CLOSTRIDIUM INFECTIES BIJ HOND EN KAT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "CLOSTRIDIUM INFECTIES BIJ HOND EN KAT"

Transcriptie

1 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar CLOSTRIDIUM INFECTIES BIJ HOND EN KAT door Céline MORTIER Promotor: Dorien Mot, MVSc Medepromotor: Prof. dr. Filip Van Immerseel Literatuurstudie in het kader van de Masterproef 2013 Céline Mortier

2

3 Universiteit Gent, haar werknemers of studenten bieden geen enkele garantie met betrekking tot de juistheid of volledigheid van de gegevens vervat in deze masterproef, noch dat de inhoud van deze masterproef geen inbreuk uitmaakt op of aanleiding kan geven tot inbreuken op de rechten van derden. Universiteit Gent, haar werknemers of studenten aanvaarden geen aansprakelijkheid of verantwoordelijkheid voor enig gebruik dat door iemand anders wordt gemaakt van de inhoud van de masterproef, noch voor enig vertrouwen dat wordt gesteld in een advies of informatie vervat in de masterproef.

4 UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT DIERGENEESKUNDE Academiejaar CLOSTRIDIUM INFECTIES BIJ HOND EN KAT door Céline MORTIER Promotor: Dorien Mot, MVSc Medepromotor: Prof. dr. Filip Van Immerseel Literatuurstudie in het kader van de Masterproef 2013 Céline Mortier

5 VOORWOORD Het schrijven van deze literatuurstudie was een leerrijke ervaring. Informatie opzoeken, verwerken, en vooral kritisch leren interpreteren is essentieel voor iedere toekomstige dierenarts. Het is belangrijk voldoende aandacht te besteden aan de wetenschappelijke achtergrond van medische problemen. Dit eerste deel van de masterproef was alvast een goede oefening in het objectief analyseren van gegevens uit wetenschappelijk onderzoek, en in het zoeken naar de waarde ervan voor de praktijk. Graag wil ik mijn promotoren Dorien Mot en Prof. Dr. Filip Van Immerseel bedanken voor hun begeleiding. De combinatie van nuttige feedback en de kans om zelfstandig te werken, was ideaal voor mij.

6 INHOUDSOPGAVE SAMENVATTING..1 INLEIDING..2 LITERATUURSTUDIE CLOSTRIDIUM PERFRINGENS ETIOLOGIE EPIDEMIOLOGIE Associatie tussen isolatie van de kiem en diarree Associatie tussen CPE en diarree Endosporen en relatie met CPE Predisponerende factoren Besluit PATHOGENESE SYMPTOMEN DIAGNOSE Symptomen Fecale cytologie Fecale cultuur Bepalen van toxine genen in C. perfringens isolaten Fecale CPE detectie Fecale PCR BEHANDELING PROGNOSE PREVENTIE ZOÖNOTISCH BELANG CLOSTRIDIUM DIFFICILE ETIOLOGIE EPIDEMIOLOGIE Voorkomen van de kiem Associatie tussen isolatie van de kiem en diarree Associatie tussen toxines en diarree Incidentie C. difficile infectie (CDI) Omgeving Predisponerende factoren PATHOGENESE SYMPTOMEN DIAGNOSE... 22

7 2.5.1 Symptomen Fecale cultuur Common antigen assay Real time PCR Detectie fecale toxines Toxigene cultuur Combinatie BEHANDELING PROGNOSE PREVENTIE ZOÖNOTISCH BELANG BESPREKING..26 REFERENTIELIJST 28

8 SAMENVATTING Clostridium spp. zijn belangrijke veroorzakers van intestinale pathologie bij de mens en verschillende diersoorten, zoals het paard en het varken. Deze literatuurstudie behandelt Clostridium perfringens en Clostridium difficile geassocieerde diarree bij de hond en kat. Het pathogeen belang van C. perfringens en C. difficile staat bij de hond en kat ter discussie. Deze kiemen kunnen deel uitmaken van de normale microflora in de darm, maar bepaalde studies tonen aan dat er een verband is met diarree. De symptomen van deze infecties zijn erg uiteenlopend, en kunnen variëren van een milde zelflimiterende diarree tot het potentieel fatale acute hemorrhagische diarree syndroom. Zowel acute als chronische infecties kunnen voorkomen, en zowel de dunne als dikke darm kunnen betrokken zijn. Het diagnosticeren van Clostridium infecties bij honden en katten is niet eenvoudig wegens het voorkomen van asymptomatische dragers, het ontbreken van één standaard test en het feit dat de technieken nog niet gevalideerd werden bij de hond en kat. Momenteel wordt aangeraden om voor C. perfringens een combinatie van ELISA voor C. perfringens enterotoxine (CPE) detectie en PCR voor detectie van het cpe gen te gebruiken. Voor C. difficile is de ideale benadering een combinatie van toxine detectie door ELISA en detectie van het organisme door cultuur, common antigen assay of realtime PCR. De voorkeurbehandeling bestaat uit een metronidazole kuur. Voor C. perfringens kan ook tylosine gebruikt worden. Meestal verdwijnt de diarree na enkele dagen, maar bij de chronische vorm treedt vaak herval op en zijn regelmatig meerdere behandelingen nodig. Algemeen wordt gesteld dat C. perfringens en C. difficile kunnen worden opgenomen in de differentiaal diagnose van diarree bij de hond en kat, maar dat men een kritische houding moet aannemen bij de interpretatie van testresultaten. Key words: Bacteriology Cat Clostridium Diarrhea Dog 1

9 INLEIDING Clostridium perfringens en Clostridium difficile staan al lang bekend als belangrijke intestinale pathogenen. Zo veroorzaakt C. perfringens voedselvergiftigingen bij de mens, hemorrhagische gastroenteritis bij het paard en necrotiserende enteritis bij biggen, kippen en kalveren (Songer, 1996). C. difficile is verantwoordelijk voor pseudomembraneuze colitis bij de mens en necrotiserende hemorrhagische enterocolitis bij het paard (Berry en Levett, 1986; Marks en Kather, 2003b). Ook bij andere diersoorten kunnen de bacteriën problemen geven (Songer, 1996). Bij de hond en kat zijn er nog veel vragen omtrent het pathogeen belang van deze twee kiemen. Een aantal studies tonen een verband met diarree aan, maar de kiemen worden ook geregeld bij gezonde dieren gevonden. Het voorkomen van Clostridium spp. in het darmstelsel wil dus zeker niet zeggen dat de dieren diarree ontwikkelen (Kruth et al., 1989; Weese et al., 2001b; Marks et al., 2002). Het zou kunnen dat ziekte slechts ontstaat wanneer bepaalde predisponerende factoren aanwezig zijn. Voor C. difficile lijkt hospitalisatie duidelijk een risicofactor te zijn. Met antibiotica behandeling, de belangrijkste geassocieerde factor bij de mens, lijkt echter geen verband te zijn bij hond en kat. Het evenwicht in de darm raakt om een bepaalde reden verstoord, waardoor de kiemen kunnen aanslaan. Er is nog niet veel geweten over de factoren die dit uitlokken (Clooten et al., 2008). Diarree is een probleem dat dagelijks gezien wordt in elke dierenartsenpraktijk. Wanneer de klacht niet met traditionele medicatie verdwijnt, en men geen oorzaak kan vinden, is dit een bron van frustratie voor zowel eigenaar als dierenarts (Marks en Kather, 2003b). Alhoewel Clostridium spp. niet bovenaan staan in de differentiaal diagnose van diarree bij de hond en kat, kan het interessant zijn om de mogelijkheid in overweging te nemen. Er zijn gevallen beschreven van jarenlang aanslepende diarree waarvoor men geen oorzaak kon achterhalen, die uiteindelijk waarschijnlijk te wijten waren aan Clostridium spp. (Berry en Levett, 1986; Weese et al., 2001a). Gezien de behandeling meestal goede resultaten oplevert, is het belangrijk om notie te hebben van het potentiële belang van deze kiemen (Berry en Levett, 1986; Twedt, 1992). In deze literatuurstudie worden de etiologie en epidemiologie van C. perfringens en C. difficile uitgebreid besproken. Hierbij wordt vooral de nadruk gelegd op volgende vraag: wat is het verband tussen deze bacteriën en diarree? Verder komen ook de pathogenese, het symptomen beeld, de diagnose en de behandeling aan bod. Uiteindelijk zal het ook even gaan over preventieve maatregelen en het potentiële zoönotisch belang. 2

10 LITERATUURSTUDIE 1. CLOSTRIDIUM PERFRINGENS 1.1 ETIOLOGIE Clostridium perfringens is een gram-positieve, anaerobe en sporenvormende bacil, die geassocieerd wordt met intestinale ziekten bij een groot aantal species (Songer, 1996). Deze kiem kan een bewoner zijn van het gastrointestinaal stelsel bij mens en dier, en komt daarnaast ook voor in de omgeving. Dit maakt dat C. perfringens een van de meest wijdverspreide facultatief pathogene bacteriën is (Greene, 2006). C. perfringens stammen kunnen één of meerdere major toxines (alpha, beta, epsilon en iota) produceren. Op basis van aanwezigheid van de genen coderend voor deze major toxines (respectievelijk het cpa, cpb, etx en ia gen) worden ze onderverdeeld in 5 biotypes, A tot E (Tabel 1) (Rood en Cole, 1991; Songer, 1996). Tabel 1. Indeling Clostridium perfringens in biotypes (uit Greene, 2006) Major toxine Type α β ι ε enterotoxine (CPE) A /- B /- C /- D /- E /- Nagenoeg alle stammen die geïsoleerd worden bij de hond en de kat horen tot type A. Zo verzamelden Marks et al. (2002) 843 isolaten van 103 honden, en allen bleken type A stammen te zijn. Enkel Argenti et al. (1987) maakten melding van 5 cases waarbij type C zou betrokken zijn in peracute lethale hemorrhagische enteritis bij honden. Deze stam zou pathogener kunnen zijn, maar de exacte rol is nog onduidelijk. Naast de vier major toxinen kan elk biotype minstens tien andere toxines tot expressie brengen (Songer, 1996), waarvan het Clostridium perfringens enterotoxine (CPE) als het belangrijkste beschouwd wordt bij hond en kat (Marks et al., 2002). Elk biotype kan het gen coderend voor dit enterotoxine, het cpe gen, bezitten maar de meerderheid van de cpe-positieve stammen behoort tot type A (Kokai-Kun et al., 1994; Songer en Meer, 1996). In de studie van Marks et al. (2002) bezat 15% van de type A stammen het enterotoxine gen. Bij de andere biotypes komt cpe minder voor. Enterotoxigene C. perfringens type A wordt geassocieerd met voedselvergiftiging en incidentele diarree bij de mens. De bacterie is ook verantwoordelijk voor hemorrhagische gastroenteritis bij het paard, en voor necrotiserende enteritis bij biggen (Songer, 1996). Bij de hond en kat wordt vermoed dat C. perfringens betrokken is bij zowel acute als chronische diarree, en dat de kiem een rol kan 3

