Steunmaatregel N 85/ Nederland "Bodemsanering van vervuilde bedrijfsterreinen" Verlenging en wijziging van de bestaande steunregeling N 520/2001

Transcriptie

1 EUROPESE COMMISSIE Brussel, 27.VII.2005 C(2005) 2958 Betreft: Steunmaatregel N 85/ Nederland "Bodemsanering van vervuilde bedrijfsterreinen" Verlenging en wijziging van de bestaande steunregeling N 520/2001 Excellentie, De Commissie wenst Nederland ervan in kennis te stellen dat zij, na beoordeling van de door uw autoriteiten over bovenvermelde zaak verstrekte informatie, besloten heeft geen bezwaar te maken tegen de wijzigingen van de steunmaatregel. I. PROCEDURE Bij brief van 18 februari 2005, geregistreerd bij de Commissie op 25 februari 2005 onder referentienummer A/31676, hebben de Nederlandse autoriteiten overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 794/2004 van 21 april tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag 2, de bovenvermelde maatregel aangemeld. Bij brief van 19 april 2005 verzocht de Commissie om aanvullende informatie. Bij brief van 25 mei 2005, geregistreerd op 1 juni 2005, verstrekten de Nederlandse autoriteiten deze informatie. II. BESCHRIJVING VAN DE STEUNREGELING De aanmelding ter zake heeft betrekking op een verlenging en wijziging van steunregeling N 520/2001 (Convenant bodemsanering), die op 27 februari 2002 door de Commissie werd 1 2 PB L 140 van , blz. 1. PB L 83 van , blz. 1. Zijne Excellentie de Heer B. Bot Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus NL EB s-gravenhage B-1049 Bruxelles/, B-1049 Brussel Belgium, Telephone: exchange

2 goedgekeurd 3. De regeling heeft als doel een deel van de kosten voor de sanering van in gebruik zijnde en blijvende bedrijfsterreinen te subsidiëren. Het Convenant bodemsanering is een convenant tussen de nationale autoriteiten, Gedeputeerde Staten van de provincies, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, VNO/NCW en de Koninklijke Vereniging MKB- Nederland. In dit convenant zijn de deelnemende partijen een regeling overeengekomen voor medefinanciering van de sanering van verontreinigde bedrijfsterreinen, in die gevallen waarin geen particuliere partij voor de vervuiling aansprakelijk kan worden gesteld. Met betrekking tot de aansprakelijkheid heeft de Hoge Raad in verschillende gevallen geoordeeld dat ondernemingen niet aansprakelijk konden worden gesteld indien de verontreiniging vóór was ontstaan, zelfs wanneer de ondernemingen het terrein zelf hadden verontreinigd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat ondernemingen die de verontreiniging van bedrijfsterreinen hebben veroorzaakt, vóór de economische gevolgen en de gevolgen voor het milieu van die verontreiniging niet konden voorzien. Dat betekent dat, hoewel deze ondernemingen technisch gesproken verantwoordelijk zijn voor de verontreiniging, zij naar Nederlands recht niet aansprakelijk kunnen worden gesteld voor de kosten van de sanering van de verontreinigde bedrijfsterreinen. Om vast te stellen of de verontreiniging vóór is ontstaan, onderscheiden de Nederlandse autoriteiten twee soorten gevallen: evidente en niet-evidente gevallen. In evidente gevallen is duidelijk wanneer het bedrijfsterrein is verontreinigd: volledig vóór of volledig na In zogenaamde niet-evidente gevallen hebben de Nederlandse autoriteiten criteria opgesteld waarmee kan worden nagegaan welk deel van de verontreiniging precies vóór is veroorzaakt en welk deel na deze datum. Daartoe is op 11 juni 2001 een zogenaamd "ouderdomsprotocol" in werking getreden. Dit ouderdomsprotocol omvat een berekeningsmethode waarmee het percentage verontreiniging kan worden vastgesteld dat van vóór dateert. Het protocol beperkt eveneens de toegang tot de regeling aangezien ondernemingen slechts een subsidie kunnen aanvragen indien 80% of meer van de vervuiling van vóór dateert. De nieuwe aanmelding verschilt van de goedgekeurde steunregeling op de volgende punten: 1. Verlenging van de regeling Het Convenant bodemsanering wordt in een Nederlands besluit gecodificeerd (Besluit financiële bepalingen bodemsanering). Daartoe moet de Wet Bodemsanering eveneens worden aangepast. Omdat het aanbrengen van de aanpassingen enige tijd zal vergen, vragen de Nederlandse autoriteiten om een verlenging van de periode waarbinnen bedrijven de vervuiling aan de bevoegde autoriteiten moeten melden om later voor de subsidie in aanmerking te komen (uiterlijk in 2023). In Besluit N 520/2001 van de Commissie liep de periode waarin de ondernemingen subsidies konden aanvragen tot 31 december 2005, terwijl dit na de verlenging tot 31 december 2007 zal zijn. De steun voor sanering kan slechts worden verstrekt voor aanvragen die vóór die datum werden ontvangen. De daadwerkelijke betaling gebeurt op het moment dat de saneringswerken worden uitgevoerd. 3 PB C 146 van , blz. 8. 2

