tot scholing van de werknemer. In de Rundveeverbetering ligt het initiatief daarentegen veel meer bij de werknemer. Deze heeft in 2001 de beschikking gekregen over een persoonlijk beroepsoriëntatie budget (PBOB) van circa euro in ruil voor een looninhouding van 1% gedurende twee jaar. Werknemers kunnen dit budget aanwenden voor het inwinnen van een extern loopbaanadvies en de daaruit volgende kosten voor scholing. Het gaat daarbij expliciet om scholing gericht op toekomstige mobiliteit (dus niet gericht op de huidige functie). De fondsen in de landbouwsector vergoeden de kosten van het scholingsverlof. STOSAS vergoedt de cursuskosten en in sommige gevallen de loonkosten en de reiskosten die verbonden zijn aan het scholingsverlof aan de werkgever. In enkele gevallen vergoedt STOSAS ook de loonkosten van de bbl. STIVOS vergoedt de kosten van educatief verlof. 3.2 Industrie De sector Industrie kan globaal in drie subsectoren worden verdeeld: de metaal- en technische bedrijfstakken, de voedingsindustrie en de overige industriebranches. We zullen deze drie subsectoren achtereenvolgens bespreken. Metaal- en technische bedrijfstakken Zoals in de tabel 3.2a te zien is, hebben de meeste branches afspraken over individueel scholingsrecht voor 45-plussers. Uitzondering zijn de metaalindustrie en de scheepsonderdelenbranche. Daarnaast hebben de meeste branches ook collectieve scholingsdagen, meestal één dag per werknemer. De bbl is in de meeste CAO s opgenomen. Werknemers die de bbl volgen, kunnen voor de benodigde tijd betaald verlof krijgen voor scholing. Ook is er een terugbetalingsregeling opgenomen in de meeste CAO s. In de metaalindustrie zijn er ook afspraken over employability. Bedrijven die een employability-plan, met EVC en POP ontwikkelen, kunnen hiervoor financiering aanvragen bij het A&O-fonds (Arbeismarkt en Opleidingsfonds). De meeste scholingsfondsen in de metaal- en technische industriesector vergoeden de scholingskosten die worden gemaakt. Stichting Koeltechnisch Onderwijs (SKO), per opgegaan in OTIB, geeft een diplomatoeslag voor leerlingen van de beroepsopleidende (bol) of beroepsbegeleidende leerweg. Naast scholingsverlof kennen de meeste branches ook examenverlof. Dit kent meestal een maximum van twee dagen. Verder geldt ook voor de meeste werknemers in de metaal- en technische industriesector een terugbetalingsregeling. Als de werknemer een opleiding heeft gevolgd en binnen een bepaalde periode van werkgever verandert, zal de werknemer een deel van de kosten terug moeten betalen. 26

27 Tabel 3.2a Overzicht scholingsafspraken in de metaal- en technische industrie Werk- Bijdragen Branche nemers Scholingsafspraken scholingsfondsen Metaalindustrie Employabilityplan, inclusief EVC en POP A+O: financiering Max. 1 dag examenverlof employabilityplan Metaalbewerking collectieve dag p.p. OOM: scholingsverlof individuele scholingsdag 45+ per 2 jaar Max. 2 dagen examenverlof Terugbetalingsregeling Scholing op verzoek werkgever: 100% tijd Partieel leerplichtige/bbl: onbetaald verlof Verplichte scholing buiten werktijd: compensatie Motorvoertuigen individuele scholingsdag 45+ per 2 jaar OOMT: scholingsverlof 45+ Max. 2 dagen examenverlof Terugbetalingsregeling Partieel leerplichtige/bbl: betaald verlof benodigde tijd Verplichte scholing buiten werktijd: compensatie Elektrotechniek scholingsdag (max. 3 opsparen) OTIB: scholingskosten 1 individuele scholingsdag 45+ per 2 jaar 2 dagen examenverlof Terugbetalingsregeling Partieel leerplichtige/bbl: betaald verlof benodigde tijd Verplichte scholing buiten werktijd: compensatie Loodgietersbedrijf individuele scholingsdag 45+ per 2 jaar OTIB: scholingskosten 1 collectieve dag p.p. Max. 2 dagen examenverlof Terugbetalingsregeling Partieel leerplichtige/bbl: betaald verlof benodigde tijd Verplichte scholing buiten werktijd: compensatie 27