11 spelen in het acute hemorrhagische diarree syndroom (AHDS) (Prescott et al., 1978; Kruth et al., 1989; Werdeling et al., 1991; Twedt, 1992; Meer et al., 1997; Sasaki et al., 1999; Marks et al., 2002). Het is echter nog niet helemaal duidelijk wat de ware rol van C. perfringens in diarree bij de hond en kat is. Studies hebben een verband aangetoond tussen diarree en de aanwezigheid van CPE in de faeces van honden, maar daartegenover staat dat het enterotoxine ook wordt aangetroffen bij tot 14% van de honden zonder diarree (Weese et al., 2001b; Marks et al., 2002). Naast CPE is er recent een groeiende interesse in de mogelijkse rol van het beta 2 toxine in de pathogenese van C. perfringens-geassocieerde diarree (CPAD) bij hond en kat, aangezien dit toxine betrokken zou zijn bij enteritis bij paarden en biggen (Garmory et al., 2000). Tot op heden werd weinig onderzoek verricht naar de betekenis bij hond en kat en is er niet veel bruikbare informatie beschikbaar. Thiede et al. (2001) voerden een studie uit bij de hond, waaruit bleek dat het cpb2 gen, dat codeert voor het beta 2 toxine, aanwezig was bij 33% van de faecesstalen verzameld van dieren met diarree. Marks en Kather (2003b) onderzochten 269 isolaten, en isoleerden beta 2-toxigene stammen bij 22% van de honden met diarree, en bij 15% van de gezonde controledieren. Het feit dat meerdere virulentiefactoren mogelijks een rol kunnen spelen in de pathogenese, bemoeilijkt de interpretatie van het pathogene belang van C. perfringens. Het heeft ook tot gevolg dat bij isolatie van een niet-enterotoxigene stam bij een dier met diarree niet kan worden uitgesloten dat C. perfringens betrokken is (Marks et al., 2011). C. perfringens kan deel uitmaken van de normale intestinale microflora bij de hond en de kat. Verschillende onderzoekers hebben aangetoond dat de kiem aan een gelijkaardig percentage kan worden geïsoleerd uit de faeces van dieren met (27-86%) en zonder (11-100%) diarree (Weese et al., 2001b; Marks et al., 2002). Het aantreffen van een type A stam in de faeces van een hond of kat heeft dus weinig klinische relevantie, aangezien deze ook regelmatig bij gezonde dieren gevonden wordt (Twedt, 1992). Daarnaast lijkt het alpha toxine bij hond en kat, in tegenstelling tot andere diersoorten, een lage toxiciteit te hebben, en wordt de mogelijkheid om ziekte te veroorzaken waarschijnlijk meer bepaald door het al dan niet produceren van het enterotoxine of het beta 2 toxine (Weese, 2011). 1.2 EPIDEMIOLOGIE Associatie tussen isolatie van de kiem en diarree Verschillende auteurs hebben onderzocht of er een verband bestaat tussen diarree bij hond en kat en het detecteren van C. perfringens stammen in de faeces. Zo voerden Marks et al. (1999) een studie uit op 144 faecesstalen van honden, waarbij eidooier agar platen gebruikt werden voor het cultiveren van de kiem. Er was geen significant verschil in aan- of afwezigheid van C. perfringens tussen de dieren met en deze zonder diarree. Dit resultaat stemt overeen met dat van Werdeling et al. (1991). In dat onderzoek kon C. perfringens geïsoleerd worden bij 77.9% van de honden met diarree, en bij 53.9% van de gezonde honden. Bij katten met diarree werd de kiem gedetecteerd in 65.6% van de gevallen, bij katten zonder diarree was 50% van de stalen positief. Ook het aantal aanwezige C. perfringens stammen werd bepaald. In de 4

12 groepen met diarree bedroeg dit kolonie vormende eenheden (cfu) per gram faeces, in de gezonde controlegroep cfu/g faeces. Weese et al. (2001b) daarentegen, vonden wel een significante associatie tussen de aanwezigheid van C. perfringens en diarree bij honden. De kiem werd geïsoleerd uit 86% van de stalen verzameld bij dieren met diarree en uit 71% van de controlestalen. De auteur benadrukt wel dat de hoge isolatiefrequentie bij gezonde dieren ervoor zorgt dat er aan de hand van cultuur geen conclusies naar diagnose van C. perfringens-geassocieerde ziekte kunnen worden genomen. Kruth et al. (1989) kwantificeerden C. perfringens in de faeces en vond een significant hoger aantal stammen bij de dieren met diarree. Marks et al. (2002) voerden een studie uit waarbij C. perfringens gecultiveerd werd uit 75% van de stalen van honden met diarree, en uit 83% van de stalen afkomstig van de controlegroep. Hij stelt dat isolatie een erg onbetrouwbare methode is voor de diagnose van C. perfringens-geassocieerde diarree. Wanneer men de kiem echter niet kan isoleren, helpt dit wel bij het uitsluiten van een mogelijke betrokkenheid van C. perfringens bij diarree, zoals eerder door Weese et al. (2001b) werd aangehaald. De prevalentie van C. perfringens bij gezonde katten lijkt lager dan bij de hond, en bedraagt 43 tot 63% (S.L.M., ongepubliceerde data). Algemeen blijkt dat isolatie van C. perfringens uit een faecesstaal geen betekenisvolle informatie oplevert. De meeste onderzoekers gaan akkoord dat er geen duidelijke associatie is tussen isolatie van de kiem en diarree. Dit is ook logisch aangezien C. perfringens een bewoner kan zijn van de normale intestinale microflora. Isolatie van de kiem wil ook niet zeggen dat de vereiste virulentiefactoren om ziekte te veroorzaken aanwezig zijn. Dit alles zorgt ervoor dat cultuur geen betrouwbare methode is voor de diagnose van C. perfringens-geassocieerde diarree Associatie tussen CPE en diarree Kruth et al. (1989) onderzochten de relatie tussen enterotoxigene C. perfringens en ziekenhuis geassocieerde diarree bij honden. Hiervoor werden faecesstalen van honden die diarree ontwikkelden tijdens of binnen 1 maand na verblijf in een dierenkliniek geanalyseerd, en vergeleken met de resultaten van een gezonde controlegroep. Onder andere werd gekeken naar de aanwezigheid van CPE in de stoelgang van de dieren aan de hand van een enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA). Bij de honden met diarree werd het enterotoxine in 41% van de gevallen aangetroffen, tegenover slechts 7% bij de gezonde honden. Volgens deze bevinding is er een significante associatie tussen nosocomiale diarree en het vinden van CPE in de faeces. Ook Weese et al. (2001b) kwamen in een studie bij 142 honden tot deze conclusie. Daarin was 28% van de dieren met diarree, en 5% van de gezonde honden CPE-positief. Marks et al. (1999) daarentegen, vonden geen significant verschil in de aanwezigheid van CPE tussen gezonde honden versus dieren met diarree. Van de dieren met diarree had 26.8% C. perfringens enterotoxine in de stoelgang. Gezonde dieren werden bemonsterd in twee groepen, een deel gehospitaliseerde honden en een deel ambulante patiënten. Bij hen werd CPE gedetecteerd in 24.0% respectievelijk 26.4% van de gevallen. 5

13 Weese et al. (2001b) suggereerden dat het verschil in waarnemingen tussen de verschillende auteurs, kan gelegen zijn aan het feit dat Marks et al. (1999) gebruik maakten van de reverse passive latex agglutination (RPLA) assay voor de detectie van CPE, terwijl de andere onderzoekers kozen voor ELISA. Er werd aangetoond dat ELISA een specifiekere methode is voor detectie van het enterotoxine dan RPLA (Berry et al., 1988). Werdeling et al. (1991) konden wel een associatie tussen CPE en diarree aantonen met RPLA. Zij detecteerden CPE bij 48.5% van de honden met diarree, en bij 28.1% van de katten met diarree. Bij de gezonde dieren kon geen enterotoxine aangetoond worden. Cave et. al (2002) vonden een associatie tussen diarree en de aanwezigheid van C. perfringens enterotoxine bij gebruik van RPLA (45.2% van de diarreehonden CPE-positief, versus 25% van de controlegroep), maar niet bij het aanwenden van ELISA (CPE gedetecteerd bij 14.3% van de diarreehonden tegenover 12% bij de gezonde dieren). Bij het bestuderen van het acute hemorrhagische diarree syndroom (AHDS) vonden ze dan weer wel een associatie met detectie van CPE via ELISA (67% van de honden met AHDS was CPE-positief), en niet via RPLA. Hierbij ging het om honden die plots acute hemorrhagische diarree of hematemesis ontwikkelden. De auteurs vermelden dat de associatie tussen CPE en AHDS niet beoordeeld kan worden aan de hand van de uitgevoerde RPLA in deze studie, omdat de prevalentie van AHDS erg laag was in de groep geteste dieren. In een latere studie uitgevoerd door Marks et al. (2002), waarbij hij ditmaal ook gebruik maakte van ELISA, werd wel een significante associatie gevonden tussen detectie van CPE in de faeces en diarree. In de groep van honden met diarree werd 34.4% van de stalen CPE-positief bevonden, bij de gezonde dieren 14.3% respectievelijk 12.1% naargelang het om gehospitaliseerde honden of ambulante patiënten ging. Daarnaast werden de isolaten met behulp van een polymerase chain reaction (PCR) getest op aanwezigheid van het cpe gen. Hier toonden de auteurs een significant verband aan tussen de detectie van het gen, en het lijden aan diarree. De meerderheid van de auteurs kwam tot het besluit dat er een significante associatie bestaat tussen diarree en detectie van C. perfringens enterotoxine in de faeces van honden. Deze bevinding wordt overschaduwd door het feit dat CPE ook wordt gevonden bij tot 14% van de honden die geen diarree hebben. Er is een vermoeden dat het enterotoxine een potentieel agens is in de pathogenese van C. perfringens-geassocieerde diarree, maar er is verder onderzoek vereist. Hierbij moet zeker aandacht besteed worden aan het mogelijks belang van predisponerende factoren. Verder vermelden Cave et al. (2002) dat men geen causaal verband kan aantonen, gezien er bij dit soort studies geen informatie is over het al dan niet aanwezig zijn van het enterotoxine alvorens de dieren diarree ontwikkelden. De bevindingen zouden namelijk ook net een respons op de diarree kunnen zijn, waarbij residente bacteriën sterker prolifereren wegens het veranderde microklimaat (Kruth et al., 1989). Marks et al. (2002) geven een mogelijke verklaring voor het hoog aantal CPE-positieve stalen bij gezonde dieren. Het zou kunnen zijn dat het enterotoxine pas vanaf een bepaalde concentratie ziekte veroorzaakt. Aangezien de gebruikte ELISA enkel een idee geeft over de aan- of afwezigheid van het toxine, kan het interessant zijn om in de toekomst studies uit te voeren met kwantificatie van CPE. De rol van CPE bij de kat is eveneens onduidelijk want het enterotoxine werd slechts bij 4.1% van de katten met diarree gedetecteerd, terwijl het ook voorkwam bij 2% van de katten zonder diarree (S.L.M., ongepubliceerde data). 6