3 Volgens de oorspronkelijk aangemelde regeling moest vóór met de sanering worden gestart. Volgens de aangemelde gewijzigde regeling zal deze datum worden verlengd tot Wijziging van de melding met betrekking tot de vervuiling Wanneer een onderneming een subsidie aanvraagt moet zij een melding doen waarin een beoordeling van de vervuiling van het bedrijfsterrein is opgenomen. Tot nu toe moest deze beoordeling gebaseerd zijn op een historisch onderzoek, dat wil zeggen dat het gebruik van het desbetreffende terrein in het verleden wordt onderzocht om vast te stellen welke de mogelijke verontreiniging zou kunnen zijn. Nu wordt dit verplichte historisch onderzoek vervangen door een diepgaander nader onderzoek, waarbij meer informatie over de daadwerkelijke verontreiniging wordt vergaard en duidelijk wordt of sanering echt noodzakelijk is. Het historisch onderzoek brengt inderdaad de mogelijke verontreiniging aan het licht maar geeft geen aanwijzing over de ernst van de verontreiniging en de eventuele noodzaak van sanering. Door dit nader onderzoek verplicht te stellen willen de Nederlandse autoriteiten voorkomen dat er onnodige meldingen worden gedaan in gevallen waar sanering niet nodig is. Dit zal de administratieve last voor zowel de bedrijven als voor de Nederlandse autoriteiten verlichten. 3. Wijziging van het plafond voor toegang tot de regeling Het "ouderdomsprotocol" van 11 juni 2001 zal worden gewijzigd om het voor ondernemingen mogelijk te maken een subsidie aan te vragen, zelfs wanneer minder dan 80% van de vervuiling dateert van vóór Wanneer bijvoorbeeld 79% van de verontreiniging is ontstaan vóór , zou de subsidie volgens de goedgekeurde regeling worden geweigerd. Na de aanpassing uit de aangemelde maatregel kan de steun slechts worden verstrekt naar rato van het deel van de verontreiniging die vóór was veroorzaakt. Dit is de toepassing van de methode "pro rata temporis": aansprakelijkheid naar rato van het moment van veroorzaking en waarvoor ondernemingen niet aansprakelijk kunnen worden gesteld volgens de jurisprudentie van de Hoge Raad. Wanneer bijvoorbeeld 78% van de verontreiniging van vóór dateert, zal de subsidie 78% van het toepasselijke subsidiepercentage bedragen. Voorbeeld: Een bedrijf bestaat sinds Uit het ouderdomsprotocol blijkt dat 78% van de verontreiniging dateert van vóór Aangenomen dat het toepasselijke subsidiepercentage 30% is, dan kan dit bedrijf een subsidie krijgen van 78% van 30% (= 23,4%) van de saneringskosten. Deze aanpassing zal ertoe leiden dat meer subsidieaanvragen worden goedgekeurd, dat wil zeggen dat er meer begunstigden van de steunregeling zullen zijn. 3

