ORGANIEK REGLEMENT VAN HET STEDELIJK VRIJWILLIG BRANDWEERKORPS VAN POPERINGE

Transcriptie

1 ORGANIEK REGLEMENT VAN HET STEDELIJK VRIJWILLIG BRANDWEERKORPS VAN POPERINGE Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december HOOFDSTUK I - ORGANISATIE, TAAK EN SAMENSTELLING VAN DE BRANDWEERDIENST Art. 1. De brandweerdienst behoort tot de categorie Z en bestaat uit een centrale post gelegen te Poperinge en twee bijposten. De bijposten zijn gelegen op het grondgebied van de deelgemeenten Reningelst en Roesbrugge-Haringe (post genaamd Zuid-IJzer, fusie van de vroegere posten Proven, Roesbrugge en Watou). De brandweerdienst is het centrum van de gewestelijke brandweergroep Poperinge, zoals deze is vastgesteld door de heer gouverneur bij besluit van 26 november 1976 bij toepassing van artikel 10 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. De brandweerdienst is een vrijwilligersdienst. Art. 2. Onverminderd de bevoegdheden van de burgemeester, wordt de dienst geleid door de officier-dienstchef. Deze draagt, in het raam van dit organiek reglement, van het reglement van orde en van de onderrichtingen die hem door de burgemeester worden verstrekt, de verantwoordelijkheid voor de organisatie, de goede werking en de tucht van de dienst. Bij afwezigheid van de officier-dienstchef worden diens bevoegdheden door de aanwezige officier of, bij zijn afwezigheid, door de aanwezige onderofficier met de hoogste graad overeenkomstig de hiertoe opgestelde lijst uitgeoefend. Bij gelijkheid in graad wordt het bevel gevoerd door de officier of, bij zijn afwezigheid, door de onderofficier met de meeste graadanciënniteit. Art. 3. De brandweerdienst is belast met de taken die opgedragen zijn krachtens de wetten en reglementen inzake brandbestrijding: - de hulpverleningstaken krachtens bijzondere wettelijke reglementen, zoals vervat in: - de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening; - het K.B. van 28 februari 1963 houdende het algemeen reglement op de bescherming van de bevolking en van de werknemers tegen het gevaar van ioniserende stralingen; - het algemeen reglement voor arbeidsbescherming; - de prestaties die eventueel het voorwerp uitmaken van een door de heer Gouverneur goedgekeurde overeenkomst(en) met (een) ander(e) brandweerdienst(en) van de gewestelijke groep; - de prestaties die het voorwerp uitmaken van intergemeentelijke, provinciale of interprovinciale samenwerkingsverbanden; - de interventies voor hulpverlening bepaald in het K.B. van 8 november 1967; - desgevallend kan in verband met internationale samenwerking, de brandweerdienst opgeroepen worden voor hulpverlening aan de buurlanden Nederland en Frankrijk; - in algemene zin alle hulpverlening waar mensen of dieren in nood zijn of waar goederen kunnen schade lijden voor zover deze hulpverlening valt binnen het raam van de organisatie van de hulpverlening, zoals bepaald bij artikel van de Nieuwe Gemeentewet; - Alle opdrachten uit het K.B. van 7 april 2003 tot verdeling van de opdrachten inzake civiele bescherming tussen de openbare brandweerdiensten en de diensten van de civiele bescherming. De opdrachten voor de openbare brandweerdiensten zijn: 1) de interventies betreffende de strijd tegen brand en ontploffing; 2) de brandpreventie; 3) de dringende medische hulpverlening; Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

2 4) de technische hulpverleningswerkzaamheden; 5) de bestrijding van vervuiling en van het vrijkomen van gevaarlijke stoffen; 6) de strijd tegen rampspoedige gebeurtenissen, de catastrofen en de schadegevallen; 7) de coördinatie van de hulpverleningsoperaties, met name de installatie van de coördinatiemiddelen; 8) de internationale opdrachten van de civiele bescherming; 9) de preventieve opdrachten tijdens grote bijeenkomsten van personen 10) de waterbevoorrading; (taak van de Civiele Bescherming) 11) de waarschuwing van de bevolking; (taak van de Civiele Bescherming) 12) de logistieke ondersteuning. De leden van de brandweerdienst mogen als zodanig niet ingezet worden voor andere taken dan dewelke voor de dienst vastgesteld zijn. Art. 4. De dienst wordt zodanig georganiseerd dat voldoende manschappen (personeel en kaders) te allen tijde klaar staan om binnen de kortst mogelijke tijd op te treden. De beroepskrachten zijn, wat hun prestaties betreft, onderworpen aan dezelfde wekelijkse arbeidsduur als de andere gemeentediensten. De structuur van het dienstrooster wordt door de officier-dienstchef in overleg met de personeelsdienst vastgelegd. Art. 5. De leden vrijwilligers van de dienst kunnen door de officier-dienstchef of zijn plaatsvervanger opgeroepen worden in de volgende gevallen: 1. Voor theoretische en praktische opleiding; voor de oefeningen, waarvan het minimum aantal op twaalf per jaar wordt vastgesteld en voor inspecties; 2. Voor elke interventie of taak die tot de opdrachten van de brandweerdienst behoort. Zij kunnen eveneens voor dienstnoodwendigheden door de burgemeester worden opgeroepen. Art. 6. De brandweerdienst omvat volgend personeel: Categorieën Graden Aantal betrekkingen beroepspersoneel Aantal betrekkingen vrijwillig personeel I. Operatief personeel 1. Officier-dienstchef Kapitein 1 2. Officieren Luitenant of onderluitenant 6 3. Onderofficieren Adjudant 12 Sergeant-majoor 2 Eerste sergeant 5 Sergeant Korporaals Brandweermannen Brandweerman 72 Totaal I II. Technisch en administratief personeel 1. Ambulanciers niet-brandweermannen 30 Totaal II 30 Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