14 1.2.3 Endosporen en relatie met CPE De sporulatie en enterotoxinevorming zijn gecoreguleerd bij C. perfringens aangezien de sporulatie genen en het cpe gen geactiveerd worden door dezelfde transcriptiefactoren (Rood en Cole, 1991). Twedt (1992) beweert dat men zelden grote hoeveelheden (meer dan 10 3 organismen per gram) C. perfringens endosporen aantreft in de faeces van gezonde honden, en dat er een correlatie is tussen het aantal sporen en de aanwezigheid van CPE. Er wordt voorgesteld een sporentelling uit te voeren op faecesuitstrijkjes als een snelle screeningtest voor C. perfringens-geassocieerde diarree. Marks et al. (1999) vonden in een studie dat de prevalentie van endosporen significant verschilde tussen honden met en honden zonder diarree. Bij de dieren met diarree werden endosporen gedetecteerd in 41.5% van de gevallen. In de groep van honden zonder diarree waren endosporen aanwezig bij 60% respectievelijk 71.7% van de dieren, naargelang het om gehospitaliseerde of ambulante patiënten ging. Er was echter geen verschil tussen de drie groepen in het mediane aantal endosporen aanwezig in de faeces. De auteurs bestudeerden ook de correlatie tussen het aantal sporen in de faeces en de aanwezigheid van CPE. Globaal gezien had 22.2% van de dieren een positief resultaat bij de CPE detectie, ondanks een lage sporentelling van 2.6 of minder endosporen per olie immersie veld. Bij de CPE-negatieve dieren had 11.1% toch een hoge telling van 5 tot 156 sporen per veld. Hieruit kan worden besloten dat er geen associatie was tussen de aanwezigheid van het enterotoxine en het aantal endosporen in de faeces. Ook in een studie van Weese et al. (2001b) kon geen correlatie worden aangetoond tussen het aantal endosporen geteld op faecesuitstrijkjes en de detectie van CPE. Marks et al. (2002) vonden bij een groep honden zonder diarree eveneens geen associatie tussen de endosporentelling en aanwezigheid van het C. perfringens enterotoxine. Bij de dieren met diarree vonden ze echter wel een significant verschil. De auteurs besluiten dat het tellen van endosporen op faecesuitstrijkjes geen betrouwbare methode is om de diagnose van C. perfringens-geassocieerde ziekte te stellen. Het is ook moeilijk om aan de hand van een uitstrijkje zeker te weten dat het werkelijk om C. perfringens sporen gaat Predisponerende factoren Bij de mens blijkt er een associatie te zijn tussen C. perfringens-geassocieerde diarree en voorafgaande antibiotica toediening (Borriello et al., 1985). Kruth et al. (1989) bekeken de voorgeschiedenis van 30 honden met ziekenhuis-geassocieerde diarree in een retrospectieve studie, maar vonden hierbij geen verband met behandeling met antimicrobiële middelen. Ook in een case van terugkerende C. perfringens-geassocieerde diarree bij een hond was er geen recent gebruik van antibiotica (Weese et al., 2001a). Berry en Levett (1986) beschreven drie gevallen van C. perfringens geassocieerde diarree, en twee honden hadden geen antibiotica geschiedenis. In de studie van Marks et al. (2002) werd gekeken of de geteste honden behandeld werden met antibiotica in de maand vooraleer de faecesstalen verzameld werden. Dit was zo bij 20% van de dieren met diarree, bij 4.8% van de gehospitaliseerde dieren zonder diarree en bij 10.3% van de 7

15 ambulante patiënten zonder diarree. Er was geen associatie tussen het gebruik van antimicrobiële middelen en detectie van CPE in de faeces. Wanneer gekeken werd naar het verband tussen isolatie van C. perfringens en antibiotica toediening, werd zelfs een significante negatieve associatie gevonden. In de groep van dieren met diarree was de isolatie positief bij 29% van de dieren die antibiotica kregen, en bij 88% van de honden die niet recent behandeld waren. Ook Weese et al. (2001b) en Cave et al. (2002) vonden geen verband tussen CPE detectie en antibiotica toediening. C. perfringens-geassocieerde diarree lijkt voor te komen bij alle rassen en leeftijden (Berry en Levett,1986; Kruth et al., 1989; Twedt, 1992; Marks et al., 2002). Kruth et al. (1989) vonden in hun retrospectieve studie geen associatie met de toediening van medicatie of met chirurgische behandeling. Ook een verband met recente hospitalisatie werd niet gevonden (Weese et al., 2001b). Er bleek geen verband te zijn met het soort voeding dat aan de dieren verstrekt werd in de kliniek. Twedt (1992) stelt dat een plots dieetwijziging wel predisponerend zou kunnen zijn aangezien dit geassocieerd wordt met een stijging van het aantal endosporen in de faeces. Volgens Twedt (1992) zouden stress en het voorkomen van co-infecties met andere pathogenen predisponerend kunnen werken. Hier is echter weinig onderzoek naar gebeurd. Onder andere het bestuderen van een simultane C. perfringens en C. difficile infectie zou interessant kunnen zijn Besluit Het is moeilijk uit te maken wat de incidentie en prevalentie van C. perfringens infecties zijn bij de hond en kat (Marks et al., 2011). Dit heeft te maken met de moeilijkheid om een causaal verband aan te tonen wanneer men CPE vindt in de faeces, en met het feit dat de kiem deel kan uitmaken van de normale darmflora en zowel bij dieren met als zonder diarree kan worden geïsoleerd. Ook het ontbreken van testen om andere potentieel betrokken toxines te bepalen, compliceert de vraag naar het pathogeen belang van C. perfringens. Toch zijn er een aantal bevindingen die sterk doen vermoeden dat deze bacterie een rol speelt bij diarree bij honden en katten, zoals de associatie tussen detectie van het enterotoxine en het corresponderende cpe gen enerzijds, en het voorkomen van diarree anderzijds (Weese et al., 2001b; Marks et al., 2002). 1.3 PATHOGENESE De huidige kennis omtrent de pathogenese van C. perfringens-geassocieerde diarree is vooral toegespitst op het enterotoxine. Dit is een eiwit met een atomaire massa-eenheid van 35 kda, dat een receptorbindend C-terminaal domein en een cytotoxisch N-terminaal domein heeft (Fig. 1) (Songer, 1996; Marks en Kather, 2003b). 8

16 Fig. 1: Clostridium perfringens enterotoxine met N-terminaal deel in blauw en C-terminaal deel in rood (uit Briggs et al., 2011) De productie van CPE is gecoreguleerd met sporulatie van de kiem aangezien het cpe gen en de genen betrokken bij sporulatie door dezelfde transcriptiefactoren worden geactiveerd (Rood en Cole, 1991; Songer, 1996). Sporulatie is echter niet noodzakelijk voor enterotoxine productie. Het toxine wordt namelijk vaak foutief aanzien als een onderdeel van de sporemantel (Twedt, 1992), maar het is geen essentieel sporecomponent want alle CPE-negatieve stammen kunnen sporuleren (Rood en Cole, 1991; Songer, 1996). Het toxine kan dus ook worden gevormd tijdens exponentiële groei van de kiem, maar de concentratie is wel maximaal tijdens sporulatie (Rood en Cole, 1991). Het enterotoxine wordt vrijgezet bij lyse van de vegetatieve kiem (Songer, 1996). Het huidige model over de werking van CPE is afgeleid van de bevindingen van McClane (2001). Om een nog onbekende reden ondergaat C. perfringens massale sporulatie waarbij grote hoeveelheden enterotoxine worden gevormd. Dit zou voornamelijk gebeuren in het alkalisch milieu van de distale dunne darm en de proximale dikke darm (Twedt, 1992). Het toxine wordt dan vrijgezet en komt terecht in het darmlumen, waar het een binding aangaat met bepaalde eiwitten van de epitheliale tight juncties. Hierbij ontstaat een klein eiwitcomplex van zo n 90 kda. Dit kleine complex gaat verder interageren met tal van andere eiwitten, waardoor grotere complexen worden gevormd. Er wordt gedacht dat het 155 kda complex cytotoxisch werkt, waardoor weefselschade ontstaat die ervoor zorgt dat het toxine toegang krijgt tot occludine, één van de tight junctie eiwitten. Samen met occludine vormt het toxine een groot complex van ongeveer 200 kda (Fig. 2) (McClane, 2001). 9

17 Fig. 2: Clostridium perfringens enterotoxine-occludine complex (uit Mitchell en Koval, 2010) Door de interactie met occludine ontstaan veranderingen in de structuur en functie van de tight juncties. Dit resulteert in paracellulaire permeabiliteitswijzigingen waardoor er een accumulatie van vloeistoffen gebeurt in de darm. Het verlies van vocht via het darmlumen leidt tot het ontstaan van diarree (Twedt, 1992; McClane, 2001; Marks en Kather, 2003b). Het effect van CPE bij de hond werd bestudeerd door Bartlett et al. (1972). Het toxine veroorzaakte een accumulatie van vocht in de darm en diarree wanneer het oraal of rechtstreeks in het darmlumen werd toegediend. Er zijn 2 mogelijke wegen waarop ziekte veroorzaakt kan worden door C. perfringens. De eerste is deze die wordt beschreven in het food-borne model. Hierbij is voedsel gecontamineerd met hoge aantallen enterotoxigene C. perfringens. Na consumptie hiervan, gaan de kiemen sporuleren in de dunne darm waarbij het CPE vrijkomt. Deze voedselgeassocieerde infectie komt vooral bij de mens vaak voor (McClane, 2001). Daarnaast bestaat ook een non-food-borne model. Hierbij beginnen commensale C. perfringens stammen, die een normaal onderdeel vormen van de intestinale microflora, plots massaal te sporuleren. Welke factoren dit kunnen uitlokken, is momenteel nog niet geweten. Het zou kunnen dat plotse dieetwijzigingen of toediening van antibiotica een triggerende werking hebben (Marks en Kather, 2003b). Tot nu toe werden geen studies uitgevoerd bij honden om uit te maken welk van de twee modellen bij deze diersoort een rol speelt. Het lijkt echter meer waarschijnlijk dat het om de niet-voedselgeassocieerde vorm gaat (Marks en Kather, 2003b). Het is ook nog onduidelijk of C. perfringens-geassocieerde diarree een primair of secundair fenomeen is (Weese et al., 2001b; Marks et al., 2002). Het zou kunnen dat de kiem een primair pathogeen is en op zichzelf ziekte kan veroorzaken. De mogelijkheid bestaat ook dat proliferatie en sporulatie van C. perfringens optreedt secundair aan een verstoring van de gastrointestinale microflora. Het is mogelijk dat Clostridium difficile, een ander species dat mogelijks betrokken is bij diarree bij honden en katten, en C. perfringens elkaar beïnvloeden. Er is meer onderzoek vereist naar de effecten van co-infectie met beide kiemen (Weese et al., 2001b). Marks et al. (2011) merken op dat de pathogene werking van het enterotoxine mogelijks pas geuit wordt vanaf een bepaalde concentratie. 10

