latsll Gemeente Delft Raadsvoorstel Aan de gemeenteraad Van Datum Pfh. Steller tel.nr. Registratie nr. BBV nr.

Transcriptie

1 latsll Gemeente Delft Raadsvoorstel Aan de gemeenteraad Van Datum Pfh. Steller tel.nr. Registratie nr. BBV nr. Onderwerp : College van B&W : 6 februari 2018 : Ferrie Förster : Maarten Koopman : : makoopman@delft.nl : : : Vaststellen Coördinatieverordening Delft 2018 Gevraagde beslissing: 1. De 'Coördinatieverordening Delft 2018', gebaseerd op artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, vast te stellen en bekend te maken. 1. Aanleiding Vanuit de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) is het mogelijk om verschillende besluiten die samenhangen met de realisatie van ruimtelijke ontwikkelingen te coördineren. De coördinatieregeling is in het leven geroepen om de besluitvorming te versnellen en de centrale functie van het bestemmingsplan te versterken. Artikel 3:30 Wro vormt hierbij de grondslag voor de gemeentelijke coördinatieregeling. Bij toepassing van de coördinatieregeling vindt er alleen procedurele coördinatie plaats. De afzonderlijke bestuursorganen blijven bevoegd gezag om de vereiste besluiten te nemen. De raad blijft derhalve bij toepassing van de coördinatieregeling het bevoegd gezag voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Tot nu toe is bij meerdere projecten de coördinatieregeling toegepast. De verwachting is dat de komende tijd nog in meer gevallen gebruik zal worden gemaakt van deze regeling. Een en ander geiet op de voordelen die kunnen worden behaald ten aanzien van tijdwinst en transparantie. Het gebruik van de Wro-coördinatieregeling is naar aanleiding hiervan geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie zijn met u gedeeld in een brief van 1 juni 2017 (die als bijlage bij dit voorstel gaat). Deze resultaten zijn vervolgens besproken in de raadscommissie van 19 september Uit de evaluatie vloeit voort dat het wenselijk is om een coördinatieverordening vast te stellen. Door het instellen van de coördinatieregeling kunnen de te coördineren procedures sneller worden ingezet, omdat hiervoor niet meer een separaat raadsbesluit voor nodig is. De totale tijdwinst van een gecoördineerde procedure neemt hiermee toe met circa 2 maanden. 2. Bevoegdheid Op grand van het bepaalde in artikel 3.30 van de Wet ruimtelijke ordening kan uw raad een coördinatieverordening vaststellen teneinde besluiten die samenhangen met de realisatie van