28 Tabel 3.2a Vervolg Werk- Bijdragen Branche nemers Scholingsafspraken scholingsfondsen Carrosseriebedrijf individuele scholingsdag 45+ per 2 jaar Max. 2 dagen examenverlof Terugbetalingsregeling Partieel leerplichtige/bbl: betaald verlof benodigde tijd Verplichte scholing buiten werktijd: compensatie Isolatiebedrijf individuele scholingdag 45+ per 2 jaar OOI: scholingsverlof Betaald scholingsverlof in overleg Max. 2 dagen examenverlof Terugbetalingsregeling Partieel leerplichtige/bbl: betaald verlof benodigde tijd Verplichte scholing buiten werktijd: compensatie Koeltechniek scholingsdag per jaar SKO: scholingsverlof- 1 extra scholingsdag voor 45+ per 2 jaar subsidie: max. 120 per dag 2 dagen examenverlof (max. 5 dagen per cursus) Terugbetalingsregeling voor opleidingskosten, diplomatoeslag bbl/bol Goud- en zilver individuele scholingsdag 45+ per 2 jaar OOGZ: scholingsverlof nijverheid Betaald scholingsverlof in overleg Max. 2 dagen examenverlof Terugbetalingsregeling Partieel leerplichtige/bbl: betaald verlof benodigde tijd Verplichte scholing buiten werktijd: compensatie Scheepsonderdelen scholingsdag per jaar SZS: scholingskosten Extra dag voor opleidings-cd-rom Tot 18 jaar: 1 dag betaald verlof scholing 28

29 Voedingsindustrie In de voedingsindustrie kennen de meeste CAO s een afspraak over een scholingsplan. Meestal wordt een scholingsplan, ook wel opleidingsplan genaamd, verplicht gesteld voor de bedrijven die onder de CAO vallen. In sommige gevallen staat ook aangegeven wat een alternatief is. In de graanindustrie bijvoorbeeld, wordt een bedrijfsopleidingsplan verplicht gesteld, maar bij het ontbreken ervan hebben werknemers recht op drie scholingsdagen. In het bakkersbedrijf, verreweg de grootste branche binnen de voedingsindustrie, is geen afspraak over een scholingsplan. Werknemers kunnen in deze branche drie dagen onbetaald verlof krijgen voor scholing. Voor jeugdigen is er een regeling om gedeeltelijk betaald een vakopleiding te volgen. Vier CAO s hebben een afspraak over een diplomabonus voor bbl-leerlingen. Examenverlof is in de meeste CAO s geregeld. Het gaat dan vaak om de benodigde tijd, wat in onderling overleg met de werkgever kan worden bepaald. In de suikerindustrie, de chocolade-industrie en de graanindustrie is sprake van een terugbetalingsregeling. In de CAO van de graanindustrie staan ook afspraken over employabilityverhogende opleidingen. Werkgevers vergoeden 50% van de kosten en de tijd tot een bepaald maximum. Niet alle branches binnen de voedingsindustrie hebben een eigen scholingsfonds. De ondernemingen in deze branches kunnen zich wenden tot het sectorfonds van de levensmiddelenindustrie, de SOL. Hier is geen bijdrage verplicht, maar betalen alleen de gebruikers. In de suikerindustrie is een werknemer expliciet verplicht om scholing te volgen binnen werktijd, als de werkgever dat vraagt. Dat is echter in de meeste sectoren wel het geval, aangezien werknemers ook verplicht kunnen worden om andere werkzaamheden binnen werktijd te verrichten. De fondsen in de branches dragen vaak bij aan de scholingskosten. Het sociaal fonds in de chocolade-industrie geeft subsidie voor een opleidingsplan. 29

Stand van zaken leven lang leren in Nederland en afspraken over/ aanbevelingen aan O&O-fondsen

Stand van zaken leven lang leren in Nederland en afspraken over/ aanbevelingen aan O&O-fondsen Stand van zaken leven lang leren in Nederland en afspraken over/ aanbevelingen aan O&O-fondsen Stand van zaken leven lang leren in Nederland Om goed mee te kunnen is scholing cruciaal. De snel veranderende

