UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2013-2014"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar CLOSTRIDIUM DIFFICILE INFECTIES BIJ PAARDEN Door Cedric BOCQUE Promotoren: Drs. Sofie Geeraerts Literatuurstudie in het kader Prof. Dr. Ir. Filip Van Immerseel van de Masterproef 2014 Cedric Bocqué

2 Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

3 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar CLOSTRIDIUM DIFFICILE INFECTIES BIJ PAARDEN Door Cedric BOCQUE Promotoren: Drs. Sofie Geeraerts Literatuurstudie in het kader Prof. Dr. Ir. Filip Van Immerseel van de Masterproef 2014 Cedric Bocqué

4 VOORWOORD Graag zou ik iedereen willen bedanken die direct of indirect heeft bijgedragen tot het tot stand komen van deze literatuurstudie. Bij deze wil ik mij ook verontschuldigen ten opzichte van degenen die ik vergeet te vermelden in dit dankwoord. Vooreerst gaat mijn bijzondere dank uit naar de Faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Gent, en meer bepaald naar mijn promotor Drs. Sofie Geeraerts en mijn copromotor Professor Filip van Immerseel. Graag wil ik hen bedanken om steeds begripvol te luisteren naar mijn vragen, mij in de juiste richting te sturen daar waar het nodig was, kortom, om mij te begeleiden bij het schrijven van deze literatuurstudie. Dan wens ik ook mijn ouders te bedanken voor hun onvoorwaardelijke steun. Ze staan steeds voor me klaar en bieden een luisterend oor wanneer ik het nodig heb. Ze hebben het mogelijk gemaakt voor mij deze studie diergeneeskunde aan te vatten en verder te zetten. Ze zorgen ervoor dat ik de kans krijg mijn ambities waar te maken en mijn dromen na te jagen.

5 SAMENVATTING... 1 INLEIDING Wat is Clostridium difficile? Pathogenese Aanslaan van de infectie Toxines Andere virulentiefactoren Diagnose Epidemiologie Kliniek Algemene klinische symptomen Macroscopische letsels Microscopische letsels Immuniteit Immuniteit bij de mens Immunoglobuline A Immunoglobuline M Immunoglobuline G Immuniteit bij het paard Predisponerende factoren Antibiotica gebruik Voorgeschiedenis van hospitalisatie Koliekoperatie Anti-ulcer medicatie Colitis X & differentiaal diagnose Behandeling Behandeling bij de mens Behandeling bij het paard Algemene ondersteunende maatregelen Antibiotica Probiotica Preventie Handhygiëne Rechtstreeks contact Maatregelingen ten opzichte van de omgeving: zuiverheid en ontsmetting Restrictie van antibiotica gebruik Gebruik van probiotica Vaccinatie Stress BESPREKING REFERENTIELIJST... 24

6 SAMENVATTING Clostridium difficile is een belangrijke darmbacterie die vele diersoorten en de mens kan infecteren. C. difficile sporen kunnen maanden tot jaren overleven in de omgeving, wat uiterst belangrijk is voor hun voortbestaan. Wanneer de sporen worden opgenomen, zullen deze ontkiemen in het maagdarmstelsel waar ze hun toxines produceren. De essentiële virulentiefactoren zijn het toxine A en toxine B die de grootste schade aanrichten met als resultaat celdood en aantasting van de darmmucosae. De ontstekingsreactie die hierdoor ontstaat versterkt deze schade. Diarree is het voornaamste symptoom, naast hyperemische mucosae, een verlengde capillaire vullingstijd, koorts, tachycardie, tachypnee, dehydratatie, abdominale distentie en koliek. De ziektesymptomen zijn niet pathognomonisch voor Clostridium difficile associated disease (CDAD), de infectie kan een acuut verloop hebben met soms sterfte tot gevolg. Er is een duidelijk leeftijdsgebonden aspect in de plaats van de veroorzaakte letsels. Bij jonge veulens is de schade vooral gelokaliseerd in de dunne darm, bij oudere veulens en volwassen paarden vooral in de dikke darm. Verschillende antibiotica tasten de microbiota van de darm aan, zodat de bacterie gemakkelijk kan aanslaan. De preventie van C. difficile infecties is vooral gericht op het correct gebruik van antibiotica en het extra hygiënisch te werk gaan in dierenklinieken, aangezien de sporen lang overleven in de omgeving en moeilijk te neutraliseren zijn. Als eerste keuze voor de behandeling van C. difficile geassocieerde diarree wordt metronidazole aangeraden samen met algemeen ondersteunende therapie. 1

7 INLEIDING Sinds de opkomst van breedspectrum antibiotica is de hiermee geassocieerde colitis opvallend en problematisch. In 1977 rapporteerden Larson et al. dat fecesstalen van zieke patiënten een toxine bevatten dat cytopathische veranderingen teweeg bracht in de darmmucosacellen. Binnen het jaar vond men dat C. difficile de bron was van het toxine. In de humane geneeskunde neemt men aan dat de C. difficile infectie de oorzaak is van alle pseudomembraneuze colitiden en de belangrijkste pathogeen verantwoordelijk voor de met antibiotica geassocieerde colitis. Pas enkele jaren later werd deze bacterie bij het paard geïsoleerd (Ehrich et al., 1984). Clostridium difficile is een gram-positieve obligaat anaerobe sporenvormende staafbacterie (Hall en O Toole, 1935). Het verband tussen het voorkomen van C. difficile en het gebruik van bepaalde antibiotica en hospitalisatie wordt in verschillende studies aangetoond (Baverud et al., 1997). Naast de behandeling is de preventie van de Clostridium difficile infecties zeer belangrijk om het probleem in te dijken (Cohen et al., 2010). 2

8 1. WAT IS CLOSTRIDIUM DIFFICILE? Clostridium difficile is een Gram-positieve, obligaat anaerobe, sporenvormende staafbacterie. De bacterie werd in 1935 Bacillus difficilis genoemd, omdat ze zo moeilijk te isoleren was en een zeer trage groei in cultuur vertoonde (Hall en O Toole, 1935). De bacterie vormt sporen die niet alleen hitteresistent zijn, maar ook gedurende maanden en jaren kunnen overleven in de omgeving (Borriello, 1998). In de jaren 1960 en 1970 werd door het gebruik van breedspectrum antibiotica de hiermee geassocieerde pseudomembraneuze colitis een zeer ernstig klinisch probleem. Later werd de bacterie geclassificeerd onder het genus Clostridium, omdat het een anaerobe endospore-vormende en gram-positieve bacterie is (Brazier en Borriello, 2000). De taxonomische indeling is als volgt: het domein is bacterie, het phylum Firmicutes, de klasse Clostridia, de orde Clostridiales, de familie Clostridiaceae en het genus is Clostridium (Garrity, 2002). Clostridium difficile werd voor het eerst geïsoleerd bij paarden in een studie omtrent Potamic Horse Fever in 1984 (Ehrich et al., 1984). 2. PATHOGENESE Aangezien er geen studies specifiek voor paarden beschikbaar zijn zal de algemene pathogenese worden besproken zoals beschreven bij de mens. Ook al zijn de specifieke details omtrent de pathogenese bij het paard niet gekend, wordt er toch verwacht dat de algemene pathogenese gelijkaardig is bij de verschillende diersoorten (Keel en Songer, 2006) AANSLAAN VAN DE INFECTIE Figuur 1: Pathogenese (uit Kelly en LaMont (1998) Het tot stand komen van een infectie is altijd het resultaat van een complexe reeks interacties tussen het pathogeen en de gastheer. Een eerste verdedigingsmechanisme van het lichaam is het maagzuur. Een infectie begint met de inname van de sporen langs orale weg. Wanneer deze weerstandige 3

9 sporen in de maag komen, gaat de zure ph het aantal sporen reduceren en een deel van de toxines inactiveren (Krishna et al., 1996; Borriello, 1998). Een gedeelte van de sporen zal echter overleven en kan ontkiemen in de darm. De bacteriën begeven zich dan van het lumen naar de mucosae. Daar worden de toxines lokaal geproduceerd en tasten ze de cel-cel tight junctions aan, bijgestaan door andere enzymes (Diab, 2013). De normale darmflora is het meest belangrijke verdedigingsmechanisme tegen een C. difficile infectie. Dit beschermend effect van de normale microflora wordt kolonisatieresistentie genoemd (Borriello, 1998). Men neemt immers aan dat een gezonde darmmicrobiota weerstand biedt door enerzijds fysieke inhibitie van pathogeenadhesie op de mucosa, zodat de bacterie niet kan koloniseren en dus geen toxines kan produceren en anderzijds ook door het stimuleren van het mucosale immuunsysteem (Masmanian et al., 2005). Een C. difficile infectie kan gemakkelijk aanslaan tijdens of na antibioticagebruik, omdat antibiotica juist de normale darmflora verstoren en verzwakken (Fig. 1), (Weese et al., 2006). Wanneer een patiënt onder antibioticatherapie blootgesteld wordt aan C. difficile kunnen de sporen zich ontwikkelen en de bacteriën zich vermenigvuldigen (Diab, 2013). Niet alleen antibiotica dragen bij tot het aanslaan van een C. difficile infectie (Borriello et al., 1986). Bij de mens ziet men ook dat bij ouderen de kolonisatieresistentie afneemt wegens het waarschijnlijk minder alert reageren van het immuunsysteem. Een ander aspect is het voorkomen van C. difficile kolonisatie bij pasgeborenen. Deze kolonisaties zijn veel voorkomend, maar altijd asymptomatisch, ondanks fecale cytotoxineconcentraties die bij volwassenen zware colitis zouden veroorzaken. Onderzoek in de ziekenhuisafdelingen neonatologie toont aan dat meer dan 50% van de gezonde pasgeborenen transiënte kolonies van toxicogene C. difficile stammen vertonen. Een mogelijke verklaring is dat zij de complexe darmflora nog moeten opbouwen die C. difficile kan tegenhouden. Men denkt dat deze neonati geen colitis ontwikkelen en dus resistent zijn aan C. difficile toxines, omdat de toxinereceptoren op de enterocyten nog immatuur zijn. De toxines kunnen bijgevolg niet met de receptoren binden, waardoor ze hun vernietigende werking niet kunnen uitoefenen. Na het eerste levensjaar lijken de receptoren voldoende ontwikkeld, want vanaf dan worden kinderen wel degelijk gevoelig aan een C. difficile (Tabaqchali en Jumaa, 1995). Baverud et al. beschrijft een gelijkaardige situatie bij paarden. Bij de pasgeboren asymptomatische veulens waren 30% positief voor C. difficile (reservoir). Bij veulens tussen 1 maand en 6 maand oud vond men geen C. difficile meer. Algemeen is het voorkomen van C. difficile bij jonge veulens niet gelinkt aan ziekte (Baverud et al., 2003). 4

