Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel."

Transcriptie

1 Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel. Een onderzoek naar hoe de waarheid boven water gehaald kan worden in de civiele procedure Rosa Burggraaff Studentnummer: juni 2015 Master scriptie privaatrechtelijke rechtspraktijk Begeleider: R.G. Hendrikse Tweede lezer: E. Gras

2 Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. De waarheid in het civiele procesrecht De waarheid De reikwijdte van waarheidsvinding in de civiele procedure De waarheidsplicht van art. 21 Rv Waarheidsvinding in de verstekprocedure 9 3. De rol van partijen De invloed van partijautonomie op de civiele procedure Eigen belang van partijen Moeten ongunstige feiten ook worden aangedragen? De rol van de rechter in de civiele procedure De historische achtergrond van de rechter De rechter in de huidige samenleving Het bijzondere sanctiemiddel van de geraden gevolgtrekking De actieve rechter De geraden geachte gevolgtrekking De diverse gevolgtrekkingen die de rechter geraden acht De gevolgtrekking die tot uiting komt in de oordeelsvorming De gevolgtrekking die hoofdzakelijk tot doel heeft om de plicht schendende partij te sanctioneren De gevolgtrekking welke zowel een sanctionerend karakter heeft als invloed op de oordeelsvorming De veelprocedeerders Recente uitspraken Conclusie 24 Literatuurlijst 27 Jurisprudentie 31 2

3 1. Inleiding Waarheidsvinding in het burgerlijk procesrecht is een veelbesproken onderwerp geweest in de loop der jaren. 1 Niet alleen in de juridische literatuur maar ook in de maatschappij wordt er steeds meer aandacht geschonken aan waarheidsvinding in het civiele recht. In de maatschappij wordt een rechterlijke uitspraak als aanvaardbaar ervaren wanneer deze zoveel mogelijk gebaseerd is op wat er daadwerkelijk gebeurd is, ook de parlementaire geschiedenis bepaalt dat de rechter zijn oordeel over een civiel geschil zoveel mogelijk moet laten berusten op de materiële waarheid. 2 Wanneer rechtspraak niet gebaseerd is op de werkelijkheid zal het niet snel worden aanvaard als rechtvaardig. 3 In een civiele procedure zal het altijd zo zijn dat iedere partij zijn eigen waarheid heeft omdat de partijen een ander belang hebben en partijen hun waarheid inkleuren afhankelijk welk doel zij willen bereiken met hun versie van de waarheid. De waarheid bestaat niet want iedereen geeft zijn eigen interpretatie aan een situatie. 4 Daarom is het aan de rechter om uit deze interpretaties van partijen een beeld te destilleren wat het meest recht doet aan de situatie zoals die zich daadwerkelijk heeft afgespeeld. Maar hoe kan de rechter dit doen? Het is voor de rechter niet altijd even makkelijk om de waarheid te achterhalen. Daarom heeft de wetgever met de inwerkingtreding van de wet herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste aanleg op 1 januari 2002, een aantal opdrachten en verplichtingen voor partijen ingevoerd. 5 Deze wetswijziging bracht een radicale verandering teweeg in het Nederlandse burgerlijke procesrecht. De wetgever heeft diverse bepalingen opgenomen die tot doel hebben dat partijen de rechter informeren betreffende de feiten van het geschil zodat het geschil zo spoedig mogelijk beslecht kan worden. 6 1 C.J.M. Klaassen, Het burgerlijk procesrecht en de waarheidsvinding, in: Het procesrecht en de waarheidsvinding (Preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p C.J.M. Klaassen, Het burgerlijk procesrecht en de waarheidsvinding, in: Het procesrecht en de waarheidsvinding (Preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p W.D.H. Asser, Factfinding in het civiele proces: een andere invalshoek, in: W.D.H. Asser, L.J.A. Damen & G. Knigge, Partijautonomie of materiële waarheid?, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2006, p P.A. Stein & A.S. Rueb (met medewerking van E. Gras), Compendium van het Burgerlijk Procesrecht, Deventer: Kluwer 2013, p L. Wijnbergen, Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking., WPNR 2011, afl. 6908, p

4 Zo werd ook art. 21 Rv ingevoerd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Art. 21 Rv kende voor haar invoering geen voorganger. Het artikel bevat een waarheidsplicht voor partijen en is er dus op geënt de waarheid naar boven te halen. Bij invoer was er de nodige discussie over dit artikel en waren de meningen sterk verdeeld. Na verloop van tijd hebben echter zowel de wetgever als de rechter als diverse auteurs het belang van dit artikel onderkend. 7 Het staat onomstotelijk vast dat waarheidsvinding van groot belang is en een grote invloed heeft in het huidige burgerlijke procesrecht. 8 De waarheid komt in beginsel nooit uit zichzelf naar boven en al helemaal niet in een civiele procedure. In de civiele procedure bepalen partijen de grenzen en inhoud van het geschil en daarbinnen dient de rechter op zoek te gaan naar de waarheid. In het strafrecht ligt dit weer heel anders, daar gaat de rechter op zoek naar de waarheid in een feitencomplex wat is aangeleverd door het Openbaar Ministerie. 9 In de civiele procedure zijn partijen altijd uit op eigen gewin en zullen dan ook de feiten aandragen op een manier die hun eigen positie versterkt. 10 Partijen proberen beide een bepaald beeld te schetsen voor de rechter, die op basis daarvan zelf een beeld van de situatie probeert te vormen. Hiervoor heeft de rechter enkele middelen tot zijn beschikking, art. 21 Rv is daarbij waarschijnlijk het meest waardevol. Niet alleen omdat het partijen verplicht de feiten naar waarheid aan te voeren, maar ook vanwege de mogelijke sanctie bij het niet naleven van de verplichting. Wanneer de rechter vermoedt dat een partij niet alle relevante feiten heeft aangedragen of de feiten niet naar waarheid heeft aangebracht kan de rechter daar zijn geraden gevolgtrekking aan verbinden ex. art. 21 Rv. Hiermee kan dit sanctiemiddel gezien worden als een prikkel om niet te liegen en kan het een belangrijke rol spelen bij waarheidsvinding. Het moge duidelijk zijn dat er diverse aspecten in de civiele procedure van belang zijn bij het achterhalen van de waarheid. Het is voor het proces, de goede procesorde maar ook de maatschappij belangrijk dat de waarheid boven water komt in het proces. De centrale vraag in deze master thesis luidt dan ook: 7 C.J.M. Klaassen, Spreken is zilver, zwijgen is fout. De waarheidsplicht van art. 21 NRv, NJB 2002, nr. 8, 1452.; E.M. Wesseling-van Gent, To fish or not to fish, that s the question, in: P.J. van der Korst e.a. 2006, nrs R. Verkerk, Burgerlijk procesrecht en ideologie, Netherlands Journal of Legal Philosophy 2011, nr. 1, p C.P.M. Cleiren, waarheid in het strafrecht: niet tot elke prijs, in: Het procesrecht en de waarheidsvinding (Preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p B.T.M. van der Wiel, De rechtsverhouding tussen partijen, Deventer: Kluwer 2004, p

5 Hoe kan de waarheid boven water gehaald worden in een civiele procedure? Hierbij zal gekeken worden welke factoren in een civiele procedure invloed hebben op het boven water halen van de waarheid. In deze master thesis zal achtereenvolgens in worden gegaan op wat de waarheid in het civiele procesrecht betekent en hoe dit zich verhoudt tot art. 21 Rv. Vervolgens worden zowel de rol van partijen als van de rechter in verband met de waarheidsvinding besproken en als laatste zal de gevolgtrekking die de rechter geraden acht wanneer art. 21 RV geschonden wordt, nog uitgebreid besproken worden om tenslotte tot een conclusie te komen. 5

