Provincie Vlaams-Brabant Gemeente Asse

Transcriptie

1 Gemeentelijke stedenbouwkundige verordening aangaande het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen buiten de openbare weg Provincie Vlaams-Brabant Gemeente Asse

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Algemeen Toepassingsgebied Begrippen Parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen Algemeen Vaststellen van het aantal parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen Berekening aantal parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen Aanleg parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen Parkeernormen woongebouwen voor particuliere gezinnen Parkeernormen voor bestemmingen anders dan particuliere gezinnen Slotbepalingen Definitief 1

3 1 Algemeen 1.1 Toepassingsgebied Deze stedenbouwkundige verordening is van toepassing op alle vergunningsplichtige handelingen die een ruimtelijke impact hebben De voorschriften van een ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP), Bijzonder Plan van Aanleg (BPA) en/of verkaveling hebben steeds voorrang op deze van de stedenbouwkundige verordening. 1.2 Begrippen De begrippen in deze verordening dienen te worden geïnterpreteerd zoals in de wetgeving op stedenbouw en ruimtelijke ordening; wanneer bepaalde termen in deze wetgeving niet zouden worden uitgelegd, moeten ze in hun algemeen gangbare betekenis worden begrepen Voor de formulering van stedenbouwkundige adviezen in het algemeen en het toepassen van onderhavige verordening in het bijzonder, wordt verstaan onder: Bijgebouw: de fysiek aansluitende aanhorigheden die in bouwtechnisch opzicht een rechtstreekse aansluiting of steun vinden bij het hoofdgebouw. Een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw (al dan niet aangesloten aan het hoofdgebouw). Bouwbreedte: afstand tussen het meest linkse deel van de linkergevel en het meest rechtse deel van de rechtergevel (een uitstekende kroonlijst is hierin niet begrepen). Bouwdiepte: afstand tussen het voorste gedeelte van de voorgevel en het achterste deel van de achtergevel (een uitstekende kroonlijst is hierin niet begrepen). Buffergroen: een zone voor buffergroen is een zone die bestemd is voor het ruimtelijk scheiden van niet-complementaire functies door de aanleg van een beplanting met een dichte structuur. Compensatoire vergoeding: een vergoeding verschuldigd aan de gemeente indien niet kan voldaan worden aan de minimumnormen volgens voorliggende stedenbouwkundige verordening. Eengezinswoning: elk bebouwd onroerend goed dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van één gezin of één alleenstaande, waarin zich geen andere woningen bevinden. Wordt ook beschouwd als een ééngezinswoning: een gebouw met één woonentiteit en met nevenfunctie (bvb de praktijk van een vrij beroep). Fietsstelplaats: een voorziening waar één fiets kan worden gestald op zo n wijze dat het kader en eventueel ook het voorwiel van de fiets vastgemaakt kan/kunnen worden aan deze voorziening. De fietsstelplaats moet gemakkelijk toegankelijk zijn vanaf het openbaar domein. Een open of overdekte ruimte die voldoende groot en Definitief 2