10 2.2. TOXINES Figuur 2: Pathogenese van Clostridium difficile associated diasease (CDAD) (naar Keel en Songer, 2006) De voornaamste virulentiefactoren van C. difficile zijn toxine A (TcdA) en toxine B (TcdB) (Hundersberger et al., 1997). TcdA is een potent enterotoxine (Taylor et al., 1981). TcdB is een potent cytotoxine in vitro, maar heeft een beperkte acitiviteit in vivo, tenzij er al schade is aan het epitheel (Lyerly et al., 1985). Beide toxines werken dus synergistisch. Zo zorgt toxine A vooral voor mucosaschade, zodat ook toxine B kan aanslaan (Lima et al, 1988). Algemeen wordt aangenomen dat het toxine A cruciaal is bij het tot stand komen van CDAD. Toch zijn er enkele gevallen beschreven van letsels in afwezigheid van toxine A, waar wel toxine B aanwezig was (Van den Berg et al., 2004). Bij de in vitro proeven van Riegler et al. (1995) bracht het toxine B zelfs meer schade aan. Er zijn nog andere auteurs van mening dat toxine B meer potent is (Baverud, 2011). Beide toxines zijn dus van belang. Er zijn gelijkenissen en verschillen tussen beide toxines. De aminoterminus heeft pas een functie binnen het cytoplasma van de doelwitcel in de darm en de werking lijkt gelijkaardig te zijn voor beide toxines. De carboxyterminus verschilt wel duidelijk (Krivan et al., 1986). Aan de buitenzijde van de epitheelcellen van de darm bevinden zich carbohydraatreceptoren voor toxine A (Fig. 2, nr. 1). Een receptor voor het toxine B is nog niet aangetoond. Maar aangezien dit toxine B pas kan inwerken als de mucosa van de darm reeds beschadigd is, wordt er verondersteld dat deze receptoren aan de basolaterale zijde van de epitheelcellen liggen (Fig.2, nr.2). Op deze manier kan toxine B niet inwerken op een intacte 5

11 mucosa. Nadat toxine A met zijn carboxyterminus gebonden heeft aan de receptor op de doelwitcel, zal het door middel van endocytose opgenomen worden in de cel en versmelten met lysosomen (Fig. 2, nr.3) (Frisch et al., 2003). In een volgende stap gaan de endolysosomen verzuren zodat het toxine conformationele veranderingen ondergaat. Op deze manier wordt het toxine geactiveerd, kan het ontsnappen en zich vrij bewegen in het cytoplasma van de doelwitcel (Fig. 2, nr. 4) (Qa Dan et al., 2000). Hier gaat het toxine onder andere Rho, een GTPase, deactiveren door middel van monoglucosylatie (Fig. 2, nr. 5) (Genth et al., 1999). Deze stap is essentieel in de werking van de toxines. De GTPases die worden gedeactiveerd verhinderen normaal de signaaloverdracht van moleculen geassocieerd met apoptose, behoud van de actinefilamenten in het cytosol en de cytoskeletarchitectuur. Als Rho gedeactiveerd wordt zullen deze actinefilamenten loslaten, de cel-cel adhesies verloren gaan en het contact tussen de cellen verdwijnt (Fig. 2, nr. 7). Hierdoor zal de permeabiliteit van de mucosae verhogen en worden de cellen ronder met celdood tot gevolg. De ontsteking die dit proces in gang brengt zal voor de verdere beschadiging van de weefsels zorgen (Fig. 2, nr. 8) (Pothoulakis et al., 2001; Kelly et al., 1998). Er is nog een derde toxine beschreven dat echter niet door alle stammen geproduceerd wordt. Dit is het actine-specifieke ADP-ribosyltransferase of afgekort CDT. Het is een tweedelig toxine dat gevormd wordt door twee verschillende polypeptides CDTa en CDTb. CDTb bindt aan een receptor op het celoppervlak en zorgt voor een verplaatsing van de enzymatische component CDTa. Eens in het cytosol van de doelwitcel zal het CDTa de ADP-ribosylatie van actine in gang zetten. Dit zorgt voor een polymerisatie van de actinefilamenten met loslating van het cytoskelet. De actinefilamenten vormen een onderdeel van het cytoskelet en liggen meestal tegen de celmembraan. Ze dienen voor de vorm en beweeglijkheid van de cel. (Perelle et al., 1997). Naast deze 3 toxines zijn er nog 3 onstabiele enterotoxische proteïnes beschreven. Deze zouden veranderingen in elektrische potentialen veroorzaken, maar zijn nog niet voldoende bestudeerd (Banno, 1984; Borriello,1998) ANDERE VIRULENTIEFACTOREN Adhesie aan weefsels van de gastheer is belangrijk voor de virulentie van vele pathogenen. In een hamstermodel werd aangetoond dat een meer virulente stam betere adhesie vertoont dan minder virulente stammen. Een andere bevinding van dezelfde studie was dat na een simultane toediening van zowel toxine A en een niet virulente stam van C. difficile, deze stam een even grote adhesie vertoonde als een meer virulente stam. Dit doet vermoeden dat de adhesie mogelijk wordt gemaakt door de schade die het toxine A aanbrengt ofwel dat toxine A zelf rechtstreeks betrokken is bij de binding in de darm (Borriello, 1988). Er zijn stammen beschreven die flagellen bezitten (Eveillard et al., 1993; Borriello,1998). Deze geven de bacterie de mogelijkheid zich van het lumen naar de mucosae te begeven en vergroten zo de kans op aanhechting aan hun receptoren. De graad van chemotaxis is positief gecorreleerd aan de virulentie van de stam. Er is aangetoond dat de 6

12 darmmucosa hier als chemoattractant werkt voor C. difficile bij zowel mens als dier (Borriello et al., 1995). Het bestaan van hydrolytische enzymes werd enkele malen beschreven. De meeste stammen produceren hyaluronidase, chondroitine-4-sufaat en heparinase. Collagenases werden ook aangetoond bij erg virulente stammen. Het is mogelijk dat deze enzymes bijdragen tot de pathologie door weefsels te beschadigen. Het is ook waarschijnlijk dat de bacterie hier een nutritioneel voordeel uithaalt. C. difficile verbruikt namelijk N-acetylglucosamine, wat een eindproduct is van de hydrolyse van hyaluronzuur (Wilson et al., 1988; Borriello,1998). 3. DIAGNOSE Voor de diagnose van C. difficile is men alert bij paarden met een voorgeschiedenis van antibioticagebruik en een eerdere hospitalisatie (maar dit zijn geen absolute vereisten voor infectie). Verder baseert men zich op de klinische tekens, de micro- en macroscopische afwijkingen en labotesten (Diab et al., 2013). Aldus spelen zowel clinici als microbiologen een rol in het stellen van de diagnose. Bij het uitvoeren van labotesten moet er in het achterhoofd gehouden worden dat de isolatie van Clostridium difficile niet noodzakelijk een bewijs is voor infectie, aangezien er ook asymptomatische dragers voorkomen (Baverud et al., 2004; Gustafsson et al., 2004). Bovendien zijn er niet-toxische stammen bekend. (Blake et al., 2004). Eerst en vooral dient men ervoor te zorgen dat de meststalen in optimale omstandigheden het labo bereiken. Dit kan door het meststaal op een anaeroob transportmedium te vervoeren. Om overgroei van andere bacteriën te voorkomen en om de C. difficile bacteriën zo lang mogelijk in leven te houden, moet het staal gekoeld worden en zo snel mogelijk zijn bestemming bereiken, liefst binnen de 24 uur (Weese et al., 2000). Brazier en Borriello (2000) merkten op dat de bacteriën nog maanden kunnen overleven in zowel fecesstalen ingevroren op -70 C als in stalen bewaard op 4 C. Ook in de studies van Baverud overleefde de bacterie 4 jaar bij bewaring op -20 C (Baverud et al., 2003). Op kamertemperatuur echter denatureert het toxine al snel; na 48 uur meet men al een 100 keer lagere cytotoxine titer (Bowman en Riley, 1986). Aangezien men net de toxines wil opsporen, is het zeer belangrijk dat deze toxines niet gedenatureerd zijn bij aankomst in het labo. Als het staal niet onmiddellijk naar het labo kan, dient de mest dus best gekoeld tot 4 C of ingevroren te worden. Er zijn verschillende labotesten voorhanden om C. difficile ofwel zijn toxines op te sporen (Kufelnicka et al., 2011). In de diergeneeskunde worden dezelfde testen gebruikt als in de humane geneeskunde (Baverud et al., 2011). -Polymerase Chain Reaction (PCR): spoort de genen van toxine A of B op in een stoelgangsstaal. De test geeft echter geen informatie over de expressie van de genen (Baverud et al., 2011). Een nieuwere methode waarbij tijdens de PCR het DNA al kan worden aangetoond is de real-time-pcr -methode. Aldus verkrijgt men een zeer snel resultaat. Een ander voordeel van de PCR is zijn hoge gevoeligheid (LaMont, 2014). 7

13 -Enzyme linked immunosorbent assay (ELISA): spoort een antigen op, vb toxine A of B of het glutamaat dehydrogenase antigen (GDH). Deze test is gebaseerd op de binding tussen antigen en antistof. Wanneer een antigen en een antistof binden met elkaar, kan dit gevisualiseerd worden dankzij de toevoeging van een enzyme zoals peroxidase. ELISA op het glutamaat dehydrogenase antigen (GDH) GDH is een enzyme dat geproduceerd wordt door alle C. difficile stammen, maar ook door sommige andere bacteriën. Daarom moeten alle positieve GDH antigen tests gecombineerd worden met een toxine test, om te beoordelen of het al dan niet om een C. difficile infectie gaat. Deze test kan ook geen onderscheid maken tussen toxische en niet toxische stammen. Daarom kan men ze alleen gebruiken als basisscreening. Voordeel is dat de test binnen het uur resultaat geeft en niet duur is (Cohen et al., 2010). Deze test wordt vaak gebruikt als deel van een algoritme, omdat deze manier van werken kostenbesparend is, alhoewel meer tijdrovend (LaMont, 2013). Veelgebruikt is het 3-stapsalgoritme dat begint met een ELISA op GDH. Wanneer de test negatief is, kan men aannemen dat er geen C. difficile aanwezig is. Is de test positief, voert men een ELISA toxine test uit. Als het resultaat positief is, weet men dat het om C. difficile toxines gaat. Als de test negatief is, voert men een toxine B PCR test uit (Achleitner, 2013). ELISA op toxine A en B Pluspunten aan deze test zijn de hoge specificiteit (99%) en het snelle testresultaat. Daarnaast is de test ook gemakkelijk uit te voeren en zijn er goedkope testkits beschikbaar (Cohen et al., 2000). Het nadeel is echter dat er vals negatieve resultaten kunnen voorkomen. Toxines blijven namelijk niet stabiel als de stalen niet in correcte omstandigheden bewaard worden. Voor deze test moet de toxineconcentratie 100 tot 1000 pg zijn om positief te testen (Bartlett et al., 2002). -Celcultuur cytotoxine assay: spoort toxines op Men voegt meststalen toe aan een cultuur van fibroblasten. Als er toxines aanwezig zijn merkt men een cytotoxisch effect met rondere vorm van de fibroblasten. De uitslag is ofwel positief ofwel negatief. De test heeft zowel een hoge sensitiviteit als een hoge specificiteit. Ze is nogal duur, technisch complex en kan 2 tot 3 dagen in beslag nemen. Ze kan vals negatief zijn als de toxines geïnactiveerd zijn tijdens het transport. Toch is deze test de gouden standaard test (LaMont, 2014). -Selectieve anaerobe cultuur: spoort de bacterie zelf op. Dit is de meest gevoelige test, maar ze kan geen onderscheid maken tussen toxineproducerende en niet-toxineproducerende stammen. De test is ook te traag (duurt 2 tot 5 dagen) en te arbeidsintensief voor klinisch gebruik (Blossom et al., 2007). 8