3 III. Personeel belast met bijzondere taken 1. Officier-geneesheer Luitenant of 1 onderluitenant 2. Monitor lichamelijke Adjudant 1 opvoeding Totaal III 2 Algemeen totaal In het gedeelte van de tabel die handelt over de vrijwilligers zijn er momenteel meer graden in dienst dan het grondreglement voorziet. Dit betekent dat de indienstzijnde functies zullen worden afgebouwd tot het aantal bepaald in het grondreglement wordt bekomen. Het beroepspersoneel mag aanvaard worden in de graad van brandweerman. Er is de mogelijkheid om te bevorderen tot de graad van sergeant-majoor indien voldaan wordt aan de bevorderingsvoorwaarden. De dienst Dringende Medische Hulpverlening wordt verzekert door brandweermannen (met brevet hulpverlener-ambulancier) en ambulanciers niet-brandweermannen onder gezag van de officier-geneesheer en de officier-dienstchef. HOOFDSTUK II - PERSONEEL Art. 7. Het beroepspersoneel heeft de hoedanigheid van gemeentepersoneel. Het vrijwilligerspersoneel heeft die hoedanigheid niet. Tijdens de duur van de prestaties bij de brandweerdienst, valt het vrijwilligerspersoneel onder het stelsel bepaald door dit reglement en door het dienstnemingscontract. Art. 8. [ ] I. Andere personeelsleden dan de officieren SECTIE 1. Aanwerving A. BEPALINGEN VOOR HET BEROEPSPERSONEEL Art. 9. Elke benoeming in vast verband wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 12 tot 15. De aanwerving geschiedt in de graad van brandweerman. 1 Aanwervingsvereisten voor het beroepspersoneel Het administratieve statuut voor het veiligheidspersoneel van de stad Poperinge bepaalt onder hoofdstuk VII, artikel 34 tot en met artikel 40 de aanwervingsvoorwaarden. Hoofdstuk VII: Brandweerman Artikel 34 Om door de gemeenteraad als beroepsbrandweerman te kunnen worden aangeworven, dient de kandidaat aan volgende voorwaarden te voldoen : 1) Nationaliteit hebben van een lidstaat van de Europese Unie; 2) de burgerlijke en politieke rechten genieten; 3) tenminste 21 jaar oud zijn bij het afsluiten van de kandidaturen; 4) tenminste 1,60 meter groot zijn; Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

4 5) een recent uittreksel uit het strafregister Model 2 (maximum drie maanden oud) kunnen voorleggen; 6) geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek dat altijd voorafgaat aan de proeven inzake lichamelijke geschiktheid en selectie, waaraan immers alleen de voor de dienst geschikt bevonden kandidaten kunnen deelnemen. Het geneeskundig onderzoek wordt enkel verricht door de preventieadviseurarbeidsgeneesheer. Deze geneesheer mag bovendien enkel de huidige medische geschiktheid nagaan. De medische onderzoeken gebeuren conform de wet van 28 januari 2003 betreffende de medische onderzoeken die binnen het kader van de arbeidsverhoudingen worden uitgevoerd en het koninklijk besluit van 28 mei 2003 inzake het gezondheidstoezicht op de werknemers. 7) slagen voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid. Op die proeven staan geen punten. De kandidaten moeten slagen voor acht van de tien proeven. Het niet slagen voor proef c en e, is eliminerend. Het geneeskundig onderzoek en de proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn eliminerend en gaan elke andere selectieproef vooraf. De proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn de volgende : a) voorligsteun: Het lichaam, dat op handen en voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken 10 maal b) buigen van de armen: Hangen aan de boom of de brug, de handen in pronatie, d.w.z. de palm naar binnen. Het toestel wordt op zodanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt. 4 maal c) evenwicht: De kandidaat krijgt twee pogingen. De kandidaat dient op een evenwichtsbalk van 7 tot 10 cm breedte 3,50 m af te leggen. De evenwichtsbalk is geplaatst op een hoogte van 1,20 m. De manier van op en afstappen is vrij. De proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van het parcours, voor de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de evenwichtsbalk. in 8 s. d) 4 m touwklimmen: De kandidaat krijgt twee pogingen, met een tussenpoos van 30. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat. in 15 s. e) beklimmen van de luchtladder (20 m): De kandidaat krijgt twee pogingen, met een tussenpoos van 15. De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan voor de start. Het ladderpakket is vrijstaand en heeft een helling van 70. in 40 s. f) dragen over 50 meter: De kandidaat krijgt twee pogingen, met een tussenpoos van 30. De proef bestaat in het dragen van een persoon met dezelfde massa, op 5 kg na, als de drager d.m.v. een hulpgreep bij arm en been. Het startsein wordt aan de kandidaten gegeven wanneer hij de last heeft genomen. in 30 s. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

5 g) lengtesprong zonder aanloop: De kandidaat krijgt twee pogingen, met een tussenpoos van 5. Er wordt gestart met de voeten gesloten achter de lijn. De afstand wordt bepaald door het dichts bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt. 2 meter h) dieptesprong: De kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een valmat. 2 meter i) 600 meter lopen: in 2 min. 45 s. j) zwemmen 50 meter: in 80 s. 8) houder zijn van rijbewijs B; 9) houder zijn van een rijbewijs C, of te behalen tijdens de proefperiode; 10) in het bezit zijn van een diploma of getuigschrift, ten minste gelijkwaardig met dit dat in aanmerking wordt genomen voor de aanwervingen in de betrekkingen van niveau 2 bij de Rijksbesturen, zoals vermeld in bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende vaststelling van het statuut van het Rijkspersoneel; 11) houder zijn van het brevet hulpverlener-ambulancier (of gelijkwaardig) dat voldoet aan de vereisten om een geldig onderscheidingsteken dringende geneeskundige hulpverlening te kunnen aanvragen; 12) kandidaten die niet beschikken over een getuigschrift waaruit blijkt dat zij hun onderwijs in de Nederlandse taal hebben genoten, moeten het bewijs voorleggen waaruit blijkt dat ze geslaagd zijn in het wettelijk voorgeschreven taalexamen, waarbij betrokkenen de mogelijkheid wordt geboden te postuleren voor een betrekking van de Nederlandse taalrol; 13) slagen in selectieproeven onder de vorm van een gewoon examen met als leerstof: 1. een schriftelijk gedeelte: verhandeling over een onderwerp van algemene aard in verband met het beroep van brandweerman en ambulancier (100 punten). 2. een mondelinge en praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten en van hun eventuele specialisaties te testen (100 punten). Om voor de twee selectieproeven te slagen, moeten de kandidaten in elke proef 50% en in het totaal van de proeven 60% van de punten behalen. De selectiecommissie wordt samengesteld zoals bepaald onder sub. artikel 10. De selectiecommissie zal de lijst opmaken van de geslaagde kandidaten met rangschikking in orde van de behaalde resultaten. De laureaten die niet tot de proefperiode worden toegelaten worden in een wervingsreserve opgenomen, waarvan de geldigheidsduur drie jaar bedraagt. Artikel 35 Kandidaten die niet in het bezit zijn van brevet brandweerman dienen dit te behalen tijdens de proefperiode van 1 jaar, die bij noodzaak verlengd kan worden met een termijn van tweemaal zes maanden. Het beroepspersoneel kan door de gemeenteraad slechts vast benoemd worden na het behalen van het brevet van brandweerman. Artikel 36 Niemand wordt tot de proefperiode toegelaten tenzij hij aan de aanwervingvereisten voldoet. De kandidaten dienen de opleiding te volgen in een erkend opleidingscentrum waar het brevet van kandidaat-brandweerman wordt uitgereikt. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