2 ruimtelijke ontwikkelingen ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijke beleid te coördineren en zodoende een kortere proceduretijd te bewerkstelligen. 3. Historie/ relatie met eerdere besluiten/ proces ln de afgelopen jaren is de Wro-coördinatieregeling toegepast bij de projecten AH/Martinus Nijhoflaan, de parkeergarage Reinier de Graaf Gasthuis, het bestemmingsplan Lidi aan de Griegstraat en de PLUS-supermarkt aan de Van Foreestweg. ln juni 2017 is een evaluatie uitgevoerd naar aanleiding van de toepassing van de regeling door een ambtelijke projectgroep. De evaluatie is ten behoeve van een volledig beeld als separate bijlage hierbij gevoegd. Opzet evaluatie en opgehaalde resultaten: ln het kader van de evaluatie zijn interviews afgenomen van betrokken interne stakeholders, ontwikkelaars, insprekers en indieners van zienswijzen of beroep. De projecten AH/ Martinus Nijhoflaan, parkeergarage Reinier de Graaf Gasthuis en Lidi Griegstraat zijn hierbij in de evaluatie meegenomen. De PLUS-supermarkt aan de Van Foreestweg dateert van een latere datum en valt buiten derhalve evaluatie. Uit de evaluatie blijkt dat bijna alle respondenten te kennen hebben gegeven de gemeenteraad te willen adviseren de regeling vaker toe te passen. Met de evaluatie wordt bevestigd dat een belangrijk voordeel van de coördinatieregeling is de verkorting van de doorlooptijd van het totale proces van planvoorbereiding. Daarnaast heeft de ambtelijke evaluatiegroep geconstateerd dat een bredere toepassing van de coördinatieregeling goed aansluit bij de uitgangspunten van de 'regie gemeente' en bij de komende ontwikkelingen rond de Omgevingswet. ln de aanbiedingsbrief van juni 2017 waarmee de evaluatie aan uw raad is aangeboden, is aangekondigd dat een Wro-coördinatieregeling ter vaststelling aan u wordt aangeboden. Op 19 september 2017 is de evaluatie besproken in de raadscommissie. 4. Wat willen we bereiken? (Beoogd effect) Een coördinatieverordening vaststellen teneinde besluiten die samenhangen met de realisatie van ruimtelijke ontwikkelingen ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijke beleid te kunnen coördineren. Hiermee wordt een bredere toepassing van de coördinatieregeling door uw raad bevordert en wordt een nog kortere proceduretijd mogelijk gemaakt. Als gevolg van het vaststellen van een coördinatieverordening is het niet meer nodig om voor ieder afzonderlijk project een apart raadsbesluit te nemen alvorens de coördinatieregeling kan worden ingezet. De proceduretijd kan hiermee worden verkort met circa 2 maanden. 5. Wat gaan we daarvoor doen? (Oplossingsrichtingen / kanttekeningen) De coördinatieregeling is in het leven geroepen om de besluitvorming te versnellen en de centrale functie van het bestemmingsplan te versterken. Er vindt alleen procedurele coördinatie plaats. De afzonderlijke bestuursorganen blijven bevoegd gezag om de vereiste besluiten te nemen. Met het vaststellen van een coördinatieverordening wordt het mogelijk om de coördinatieregeling op een project van toepassing te verklaren, zonder dat hiervoor een separaat raadsbesluit noodzakelijk is, mits het project voldoet aan de voorwaarden die de coördinatieverordening daartoe stelt.

3 Indien de coördinatieregeling bij een project wordt toegepast, dan zal de aanvraag omgevingsvergunning de bestemmingplanprocedure gaan volgen. Op hoofdlijnen ziet de procedure er dan als volgt uit. lndienen ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning. Vooroverleg / inspraak op ontwerp bestemmingsplan & aanvraag omgevingsvergunning. Gelijktijdige bekendmaking en ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, ontwerp omgevingsvergunning. Mogelijkheid voor indienen zienswijze door eenieder. Vaststelling bestemmingsplan door de gemeenteraad. Verlenen omgevingsvergunning door of namens het college. Gelijktijdige bekendmaking van vaststelling bestemmingsplan, omgevingsvergunning. Mogelijkheid indienen beroep door belanghebbenden bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (beroepstermijn 6 weken). De Afdeling doet binnen 6 maanden uitspraak op eventueel ingediende beroepen. Het voordeel van het toepassen van de coördinatieregeling is met name tijdwinst en transparantie. Tiidwinst Het project is in strijd met het geldende bestemmingsplan. ln de reguliere situatie kan de omgevingsvergunning niet eerder worden verleend dan na inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan. Tegen de omgevingsvergunning staat vervolgens bezwaar, beroep en hager beroep open. ln het meest negatieve scenario kan de totale proceduretijd voor de omgevingsvergunning hierdoor oplopen tot 2 jaar, gerekend vanaf inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan. Met toepassing van de coördinatieregeling kan een versnelling worden gerealiseerd van één tot anderhalf jaar. Dit heeft te maken met de gelijktijdige terinzagelegging van de ontwerp omgevingsvergunning en het ontwerpbestemmingsplan (met zienswijze mogelijkheid voor eenieder) en het beroep in eerste en enige aanleg bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Verdere tiidswinst mogeliik bii vaststelling van een coördinatieverordening: Met het vaststellen van de coördinatieverordening neemt de tijdswinst verder toe met 2 maanden als gevolg van het feit dat geen separaat raadsbesluit meer nodig is om de coördinatieregeling voor een project te kunnen inzetten. Transparantie Een tweede voordeel is dat het voor belanghebbenden bij het in procedure gaan van het nieuwe bestemmingsplan direct duidelijk is hoe de realisatie van het project eruit ziet. Bij een volgtijdelijke aanpak - eerst bestemmingsplan en vervolgens de aanvraag omgevingsvergunning - is dat niet (of veel minder) het geval. Hierdoor is er een betere samenhang tussen de besluiten. Verder hoeven de belanghebbenden zieh slechts op één procedure te richten en kunnen alle eventuele bezwaren in één procedure naar varen worden gebracht. Dit bevordert een snelle rechtszekerheid voor de gemeente, de initiatiefnemer, appellanten en derde-belanghebbenden. Kanttekeningen coördinatieregeling De coördinatieregeling heeft ook een keerzijde. Zo moet voor de start van de bestemmingsplanprocedure een ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning zijn ingediend. Oat betekent dat op dat moment de definitieve aanvraag omgevingsvergunning beschikbaar