14 Welke test kiezen? In tegenstelling tot diarree met een andere etiologie (bv Salmonella), kiest men bij vermoeden van C. difficile niet voor een stoelgangcultuur. Deze test wordt alleen in epidemiologische studies gebruikt (McFarland et al., 1989). Men gaat niet de bacterie, maar de toxines A of B opsporen bij paarden met symptomen. De gouden standaard is de celcultuur cytotoxine assay, zowel bij humane infecties (LaMont, 2014) als in de veterinaire geneeskunde (Baverud, 2011). Deze test wordt geprezen wegens zijn hoge specificiteit en hoge sensitiviteit. Men gaat vooral toxine B opsporen, omdat toxine B potenter zou zijn dan toxine A (Baverud et al., 2011). Wegens de traagheid en de kostprijs van de cytotoxine test doet Baverud toch vaak beroep op de toxine ELISA s, die zeer specifiek zijn (99%), maar wel minder gevoelig (70-90%). Ze zijn sneller en goedkoop (Baverud et al., 2011). In tegenstelling tot de visie van Baverud kiest LaMont voor de PCR-test. Die kan gebruikt worden als enkelvoudige test ofwel als deel van een algoritme zoals eerder aangehaald. Als randopmerking kan nog vermeld worden dat er soms toxines gevonden worden, maar de bacterie zelf niet. Dit kan doordat de bacterie niet goed overleeft in aeroob milieu. Omgekeerd vindt men soms wel de bacterie, maar geen toxines. Dit komt voor in gevallen waar de bacterie tot een bepaalde stam behoort die geen toxines produceert en zo aanwezig is in gezonde dragers (Weese et al.,2000). 4. EPIDEMIOLOGIE Over het voorkomen van de bacterie zijn tot op heden onvoldoende gegevens verzameld om een duidelijk beeld te scheppen. In verschillende studies die in verschillende landen werden uitgevoerd, leest men totaal verschillende percentages. Het is moeilijk verschillende studies te vergelijken, omdat er vaak een verschil is in methode van staalname, leeftijd van de dieren en predisponerende factoren (Medina-Torres et al., 2011). Baverud et al. konden in 2001 in een grootschalig onderzoek in 45% C. difficile associëren met acute colitis na antibioticatherapie, waarvan 80% tijdens of na een kliniekbezoek. Een ander rapport beschrijft 29% C. difficile positieve veulens onder de twee weken oud, 0,6% bij asymptomatische veulens ouder dan 14 dagen en 44% positief getest bij veulens zonder diarree, maar behandeld met antibiotica (Baverud et al., 2003). Diab et al. (2013) onderzocht gezonde renpaarden en deze testten allemaal negatief voor C. difficile. Een studie van Medina-torres et al. in 2010 toonde echter een prevalentie van 7.0% voor C. difficile bij gezonde paarden. Bij gezonde renpaarden in training waren 7,59% van de stalen positief, bij fokmerries en hun veulens in fokkerijen 5,83% en bij paarden in klinieken slechts 4,88%. Er werd geen significant verschil gevonden tussen beide geslachten en tussen renpaarden, fokmerries of veulens. Alhoewel het niet verrassend is om toch C. difficile te identificeren bij gezonde paarden is de hier gerapporteerde prevalentie hoger dan voordien werd gerapporteerd. Het is misschien mogelijk dat verfijning in cultuurmedia en cultuurtechnieken een rol speelden. 9

15 Ook Ossiprandi publiceerde in 2009 dat C. difficile gevonden werd in faeces van gezonde paarden. Deze dieren zouden dan ook een belangrijke rol kunnen spelen als reservoir. Schoster voerde in 2012 een studie uit die nieuwe informatie verschaft over de aanwezigheid en distributie van Clostridium difficile doorheen het gastrointestinaalstelsel bij gezonde paarden. Ook het al dan niet representatief zijn van fecesstalen voor een kolonisatie in de proximale delen van de darm werd bestudeerd. Clostridium difficile wordt meestal wel geassocieerd met letsels in de dikke darm, maar er zijn ook casussen beschreven met dunne darmenteritis. De studie werd uitgevoerd op gezonde paarden binnen de 4 uur na euthanasie. De resultaten waren als volgt: 6.7% positief in het duodenum, 6.7% in het jejunum, 6.7% in het ileum, 27% in het rechter dorsale colon, 13.3% in de rest van het colon en 33% in het rectum/faeces. Bij 38% was er een positieve isolatie van een proximaal deel van de darm, maar waren de rectale stalen negatief. Bij 38% testte zowel het rectum als een meer proximaal deel van de darm positief. En bij 25% van de paarden was het rectum de enige plaats waar positieve stalen genomen werden. Beperkende factoren hier zijn het lage aantal bestudeerde paarden en het gegeven dat enkele paarden van het zelfde bedrijf kwamen. Dit onderzoek verschaft ons nuttige informatie over de verdeling doorheen de verschillende delen van het gastrointestinaalstelsel. Verder kan er niet met zekerheid gesteld worden dat de bacterie hier echt koloniseerde of gewoon op doorreis was doorheen het darmstelsel. Maar er kan wel geconcludeerd worden dat de bacterie aangepast is om in elk deel van het darmstelsel te overleven en waarschijnlijk ook te prolifereren. Een tweede conclusie uit deze studie is dat messtalen representatief zijn voor de aanwezigheid van C. difficile in de proximale delen van de darmen (63%) (Schoster et al., 2012). 5. KLINIEK 5.1. ALGEMENE KLINISCHE SYMPTOMEN Zoals bij vele pathogenen zijn de klinische symptomen zeer variabel en hangen ze in grote mate af van het individuele dier en zijn algemene toestand en voorgeschiedenis. De ziekte wordt omschreven als Clostridium Difficile Associated Disease (CDAD). Het klinische beeld van CDAD is wisselend in ernst en de symptomen zijn niet pathognomonisch voor de ziekte. Algemeen kan gesteld worden dat diarree het belangrijkste symptoom is. Dit kan samen voorkomen met hyperemische mucosae, verlengde capillaire vullingstijd, koorts, tachycardie, tachypnee, dehydratatie, abdominale distentie en koliek en eventueel sterfte (Weese et al., 2006). De klinische symptomen zijn zo goed als niet te differentiëren van andere oorzaken van acute diarree. Er is in de meeste gevallen koorts in het vroege stadium van de ziekte. Zoals bij de meeste gevallen van diarree is er ook hyponatremie en hypochloremie. Soms kan er azotemie zijn gepaard met een toxemie. Vaak is het aantal neutrofielen in het bloed laag, maar dit is ook niet specifiek voor een Clostridium difficile infectie (Divers. et al., 2002). Het sterftecijfer wisselt naargelang de studie tussen 0% en 42% (Weese et al., 2001 en 2006) De plaats van de letsels is duidelijk leeftijdsgebonden. Bij veulens jonger dan 1 maand oud is vooral de dunne darm aangetast en soms ook het colon en het cecum (Fig. 3). Bij oudere veulens is bijna uitsluitend het colon aangetast. Bij paarden van meer dan een jaar oud wordt vooral het colon, en dan vooral het colon ascendens, aangetast, evenals het cecum. De oorzaak van deze specifieke 10

16 lokalisaties is niet exact gekend (Diab et al, 2013, Baverud et al, 1997). Bij veulens gaat de infectie gepaard met een hoge graad van mortaliteit, zelfs na intensieve behandeling (Jones et al, 1993). Figuur 3: Lokalisatie Clostridium difficile ( uit Keel and Songer, 2006) Een mogelijke verklaring voor de leeftijdsgebonden verschillen in lokalisatie van de letsels is mogelijk een andere distributie of densiteit van de toxinereceptoren in het gastro-intestinaal stelsel. Daarnaast kan ook de plaats waar de bacterie zich het beste kan vermenigvuldigen en dus meer toxine produceren een belangrijke rol spelen (Bartlett et al., 1978) MACROSCOPISCHE LETSELS Macroscopisch zien we multifocale bloedingen of een diffuse donkere serosale oppervlakte door stuwing en bloedingen. De dunne darmwand is al dan niet verdikt. De mucosa heeft een rood uitzicht. De dikke darmwand is meestal duidelijk verdikt door helder of bloederig submucosaal oedeem. De mucosakleur varieert hier van lichtgroen tot donkerrood. Ook werden hier multifocale ulcera beschreven. De mucosa is soms bedekt met een gele tot groene pseudomembraan. De darminhoud bij paarden en veulens van meer dan een maand oud kan zowel een bruine tot rode onwelriekende dense vloeistof bevatten als een meer groene waterige vloeistof. Bij pasgeboren veulens is de inhoud een meer geelachtige, lichtbruine of rode stinkende dense vloeistof (Diab et al., 2013) MICROSCOPISCHE LETSELS Microscopisch kan er een necrotiserende of necrohemorrhagische enteritis, colitis en/of typhlitis voorkomen. Bij het veulen kan de dunne darm hemorrhagisch zijn met zware autolyse van de 11

17 weefsels. De letsels en ook de ernst hiervan verschillen van paard tot paard. Histologisch gezien kunnen er zowel in de dunne als de dikke darm letsels ontstaan gaande van mucosale necrose, mucosale en/of submucosale bloedingen, submucosaal oedeem, mucosale en/of submucosale stuwing, mucosale en/of submucosale infiltratie van neutrofielen en fibrinonecrotische pseudomembranen. Soms worden er nog gram-positieve staafjes Clostridium difficile op de oppervlakkige mucosa waargenomen. De coagulatieve necrose van de mucosa is vaak verspreid over de volledige dikte en is erosief of ulceratief. Dit kan gepaard gaan met een partiële of volledige loslating van het epitheel, soms met hypereosinofilie en meestal met een variabele graad van mucosale en/of submucosale bloeding, stuwing en oedeem (Fig. 4). Geregeld komt er een vasculaire trombose voor van de venules, arterioles en capillairen van de lamina propria en soms zelfs van de kleine arteriën en venen van de submucosa (Fig. 5). Soms is er een difterische pseudomembraan aanwezig op de necrotische mucosa. Deze membraan bestaat uit fibrine met celdebris, voedingsmateriaal en soms andere bacteriën. Er is een milde tot gevorderde mucosale en submucosale infiltratie van ontstekingscellen. We zien vooral fibrino-neutrofielen, en enkele plasmacellen, lymfocyten en macrofagen. Occasioneel zijn er clusters van korte en dikke grampositieve bacillen te zien in het lumen en/of op het oppervlakkig epitheel van de dunne en dikke darm (Diab et al., 2013). Bij biggen met CDAD komen er karakteristieke vulkaanlaesies voor met focale erosies van de colonmucosa met hierin fibrine en neutrofielen (Jubb et al., 2007). Deze worden slechts zelden gezien bij het paard, maar vasculitis met fibrinoide degeneratie van de bloedvaten werd beschreven (Perrin et al., 1993). Gedilateerde submucosale lymfevaten worden wel geregeld waargenomen. Gelijkaardige letsels werden waargenomen bij verschillende wetenschappers, maar minder getailleerd beschreven. (Diab et al., 2013, Jones et al., 1988, Perrin et al., 1993). Figuur 4: Diffuse submucosale oedeem met mucosale en submucosale hyperemie en milde mucosale bloeding in de dikke darm. Vergroting 20X (uit Diab et al., 2013). 12