6 2. De waarheid in het civiele procesrecht 2.1 De waarheid Waarheid is in beginsel een subjectief begrip, maar dat waarheid centraal staat in het rechtslandschap is onbetwist. 11 Deugdelijke waarheidsvinding is dan ook één van de belangrijkste maatschappelijke waarden in deze samenleving. 12 De waarheidsplicht is geïnstitutionaliseerd met het idee dat er zoveel mogelijk recht wordt gedaan in overeenstemming met de werkelijkheid. 13 Zowel de civiele rechter als de partijen in het geschil zijn gezamenlijk verantwoordelijk om de relevante feiten boven water te krijgen en dienen een actieve houding aan te nemen teneinde dit doel te verwezenlijken. 14 Waarheidsvinding in het civiele recht is in wezen het resultaat van de uitleg die de rechter geeft aan de stellingen die partijen aandragen. In het civiele recht kan men een onderscheid maken tussen de formele waarheid en de materiële waarheid. 15 De formele waarheid is de waarheid zoals die vast komt te staan in het proces. De materiële waarheid is de situatie zoals die zich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Vroeger werd er voornamelijk uitgegaan van de formele waarheid in de civiele procedure maar met het teloorgaan van de lijdelijkheid van de rechter kan men ervan uitgaan dat de focus steeds meer op de waarheidsvinding en de materiële waarheid is komen te liggen. 16 Met de focus die steeds meer op de materiële werkelijkheid komt te liggen kan ervan uitgegaan worden dat het belang om de waarheid boven water te krijgen ook een steeds grotere rol krijgt in de civiele procedure. 2.2 De reikwijdte van waarheidsvinding in de civiele procedure Nu kan men wel de vraag stellen hoe ver mag of moet de waarheidsvinding gaan? Volgens enkele, zoals de Groot, strekt waarheidsvinding zelfs zo ver dat onrechtmatig verkregen bewijs in een civiele procedure ingebracht mag worden. Hierbij acht de Groot het belang van waarheidsvinding groter dan het belang om het onrechtmatig verkregen bewijs buiten 11 C.P.M. Cleiren, waarheid in het strafrecht: niet tot elke prijs, in: Het procesrecht en de waarheidsvinding (Preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Waarheid en waarheidsvinding in het recht (Preadviezen Nederlandse Juristen-vereniging 2012), Deventer: Kluwer 2012, p Hof Den Bosch 24 december 2013, ECLI:NL:GHSHE:2013:6305, ro 19.7, zie ook I. Giesen, De (pre)processuele mededelingsplichten in het civiele procesrecht en hun verhouding tot de bewijslastverdeling. TCR 2002, nr. 4, p S. Leemburg, Waarheidsvinding en ambtshalve aanvullen door de civiele rechter. Lijdelijkheid en procesautonomie in het burgerlijk procesrecht, Tilburg: Celsius Juridische Uitgeverij 2013, p Vgl. I. Goldman, Legal Evidence in: M. P. Golding & W. A. Edmundson, The Blackwell Guide to the Philosophy of Law and Legal Theory, Oxford: Blackwell Publishing 2005, p C.J.M. Klaassen, Het burgerlijk procesrecht en de waarheidsvinding, in: Het procesrecht en de waarheidsvinding (preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p

7 beschouwing te laten. 17 Dit was ook de crux van een arrest van de Hoge Raad van 18 april In dit arrest overwoog de Hoge Raad dat het belang van waarheidsvinding in dit geval prevaleerde boven het uitsluiten van het bewijs dat onrechtmatig verkregen was en kwam de waarheid boven water ondanks dat het bewijs onrechtmatig verkregen was. In de context van de civiele procedure beoogt men met waarheidsvinding recht te doen aan de werkelijkheid in het geschil van partijen. Maatschappelijk is een goede rechtsverdeling ook zeer gewenst en er bij gebaat dat de waarheid in rechte aan het licht komt. 19 Het is niet langer aanvaardbaar dat de waarheid zoals die vast komt te staan in een proces afwijkt van wat er daadwerkelijk voorgevallen is. 20 Hoe is het anders mogelijk dat de maatschappij vertrouwen heeft in het rechtssysteem als dit systeem niet gebaseerd is op waarheidsvinding? Met de herziening van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in 2002 kan er van uitgegaan worden dat er verdere bevoegdheden werden verleend aan de rechter en nieuwe verplichtingen aan partijen werden opgelegd die de waarheidsgetrouwe feitenvaststelling tot dienst zijn. 21 Zo kan niet alleen de substantiëringsplicht van art. 111 lid 3 Rv maar ook de waarheidsplicht van art. 21 Rv gezien worden als een extra hulpmiddel om de waarheid boven water te krijgen. 2.3 De waarheidsplicht van art. 21 Rv Art. 21 Rv is een vrij jong artikel. Het is in 2002 in de wet opgenomen in de derde afdeling van de eerste titel van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De bepalingen in deze afdeling zijn van toepassing op alle civielrechtelijke procedures in alle fases van het proces. 22 Dit betekent dat de rechter, in alle procedures die zijn opgenomen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, volledig en naar waarheid voorgelicht dient te worden door partijen ex art. 21 Rv G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Waarheid en waarheidsvinding in het recht (Preadviezen Nederlandse Juristen-vereniging, 2012), Deventer: Kluwer 2012, p HR 18 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:942, JA 2014/65 m.nt. M.H.J. Lubbers & P. Oskam, ro R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p R.W.J. Crommelin. Het aanvullen van de rechtsgronden. De betekenis van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48 (oud) Rv., Kluwer: Alphen aan den Rijn 2007, p G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Waarheid en waarheidsvinding in het recht (Preadviezen Nederlandse Juristen-vereniging, 2012), Deventer: Kluwer 2012, p Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO

8 Centraal staat in deze afdeling de taakverdeling tussen partijen enerzijds en de rechter anderzijds evenals de rolverdeling van partijen onderling. Afdeling 3 kent niet alleen rechten toe aan partijen maar legt hen ook verplichtingen op. Art. 20 Rv is hier een goed voorbeeld van. Art. 20 Rv waakt tegen een onredelijke vertraging in het proces. Partijen krijgen hierbij het recht op een spoedige beslissing van de zaak maar aan de andere kant worden partijen ook verplicht vertraging door eigen toedoen te voorkomen. 24 Art. 21 Rv behelst een waarheidsplicht voor partijen, dit artikel luidt als volgt: Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. In de civiele procedure rust er een waarheidsplicht op partijen ex art. 21 Rv. De omvang en inhoud van een zaak waarover de rechter een oordeel moet geven is in beginsel voorbehouden aan de invulling door partijen. 25 Echter moeten de feiten die door de partijen worden aangedragen voldoen aan twee vereisten die voortkomen uit art. 21 Rv. De feiten die worden aangedragen moeten i) volledig en ii) naar waarheid worden aangedragen. Het doel van art. 21 Rv is niet meer dan het uitbannen van de bewuste leugen. In de hedendaagse maatschappij is het niet meer te verantwoorden dat er recht wordt gesproken op basis van bewuste leugens. 26 Deugdelijke waarheidsvinding wordt beschouwd als een maatschappelijk belang en er is een maatschappelijke tendens dat een rechterlijke beslissing zoveel mogelijk op de waarheid dient te berusten. 27 Hiervoor is het van belang dat partijen alle relevante argumenten naar waarheid aanbrengen zodat de waarheid in een zo vroeg mogelijk stadium van de procedure uit de verf komt. De partijautonomie ex art. 24 Rv en art. 149 Rv, geeft partijen de ruimte om zelf te bepalen welke feiten zij aan hun dispuut ten grondslag leggen. Dit feitencomplex wordt dan eenmaal bij de rechter neergelegd om een beslissing te verkrijgen. De ambitie die uit art. 21 Rv voortkomt is dan ook om het geschil in een zo vroeg mogelijk 24 A.J.M. van Mierlo 2012, (T&C RV), Boek 1, Titel 1, Afd. 3, inleidende opmerkingen, aant zie Art. 24 Rv. 26 Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart, p Zie o.m. G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Waarheid en waarheidsvinding in het recht (Preadviezen Nederlandse Juristen-vereniging, 2012), Deventer: Kluwer 2012, p. 47.; I. Giesen, De (pre)processuele mededelingsplichten in het civiele procesrecht en hun verhouding tot de bewijslastverdeling. TCR 2002, nr. 4, p. 156.; R.W.J. Crommelin. Het aanvullen van de rechtsgronden. De betekenis van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48 (oud) Rv., Kluwer: Alphen aan den Rijn 2007, p.168.; C.J.M. Klaassen, Het burgerlijk procesrecht en de waarheidsvinding, in: Het procesrecht en de waarheidsvinding (Preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p

9 stadium duidelijk voor ogen te krijgen. 28 Hiervoor is het wel van belang dat de feiten die aangedragen worden zo dicht mogelijk bij de materiële waarheid liggen. De artikelen die opgenomen zijn in afdeling 3 van titel, waaronder art. 21 Rv en art. 24 Rv, zijn niet zonder reden in één afdeling geplaatst. De artikelen dienen complementair aan elkaar te zijn en niet elkaars functie/doel te belemmeren. 29 Echter is het zo dat ingevolge art. 24 Rv partijen zelf de grens en inhoud van hun rechtsstrijd bepalen. In beginsel zijn zij dan ook niet verplicht feiten aan te dragen die voor hen ongunstig zijn of die buiten de rechtsstrijd vallen. Echter wanneer de rechter een verzoek krijgt om een bepaald geschil te beslechten is het voor hem van wezenlijk belang dat hij alle relevante feiten naar waarheid krijgt aangeleverd Anders wordt het hem onmogelijk gemaakt het rechtsgeschil te beslechten op een manier die recht doet aan de werkelijke situatie. Hierbij moet art. 21 Rv dan ook in alle fases van het proces gehandhaafd blijven zodat het proces zo voorspoedig en rechtvaardig mogelijk verloopt. 30 Dat betekent dat de waarheidsplicht vanaf de dagvaarding nageleefd dient te worden en ook doorwerkt in de procedure zelf en eventueel daaropvolgende procedures. 2.4 Waarheidsvinding in de verstekprocedure Een beslissing van de rechter dient in beginsel aan te sluiten bij de daadwerkelijke situatie maar niet valt in te zien dat dit ook op zou gaan bij de verstekprocedure. 31 Bij een verstekprocedure is er slechts één partij die haar feiten naar voren brengt en haar kant van het verhaal toelicht, dan kan er vanuit gegaan worden dat de waarheidsvinding niet op gaat bij een verstekprocedure. Er wordt dan op geen manier gecontroleerd of de gestelde feiten in overeenstemming zijn met de werkelijkheid. Er wordt slecht bekeken of de onderbouwing van de eiser voldoende is om het gevorderde toe te wijzen. 32 Er word ook niet verwacht dat de rechter nader onderzoek verricht om de waarheid te achterhalen. Dus in hoeverre er gesproken kan worden van waarheidsvinding in een verstekprocedure is zeer discutabel. 28 A.J.M. van Mierlo 2012, (T&C RV), art. 21 Rv, aant R.W.J. Crommelin. Het aanvullen van de rechtsgronden. De betekenis van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48 (oud) Rv., Kluwer: Alphen aan den Rijn 2007, p W.D.H. Asser, H.A. Groen & J.B.M. Vranken, Een nieuwe balans, Interimrapport Fundamentele Herbezinning burgerlijk procesrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2003, p C.J.M. Klaassen, Het burgerlijk procesrecht en de waarheidsvinding, in: Het procesrecht en de waarheidsvinding (Preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p C.J.M. Klaassen, Het burgerlijk procesrecht en de waarheidsvinding, in Het procesrecht en de waarheidsvinding (Preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p