Nadere informatie

Deelname aan post-initieel onderwijs, 1995 2005

Deelname aan post-initieel onderwijs, 1995 2005 Deelname aan post-initieel onderwijs, 1995 2005 Max van Herpen De deelname aan opleidingen na het betreden van de arbeidsmarkt ligt in Nederland op een redelijk niveau. Hoger opgeleiden, jongeren, niet-westerse

Nadere informatie

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks

Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 2010 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks ANNEX Voortgangsrapportage Onderwijs en Opleiding 21 Beschrijving prestaties Nederland en andere lidstaten op EU benchmarks 1. Deelname voor- en vroegschoolse educatie (VVE) De Nederlandse waarde voor

Nadere informatie

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie 659029

Datum 09 september 2014 Betreft Aanbieding OESO-rapport Education at a Glance 2014 Onze referentie 659029 >Retouradres Postbus 16375 2500 BJ Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag.. Kennis IPC 5200 Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 BJ Den Haag

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 750 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2014 Nr. 120 BRIEF

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 000 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2012 Nr. 229 BRIEF

Nadere informatie

Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten. Tweede meting werkgevers en werknemers

Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten. Tweede meting werkgevers en werknemers Samenvatting Benchmark O&O beleid gemeenten Tweede meting werkgevers en werknemers 2 Inleiding In deze brochure vindt u de belangrijkste resultaten van de benchmark Opleiden en Ontwikkelen. De benchmark

Nadere informatie

Personeel op peil. Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers

Personeel op peil. Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers Personeel op peil Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers Personeel op peil, onderzoek naar de positie van mkb-werknemers Personeel op peil Onderzoek naar de positie van mkb-ondernemers MKB-Nederland

Nadere informatie

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut.

Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. ONDERZOEKSRAPPORT Nederland zakt vier plaatsen op Human Capital Index: vaardigheden en kennis van oudere leeftijdscategorieën blijven onbenut. Introductie In het Human Capital 2015 report dat het World

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers

Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers Research Centre for Education and the Labour Market ROA Salarissen en competenties van MBO-BOL gediplomeerden: Feiten en cijfers ROA Fact Sheet ROA-F-2014/1 Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt

Nadere informatie

Thema-analyse. Een leven lang leren: Stand van zaken

Thema-analyse. Een leven lang leren: Stand van zaken 24 25 26 27 28 29 21* 211 212 213* 214 (x 1 ) % Thema-analyse Een leven lang leren: Stand van zaken Voor Nederland en Europa is een leven lang blijven leren een speerpunt. Met de toenemende globalisering,

Nadere informatie

Erratum Jaarboek onderwijs 2008

Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek Erratum 13 december 2007 Erratum Jaarboek onderwijs 2008 Ondanks de zorgvuldigheid waarmee deze publicatie is samengesteld, is een aantal zaken niet juist vermeld. Onze

Nadere informatie

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007

Landelijke Jeugdmonitor. Rapportage 2e kwartaal 2007 Landelijke Jeugdmonitor Rapportage 2e kwartaal 2007 Centraal Bureau voor de Statistiek Voorburg/Heerlen, 2007 Verklaring der tekens. = gegevens ontbreken * = voorlopig cijfer x = geheim = nihil = (indien

Nadere informatie

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief

Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief Onderwijs en arbeidsmarkt: tweemaal actief Organisation for Economic Coöperation and Development (2002), Education at a Glance. OECD Indicators 2002, OECD Publications, Paris, 382 p. Onderwijs speelt een

Nadere informatie

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010

Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010 Studentenhuisvesting Feiten en trends 2010 Studentenhuisvesting - Feiten en trends 2010-1- Studenten Aantal ingeschreven voltijd studenten in bekostigde HBO- en WO-instellingen in Nederland 2009-2010 2008-2009

Nadere informatie

Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie?

Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie? MEMO/11/406 Brussel, 16 juni 2011 Gezondheid: uw Europese ziekteverzekeringskaart altijd mee op vakantie? Vakantie verwacht het onverwachte. Gaat u binnenkort op reis in de EU of naar IJsland, Liechtenstein,

Nadere informatie

Werkloosheid in de Europese Unie

Werkloosheid in de Europese Unie in de Europese Unie Diana Janjetovic en Bart Nauta De werkloosheid in de Europese Unie vertoont sinds 2 als gevolg van de conjunctuur een wisselend verloop. Door de economische malaise in de jaren 21 23

Nadere informatie

Een Werkende Arbeidsmarkt

Een Werkende Arbeidsmarkt Een Werkende Arbeidsmarkt Bas ter Weel 16 mei2014 Duurzame inzetbaarheid Doel Langer werken in goede gezondheid Beleid gericht op Binden: Gezondheid als voorwaarde voor deelname Ontbinden: Mobiliteit als

Nadere informatie

Doorleren werkt! 14 November 2017

Doorleren werkt! 14 November 2017 Doorleren werkt! 14 November 2017 Dé opleider voor het openbaar bestuur. Arbeidsmarkt digitaliseert Banen die verdwijnen 962.000 werkenden in industrie 407.000 werkenden in Vervoer & Logistiek Science

Nadere informatie

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001

Uw brief van Ons kenmerk Contactpersoon Zoetermeer. FEZ/IR/2001/24182 van Rijn 13 juni 2001 OC enw De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal Postbus 20018 2500 AE 's-gravenhage Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen Europaweg 4 Postbus 25000 2700 LZ Zoetermeer Telefoon

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1

Bedrijfsopleidingen in de industrie 1 Bedrijfsopleidingen in de 1 M.J. Roessingh 2 Het aantal bedrijfsopleidingen dat een werknemer in de in 1999 volgde, is sterk gestegen ten opzichte van 1993. Ook zijn er meer opleidingen gaan volgen. Wel

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Stimuleren van lager opgeleiden tot scholing. Patricia Gielen, Irma van der Neut, Loek Nieuwenhuis

Stimuleren van lager opgeleiden tot scholing. Patricia Gielen, Irma van der Neut, Loek Nieuwenhuis Stimuleren van lager opgeleiden tot scholing Patricia Gielen, Irma van der Neut, Loek Nieuwenhuis Stimuleren van lager opgeleiden tot scholing (RWI) Probleem: employability lager opgeleiden Lager opgeleiden

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

8 Aanbevelingen op een rij

8 Aanbevelingen op een rij 8 Aanbevelingen op een rij 8.1 Verstevigen infrastructuur voor postinitiële ontwikkeling Flexibel en praktijkrelevant aanbod voor maatwerk De regelgeving wordt aangepast om bekostigde en niet-bekostigde

Nadere informatie

Het middelbaar beroepsonderwijs

Het middelbaar beroepsonderwijs Het middelbaar beroepsonderwijs Dick Takkenberg Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) levert grote aantallen gediplomeerden voor de arbeidsmarkt. De ongediplomeerde uitval is echter ook groot. Het aantal

Nadere informatie

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties

Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties in de architectenbranche QUICKSCAN mei 2013 Inhoud Monitor Volwaardige Arbeidsrelaties 3 Resultaten 6 Bureau-intermediair I Persoonlijk urenbudget 6 Keuzebepalingen

Nadere informatie

Kortcyclische arbeid, Op de teller!

Kortcyclische arbeid, Op de teller! Kortcyclische arbeid, Op de teller! 1 Doel Doel van dit instrument is inzicht bieden in de prevalentie (mate van voorkomen) en de effecten van kortcylische arbeid. Dit laat toe een duidelijke definiëring

Nadere informatie

B2B NLQF Overzicht Leven Lang Leren markt Nederland Gebruik NLQF/EQF bij bedrijven en instellingen NIDAP RESEARCH 2019

B2B NLQF Overzicht Leven Lang Leren markt Nederland Gebruik NLQF/EQF bij bedrijven en instellingen NIDAP RESEARCH 2019 B2B NLQF Overzicht Leven Lang Leren markt Nederland Gebruik NLQF/EQF bij bedrijven en instellingen NIDAP RESEARCH 2019 1. Overzicht rapportage NIDAP B2B onderzoek Het NIDAP B2B onderzoek is een jaarlijks

Nadere informatie

Inleiding. Vertegenwoordigers van 33 O&O-fondsen hebben de monitor ingevuld.