18 Figuur 5: Mucoasale necrose, capillaire thrombose en mucosale stuwing van de dikke darm. Vergroting 20X (uit Diab et al., 2013) 6. IMMUNITEIT 6.1. IMMUNITEIT BIJ DE MENS Onderzoek bij de mens toont aan dat het immuunsysteem een belangrijke rol speelt in het proces van bescherming tegen CDI. Toch is over de werking van de immunoglobulines bij een C. difficile infectie nog niet alles geweten (Solomon, 2013) Immunoglobuline A Bepaalde immunoglobuline klassen zijn belangrijker dan andere voor de immuniteit tegen C. difficile. IgA speelt een cruciale rol in het mediëren van deze mucosale immuniteit en biedt een bepaalde graad van bescherming tegen de antigenen van C. difficile in het intestinaal lumen. Lage concentraties van IgA in de feces en een vermindering van IgA producerende cellen in het colon werden geassocieerd met CDI en weerkerende infecties (Johal et al., 2004; Solomon, 2013) Immunoglobuline M IgM is de eerste serum antistof die reageert op een infectie. Het is aangetoond dat patiënten die 3 dagen na het opkomen van diarree een hoge concentratie aan IgM in het serum bezitten tegen toxine A en toxine B, waarschijnlijk geen volgende episode van diarree zullen doormaken (Kyne et al. 2001; Solomon, 2013). Patiënten met een lage IgM respons 3 dagen na het opkomen van de diarree hebben een 25 maal hogere kans op recidief van de diarree (Drudy et al., 2004; Solomon, 2013) Immunoglobuline G Een hoge IgG respons tegen C. difficile toxines en hun oppervlakteproteines op het moment van de kolonisatie werkt beschermend tegen de ontwikkeling van CDI (Pechine et al., 2005; Solomon, 2013). 13

19 Serum IgG tegen toxine A en B zal hoger zijn op dag 12 na begin van de diarree bij patiënten met één enkele episode van diarree dan bij patiënten met recurrente diarree (Kyne et al., 2001; Solomon, 2013). Toch werd er geen specifieke IgG gevonden die beschermend is tegen een herhaalde infectie. Patiënten met serum-igg antilichamen tegen TcdA op het tijdstip van de sporenkolonisatie zullen meestal asymptomatisch blijven. Deze zonder IgG antilichamen zullen een hoger risico hebben om CDI te ontwikkelen (Drudy et al., 2004; Solomon, 2013) IMMUNITEIT BIJ HET PAARD Over de rol van het immuunsysteem bij een C. difficile infectie bij het paard is nog niet erg veel bekend. Interessante gegevens over immuniteit bij het paard vindt men in de studie van Artiushin et al. (2012). Men liet gekloonde E. coli een recombinant receptorbindend eiwitdomein van TcdA en TcdB maken, waarmee men drachtige merries subcutaan inspoot om ze prepartum te immuniseren. Men zag dat alle merries hierop specifieke antilichamen produceerden die de cytopathische activiteiten van de toxines blokkeerden. Zo zou een C. difficile infectie bij het veulen vermeden kunnen worden of in ernst verminderd. Op te merken is dat het IgA-gehalte veel lager was (30X) dan het IgG-gehalte en het veulen dus veel meer rekent op het IgG voor passieve darmprotectie tegen een C. difficile (Artiushin et al., 2012). 7. PREDISPONERENDE FACTOREN 7.1. ANTIBIOTICA GEBRUIK Zoals reeds voorheen vermeld spelen antibiotica een belangrijke rol in CDAD. Antibioticagebruik is de trigger die colonflora verstoort en verandert waardoor de kolonisatieresistentie vermindert en C. difficile in staat stelt zich massaal te ontwikkelen in de darm (Baverud et al., 1997) In zijn zoektocht naar een mogelijke verklaring voor het ontstaansmechanisme van C. difficile infecties bij paarden voerde Baverud twee opmerkelijke studies uit die hier even belicht worden. In één studie uit 1997 werden de paarden onderverdeeld in vier groepen afhankelijk van de aan- of afwezigheid van darmproblemen, het al dan niet behandeld zijn met bèta-lactamantibiotica (het meest gebruikte antibioticum in Zweden) en het eventuele verblijf in een kliniek. Enkel in de groep paarden met darmproblemen, die eerder behandeld werden met bèta-lactamantibiotica kon C. difficile geïsoleerd worden. Het merendeel (80%) van de paarden liep een C. difficile infectie op tijdens of na het verblijf in de kliniek. Men kan dus de dierenkliniek beschouwen als een reservoir van C. difficile, het betreft dus een nosocomiaal probleem. Het feit dat 2 van de 10 paarden thuis diarree vertoonden zonder enig hospitaalcontact suggereert dat er ook een extern reservoir (dragers) voor C. difficile bestaat. De tweede studie die aangehaald wordt is de studie over Clostridium geassocieerd met acute colitis bij merries wiens veulen behandeld werd met erythromycine en rifampicine voor Rhodococcus equi pneumonia (Baverud et al., 1998). Geen enkel veulen had gastrointestinale symptomen. Bij veulens behandeld met erythromycine plus rifampicine kon C. difficile geïsoleerd worden in 7 van de 16 gevallen, of de moeders colitis ontwikkelden of niet. Bij niet behandelde veulens vond men geen C. 14

20 difficile in de feces. Veulens behandeld met erythromycine plus rifampicine kunnen dus een reservoir zijn voor C. difficile. Veulens met hogere concentratie van erythromycine zijn vaker drager van C. difficile. Veulens met hogere fecale concentratie erythromycine hadden moeders die acute colitis ontwikkelden. Bij veulens met lage fecale concentratie aan erythromycine bleven de moeders gezond. Het is dus waarschijnlijk dat de accidentele inname door de moeders van erythromycine aanwezig in veulens (mond en faeces) of andere materialen met erythromycineresten (stal, drink- en eetbak) de intestinale flora van de merries uit evenwicht brengt en een acute colitis veroorzaakt waarbij C. difficile een belangrijke pathogene bacterie is. Excretie van C. difficile in feces van veulens komt voor bij veulens die behandeld werden met erythromycine in combinatie met rifampicine. Alle C. difficile stammen waren resistent aan erythromycine en rifampicine. Wanneer acute colitis ontstaat bij merries wiens veulens behandeld werden met erythromycine en rifampicine lijkt onderzoek naar C. difficile aangeraden. Naargelang de feces van de veulens meer erythromycine bevat is er een hogere kans op colitis bij de moeders. Men kan stellen dat erythromycine beschouwd wordt als een potentieel risicoantibioticum. Aangezien acute colitis bij merries als een ernstig probleem wordt ervaren in Zweden, hebben sommige dierenklinieken erythromycine vervangen door gentamycine (voor de behandeling van R. equi bij veulens), wat een verdwijnen van het probleem met zich meebracht. Aansluitend hierbij kan vermeld worden dat rifampicine niet gekend is als een antibioticum dat diarree verwekt en dus waarschijnlijk hier niet betrokken is (Prescot en Baggot, 1993). In de humane geneeskunde kan bijna elk antibioticum een C. difficile infectie veroorzaken, maar breedspectrum antibiotica zijn het meest gevreesd. Clindamycine veroorzaakt het meeste problemen, maar ook breedspectrum penicilline en cefalosporines kunnen een C. difficile infectie veroorzaken, omdat ze zo vaak gebruikt worden (Climo et al., 1998). Erythromycine, trimethoprim/sulfonamiden, bèta-lactamantibiotica en gentamycine worden in de literatuur beschreven als de gevaarlijkste antibiotica om een CDAD bij paarden te induceren. Voor trimethoprim/sulfonamiden en bèta-lactamantibiotica stelt men dat deze antibiotica ook het meest gebruikt worden bij paarden en is het individuele relatieve risico op CDAD moeilijk vast te stellen (Madewell et al., 1995; Baverud et al., 1997; Baverud et al., 2003). Interessant lijkt ook dat de behandeling met bèta-lactamantibiotica een overgroei van C. difficile in het colon teweegbrengt, ook al lijkt in vitro C. difficile hieraan gevoelig (Baverud et al., 2003). Waarschijnlijk is de concentratie van penicilline in het colon te laag om C. difficile groei te verhinderen en/of overleven de sporen de antibiotica behandeling. Zeker zo belangrijk is het feit dat de normale protectieve darmflora wordt vernietigd waardoor C. difficile in staat is te prolifereren en de ziekte te veroorzaken (Weese et al., 2000). Er werden nog studies gepubliceerd betreffende tetracycline (Andersson et al., 1971), lincomycine (Raesbeck et al., 1981) en erytromycine (Gustafson et al., 2004) die aantonen dat deze een acute colitis bij paarden kunnen induceren. 15