4 moet zijn inclusief alle benodigde tekeningen en berekeningen. Vertraging bij de aanvraag van een omgevingsvergunning betekent oak vertraging bij de bestemmingsplanprocedure. Daarnaast kan gedurende de procedure de ingediende aanvraag voor omgevingsvergunning(en) slechts op ondergeschikte punten worden gewijzigd. ln dat verband is een goede en tijdige afstemming tussen de gemeente en de initiatiefnemer over de indiening van de aanvraag omgevingsvergunning van belang. Het vormt oak de reden dat de toepassing van de coördinatieregeling altijd met wederzijds goedvinden moet worden ingezet. Dit is als uitgangspunt meegenomen bij opstelling van de coördinatieverordening. Uitgangspunten voor de inhoud van de coördinatieverordening: Bij het opstellen van de 'Coördinatieregeling Delft 2018' zijn de aanbevelingen vanuit de uitgevoerde evaluatie als uitgangspunt genomen: Zowel op verzoek van initiatiefnemer als ambtelijk kan worden ingezet op het toepassen van de coördinatieregeling. De coördinatieverordening neemt dit uitgangspunt over met dien verstande dat beide partijen het wel eens moeten zijn dat de coördinatieregeling wordt toegepast. Een en ander als gevolg van voornoemde kanttekeningen. De categorieën waarbij en voorwaarden waaronder de coördinatieregeling kan worden toegepast en wanneer coördinatie wordt uitgesloten, zijn opgenomen in de coördinatieverordening. De voorwaarden sluiten aan bij standaarden die andere gemeenten hanteren. Hierbij is specifiek als uitgangspunt genomen dat: o de coördinatieverordening een brede toepassing mogelijk maakt. Dit uit zieh in het feit dat: een ruime interpretatie wordt aangehouden ten aanzien van soorten beleidstukken die aangemerkt kunnen worden als gemeentelijk beleid; veel besluiten met een ruimtelijke component kunnen worden meegenomen in de coördinatie; in de regeling zoveel mogelijk het gebruik van artikelnummers van te coördineren toestemmingen/ vergunningen / afwijkingen wordt vermeden als dit niet noodzakelijk is voor de toepassing van de verordening; o de praktische uitvoerbaarheid van de coördinatieverordening vooropstaat. Dit uit zieh in het feit dat het bevoegd gezag ten aanzien van de besluiten die kunnen worden gecoördineerd bij de gemeente Delft moet liggen. Dit laat overigens onverlet om alsnog met een separaat raadsbesluit een bredere toepassing van de coördinatieregeling toe te staan. Oak wordt hiermee niet uitgesloten dat op termijn na evaluatie over de toepassing van de coördinatieverordening kan worden besloten het toepassingsbereik van de verordening te verruimen.; o de toepassing van de coördinatie wordt uitgesloten als sprake is van een schadeveroorzakend besluit (als bedoeld in artikel 6.1 Wro) waarbij initiatiefnemer niet bereid is deze schade voor zijn rekening te nemen. Van ontwikkelende partijen zal meer dan in afzonderlijke procedures worden gevraagd te investeren in planvorming, communicatie en afstemming. Deze verwachtingen worden in een vooroverleg met initiatiefnemer besproken. Indien nodig en wenselijk worden in dit kader nag nadere voorwaarden vastgelegd in een procedureregeling die het college van burgemeester en wethouders kan vaststellen op grand van het bepaalde in artikel 6 van de Coördinatieverordening Delft Hierbij kan worden gebruik gemaakt van de ervaringen die zijn opgedaan in het kader van de Delftse participatieaanpak 'Delfts doen'. De verdere uitgangspunten van de Coördinatieverordening zijn terug te vinden in de artikelsgewijze toelichting behorende bij de Coördinatieverordening die hierbij als bijlage gaat.