10 3. De rol van partijen Partijautonomie is altijd een belangrijke pijler geweest van het civiele proces en speelt een grote rol bij de vaststelling van feiten en daarmee bij waarheidsvinding. De rol van partijen en de veronderstelde partijautonomie die zij hebben zijn in grote mate van invloed op het boven water krijgen van de waarheid De invloed van partijautonomie op de civiele procedure In de civiele procedure is er een scheiding tussen de rol van de rechter en de rol die partijen spelen. Partijen hebben diverse mogelijkheden en middelen om sturing te geven aan de procedure waarbij de partijautonomie voorop staat. Er is geen concrete uitleg van de inhoud en strekking van het begrip partijautonomie, mede ook omdat het een subjectief begrip is wat onderhevig is aan de tijdsgeest, dat maakt de partijautonomie een veelbesproken subject in de juridische literatuur. 34 artikel luidt als volgt: Het beginsel van partijautonomie is neergelegd in art. 24 Rv, en dit De rechter onderzoekt en beslist de zaak op de grondslag van hetgeen partijen aan hun vordering, verzoek of verweer ten gronde hebben gelegd, tenzij uit de wet anders voortvloeit. Art. 24 Rv kan voornamelijk gezien worden als een opdracht aan de rechter om niet buiten de door partijen getrokken grenzen van het geschil te treden. 35 De partijautonomie die partijen ontlenen aan art. 24 Rv zorgt er voor dat de rechter gebonden is zich te beperken tot de gronden die partijen zelf aanvoeren in hun vordering of verweer. 36 De onderdelen waarbij de partijautonomie voor gaat op de lijdelijkheid van de rechter zijn samen te vatten in enkele processuele regels waarbij alleen de processuele regels worden besproken die relevant zijn in het licht van deze masterscriptie Partijen hebben altijd het initiatief tot het starten van een civiele procedure, dit kan nooit van de rechter of een derde uitkomen R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p W.D.H. Asser, H.A. Groen & J.B.M. Vranken, Een nieuwe balans, Interimrapport Fundamentele Herbezinning burgerlijk procesrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2003, p A.J.M. van Mierlo 2012, (T&C RV), art. 24 Rv, aant R.W.J. Crommelin. Het aanvullen van de rechtsgronden. De betekenis van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48 (oud) Rv., Kluwer: Alphen aan den Rijn 2007, p P.A. Stein & A.S. Rueb (met medewerking van E. Gras), Compendium van het Burgerlijk Procesrecht, Deventer: Kluwer 2013, p Dit is anders bij het strafrecht en het bestuursrecht. 10

11 2. Partijen bepalen zelf de aard en omvang van het geschil. Partijen mogen naar eigen believen eisen instellen en verweren aanvoeren 3. De feiten worden door partijen aangedragen, wanneer een feit niet door de andere partij wordt betwist of weerlegd heeft de rechter deze als vaststaand aan te nemen. 4. Het geding kan op ieder gewenst moment beëindigd worden door partijen. Het is niet mogelijk dat de rechter dit tegengaat. Voor de beantwoording van de probleemstelling zijn voornamelijk de tweede en derde eigenschap van belang. Art. 24 Rv geeft partijen een zekere vrijheid om de inhoud en grenzen van het proces te bepalen, deze vrijheid wordt op haar beurt weer beperkt door andere aspecten. De vraag is dan ook in hoeverre er nog sprake is van partijautonomie in het burgerlijk procesrecht? 39 Uit het eindrapport van de fundamentele herbezinning komt naar voren dat de partijautonomie tegenwoordig eerder een illusie is dan een rechtsbeginsel. Partijen hebben naast de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij en het algemeen belang ook rekening te houden met art. 21 Rv en de redelijkheid en billijkheid. 40 De traditionele gedachte dat partijen de vrijheid hebben om naar eigen inzicht feiten te stellen zonder rekening te houden met andere aspecten en belangen gaat niet meer op in deze tijd. 41 Wat betreft de derde processuele regel, vloeit uit art. 149 Rv lid 1 voort dat de rechter slechts de feiten die zijn komen vast te staan tijdens de procedure ten grondslag mag leggen aan zijn beslissing en dat onbetwiste feiten voor waar aangenomen moeten worden. Wanneer één der partijen een feit aandraagt en deze niet wordt weerlegd of betwist door de wederpartij dient de rechter dit als vaststaand aan te nemen. Partijen hebben de vrijheid om zelf te bepalen welke feiten zij aanbrengen en/of welke feiten zij willen betwisten. Het is dan niet aan de rechter om een onbetwist feit in twijfel te gaan trekken. Wanneer een onbetwist feit voor waar aangenomen wordt door de rechter hoeft het aangenomen feit niet met de waarheid te stroken omdat partijen het er (blijkbaar) over eens zijn. 42 Daarentegen kan er worden opgemerkt dat het in de praktijk nagenoeg nooit voorkomt dat een partij een door de wederpartij onjuist aangedragen feit erkent. 39 Anders in J.E. Bosch-Boesjes, Lijdelijkheid in het geding: een vergelijkend onderzoek naar de mate van zeggenschap van de rechter in de civiele dagvaardings- en verzoekschriftprocedure en in administratieve procedures (diss. Groningen), Zwolle: Kluwer 1993, met name hoofdstuk 2 & W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken, Uitgebalanceerd, Eindrapport Fundamentele Herbezinning burgerlijk procesrecht, Amsterdam: Boom Juridische Uitgevers 2006, p R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p

12 3.2 Eigen belang van partijen Met de invoering van de waarheidsplicht uit art. 21 Rv is bewerkstelligd dat partijen mede verantwoordelijkheid dragen tot het efficiënt voeren van een proces door alle relevante feiten naar waarheid en onverwijld aan te voeren opdat de waarheid zo spoedig mogelijk naar voren komt in het proces. 43 Volgens Crommelin wordt er tegenwoordig van partijen verwacht dat zij niet alleen hun eigen belang in acht nemen wanneer zij de feiten aandragen maar dat ook de redelijkheid en bilijkheid in acht wordt genomen evenals welke feiten relevant zijn zodat de rechter tot een oordeel kan komen wat het meeste recht doet aan de materiële waarheid. 44 Dit staat echter haaks op het belang wat partijen hebben bij het starten van een procedure, namelijk het geschil in hun voordeel doen uitkomen. 45 Niet valt in te zien dat een partij waarheidsvinding boven haar eigen belang zou stellen. 46 In beginsel hebben partijen namelijk een tegengesteld belang bij een proces. Een eiser stelt een eis in op basis van zijn eigen belangen, behoeftes of verlangens om een burgerlijk recht te effectueren. 47 Beide partijen hebben de intentie om het geschil te winnen en dus de wens dat de tegenpartij ongelijk krijgt. Partijen zullen altijd alles doen wat in hun macht ligt om de zaak te winnen. 48 In feite is de waarheidsvinding in het opzicht van partijen dus direct verbonden met hun eigen rechtspositie. Iedere partij heeft zijn eigen kijk op welke feiten belangrijk zijn om aan te dragen ex art. 21 Rv. De rechter heeft een ander belang, hij dient over de rechtsbetrekking welke in geschil is, een oordeel te geven. Daarbij moet hij de voor de beslissing relevante feiten vaststellen om te achterhalen wat er daadwerkelijk is gebeurd. De taak van de rechter is te beslissen naar waarheid maar daarbij is de rechter afhankelijk van de mate waarin de partijen de feiten naar waarheid aandragen. 49 Partijen zijn zelf verantwoordelijk voor de feiten die zij aandragen, een partij dient zelf ook de keuze te maken welke feiten hij relevant acht en welke niet. Wanneer een partij (al dan niet bewust) een bepaalde feitenconstellatie aandraagt 43 W.D.H. Asser, H.A. Groen & J.B.M. Vranken, Een nieuwe balans, Interimrapport Fundamentele Herbezinning burgerlijk procesrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2003, p R.W.J. Crommelin. Het aanvullen van de rechtsgronden. De betekenis van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48 (oud) Rv., Kluwer: Alphen aan den Rijn 2007, p R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Waarheid en waarheidsvinding in het recht (Preadviezen Nederlandse Juristen-vereniging, 2012), Deventer: Kluwer 2012, p. p G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Waarheid en waarheidsvinding in het recht (Preadviezen Nederlandse Juristen-vereniging, 2012), Deventer: Kluwer 2012, p R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p