4 4. De verschillende categorieën begunstigden en de diverse steunintensiteiten onder de oude regeling Volgens de in Besluit N 520/2001 beschreven regeling waren de begunstigden van de maatregel in drie categorieën ingedeeld, afhankelijk van hun betrokkenheid bij de verontreiniging. A. De huidige eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein heeft 80% of meer van de verontreiniging veroorzaakt vóór Deze gevallen komen in aanmerking voor een subsidie van 35% van de subsidiabele kosten indien de sanering binnen tien jaar na de inwerkingtreding van de maatregel begint. Indien de sanering daarna begint, maar niet later dan , wordt de subsidie verlaagd tot 15% van de subsidiabele kosten. B. De huidige eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein heeft directe of indirecte betrokkenheid gehad bij de veroorzaking van de verontreiniging dan wel een duurzame rechtsbetrekking gehad met de vervuiler of vervuilers. Deze gevallen komen in aanmerking voor een subsidie van 35% van de subsidiabele kosten indien de sanering binnen tien jaar na de inwerkingtreding van de maatregel begint. Indien de sanering daarna begint, maar niet later dan , wordt de subsidie verlaagd tot 15% van de subsidiabele kosten. C. De huidige eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein is niet zelf veroorzaker van de vervuiling en was ook niet betrokken bij de verontreiniging. De Nederlandse autoriteiten hebben de ondernemingen van deze derde categorie in diverse subcategorieën onderverdeeld aan de hand van de vraag of zij van de verontreiniging op de hoogte waren, de datum van verkrijging van het terrein, overeenkomsten met voormalige eigenaars over de saneringskosten en tenslotte de grootte van de betrokken ondernemingen, met name gelet op de definitie van KMO s (MKB). C1. Indien het eigendomsrecht vóór is verkregen, wordt verondersteld dat de koper niet van de verontreiniging op de hoogte behoefde te zijn. Indien de sanering binnen tien jaar na de inwerkingtreding van de regeling begint, bedraagt de subsidie 60%. Indien de sanering daarna begint, maar niet later dan , bedraagt de subsidie 50%. C2. Indien het eigendomsrecht tussen en is verkregen en de sanering binnen tien jaar na de inwerkingtreding van de regeling begint, bedraagt de subsidie 35% van de in aanmerking komende kosten. Daarna is dat 15%, mits de sanering niet later dan op begint. Indien het eigendomsrecht echter tussen en werd verkregen, kan een subsidie worden verkregen die gelijk is aan de subsidie bij verkrijging van het eigendomsrecht vóór (dat wil zeggen 50% of 60%), tenzij de verwervingsdocumenten (koopovereenkomst, overdrachtsakte, enz.) aangeven dat de koper ten tijde van de koop, van de verontreiniging op de hoogte was of redelijkerwijs kon zijn. Indien de sanering binnen tien jaar na de inwerkingtreding van de regeling begint, bedraagt de subsidie 60% van de subsidiabele kosten. Daarna is dat 50%, mits de sanering niet later dan op begint. 4

5 C3. Indien de eigendom tussen en is verkregen en de sanering binnen tien jaar na de inwerking van de regeling begint, bedraagt de subsidie 20% van de in aanmerking komende kosten. Daarna is dat 10%, mits de sanering niet later dan op begint. Indien de eigendom echter na is verkregen en in de verwervingsdocumenten (koopovereenkomst, overdrachtsakte, enz.) concreet een bedrag is genoemd dat in verband met de aanwezige verontreiniging in mindering is gebracht op de koopprijs, dan wordt ditzelfde bedrag in mindering gebracht op de subsidiabele kosten bij de vaststelling van het subsidiebedrag. 5. Vereenvoudiging van de verschillende categorieën begunstigden en de diverse steunintensiteiten Krachtens de huidige aangemelde maatregel worden op het gebied van de verschillende categorieën begunstigden en steunintensiteiten de volgende wijzigingen aangebracht: A. Volgens de gewijzigde regeling komt de vereiste voor categorie A dat 80% van de verontreiniging vóór moest zijn ontstaan, te vervallen. Nu luidt categorie A als volgt: "De huidige eigenaar of erfpachter van het bedrijfsterrein heeft de verontreiniging van het terrein zelf veroorzaakt vóór ". De steunintensiteit wordt verminderd tot 30%. Voor gevallen waarin de eigenaars betrokken waren bij het veroorzaken van de verontreiniging en het desbetreffende terrein verworven hebben tussen 1987 en 1995 wordt de steunintensiteit verder verminderd tot 15%. B. De steunintensiteit voor categorie B, welke verder hetzelfde blijft als in de originele regeling, wordt eveneens verminderd tot 30%. Voor gevallen waarin de eigenaars betrokken waren bij het veroorzaken van de verontreiniging en het desbetreffende terrein verworven hebben tussen 1987 en 1995 wordt de steunintensiteit verder verminderd tot 15%. C. In de huidige regeling worden de subcategorieën onder categorie C (welke verder ook onveranderd blijft) gedeeltelijk gesplitst en gedeeltelijk samengevoegd. De subcategorie van eigenaars die niet betrokken waren bij het veroorzaken van de verontreiniging en het eigendomsrecht vóór hebben verworven, en de eigenaars die niet betrokken waren bij de veroorzaking van de verontreiniging en het eigendomsrecht na maar vóór hebben verworven, worden in een enkele categorie ondergebracht. De percentages die gekoppeld zijn aan de aansprakelijkheidscategorieën worden vereenvoudigd tot drie eenvoudige rekenkundige reeksen. 5