5 Afweging Met het vaststellen van de Coördinatieverordening worden de rechtsmogelijkheden van belanghebbenden in ruimtelijke procedures niet beknot. De transparantie van besluitvorming wordt eerder vergroot. Daarnaast komt er eerder duidelijkheid door een verkarte procedure. Doordat sprake is van procedurele coördinatie, blijft de raad bevoegd tot vaststelling van het bestemmingsplan en het college voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Verder zal bij coördinatie de samenhang tussen de besluiten duidelijker zijn. Er zijn naar ons oordeel geen zwaarwegende redenen die aan de vaststelling van de coördinatieverordening in de weg staan. Wij stellen daarom voor om de 'Coördinatieverordening Delft 2018' vast te stellen. 6. Wat mag het kosten? (Financiële paragraaf ) Aan het vaststellen van de 'Coördinatieverordening Delft 2018' zijn, behoudens ambtelijke inzet, geen kosten verbanden. 7. Communicatie De vaststelling van de 'Coördinatieverordening Delft 2018' zal op de gebruikelijke wijze bekend worden gemaakt. Tegen dit besluit kan geen bezwaar of beroep worden ingesteld. 8. Verdere procedure Niet van toepassing. Bijlagen: Evaluatie Wro-coördinatieregeling d.d. 1 juni 2017 Coördinatieverordening Delft 2018 Hoogachtend,!} t co lege van burgemeester en wethouders van Delft, z:. rnr. J. Kr a.~v; ~) / \./,burgemeester, secreta ris. ~

6 Raadsbesluit Datum Registratie nr. BBV nr. Onderwerp : 24 aprii 2018 : : : Coördinatieverordening Delft 2018 De raad van de gemeente Delft; Overwegende dat het mogelijk is besluiten die samenhangen met de realisatie van ruimtelijke ontwikkelingen te coördineren en zodoende een kortere proceduretijd te bewerkstelligen; Gelezen het voorstel van het college van 6 februari 2018; geiet op: artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro); artikel 147 en 149 van de Gemeentewet, gezien het advies van de commissie Ruimte en Verkeer; BESLUIT: De 'Coördinatieverordening Delft 2018', gebaseerd op artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, vast te stellen en bekend te maken., burgemeester.,griffier.

7 Coördinatieverordening gemeente Delft 2018 De raad van de gemeente Delft; Overwegende dat het mogelijk is besluiten die samenhangen met de realisatie van ruimtelijke ontwikkelingen te coördineren en zodoende een kortere proceduretijd te bewerkstelligen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 februari 2018; geiet op: artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro); artikel 147 en 149 van de Gemeentewet, gezien het advies van de commissie Ruimte en Verkeer; besi u it vast te stellen: Coördinatieverordening gemeente Delft 2018 Artikel 1 - Begripsomschrijvingen De verordening verstaat ender: a. besluit: te coördineren besluiten als bedoeld in artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro ); b. coördineren: het gelijktijdig en in samenhang voorbereiden en bekendmaken van besluiten in één gezamenlijke procedure overeenkomstig de coördinatieregeling van Afdeling 3.6 van de Wro; c. gemeentelijk ruimtelijk beleid: ruimtelijk beleid zeals neergelegd in ruimtelijke(structuur-)visies, ruimtelijke (/stedenbouwkundige) plan nen, beleidsnota's/-visies en kaders met inbegrip van daarmee naar aard en strekking te vergelijken documenten; d. bestemmingsplan: een plan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wro, hieronder mede begrepen een wijzigingsplan of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, ender a en b van de Wro; e. structuurvisie: een structuurvisie als bedoeld in artikel 2.1 van de Wro; f. bouwen: bouwen als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo ); g. omgevingsvergunning: een vergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wabo; h. aanvrager: een natuurlijk persoon of rechtspersoon die een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend.