4 uitgerust is (bv met klemmen, rekken, steunmuur, ) voor het stallen van een fiets. Hoofdgebouw: het belangrijkste gebouw op een perceel, meestal vooraan gelegen en met het grootste volume, dat ook de hoofdfunctie herbergt. In sommige gevallen kunnen er zich meerdere hoofdgebouwen situeren op een terrein. Het (al dan niet alleenstaand) qua schaal, grootte en afmetingen overheersende volume. Inrichtingsplan: een plan op schaal waarop de bebouwbare zones worden aangeduid en waarin aandacht gaat naar de aanleg van de onbebouwde zones met weergave van onder meer verhardingen en groenelementen, alsook de voorziene functies. Maaiveld: peil op grondhoogte, gemeten ter hoogte van het midden van de voorgevel. (zie Figuur 1) Meergezinswoning: een gebouw waarin twee of meerdere woonentiteiten zijn ondergebracht, met uitzondering van zorgwonen, bejaardentehuizen, seniorenresidentie, serviceflats, verpleeginrichtingen, kloosters, hotels en internaten. Parkeerplaats: een ruimte waar één voertuig kan worden geparkeerd, meer bepaald een gesloten garage, een standplaats in een gesloten ruimte of een standplaats in de open lucht daartoe speciaal aangelegd en uitgerust. De minimumafmetingen van de parkeerplaatsen zijn als volgt vastgelegd: - voor een gesloten garagebox: 5,50m diep op 3,00m breed, met een vrije minimumhoogte van 2,10m; - voor een standplaats in de open lucht en voor de standplaatsen in een gesloten ruimte: 5,00m diep op 2,50m breed. De vrije minimumhoogte voor de standplaatsen in een gesloten ruimte bedraagt eveneens 2,10m. Referentiepeil: peil op de as van de voorliggende weg, gemeten ter hoogte van het midden van de voorste perceelsgrens. (zie Figuur 1) Rooilijn: de grens tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen, zoals ondubbelzinnig op het plan aangeduid. Verhardingen: alle bodembedekkingsmaterialen en - behandelingswijzen die het grondoppervlak hard en minder waterdoorlatend maken. Verkeersluw gebied: Een verkeersluw gebied is een gebied waarin enkel leveringen en openbaar vervoer is toegelaten. Vloeroppervlakte (vo): als vloeroppervlakte worden alle vloeren per bovengrondse bouwlaag, met inbegrip van de buitenmuren (buitenkant muur. Vloeren onder het dak worden enkel meegerekend wanneer zij een hoogte hebben van 2,10 meter (begaanbare ruimte). Bijgebouwen worden eveneens meegerekend, vanaf 2,10 meter begaanbare ruimte. Vloerpas: pas van een vloer ten opzichte van het referentiepeil. (zie Figuur 1) Voorgevel: Elke gevel gericht op de voorliggende weg, met uitzondering van garagewegen of loswegen. De gevel(s) waarvan het gevelvlak hoofdzakelijk is gericht naar de straat. Een gebouw op een hoekperceel heeft twee voorgevels. Definitief 3

5 Voorgevellijn: de lijn die gevormd wordt door de voorgevel of voorgevels door te trekken tot op de zijgrenzen van het goed. Voortuin: gedeelte van het goed dat voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw ligt. Woonentiteit: lokaal of geheel van aansluitende lokalen, hoofdzakelijk bestemd voor huisvesting van een persoon of een groep van samenlevende personen. Worden niet als woonentiteiten beschouwd: entiteiten die deel uitmaken van toeristische accommodaties of van collectieve verblijfsaccommodaties, zoals tehuizen voor bejaarden, verpleeginrichtingen, kazernes, internaten, verblijfsaccommodaties voor studenten opgericht door erkende onderwijsinstellingen, kloosters, opvangcentra, gevangenissen,. Figuur 1: verklarende tekening definities maaiveld / referentiepeil / vloerpas in het midden van de voorgevel Definitief 4