6 Artikel 37 De officier-dienstchef en de leider van de operaties waken erover dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming dit toelaat. Artikel 38 De stagecommissie, samengesteld uit de officier-dienstchef, de officier-geneesheer en minstens twee operationele officieren, maakt aan het einde van de proefperiode, ten behoeve van de benoemende overheid, een verslag op over de kandidaten. Zij stelt voor: - hetzij de benoeming in vast verband van de kandidaat; - hetzij de verlenging van de proefperiode voor een duur van ten hoogste tweemaal zes maanden; - hetzij de afdanking. Dit kan eveneens tijdens de proefperiode, en eventueel tijdens de verlengde proefperiode, volgens dezelfde procedure worden voorgesteld wanneer de wijze van dienen van de kandidaat de wensen overlaat. Artikel 39 Het in artikel 38 bedoelde verslag wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door de kandidaat meeondertekend. Deze beschikt over een termijn van 8 dagen, te rekenen vanaf de kennisneming, om bezwaar in te dienen bij de benoemende overheid. Artikel 40 De kandidaat beroepsbrandweerman moet voldoen aan de voorwaarden van het K.B. van 13 februari 1998 betreffende de opleiding - en vervolmakingcentra voor hulpverleners - ambulanciers en zijn eventuele latere aanvullingen en wijzigingen. Deze voorwaarden moeten aanleiding geven tot het bekomen/behouden van het onderscheidingsteken hulpverlener ambulancier dringende medische hulpverlening van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Bovendien moet het beroepspersoneel gedurende de ganse loopbaan de dienst Dringende Medische Hulpverlening actief uitvoeren, zoniet kunnen zij ontslagen worden van ambtswege, wanneer niet meer voldaan is aan de aanwervingsvoorwaarden. Mits de stagiair in het bezit is van het brevet van kandidaat-brandweerman afgeleverd door een erkend opleidingscentrum of van een gelijkgesteld brevet, en het getuigschrift ambulancier kan hij op grond van het in artikel 38 bedoelde stageverslag in vast verband benoemd worden (K.B ). 2 Toegang tot de bevorderingsgraden voor het beroepspersoneel Het administratieve statuut voor het veiligheidspersoneel van de stad Poperinge bepaalt onder hoofdstuk VIII tot XI, artikel 41 tot en met artikel 44 de bevorderingsvoorwaarden. Hoofdstuk VIII : Korporaal Artikel 41 Om bevorderd te worden tot korporaal dient te worden voldaan aan volgende voorwaarden: 1) hetzij houder zijn van één van volgende getuigschriften of brevetten: - het door een erkend opleidingcentrum uitgereikt brevet van korporaal; - het brevet van onderofficier dat voor 26 maart 1997 werd uitgereikt door de erkende opleidingcentra voor de brandweer of de provinciale brandweerfederaties; - het getuigschrift van kandidaat onderofficier dat door de bevoegde overheid werd afgegeven op basis van een voor 31 december 1993 genomen beslissing; - het door een erkend opleidingcentrum uitgereikt brevet adjudant; - het door een erkend opleidingcentrum uitgereikt brevet van onderluitenant; Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

7 - het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van officier; - de vroegere door de Staat uitgereikte brevetten A, B en C; - het vroegere brevet van kandidaat beroepsofficier; - brevet technicus brandvoorkoming; 2) houder zijn van een geldig onderscheidingsteken hulpverlener ambulancier dringende medische hulpverlening ; 3) ten minste 3 jaar dienstanciënniteit tellen (exclusief proefperiode en eventuele verlengingen); 4) de officier-dienstchef geeft een met redenen omkleed advies over de kandidatuur overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 94 van dit statuut; 5) beschikken over een gunstige evaluatie; 6) slagen voor een bevorderingsexamen met volgend examenprogramma: - een schriftelijk gedeelte: verhandeling over een onderwerp van algemene aard in verband met het beroep van korporaal en ambulancier (100 punten) - een mondelinge en een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten en van hun eventuele specialisaties te testen (100 punten) Om voor de twee selectieproeven te slagen, moeten de kandidaten in elke proef 50% en in het totaal van de proeven 60% van de punten behalen. De selectiecommissie wordt samengesteld zoals bepaald sub. artikel 10. Hoofdstuk IX : Sergeant Artikel 42 Om bevorderd te worden tot sergeant dient te worden voldaan aan volgende voorwaarden: 1) hetzij houder zijn van één van volgende getuigschriften of brevetten: - het door een erkend opleidingcentrum uitgereikt brevet van sergeant; - het brevet van onderofficier dat voor 26 maart 1997 werd uitgereikt door de erkende opleidingcentra voor de brandweer of de provinciale brandweerfederaties; - het getuigschrift van kandidaat onderofficier dat door de bevoegde overheid werd afgegeven op basis van een voor 31 december 1993 genomen beslissing; - het door een erkend opleidingcentrum uitgereikt brevet adjudant; - het door een erkend opleidingcentrum uitgereikt brevet van onderluitenant; - het door een erkend opleidingscentrum uitgereikt brevet van officier; - de vroegere door de Staat uitgereikte brevetten A, B en C; - het vroegere brevet van kandidaat beroepsofficier; - brevet technicus brandvoorkoming; 2) houder zijn van een geldig onderscheidingsteken hulpverlener ambulancier dringende medische hulpverlening ; 3) ten minste 6 jaar dienstanciënniteit tellen (exclusief proefperiode en eventuele verlengingen); 4) de officier-dienstchef geeft een met redenen omkleed advies over de kandidatuur overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 94 van dit statuut; 5) beschikken over een gunstige evaluatie; 6) slagen voor een bevorderingsexamen met volgend examenprogramma: - een schriftelijk gedeelte: verhandeling over een onderwerp van algemene aard in verband met het beroep van sergeant en ambulancier (100 punten) - een mondelinge en een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten en van hun eventuele specialisaties te testen (100 punten) Om voor de twee selectieproeven te slagen, moeten de kandidaten in elke proef 50% en in het totaal van de proeven 60% van de punten behalen. De selectiecommissie wordt samengesteld zoals bepaald sub. artikel 10. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