21 7.2. VOORGESCHIEDENIS VAN HOSPITALISATIE Zoals beschreven in 7.1, besluit Baverud in 1997 in zijn studie dat C. difficile een nosocomiaal probleem is, aangezien in deze studie 80% van de besmette paarden de C. difficile opliep tijdens of na het verblijf in de kliniek. Eenmaal de bacterie binnengebracht is in de kliniek kan ze er goed overleven en is deze moeilijk te verwijderen, wat de kans op een infectie van een volgend paard mogelijk maakt (Divers et al. 2002) KOLIEKOPERATIE Paarden die abdominale chirurgie hebben ondergaan, hebben een verhoogd risico om diarree of colitis te krijgen. Dit gegeven kan men op verschillende manieren verklaren. Er is al een probleem in de darmen met vaak ileus. Deze ileus wordt versterkt doordat het dier niet mag eten voor en na de operatie. Zo is er een tekort aan fermenteerbare vezels in de dikke darm en dit vermindert de productie van vluchtige vetzuren zodat er eventueel een overgroei van pathogene organismen, zoals Clostridium difficile, mogelijk wordt in de darmen. Bovendien krijgen de paarden die geopereerd werden antibiotica toegediend, wat zorgt voor een verstoring van de normale darmflora en van de normale hoeveelheid vluchtige vetzuren. Een bijkomende factor na operatie is de intensive care unit. Daar is een grote kans op aanwezigheid van pathogenen zoals Clostridium difficile, aangezien deze goed overleven in de omgeving en moeilijk te verwijderen zijn (Divers et al., 2002) ANTI-ULCER MEDICATIE Deze medicatie wordt profylactisch en therapeutisch gebruikt bij zieke veulens, omdat deze gepredisponeerd zijn voor het maagulcer syndroom. De gebruikte producten zijn protonpompinhibitoren (Omeprazole), H2-antagonisten (famotidine, ranitidine, cimetidine) en een cytoprotectief agens (sucralfaat). Het maagzuur is een belangrijke barrière om bacteriën te verhinderen verder te gaan doorheen het darmstelsel. Er is aangetoond dat deze medicatie problemen kan geven omtrent Salmonella infecties (Divers et al, 2002). Onderzoek wees uit dat er inderdaad een verhoogde incidentie is voor diarree, maar er kon geen significante associatie aangetoond worden tussen anti-ulcer medicatie en CDAD bij het paard, ook al kon dit verband wel aangetoond worden bij de mens ( Furr et al., 2012). 8. COLITIS X & DIFFERENTIAAL DIAGNOSE Colitis X is een aandoening waarbij geen duidelijke oorzaak voor de colitis kan aangewezen worden. De symptomen zijn niet specifiek en omvatten diarree, koliek, dehydratatie, shock en vaak zelfs sterfte binnen de 24 uur (Hermann et al., 1985). Post-mortem vindt men oedeem van het cecum en colon, hemorrhagische necrose en waterige tot bloederige darminhoud. De aandoening werd reeds gelinkt aan antibioticatherapie en een rantsoen met veel proteïnen en weinig cellulose, maar vaak werd er helemaal geen oorzaak gevonden (Hermann et al., 1985, Raisbeck et al., 1981). Ook werden 16

22 bacteriën zoals Salmonella spp. en Escherichia coli als oorzaak voorgesteld (Larsen et al., 1997). Als voornaamste etiologie wordt toch gedacht aan Clostridium perfringens, Clostridium cadaveris en Clostridium difficile (Songer et al., 2009). De oorzaak van deze colitis X is hoogst waarschijnlijk multifactorieel. Toch wordt geïnsinueerd dat Clostridium difficile de belangrijkste, en misschien zelfs de enige oorzaak is (Songer et al., 2004). Als differentiaaldiagnose moet men denken aan de eerder vermelde Salmonella, E. coli en Clostridium, ook Neorickettsia risticii, Potamic Horse Fever, NSAID s, parasiet geassocieerde diarree en antibiotica geassocieerde diarree. Een correcte diagnose is immers belangrijk om de juiste behandeling in te stellen (Atherton, 2007). 9. BEHANDELING 9.1. BEHANDELING BIJ DE MENS Bij de mens zijn gedurende 30 jaar metronidazole en vancomycine de belangrijkste antibiotica gebruikt bij de behandeling van CDI (Teasley et al., 1983). Als eerste keuze in de behandeling van CDI wordt metronidazole aangeraden, en vancomycine indien metronidazole niet werkzaam blijkt te zijn of niet goed verdragen wordt (Cohen et al., 2010) BEHANDELING BIJ HET PAARD Algemene ondersteunende maatregelen De basisbehandeling van het zieke dier bestaat erin ervoor te zorgen dat er voldoende vochtopname blijft bestaan. Vocht zal intraveneus worden toegediend (crystalloid en colloid). Ringerlactaat wordt gebruikt voor bijsturen van elektrolytenbalans. Natriumchloride zal vaak moeten toegediend worden indien er een hypokaliëmie is. Ook dextrose moet toegevoegd worden, tenzij de glucosewaarden normaal zijn. Bicarbonaat zal alleen toegediend worden bij een aanhoudende acidose. Ook plasma moet soms intraveneus toegediend worden (Divers et al., 2012) Antibiotica Ten eerste moeten alle orale antibioticabehandelingen worden gestopt. De enige behandeling die een significante impact heeft op het resultaat in de behandeling van CDAD is het gebruik van metronidazole. Het is al vele jaren succesvol gebruikt en de meeste C. difficile stammen zijn hier gevoelig aan. Een belangrijk gegeven is dat de toediening van metronidazole de overlevingskans doet toenemen (Magdesian, 1997). Chloramfenicol wordt eveneens gebruikt, maar C. difficile is hier minder gevoelig aan. Het wordt echter minder intestinaal geabsorbeerd dan metronidazole en zou zo hogere concentraties in het colon vertonen (Divers et al., 2002). Vancomycine wordt eveneens gebruikt tegen een C. difficile infectie (Magdesian et al., 1997). De klinische respons (stop van de diarree) moet verwacht worden binnen twee tot drie dagen. De behandeling zou minstens 7 dagen moeten duren. 17

23 De antimicrobiële gevoeligheid van C. difficile geïsoleerd bij paarden wordt niet routinematig getest met behulp van een antibiogram. Studies van Weese et al. (2001) en Baverud et al. (2003) toonden een gevoeligheid op metronidazole en vancomycine. In de USA werden daarentegen ook metronidazole resistente stammen gevonden (Jang et al., 1997) Probiotica Bij paarden worden soms probiotica gebruikt, maar er is weinig bewijs van hun werkzaamheid. Er is een studie over het gebruik van Saccharomyces boulardii, die rapporteerde dat enkel de duur van de diarree vermindert, doch dat het eindresultaat hetzelfde blijft. Deze gist produceert een protease dat mogelijk in staat is de toxines van C. difficile af te breken in de darm. Verder onderzoek is nog nodig en de rol van andere probiotica is niet duidelijk (Robinson en Sprayberry, 2009). 10. PREVENTIE Uiteraard is het directe contact met het besmette dier de eerste focus in de preventie. De verzorgers moeten beseffen dat ook zij de besmetting kunnen doorgeven. Ook de verblijfplaats van het zieke dier kan een besmettingsbron zijn voor andere dieren (Cohen et al., 2010) HANDHYGIËNE Handhygiëne wordt beschouwd als primordiaal in de preventie van C. difficile. Grondig handen wassen en overvloedig spoelen na contact met het besmette dier geeft belangrijke reductie van de infectieoverdracht. De bedoeling moet zijn de huid te reinigen van alle sporen, sporen die de basis zijn van de C. difficile infectie. Jammer genoeg lijken de verzorgers zich daar nog onvoldoende op te concentreren (Boyce et al., 2002). Volgens McFarland et al. (1989) zou het gebruik van 4% chloorhexidine in water efficiënter zijn dan gewone zeep. De komst van alcoholgel werd met veel enthousiasme onthaald, omdat de gel veel bacteriën en virussen kan uitschakelen (Boyce et al., 2000). C. difficile in het sporenstadium is echter zeer resistent aan alcohol. Verzorgers die hun handen ontsmetten met alcoholgel zouden gewoon de sporen over de huid verplaatsen in plaats van de sporen te verwijderen zoals dit wel gebeurt bij wassen met zeep en stromend water (Wullt et al., 2003). Het gebruik van alcoholgel verminderde wel infecties door Stafylococcus aureus met 21% en de infectie door Enterococcus met 41%. De incidentie van C. difficile bleef onveranderd, maar nam ook niet toe bij het gebruik van alcoholgel (Gordin et al., 2005) RECHTSTREEKS CONTACT Aangezien het besmette paard zelf het primaire reservoir is voor de ziekteverspreiding, is isolatie van het besmette dier en gebruik van handschoenen bij de verzorgers ten zeerste aan te raden. Het is vanzelfsprekend dat het gebruik van handschoenen samen het handhygiëne de concentratie van C. difficile op de handen van de verzorgers doet afnemen. Het is ook evident dat de verzorgers door hun 18

24 gecontamineerde handen kunnen gezien worden als primaire besmettingsbron. Het gebruik van plastieken schorten en plastieken schoenovertrekken is dus eveneens aan te raden (Garnet et al., 1996; Fekety et al., 1981). De besmette patiënt kan best geïsoleerd worden van de andere patiënten aangezien er meer infectieoverdracht is bij rechtstreeks contact en gemeenschappelijk verblijf. Deze contactpreventieregels moeten aangehouden worden zolang er diarree is (Garnet et al., 1996; Fekety et al., 1981) MAATREGELINGEN TEN OPZICHTE VAN DE OMGEVING: ZUIVERHEID EN ONTSMETTING Het is duidelijk dat de omgeving (stallen, vloeren) een belangrijke bron is voor infectie (Hota, 2004). De C. difficile sporen kunnen overleven in de omgeving gedurende maanden tot zelfs jaren. In een experimentele studie overleefden de C. difficile sporen buiten in de grond nog na 4 jaar. Het zijn deze zeer resistente en steeds overlevende sporen die de strijd tegen C. difficile zo moeilijk maken. Er zijn voldoende rapporten die aantonen dat de infectie-incidentie vermindert als er maatregelen genomen worden om de besmetting via de omgeving te bemoeilijken (Baverud et al., 2003). Ook hier is grondig reinigen en overvloedig spoelen de belangrijkste richtlijn. Kaatz en collega s vonden dat fosfaat gebufferd hypochloride effectief is als reinigingsmiddel. Het is waarschijnlijk dat hogere chloor-concentraties meer sporicide zijn dan lagere concentraties, maar daar staan dan de nadelen tegenover voor het personeel: causticiteit (bijtend vermogen), hinder door te scherpe geur, misselijkheid, hoofdpijn en mogelijke overgevoeligheid. Het lijkt erop dat het beschikbare chloridegehalte meer dan 1000ppm moet bedragen (Kaatz et al., 1988). Alhoewel chloridehoudende reinigingsproducten een gezondheidsrisico voor de mens inhouden, lijkt het gebruik ervan ter ontsmetting van de omgeving superieur in endemische of epidemische C. difficile infecties (Rutala et al., 1993). Omgevingsbesmetting is ook gelinkt aan het gebruik van rectale thermometers. Enkel single use wegwerpthermometers kunnen hier gebruikt worden en kunnen hier de incidentie van C. difficile gevoelig reduceren (Brooks et al., 1998). Verschillende desinfectantia gebruikt om instrumenten zoals endoscopen te desinfecteren zijn in vitro actief tegen C. difficile sporen (Wullt et al., 2003). Maar vergelijkende studies over de in situ efficiëntie van desinfectie zijn er amper. Men raadt aan de endoscopen grondig te reinigen, te spoelen en te desinfecteren met 2% alkalineglutaaraldehyde. Zoals eerder aangehaald is een behandeling met erythromycine bij veulens geassocieerd met een acute colitis bij hun moeders. Baverud et al. stellen dat accidentele ingestie van erythromycine door merries wiens veulen wordt behandeld met erythromycine moet vermeden worden. Dit kan voorkomen worden als de behandeling van het veulen gebeurt buiten de stal, de mond van het veulen gereinigd wordt na de erythromycine toediening, het hooi voor de merries boven de grond in een ruif wordt gelegd, het waterreservoir buiten het bereik van het veulen is en de mest, die erythromycine bevat, 4 maal per dag uit de stal verwijderd wordt (Baverud et al., 1998). 19

Clostridium Difficile Associated Diarrhoea (CDAD)