Inleiding. Vertegenwoordigers van 33 O&O-fondsen hebben de monitor ingevuld. O&O-monitor 2013 Inleiding Directeuren, secretarissen en bestuurders van O&O-fondsen hebben uitnodiging ontvangen; Daarnaast open link op de website van het Platform O&O geplaatst; Via diverse social media

Nadere informatie

1 Inleiding. Adviesaanvraag. Focus en reikwijdte van het advies

1 Inleiding. Adviesaanvraag. Focus en reikwijdte van het advies 1 Inleiding Adviesaanvraag Het kabinet heeft de raad gevraagd te adviseren over een toekomstbestendige postinitiële scholingsmarkt die optimaal aansluit bij de vraag van de arbeidsmarkt 1. Daarbij wijst

Nadere informatie

Energieprijzen in vergelijk

Energieprijzen in vergelijk CE CE Oplossingen voor Oplossingen milieu, economie voor milieu, en technologie economie en technologie Oude Delft 180 Oude Delft 180 611 HH Delft 611 HH Delft tel: tel: 015 015 150 150 150 150 fax: fax:

Nadere informatie

Beantwoording vragen Tweede Kamer bij rapport Financiering onderwijs vernieuwingen voortgezet onderwijs 1990-2007 (30 november 2007)

Beantwoording vragen Tweede Kamer bij rapport Financiering onderwijs vernieuwingen voortgezet onderwijs 1990-2007 (30 november 2007) Algemene Rekenkamer Lange Voorhout 8 Postbus 20015 2500 EA Den Haag T 070-3424344 BEZORGEN F 070-3424130 De Voorzitter van de Tweede Kamer E voorljchting@rekenkamer.ni der Staten-Generaal w www.rekenkamer.ni

Nadere informatie

Talent Scanner. Voorlopig onderzoek naar de Sfeer van invloed vragenlijst

Talent Scanner. Voorlopig onderzoek naar de Sfeer van invloed vragenlijst Talent Scanner Voorlopig onderzoek naar de Sfeer van invloed vragenlijst 1. Voorlopig onderzoek naar de Sfeer van invloed vragenlijst 1.1. Respondenten De deelnemers aan het voorlopige onderzoek naar de

Nadere informatie

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking

Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Werktijden van de werkzame beroepsbevolking Ingrid Beckers Ruim de helft van de werkzame beroepsbevolking werkte in 22 op onregelmatige tijden. Werken in de avonduren en op zaterdag komt het meeste voor.

Nadere informatie

Evaluatie. SECTORPLAN MEUBEL Duurzame inzetbaarheid op de kaart

Evaluatie. SECTORPLAN MEUBEL Duurzame inzetbaarheid op de kaart Evaluatie SECTORPLAN MEUBEL 2014-2016 Duurzame inzetbaarheid op de kaart Inhoud Inhoudsopgave Duurzame inzetbaarheid op de kaart...... 3 Relevante instrumenten aanbieden...... 4 Grafiek resultaten......

Nadere informatie

Onderwijsraad, Den Haag, juli 2009. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Onderwijsraad, Den Haag, juli 2009. De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag a 1 > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie Leren en Werken Anna van Hannoverstraat 4 Den Haag Postbus

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid

Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid Dr. Maurice de Greef Prof. dr. Mien Segers 06-2016 Maastricht University, Educational Research & Development (ERD) School

Nadere informatie

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-II Politiek en Ruimte bron 10 Aandeel van de lidstaten in de handel van de Europese Unie in procenten, 1998 30 % 25 20 22 25 Legenda: invoer uitvoer 15 10 8 8 15 15 10 11 9 9 15 12 5 0 6 5 2 2 1 0 België

Nadere informatie

PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven Resultaten van de Nederlandse survey Willem Houtkoop

PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven Resultaten van de Nederlandse survey Willem Houtkoop PIAAC: Kernvaardigheden voor Werk en Leven Resultaten van de Nederlandse survey 2012 Willem Houtkoop Opzet Achtergrond bij PIAAC Prestaties van NL internationaal vergeleken Laaggeletterdheid in Nederland

Nadere informatie

Algemeen vormend onderwijs, beroepsonderwijs en scholing in Nederland

Algemeen vormend onderwijs, beroepsonderwijs en scholing in Nederland Algemeen vormend onderwijs, beroepsonderwijs en scholing in Nederland 2e fase wetenschappelijk onderwijs post hoger beroepsonderwijs beroepsgerichte volwasseneneducatie OU wetenschappelijk onderwijs hoger

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD

Nadere informatie

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag: Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei 2004 6,1 123 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdvraag: Wat is de relatie tussen jongeren, arbeid en geld? Deelvragen: 1. Hoeveel jongeren werken?