8 Hoofdstuk X : Eerste sergeant Artikel 43 Om bevorderd te worden tot eerste sergeant dient te worden voldaan aan volgende voorwaarden: 1) ten minste 9 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in PB2, PB2bis en PB3 hebben; 2) houder zijn van een geldig onderscheidingsteken hulpverlener ambulancier dringende medische hulpverlening ; 3) de officier-dienstchef geeft een met redenen omkleed advies over de kandidatuur overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 94 van dit statuut; 4) beschikken over een gunstige evaluatie; 5) slagen voor een bevorderingsexamen met volgend examenprogramma: - een schriftelijk gedeelte: verhandeling over een onderwerp van algemene aard in verband met het beroep van eerste sergeant en ambulancier (100 punten) - een mondelinge en een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten en van hun eventuele specialisaties te testen (100 punten) Om voor de twee selectieproeven te slagen, moeten de kandidaten in elke proef 50% en in het totaal van de proeven 60% van de punten behalen. De selectiecommissie wordt samengesteld zoals bepaald sub. artikel 10. Hoofdstuk XI : Sergeant-majoor Artikel 44 Om bevorderd te worden tot sergeant-majoor dient te worden voldaan aan volgende voorwaarden: 1) ten minste 18 jaar gecumuleerde schaalanciënniteit in PB2, PB2bis, PB3 en PB4 hebben; 2) houder zijn van een geldig onderscheidingsteken hulpverlener ambulancier dringende medische hulpverlening ; 3) de officier-dienstchef geeft een met redenen omkleed advies over de kandidatuur overeenkomstig de modaliteiten bepaald in artikel 94 van dit statuut; 4) beschikken over een gunstige evaluatie; 5) slagen voor een bevorderingsexamen met volgend examenprogramma: - een schriftelijk gedeelte: verhandeling over een onderwerp van algemene aard in verband met het beroep van sergeant-majoor en ambulancier (100 punten) - een mondelinge en een praktische proef om de beroepsgeschiktheid van de kandidaten en van hun eventuele specialisaties te testen (100 punten) Om voor de twee selectieproeven te slagen, moeten de kandidaten in elke proef 50% en in het totaal van de proeven 60% van de punten behalen. De selectiecommissie wordt samengesteld zoals bepaald sub. artikel 10. B. BEPALINGEN VOOR HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL Art. 10. De aanwerving en de effectieve indienstneming in de graden lager dan die van officier, worden bij delegatie toevertrouwd aan het college van burgemeester en schepenen. Elke effectieve indienstneming wordt voorafgegaan door een stage, die georganiseerd wordt overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 15. Behoudens de aanwerving van de officier-geneesheer en de monitor lichamelijke opvoeding, welke geschieden in de graad van respectievelijk onderluitenant en adjudant, wordt het vrijwilligerspersoneel aangeworven in de graad van brandweerman. 1 Aanwervingvereisten voor het algemeen vrijwilligerspersoneel De aanvraag tot aanwerving dient door de belanghebbende schriftelijk gericht te worden aan de officier-dienstchef. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

9 Het geneeskundig onderzoek en de proeven inzake lichamelijke geschiktheid zijn eliminerend en gaan elke andere selectieproef vooraf. De aanwervingsvoorwaarden zijn de volgende: a) Brandweerman 1. De nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten; 2. Een lid met brandweerdienst moet over de mogelijkheid beschikken om, onverminderd de verkeersregels, bij een oproep binnen de 5, 10 of 15 minuten de brandweerkazerne te bereiken (eerste, tweede of derde lijn overeenkomstig het aanmeldsysteem). 3. Ten minste 18 jaar oud zijn bij de indienstneming bij de brandweerdienst; 4. Een gestalte hebben van minstens 1,60 m; 5. Een recent uittreksel uit het strafregister (maximum drie maanden oud) kunnen voorleggen; 6. Houder zijn van een rijbewijs B, of deze behalen uiterlijk binnen de twee jaar na de effectieve indienstneming. Voorrang wordt verleend aan de houders van een rijbewijs C en hoger en medisch geschikt bevonden worden om personeel te vervoeren; 7. Slagen voor een mondelinge selectieproef; 8. Lichamelijk geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek, verricht door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Deze geneesheer mag bovendien enkel de huidige medische geschiktheid nagaan. De kandidaat: - mag geen enkel gebrek hebben dat onverenigbaar is met de dienstvereisten. - moet een normale gehoorscherpte hebben, gepaard aan een degelijke gesteldheid van de evenwichtsorganen. Hij mag geen neiging hebben tot duizeligheid. 9. Slagen voor de proeven inzake lichamelijke geschiktheid: a) voorligsteun: Het lichaam, dat op handen en voeten steunt, vormt een rechte lijn van de schouders tot de hielen terwijl de armen loodrecht op de grond staan. Tijdens de oefening moet de borst de grond lichtjes raken. Armen buigen/strekken 10 maal b) buigen van de armen: Hangen aan de boom of de brug, de handen in pronatie, d.w.z. de palm naar binnen. Het toestel wordt op zodanige hoogte geplaatst dat de voeten de grond niet raken. Voor de goede uitvoering is vereist dat de kin boven de brug uitkomt. 4 maal c) evenwicht: De kandidaat krijgt twee pogingen. De kandidaat dient op een evenwichtsbalk van 7 tot 10 cm breedte 3,50 m af te leggen. De evenwichtsbalk is geplaatst op een hoogte van 1,20 m. De manier van op en afstappen is vrij. De proef wordt gechronometreerd bij het geven van het signaal wanneer de kandidaat zich in evenwicht op de boom gesteld heeft. De chronometer wordt stilgelegd bij het einde van het parcours, voor de kandidaat van het toestel afstijgt, de voet voorwaarts gestrekt op het uiteinde van de evenwichtsbalk. in 8 s. d) 4 m touwklimmen: De kandidaat krijgt twee pogingen, met een tussenpoos van 30. Het startsein wordt aan de kandidaat gegeven wanneer deze bij het touw staat. in 15 s. e) beklimmen van de luchtladder (20 m): Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