8 Artikel 2 - Reikw ijdte van de verordening a. Deze verardening, gebaseerd op artikel 3.30, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening, is alleen van toepassing op het coördineren van de voorbereiding en bekendmaking van een besluit ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid om een bestemmingsplan, dan wel wijzigings- of uitwerkingsplan vast te stellen met het besluit over een of meer daarmee samenhangende omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, al dan niet met de aan de omgevingsvergunning en/of aan het bestemmingsplan gerelateerde vergunningen, afwijkingen en ontheffingen als bedoeld in artikel 3 van deze verordening. b. Besluiten die bij een samenloop met een omgevingsvergunning aanhaken en waarvoor een verklaring van geen bedenking nodig is van Gedeputeerde Staten en/of de Minister vallen buiten de reikwijdte van deze verordening. Artikel 3 - Besluiten (vergunningen, afwijkingen) die naast de besluiten genoemd in artikel 2 deel uit kunnen maken van de coördinatie met het besluit om een bestemmingsplan vast te stellen De voorbereiding en bekendmaking van besluiten over onderstaande toestemmingen en/of vergunningen en/of afwijkingen kan gecoördineerd worden met de in artikel 2 ge noemde besluiten die de basis vormen voor de toepassing van de coördinatieregeling op grand van deze verardening, mits van toepassing en nodig ter verwezenlijking van de ruimtelijke ontwikkeling en waarbij het bevoegd gezag bij de gemeente Delft ligt: a. een besluit als bedoeld in de Wet geluidhinder; b. vergunningen en toestemmingen op grand van de Waterwet; c. een afwijking als bedoeld in de artikelen 6 en 11 van de Woningwet; d. verkeersbesluiten op grand van de Wegenverkeerswet en/of Administratieve Bepa- lingen voor het Wegverkeer; e. wegonttrekkingsbesluiten op grand van de Wegenwet; Artikel 4 - Gevallen waarin besluiten kunnen worden gecoördineerd ln de volgende gevallen en onder de volgende condities bevordert het college van bur gemeester en wethouders een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van besluiten als bedoeld in artikel 2 en 3: a. het besluit over een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk die op het moment van indienen a Ileen op grand van artikel 2.1 O, eerste lid, sub e Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geweigerd zou moeten worden en het besluit over het besternminqsplan, het uitwerkingsplan of het wijzigingsplan dat de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk mogelijk maakt, maken tenminste deel uit van de te coördineren besluiten, en; b. een ander besluit, als dat bij de coördinatie wordt betrokken, is genoemd in artikel 3 en verband houdt met de aanvraag of met het bestemmingsplan als bedoeld onder a, en; c. het college van burgemeester en wethouders heeft vastgesteld dat het besluit of de besluiten als bedoeld in artikel 3 gecoördineerd kan/kunnen worden voorbereid en bekendgemaakt, en; d. het college van burgemeester en wethouders heeft vastgesteld dat zieh geen belemmering als bedoeld in artikel 5 voordoet, en;

9 e. de aanvrager om een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van het besluit of de besluiten genoemd in artikel 3 heeft gevraagd of zieh schriftelijk akkoord heeft verklaard met de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking evenals met de gevolgen die dat voor de aanvrager heeft, en; f. het een ruimtelijke ontwikkeling betreft die dient ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Artikel 5 - Geval waarin geen coördinatie op grond van deze verordening plaatsvindt Een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van besluiten op grond van deze verordening is niet mogelijk indien blijkt dat het verhaal van schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro niet is verzekerd door middel van een planschadeverhaalsovereenkomst. Artikel 6 - Procedureregeling a. Het college van burgemeester en wethouders kan een procedureregeling vaststellen ten behoeve van een goede uitvoering van de coördinatieregeling. b. De procedureregeling geeft in ieder geval aan binnen welke periode aanvragen ingediend moeten worden om voor coördinatie in aanmerking te kunnen komen; de procedureregeling kan bepalen hoe het college van burgemeester en wethouders toepassing geeft aan artikel 3.20 van de Algemene wet bestuursrecht. c. Zolang het college van burgemeester en wethouders geen regeling als bedoeld in het eerste lid heeft vastgesteld, is, aanvullend op de artikelen 3.30 tot en met 3.32 van de Wet ruimtelijke ordening en op deze verordening, van Afdeling 3.5 "Samenhangende besluiten" van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, met uitzondering van de artikelen 3.28 en 3.29 van die wet. d. Bij toepassing van lid e is het college van burgemeester en wethouders het aangewezen coördinerend orgaan als bedoeld in artikel 3.22 van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 7 - Verslaglegging Het college brengt jaarlijks vers lag uit aan de Gemeenteraad over de projecten welke met een gecoördineerde behandeling op grond van deze verordening zijn doorlopen. Het jaarlijkse verslag bevat in elk geval: a. een overzicht en een omschrijving van de projecten welke met een gecoördineerde behandeling zijn doorlopen; b. een overzicht van de termijnen waarbinnen de besluitvorming heeft plaatsgevonden.