Nadere informatie

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey

Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey Samenwerking en innovatie in het MKB in Europa en Nederland Een exploratie op basis van het European Company Survey ICOON Paper #1 Ferry Koster December 2015 Inleiding Dit rapport geeft inzicht in de relatie

Nadere informatie

Om deze code te ontvangen dient u eerst uw eigen account aan te maken.

Om deze code te ontvangen dient u eerst uw eigen account aan te maken. HANDLEIDING GEBRUIK DIGITAAL SUBSIDIEPORTAL SFRECREATIE Voor het aanmaken van uw eigen account en gebruik van de functies binnen het portal, krijgt u een eigen omgeving. Deze omgeving is alleen te benaderen

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

JONGE MOEDERS EN HUN WERK

JONGE MOEDERS EN HUN WERK AMSTERDAMS INSTITUUT VOOR ARBEIDSSTUDIES (AIAS) UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM JONGE MOEDERS EN HUN WERK Onderzoek op basis van de Loonwijzer Kea Tijdens, AIAS, Universiteit van Amsterdam Maarten van Klaveren,

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Cao-afspraken per sector

Cao-afspraken per sector Cao-afspraken per sector Bijlage bij Sectorfondsen voor opleiding en ontwikkeling: van pepernoten naar spekkoek. Vierde meting van de Monitor O&O-fondsen In deze bijlage wordt per sector weergegeven welke

Nadere informatie

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk

67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk ALGEMENE DIRECTIE STATISTIEK EN ECONOMISCHE INFORMATIE PERSBERICHT 28 oktober 67,3% van de 20-64-jarigen aan het werk Tegen 2020 moet 75% van de Europeanen van 20 tot en met 64 jaar aan het werk zijn.

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Exportmonitor 2011. Het noordelijke bedrijfsleven wordt steeds internationaler

Exportmonitor 2011. Het noordelijke bedrijfsleven wordt steeds internationaler Exportmonitor 2011 Het noordelijke bedrijfsleven wordt steeds internationaler Uit de Exportmonitor 2011 blijkt dat het noordelijk bedrijfsleven steeds meer aansluiting vindt bij de wereldeconomie. De Exportmonitor

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK LAAGGELETTERDHEID IN LAAK Uitgevoerd door: CINOP Advies Etil Kohnstamm Instituut Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA), Maastricht University DEZE FACTSHEETRAPPORTAGE IS ONTWIKKELD IN OPDRACHT

Nadere informatie

5 Het wettelijk minimumjeugdloon in internationaal perspectief

5 Het wettelijk minimumjeugdloon in internationaal perspectief 5 Het wettelijk minimumjeugdloon in internationaal perspectief 5.1 Vergelijking van bruto wettelijk minimumjeugdlonen Ook andere landen kennen minimumjeugdlonen. In de helft van de OESO-landen is dat het

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 30 012 Leven Lang Leren Nr. 17 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VAN SOCIALE ZAKEN EN WERK- GELEGENHEID

Nadere informatie

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014 De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014 Sectorrapport Scheepsbouw Ruud van der Aa Jenny Verheijen 1 Inhoudsopgave Inleiding 3 Belangrijkste uitkomsten 4 1. Samenstelling werkgelegenheid 5 2. Verwachte

Nadere informatie

Gewijzigde voorstellenbrief betreffende de onderhandelingen voor de Grafimedia-cao

Gewijzigde voorstellenbrief betreffende de onderhandelingen voor de Grafimedia-cao 12-12-2014 Gewijzigde voorstellenbrief betreffende de onderhandelingen voor de Grafimedia-cao Met deze (opnieuw) gewijzigde voorstellenbrief brengen wij het volgende onder uw aandacht: Hernieuwd inzicht

Nadere informatie

De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren Techniek, Economie & Handel, Zorg & Welzijn, en Landbouw