10 De kandidaat krijgt twee pogingen, met een tussenpoos van 15. De start gebeurt vanaf de voet van de ladder. De kandidaat houdt de armen langs het lichaam en raakt de ladder niet aan voor de start. Het ladderpakket is vrijstaand en heeft een helling van 70. in 40 s. f) dragen over 50 meter: De kandidaat krijgt twee pogingen, met een tussenpoos van 30. De proef bestaat in het dragen van een persoon met dezelfde massa, op 5 kg na, als de drager d.m.v. een hulpgreep bij arm en been. Het startsein wordt aan de kandidaten gegeven wanneer hij de last heeft genomen. in 30 s. g) lengtesprong zonder aanloop: De kandidaat krijgt twee pogingen, met een tussenpoos van 5. Er wordt gestart met de voeten gesloten achter de lijn. De afstand wordt bepaald door het dichts bij de startlijn achtergelaten spoor, ongeacht met welk lichaamsdeel de grond wordt geraakt. 2 meter h) dieptesprong: De kandidaat start vanuit de strekstand en mag geen tussensteun hebben. Het neerkomen gebeurt op een valmat. 2 meter i) 600 meter lopen: in 2 min. 45 s. j) zwemmen 50 meter: in 80 s. Men dient te slagen voor acht van de tien proeven. De proeven c en e zijn eliminerend. Samenstelling van de examencommissie van de mondelinge selectieproef: De commissie wordt samengesteld door de officier-dienstchef en minstens twee operationele officieren van de brandweerdienst. Samenstelling van de examencommissie van de lichamelijke proeven: De commissie wordt samengesteld door de officier-dienstchef, de officiergeneesheer, de monitor lichamelijke opvoeding en minstens één operationele officier van de brandweerdienst. Het reeds bezitten van het brevet hulpverlener-ambulancier (of gelijkwaardig) is een meerwaarde. b) Ambulancier niet-brandweerman 1. De nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten; 2. Een lid met dienst 100 moet over de mogelijkheid beschikken om, onverminderd de verkeersregels, bij een oproep binnen de 5 minuten de brandweerkazerne te bereiken. 3. Ten minste 18 jaar oud zijn bij de indienstneming bij de brandweerdienst; 4. Een gestalte hebben van minstens 1,60 m; 5. Een recent uittreksel uit het strafregister (maximum drie maanden oud) kunnen voorleggen; 6. Houder zijn van een rijbewijs B en medisch geschikt bevonden worden om personeel te vervoeren; 7. Slagen voor een mondelinge selectieproef; 8. Lichamelijk geschikt bevonden zijn ingevolge een geneeskundig onderzoek, verricht door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer. Deze geneesheer mag bovendien enkel de huidige medische geschiktheid nagaan. De kandidaat: - mag geen enkel gebrek hebben dat onverenigbaar is met de dienstvereisten. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

11 - moet een normale gehoorscherpte hebben, gepaard aan een degelijke gesteldheid van de evenwichtsorganen. Hij mag geen neiging hebben tot duizeligheid. Samenstelling van de examencommissie van de mondelinge selectieproef: De commissie wordt samengesteld door de officier-dienstchef en de officiergeneesheer. c) Officier-geneesheer 1. Belg zijn; 2. Woonachtig zijn op het grondgebied van Poperinge; 3. Een recent uittreksel uit het strafregister (maximum drie maanden oud) kunnen voorleggen; 4. In orde zijn met de dienstplichtwetten; 5. Houder zijn van het diploma van doctor in de geneeskunde en gerechtigd zijn de geneeskunde in België uit te oefenen. Voorrang wordt gegeven aan de geneesheren specialisten in anesthesiologie of specialisten in de algemene heelkunde of aan de houders van het certificaat bijzondere bekwaamheid in rampengeneeskunde en rampenmanagement. d) Monitor lichamelijke opvoeding 1. Voldoen aan de voorwaarden van artikel 10 1 a. 2. In het bezit zijn van een erkend brevet van monitor lichamelijke opvoeding. Het bezitten of wensen te behalen van het brevet hulpverlener-ambulancier (of gelijkwaardig) is een meerwaarde. 2 Specialisaties a) IGS-team Kandidaat gaspakdragers moeten beschikken over de wettelijke bepaalde getuigschriften, en dit conform de afspraken op zonaal niveau. b) GRIMP-team De kandidaten moeten beschikken over de wettelijke bepaalde getuigschriften, en dit conform de afspraken op zonaal niveau. c) Wespenteam De kandidaten moeten een medisch bewijs hebben dat ze niet allergisch reageren op wespen- en bijengif. Ze moeten een interne opleiding met vrucht afwerken. d) Centralist De kandidaten moeten een interne opleiding met vrucht afwerken. Art. 11. De leden vrijwilligers ondertekenen, vóór hun indienstneming als stagiair, een dienstnemingcontract voor de duur van de stage. Zij kunnen hun dienstneming te allen tijde beëindigen mits een opzeggingstermijn van 1 maand. Het dienstnemingscontract dat de leden-vrijwilligers als stagiair tekenen, vermeldt: 1. Naam, voorna(a)m(en), geboorteplaats en geboortedatum, evenals de woonplaats; 2. De dag met ingang waarvan de vrijwilliger in dienst is genomen; 3. De graad en de vergoeding welke de vrijwilliger wordt toegekend; 4. De ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis arbeidsongevallen; 5. De ontvangstmelding van een uittreksel uit de polis overlijdensverzekering; 6. De verklaring van kennisname van en onderwerping aan het organiek reglement en het reglement van orde. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

12 Sectie 2. Stage en Opleiding Art. 12. Niemand wordt tot de stage toegelaten tenzij hij aan de aanwervingvereisten voldoet. De duur van de stage bedraagt één jaar, en kan voor tweemaal zes maanden verlengd worden. De stagiairs dienen de opleiding te volgen in een erkend opleidingscentrum voor brandweer-, reddings- en ambulancediensten. Art. 13. De officier-dienstchef en de leider van de operaties waken erover dat de stagiairs slechts aan de operaties deelnemen in de mate dat hun theoretische en praktische vorming dit toelaat. Art. 14. De stagecommissie, samengesteld uit de officier-dienstchef, officieren en onderofficieren, maakt aan het einde van de stage, ten behoeve van de benoemende of in dienst nemende overheid, een verslag op over ieder stagiair. Zij stelt voor: - hetzij de benoeming in vast verband van een beroepsstagiair of de effectieve indienstneming van een stagiair-vrijwilliger; - hetzij de verlenging van de stagetermijn voor een duur van ten hoogste tweemaal zes maanden; - hetzij de afdanking. Dit kan eveneens tijdens de stage, en eventueel tijdens de verlengde stage, wanneer de wijze van dienen van de stagiair te wensen overlaat. De kandidaat-ambulanciers worden op basis van een functioneringsgesprek door de officier-geneesheer, overeenkomstig het regelement van orde, beoordeeld. Deze evaluatie heeft betrekking op de interne stage na het behalen van een geldig onderscheidingsteken DGH (100) waarbij men als derde man minstens 10 interventies moet hebben bijgewoond waarvan minstens 2 met MUG-indicatie binnen een maximum van een jaar na de start van de interne stage. De stage kan voor tweemaal zes maanden verlengd worden. Art. 15. Het in artikel 14 bedoelde verslag wordt aan de belanghebbende schriftelijk medegedeeld en door hem meeondertekend. Deze beschikt over een termijn van 8 dagen, te rekenen vanaf de kennisneming, om bezwaar in te dienen bij de benoemende of in dienstnemende overheid. Sectie 3. Benoeming, indienstneming en loopbaan Art. 16. Op grond van het eindstageverslag kan de stagiair in vast verband benoemd worden als hij lid is van het beroepspersoneel of effectief in dienst worden genomen zo hij vrijwilliger is. Het dienstnemingscontract dat de vrijwilliger tekent bij zijn effectieve indienstneming, voor de duur van 5 jaar, bevat dezelfde vermeldingen als het dienstnemingcontract bedoeld in artikel 11. Dit dienstnemingscontract wordt stilzwijgend hernieuwd indien door de bevoegde overheid niet binnen een periode van uiterlijk drie maanden vóór het verstrijken van het contract beslist wordt om dit niet te verlengen. Art. 17. Wanneer een bij bevordering te begeven betrekking vacant wordt, wordt het personeel van de dienst daarvan door middel van een dienstnota in kennis gesteld. In die nota worden de te vervullen voorwaarden, de eventueel opgelegde proeven en de stof ervan, evenals de uiterste datum voor het indienen van de kandidaturen opgegeven. Ook de plaats en de datum en tijdstip van de proeven wordt opgegeven. Alle graden lager dan officier worden onder de korpsleden bevorderd door het college van burgemeester en schepenen. Art. 18. Elke kandidatuur moet rechtstreeks en schriftelijk aan de burgemeester worden gericht. Een kopie van deze brief mag gericht worden aan de officier-dienstchef. Art. 19. De vereisten voor toegang tot de bevorderingsgraden voor vrijwilligers zijn de volgende: Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