10 Artikel 8 - Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening gemeente Delft Aldiìtges Id in de openbare raadsvergadering van 24 aprii ~,burgemeester. J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart,griffier.

11 Toelichting op de Coördinatieverordening gemeente Delft 2018: Artikel 1 ln artikel 1 worden de belangrijkste begrippen beschreven. Artikel 1 onder e: gemeentelijk ruimtelijk beleid Ter verwezenlijking van onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid kan het wenselijk zijn dat de voorbereiding en bekendmaking van bepaalde besluiten gecoördineerd wordt. Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is gedefinieerd als ruimtelijk beleid zoals is terug te vinden in verschillende relevante beleidsstukken, als de Structuurvisie, bestemmingsplannen en diverse beleidsnota's/-visies en kaders. Het begrip is ruim gedefinieerd om te voorkomen dat onderdelen van het gemeentelijk ruimtelijk beleid afkomstig van de bestuursorganen van de gemeente bij voorbaat van coördinatie worden uitgesloten. Artikel 2 Artikel 2 geeft de reikwijdte aan waarbij alle besluiten ter verwezenlijking van een onderdeel van gemeentelijk ruimtelijk beleid kunnen worden gecoördineerd al dan niet op verzoek van een derde. De voorliggende verordening strekt dus tot de gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van een bestemmingsplan, of een wijziging dan wel uitwerking van een bestemmingsplan, of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo en de voorbereiding van besluiten over één of meer van de in artikel 3 genoemde toestemmingen, vergunningen en/of afwijkingen. Zoals uit het onderling verband van de artikelen 2 en 3 van de regels blijkt, heeft de voorliggende verordening uitsluitend betrekking op die vergunningen/toestemmingen waarvoor het bevoegde gezag bij de gemeente Delft ligt. Een en ander in het licht van de praktische uitvoerbaarheid van de coördinatieregeling en het beeld dat nu bestaat ten aanzien van besluiten waarvoor toepassing van de coördinatieregeling is gevraagd. Dit laat uiteraard onverlet de mogelijkheid om alsnog via een separaat raadsbesluit een uitgebreidere toepassing van de coördinatieregeling toe te staan. Per aanvraag of verzoek met betrekking tot een ruimtelijke ontwikkeling zal in overleg met de aanvrager/verzoeker moeten worden afgewogen welke besluiten gecoördineerd kunnen worden ten behoeve van het welslagen van de ruimtelijke ontwikkeling. Ten overvloede wordt opgemerkt dater geen verplichting bestaat tot coördineren. Artikel 3 Artikel 3 geeft een opsomming van de besluiten die in combinatie met het bestemmingsplan (dit is met inbegrip vaneen herziening vaneen bestemmingsplan, uitwerkingsplan of wijzigingsplan) of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 en 2.2 van de Wabo, gecoördineerd kunnen worden voorbereid en bekendgemaakt. De Wabo heeft als uitgangspunt gediend, maar het lijstje van de coördinatieverordening is korter. De reden daarvoor is het streven om de coördinatieverordening inhoudelijk zo eenvoudig mogelijk te maken. Alleen besluiten met een ruimtelijke component (en dus