De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren Techniek, Economie & Handel, Zorg & Welzijn, en Landbouw De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren Techniek, Economie & Handel, Zorg & Welzijn, en Landbouw Colofon Titel De deelname van dertigplussers in het mbo-onderwijs: de sectoren

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie

Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14. Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Handelsstromen Rozenstruiken 2009 / 14 Zoetermeer, Maart 2009 Peter van der Salm Productschap Tuinbouw, Afdeling Markt en Innovatie Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek

Onderwijs in Rusland. Jan Limbeek Onderwijs in Rusland Een van de terreinen waar de Sovjet-Unie in uitblonk was onderwijs. Het onderwijs was toegankelijk, goed en gratis. Vergeleken met de Sovjet-Unie is de algemene indruk dat de situatie

Nadere informatie

Online leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland GoodHabitz

Online leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland GoodHabitz Online leren dat is wat we willen! Online trainingen overtuigend op nummer 1-positie in Nederland. 2016 GoodHabitz Over het onderzoek Populatie: 960 respondenten in de leeftijd van 25 t/m 55 jaar met een

Nadere informatie

Uitleg soorten Afdrachtverminderingen

Uitleg soorten Afdrachtverminderingen Uitleg soorten Afdrachtverminderingen Inhoud In het kort... 1 Verminderingen onderwijs... 1 BBL... 2 BOL... 3 'Zwart-op-wit' overeenkomst... 4 Meer info afdrachtverminderingen onderwijs... 5 Afdrachtvermindering

Nadere informatie

Internationale Benchmark 2009 Extra landen

Internationale Benchmark 2009 Extra landen M200907 Internationale Benchmark 2009 Extra landen Tabellenboek drs. N.G.L. Timmermans drs. W.H.J. Verhoeven R. in 't Hout Zoetermeer, mei 2009 1 Inleiding EIM publiceert jaarlijks de Internationale Benchmark.

Nadere informatie

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken

De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken Bron: K. Caminada & K. Goudswaard (2017), De inkomensverdeling van ouderen internationaal vergeleken, Geron Tijdschrift over ouder worden & maatschappij jaargang 19, nummer 3: 10-13. De inkomensverdeling

Nadere informatie

MBO ACADEMIE NEDERLAND MAAKT WERK VAN MOBILITEIT!

MBO ACADEMIE NEDERLAND MAAKT WERK VAN MOBILITEIT! MBO ACADEMIE NEDERLAND MAAKT WERK VAN MOBILITEIT! MBO Academie Nederland richt zich met kwalitatieve opleidingstrajecten, certificering en validering van opleiding en werkervaring op de ontwikkeling en

Nadere informatie

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo - Algemene daling in aantal mbo-studenten. Deze daling wordt grotendeels veroorzaakt door de afname van het aantal leerwerkplekken. - Vooral

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014

Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 2014 Resultaten Conjunctuurenquete 1e helft 214 Willemstad, Maart 214 Inleiding In juni 214 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) de bedrijven benaderd met vragenlijsten op Curaçao. Doel van deze

Nadere informatie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie

1.4 Factoren die bepalend zijn voor reële convergentie Productiviteit, concurrentiekracht en economische ontwikkeling Concurrentiekracht wordt vaak beschouwd als een indicatie voor succes of mislukking van economisch beleid. Letterlijk verwijst het begrip

Nadere informatie

Education at a Glance 2010: OECD Indicators. Education at a Glance 2010: OESO indicatoren. Summary in Dutch. Samenvatting in het Nederlands

Education at a Glance 2010: OECD Indicators. Education at a Glance 2010: OESO indicatoren. Summary in Dutch. Samenvatting in het Nederlands Education at a Glance 2010: OECD Indicators Summary in Dutch Education at a Glance 2010: OESO indicatoren Samenvatting in het Nederlands Binnen de OESO landen zijn overheden op zoek naar beleid om onderwijs

Nadere informatie

SCHOLING IN CAO-AFSPRAKEN

SCHOLING IN CAO-AFSPRAKEN AMSTERDAMS INSTITUUT VOOR ARBEIDSSTUDIES UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM SCHOLING IN CAO-AFSPRAKEN Onderzoek op basis van de Loonwijzer Kea Tijdens, AIAS, Universiteit van Amsterdam Maarten van Klaveren, STZ