13 en deze blijkt achteraf misleidend te zijn of niet alle relevante feiten te bevatten kan dit diverse gevolgen hebben. 3.3 Moeten ongunstige feiten ook worden aangedragen? Van partijen wordt verwacht dat zij alle relevante feiten aandragen, betekent dit dan ook dat partijen feiten moeten aandragen die ongunstig zijn voor hun eigen positie? Zoals van Mierlo ook opmerkt hoeft art. 21 Rv er niet aan in de weg te staan dat partijen naar eigen oordeel de relevante feiten selecteren en deze vanuit een eigen invalshoek interpreteren. 50 Echter kan het natuurlijk ook zo zijn dat een relevant feit niet gunstig is voor het eigen standpunt. Kan er dan wel van partijen verwacht worden dat zij ook feiten aandragen die ongunstig zijn voor hun eigen positie? Deze discussie is veelvuldig gevoerd en in beginsel is hier dan ook geen eenduidig antwoord op te geven. 51 De meningen over dit onderwerp lopen sterk uiteen. Aan de ene kant merkt Giesen terecht op dat er nochtans niet gesproken kan worden van een algemene en spontane mededelings- en informatieplicht voor partijen. 52 Met dezelfde gedachtegang heeft van den Reek uiteengezet in welke mate partijen gehouden zijn bepaalde informatie te verstrekken. Van den Reek is dan ook van mening dat partijen alleen een mededelingsplicht hebben ten aanzien van de informatie die benodigd is om de eis te ondersteunen. 53 Aan de andere kant is er het standpunt van Asser, die van mening is dat er recht gesproken moet worden op basis van waarheidsvinding en een volledig beeld van de situatie. Dat is volgens hem alleen mogelijk wanneer er rekening wordt gehouden met de gerechtvaardigde belangen van de wederpartij en dat er een gezamenlijk verantwoordelijkheid is om tot een duidelijk verhaal te komen wat recht doet aan de waarheid. 54 Vanuit de goede procesorde en de redelijkheid en billijkheid wordt er van partijen verwacht dat zij alle feiten aandragen ook al weet de partij dat dit nadelig kan zijn voor zijn eigen positie, aan de andere kant is het niet mogelijk de redelijkheid en billijkheid als handhavingsmiddel te gebruiken wanneer partijen niet mee willen werken. 55 Echter kan hieruit opgemaakt worden dat het belang van partijen om het geschil te winnen in de weg kan staan aan de wens om de waarheid boven water te krijgen. 50 A.J.M. Van Mierlo 2012, (T&C Rv), art. 21 Rv, aant. 2 sub b. 51 B.T.M. van der Wiel, De rechtsverhouding tussen partijen, Deventer: Kluwer 2004, p I. Giesen, De (pre)processuele mededelingsplichten in het civiele procesrecht en hun verhouding tot de bewijslastverdeling. TCR 2002, nr. 4, p W.A.J.P. van den Reek, Mededelingsplichten in het burgerlijk procesrecht (serie civiele procespraktijk), Deventer: Tjeenk Willink 1997, p W.D.H. Asser, Factfinding in het civiele proces: een andere invalshoek, in: W.D.H. Asser, L.J.A. Damen & G. Knigge, Partijautonomie of materiële waarheid?, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2006, p G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Waarheid en waarheidsvinding in het recht (Preadviezen Nederlandse Juristen-vereniging, 2012), Deventer: Kluwer 2012, p

14 4. De rol van de rechter in de civiele procedure 4.1 De historische achtergrond van de rechter De rechter speelt een belangrijke rol bij het boven water halen van de waarheid. De rechter heeft altijd een centrale rol gehad in het rechtstelsel. Echter is de rol van de rechter altijd onderhevig geweest aan invloeden van de maatschappij en de heersende mening. 56 Al sinds 1811, met de invoering van de Franse code de civile procedure, wordt de rechter als lijdelijk bestempeld. In die tijd was deze benaming erg toepasselijk omdat de rechter een zaak pas onder ogen kreeg na de conclusiewisseling tussen partijen. 57 Het idee dat de rechter met name lijdelijk zou zijn heeft nog lang stand gehouden. Zo had van Boneval-Faure de lijdelijkheid van de rechter zelfs nog aangewezen als één van de grondbeginselen van het burgerlijk procesrecht in Vanaf 1881 is er een maatschappelijke verandering die een nieuwe rol van de rechter wenste, welke heden ten dage nog steeds klinkt. Met het verstrijken van de tijd en de veranderde maatschappij is de lijdelijkheid van de rechter steeds verder afgenomen. Zoals ook Bosch- Boesjes opmerkt wordt deze term nog heel lang gebezigd terwijl de wet en de samenleving een hele andere rol toebedelen aan de rechter De rechter in de huidige samenleving De rol van de rechter is met de jaren vanzelfsprekend sterk veranderd. De procesrechtelijke verplichting van de rechter dat hij het geschil van de partijen beëindigd is echter ongewijzigd gebleven. 60 Wel is het zo dat de ontwikkelingen in de afgelopen jaren ervoor gezorgd hebben dat er een verwachting is ontstaan dat de rechter efficiënte en effectieve overheidsrechtspraak in civielrechtelijke zaken bevordert door zich actiever op te stellen in de procedure. 61 Aan de ene kant is dit aan de rechter zelf, die dient zich steeds actiever op te stellen in het proces en aan de andere kant wordt dit ook bevorderd door de wetgever door de invoering van 56 P.P. Rijpkema, Rechtersrecht: over de rechtsvormende rol van de rechter in een democratische rechtsstaat, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2001, p C.H. van Rhee, De rol van de burgerlijke rechter in de negentiende eeuw: case management avant la lettre in Genève, Nederland en België, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis 2007, nr. 1, p R.T.H.P.L.A. van Boneval Faure, Het Nederlandsche Burgerlijke Procesrecht (deel 1), Leiden: W.T. Werst 1871, p J.E. Bosch-Boesjes, Lijdelijkheid in het geding: een vergelijkend onderzoek naar de mate van zeggenschap van de rechter in de civiele dagvaardings- en verzoekschriftprocedure en in administratieve procedures (diss. Groningen), Zwolle: Kluwer 1993, p G. de Groot, Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Waarheid en waarheidsvinding in het recht (Preadviezen Nederlandse Juristen-vereniging, 2012), Deventer: Kluwer 2012, p J.E. Bosch-Boesjes, Lijdelijkheid in het geding: een vergelijkend onderzoek naar de mate van zeggenschap van de rechter in de civiele dagvaardings- en verzoekschriftprocedure en in administratieve procedures (diss. Groningen), Zwolle: Kluwer 1993, p

15 bijvoorbeeld art. 21 Rv en art. 111 lid 3 Rv, waardoor de lijdelijkheid van de rechter ondertussen een hele andere invulling krijgt. De lijdelijkheid van de rechter heeft in beginsel alleen zijn werking ten opzicht van de partijautonomie waarbij de aanvang van de procedure en de omvang en inhoud van het geschil centraal staan. Partijen zijn vrij de omvang en inhoud van het geschil te bepalen en kunnen ook zonder opgaaf van reden het proces staken. 62 Echter voor het verloop en de instructie van de zaak is het idee dat de rechter slechts lijdelijk zou zijn achterhaald. 63 In deze tijd is de algemene opvatting in zowel de literatuur, als de jurisprudentie, als de wetgeving dat de rechter zoveel mogelijk recht moet spreken op grond van de materiële waarheid. 64 Hoe de rechter uiteindelijk omgaat met waarheidsvinding en partijautonomie zal voor een groot deel afhankelijk zijn van zijn eigen wijze van oordeelsvorming. Wat heeft de rechter zelf hoger in het vaandel staan, partijautonomie, waarheidsvinding of de juiste toepassing van het systeem? Wat hij zelf het belangrijkst acht zal zijn manier van rechtspreken kunnen beïnvloeden. Vind de gemeende rechter partijautonomie het grootste goed dan zal hij stellingen eerder aannemen dan wanneer de rechter van mening is dat de waarheidsvinding altijd voorop moet staan. 65 De rechter die waarheidsvinding belangrijker acht zal eerder geneigd zijn door te vragen om de waarheid boven water te krijgen Het bijzondere sanctiemiddel van de geraden gevolgtrekking De rechter krijgt diverse middelen tot zijn beschikking om de waarheid te achterhalen in het procesrecht. Eén daarvan is de geraden gevolgtrekking, deze sanctie/consequentie kan ingezet worden wanneer bepaalde processuele verplichtingen niet worden nageleefd. In het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering komt deze bepaling een aantal keer naar voren. 67 Zo kan de geraden gevolgtrekking gebruikt worden als sanctie wanneer een rechterlijk bevel tot verdere informatieverschaffing niet wordt opgevolgd ex. art. 22 Rv, het kan als sanctie worden ingezet wanneer een partij niet meewerkt aan een getuigenonderzoek ex art. 198 lid 3 Rv. Er zijn nog meer bepalingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te vinden waarbij 62 W.D.H. Asser, H.A. Groen, J.B.M. Vranken, Uitgebalanceerd, Eindrapport Fundamentele Herbezinning burgerlijk procesrecht, Amsterdam: Boom Juridische Uitgevers 2006, p R.W.J. Crommelin. Het aanvullen van de rechtsgronden. De betekenis van art. 8:69 Awb in het licht van art. 48 (oud) Rv., Kluwer: Alphen aan den Rijn 2007, p C.J-A. Seinen, De gevolgtrekking die hij geraden acht. Sancties op schending van de waarheidsplicht, TCR 2014, nr. 3, p B. Schlink & G. Corstens, Objectieve wetgeving en subjectieve rechters. Amsterdam: Uitgeverij Cossee 2011, p R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p H.M. ten Haaft, Kronieken eerste aanleg., TCR 2007, nr. 1, p