12 met een relatie met het bestemmingsplan of met de omgevingsvergunning) zijn opgeno men. Vergunningen die zelden verstrekt worden zijn oak niet opgenomen. Geiet op het feit dat wetsartikelen aan verandering onderhevig zijn is ervoor gekozen om in artikel 3 zo min mogelijk verw ijzingen naar concrete wetsartikelen van de betreffende besluiten op te nemen. Als gevolg hiervan zou de indruk kunnen ontstaan dat oak gevallen zonder ruimtelijke component kunnen worden betrokken in de toepassing van de coördinatieregeling. Dit is echter niet het geval. Een nadere begrenzing hiervoor is te vinden in de aanhef van het artikel waarin wordt gesproken over '( ) mits van toepassing en nodig ter verwezenlijking van de ruimtelijke ontwikkeling ( )'. Bij enkele vergunningen en/of afw ijkingen is een concrete verwijzing naar wetsartikel(en) opgenomen om verwarring te voorkomen en zekere richting/zekerheid te verschaffen voor zover dit mogelijk is. Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat indien na vaststelling er wetswijzigingen plaatsvinden die van invloed zijn op de concrete verw ijzing naar wetsartikelen in deze verordening, dan niet strikt de 'oude' verwijzing leidend dient te zijn maar de geest/bedoeling van wat in de verordening is vastgelegd in relatie tot de wetswijziging( en). Artikel 4 ln artikel 4 wordt aangegeven in welke gevallen het wenselijk is om de coördinatieregeling toe te passen. Elk lid wordt afgesloten met het woordje 'en' om duidelijk te maken dat de coördinatieregeling alleen toegepast mag worden als aan alle voorwaarden is voldaan. Lid a vormt de basis van de coördinatieverordening: coördinatie op grand van de coördinatieverordening is alleen mogelijk als tenminste het besluit over een bestemmingsplan of over een uitwerkingsplan of over een wijzigingsplan wordt gecombineerd met een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. ln die gevallen wordt de coördinatieregeling met name van meerwaarde beschouwd, redenen waarom de toepassing van de coordinatieregeling volgens deze verordening zieh hiertoe beperkt. Wanneer een bestemmingsplan dat meedoet in de coördinatieregeling moet deze de beoogde strijdigheid opheffen, zodat de eventueel benodigde omgevingsvergunning verleend kan worden. Voor alle duidelijkheid: de coördinatieregeling mag op grand van deze verordening dus niet toegepast worden als de aanvraag omgevingsvergunning past in het geldende bestemmingsplan. ln dat geval zou coördinatie met alleen een nieuw bestemmingsplan neerkomen op het omzeilen van de gewone procedure van een omgevingsvergunning. Lid b bepaald dat andere besluiten die worden betrokken in de coördinatie, als bedoeld in artikel 3, verband moeten hebben met de aanvraag of met het bestemmingsplan. Lid e moet ruim geïnterpreteerd worden. Het gaat hier niet alleen om de vaststelling dat aan de eisen van artikel 4 maar oak artikel 3 is voldaan, maar het college ziet oak of aan de procedure-eisen voldaan is. Het college kan oak afzien van coördinatie, bijvoorbeeld wanneer het college constateert dat de gemeente geen bestemmingswijziging wil.