6 2 Parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen 2.1 Algemeen De vergunninghouder moet het nodige aantal parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen aanleggen, zoals bepaald in deze verordening De verplichtingen voortkomend uit deze verordening maken blijvend deel uit van de stedenbouwkundige vergunning. Dit wil zeggen dat: - de parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen nodig om te voldoen aan deze verordening als dusdanig aanwezig moeten blijven zolang de inrichting blijft bestaan waarvoor ze gelden; - deze geen andere functie mogen krijgen of voor iets anders gebruikt mogen worden Indien een parkeerplaats of fietsstelplaats, die werd gerealiseerd of verkregen om te voldoen aan deze verordening, naderhand wijzigt van functie of indien het gebruiksrecht ervan is beëindigd, dient een andere parkeerplaats of fietsstelplaats voorzien te worden of dient een compensatoire vergoeding te worden betaald De verplichting tot het voorzien van de vereiste stalplaatsen blijft bestaan tot de vergunde werken teniet gaan. Het wijzigen of opheffen van deze stedenbouwkundige verordening heeft geen impact op reeds afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen Indien het vereiste aantal parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen volgens deze verordening niet kan worden aangelegd op eigen terrein of omwille van de goede plaatselijke ordening kan het college van burgemeester en schepenen hetzij: 1 toelaten dat de parkeerplaats of fietsstelplaats wordt verkregen door het verwerven in volle eigendom, in erfpacht, met recht van opstal, in vruchtgebruik van een bestaande vergunde parkeerplaats en/of fietsstelplaats. Deze plaats dient te voldoen aan de voorwaarden van deze verordening, binnen de straal van 200m gemeten vanaf de perceelsgrenzen van de aanvraag en mag niet het voorwerp uitmaken van meerdere stedenbouwkundige vergunningen. 2 de verplichting tot realisatie van parkeerplaatsen vervangen door de betaling van de door het belastingreglement ter zake opgelegde compensatoire vergoeding. 3 vrijstellen indien gelegen in een verkeersluw gebied, het wegens hogere normen onmogelijk is om voldoende aantal parkeerplaatsen aan te leggen of indien er een absoluut verbod op het bouwen van parkeerplaatsen geldt De compensatoire vergoeding is verschuldigd: 1 op het ogenblik van het afleveren van de stedenbouwkundige vergunning; 2 op het ogenblik dat het gebruiksrecht van een parkeerplaats en/of fietsstelplaats wordt beëindigd; 3 op het ogenblik dat vastgesteld wordt dat de in de stedenbouwkundige vergunning voorziene parkeerplaats en/of fietsstelplaats niet werden aangelegd en het gebouw reeds in gebruik genomen werd. Zodoende wordt een PV van niet-uitvoering opgesteld. Definitief 5

7 2.1.7 De vergoeding is verschuldigd door: 1 de houder van de stedenbouwkundige vergunning die de vereiste parkeerplaats en/of fietsstelplaats niet heeft aangelegd; 2 de houder van een zakelijk recht die de bestemming van een parkeerplaats en/of fietsstelplaats heeft gewijzigd zodat niet meer voldaan is aan de bepalingen van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening op het aanleggen van parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen buiten de openbare weg. 3 de houder van een zakelijk recht die niet langer het genot heeft van een parkeerplaats en/of fietsstelplaats; De vergoeding wordt bij toepassing van art 42 3 van het gemeentedecreet, door de gemeenteraad vastgesteld. 2.2 Vaststellen van het aantal aangelegde parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen Elke aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning die onder toepassing van deze stedenbouwkundige verordening valt, moet vergezeld zijn van een duidelijk berekeningsnota, waaruit blijkt dat aan het vereiste aantal parkeerplaatsen is voldaan. Op het grondplan moeten de parkeerplaatsen worden aangegeven in genummerde rechthoeken die voldoen aan de minimale afmetingen zoals bepaald in artikel 3. Het aantal parkeerplaatsen wordt in de vergunning vermeld Voor de ingebruikname van het gebouw wordt een proces-verbaal van vaststelling gemaakt van het aantal parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen door een ambtenaar aangeduid door het college van burgemeester en schepenen. 2.3 Berekening aantal parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen Het aantal aan te leggen parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen wordt als volgt bepaald: - Aan de hand van de opgegeven of vastgestelde bestemmingen wordt per bestemming nagegaan hoeveel parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen er nodig zijn. - De berekeningswijze van het aantal vereiste parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen wordt per bestemming aangegeven. Bij de berekening wordt daar waar nodig afgerond naar het lagere gehele getal indien de rest van de deling minder bedraagt dan 0,50. Er wordt afgerond naar het hogere gehele getal indien de rest van de deling groter of gelijk is aan 0,50. - De vereiste oppervlakte nodig voor het realiseren van de parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen door deze verordening, wordt niet in aanmerking genomen voor het berekenen van het nodige aantal parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen. 2.4 Aanleg parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen Onder aanleg van een parkeerplaats of fietsstelplaats wordt het bouwen of realiseren van een nieuwe parkeerplaats of fietsstelplaats verstaan De parkeerplaatsen moeten aangelegd worden of voorzien zijn op het bouwperceel (of bouwpercelen in geval van gemeenschappelijk bouwinitiatief) waarop het gebouw zal komen. De ligging van de parkeerplaatsen en fietsstelplaatsen moet op het bouwplan, gevoegd bij de aanvraag om stedenbouwkundige vergunning, aangegeven worden en als dusdanig aangelegd worden. Definitief 6