Clostridium Difficile Associated Diarrhoea (CDAD) Clostridium Difficile Associated Diarrhoea (CDAD) s Herenbaan 172 2840 Rumst tel: 03 880 90 11 (algemeen) tel: 03 880 91 90 (afspraken) Informatiebrochure e-mail: info@hfr.be www.azheiligefamilie.be 2

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het mucosale immuunsysteem Het afweersysteem beschermt het lichaam tegen infecties met bacteriën, virussen, schimmels en parasieten. De huid en de mucosale weefsels zoals bijvoorbeeld

Nadere informatie

Diarreebacterie slaat toe door antibioticagebruik

Diarreebacterie slaat toe door antibioticagebruik Diarreebacterie slaat toe door antibioticagebruik Veel gezonde mensen dragen de darmbacterie Clostridium difficile bij zich zonder er last van te hebben. Bij ziekenhuispatiënten kan deze bacterie echter

Nadere informatie

CLOSTRIDIUM INFECTIES BIJ HOND EN KAT

CLOSTRIDIUM INFECTIES BIJ HOND EN KAT UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2012-2013 CLOSTRIDIUM INFECTIES BIJ HOND EN KAT door Céline MORTIER Promotor: Dorien Mot, MVSc Medepromotor: Prof. dr. Filip Van Immerseel Literatuurstudie

Nadere informatie

Mijn kind heeft diarree

Mijn kind heeft diarree Mijn kind heeft diarree Beste ouders, Uw kind heeft diarree. In deze brochure vindt u een antwoord op de meeste vragen en ook praktische tips, opdat dit tijdelijk ongemak u geen onnodige hoofdbrekens zou

Nadere informatie

Infecties op de ICU. Drs. A.A. Rijkeboer Internist-infectioloog Intensivist i.o. VUMC

Infecties op de ICU. Drs. A.A. Rijkeboer Internist-infectioloog Intensivist i.o. VUMC Infecties op de ICU Drs. A.A. Rijkeboer Internist-infectioloog Intensivist i.o. VUMC Inhoud ICU geassocieerde infecties Clostridium difficile Lijninfecties Ventilator associated pneumonia (VAP) Clostridium

Nadere informatie

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts www.printo.it/pediatric-rheumatology/be_fm/intro NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts Versie 2016 1. WAT IS NRLP-12 GERELATEERDE TERUGKERENDE KOORTS 1.1 Wat is het? NRLP-12 gerelateerde terugkerende

Nadere informatie

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen:

Ziekteverwekkende micro-organismen dringen via lichaamsopeningen het lichaam binnen: IMMUNITEIT 1 Immuniteit Het lichaam van mens en dier wordt constant belaagd door organismen die het lichaam ziek kunnen maken. Veel van deze ziekteverwekkers zijn erg klein, zoals virussen en bacteriën.

Nadere informatie

Informatie over Clostridium difficile

Informatie over Clostridium difficile Informatie over Clostridium difficile 2 Clostridium difficile is een bacterie die bij elk mens in de dikke darm voorkomt. Door toediening van antibiotica kan het evenwicht in de darmen verstoord raken.

Nadere informatie

Chapter 8. Hoofdstuk 8. Nederlandstalige samenvatting

Chapter 8. Hoofdstuk 8. Nederlandstalige samenvatting Chapter 8 Hoofdstuk 8 Nederlandstalige samenvatting Chapter 8 Porphyromonas gingivalis is een Gram- negatieve anaerobe bacterie die geassocieerd is met periimplantitis. In geval van infectie reageren gastheercellen

Nadere informatie

Samenvatting. Nederlandse samenvatting

Samenvatting. Nederlandse samenvatting Page 143 Samenvatting Onder normale omstandigheden inhaleert een volwassen menselijke long zo n 11.000 liter lucht per dag. Naast deze normale lucht worden er ook potentieel toxische stoffen en micro-organismen,

Nadere informatie

Serologische testen en interpretatie van testresultaten

Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen Serologie is de leer van de stoffen die zich bevinden in het bloedserum. Bloedserum is het vocht dat verkregen is nadat bloed

Nadere informatie

Porcilis ColiClos. Samen de juiste E. coli / Clostridium vaccinatiestrategie bepalen

Porcilis ColiClos. Samen de juiste E. coli / Clostridium vaccinatiestrategie bepalen Porcilis ColiClos Samen de juiste E. coli / Clostridium vaccinatiestrategie bepalen Porcilis ColiClos Percentage secties van zuigende biggen waarbij infectie met Clostridium perfringens werd vastgesteld,

Nadere informatie

Immuunreactie tegen virussen

Immuunreactie tegen virussen Samenvatting Gedurende de laatste eeuwen hebben wereldwijde uitbraken van virussen zoals pokken, influenza en HIV vele levens gekost. Echter, vooral in de westerse wereld zijn de hoge sterftecijfers en

Nadere informatie

Het Adeno-Coli complex. Voorjaarsdag NBS 17 febr. 2018

Het Adeno-Coli complex. Voorjaarsdag NBS 17 febr. 2018 Het Adeno-Coli complex Voorjaarsdag NBS 17 febr. 2018 Adenovirus infectie Klassieke vorm (type 1): De zgn. klassieke vorm komt vooral bij de jonge duiven onder het jaar voor (= Jongeduivendiarree) Lever

Nadere informatie

samenvatting Peri-implantaire infecties vormen een risico voor de overleving en het succes op lange termijn van tandheelkundige implantaten. Infectie beperkt tot de peri-implantaire mucosa wordt peri-implantaire

Nadere informatie

Appendix. Nederlandse Samenvatting

Appendix. Nederlandse Samenvatting Appendix Nederlandse Samenvatting Nederlandse samenvatting INLEIDING Cooperia oncophora is de voornaamste dunne darm nematode bij runderen in streken met een gematigd klimaat, zoals West Europa. Dieren

Nadere informatie

Darmontsteking door Clostridium difficile. Dienst Ziekenhuishygiëne

Darmontsteking door Clostridium difficile. Dienst Ziekenhuishygiëne Darmontsteking door Clostridium difficile Dienst Ziekenhuishygiëne Inhoud Wat is Clostridium difficile? 3 C. difficile opsporen 3 Overdracht voorkomen 3 Ziekenhuismedewerkers 4 Patiënt 5 Bezoek 5 Wanneer

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het immuunsysteem Ons immuunsysteem beschermt ons tegen allerlei ziekteverwekkers, zoals bacteriën, parasieten en virussen, die ons lichaam binnen dringen.

Nadere informatie

Dettol Deel IB 1 Samenvatting van productkenmerken. Dettol chloroxylenol 48 mg/ml, concentraat voor oplossing voor cutaan gebruik

Dettol Deel IB 1 Samenvatting van productkenmerken. Dettol chloroxylenol 48 mg/ml, concentraat voor oplossing voor cutaan gebruik 1. NAAM VAN HET GENEESMIDDEL Dettol chloroxylenol 48 mg/ml, concentraat voor oplossing voor cutaan gebruik 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Chloroxylenol 4,8 % g/v Voor hulpstoffen, zie rubriek

Nadere informatie

Samenvatting. Figuur 1. Een T cel gemedieerde immuun response. APC: antigen presenterende cel; Ag: antigen; TCR: T cel receptor.

Samenvatting. Figuur 1. Een T cel gemedieerde immuun response. APC: antigen presenterende cel; Ag: antigen; TCR: T cel receptor. Samenvatting Het immuunsysteem Het menselijke lichaam bevat een uniek systeem, het immuunsysteem, wat ons beschermt tegen ongewenste en schadelijk indringers (ook wel lichaamsvreemde substanties of pathogenen

Nadere informatie

Gastro-enteritis. Ziektebeeld. Incubatieperiode

Gastro-enteritis. Ziektebeeld. Incubatieperiode DRAAIBOEK INFECTIEZIEKTEN CLB GASTRO-ENTERITIS 73 Gastro-enteritis Voor meer achtergrondinformatie over een individuele kiem, zie ook volgende fiches: Calicivirusinfecties Campylobacteriose Escherichia

Nadere informatie

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Introductie onderzoeksproject De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is een neurologische aandoening en is de meest voorkomende vorm van dementie.

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19114 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Breij, Anastasia de Title: Towards an explanation for the success of Acinetobacter

Nadere informatie

Feed4Foodure. Interacties in de darm. darm 30/10/2013. Voeding, darmgezondheid en immuniteit (VDI) Technieken en procedures.

Feed4Foodure. Interacties in de darm. darm 30/10/2013. Voeding, darmgezondheid en immuniteit (VDI) Technieken en procedures. Feed4Foodure Voeding, darmgezondheid en immuniteit (VDI) Technieken en procedures Astrid de Greeff Interacties in de darm Management, Omgeving, Genotype (Voedings)- interventie voeding microbiota darm

Nadere informatie

Clostridium difficile

Clostridium difficile Clostridium difficile 2 Inleiding U heeft van uw arts gehoord dat bij u de ziekenhuisbacterie Clostridium difficile aanwezig is. Deze folder geeft informatie over deze bacterie. Ook leest u in deze folder

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING 112 NEDERLANDSE SAMENVATTING Immuunsysteem Het immuunsysteem bestaat uit een samenwerkingsverband tussen verschillende cellen in het lichaam die samenwerken om schadelijke cellen en organismen (kankercellen,

Nadere informatie

Chapter 7. Nederlandse samenvatting

Chapter 7. Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 118 Lipopolysaccharide (LPS), ook wel endotoxine genaamd, is een antigeen die een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling en/of verergering van verschillende

Nadere informatie

Botulisme. Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging

Botulisme. Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging Botulisme Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging Jaarlijks zijn er uitbraken van botulisme bij vele diersoorten. Het grootste aantal slachtoffers valt onder de watervogels, zoals eenden en ganzen,

Nadere informatie

Vragen en antwoorden m.b.t. de VRE-bacterie

Vragen en antwoorden m.b.t. de VRE-bacterie Infectiepreventie Vragen en antwoorden Vragen en antwoorden m.b.t. de VRE-bacterie Juli 2015 Algemene vragen en antwoorden 1. Wat is een VRE-bacterie? VRE staat voor Vancomycine Resistente Enterokok. De

Nadere informatie

van het onderzoek worden beschreven in hoofdstuk 4. In dit model wordt een primaire immuunrespons nagebootst. Daarbij wordt gebruik gemaakt van B

van het onderzoek worden beschreven in hoofdstuk 4. In dit model wordt een primaire immuunrespons nagebootst. Daarbij wordt gebruik gemaakt van B Samenvatting Het afweersysteem is er op gericht om bescherming te bieden tegen virussen en bacteriën, waaraan ieder mens dagelijks wordt bloot gesteld. Wanneer het lichaam hierdoor bedreigd wordt dan treedt

Nadere informatie

NLRP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

NLRP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts www.printo.it/pediatric-rheumatology/nl/intro NLRP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts Versie 2016 1. WAT IS NLRP12 GERELATEERDE TERUGKERENDE KOORTS 1.1 Wat is het? NLRP12 gerelateerde terugkerende koorts

Nadere informatie

MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN C. DIFFICILE IN ACUTE ZIEKENHUIZEN EN RUST- EN VERZORGINGSTEHUIZEN

MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN C. DIFFICILE IN ACUTE ZIEKENHUIZEN EN RUST- EN VERZORGINGSTEHUIZEN MAATREGELEN TEN AANZIEN VAN C. DIFFICILE IN ACUTE ZIEKENHUIZEN EN RUST- EN VERZORGINGSTEHUIZEN 2005 VOORWOORD Clostridium difficile zorgt regelmatig voor uitbraken in ziekenhuizen en in rust- en verzorgingstehuizen.