Nadere informatie

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Gelderland

Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Gelderland Arbeidsmarkt Metaalbewerking 2004 Regio Gelderland Overview Hieronder wordt ingegaan op een aantal arbeidsmarktaspecten in de regio Gelderland, die op basis van de resultaten van het huidige monitoronderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 400 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2013 Nr. 154 BRIEF

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

ICT, kennis en economie 2012 Statistische bijlage

ICT, kennis en economie 2012 Statistische bijlage ICT, kennis en economie 2012 Statistische bijlage Deze bijlage bevat enkele tabellen met aanvullend cijfermateriaal behorend bij de publicatie ICT, kennis en economie 2012. De tabellen zijn per hoofdstuk

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Leven Lang Ontwikkelen. Erwin Pierik/ Rini Romme april 2017

Leven Lang Ontwikkelen. Erwin Pierik/ Rini Romme april 2017 Leven Lang Ontwikkelen Erwin Pierik/ Rini Romme april 2017 Diverse relevante trajecten Tweede Kamer: hoorzitting LLL OCW vraagt SBB certificaten aan te reiken. SER adviezen beroepsonderwijs en post- initieel

Nadere informatie

De werknemers van de toekomst werken straks al bij u

De werknemers van de toekomst werken straks al bij u De werknemers van de toekomst werken straks al bij u U kunt er vast over meepraten: goed personeel is schaars. En die krapte op de arbeidsmarkt zal de komende jaren alleen maar verder toenemen. Daarom

Nadere informatie

Instroomreglement BPV. Uitgangspunten

Instroomreglement BPV. Uitgangspunten Instroomreglement BPV Uitgangspunten OTIB kent een viertal reglementen, die voorzien in een tegemoetkoming voor het aan een werknemer beschikbaar stellen van een beroepspraktijkvormingsplaats of een praktijkplaats.

Nadere informatie

Post-initieel onderwijs: jaarcijfers en ontwikkeling van de deelname

Post-initieel onderwijs: jaarcijfers en ontwikkeling van de deelname Post-initieel onderwijs: jaarcijfers en ontwikkeling van de deelname Max van Herpen In 22 werden in totaal 4,6 miljoen cursussen of opleidingen gevolgd die niet tot het reguliere voltijd onderwijs behoren.

Nadere informatie

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag Welkom, blij dat u er bent. Uit het feit dat u met zovelen bent gekomen maak

Nadere informatie

Openbare raadpleging over de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU

Openbare raadpleging over de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU Openbare raadpleging over de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU Velden met een zijn verplicht. I. Gezinsuitkeringen CONTEXT: Gezinsuitkeringen worden over het algemeen uit de belastingen gefinancierd

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders

De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders De verdeling van arbeid en zorg tussen vaders en moeders Marjolein Korvorst en Tanja Traag Het krijgen van kinderen dwingt ouders keuzes te maken over de combinatie van arbeid en zorg. In de meeste gezinnen

Nadere informatie

Vacatures in de industrie 1

Vacatures in de industrie 1 Vacatures in de industrie 1 Martje Roessingh 2 De laatste jaren is het aantal vacatures sterk toegenomen. Daarentegen is in de periode 1995-2000 het aantal geregistreerde werklozen grofweg gehalveerd.

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Ouderschapsverlof. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ouderschapsverlof Ingrid Beckers en Clemens Siermann Ruim een kwart van de werknemers in Nederland die in 24 recht hadden op ouderschapsverlof, hebben daarvan gebruik gemaakt. nemen veel vaker ouderschapsverlof

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

REGLEMENT TEGEMOETKOMINGEN Instroom vanaf 1 augustus 2012 tot 1 september 2015

REGLEMENT TEGEMOETKOMINGEN Instroom vanaf 1 augustus 2012 tot 1 september 2015 REGLEMENT TEGEMOETKOMINGEN Instroom vanaf 1 augustus 2012 tot 1 september 2015 (versie 1 november 2015) Inhoudsopgave Artikel 1 Definities... 2 Artikel 2 Voorwaarden... 2 Artikel 3 Subsidie... 3 Artikel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1188 Vragen van het lid

Nadere informatie