8 2.4.3 Voor meergezinswoningen gelden volgende regels: - basisprincipe is de aanleg van de parkeerplaatsen onder het hoofdgebouw (bij voorkeur ondergronds); - wanneer de meergezinswoning maximaal vijf wooneenheden bevat dan kan er geopteerd worden om open parkeerplaatsen in de tuinzone te integreren, op voorwaarde dat dit integreerbaar is in de goede ruimtelijke ordening Bij de aanleg van parkeervoorzieningen achter de maximale bouwdiepte, dient het aanvraagdossier voor een stedenbouwkundige vergunning een gedetailleerd inrichtingsplan te bevatten De fietsstelplaatsen moeten aangelegd worden of voorzien zijn op het bouwperceel zelf waarop het gebouw zal komen en vlot bereikbaar zijn. (hellingsgraad) Alle parkeerplaatsen moeten langs één gemeenschappelijke toegang op de openbare weg uitmonden De parkeerplaatsen moeten worden aangelegd op dat gedeelte van het bouwperceel, dat ingevolge de stedenbouwkundige voorschriften voor bebouwing bestemd is. De oppervlakte aan parkeerplaatsen aangelegd in de zone voor binnenplaatsen en tuinen dient beperkt te worden tot maximum 40% van die oppervlakte. Bovendien mogen voortuinen niet voor meer dan de helft van hun oppervlakte verhard worden Inzake de op- en afritten van ondergronds gelegen garages in gebouwen die met de voorgevel op de rooilijn komen te staan, zullen enkel die op- en afritten worden toegestaan die, binnen het gebouw, over een afstand van 5 meter van de voorgevel af, een helling van ten hoogste 4% hebben. Definitief 7

9 2.5 Parkeernormen woongebouwen voor particuliere gezinnen - Voor eengezinswoningen met een bouwbreedte kleiner of gelijk aan 8m gelegen in een aaneengesloten bebouwing: Normering: GEEN parkeerplaatsen/fietsstelplaatsen nodig. - voor alle andere één- en meergezinswoningen Normering: WEL parkeerplaatsen/fietsstelplaatsen nodig indien (zie tabel). Type bestemming Aantal pp Berekening Toelichting Eengezinswoning < 200m² vo Eengezinswoning Vanaf 200m² tot 0 Nieuwbouw, herbouw en vergunningsplichtige functiewijzigingen 1 Nieuwbouw, herbouw en vergunningsplichtige functiewijzigingen 250m² vo Eengezinswoning > 250m² vo Meergezinswoning Woonentiteit 1 per begonnen schijf van 250m² 1,2 per nieuw gecreëerde we Nieuwbouw, herbouw en vergunningsplichtige functiewijzigingen Nieuwbouw, herbouw, opsplitsing, uitbreiding en vergunningsplichtige functiewijzigingen pp: parkeerplaats vo: vloeroppervlakte Gecombineerde functies worden afzonderlijk berekend en nadien gecumuleerd. 2.6 Parkeernormen voor andere bestemmingen (openbaar, recreatie, handel, ) Er worden geen specifieke parkeernormen opgesteld gelet op de ruimtelijke diversiteit versus de te realiseren bestemming Het college van burgemeester en schepenen beslist over een door de gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar geformuleerd advies en op basis van de hierbij vermelde factoren geargumenteerd voorstel: 1. Aard en specificiteit van activiteit; 2. Groot- of kleinschaligheid; 3. Aantal gebruikers, personeelsleden, uitbaters, ; 4. Hoeveelheid en spreiding/concentratie van de te voorziene bezoekers; 5. Bereikbaarheid van de zaak; 6. Oppervlakte en uitbreidingsmogelijkheden van het gebouw; 7. Ligging in de regio, de gemeente en inplanting in de onmiddellijke omgeving; 8. Specifieke elementen van de aanvraag De parkeernorm is van toepassing op nieuwbouw, herbouw, opsplitsing, uitbreiding en vergunningsplichtige functiewijzigingen De gemeentelijk stedenbouwkundig ambtenaar zal daarom voor iedere aanvraag zelf zelf een voorstel formuleren rekening houdende met de impact en de ruimtelijke context. Definitief 8