16 de geraden gevolgtrekking als sanctie kan worden ingezet wanneer de verplichting uit het artikel niet wordt nageleefd. 68 Echter voor het achterhalen van de waarheid is voornamelijk de geraden gevolgtrekking als sanctie op het niet naleven van de waarheidsplicht van art. 21 Rv van belang. Enkele voorbeelden en een uitwerking van dit sanctiemiddel zullen in hoofdstuk 5 worden behandeld. 4.4 De actieve rechter Wanneer partijen een rechter inschakelen om hun geschil te beslechten wordt er in wezen een derde ingeschakeld en kan er vanuit gegaan worden dat deze door de overheid ter beschikking van het algemene belang gestelde rechter niet alleen rekening houd met de belangen van partijen maar ook, binnen de grenzen van zijn bevoegdheden, op zoek gaat naar de waarheid. 69 De rechter krijgt steeds meer mogelijkheden om actief op zoek te gaan naar de waarheid en er wordt ook steeds meer van de rechter verwacht dat deze zich actief opstelt teneinde de procedure op een efficiënte en effectieve wijze te beslechten op een manier die het meest recht doet aan de waarheid. 70 Er kan vanuit gegaan worden dat de rechter actief op zoek gaat naar de waarheid binnen de grenzen van zijn bevoegdheden. Zo kan de rechter een grote bijdrage leveren aan het achterhalen van de materiële waarheid. Door de verplichting van art. 21 Rv kan een actieve rechter verhinderen dat partijen wegkomen met halve waarheden of hele leugens. 71 Dat staat echter haaks op het standpunt van Snijders welke van mening is dat een te actieve rechter kan leidden tot het meeprocederen van de rechter, wat volgens hem geen wenselijke uitkomst is. 72 Het is niet de bedoeling dat een rechter bij een getuigenverhoor gaat informeren naar feiten die niet betwist of aangedragen zijn. 73 Hier komt duidelijk een spanningsveld naar voren tussen de wens van procespartijen om het geschil in hun voordeel te laten beslechten en de verantwoordelijkheid van de rechter om de waarheid boven water te krijgen. 68 Vgl. Art. 88 lid 4 Rv, art. 162 lid 2 Rv, art. 164 lid 3 Rv, art. 179 lid 4 Rv en art. 196 lid P.A. Stein & A.S. Rueb (met medewerking van E. Gras), Compendium van het Burgerlijk Procesrecht, Deventer: Kluwer W.D.H. Asser, H.A. Groen & J.B.M. Vranken, Een nieuwe balans, Interimrapport Fundamentele Herbezinning burgerlijk procesrecht, Den Haag: Boom Juridische Uitgevers 2003, p R.H. de Bock, Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure (diss. Tilburg) (serie Burgerlijk Proces & Praktijk, nr. XI), Deventer: Kluwer 2011, p H.J. Snijders, Commentaren op fundamentele herbezinning, Nijmegen: Ars Aequi Libri C.J.M. Klaassen, Het burgerlijk procesrecht en de waarheidsvinding, in: Het procesrecht en de waarheidsvinding (Preadviezen Nederlandse Vereniging voor Procesrecht 2001), Den Haag: NVvP 2001, p

17 5. De geraden geachte gevolgtrekking Wanneer er niet wordt voldaan aan de verplichting om alle feiten volledig en naar waarheid aan te dragen kan de rechter de gevolgtrekking hieraan verbinden die hij geraden acht blijkens de tweede volzin van art. 21 Rv. De rechter heeft met de geraden gevolgtrekking van art. 21 Rv een zeer belangrijk rechtsmiddel in handen. 74 De geraden gevolgtrekking kan als prikkel dienen opdat partijen geen onware of onvolledige feiten aandragen. Wanneer één van de partijen (of beide partijen) geen gehoor geeft aan de verplichtingen uit art. 21 Rv kan de rechter daarop reageren op een manier die hij passend vindt in overeenstemming met de concrete omstandigheden. 75 Zo kan de rechter inspringen op de individuele kenmerken van een zaak. De rechter kan per geval beslissen wat de geraden gevolgtrekking zal zijn voor het betreffende geval. Wanneer het de rechter ter kennis komt dat er, al dan niet opzettelijk, informatie achter gehouden of onjuist is voorgesteld door één van de partijen, mag de rechter ex art. 21 Rv de gevolgtrekking hieraan verbinden die hij geraden acht. In diverse uitspraken heeft de rechter hier dan ook handig gebruik van gemaakt. Tot dusver zijn er diverse concrete gevolgtrekkingen die onderscheidden worden in zowel de parlementaire geschiedenis als de literatuur De rechter kan een proceskostenveroordeling gelasten ten nadele van de partij die niet aan haar verplichting heeft voldaan. 2. De rechter kan stellingen van een partij passeren wanneer art. 21 Rv geschonden is. 3. Als laatste kan de rechter een partij haar vordering volledig ontzeggen wanneer hij meent dat niet voldaan is aan de waarheidsplicht van art. 21 Rv. Deze maatregelen worden vaak gezien als het opleggen van een sanctie vanwege hun punitieve karakter. Het is echter ook denkbaar dat een bepaalde gevolgtrekking een minder sanctioneel karakter heeft en meer betrekking heeft op de interpretatie van feiten. Huydecooper omschreef dit als de mogelijkheid dat de rechter bij het maken van een door 74 Andere artikelen waar de geraden gevolgtrekking als sanctie gebruikt kan worden zijn onder andere art. 22 Rv als sanctie voor het niet opvolgen van een rechterlijk bevel tot het verschaffen van informatie, art 88 lid 4 Rv als sanctie voor verstoringen op en rond comparitie van partijen. Zie verder art. 162 lid 2 Rv, art. 164 lid 3 Rv, art. 179 lid 4 Rv, art. 196 lid2 Rv & art. 198 lid 3 Rv. 75 A.J.M. van Mierlo 2012, (T&C RV), art. 21 Rv, aant Wijnbergen, Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking. WPNR 2011, afl. 6908, p

18 hem geraden geachte gevolgtrekking in een voorkomend geval met de hem ten diensten staande middelen en gegevens, een indruk vormt van de feiten zoals die vermoedelijk voor de rechtsverhouding van de partijen bepalend zijn, en vervolgens aan de hand van die indruk zijn oordeel geeft. 77 Op deze manier kan de rechter zelf de situatie schetsen op de manier waarvan hij denkt dat deze recht doet aan de werkelijkheid wanneer één (of beide) partijen de waarheidsplicht uit art. 21 Rv heeft (hebben) geschonden zonder dat deze gedraging daadwerkelijk gesanctioneerd wordt De diverse gevolgtrekkingen die de rechter geraden acht. De diverse gevolgtrekkingen die de rechter kan maken wanneer een informatieplicht (of i.c. de waarheidsplicht) is geschonden, lopen nogal uiteen. De rechter heeft een bepaalde vrijheid gekregen van de wetgever om een gevolg te verbinden aan schendingen van informatieplichten. Wanneer de rechter ervoor kiest gebruik te maken van deze bevoegdheid dient hij deze wel dusdanig te motiveren dat men voldoende inzicht heeft in de gedachtegang die daaraan ten grondslag ligt, zodat de beslissing voor partijen, derden, en in het geval van hogere voorzieningen, de hogere rechter, controleerbaar en acceptabel is. 79 Het is al veelvuldig voorgekomen dat de rechter gebruik maakt van de geraden gevolgtrekking om een consequentie te verbinden aan onvolledige, onjuiste of misleidende voorstelling van feiten. In de literatuur worden drie categorieën gevolgtrekkingen onderscheidden De gevolgtrekking die tot uiting komt in de oordeelsvorming van de rechter. Zoals het passeren of niet-aannemelijk verklaren van stellingen. 2. De gevolgtrekking die hoofdzakelijk tot doel heeft om de plicht schendende partij te sanctioneren. Bijvoorbeeld een proceskostenveroordeling. 3. De gevolgtrekking die in beide categorieën in te delen is, die zowel van invloed is op de oordeelsvorming maar ook een sanctionerend aspect heeft. Denk aan het niet-ontvankelijk verklaren van een zaak of een vordering afwijzen zonder inhoudelijke behandeling. 77 HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9675 (concl. A-G Huydecooper), LJN bo L. Wijnbergen, Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking., WPNR 2011, afl. 6908, p HR 27 mei 2011, ECLI:NL:PHR:2011:BP5608 (concl. A-G Wissink), r.o. 3.26, LJNBP L. Wijnbergen, Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking., WPNR 2011, afl. 6908, p