13 1. Gunstig advies van de officier-dienstchef, na overleg met de operationele officieren. Dit advies wordt aan de belanghebbende kandidaat meegedeeld en door hem meeondertekend. De kandidaat beschikt over een termijn van 8 dagen, te rekenen vanaf de kennisgeving, om bezwaar in te dienen bij de tot de bevordering bevoegde overheid. 2. De kandidaten moeten houder zijn van het nodige brevet door een erkend opleidingscentrum. 3. Voldoen aan de volgende bijzondere voorwaarden: o Om te bevorderen tot korporaal: De graad bekleden van brandweerman; Minstens een jaar anciënniteit binnen het brandweerkorps. o Om te bevorderen tot sergeant: De graad bekleden van korporaal; Bij ontstentenis van personen in de functie van korporaal met het brevet sergeant, de leden van het korps met 5 jaar goede dienst en die houder zijn van het brevet sergeant. o Om te bevorderen tot eerste sergeant en sergeant-majoor: Minstens een jaar anciënniteit hebben in de graad van sergeant of houder zijn van het brevet adjudant of officier. o Om te bevorderen tot adjudant: De graad bekleden van sergeant; Bij ontstentenis van personen in de functie van onderofficier met het brevet adjudant, de leden van het korps met 7 jaar goede dienst en die houder zijn van het brevet van adjudant; Minstens drie jaar anciënniteit hebben in de graden van onderofficier of houder zijn van het brevet van officier. 4. Slagen voor een proef met als onderwerp: o o o voor de toegang tot de graad van korporaal: de algemene kennis inzake de graad en het materieel voor de uitoefening van het beroep; voor de toegang tot de graad van sergeant, eerste sergeant en sergeant-majoor: de algemene kennis inzake de graad, het materieel voor de uitoefening van de functie en de bekwaamheid om leiding te geven; voor de toegang tot de graad van adjudant: de algemene kennis inzake de graad, het materieel voor de uitoefening van de functie, de bekwaamheid om leiding te geven en het human resources management; Gelijkstellingen: 1 het brevet van korporaal wordt gelijkgesteld met het brevet van brandweerman. 2 het brevet van sergeant wordt gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman en korporaal. 3 het brevet van adjudant wordt gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman, korporaal en sergeant. 4 het brevet van officier wordt gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant en adjudant. 5 het brevet van dienstchef wordt gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant, adjudant en officier. Worden gelijkgesteld met de brevetten van brandweerman, korporaal, sergeant en adjudant: 1 het brevet van onderofficier uitgereikt door de erkende opleidingscentra voor de brandweerdiensten of de provinciale federaties van de openbare brandweerdiensten; 2 het getuigschrift van kandidaat-onderofficier uitgereikt door de bevoegde overheid, op basis van een beslissing genomen vóór 31 december 1993; Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

14 3 het brevet A uitgereikt door de Staat; 4 het brevet B uitgereikt door de Staat; 5 het brevet C uitgereikt door de Staat; 6 het brevet van kandidaat-beroepsofficier; 7 het brevet van onderluitenant; Worden gelijkgesteld met het brevet van officier: 1 het brevet A uitgereikt door de Staat; 2 het brevet B uitgereikt door de Staat; 3 het brevet C uitgereikt door de Staat; 4 het brevet van kandidaat beroepsofficier; 5 het brevet van onderluitenant. Art. 20. De benoeming, de indienstneming of de bevordering wordt door de burgemeester of zijn gemachtigde rechtstreeks aan de belanghebbende meegedeeld en ter kennis van de andere leden van de dienst gebracht. II. Alle personeelsleden Sectie 1. Beëindigen van het ambt A. BEPALINGEN VOOR HET BEROEPSPERSONEEL Art. 21. Het ambt van de beroepsleden van de dienst eindigt definitief door vrijwillig ontslag, ontslag van ambtswege of afzetting. Voor vrijwillig ontslag geldt dezelfde regeling als voor de andere gemeenteambtenaren. Wanneer de betrokkene de in artikel 9 gestelde voorwaarden niet langer vervult, wordt door de benoemde overheid ontslag van ambtswege uitgesproken. Afzetting wordt uitgesproken door de gemeenteraad. Zij behoeft goedkeuring van de gouverneur voor de officieren en van de deputatie voor de andere leden van de dienst. Het ambt van de beroepsleden van de dienst eindigt eveneens wanneer de betrokkene definitief ongeschikt is voor het vervullen van zijn ambt, als bepaald in artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel en in het K.B. van 20 februari 1963, houdende schorsing en beperking van de uitwerking van zekere regelen welke artikel 117 van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel inhoudt. B. BEPALINGEN VOOR HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL Art. 22. Aan ieder lid, vrijwilliger van de dienst, dat eervol uit zijn ambt wordt ontslagen onder de voorwaarden gesteld in de artikelen 23 en 24 kan de eretitel van zijn graad worden verleend. Art Het ambt van de leden vrijwilligers van de dienst eindigt: 1. bij het verstrijken van de duur van de dienstneming of van de herneming van de dienstneming; 2. bij het bereiken van de leeftijdsgrens van zestig jaar: eervol ontslag wordt verleend aan de betrokkene bij het verstrijken van de maand waarin hij de leeftijd van zestig jaar bereikt; 3. door vrijwillig ontslag: ontslag kan door de betrokkene te alle tijde, met een opzeggingstermijn van drie maanden, worden gegeven; 1 Het lid-vrijwilliger dat zestig jaar geworden is sinds 17 februari 2012, kan opnieuw in dienst treden, zonder het doorlopen van een aanwervingsprocedure, met behoud van zijn graad en mits het voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 1. Gedurende de periode tussen de uitdiensttreding en de nieuwe indiensttreding verliest het lid zijn hoedanigheid van brandweervrijwilliger. Deze periode komt niet in aanmerking voor de berekening van de anciënniteit. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