13 Uit artikel 3.31 Wra blijkt dat het college niet verplicht is om de coördinatieregeling toe te passen. De wet stelt dat het college coördinatie 'bevordert'. Uitgangspunt is dus dat het college, waar dat op grand van deze verardening mogelijk is, een gecoördineerde be sluitvorming voorstaat maar niet daartoe verplicht is. Een ruime uitleg van lid c kan er niet toe leiden dat het college gevallen coördineert die niet onder de verardening vallen en waartoe de Gemeenteraad niet expliciet heeft besloten. De wet staat delegatie van de raadsbevoegdheid om te besluiten dat gecoördineerde besluitvorming wenselijk is niet toe. Op grand van lid d stelt het college van burgemeester en wethouders vast of artikel 5 geen belemmering is voor het toepassen van de coördinatieregeling. Dit lid c moet in beperkende zin uitgelegd worden: als er een belemmering is, dan is een gecoördineerde besluitvorming niet mogelijk. Uit lid e blijkt dat de aanvrager en de gemeente samen de coördinatieregeling willen toepassen. Dit kan weliswaar op verzoek van aanvrager of ambtshalve worden geïnitieerd, maar de randvoorwaarde is wel dat beiden partijen het eens zijn over de toepassing van de coördinatieregeling. Een aanvrager kan niet gedwongen worden om mee te werken aan een gecoördineerde besluitvorming. Oat zou namelijk inhouden dat de aanvrager gedwongen zou kunnen worden om een vergunning aan te vragen. De aanvrager kan natuurlijk goede redenen hebben om afte zien van coördinatie. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de aanvrager eerst zeker wil weten dat bijvoorbeeld de bestemmingsplanwijziging doorgevoerd is, voordat hij kosten wil maken voor het maken van een bouwtekening en/of constructieberekeningen uit te laten uitvoeren. Uit lid f blijkt dat het, in het verlengde van de wettelijke grandslag, tenslotte moet gaan om een ruimtelijke ontwikkeling die dient ter verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Artikel 5 ln dit artikel staat in welk geval coördinatie niet mogelijk is. Een gecoördineerde voorbereiding en bekendmaking van besluiten op grand van deze verardening is niet mogelijk indien blijkt dat het verhaal van schade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wro niet is verzekerd door middel van een planschadeverhaalsovereenkomst. De gemeente is in beginsel namelijk niet bereid een financieel risico als gevolg van de vaststelling van het bestemmingsplan voor zijn rekening te nemen. Gecoördineerde besluitvorming is in een dergelijk geval dan ook uitgesloten op grand van deze verardening. Artikel 6 De wet geeft geen aanwijzingen over de manier waarap de coördinatieregeling uitgevoerd moet worden. Het is in beginsel wel wenselijk dat de gemeente duidelijkheid geeft over de uitvoering. Daarom geeft de Gemeenteraad het college in dit artikel de mogelijk-

14 heid mee om een procedureregeling vast te stellen. Daarin kan bijvoorbeeld worden aangegeven hoeveel tijd de aanvrager heeft om de te coördineren vergunningen aan te vragen. Voor coördinatieprocedures heeft de wetgever overigens voorzien in de opname van Afdeling 3.5 in de Algemene wet bestuursrecht. Dit onderdeel van de Awb (met name: 3.5.3) werkt pas als een wet of een gemeentelijke verordening de procedure van toepassing verklaart. Zolang het college nog géén procedureregeling heeft vastgesteld is op grond van lid c de procedure van de Awb van toepassing. Dat is handig, omdat de regeling van het college nog niet klaar is en het overigens ook aan te bevelen is om die regeling pas op te stellen nadat ervaring is opgedaan met het toepassen van de coördinatieregeling. Als het college een procedureregeling vaststelt en bekend maakt, blijft lid c buiten toepassing. De Awb verplicht het college van burgemeester en wethouders om een aanvrager in kennis te stellen van alle vergunningen die de aanvrager voor zijn project nodig heeft. Lid b geeft aan dat het wenselijk is dat het college in de procedureregeling aangeeft hoe aan die verplichting vorm wordt gegeven. Met uitzondering van de artikelen 3.28 en 3.29 over administratief beroep. Deze artikelen zijn overbodig, omdat de Wro dit aspect regelt. Bij toepassing van de coördinatieveror dening volgen alle gecoördineerde besluiten de procedure van het bestemmingsplan of omgevingsvergunning. Lid d is opgenomen voor alle duidelijkheid. Dat het college het 'coördinerend orgaan' is, blijkt ook al uit artikel 3.31, eerste lid van de Wro, dus feitelijk is dit lid overbodig. Artikel 7 Het college doet jaarlijks vers lag over de projecten waarop coördinatie is toegepast. ln dit verslag vermeldt het college in elk geval om welke projecten het gaat en welke termijnen zijn gevolgd. Dit overzicht kan nuttig blijken voor toekomstige afwegingen over gecoördineerde behandeling. Artikel 8 Deze verordening wordt aangehaald als: Coördinatieverordening gemeente Delft 2018.