10 FIETSSTELPLAATSEN Er wordt een onderscheid gemaakt tussen 2 types fietsstelplaatsen: - een open of overdekte ruimte die voldoende groot en uitgerust is (bv. Met fietsenstandaards of fietsenrekken) voor het stallen van een fiets. De horizontale as-opasafstand tussen de fietsenstandaards of -rekken bedraagt bij voorkeur minimaal 0,75m voor systemen op één niveau. Bij een hoog-laagsysteem kan de aanbevolen horizontale asop-asafstand teruggebracht worden tot minimaal 0,40m. Het hoogteverschil tussen 2 plaatsen bij een hoog-laagsysteem mag minimaal 0,25m en maximaal 0,35m bedragen. - een fietskluis waarvan de minimum binnenafmetingen 1,92m lang, 0,70m breed en 1,25m hoog zijn. De vrije breedte van de toegangsweg tot de fietskluis moet minimum 0,90m bedragen. Type bestemming/functie Aantal Berekening Appartement 2 per we Serviceflat 1 per we Studio 1 per we (studenten)kamer 1 per kamer Eengezinswoning 2 pp: parkeerplaats we: woonentiteit Gecombineerde functies worden afzonderlijk berekend en nadien gecumuleerd. Het plaatsen van fietsstelplaatsen bij bestemmingen anders dan wonen moet worden getoetst aan de factoren, vermeldt in art De nood aan fietsstelplaatsen is te sterk afhankelijk van de specifieke bestemming versus de ruimtelijke omgeving. Het college van burgemeester en schepenen behoudt de vrijheid om in functie van de plaatsgesteldheid, concrete omstandigheden, type van gebouw, enz. op gemotiveerde wijze af te wijken. Definitief 9

11 Rekenvoorbeelden 1. Eengezinswoning met een brutovloeroppervlakte van 249 m² Berekening: Parkeerplaatsen Fietsstelplaatsen 1 pp 2 fp 2. Eengezinswoning met een brutovloeroppervlakte van 180 m² Berekening: Eengezinswoningen kleiner dan 200 m² hebben dienen geen parkeerplaatsen te voorzien. Fietsstelplaatsen rijwoning met een gevelbreedte kleiner dan 8m betreft, is dit vrijgesteld.) 2 fp (indien het een 3. Eengezinswoning met een brutovloeroppervlakte van 270 m² Berekening: Parkeerplaatsen Fietsstelplaatsen 2 pp 2 fp 4. Meergezinswoning met 5 appartementen Berekening: Parkeerplaatsen Fietsstelplaatsen 5 x 1,2 pp= 6 pp 5 x 2 fp= 10 fp pp: parkeerplaats fp: fietsstelplaats Definitief 10

12 3 Slotbepalingen 3.1 Bij niet-naleving van de voorschriften van deze verordening zijn de sancties uit de stedenbouwwetgeving van toepassing. 3.2 Deze stedenbouwkundige verordening wordt aan de goedkeuring van de Bestendige Deputatie onderworpen en zal daarna overeenkomstig de Gemeentedecreet en overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening bekendgemaakt worden. Definitief 11