15 4. door ontslag van ambtswege: dit ontslag vindt plaats op initiatief van de in dienst nemende overheid, wanneer de betrokkene de in artikel 10 gestelde voorwaarden niet langer vervult, met uitzondering van de proeven inzake lichamelijke geschiktheid waarbij, voor het ontslag van ambtswege, de vereisten inzake basisfitheid zoals bepaald in het reglement van orde (geschiktheid in verhouding met de leeftijd) van toepassing zijn en waaraan men te allen tijde dient te voldoen; 5. door afdanking: wordt door de gemeenteraad uitgesproken ten aanzien van ieder lid: a) wegens kennelijk wangedrag; b) wegens miskenning van de tucht; c) in het geval bedoeld in artikel 33. In het geval bedoeld in het eerste lid, 2, op verzoek van het lid-vrijwilliger kan de leeftijdsgrens uitgesteld worden tot de maand waarin hij de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt, onder volgende minimale voorwaarden: a) beschikken over een gunstig advies van de officier-dienstchef, waarin minstens wordt beschreven dat het lid-vrijwilliger voldoet aan het reglement van orde; b) slagen in een cardiorespiratoire test, uitgevoerd door een specialist aangeduid door de arbeidsgeneesheer. Wanneer het de vrijwilliger-dienstchef betreft, gelden volgende minimale voorwaarden: a) beschikken over een gunstig advies van de burgemeester; b) slagen in een cardiorespiratoire test, uitgevoerd door een specialist aangeduid door de arbeidsgeneesheer; c) beschikken over het brevet dienstchef. Een nieuw dienstnemingscontract, met een duur van één jaar, wordt opgesteld en is vier keer verlengbaar met één jaar, mits het voldoen aan bovengestelde voorwaarden. Art. 24. Eervol ontslag kan worden verleend aan ieder lid vrijwilliger van de dienst: - dat minstens 30 jaar dienst telt. - dat, na ten minste 10 jaar dienst, van ambtswege werd ontslagen ingevolge een hem in de dienst of naar aanleiding ervan overkomen ongeval. Sectie 2. Plichten A. PLICHTEN DIE GELDEN VOOR ALLE LEDEN Art. 25. De gemeenteraad bepaalt, bij een reglement van orde, de dienstbetrekkingen, de plichten van de leden en op algemene wijze, de maatregelen betreffende de werking van de dienst en de uitvoering van de bepalingen van dit reglement. Art. 26. Het is de leden van de dienst verboden naar aanleiding van de uitoefening van hun ambt, onder eender welk voorwendsel, individueel en voor zich persoonlijk gratificatiën of beloningen te vragen of te ontvangen. Art. 27. De leden van de dienst zijn ertoe gehouden, ongeacht hun kwalificatie, deel te nemen aan de hulpoperaties waarvoor hun tussenkomst gevorderd wordt. B. BIJZONDERE PLICHTEN VAN SOMMIGE LEDEN Art. 28. Het beroepspersoneel is inzonderheid belast met het onderhoud van het rollend en ander materieel van de dienst en met het klaarmaken van de voertuigen en toestellen voor interventies. De uitvoering van deze taken sluit het eventueel deelnemen aan interventies niet uit. Art. 29. De officier-geneesheer staat in voor: Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

16 1. de opleiding van de leden van de brandweerdienst inzake eerste zorgen en reanimatie en periodiek herscholingscursussen organiseren; 2. de personeelsleden, die in dienst gekwetst worden, verplegen, zelfs op de plaats van het ongeval; 3. de personeelsleden informeren omtrent de mogelijkheid zich lastens de dienstnemende overheid preventief te laten inenten tegen het hepatitis B virus. 4. de ambulancedienst van het brandweerkorps organiseren en coördineren. Art. 29bis. De monitor lichamelijke opvoeding staat in voor: 1. de fysieke training en het op peil houden van de lichamelijke conditie van de brandweermannen. Dit gebeurt in nauw overleg met de officier-geneesheer; 2. de organisatie van specifieke acties (sensibilisering, training, ) rond het thema fysieke conditie; 3. de geleidelijke implementatie van een trainingsschema voor ieder lid van de brandweer en het bijhouden van trainingsdocumenten; 4. de regelmatige evaluatie van de lichamelijke geschiktheid van de manschappen in samenwerking met de officier-geneesheer. C. PLICHTEN IN GEVAL VAN INTERVENTIES Art. 30. De beroepsleden van de dienst kunnen, bij interventies, tot langere prestaties verplicht worden. De beroepsleden kunnen evenwel enkel deelnemen aan interventies tijdens hun diensturen dan wel na hun diensturen op bevel van de officier-dienstchef of zijn vervanger. Ook de vrijwilligers kunnen op bevel van de officier-dienstchef of zijn vervanger, ertoe gehouden zijn zich onverwijld naar de kazerne te begeven. Art. 31. De officier-dienstchef treft alle dienstige voorzieningen in overeenstemming met het reglement van orde, opdat alle voertuigen en toestellen welke voor een belangrijke interventie vereist zijn, gelijktijdig zouden kunnen worden ingezet. Art. 32. Wanneer, tijdens een brand voor het blussen of het beschermen van mensenlevens de gedeeltelijke afbraak van een bouwwerk vereist is, moet de leider van de operaties de bevelen van de burgemeester niet afwachten. Sectie 3. Onverenigbaarheden Art. 33. Onverminderd de gevallen van onverenigbaarheid genoemd in de nieuwe gemeentewet of gemeentelijke reglementen, is er onverenigbaarheid tussen: - het ambt van beroepslid van een brandweerdienst en het ambt van lid vrijwilliger van dezelfde brandweerdienst; - het ambt van lid van een brandweerdienst en het ambt van lid van een politiedienst die deel uitmaakt van de openbare macht, zoals bedoeld in artikel 2 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt; De overheid bekleed met de bevoegdheid tot benoeming of aanstelling, kan een lid van een brandweerdienst, dat tezelfdertijd lid is van de lokale politie, toestaan de functie van brandweerman te blijven uitoefenen. Deze afwijking wordt verleend aan het lid van een brandweerdienst in dienst voor 1 april 1999 en voor zover dit nodig is om de continuïteit van de betrokken brandweerdienst te verzekeren; Bovendien is het ieder lid van de dienst verboden werkzaam te zijn of belangen te hebben, zelfs door een tussenpersoon: a) in ondernemingen, die materieel vervaardigen, vervoeren of verkopen voor brandbescherming, -voorkoming of bestrijding; b) in ondernemingen, die brandvoorkomingsmaatregelen bestuderen, toepassen of controleren. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