6 C1. Eigenaar die niet bij het veroorzaken van de verontreiniging betrokken was en die het desbetreffende terrein verworven heeft vóór : 60% C2. Eigenaar die niet bij het veroorzaken van de verontreiniging betrokken was en die het desbetreffende terrein verworven heeft tussen en : 30% C3. Eigenaar die niet bij het veroorzaken van de verontreiniging betrokken was en die het desbetreffende terrein verworven heeft tussen en : 15% In het kader van deze regeling worden geen subsidies verleend indien de eigendom na werd verworven. 6. Invoering van een eenvormige toeslag voor het MKB (KMO s) Krachtens de goedgekeurde steunregeling N520/01 kon een toeslag van 10% of 5% worden toegepast op kleine en middelgrote ondernemingen (KMO s). In de gewijzigde regeling wordt dit veranderd in een eenvormige toeslag van 10% voor alle KMO s Afschaffing van de toeslag voor gevallen waarin de sanering binnen tien jaar aanvangt De toeslag van 20% of 10% voor gevallen waarin de sanering binnen tien jaar na de inwerkingtreding van de regeling begint, wordt opgeheven. In de praktijk was dit geen stimulans voor de bedrijven om eerder dan gepland tot bodemsanering over te gaan. 8. Striktere voorwaarden voor het vaststellen van de datum waarop de eigendom werd verworven De volgende situaties worden niet langer als verwerving van eigendom als bedoeld in de verschillende categorieën beschouwd en leiden derhalve niet meer tot een hogere steunintensiteit: - De omzetting van de rechtsvorm van de onderneming als bedoeld in artikel 3.65 van de Wet Inkomstenbelasting door de eigenaar of de erfpachter. - De overdracht van de onderneming binnen het familieverband van de eigenaar tot de tweede graad in de rechte lijn. 9. Geen wijziging van de totale middelen voor de gehele duur van de regeling De Nederlandse autoriteiten hebben aangegeven dat de middelen zoals aangemeld en goedgekeurd in het kader van steunregeling N 520/2001 niet zullen worden verhoogd (1,13 miljard EUR). 4 PB L 124 van , blz. 36. KMO s worden gedefinieerd overeenkomstig de aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, die Aanbeveling 96/280/EG vanaf 1 januari 2005 vervangt. 6