18 1.4 SYMPTOMEN C. perfringens wordt zowel met acute als chronische diarree geassocieerd. In het eerste geval houden de symptomen meestal zo n vijf tot zeven dagen aan, bij de chronische vorm kan de diarree weken tot jaren aanslepen en is er vaak een intermitterend verloop (Twedt, 1992). Het kan gaan om dunne darm diarree, dikke darm diarree of een diffuse diarree waarbij de volledige darm is aangetast. Dikke darm diarree komt het meest voor. De dieren vertonen vaak tenesmus en een verhoogde defecatiefrequentie. Hematochezia en mucus in de faeces kunnen aanwezig zijn, maar dit is niet steeds zo (Kruth et al., 1989; Twedt, 1992; Marks et al., 1999). Af en toe zijn er dieren die dunne darm diarree vertonen, met een waterige stoelgang (Twedt, 1992). Ook braken kan voorkomen, maar dit is niet het hoofdsymptoom (Kruth et al., 1989; Twedt, 1992). De meeste dieren vertonen anorexie en een milde depressie (Kruth et al., 1989), maar er zijn ook gevallen beschreven van honden die een normale eetlust bewaarden (Weese et al., 2001a). Over het algemeen blijft C. perfringens-geassocieerde ziekte beperkt tot een lokale infectie en ontwikkelen er zich geen systemische symptomen zoals koorts (Twedt, 1992). Op het klinisch onderzoek worden er naast diarree meestal geen verdere afwijkingen gevonden, en ook de hematologische en biochemische parameters op het bloedonderzoek zijn normaal (Kruth et al., 1989; Twedt, 1992). C. perfringens wordt ook geassocieerd met het acute hemorrhagische diarree syndroom (AHDS). Sasaki et al. (1999) en Schlegel et al. (2012) bespreken elk een case van AHDS bij honden. Beide honden zijn plots gestorven na het vertonen van hemorrhagische diarree. Bij één van de honden werd ook braken opgemerkt (Sasaki et al., 1999). 1.5 DIAGNOSE Diagnosticeren van C. perfringens-geassocieerde diarree is niet zo eenvoudig. De kiem kan namelijk een normale darmbewoner zijn en wordt dus ook vaak bij gezonde dieren teruggevonden. Bovendien kan C. perfringens meerdere toxines produceren en is hun pathogeen belang nog niet helemaal duidelijk. Er is ook niet voor alle toxines een commerciële test voorhanden. Momenteel wordt gesteld dat de optimale diagnostische benadering bestaat uit een combinatie van een ELISA om C. perfringens enterotoxine te detecteren, en een PCR om de aanwezigheid van het cpe gen op te sporen. De PCR kan rechtstreeks op het staal of na isolatie van de kiem worden uitgevoerd (Marks et al., 2002; Weese, 2011). Twedt (1992) merkt op dat de diagnose bij dieren met chronische intermitterende diarree moet worden gesteld gedurende een periode waarin de dieren daadwerkelijk diarree hebben Symptomen Er zijn geen pathognomonische symptomen die kunnen helpen om de diagnose van C. perfringensgeassocieerde diarree te stellen. Ten eerste kan het zowel om dunne darm, dikke darm, als diffuse diarree gaan (Cave et al., 2002; Marks et al., 2002). Daarnaast is er een enorme variatie in ernst van 11

19 de symptomen, gaande van een milde diarree die zelflimiterend is tot een acute hemorrhagische diarree die mogelijks fataal afloopt (Cave et al., 2002; Sasaki et al., 1999) Fecale cytologie Sommige auteurs stelden voor om faecesuitstrijkjes te gebruiken als diagnostisch middel. De stalen worden hierbij uitgestreken op een draagglaasje, aan de lucht gedroogd of hitte-gefixeerd, gekleurd met een standaard kleuring (bijvoorbeeld een Diff-Quik kleuring) en microscopisch bekeken. De sporen hebben typisch het uitzicht van een veiligheidsspeld (Fig. 3) (Twedt, 1992). Fig. 3: Clostridium perfringens endosporen op een Diff-Quik kleuring, vergroting 100x (uit Broussard, 2003) Zo suggereerde Twedt (1992) dat het tellen van het aantal endosporen op deze uitstrijkjes gebruikt kan worden als een snelle screeningtest. Hij stelt dat het vinden van 2 tot 3 of meer sporen per olie immersie veld bij een 100x vergroting als abnormaal kan worden beschouwd, en dat dit een goede indicatie geeft van betrokkenheid van C. perfringens in de etiologie. Andere studies toonden echter aan dat er geen goede correlatie is tussen het aantal endosporen en de aanwezigheid van het enterotoxine, of tussen sporentelling en het voorkomen van diarree (Marks et al., 1999; Weese et al., 2001b; Marks et al., 2002). Bovendien werd vastgesteld dat C. perfringens continu sporuleert, zowel bij gezonde honden als dieren met diarree (Marks et al., 2002). Verder kan er morfologisch geen onderscheid gemaakt worden met de endosporen van andere Clostridium species, waartoe ook volstrekt onschadelijke soorten behoren (Weese, 2011). Bijgevolg kan worden besloten dat fecale endosporentelling geen betrouwbare methode voor diagnostiek is (Marks et al., 2002; Weese 2011). Ook het gebruik van cytologie voor identificatie van de vegetatieve kiem is geen bruikbaar diagnostisch middel. Het is moeilijk om de C. perfringens te onderscheiden van andere organismen. Daarnaast kan de bacterie deel uitmaken van de normale darmflora en wordt ze dus ook vaak bij gezonde dieren aangetroffen, en is er geen associatie tussen diarree en het aantal kiemen (Weese et al., 2001b). 12

20 1.5.3 Fecale cultuur Ook de geschiktheid van een cultuur voor de diagnose van C. perfringens-geassocieerde ziekte werd onderzocht. Hiervoor werden faecesstalen rechtstreeks geënt op eidooier agar platen, waarna deze gedurende 24 uur in een anaerobe incubatiekamer bij 37 C werden geplaatst. Daarna werd een aantal lecithinase-positieve kolonies overgeënt op een Brucella bloed agar, die opnieuw anaeroob geïncubeerd werd voor 24 uur. C. perfringens wordt geïdentificeerd door de kolonies die een dubbele zone hemolyse vertonen, te testen op zuurstoftolerantie en een Gram kleuring uit te voeren (Marks et al., 1999). In de studie van Marks et al. (1999) werd echter geen verschil in aanwezigheid van de kiem tussen honden met en zonder diarree gevonden. Ook Werdeling et al. (1991) kwamen tot deze bevinding. Hieruit blijkt dat men voor de diagnose niet kan steunen op isolatie van C. perfringens uit de faeces (Marks et al., 1999). Wanneer men de kiem niet kan isoleren, kan dit wel helpen bij het uitsluiten van C. perfringens als etiologisch agens. Bij 96% van stalen waarin CPE gedetecteerd werd, was de cultuur immers positief (Weese et al., 2001b) Bepalen van toxine genen in C. perfringens isolaten Het is mogelijk om de geïsoleerde C. perfringens stammen met PCR te testen op aanwezigheid van specifieke toxine genen. Deze test is voornamelijk geschikt ter aanvulling van serologische testen die het toxine detecteren, zoals ELISA. Wanneer een staal dat positief test voor de aanwezigheid van CPE ook het cpe gen bezit, verkleint de kans dat het om een vals positief resultaat van de ELISA gaat. Detectie van toxigene C. perfringens heeft ook als voordeel dat stammen die het cpe gen bezitten maar niet in vitro sporuleren, toch kunnen worden opgespoord. Hierdoor vermindert het aantal vals negatieve resultaten (Kokai-Kun et al., 1994). Er zijn nog veel onduidelijkheden, zoals het belang van het cpb2 gen bij hond en kat, en de correlatie tussen aantreffen van toxigene stammen en ziekte. Zolang hier niet meer over geweten is, kan de test niet op zichzelf gebruikt worden (Weese, 2011) Fecale CPE detectie Om het C. perfringens enterotoxine te detecteren in faeces zijn momenteel twee testen beschikbaar, een enzyme-linked immunosorbent assay (ELISA) en een reverse passive latex agglutination (RPLA) assay. Deze testen worden routinematig gebruikt bij de mens. Ondanks dat er geen species verschillen zijn en alle C. perfringens stammen antigenisch op elkaar lijken (Songer, 1996), moet bij de interpretatie toch enige voorzichtigheid aan boord worden gelegd aangezien de testen nog niet gevalideerd werden voor gebruik bij de hond en kat (Marks et al., 1999). Marks et al. (2011) merken op dat een goede gevoeligheid van de testen belangrijk is omdat de werking van het enterotoxine concentratie-afhankelijk zou kunnen zijn. De RPLA werd beschreven in het werk van Berry et al. (1986). De resultaten moeten echter steeds kritisch bekeken worden want het blijkt een minder specifieke methode te zijn, en vals positieve resultaten zouden geregeld voorkomen (Berry et al., 1988; Marks et al., 1999). De commercieel beschikbare ELISA maakt gebruik van een monoklonale antistof die gericht is tegen het eiwit van CPE dat interageert met de enterocyten. Dit maakt dat de ELISA een specifiekere methode is dan RPLA (Bartholomew et al., 1985; Berry et al., 1988). Wegens de kans op vals 13

21 positieve resultaten bij RPLA, stelt Berry et al. (1988) voor om RPLA-positieve stalen met een lage titer opnieuw te testen met een ELISA. Het is belangrijk te beseffen dat zowel RPLA als ELISA een CPE-positief resultaat kunnen geven terwijl het geteste dier geen diarree heeft. Dit kan zowel veroorzaakt zijn door een onvoldoende specificiteit van de test, als door het feit dat aanwezigheid van het enterotoxine niet altijd tot ziekte leidt. Dit toont aan dat de interpretatie van een positief resultaat steeds met de nodige omzichtigheid dient te gebeuren. Het geeft een vermoeden van C. perfringens-geassocieerde diarree, maar het kan geen sluitende diagnose leveren (Weese, 2011). Ideaal gezien worden deze testen gecombineerd met een PCR om enterotoxigene stammen te detecteren (Marks et al., 2002). Western immunoblotting werd ook gebruikt voor CPE detectie, maar wegens de complexere en meer tijdrovende procedure moet de voorkeur worden gegeven aan ELISA of RPLA. Het is wel een veel specifiekere methode, waardoor het een goede manier is om bij twijfel ELISA- of RPLA-positieve resultaten te bevestigen (Kokai-Kun et al., 1994). Het is ook belangrijk om rekening te houden met het feit dat deze testen enkel het enterotoxine detecteren, en geen andere toxines die mogelijks een rol kunnen spelen (Weese, 2011) Fecale PCR Men kan een polymerase chain reaction (PCR) uitvoeren op faecesstalen om de aanwezigheid van bepaalde C. perfringens genen op te sporen. Een PCR die het cpa gen detecteert is niet nuttig omdat dit gen aanwezig is bij alle C. perfringens stammen, en de kiem bij veel gezonde dieren voorkomt. Het kan wel interessant zijn om genen te detecteren die coderen voor toxines met een mogelijks meer belangrijke rol in de pathogenese, zoals het cpe of cpb2 gen (Marks et al., 2011; Weese, 2011). Een potentieel nadeel van deze methode is de mogelijkheid op vals positieve resultaten wanneer een stam die het gen bezit toch niet het corresponderende toxine produceert (Kokai-Kun et al., 1994). PCR kan voorlopig nog niet als een alleenstaande test gebruikt worden. Het kan wel een goede aanvulling vormen voor de toxine detectie assays. Wanneer een staal CPE- én cpe-positief is, verkleint de kans op een vals positief resultaat aanzienlijk (Marks et al., 2002). 1.6 BEHANDELING Voor de behandeling van C. perfringens-geassocieerde diarree wordt best een onderscheid gemaakt tussen de acute en chronische vorm. De acute diarree is vaak zelflimiterend (Twedt, 1992) en Marks et al. (2011) merken op dat de doeltreffendheid van antibiotica in deze gevallen niet is aangetoond. Twedt (1992) raadt toch aan een zevendaagse antibioticakuur in te stellen, waarbij de dieren meestal na 3 tot 5 dagen als genezen verklaard kunnen worden. De chronische intermitterende diarree is vaak moeilijker te behandelen. Initieel reageren de dieren snel op therapie, maar in veel gevallen komt de diarree terug wanneer men de behandeling stopzet. Meestal moet men meerdere antibioticakuren verstrekken en is de behandeling een werk van lange adem (Twedt, 1992). 14