17 Zodra de bevoegde overheid een van voornoemde onverenigbaarheden of verbodsbepalingen vaststelt, stelt hij de betrokkene in gebreke daaraan binnen zes maanden een einde te maken. Ieder lid dat na verloop van die termijn, geen gevolg aan de aanmaning van de gemeenteraad heeft gegeven, wordt afgezet of afgedankt. Sectie 4. Hiërarchie en tuchtregeling A. BEPALINGEN DIE GELDEN VOOR ALLE PERSONEELSLEDEN Art. 34. Zelfs buiten de prestatie-uren, blijft ieder lid van de dienst, dat de reglementaire kledij draagt, onderworpen aan de hiërarchie, zoals deze is vastgesteld in artikel 6, en moet het de hem krachtens de reglementaire bepalingen opgelegde verplichtingen nakomen. Art. 35. De aard, de reden en de datum van elke opgelegde tuchtstraf worden vermeld in het persoonlijke dossier van de betrokkene. B. BEPALINGEN DIE GELDEN VOOR HET VRIJWILLIGERSPERSONEEL Art. 36. Ten aanzien van de leden vrijwilligers van de dienst kunnen de volgende tuchtstraffen worden uitgesproken: 1. de terechtwijzing; 2. de berisping; 3. de schorsing voor de duur van maximum één maand; 4. de afdanking; Art. 37. Wat de officieren betreft: a) worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de burgemeester; b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken. De desbetreffende raadsbeslissingen zijn aan de goedkeuring van de gouverneur onderworpen. Art. 38. Voor de andere leden dan de officieren: a) worden de terechtwijzing en de berisping uitgesproken door de officierdienstchef; b) worden de schorsing en de afdanking door de gemeenteraad, op voorstel van de burgemeester, uitgesproken. Art. 39. Geen enkele straf kan aan de bevoegde overheid worden voorgesteld zonder dat de betrokkene vooraf gehoord of ondervraagd werd. Art. 40. De schorsing heeft inhouding van elke bezoldiging en beroving van de rechten op bevordering voor de duur van de straf tot gevolg. Sectie 5. Vergoeding van het vrijwilligerspersoneel Art. 41. De vergoedingen van de prestaties van de vrijwilligers worden berekend a rato van de uren prestaties op basis van minstens het gemiddelde van de wedden bepaald bij de weddenschaal van de overeenstemmende graad van het beroepspersoneel. Het minimum uurloon wordt vastgesteld op 1/1976ste van de jaarlijkse bruto bezoldiging. 1. De hierna vermelde referteschalen worden toegepast: Graden Stagiair brandweerman Stagiair ambulancier niet-brandweerman Brandweerman Ambulancier niet-brandweerman Referte weddenschalen PB 1 PB 1 PB 2 PB 2 Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december

18 Korporaal Sergeant Eerste sergeant Sergeant-majoor Adjudant Onderluitenant Luitenant Kapitein-Bevelhebber Officier-geneesheer (onderluitenant) Officier-geneesheer (luitenant) PB 2 bis PB 3 PB 4 PB 5 PB 5 speciaal PB A1 PB A2 PB A3 A 6 A 7 2. De vergoedingen zijn gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen. De toepassing van een verhoging als gevolg van een stijging van het indexcijfer geschiedt onder dezelfde voorwaarden als voor de bezoldiging van het gemeentepersoneel. 3. De vergoeding voor een interventie (zowel voor de brandweermannen als de ambulanciers) is ten minste gelijk aan de vergoeding voor twee prestatie-uren. Bij de interventies wordt elk begonnen uur volledig vergoed indien deze meer dan 15 minuten bevat. 4. Elke ambulancier(-brandweerman) wordt steeds vergoed in zijn werkelijke graad. 5. Voor iedere interventie bij nacht tussen uur en 6.00 uur, evenals voor interventies 's zondags of op wettelijke feestdagen, wordt de vergoeding verhoogd met 50 %. 6. Voor ieder uur oefening, theorie of les, wacht in de brandweerkazerne, wordt een vergoeding toegekend van 100 % van deze in sub.1. bepaald. Deze bepaling geldt eveneens voor de stagiair-brandweermannen. Voor iedere weekdienst wordt een vergoeding toegekend van 100 % van de uurbezoldiging zoals in sub 1. bepaald. 7. In verband met het vergoeden van sommige prestaties zoals ondermeer vergaderingen en besprekingen, het geven van theoretisch en/of praktisch onderricht, de verantwoordelijkheid en niet te vergoeden kosten eigen aan de functie, wordt een fictief maximum contingent van wekelijkse prestatie uren bepaald, dat door de burgemeester, op voorstel van de officier-dienstchef, verdeeld wordt onder de manschappen, die de prestaties wekelijks verrichten. Dit wekelijks fictief contingent bedraagt minimum 30 uren en maximum 57 uren. 8. De personeelsleden welke belast zijn met de dringende medische hulpverlening en die de ambulancedienst verzekeren krijgen een wachtvergoeding volgens: - vanaf maandag uur tot zaterdag uur: een wachtvergoeding ter waarde van 0,50 per uur; - vanaf zaterdag uur tot maandag uur: een wachtvergoeding ter waarde van 1,00 per uur. De wachtvergoeding vervalt echter wanneer er een interventie is geweest voor de duur van de interventie. 9. De aanwezigheid van de leden bij de lessen en hun deelname aan de examens wordt gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit. Deze regel geldt ook voor de ambulancier wat betreft hun verplichte jaarlijkse bijscholing. 10. De leden vrijwilligers van de dienst kunnen tot dekking van de kosten voor reizen, waartoe zij voor het uitvoeren van speciale taken mochten gehouden zijn, vergoed worden op gelijkaardige grondslagen als voor het gemeentepersoneel gelden. 11. De vergoedingen worden maandelijks uitbetaald na vervallen termijn. Art. 41bis. Aan ieder vrijwillig lid, dat vanaf de leeftijd van 60 jaar, de brandweer verlaat en 30 jaar dienst heeft, wordt een premie toegekend van 49,58 per dienstjaar. Dit bedrag is gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen (spilindex 114,20). De totale premie kan in geen enkel geval de 2.500,00 overschrijden. Voor ieder vrijwillig lid dat boven de leeftijd van 60 jaar, en uiterlijk op de leeftijd van 65 jaar, de dienst verlaat en 30 jaar dienst heeft, wordt het maximum bedrag van 2.500,00 per bijkomend volledig dienstjaar verhoogd met 100,00. Gecoördineerde versie na de gemeenteraad van 22 december