Nadere informatie

Chapter 8. Samenvatting

Chapter 8. Samenvatting Chapter 8 Samenvatting SAMENVATTING Actinobacillus pleuropneumoniae is een Gram-negatieve bacterie die longontsteking veroorzaakt bij varkens. Deze besmettelijke ziekte komt over de gehele wereld voor

Nadere informatie

Immunologie. Afweer. Wij leven als levende organismen in evenwicht met onze omgeving

Immunologie. Afweer. Wij leven als levende organismen in evenwicht met onze omgeving Immunologie Afweer 1 Wij leven als levende organismen in evenwicht met onze omgeving Verstoring van het evenwicht tussen organisme en omgeving kan ertoe leiden dat ons lichaam door indringers uit de omgeving

Nadere informatie

CHAPTER 9. Samenvatting

CHAPTER 9. Samenvatting CHAPTER 9 Samenvatting Samenvatting Streptococcus suis is een belangrijke oorzaak van zenuwverschijnselen, kreupelheid en sterfte bij biggen. De infectie, die vooral bij biggen van speenleeftijd (rond

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Chapter 9. Nederlandse samenvatting Chapter 9 Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Geschat wordt dat ongeveer 20-30% van de bevolking drager is van Staphylococcus aureus (S. aureus), een Gram-positief

Nadere informatie

De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee. Naomi de Bruijn

De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee. Naomi de Bruijn De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee Naomi de Bruijn Virale darminfecties: Algemeen Betreft vooral jonge dieren Meer ziekte verschijnselen Veelal relatief milde darmschade

Nadere informatie

Clostridium difficile geassocieerde diarree (CDAD) WKBWV 27/2/2007 RZ J.Yperman P. Vandecandelaere

Clostridium difficile geassocieerde diarree (CDAD) WKBWV 27/2/2007 RZ J.Yperman P. Vandecandelaere Clostridium difficile geassocieerde diarree (CDAD) WKBWV 27/2/2007 RZ J.Yperman P. Vandecandelaere microbiologie Pseudomembraneuze colitis Pathogenese pathogenese - immunologie CDAD case definition (Kuijper,

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Samenvatting Samenvatting In dit proefschrift getiteld Relatieve bijnierschorsinsufficiëntie in ernstig zieke patiënten De rol van de ACTH-test hebben wij het concept relatieve bijnierschorsinsufficiëntie

Nadere informatie

AFRIKAANSE VARKENSPEST

AFRIKAANSE VARKENSPEST Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen AFRIKAANSE VARKENSPEST Directie Dierengezondheid DG Controlebeleid 1. Etiologie Afrikaanse varkenspestvirus = DNA-virus, Familie Asfarviridae

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting

Niet-technische samenvatting Niet-technische samenvatting 2016403 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Geneesmiddelenontwikkeling voor malaria 1.2 Looptijd van het project 1-4-2016-1-4-2021 1.3 Trefwoorden (maximaal 5) malaria,

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/23854 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/23854 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/23854 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Marel, Sander van der Title: Gene and cell therapy based treatment strategies

Nadere informatie

SKP NL versie Clindabuc 200

SKP NL versie Clindabuc 200 BIJLAGE A SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - 1 - 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL CLINDABUC 200 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Per in vieren deelbare tablet: 226,67 mg clindamycine

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting In het menselijk lichaam heeft het maagdarmstelsel de belangrijke taak om het voedsel te verteren en voedingsstoffen tot zich te nemen. Om deze functie uit te voeren bestaat het

Nadere informatie

Patiënteninformatie (CPE)

Patiënteninformatie (CPE) Patiënteninformatie Carbapenemaseproducerende enterobacteriën (CPE) Inhoud Inhoud... 2 Inleiding... 3 Informatie over CPE... 3 Wat zijn enterobacteriën?... 3 Wat zijn Carbapenemase-Producerende Enterobacteriën

Nadere informatie

Chapter 7. Algemene Discussie en Samenvatting

Chapter 7. Algemene Discussie en Samenvatting Algemene Discussie en Samenvatting 75 76 Algemene Discussie en Samenvatting Plaveiselcelcarcinoom van het oog bij runderen (BOSCC) en het vulva papilloma en carcinoma complex bij runderen (BVPCC) zijn

Nadere informatie

Klik om stijl te bewerken

Klik om stijl te bewerken Klik om stijl te bewerken Coxevac vaccinatie bij geiten 20-2-2019 1 Inhoud Voorstelling Ceva + mezelf Q-koorts: Wat is het? Q-koorts: Symptomen (mens + dier) Q-koorts: Diagnostiek Q-koorts: Preventie Q-Koorts:

Nadere informatie

FECESDONATIE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN EN UITKOMSTEN 13 OKTOBER

FECESDONATIE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN EN UITKOMSTEN 13 OKTOBER FECESDONATIE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN EN UITKOMSTEN 13 OKTOBER 2016 Yvette van Beurden arts onderzoeker VUmc y.vanbeurden@vumc.nl Procedure www.ndfb.nl Geschiedenis van Nood et al 2013 Clostridium difficile

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Chapter 9 Inleiding Het dengue virus (DENV) en het West Nijl virus (WNV) behoren tot de Flaviviridae, een familie van kleine sferische virussen met een positief-strengs RNA genoom.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting en discussie

Nederlandse samenvatting en discussie 9. Nederlandse samenvatting en discussie Chapter 9 In dit proefschrift is het onderzoek beschreven naar de hartfunctie tijdens sepsis en de invloed van beademing op het hart als de werking van het hart

Nadere informatie

SAMENVATTING Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.1 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.3

SAMENVATTING Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.1 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.3 SAMENVATTING Gesproeidroogd bloedplasma, spray-dried animal plasma (SDAP), is een bijproduct van slachterijen. Het plasma dat verkregen is van geslachte varkens of runderen wordt gesproeidroogd en kan

Nadere informatie

BIJSLUITER. EQUIOXX 8.2 mg/g orale pasta voor paarden

BIJSLUITER. EQUIOXX 8.2 mg/g orale pasta voor paarden BIJSLUITER EQUIOXX 8.2 mg/g orale pasta voor paarden 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE Houder van de vergunning

Nadere informatie

De problemen van de oude hen. Algemene gezondheid van hennen op leeftijd. Deel 1. Wat zien we nu eigenlijk het meeste bij de oude hen?

De problemen van de oude hen. Algemene gezondheid van hennen op leeftijd. Deel 1. Wat zien we nu eigenlijk het meeste bij de oude hen? Algemene gezondheid van hennen op leeftijd Robert Jan Molenaar De problemen van de oude hen Deel 1- de ziektes Wat zien we vaak? Extra gevoelig Positief nieuws Deel 2 de risico s Opnieuw gevoelig Afsluitend,

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Legionella. Annemarie Essink Longziekten 05-03-2014

Legionella. Annemarie Essink Longziekten 05-03-2014 Legionella Annemarie Essink Longziekten 05-03-2014 Indeling Historie Epidemiologie en pathogenese Klinische presentatie en beloop Microbiologische diagnose Behandeling Maatregelen naar aanleiding van een

Nadere informatie

Informatie voor patiënten Waarom een ontlastingonderzoek?

Informatie voor patiënten Waarom een ontlastingonderzoek? Informatie voor patiënten Waarom een ontlastingonderzoek? RP Vitamino Analytic Postbus 38 NL - 4493 ZG Kamperland Copyright 2008 RP Vitamino Analytic BV, NL 4493 ZG Kamperland Item-Nr. 374840-08/08 Waarom

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/24600 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Mariman, Rob Title: Probiotic bacteria and the immune system : mechanistic insights

Nadere informatie

Inflammatoire darmontsteking (IBD), maagdarmontsteking bij honden en katten

Inflammatoire darmontsteking (IBD), maagdarmontsteking bij honden en katten Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Inflammatoire (ontsteking) van darmziekten (IBD) is een groep van gastro-intestinale (maagdarm) ziekten waarbij ontstekingen

Nadere informatie

Kennelhoest - Infectieuze tracheobronchitis (infectieuze ontsteking van luchtpijp en bronchiën) bij honden

Kennelhoest - Infectieuze tracheobronchitis (infectieuze ontsteking van luchtpijp en bronchiën) bij honden Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Een Infectieuze tracheobronchitis is de medische term die een groep van besmettelijke, respiratoire (luchtweg) aandoeningen

Nadere informatie

Chapter 10 C H A P T E R. Nederlandse Samenvatting

Chapter 10 C H A P T E R. Nederlandse Samenvatting Chapter 10 C H P R ederlandse Samenvatting 10 175 S M V I G Haemostase Hartinfarct en beroerte zijn het gevolg van trombi (bloed stolsels) die belangrijke vaten afsluiten en daardoor weefsel beschadiging

Nadere informatie

Behandeling met Entyvio (vedolizumab)

Behandeling met Entyvio (vedolizumab) Praat met uw arts als u graag meer informatie wilt over de behandeling met. Behandeling met (vedolizumab) Meer informatie Deze brochure is een aanvulling op de bijsluiter. We hopen dat de meeste vragen

Nadere informatie

De perfecte isolatiekamer: een kraakpand voor micro-organismen

De perfecte isolatiekamer: een kraakpand voor micro-organismen Inhoud De perfecte isolatiekamer: een kraakpand voor micro-organismen Lia de Graaf-Miltenburg Deskundige infectiepreventie VCCN Den Bosch mei 2015 - Isolatie vormen - Microbiologie en virologie - Bacteriën

Nadere informatie

Inleiding. Chapter 11. Achtergrond en doel van het onderzoek

Inleiding. Chapter 11. Achtergrond en doel van het onderzoek Chapter 11 Inleiding Achtergrond en doel van het onderzoek Kanker is na hart en vaatziekten de belangrijkste doodsoorzaak in Nederland. Per jaar wordt in Nederland bij ongeveer 70.000 mensen kanker vastgesteld

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/28275 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/28275 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/28275 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: O Flynn, Joseph Title: Properdin-dependent activation and control of immune-homeostasis

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/29641 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Bakker, Dennis Title: Molecular characterization of pathogenic Clostridium difficile

Nadere informatie

13 mei C. difficile in het referentie laboratorium

13 mei C. difficile in het referentie laboratorium C. difficile in het referentie laboratorium Het soort monsters dat we analyzeren: Patient feces biopten Omgevingsmonsters Stammen voor typering Wat analyzeren we? In het fecesmonster : C. difficile bacterie

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/19745 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/19745 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19745 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Faaij, Claudia Margaretha Johanna Maria Title: Cellular trafficking in haematological