22 De gebruikte antibiotica zijn bij voorkeur metronidazole of tylosine, maar men kan ook ampicilline, erythromycine, tetracycline en cephalexine toedienen (Kruth et al., 1989; Twedt, 1992; Weese et al., 2001b). Recent wordt echter het gebruik van tetracyclines afgeraden omdat blijkt dat er een vrij hoge graag van resistentie tegen dit antibioticum is (Marks en Kather, 2003a; Kather et al., 2006; Weese, 2011). Twedt (1992) merkt op dat bij chronische diarree zelfs dosissen onder de minimum inhibitorische concentratie (MIC) een gunstig resultaat opleveren. Marks en Kather (2003a), Marks en Kather (2003b) en Kather et al. (2006) waarschuwen echter dat dit de selectie op antibiotica resistentie in de hand werkt. Deze resistentie zou vooral een probleem vormen bij tetracyclines: in de studie van Marks en Kather (2003a) bleken 21% van de isolaten niet gevoelig aan dit antibioticum. Kather et al. (2006) zag dat 96% van de C. perfringens isolaten het tetracycline resistentie gen teta(p) bezat. Verder is vaak een symptomatische therapie aangewezen, zoals het toedienen van zacht voedsel en een darmbeschermer. Bij erge dehydratatie kan intraveneuze vloeistoftherapie nodig zijn (Kruth et al., 1989). Het blijkt dat enkel het overschakelen naar een meer vezelrijk dieet voldoende is voor sommige honden. Men denkt dat de sporulatie geremd wordt ten gevolgde van een ph verlaging in de darm, of dat de kiemproliferatie wordt tegengegaan door een wijziging in het intestinale milieu (Twedt, 1992). 1.7 PROGNOSE Acute gevallen van C. perfringens-geassocieerde diarree zijn doorgaans goed te behandelen en de prognose is uitstekend. Bij chronische vormen treedt vaak herval op, en is een lange tot soms levenslange therapie vereist (Twedt, 1992). Bij gevallen van AHDS is de prognose beduidend minder goed, met mogelijks een fatale afloop (Sasaki et al., 1999; Schlegel et al., 2012). 1.8 PREVENTIE Aangezien besmetting vaak geassocieerd is met een gecontamineerde omgeving, zoals een dierenkliniek, is preventie vooral gericht op een goede omgevingsontsmetting. Hiervoor dienen desinfectantia gebruikt te worden die effectief zijn tegen de vrij resistente sporevorm (Kruth et al., 1989; Twedt, 1992). Verder wordt een goede handhygiëne aangeraden, en isolatie van aangetaste dieren waarbij extra hygiënemaatregelen worden genomen, zoals het dragen van handschoenen en een kiel (Kruth et al., 1989). 1.9 ZOÖNOTISCH BELANG Honden en katten zijn waarschijnlijk van geen belang in ziekte veroorzaakt door C. perfringens bij de mens. De kiem komt namelijk regelmatig voor bij gezelschapsdieren, terwijl zelden niet-voedsel geassocieerde infecties bij de mens gezien worden (Weese, 2011). 15

23 2. CLOSTRIDIUM DIFFICILE 2.1 ETIOLOGIE Clostridium difficile is een gram-positieve, strikt anaerobe en sporenvormende bacil die geassocieerd wordt met darmaandoeningen bij verschillende diersoorten, zoals het paard en varken (Weese et al., 2001b). Bij de mens is deze kiem één van de meest voorkomende oorzaken van antibioticageassocieerde diarree en de belangrijkste oorzaak van pseudomembraneuze colitis (Berry en Levett, 1986; Weese et al., 2010; Marks et al., 2011). Er wordt vermoed dat C. difficile ook een rol kan spelen bij diarree bij honden en katten, maar het is nog niet duidelijk hoe belangrijk deze potentiële pathogeen hierbij werkelijk is (Berry en Levett, 1986; Weese et al., 2001b). Buiten het lichaam sporuleert de kiem snel en in deze vorm kan ze jaren overleven in de omgeving. Wanneer sporen opgenomen worden door een gastheer en in een geschikt milieu terecht komen, gaan ze over in hun vegetatieve vorm. Wanneer deze vermeerdert, kan door productie van toxines het darmstelsel aangetast worden (Marks et al., 2011). Niet alle stammen produceren echter toxines en van deze zogenaamde niet-toxigene stammen wordt aangenomen dat ze geen ziekte kunnen veroorzaken. Oorspronkelijk dacht men dat twee toxines een belangrijke rol spelen in de pathogenese: het toxine A en B. De meeste toxigene C. difficile stammen produceren beide toxines, maar het is gebleken dat ook A-negatieve, B-positieve stammen voorkomen (Weese et al., 2001b; Marks et al., 2011; Weese, 2011). Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat toxine B de belangrijkste virulentiefactor is, en dat toxine A niet essentieel is in de pathogenese (Lyras et al., 2009). Daarnaast bestaan nog drie andere toxines, waaronder het binaire toxine CDT, maar het belang hiervan is nog niet duidelijk (Weese et al., 2001b; Marks et al., 2011; Weese, 2011). Vooral bij de mens en het paard is veel onderzoek gebeurd naar C. difficile. Opvallend is de sterke uiteenlopendheid aan symptomen tussen verschillende individuen. Het kan gaan om asymptomatische dragers van de kiem, maar ook een acute ernstige darmontsteking kan voorkomen. Bij de mens gaat het hierbij om een mogelijks fatale pseudomembraneuze colitis, bij veulens kan een necrotiserende hemorrhagische enterocolitis ontstaan (Marks en Kather, 2003b). Bij de hond en kat is het nog niet volledig duidelijk welke rol C. difficile speelt in het ontstaan van intestinale problemen. Een aantal studies hebben een associatie aangetoond tussen de aanwezigheid van C. difficile toxines in de faeces en ziekte (Weese et al., 2001b; Cave et al., 2002; Marks et al., 2002). Marks et al. (2011) stellen dat C. difficile betrokken zou zijn in 10-21% van de gevallen van honden met antibioticum-geassocieerde diarree. Mogelijks heeft de kiem ook een rol in het acute hemorrhagische diarree syndroom (AHDS) dat voorkomt bij honden (Cave et al., 2002). Het grootste probleem is dat men tot nu toe geen oorzakelijk verband kon aantonen, en dat de kiem misschien eerder een opportunistische rol speelt bij darminfecties of dat het om een incidentele bevinding gaat (Marks et al., 2011). Men kon immers nog geen diarree uitlokken bij honden door het toedienen van C. difficile (Marks et al., 2002). Bij de mens veroorzaakt de kiem enkel problemen na verstoring van de darmflora, voornamelijk na antibiotica gebruik. Mogelijks moeten bij de hond en kat ook predisponerende factoren aanwezig zijn vooraleer C. difficile voor aantasting van de darm kan zorgen (Pacheco en Johnson, 2013). 16

24 2.2 EPIDEMIOLOGIE Voorkomen van de kiem Borriello et al. (1983) troffen C. difficile aan in de faeces van 23% van de bemonsterde honden en katten. Deze kolonisatie bleek evenwel niet geassocieerd met het voorkomen van diarree. Eenzelfde resultaat werd gevonden door Chouicha en Marks (2006). In een studie door Riley et al. (1991) in twee dierenklinieken was 39.5% drager van de kiem. C. difficile kwam even frequent voor bij katten (38.1%) als bij honden (40.0%). Struble et al. (1994) isoleerden de bacterie bij 18.4% van de dieren, Lefebvre et al. (2009) vonden de kiem bij 4.6% van de honden die hij bemonsterde. Algemeen kan gesteld worden dat C. difficile geïsoleerd kan worden bij 0 tot 40% van de honden en katten. Dieren kunnen dus asymptomatisch drager zijn van de bacterie (Marks en Kather, 2003b). Weese et al. (2010) bekeken de aanwezigheid van de bacterie bij gezelschapsdieren in verschillende gezinnen, en verzamelde hiertoe vijf faecesstalen per dier. De cultuur was positief bij 10% van de honden en 21% van de katten. Opmerkelijk was dat in 93% van de gevallen slechts één van de vijf stalen een positief resultaat opleverde. Wanneer men alle stalen samen nam, werd C. difficile geïsoleerd bij 2.9% van de hondenstalen en 4.3% van de kattenstalen. Deze bevinding zou kunnen betekenen dat de kolonisatie intermitterend optreedt. Het kan echter ook veroorzaakt zijn doordat de uitscheiding rondom de detectiegrens schommelde, of door passieve passage van sporen in het darmstelsel. Verder werd gekeken naar de stammen. De resultaten hiervan worden weergeven in tabel 2. aanwezigheid van toxine A, B en CDT genen in de geïsoleerde Tabel 2. Percentage toxigene Clostridium difficile stammen en bepaling van aanwezige toxine genen Auteur % Toxigene stammen Toxine genen Borriello et al., % niet vermeld Riley et al., % niet vermeld Struble et al., % A+, B+ Marks et al., % A+, B+ Chouicha en Marks, % niet vermeld Clooten et al., % A+, B+ Lefebvre et al., % A+, B+, CDT-: 81.6% A+, B+, CDT+: 7.9% A-, B+, CDT-: 7.9% A-, B-, CDT+: 2.6% Weese et al., % niet vermeld 17

MARKTONDERZOEK NAAR HET GEBRUIK VAN ZOOLAC PROPASTE

MARKTONDERZOEK NAAR HET GEBRUIK VAN ZOOLAC PROPASTE Side 1 af 5 MARKTONDERZOEK NAAR HET GEBRUIK VAN ZOOLAC PROPASTE Doel: Via dit marktonderzoek willen we inzicht krijgen in de wijze waarop dierenartsen ZooLac Propaste gebruiken en hun bevindingen over

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Coördinator referentiecentrum Naam: N.Botteldoorn Tel 02 642 51 83 Fax: 02 642 52 40 Rapportering voor het jaar 2014 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Instelling: WIV Straat: J. Wijtsmanstraat Stad: Brussel

Nadere informatie

Porcilis ColiClos. Samen de juiste E. coli / Clostridium vaccinatiestrategie bepalen

Porcilis ColiClos. Samen de juiste E. coli / Clostridium vaccinatiestrategie bepalen Porcilis ColiClos Samen de juiste E. coli / Clostridium vaccinatiestrategie bepalen Porcilis ColiClos Percentage secties van zuigende biggen waarbij infectie met Clostridium perfringens werd vastgesteld,

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Coördinator referentiecentrum Naam: N. Botteldoorn Tel 02 642 51 83 Fax: 02 642 52 40 Rapportering voor het jaar 2016 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Instelling: WIV Straat: J. Wijtsmanstraat Stad: Brussel

Nadere informatie

De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee. Naomi de Bruijn

De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee. Naomi de Bruijn De rol van virussen bij verteringsstoornissen bij varkens en pluimvee Naomi de Bruijn Virale darminfecties: Algemeen Betreft vooral jonge dieren Meer ziekte verschijnselen Veelal relatief milde darmschade

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2018 Referentiecentrum voor Clostridium botulinum en Clostridium perfringens.