7 De Nederlandse autoriteiten voeren aan dat de regeling, op grond van bovenvermelde aanpassingen, gewijzigd en vereenvoudigd is. III. BEOORDELING III.a Bestaan van staatssteun en rechtmatigheid De financiële steun aan de begunstigde ondernemingen zal hun positie versterken, hetgeen de marktvoorwaarden voor hun concurrenten kan veranderen. Deze versterking van de posities van de betrokken ondernemingen ten opzichte van andere ondernemingen die met hen concurreren in het handelsverkeer tussen de lidstaten, moet geacht worden een ongunstige invloed te hebben op dit handelsverkeer. Alleen bepaalde ondernemingen die geselecteerd worden door de bevoegde autoriteiten, komen in aanmerking voor de regeling die bekostigd wordt uit overheidsmiddelen. De maatregel valt derhalve onder de definitie van staatssteun krachtens artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EER-Overeenkomst. De Nederlandse autoriteiten zijn hun verplichtingen krachtens artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag nagekomen door de wijzigingen die zij in een bestaande regeling willen aanbrengen, aan te melden. De Nederlandse autoriteiten hebben de gewijzigde steunmaatregel aangemeld via de vereenvoudigde procedure overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 794/2004 van 21 april tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/ Dit geval kwam evenwel niet in aanmerking voor de vereenvoudigde procedure omdat niet geheel is voldaan aan de voorwaarden van artikel 4, lid 2, onder c). De criteria voor de toepassing van de regeling werden inderdaad vereenvoudigd en in bepaalde opzichten aangescherpt, maar zij zullen leiden tot een groter aantal begunstigden. III.b Verenigbaarheid van de steun De Commissie heeft de verlenging en wijziging van maatregel N520/2001 getoetst aan de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (hierna: "de kaderregeling") 7. Met betrekking tot de sanering van vervuilde industrieterreinen bepaalt punt 38, tweede alinea, van de kaderregeling dat "wanneer vaststaat wie de vervuiler is, dient deze, overeenkomstig het aansprakelijkheidsbeginsel en bij ontstentenis van staatssteun, de sanering te financieren. Het begrip "de vervuiler" wordt omschreven in het in elke lidstaat toepasselijke recht, onverminderd de vaststelling van communautaire voorschriften ter zake". Er werden inderdaad communautaire voorschriften vastgesteld op het gebied van milieuaansprakelijkheid: "Richtlijn 2004/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende milieuaansprakelijkheid met betrekking tot het PB L 140 van , blz. 1. PB L 83 van , blz. 1. PB C 37 van , blz. 3. 7

8 voorkomen en herstellen van milieuschade 8 ". Deze richtlijn is evenwel, krachtens haar artikel 17, niet van toepassing op schade veroorzaakt door een emissie, een gebeurtenis of een incident die/dat heeft plaatsgevonden vóór 30 april Derhalve moet de Commissie in onderhavig geval nog steeds afgaan op de nationale wetgeving. Wat de in Nederland geldende wetgeving betreft, heeft de Hoge Raad in verschillende gevallen geoordeeld dat ondernemingen niet aansprakelijk konden worden gesteld indien de verontreiniging vóór was ontstaan, zelfs wanneer de ondernemingen het terrein zelf hadden verontreinigd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat ondernemingen die de verontreiniging van bedrijfsterreinen hebben veroorzaakt, de economische gevolgen en de gevolgen voor het milieu van die verontreiniging niet konden voorzien vóór Dit betekent dat, hoewel deze ondernemingen technisch gesproken verantwoordelijk zijn voor de verontreiniging, zij naar Nederlands recht niet aansprakelijk kunnen worden geacht voor de kosten van sanering van de verontreinigde bedrijfsterreinen. Deze benadering werd door de Commissie ook aanvaard in haar beschikking inzake staatssteun N 520/2001. Krachtens de derde alinea van punt 38 van de kaderregeling kan "wanneer de vervuiler niet bekend is of niet aansprakelijk kan worden gesteld, de persoon die belast is met de sanering van het terrein, voor deze werkzaamheden steun krijgen". De vierde alinea van punt 38 van de kaderregeling luidt voorts: "De steun voor het saneren van vervuilde lokaties kan tot 100% van de in aanmerking komende kosten bedragen, vermeerderd met 15% van de kosten van de werkzaamheden. De voor steun in aanmerking komende kosten zijn gelijk aan de kosten van de werkzaamheden, verminderd met de waardestijging van het terrein". De Commissie neemt nota van het feit dat de bedrijfsterreinen in gebruik moeten zijn en in gebruik moeten blijven 9 en dat de ondernemingen niet worden gecompenseerd voor eventuele ongemakken tijdens de saneringswerkzaamheden. Als gevolg van de bovenbeschreven definitie van aansprakelijkheid voor vervuiling in het Nederlandse recht voldoet de aangemelde maatregel aan punt 38 van de kaderregeling. Wat de wijzigingen betreft: a. Verlenging van de regeling De Commissie neemt nota van de noodzakelijke wijzigingen in de rechtsgrond van deze regeling en kan instemmen met de verlenging van de regeling tot 31 december Dat betekent dat de laatste dag waarop de ondernemingen een subsidie kunnen aanvragen 31 december 2007 is. De Commissie is het eveneens eens met de verlenging van de periode waarbinnen moet gestart worden met de sanering tot 31 december PB L 143 van , blz. 56. Vóór en na de sanering en in sommige gevallen tijdens de sanering. 8