Nadere informatie

URO-VAXOM SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT

URO-VAXOM SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT - 1 - SAMENVATTING VAN DE KENMERKEN VAN HET PRODUCT 1. BENAMING Uro-Vaxom 6 mg, harde capsules. 2. SAMENSTELLING 1 capsule bevat 60 mg x-om-89 lyofilisaat overeenkomend met 6 mg E. coli extract. Voor een

Nadere informatie

Patiënteninformatie. Clostridium difficile

Patiënteninformatie. Clostridium difficile Patiënteninformatie Clostridium difficile Inhoud Inleiding... 3 Informatie over Clostridium difficile... 3 Wat is Clostridium difficile?... 3 Clostridium difficile is besmettelijk... 3 Hoe wordt Clostridium

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Chapter 9. Nederlandse samenvatting Chapter 9 Nederlandse samenvatting 150 Samenvatting NEDERLANDSE SAMENVATTING De natuurlijke afweer van het lichaam wordt verzorgd door het immuunsysteem. Zonder immuunsysteem zouden pathogenen zoals virussen

Nadere informatie

DC-SIGN + cellen een rol spelen in de opruiming van dode thymocyten uit de cortex van de humane thymus (Hoofdstuk 2). De co-expressie van het

DC-SIGN + cellen een rol spelen in de opruiming van dode thymocyten uit de cortex van de humane thymus (Hoofdstuk 2). De co-expressie van het : Hematopoietische antigeen presenterende cellen in de cortex van de humane thymus: Aanwijzingen voor een rol in selectie en verwijdering van apoptotische thymocyten. Het immune systeem van (gewervelde)

Nadere informatie

Plaats van het opsporen van glutamaatdehydrogenase in de di diagnos tiek van Clostridium difficile Sarah Resseler 15 april 2008

Plaats van het opsporen van glutamaatdehydrogenase in de di diagnos tiek van Clostridium difficile Sarah Resseler 15 april 2008 Plaats van het opsporen van glutamaatdehydrogenase in de diagnostiek van Clostridium difficile. Sarah Resseler 15 april 2008 Inhoud 1. Algemene inleiding 2. Klinisch/diagnostisch scenario 3. CAT vraagstelling

Nadere informatie

Chapter 10. Samenvatting

Chapter 10. Samenvatting Chapter 10 Samenvatting 123 Samenvatting Samenvatting De term atopische dermatitis (AD) is voor de kat in 1982 geïntroduceerd door Reedy, die bij een groep katten met recidiverende jeuk en huidproblemen

Nadere informatie

Samenvatting 149. Samenvatting

Samenvatting 149. Samenvatting Samenvatting Samenvatting 149 Samenvatting Constitutioneel eczeem is een chronische ontstekingsziekte van de huid gekenmerkt door rode, schilferende en bovenal jeukende huidafwijkingen. Onder de microscoop

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 139 Staphylococcus aureus is één van de belangrijkste bacteriën verantwoordelijk voor implantaat gerelateerde infecties. Biomateriaal gerelateerde infecties beginnen met reversibele hechting van bacteriën

Nadere informatie

Reumatische Koorts en Post-Streptokokken Reactieve Artritis

Reumatische Koorts en Post-Streptokokken Reactieve Artritis www.printo.it/pediatric-rheumatology/be_fm/intro Reumatische Koorts en Post-Streptokokken Reactieve Artritis Versie 2016 1. WAT IS REUMATISCHE KOORTS 1.1 Wat is het? Reumatische koorts wordt veroorzaakt

Nadere informatie

SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie

SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie 166 Samenvatting SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie Deel I Introductie In de introductie van dit proefschrift (Hoofdstuk

Nadere informatie

Demodex mijt (puppyschurft) bij de hond

Demodex mijt (puppyschurft) bij de hond Demodex mijt (puppyschurft) bij de hond Bij uw hond is aangetoond dat er Demodex mijten aanwezig zijn in/op de huid. Hoe komt uw hond hieraan en hoe komt uw hond er weer vanaf? Kunt u zelf verschijnselen

Nadere informatie

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2012-2013 ANTIBIOTICA EN HET PAARD MET BETREKKING TOT DYSBACTERIOSE.

UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE. Academiejaar 2012-2013 ANTIBIOTICA EN HET PAARD MET BETREKKING TOT DYSBACTERIOSE. UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar 2012-2013 ANTIBIOTICA EN HET PAARD MET BETREKKING TOT DYSBACTERIOSE door Mara VAN MAARSCHALKERWEERD Promotoren: Prof. dr. P. de Backer Literatuurstudie

Nadere informatie

De strijd tegen nosocomiale infecties, een multidisciplinaire aanpak

De strijd tegen nosocomiale infecties, een multidisciplinaire aanpak De strijd tegen nosocomiale infecties, een multidisciplinaire aanpak Els Van Mechelen 19 december 2013 Micro organismen Overzicht Inleiding Biomoleculen Virussen : Bouw en vermenigvuldiging Bacteriën :

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting Dikkedarmkanker is een groot gezondheidsprobleem in Nederland. Het is de derde meest voorkomende vorm van kanker bij mannen en de tweede meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. In 2008

Nadere informatie

Flavivirus serologie. Jean-Luc Murk, arts-microbioloog

Flavivirus serologie. Jean-Luc Murk, arts-microbioloog Flavivirus serologie Jean-Luc Murk, arts-microbioloog Flaviviridae POWV TBEV Mogelijk grootste Familie onder de virussen ZIKV SLEV WNV MVEV Virus taxonomy 9 th ed 2012 Flaviviridae Zika virus Kunjin virus

Nadere informatie

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen

Verkoudheid; virale infectie; respiratoir syncytieel virus; vaccins; antivirale middelen Niet-technische samenvatting 2015107 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Dierstudies in het kader van ontwikkeling van medicijnen voor het behandelen en voorkomen van virale infecties aan de

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting 149 150 Nederlandse Samenvatting Het immuunsysteem beschermt ons lichaam tegen de invasie van lichaamsvreemde eiwiten en schadelijke indringers, zoals bijvoorbeeld bacteriën. Celen die de bacteriën opruimen

Nadere informatie

Dierenkliniek Goeree Overflakkee

Dierenkliniek Goeree Overflakkee Dierenkliniek Goeree Overflakkee De teksten van onze artikelen worden geschreven aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook op basis van onze eigen inzichten en ervaringen. Daarom kan de informatie

Nadere informatie

Carbapenemase Producerende Enterobacteriën (CPE) Informatie voor patiënten en bezoekers. Dienst Ziekenhuishygiëne

Carbapenemase Producerende Enterobacteriën (CPE) Informatie voor patiënten en bezoekers. Dienst Ziekenhuishygiëne Carbapenemase Producerende Enterobacteriën (CPE) Informatie voor patiënten en bezoekers Dienst Ziekenhuishygiëne Inhoud Wat is CPE? 3 CPE opsporen 4 Overdracht voorkomen 4 Behandeling 5 Ontslag 6 Naar

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting FcaRI als therapeutische target voor het verminderen van IgA-geïnduceerde neutrofielen activatie De slijmvliezen (mucosale weefsels), zoals bijvoorbeeld in de luchtwegen en het

Nadere informatie

Samenvatting in. het Nederlands

Samenvatting in. het Nederlands 11 Samenvatting in het Nederlands Chapter Samenvatting 1 in het Nederlands Naast therapeutische effectiviteit zijn kostenbeheersing en het verminderen van onnodig antibioticumgebruik belangrijke aspecten

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Respiratoir syncytieel virus Het respiratoir syncytieel virus (RSV) is een veroorzaker van luchtweginfectiesvan de mens. Het komt bij de mens met name in het winterseizoen voor.

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting In dit proefschrift wordt de ontwikkeling van twee nieuwe testen beschreven die kunnen helpen bij de detectie van verhoogde bloedings- of tromboseneigingen. In hoofdstuk 1 wordt

Nadere informatie

In search for biomarkers of aging: A proteomics approach Rinse Klooster

In search for biomarkers of aging: A proteomics approach Rinse Klooster Samenvatting Het begrijpen van het verouderingsproces Onderzoek aan zowel hoge als lage eukaryotische modelsystemen heeft laten zien dat verschillende processen bij het verouderingsproces betrokken zijn.

Nadere informatie

BIJSLUITER. Ketodolor 100 mg/ml oplossing voor injectie voor paarden, runderen en varkens

BIJSLUITER. Ketodolor 100 mg/ml oplossing voor injectie voor paarden, runderen en varkens BIJSLUITER Ketodolor 100 mg/ml oplossing voor injectie voor paarden, runderen en varkens 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK

Nadere informatie

Is den rooden loop terug in het land?*

Is den rooden loop terug in het land?* Is den rooden loop terug in het land?* Transmissiedag 14/9/2010 Anouk Vanlander CLB-arts * Observatie bij een dysenterie-epidemie van 1779. Geschiedenis der geneeskunde 2008;4(12):208-14 Melding door school

Nadere informatie

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Amoxicilline trihydrate (= Amoxicilline 150 mg) Alum. Stearaat gefractioneerde kokosnootolie q.s. ad 1 ml.

SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN. Amoxicilline trihydrate (= Amoxicilline 150 mg) Alum. Stearaat gefractioneerde kokosnootolie q.s. ad 1 ml. SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL CLAMOXYL L.A. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Amoxicilline trihydrate (= Amoxicilline 150 mg) Alum. Stearaat gefractioneerde

Nadere informatie

Informatie over Clostridium difficile

Informatie over Clostridium difficile Patiënteninformatie Informatie over Clostridium difficile rkz.nl Wat is Clostridium difficile Clostridium difficile associated diarrhoea (CDAD) is een diarree waarbij een bepaalde bacterie (Clostridium

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting In dit proefschrift worden diagnostische en therapeutische aspecten van acute leukemie bij kinderen beschreven, o.a. cyto-immunologische en farmacologische aspecten en allogene

Nadere informatie

De extractie van bacterieel en fungaal DNA uit verschillende lichaamsvloeistoffen

De extractie van bacterieel en fungaal DNA uit verschillende lichaamsvloeistoffen Een grote verscheidenheid aan bacteriën, virussen, schimmels en parasieten is verantwoordelijk voor de naar schatting 15 miljoen sterfgevallen per jaar als gevolg van infectieziekten. Infectieziekten gaan

Nadere informatie

BRMO/MRSA BESMETTING informatie voor cliënten en familie

BRMO/MRSA BESMETTING informatie voor cliënten en familie BRMO/MRSA BESMETTING informatie voor cliënten en familie Bijzonder Resistente Micro-Organismen Bij u is aangetoond dat u een Bijzonder Resistent Micro-Organisme heeft. In deze folder leest u algemene

Nadere informatie

BRMO/MRSA BESMETTING informatie voor cliënten en familie

BRMO/MRSA BESMETTING informatie voor cliënten en familie BRMO/MRSA BESMETTING informatie voor cliënten en familie Bijzonder Resistente Micro-Organismen Bij u is aangetoond dat u een Bijzonder Resistent Micro-Organisme heeft. In deze folder leest u algemene informatie

Nadere informatie