Rapportering voor het jaar 2018 Referentiecentrum voor Clostridium botulinum en Clostridium perfringens. Rapportering voor het jaar 2018 Referentiecentrum voor Clostridium botulinum en Clostridium perfringens. Coördinator Referentiecentrum Oonagh Paerewijck Tom Van Nieuwenhuysen Sciensano 14, J. Wytsmanstraat

Nadere informatie

Diarreebacterie slaat toe door antibioticagebruik

Diarreebacterie slaat toe door antibioticagebruik Diarreebacterie slaat toe door antibioticagebruik Veel gezonde mensen dragen de darmbacterie Clostridium difficile bij zich zonder er last van te hebben. Bij ziekenhuispatiënten kan deze bacterie echter

Nadere informatie

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Veepeiler Varken. Pathogenen betrokken bij speendiarree bij biggen in Vlaanderen

Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw. Veepeiler Varken. Pathogenen betrokken bij speendiarree bij biggen in Vlaanderen Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Veepeiler Varken Pathogenen betrokken bij speendiarree bij biggen in Vlaanderen Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw Speendiarree in Vlaanderen Willem Van Praet DGZ-Vlaanderen

Nadere informatie

CHAPTER 9. Samenvatting

CHAPTER 9. Samenvatting CHAPTER 9 Samenvatting Samenvatting Streptococcus suis is een belangrijke oorzaak van zenuwverschijnselen, kreupelheid en sterfte bij biggen. De infectie, die vooral bij biggen van speenleeftijd (rond

Nadere informatie

Samenvatting. Chapter12

Samenvatting. Chapter12 Samenvatting Chapter12 Coinfectie met Mycobacterium Tuberculose tijdens HIV-infectie is een groot probleem in de derde wereld, daar dit leidt tot een grotere sterfte. (hoofdstuk I) In de studies beschreven

Nadere informatie

FECESDONATIE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN EN UITKOMSTEN 13 OKTOBER

FECESDONATIE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN EN UITKOMSTEN 13 OKTOBER FECESDONATIE TOEPASSINGSMOGELIJKHEDEN EN UITKOMSTEN 13 OKTOBER 2016 Yvette van Beurden arts onderzoeker VUmc y.vanbeurden@vumc.nl Procedure www.ndfb.nl Geschiedenis van Nood et al 2013 Clostridium difficile

Nadere informatie

Speed Giardia TM. www.speedrange.nl. Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 427 127 E-mail: info@virbac.

Speed Giardia TM. www.speedrange.nl. Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 427 127 E-mail: info@virbac. Speed Giardia TM www.speedrange.nl Virbac Nederland B.V., Postbus 313, 3770 AH Barneveld Tel. 0342 427 127 E-mail: info@virbac.nl ALLEEN VOOR IN VITRO GEBRUIK NEDERLANDS Klinische toepassing Giardia is

Nadere informatie

Serologische testen en interpretatie van testresultaten

Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen en interpretatie van testresultaten Serologische testen Serologie is de leer van de stoffen die zich bevinden in het bloedserum. Bloedserum is het vocht dat verkregen is nadat bloed

Nadere informatie

Inflammatoire darmontsteking (IBD), maagdarmontsteking bij honden en katten

Inflammatoire darmontsteking (IBD), maagdarmontsteking bij honden en katten Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Inflammatoire (ontsteking) van darmziekten (IBD) is een groep van gastro-intestinale (maagdarm) ziekten waarbij ontstekingen

Nadere informatie

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer

Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Amyloïd-bindende eiwitten bij de ziekte van Alzheimer Introductie onderzoeksproject De ziekte van Alzheimer De ziekte van Alzheimer is een neurologische aandoening en is de meest voorkomende vorm van dementie.

Nadere informatie

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts www.printo.it/pediatric-rheumatology/be_fm/intro NRLP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts Versie 2016 1. WAT IS NRLP-12 GERELATEERDE TERUGKERENDE KOORTS 1.1 Wat is het? NRLP-12 gerelateerde terugkerende

Nadere informatie

Resultatenanalyse van de openbare raadpleging in het kader van het dossier Actogenix B/BE/07/BVW1

Resultatenanalyse van de openbare raadpleging in het kader van het dossier Actogenix B/BE/07/BVW1 Resultatenanalyse van de openbare raadpleging in het kader van het dossier Actogenix B/BE/07/BVW1 Voor deze proef werden 5 raadplegingsformulieren ingevuld: FORMULIER NR. 1 Het dossier ingediend door ActoGenix

Nadere informatie

De ziekte van Alzheimer. Diagnose

De ziekte van Alzheimer. Diagnose De ziekte van Alzheimer Bij dementie is er sprake van een globale achteruitgang van de cognitieve functies, zoals het geheugen of de taalfuncties. Deze achteruitgang leidt tot functionele beperkingen in

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Samenvatting en conclusies 8 Chapter 8 74 Samenvatting Hoofdstuk 1 geeft een algemene inleiding op dit proefschrift. De belangrijkste doelen van dit proefschrift waren achtereenvolgens: het beschrijven

Nadere informatie

Botulisme. Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging

Botulisme. Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging Botulisme Botulisme: een veelal fatale voedselvergiftiging Jaarlijks zijn er uitbraken van botulisme bij vele diersoorten. Het grootste aantal slachtoffers valt onder de watervogels, zoals eenden en ganzen,

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse Samenvatting

Chapter 9. Nederlandse Samenvatting Chapter 9 Nederlandse Samenvatting Summary and Nederlandse samenvatting SAMENVATTING Baarmoederhalskanker is de vierde meest voorkomende kanker bij vrouwen wereldwijd. Deze ziekte wordt gedurende een periode

Nadere informatie

Samenvatting. Een complex beeld

Samenvatting. Een complex beeld Samenvatting Een complex beeld Vroeg herkende lymeziekte na een tekenbeet is goed te behandelen met antibiotica. Het beeld wordt echter complexer als de symptomen minder duidelijk zijn of als de patiënt

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het mucosale immuunsysteem Het afweersysteem beschermt het lichaam tegen infecties met bacteriën, virussen, schimmels en parasieten. De huid en de mucosale weefsels zoals bijvoorbeeld

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Chapter 8. Hoofdstuk 8. Nederlandstalige samenvatting

Chapter 8. Hoofdstuk 8. Nederlandstalige samenvatting Chapter 8 Hoofdstuk 8 Nederlandstalige samenvatting Chapter 8 Porphyromonas gingivalis is een Gram- negatieve anaerobe bacterie die geassocieerd is met periimplantitis. In geval van infectie reageren gastheercellen

Nadere informatie

Informatie over Clostridium difficile

Informatie over Clostridium difficile Informatie over Clostridium difficile 2 Clostridium difficile is een bacterie die bij elk mens in de dikke darm voorkomt. Door toediening van antibiotica kan het evenwicht in de darmen verstoord raken.

Nadere informatie

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België Rapport 2016 Samenvatting AUTEURS C. VALENCIA, M.-L. LAMBERT Voor het Nationale Referentielaboratorium: M. DELMÉE, J. VAN BROECK Epidemiologie

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Analyse van chromosomale afwijkingen in gastrointestinale tumoren In het ontstaan van kanker spelen vele moleculaire processen een rol. Deze processen worden in gang gezet door

Nadere informatie

samenvatting Peri-implantaire infecties vormen een risico voor de overleving en het succes op lange termijn van tandheelkundige implantaten. Infectie beperkt tot de peri-implantaire mucosa wordt peri-implantaire

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Sinds enkele decennia is de acute zorg voor brandwondenpatiënten verbeterd, hetgeen heeft geresulteerd in een reductie van de mortaliteit na verbranding, met name van patiënten

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN

INHOUDSTAFEL LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN INHOUDSTAFEL 1. Deelname 2 2. Enterobacter aerogenes 3 3. Multiresistente Enterobacter aerogenes (MREA) 4 3.1. Definitie van MREA 4 3.2. Aantal MREA-stammen per ziekenhuis 4 3.3. Resistentiecijfer 4 3.4.

Nadere informatie

SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie

SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie 166 Samenvatting SAMENVATTING VOOR NIET-INGEWIJDEN Kattenkrabziekte. Diagnostische en klinische aspecten van Bartonella henselae infectie Deel I Introductie In de introductie van dit proefschrift (Hoofdstuk

Nadere informatie

Rapportering voor het jaar 2012 Referentiecentrum voor NOROVIRUS.

Rapportering voor het jaar 2012 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. Coördinator referentiecentrum Rapportering voor het jaar 2012 Referentiecentrum voor NOROVIRUS. N.Botteldoorn WIV-ISP J. Wytsmanstraat Brussel Tel 02 642 51 83 Fax: 02 642 52 40 Email: Nadine.Botteldoorn@wivisp.be

Nadere informatie

212

212 212 Type 2 diabetes is een chronische aandoening, gekarakteriseerd door verhoogde glucosewaarden (hyperglycemie), die wereldwijd steeds vaker voorkomt (stijgende prevalentie) en geassocieerd is met vele

Nadere informatie

Resultaten praktijkgerichte onderzoeksprojecten VEEPEILER. Antibioticumgebruik en resistentie in de kraamstal. Drs.

Resultaten praktijkgerichte onderzoeksprojecten VEEPEILER. Antibioticumgebruik en resistentie in de kraamstal. Drs. praktijkgerichte onderzoeksprojecten VEEPEILER Antibioticumgebruik en resistentie in de kraamstal Drs. Bénédicte Callens Eenheid voor Veterinaire Epidemiologie Faculteit Diergeneeskunde Universiteit Gent

Nadere informatie

Twelve. TweTw. Twelve. Twelve. Twelve. Twelf. Twelve. Summary and General Discussion Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae.