9 b. Wijziging van de melding met betrekking tot de vervuiling De manier van melding heeft geen invloed op de beoordeling van het steunelement dat is vervat in de regeling, maar maakt het mogelijk de regeling toe te spitsten op de gevallen waarin een sanering van de bodem daadwerkelijk nodig is. c. Wijziging van het plafond voor toegang tot de regeling Het feit dat nu ook in gevallen waarin minder dan 80% van de verontreiniging vóór is ontstaan, een subsidie kan worden aangevraagd, zal ongetwijfeld leiden tot een groter aantal begunstigden. De in aanmerking komende kosten blijven evenwel hetzelfde. Slechts de saneringskosten van het gedeelte van de verontreiniging dat dateert van vóór wordt in aanmerking genomen. d. De verschillende categorieën begunstigden en de diverse steunintensiteiten en e. Vereenvoudiging van de verschillende categorieën begunstigden en de diverse steunintensiteiten en f. Invoering van een eenvormige toeslag voor het MKB De indeling in categorieën is veranderd en de verschillende steunintensiteiten werden vereenvoudigd. De totale steunintensiteit van de maatregel bedraagt evenwel nog steeds tussen 15% en 70% (60% + 10% toeslag MKB) van de in aanmerking komende saneringskosten. De Commissie heeft in haar beschikking inzake regeling N520/2001 op gedetailleerde wijze beoordeeld of de maatregel in overeenstemming is met de in de vierde alinea van punt 38 van de kaderregeling bepaalde steunintensiteiten en bedragen. Op grond van deze analyse werd geconcludeerd dat wanneer de steun niet hoger is dan 70% van de saneringskosten, hij ook onder de in de kaderregeling vastgestelde maxima blijft. Deze beoordeling blijft van toepassing en derhalve is ook de gewijzigde regeling verenigbaar met de kaderregeling. g. Afschaffing van de toeslag voor gevallen waarin de sanering binnen tien jaar aanvangt De Commissie neemt er voorts nota van dat niet langer een toeslag van 20% of 10% zal worden toegepast in gevallen waarin de sanering start binnen tien jaar. Dit zal leiden tot lagere totale steunintensiteiten die in ieder geval onder de maxima van de kaderregeling blijven. h. Striktere voorwaarden voor het vaststellen van de datum waarop de eigendom werd verworven Aangezien deze voorwaarden strikter zijn dan in de vorige regeling, zullen zij ook leiden tot het aanscherpen van de regeling en tot lagere steunintensiteiten die onder de maxima van de kaderregeling blijven. 9

10 i. Geen wijziging van de totale middelen voor de gehele duur van de regeling Aangezien de totale voorgenomen middelen voor de volledige duur van de regeling ongewijzigd blijven en het aantal begunstigden naar verwachting zal stijgen, kan het verwachte steunbedrag per begunstigde in theorie lager uitvallen dan was geraamd in de beschikking inzake staatssteun N 520/2001. IV. Conclusie Op basis van de voorgaande overwegingen komt de Commissie tot de conclusie dat de aangemelde aanpassingen voldoen aan de voorwaarden van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu. De Commissie komt derhalve tot de conclusie dat de aanpassingen van de maatregel kunnen worden toegestaan onder artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 3, onder c), van de EER-Overeenkomst. V. Beslissing De Commissie heeft besloten om geen bezwaar te maken tegen de aangemelde aanpassingen van de steunmaatregel N 520/2001 omdat zij verenigbaar is met de voorwaarden voor de gemeenschappelijke markt. Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt U verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat U instemt met mededeling aan derden en bekendmaking van de volledige tekst van dit schrijven in de authentieke taal op Internet: Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Griffie staatssteun, SPA 3, Kantoor 6/5 B-1049 BRUSSEL Telefax nr.: Gelieve in alle correspondentie de benaming en het nummer van de zaak te vermelden. Met bijzondere hoogachting, Voor de Commissie Neelie KROES Lid van de Commissie 10