Twelve. TweTw. Twelve. Twelve. Twelve. Twelf. Twelve. Summary and General Discussion Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae. Samenvatting e TweTw l TwTwelv Twelf T Twel Summary and General Discussion Samenvatting Dankwoord Curriculum Vitae TwTweT welvelve 149 Bacteriurie is de aanwezigheid van bacteriën in urine. Uropathogenen

Nadere informatie

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting

Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België. Rapport 2016 Samenvatting Epidemiologie van Clostridium difficile infecties in België Rapport 2016 Samenvatting AUTEURS C. VALENCIA, M.-L. LAMBERT Voor het Nationale Referentielaboratorium: M. DELMÉE, J. VAN BROECK Epidemiologie

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting In dit proefschrift wordt de ontwikkeling van twee nieuwe testen beschreven die kunnen helpen bij de detectie van verhoogde bloedings- of tromboseneigingen. In hoofdstuk 1 wordt

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Familiaire Mediterrane Koorts

Familiaire Mediterrane Koorts https://www.printo.it/pediatric-rheumatology/be_fm/intro Familiaire Mediterrane Koorts Versie 2016 2. DIAGNOSE EN BEHANDELING 2.1 Hoe wordt het gediagnosticeerd? Over het algemeen wordt de volgende aanpak

Nadere informatie

NLRP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts

NLRP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts www.printo.it/pediatric-rheumatology/nl/intro NLRP-12 Gerelateerde Terugkerende Koorts Versie 2016 1. WAT IS NLRP12 GERELATEERDE TERUGKERENDE KOORTS 1.1 Wat is het? NLRP12 gerelateerde terugkerende koorts

Nadere informatie

COLOSCOPIE EN PREVENTIE VAN DARMKANKER. Hoe kan darmkanker voorkomen worden? - Patiëntinformatie -

COLOSCOPIE EN PREVENTIE VAN DARMKANKER. Hoe kan darmkanker voorkomen worden? - Patiëntinformatie - COLOSCOPIE EN PREVENTIE VAN DARMKANKER Hoe kan darmkanker voorkomen worden? - Patiëntinformatie - Wat is darmkanker? Kanker van de darm (colorectale kanker) is de 3de meest voorkomende kanker bij mannen,

Nadere informatie

Bijsluiter NL versie Promycine Pulvis 1000 I.E./mg BIJSLUITER 1

Bijsluiter NL versie Promycine Pulvis 1000 I.E./mg BIJSLUITER 1 BIJSLUITER 1 BIJSLUITER PROMYCINE PULVIS 1.000 I.U./mg, poeder voor orale oplossing. 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR

Nadere informatie

Dierenkliniek Goeree Overflakkee

Dierenkliniek Goeree Overflakkee Dierenkliniek Goeree Overflakkee De teksten van onze artikelen worden geschreven aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook op basis van onze eigen inzichten en ervaringen. Daarom kan de informatie

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/24600 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Mariman, Rob Title: Probiotic bacteria and the immune system : mechanistic insights

Nadere informatie

Dierenkliniek Goeree Overflakkee

Dierenkliniek Goeree Overflakkee Dierenkliniek Goeree Overflakkee De teksten van onze artikelen worden geschreven aan de hand van wetenschappelijke literatuur, maar ook op basis van onze eigen inzichten en ervaringen. Daarom kan de informatie

Nadere informatie

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak

Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Auteur: Steven Sarrazin Het belang van monitoring en vaccinatie in de BVD-aanpak Veelal wordt de bestrijding van het Boviene Virale Diarree-virus (BVD) enkel geassocieerd met vaccinatie. Echter, met vaccinatie

Nadere informatie

E. coli-infecties. Ziektebeeld. Incubatieperiode

E. coli-infecties. Ziektebeeld. Incubatieperiode 63 E. coli-infecties Ziektebeeld Het ziektebeeld veroorzaakt door pathogene E. coli is zeer uiteenlopend en afhankelijk van de pathogene groep (zie ook Ziekteverwekker). Enterohemorragische E. coli (EHEC):

Nadere informatie

www.printo.it/pediatric-rheumatology/be_fm/intro Lyme Artritis Versie 2016 1. WAT IS LYME ARTRITIS 1.1 Wat is het? Lyme artritis is een van de ziekten die veroorzaakt wordt door de bacterie Borrelia burgdorferi

Nadere informatie

SAMENVATTING Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.1 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.3

SAMENVATTING Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3.1 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.2 Hoofdstuk 3.3 SAMENVATTING Gesproeidroogd bloedplasma, spray-dried animal plasma (SDAP), is een bijproduct van slachterijen. Het plasma dat verkregen is van geslachte varkens of runderen wordt gesproeidroogd en kan

Nadere informatie

Aanwezigheid van MRSA-stam in Belgische varkenshouderij aangetoond in studie

Aanwezigheid van MRSA-stam in Belgische varkenshouderij aangetoond in studie Folia veterinaria ACTUALITEIT Uw vragen: Binnen het cascadesysteem bestaat de mogelijkheid om geneesmiddelen voor humaan gebruik toe te dienen aan dieren. Wanneer er een diergeneesmiddel en een humaan

Nadere informatie

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1]

gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld op mensen [1] Gepubliceerd op sciensano.be (https://www.sciensano.be) Home > Surveillance van tekenbeten in België: gegevens van TekenNet 2017 en resultaten van de studie op ziektekiemen in teken die werden verzameld

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 137 138 Het ontrafelen van de klinische fenotypen van dementie op jonge leeftijd In tegenstelling tot wat vaak wordt gedacht, komt dementie ook op jonge leeftijd voor. De diagnose

Nadere informatie

Clostridium difficile

Clostridium difficile Clostridium difficile 2 Inleiding U heeft van uw arts gehoord dat bij u de ziekenhuisbacterie Clostridium difficile aanwezig is. Deze folder geeft informatie over deze bacterie. Ook leest u in deze folder

Nadere informatie

Gastro-enteritis. Ziektebeeld. Incubatieperiode

Gastro-enteritis. Ziektebeeld. Incubatieperiode DRAAIBOEK INFECTIEZIEKTEN CLB GASTRO-ENTERITIS 73 Gastro-enteritis Voor meer achtergrondinformatie over een individuele kiem, zie ook volgende fiches: Calicivirusinfecties Campylobacteriose Escherichia

Nadere informatie

Clostridium Difficile Associated Diarrhoea (CDAD)

Clostridium Difficile Associated Diarrhoea (CDAD) Clostridium Difficile Associated Diarrhoea (CDAD) s Herenbaan 172 2840 Rumst tel: 03 880 90 11 (algemeen) tel: 03 880 91 90 (afspraken) Informatiebrochure e-mail: info@hfr.be www.azheiligefamilie.be 2

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting nelleke tolboom binnenwerk aangepast.indd 161 28-12-2009 09:42:54 nelleke tolboom binnenwerk aangepast.indd 162 28-12-2009 09:42:54 Beeldvorming van Alzheimerpathologie in vivo:

Nadere informatie

Cobactan 2,5% Eerste hulp bij hersenvliesontsteking.

Cobactan 2,5% Eerste hulp bij hersenvliesontsteking. Cobactan 2,5% Eerste hulp bij hersenvliesontsteking. Cobactan 2,5% Hersenvliesontsteking is een acuut probleem, dat op elk zeugenbedrijf voorkomt. Nagenoeg ieder zeugenbedrijf is bekend met hersenvliesontsteking.

Nadere informatie

Mijn hond of kat heeft darmproblemen

Mijn hond of kat heeft darmproblemen TROVET Intestinal Support, voedingssupplement voor het gericht aanpakken van darmproblemen bij hond en kat Mijn hond of kat heeft darmproblemen wat nu? betrouwbare en betaalbare dieetvoeding De dierenarts

Nadere informatie

Plaats van het opsporen van glutamaatdehydrogenase in de di diagnos tiek van Clostridium difficile Sarah Resseler 15 april 2008

Plaats van het opsporen van glutamaatdehydrogenase in de di diagnos tiek van Clostridium difficile Sarah Resseler 15 april 2008 Plaats van het opsporen van glutamaatdehydrogenase in de diagnostiek van Clostridium difficile. Sarah Resseler 15 april 2008 Inhoud 1. Algemene inleiding 2. Klinisch/diagnostisch scenario 3. CAT vraagstelling

Nadere informatie

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2

INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2 INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL... 1 LIJST VAN TABELLEN EN FIGUREN... 2 LUIK 1: ENTEROBACTER AEROGENES... 3 1- DEELNAME... 3 2- ENTEROBACTER AEROGENES (E. A.)... 4 3- MULTIRESISTENTE ENTEROBACTER AEROGENES (MREA)...

Nadere informatie

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan

Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Auteur: Steven Sarrazin Redenen genoeg om de BVDV-situatie op uw bedrijf na te gaan Boviene Virale Diarree (BVD) is een aandoening met een veel ruimer ziektebeeld dan de naam laat vermoeden. Daarom is

Nadere informatie

Legionella pneumophila. S.G.S Vreden, MD, PhD

Legionella pneumophila. S.G.S Vreden, MD, PhD Legionella pneumophila S.G.S Vreden, MD, PhD Legionella pneumophila, established in 1976 Legionella is een aerobe, gram negatieve bacterie Familie Legionellaceae heeft 50 species, met ruim 70 serogroups.

Nadere informatie

Samen ruiken aan het succes van complete APP bescherming

Samen ruiken aan het succes van complete APP bescherming Porcilis APP Samen ruiken aan het succes van complete APP bescherming APP in een notendop A. pleuropneumoniae (APP) is een bacterie en veroorzaakt acute- (sterfte) en chronische long- en borstvliesontsteking.

Nadere informatie

CHAPTER XII. Nederlandse Samenvatting

CHAPTER XII. Nederlandse Samenvatting CHAPTER XII Nederlandse Samenvatting Dit proefschrift behelst een aantal klinische en translationele studies met betrekking tot de behandeling van het primair operabel mammacarcinoom. Zowel aspecten van

Nadere informatie

Samenvatting. Nederlandse samenvatting

Samenvatting. Nederlandse samenvatting Page 143 Samenvatting Onder normale omstandigheden inhaleert een volwassen menselijke long zo n 11.000 liter lucht per dag. Naast deze normale lucht worden er ook potentieel toxische stoffen en micro-organismen,

Nadere informatie

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België: Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België: Jaar 2010 B. Jans, Dr. O. Denis & BICS IPH/EPI REPORTS Nr. 2011 039 Depotnummer: D/2011/2505/67

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Samenvatting en conclusies 080237 Henneman boek.indb 171 03-11-2008 10:57:48 172 Samenvatting en conclusies In de algemene introductie van dit proefschrift worden de verschillende niet-invasieve technieken

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting

Chapter 9. Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Wetenschappelijk onderzoek heeft uitgewezen dat baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door een infectie met een virus, het zogenaamde hoog-risico humaan papillomavirus (hrhpv).

Nadere informatie

De extractie van bacterieel en fungaal DNA uit verschillende lichaamsvloeistoffen

De extractie van bacterieel en fungaal DNA uit verschillende lichaamsvloeistoffen Een grote verscheidenheid aan bacteriën, virussen, schimmels en parasieten is verantwoordelijk voor de naar schatting 15 miljoen sterfgevallen per jaar als gevolg van infectieziekten. Infectieziekten gaan

Nadere informatie

Het Adeno-Coli complex. Voorjaarsdag NBS 17 febr. 2018

Het Adeno-Coli complex. Voorjaarsdag NBS 17 febr. 2018 Het Adeno-Coli complex Voorjaarsdag NBS 17 febr. 2018 Adenovirus infectie Klassieke vorm (type 1): De zgn. klassieke vorm komt vooral bij de jonge duiven onder het jaar voor (= Jongeduivendiarree) Lever

Nadere informatie

Immuunreactie tegen virussen

Immuunreactie tegen virussen Samenvatting Gedurende de laatste eeuwen hebben wereldwijde uitbraken van virussen zoals pokken, influenza en HIV vele levens gekost. Echter, vooral in de westerse wereld zijn de hoge sterftecijfers en

Nadere informatie

Reumatische Koorts en Post-Streptokokken Reactieve Artritis

Reumatische Koorts en Post-Streptokokken Reactieve Artritis www.printo.it/pediatric-rheumatology/be_fm/intro Reumatische Koorts en Post-Streptokokken Reactieve Artritis Versie 2016 2. DIAGNOSE EN THERAPIE 2.1 Hoe wordt het gediagnosticeerd? Klinische symptomen

Nadere informatie

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting

Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131. chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 131 chapter 10 samenvatting Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 132 Marrit-10-H10 24-06-2008 11:05 Pagina 133 Zaadbalkanker wordt voornamelijk bij jonge mannen vastgesteld

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De laatste jaren wordt in steeds meer zorginstellingen aandacht besteed aan infectiepreventie en patiëntveiligheid. Een van de redenen is de toenemende antibiotica resistentie van bacteriën

Nadere informatie

Kennislacunes NHG-Standaard Buikpijn bij kinderen

Kennislacunes NHG-Standaard Buikpijn bij kinderen Kennislacunes Buikpijn bij kinderen Kennislacunes 1. Prevalentie prikkelbare darm syndroom bij kinderen met chronische buikpijn (noot 5, 15). 2. Verschil in prognose van kinderen met prikkelbare darm syndroom

Nadere informatie

MYCOBACTERIËLE FACTOREN BETROKKEN BIJ GRANULOOMVORMING

MYCOBACTERIËLE FACTOREN BETROKKEN BIJ GRANULOOMVORMING Nederlandse samenvatting MYCOBACTERIËLE FACTOREN BETROKKEN BIJ GRANULOOMVORMING Tuberculose Tuberculose (TBC) is een infectieziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Mycobacterium tuberculosis. Infectie

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/29641 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Bakker, Dennis Title: Molecular characterization of pathogenic Clostridium difficile

Nadere informatie

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België:

Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België: Surveillance van meticilline- resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in chronische ziekenhuizen in België: Jaar 2009 B. Jans, Dr. O. Denis & BICS IPH/EPI REPORTS Nr. 2010 065 Depotnummer: D/2010/2505/70

Nadere informatie

Chapter 6. Nederlandse samenvatting

Chapter 6. Nederlandse samenvatting Chapter 6 Nederlandse samenvatting Chapter 6 122 Nederlandse samenvatting Het immuunsysteem Het immuunsysteem (of afweersysteem) beschermt het lichaam tegen lichaamsvreemde en ziekmakende organismen zoals

Nadere informatie

Carbapenemase Producerende Enterobacteriën (CPE) Informatie voor patiënten en bezoekers. Dienst Ziekenhuishygiëne

Carbapenemase Producerende Enterobacteriën (CPE) Informatie voor patiënten en bezoekers. Dienst Ziekenhuishygiëne Carbapenemase Producerende Enterobacteriën (CPE) Informatie voor patiënten en bezoekers Dienst Ziekenhuishygiëne Inhoud Wat is CPE? 3 CPE opsporen 4 Overdracht voorkomen 4 Behandeling 5 Ontslag 6 Naar

Nadere informatie

Samenvatting in. het Nederlands

Samenvatting in. het Nederlands 11 Samenvatting in het Nederlands Chapter Samenvatting 1 in het Nederlands Naast therapeutische effectiviteit zijn kostenbeheersing en het verminderen van onnodig antibioticumgebruik belangrijke aspecten

Nadere informatie

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf

Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf Moeilijk te ontdekken infectieuze ziekten bij runderen Sommige infecties bij runderen blijven gedurende lange tijd aanwezig op een rundveebedrijf vooraleer ze ontdekt en aangepakt worden. Het gaat om besmettelijke

Nadere informatie

Samenvatting en Discussie

Samenvatting en Discussie 101 102 Pregnancy-related thrombosis and fetal loss in women with thrombophilia Samenvatting Zwangerschap en puerperium zijn onafhankelijke risicofactoren voor veneuze trombose. Veneuze trombose is een

Nadere informatie

Voedselallergie is een veel voorkomende vorm van overgevoeligheid voor voedsel, waarbij immunoglobuline type E (IgE)-antistoffen een rol spelen. Allergische reacties op voedsel staan steeds meer in de

Nadere informatie

Escherichia coli resistentie bij het varken. Ir. Martine Schroyen, KULeuven 3 de Vlaamse Fokkerijdag, 26 oktober 2011

Escherichia coli resistentie bij het varken. Ir. Martine Schroyen, KULeuven 3 de Vlaamse Fokkerijdag, 26 oktober 2011 Escherichia coli resistentie bij het varken Ir. Martine Schroyen, KULeuven 3 de Vlaamse Fokkerijdag, 26 oktober 2011 1 Escherichia coli (E. coli) Behorend tot de belangrijkste bacteriën aanwezig in het

Nadere informatie

but no statistically significant differences

but no statistically significant differences but no statistically significant differences Astma is een chronische aandoening, die niet te genezen is. Met de passende zorg kunnen symptomen tot een minimum worden gereduceerd en zou een astma patiënt

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project

Niet-technische samenvatting Algemene gegevens. 2 Categorie van het project Niet-technische samenvatting 2015246 1 Algemene gegevens 1.1 Titel van het project Het ontrafelen van de rol die darmflora speelt in het ontstaan van hart- en vaatziekten 1.2 Looptijd van het project 1.3

Nadere informatie

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische

Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische Nederlandse samenvatting Optimalisatie van de eerste klinische studies in bi ondere patie ntengroepen: op weg naar gebruik van semifysiologische farmacokinetische modellen Algemene inleiding Klinisch onderzoek

Nadere informatie

Laboratoria Nieuwsbrief oktober 2014 Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium Medisch Microbiologisch Laboratorium

Laboratoria Nieuwsbrief oktober 2014 Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium Medisch Microbiologisch Laboratorium Laboratoria Nieuwsbrief oktober 2014 Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium Medisch Microbiologisch Laboratorium In dit nummer: - Aanvraagformulier medicijnspiegel bepaling - Dientamoeba fragilis

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting 161. Samenvatting. Nederlandse samenvatting voor niet ingewijden

Nederlandse samenvatting 161. Samenvatting. Nederlandse samenvatting voor niet ingewijden Nederlandse samenvatting 161 1 2 3 Samenvatting Nederlandse samenvatting voor niet ingewijden 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Nederlandse samenvatting 163 Wereldwijd is het percentage kinderen dat te vroeg geboren

Nadere informatie

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN

BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN BIJLAGE I SAMENVATTING VAN DE PRODUCTKENMERKEN - 1 - 1. NAAM VAN HET DIERGENEESMIDDEL PROMYCINE BOLUS 3 MIO I.E., tablet. 2. KWALITATIEVE EN KWANTITATIEVE SAMENSTELLING Werkzaam bestanddeel (per tablet):

Nadere informatie

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary)

Chapter 9. Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Chapter 9 Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Samenvatting Samenvatting Depressie en angst klachten bij Nederlandse patiënten met een chronische nierziekte Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve

Nadere informatie

Kennelhoest - Infectieuze tracheobronchitis (infectieuze ontsteking van luchtpijp en bronchiën) bij honden

Kennelhoest - Infectieuze tracheobronchitis (infectieuze ontsteking van luchtpijp en bronchiën) bij honden Omschrijving Oorzaken Verschijnselen Diagnose Therapie Prognose Omschrijving Een Infectieuze tracheobronchitis is de medische term die een groep van besmettelijke, respiratoire (luchtweg) aandoeningen

Nadere informatie

hoofdstuk één hoofdstuk twee

hoofdstuk één hoofdstuk twee Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar hemolytische foetale bloedarmoede en foetale hydrops. Hemolytische foetale bloedarmoede ontstaat door afbraak van rode bloedcellen. Foetale hydrops betreft het

Nadere informatie

BIJSLUITER ANTIROBE 25 mg, capsules voor honden en katten

BIJSLUITER ANTIROBE 25 mg, capsules voor honden en katten BIJSLUITER, capsules voor honden en katten 1. NAAM EN ADRES VAN DE HOUDER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN EN DE FABRIKANT VERANTWOORDELIJK VOOR VRIJGIFTE, INDIEN VERSCHILLEND Houder van

Nadere informatie

Chapter 7. Algemene Discussie en Samenvatting

Chapter 7. Algemene Discussie en Samenvatting Algemene Discussie en Samenvatting 75 76 Algemene Discussie en Samenvatting Plaveiselcelcarcinoom van het oog bij runderen (BOSCC) en het vulva papilloma en carcinoma complex bij runderen (BVPCC) zijn

Nadere informatie

Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen:

Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen: Surveillance van Meticilline- Resistente Staphylococcus aureus (MRSA) in Belgische chronische ziekenhuizen: Jaar 2008 B. Jans, Prof. M. Struelens & BICS IPH/EPI REPORTS Nr. 2009 48 Depotnummer: D/2009/2505/

Nadere informatie

Ontwikkeling versus degeneratie

Ontwikkeling versus degeneratie Wetenschappelijk nieuws over de Ziekte van Huntington. In eenvoudige taal. Geschreven door wetenschappers. Voor de hele ZvH gemeenschap. Wordt de groei van kinderen beïnvloed door de ZvH mutatie? Kleine

Nadere informatie

Infecties op de ICU. Drs. A.A. Rijkeboer Internist-infectioloog Intensivist i.o. VUMC

Infecties op de ICU. Drs. A.A. Rijkeboer Internist-infectioloog Intensivist i.o. VUMC Infecties op de ICU Drs. A.A. Rijkeboer Internist-infectioloog Intensivist i.o. VUMC Inhoud ICU geassocieerde infecties Clostridium difficile Lijninfecties Ventilator associated pneumonia (VAP) Clostridium

Nadere informatie