19 De diverse categorieën van de geraden gevolgtrekking zullen achtereenvolgens worden besproken. 5.2 De gevolgtrekking die tot uiting komt in de oordeelsvorming. De eerste categorie is de gevolgtrekking die haar weerslag heeft op de oordeelsvorming van de rechter. In bepaalde situaties heeft de rechter niet voldoende of onjuiste informatie over een bepaalde gebeurtenis waardoor het niet mogelijk is de waarheid te achterhalen. Wanneer dit gebeurt kan de rechter ervoor kiezen om op basis van de gegevens die hij tot zijn beschikking heeft een eigen invulling te geven aan de situatie. Zo zijn er enkele hoven geweest die de keuze maakte om bij een schending van art. 21 Rv zelf een interpretatie te geven aan de situatie. 81 Een voorbeeld hiervan is de uitspraak die de Hoge Raad deed op 25 maart 2011 in een echtscheidingszaak. 82 Beide partijen hadden nagelaten feiten aan te leveren met betrekking tot de financiële draagkracht. Bij gebrek aan aangeleverde stukken is het Hof ex art. 21 Rv zelf gaan rekenen en besloot dat beide partijen in staat waren de helft van de kinderalimentatie te betalen. De Hoge Raad was van mening dat het oordeel van het Hof geen blijk gaf van een onjuiste rechtsopvatting en dat het niet onbegrijpelijk was. Het was het Hof toegestaan om de geraden gevolgtrekking ex art. 21 Rv te gebruiken om zelf invulling te geven aan de situatie. Een ander mogelijk gevolg dat invloed heeft op de oordeelsvorming kan zijn dat een partij haar geloofwaardigheid verliest nadat de rechter heeft vastgesteld dat de waarheidsplicht is geschonden. In de zaak die leidde tot de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 november 2006 deed dit zich voor. 83 Het betrof hier een geschil tussen een energieleverancier en een particulier. De particulier stelde zich in eerste instantie op het standpunt dat er nog nooit hennepteelt plaats had gevonden in zijn huis. Nadat hij ter comparitie werd geconfronteerd met een brief van zijn advocaat waarin stond dat er wel degelijk sprake was geweest van hennepteelt, kwam hij terug op zijn standpunt en gaf toe dat er hennepteelt had plaatsgevonden maar dat het slecht één kweek betrof. In r.o. 4.6 overwoog de rechtbank: Daarbij voorts dat vast is komen te staan dat A niet voldaan heeft aan zijn verplichting uit hoofde van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering om de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Op grond hiervan concludeert de rechtbank dat de verklaring van A dat er slechts één kweek heeft plaatsgevonden, niet geloofwaardig is. 81 Zie o.m. Hof arnhem 9 september 2008, ECLI:NL:GHARN:2008:BG5032; Hof Amsterdam 6 april 2010, ECLI:NL:GHAMS:2010:BN4084; Rb. Rotterdam 27 juli 2011, ECLI:NL:RBROT:2011:BR HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO9675, r.o. 3.2, LJN BO Rb. Amsterdam 8 november 2006, ECLI:NL:RBAMS:2006:BA1270, r.o. 4.6, LJN BA

20 Dit waren twee zaken waarbij het niet of onjuist aandragen van de feiten er toe heeft geleid dat de rechter zelf invulling ging geven aan de situatie. Het lijkt er niet op dat de rechter hiermee primair ten doel heeft de plicht schendende partij te straffen. Wel kan het betekenen dat de rechter een beperkte geloofwaardigheid hangt aan partijen zoals bij het vonnis van de Rechtbank Amsterdam 84 of een eigen invulling geeft aan de draagkracht van partijen zoals de Hoge Raad 85 bij de echtscheidingszaak. 5.3 De gevolgtrekking die hoofdzakelijk tot doel heeft om de plicht schendende partij te sanctioneren. De tweede categorie gevolgtrekkingen daarentegen is er op gericht de partij die niet aan art. 21 Rv voldoet te sanctioneren. Het kan voorkomen dat een partij de verplichtingen uit art. 21 Rv niet naleeft maar wel het gelijk aan haar zijde heeft. Dan ligt het niet in de lijn der verwachtingen om de schending te laten doorwerken in de oordeelsvorming van de rechter. In deze gevallen wordt vaak gekozen voor een sanctionerende gevolgtrekking. 86 Op deze manier is de rechter in staat de zaak inhoudelijk te beoordelen conform de materiële waarheid maar kan er toch ook een gevolg gegeven worden aan het schenden van de waarheidsplicht. Vaak heeft de sanctionerende gevolgtrekking invloed op de proceskostenveroordeling. Het kan dan gaan om het matigen van de proceskosten omdat het geschil nodeloos lang geduurd heeft doordat niet alle relevante feiten bekend waren. 87 Een enkele keer is de schendig door de eiser van dergelijke omvang dat de eiser in het geheel geen aanspraak kan maken op de vergoeding van zijn proceskosten. 88 Vice versa is het ook mogelijk dat de gedaagde een dermate ernstige schending heeft veroorzaakt dat de eiser zijn volledige proceskosten toegewezen krijgt in plaats van de geliquideerde kosten De gevolgtrekking welke zowel een sanctionerend karakter heeft als invloed op de oordeelsvorming De laatste categorie is de gevolgtrekking welke op een grensvlak ligt tussen sanctionering en oordeelsvorming. In sommige situaties kan het gebeuren dat één van de partijen of beide partijen de rechter op een dusdanige manier informeert over de feitelijke omstandigheden van het geschil, dat het de rechter onmogelijk word gemaakt op basis van de verstrekte gegevens 84 Rb. Amsterdam 8 november 2006, ECLI:NL:RBAMS:2006:BA HR 25 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO L. Wijnbergen, Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking., WPNR 2011, afl. 6908, p Zie bijvoorbeeld Rb. Amsterdam 15 juni 2011, ECLI:NL:RBAMS:2011:BR6974, LJN BR6974; Hof Leeuwarden 21 juni 2011, ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ8693, LJN BQ Zie bijvoorbeeld Rb. Assen 10 augustus 2010, ECLI:NL:RBASS:2010:BN4826, r.o. 3.3 & 4.2, LJN BN Zie bijvoorbeeld Hof Den Bosch 26 januari 2010, ECLI:NL:GHSHE:2010:BL2339, r.o. 4.3, LJN BL

Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking

Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking Informatieplichten in het burgerlijk procesrecht en de geraden geachte gevolgtrekking Rechterlijke mogelijkheden bij niet-nakoming van informatieplichten in het burgerlijk procesrecht Mw. mr. L. Wijnbergen*

Nadere informatie

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

LIJST VAN VERKORT AANGEHAALDE WERKEN

LIJST VAN VERKORT AANGEHAALDE WERKEN LIJST VAN VERKORT AANGEHAALDE WERKEN asser/veegens, korthals altes & groen 7 2005 e. korthals altes & h.a. groen, Mr. C. Asser s Handleiding tot de beoefening van het Nederlands Burgerlijk Recht. Procesrecht.

Nadere informatie

Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht

Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht Een nieuwe balans Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht Prof. mr. W.D.H. Asser Prof. mr. H.A. Groen Prof. mr. J.B.M. Vranken m.m.v. mevrouw mr. I.N. Tzankova Boom Juridische

Nadere informatie

2 Omschrijving van enkele begrippen

2 Omschrijving van enkele begrippen 2 Omschrijving van enkele begrippen 1 INLEIDING Een probleem bij de bestudering van art. 48 (oud) Rv is dat de betekenis van veel van de gebruikte begrippen niet duidelijk is. Wat is een rechtsgrond? Is

Nadere informatie

Procederen in familiezaken. 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen

Procederen in familiezaken. 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen Procederen in familiezaken 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen Introductie Doel van de middag: leren van elkaar! Uw sprekers Familierechtelijke conflict Bijzondere aard van het

Nadere informatie

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling 9 september 2015 Alex Ter Horst Advocaat pensioenrecht Achtergrond Indien verplichtstelling van toepassing is leidt dat voor wg en bpf tot allerlei

Nadere informatie

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst

Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips. 18 december 2015 Dirk Vergunst Webinar burgerlijk procesrecht Dagvaarding en tips 18 december 2015 Dirk Vergunst 1 Artikel 45 Rechtsvordering 1. Exploten (pv van ambtshandeling) worden door een daartoe bevoegde deurwaarder gedaan (

Nadere informatie

Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure

Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure Universiteit van Tilburg Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure ter verkrijging van het doctoraat in de Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk?

Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Dagvaarding en dagvaarden: wat is het en hoe gaat in zijn werk? Een dagvaarding is een inleidend processtuk. Hierin staat wat de eisende partij van de gedaagde partij verlangd. Een dagvaarding wordt doorgaans

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

procesrecht algemeen

procesrecht algemeen procesrecht algemeen Open kaart spelen? E.A. VAN DE KUILEN* De verhouding tussen artikel 21 Rv en het beslagrekest De uit artikel 21 Rv voortvloeiende waarheidsplicht geldt ook voor beslagrekesten. In

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2010:BO2558

ECLI:NL:HR:2010:BO2558 ECLI:NL:HR:2010:BO2558 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 02-11-2010 Datum publicatie 03-11-2010 Zaaknummer 09/00354 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO2558

Nadere informatie

Art. 8:42 Awb. Themamiddag formeel belastingrecht NVAB & Belastingdienst. Inspecteursmiddag Art. 8:42 AWB. Een grensverkenning

Art. 8:42 Awb. Themamiddag formeel belastingrecht NVAB & Belastingdienst. Inspecteursmiddag Art. 8:42 AWB. Een grensverkenning Art. 8:42 Awb Een grensverkenning Themamiddag Formeel Recht BD-Nvab, 29 oktober 2015 Ludwijn Jaeger Koos Spreen Brouwer Opdracht aan de inspecteur: verplichting de op de zaak betrekking hebbende stukken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 ECLI:NL:GHSHE:2016:2505 Instantie Datum uitspraak 21-06-2016 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Vindplaatsen Uitspraak Gerechtshof

Nadere informatie

Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist?

Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist? Laura Gringhuis Advocaat Het verstrekken van referenties na einde dienstverband; goed ex-werkgeverschap vereist? Belastingrecht 28 september 2018 Het opgeven van oud-werkgevers als referent en het verstrekken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 20-06-2007 Datum publicatie 07-08-2007 Zaaknummer 266642 / HA ZA 06-2184 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten

Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten juridisch en bestuurskundig onderzoek advies onderwijs Rechtsbescherming van uithuisgeplaatsten Een verkennend onderzoek Groningen, juli 2010 2010 WODC, ministerie van Justitie. Auteursrechten voorbehouden.

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

Indicatietarieven in IE-zaken

Indicatietarieven in IE-zaken Indicatietarieven in IE-zaken Versie 1 september 2014 Voorwoord Op 29 april 2004 is de zogenaamde Handhavingsrichtlijn tot stand gekomen (Richtlijn 2004/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van

Nadere informatie

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Hof Arnhem 13 januari 2009, zaaknummer 200.005.438 I. van

Nadere informatie

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie: LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, 225359 Datum uitspraak: 15-02-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 17-02-2012 Handelszaak Soort procedure: Kort geding Inhoudsindicatie: In deze zaak

Nadere informatie

Overzicht studiestof Burgerlijk Procesrecht A. Inleiding

Overzicht studiestof Burgerlijk Procesrecht A. Inleiding A. Inleiding Dit hoofdstuk is een inleiding op het burgerlijk procesrecht. In dit hoofdstuk wordt vooral verteld waar het burgerlijk procesrecht toe dient, welke beginselen van belang zijn in het burgerlijk

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e), Hoofdstuk 5 Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht DEEL A 2016 2017 Voorwoord Beste student(e), Bij dezen ook het ontbrekende hoofdstuk 5 van het boek Compendium, dat voorgeschreven is in week 1

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 ECLI:NL:RBAMS:2015:5812 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 23-06-2015 Datum publicatie 04-09-2015 Zaaknummer CV EXPL 14-22777 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4560. Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T Rolnummer 4560 Arrest nr. 21/2009 van 12 februari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:RBROT:2015:4468 ECLI:NL:RBROT:2015:4468 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 24-06-2015 Datum publicatie 14-07-2015 Zaaknummer C-10-459512 - HA ZA 14-950 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016

ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016 ENIGE KNELPUNTEN AANGAANDE VERJARING IN HET VERZEKERINGSRECHT VRIJDAG 11 NOVEMBER 2016 ONDERWERPEN Recht vóór inwerkingtreding titel 7.17 BW Recht bij inwerkingtreding titel 7.17 BW Verjaringstermijn van

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht Naar een eenvormig stelsel? Mr.H.JW.AÜ Kluwer - Deventer - 2009 Lijst van gebruikte afkortingen

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06

ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 00636/06 ECLI:NL:PHR:2007:AZ6118 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 06-03-2007 Datum publicatie 06-03-2007 Zaaknummer 00636/06 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht.

Bij memorie van grieven, met producties, heeft Burger een grief tegen het bestreden vonnis gericht. arrest GERECHTSHOF 'S-GRAVENHAGE Sector handel Zaaknummer Rolnummer rechtbank : 370789lKG ZA 10-877 arrest van de vijfde civiele kamer d.d. 22 februari 2011 inzake Paul Burger, kantoorhoudende te Amsterdam,

Nadere informatie

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 608 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (Wet afwikkeling massaschade

Nadere informatie

HET DESKUNDIGENADVIES IN DE CIVIELE PROCEDURE. mr. drs. G. de Groot

HET DESKUNDIGENADVIES IN DE CIVIELE PROCEDURE. mr. drs. G. de Groot HET DESKUNDIGENADVIES IN DE CIVIELE PROCEDURE mr. drs. G. de Groot Kluwer - Deventer - 2008 Verkorte inhoudsopgave Lijst van afkortingen XIX 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3 3.1 3.2

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:rbove... Rechtspraak.nl Print uitspraak 1 of 5 071215 09:02 Zoekresultaat inzien document ECLI:NL:RBOVE:2013:1448 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Rechtbank Overijssel

Nadere informatie

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

DEEL I DE RECHTSMACHT 1 VOORWOORD V DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 DE GRONDWET 3 1 Waarborg 3 2 Exclusiviteit 4 3 Doorbreking bij de wet 5 4 Het begrip rechterlijke macht 5 5 Burgerlijke rechten 6 6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. Algemeen

Memorie van Toelichting. Algemeen Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:3565

ECLI:NL:RBROT:2017:3565 ECLI:NL:RBROT:2017:3565 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 10-05-2017 Zaaknummer C/10/507047 / HA ZA 16-758 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers

Datum 5 november 2012 Onderwerp Antwoorden kamervragen over strafrechtelijke ontruiming van krakers 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de mogelijkheid ambtshalve gegevens toe te voegen aan het procesdossier van een minderjarige MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1.

Nadere informatie

9 De herziening van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering

9 De herziening van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering 9 De herziening van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering 1 INLEIDING Op 1 januari 2002 is de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste

Nadere informatie

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT

KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT KLACHTPLICHT BIJ NON-CONFORMITEIT Bij de aankoop van een woning blijkt achteraf nogal eens dat iets anders geleverd is dan op grond van de koopovereenkomst mocht worden verwacht. Er kan bijvoorbeeld sprake

Nadere informatie

vonnis AFSCHRIFT J advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. Afdeling privaatrecht zaaknummer I rolnummer: C/13/ I HA ZA

vonnis AFSCHRIFT J advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. Afdeling privaatrecht zaaknummer I rolnummer: C/13/ I HA ZA vonnis AFSCHRIFT RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht zaaknummer I rolnummer: C/13/574449 I HA ZA 14-1008 Vonnis van in de zaak van de rechtspersoon naar buitenlands recht ORASURE TECHNOLOGIES, INC.,

Nadere informatie

Uitgebreide inhoudsopgave

Uitgebreide inhoudsopgave Uitgebreide inhoudsopgave Woord vooraf 5 Verkorte inhoudsopgave 7 Uitgebreide inhoudsopgave 9 Lijst van afkortingen 17 1 Plaatsbepaling rechtsbescherming 21 1.1 Inleiding 21 1.2 Bestuursrechtelijke geschillen

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 ECLI:NL:RBLIM:2017:4418 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 04052017 Datum publicatie 15052017 Zaaknummer C/03/232895 / KG ZA 17112 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

DE GRONDWET - ARTIKEL HANDHAVING BESTAANDE REGELGEVING

DE GRONDWET - ARTIKEL HANDHAVING BESTAANDE REGELGEVING DE GRONDWET - ARTIKEL 140 - HANDHAVING BESTAANDE REGELGEVING Bestaande wetten en andere regelingen en besluiten die in strijd zijn met een verandering in de Grondwet, blijven gehandhaafd, totdat daarvoor

Nadere informatie

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL

TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL 2 Vergaderjaar 2010-2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 856 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enkele andere wetten teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid

Nadere informatie

Knowledge Portal JBPR 2011/55

Knowledge Portal JBPR 2011/55 Knowledge Portal JBPR 2011/55 Aflevering JBPR 2011, afl. 5 Publicatiedatum 16-12-2011 Rolnummer 200.017.080/01 Instantie Gerechtshof Leeuwarden 3 mei 2011 (mr. Mollema, mr. Rowel-van der Linde, mr. De

Nadere informatie

DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK. mr. J.A.M. van Angeren. Tweede druk

DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK. mr. J.A.M. van Angeren. Tweede druk DE GEWONE RECHTER EN DE BESTUURSRECHTSPRAAK mr. J.A.M. van Angeren Tweede druk Kluwer - Deventer - 2008 DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 De Grondwet 3 1. Waarborg 3 2. Exclusiviteit 4 3. Doorbreking bij de wet

Nadere informatie

VERKORTE INHOUDSOPGAVE

VERKORTE INHOUDSOPGAVE VERKORTE INHOUDSOPGAVE Voorwoord /V 1. Plan van behandeling /1 2. De afbakening van het geschil door partijen /3 2.1 De vordering / 3 2.2 De juridische grondslag / 7 2.3 De feitelijke grondslag / 9 2.4

Nadere informatie

Inhoudsopgave Leergang Pensioenrecht Najaar 2018 Module I

Inhoudsopgave Leergang Pensioenrecht Najaar 2018 Module I Inhoudsopgave Leergang Pensioenrecht Najaar 2018 Module I College 9: Procesrecht Datum: 27 november 2018 Docent: Mr. Wim P.M. Thijssen (Advocaat bij Pensioenadvocaten.nl; tevens verbonden aan het VU Expertisecentrum

Nadere informatie

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483

In cassatie op : ECLI:NL:GHAMS:2013:417, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1483 ECLI:NL:HR:2014:2652 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer 13/01257 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie In cassatie op

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 25-09-2006 Datum publicatie 26-09-2006 Zaaknummer 58445 - KG ZA 06-182 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2009:BG2238 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 30-01-2009 Datum publicatie 30-01-2009 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/181HR

Nadere informatie

Afstudeerscriptie DE REIKWIJDTE VAN GETOETST AAN HET RECHTSZEKERHEIDSBEGINSEL EN EEN BLIK OP HET DUITSE RECHT. PROCESSUELE INFORMATIEPLICHTEN

Afstudeerscriptie DE REIKWIJDTE VAN GETOETST AAN HET RECHTSZEKERHEIDSBEGINSEL EN EEN BLIK OP HET DUITSE RECHT. PROCESSUELE INFORMATIEPLICHTEN Afstudeerscriptie GETOETST AAN HET RECHTSZEKERHEIDSBEGINSEL EN EEN BLIK OP HET DUITSE RECHT. DE REIKWIJDTE VAN PROCESSUELE INFORMATIEPLICHTEN Naam: Kate Lans Onderwijsinstelling: Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken

GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken parketnummer : 20.001938.96 uitspraakdatum : 29 april 1997 verstek dip GERECHTSHOF TE 's-hertogenbosch meervoudige kamer voor strafzaken A R R E S T gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis

Nadere informatie

DE STATUS VAN HET PROCES-VERBAAL VAN DE TERECHTZITTING

DE STATUS VAN HET PROCES-VERBAAL VAN DE TERECHTZITTING DE STATUS VAN HET PROCES-VERBAAL VAN DE TERECHTZITTING SAMENVATTING In onderstaand onderzoek wordt de status van het Proces-verbaal van de terechtzitting besproken aan de hand van de bestaande wettelijke

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak),

tegen de uitspraak van de rechtbank Breda van 16 december 2009, 09/1990 (hierna: aangevallen uitspraak), LJN: BP5058, Centrale Raad van Beroep, 10/596 ZVW Datum uitspraak: 09-02-2011 Datum publicatie: 21-02-2011 Rechtsgebied: Sociale zekerheid Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing aanvraag

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd

ECLI:NL:HR:2017:1064. Uitspraak. Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 16/ Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410, Gevolgd ECLI:NL:HR:2017:1064 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 09-06-2017 Datum publicatie 09-06-2017 Zaaknummer 16/04866 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:410,

Nadere informatie

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Datum 22 augustus

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371 ECLI:NL:RBNHO:2013:9371 Instantie Datum uitspraak 25-09-2013 Datum publicatie 11-10-2013 Zaaknummer 2113562 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland Civiel recht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357 ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 01-10-2008 Datum publicatie 03-11-2008 Zaaknummer 285436 / HA ZA 07-1418 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

Conclusie van het Parket van het Benelux-Gerechtshof

Conclusie van het Parket van het Benelux-Gerechtshof Pagina 1 van 5 Benelux-Gerechtshof Vertaling van stuk Zaak A 2012/2 A 2012/2/2 Conclusie van het Parket van het Benelux-Gerechtshof I. Voorafgaande rechtspleging 1. Het geding wordt gevoerd tussen de naamloze

Nadere informatie

Het niet naleven van de waarheids- en substantiëringsplicht

Het niet naleven van de waarheids- en substantiëringsplicht Het niet naleven van de waarheids- en substantiëringsplicht Een verstrekkend(e) gevolg(trekking)? Onderzoeksrapport Auteur: J.M. Groenen Afstudeerorganisatie: BANNING N.V. Plaats en datum: s-hertogenbosch,

Nadere informatie

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015

Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015 Webinar Arbeidsrecht Jurisprudentie (procesrecht) Academie voor de Rechtspraktijk mr. P.J. Jansen 6 maart 2015 Bewijslastverdeling o.s.v. (I) Hof Arnhem-Leeuwarden 1 april 2014, ECLI:NL: HARL:2014:2600:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303

ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 ECLI:NL:RBARN:2010:BM1303 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 14-04-2010 Datum publicatie 15-04-2010 Zaaknummer 198015 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

actualiteiten hoger beroep

actualiteiten hoger beroep actualiteiten hoger beroep 1 april 2015 mr. F.J.P. (Pieter Frans) Lock programma appeltermijn financiële appelgrens hoger beroep van tussenuitspraken doorbreking van het rechtsmiddelenverbod omvang van

Nadere informatie

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Enkele knelpunten bij beleggingsverzekeringen

Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Enkele knelpunten bij beleggingsverzekeringen Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) Enkele knelpunten bij beleggingsverzekeringen Mr. dr. D.M.A. Gerdes Inhoud 1. Enkele opmerkingen vooraf 2. Rechtspraak over voorlichtingsplicht dwaling ontbreken

Nadere informatie

De Toekomst van het Nederlands burgerlijk procesrecht

De Toekomst van het Nederlands burgerlijk procesrecht De Toekomst van het Nederlands burgerlijk procesrecht ONDER REDACTIE VAN MR. DRS. M.L. HENDRIKSE EN PROF. MR. A.W. JONGBLOED KLUWER Kluwer - Deventer - 2004 Inhoud Vöorwoord V Algemeen deel Hoofdstuk 1

Nadere informatie

Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates

Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates Nieuwsbrief NOvA Tuchtrecht Updates 2019-1 Nummer 1, 2019 INHOUDSOPGAVE 1. Wat een behoorlijk advocaat betaamt Raad van Discipline Amsterdam, ECLI:NL:TADRAMS:2019:28 05-02-2019 Dekenbezwaar. Verweerster

Nadere informatie

De grenzen van de rechtsstrijd in het bestuursrechtelijk beroep en hoger beroep in rechtsvergelijkend perspectief

De grenzen van de rechtsstrijd in het bestuursrechtelijk beroep en hoger beroep in rechtsvergelijkend perspectief De grenzen van de rechtsstrijd in het bestuursrechtelijk beroep en hoger beroep in rechtsvergelijkend perspectief The limits of the administrative law dispute in appeal to a court of first instance and

Nadere informatie

JAAN 2015/905 n.v.t., ,

JAAN 2015/905 n.v.t., , JAAN 2015/905 n.v.t., 12-10-2015, JAAN 2015/905»Samenvatting Dit is het redactionele artikel gepubliceerd in «JAAN» Aflevering 6 - oktober 2015 - jaargang 12 Veel aanbestedingsgeschillen worden door de

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-620 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. dr. S.O.H. Bakkerus, mr. J.S.W. Holtrop, leden en mr. C.J.M. Veltmaat, secretaris) Klacht

Nadere informatie

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND. Afdeling civielrecht Zittingsplaats Lelystad. zaaknummer / rolnummer: C/16/369978 / HL ZA 14-173

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND. Afdeling civielrecht Zittingsplaats Lelystad. zaaknummer / rolnummer: C/16/369978 / HL ZA 14-173 RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling civielrecht Zittingsplaats Lelystad zaaknummer / rolnummer: C/16/369978 / HL ZA 14-173 Vonnis van 25 februari 2015 in de zaak van maatschap [naam maatschap], gevestigd

Nadere informatie

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650 ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650 Instantie Rechtbank Assen Datum uitspraak 17-05-2011 Datum publicatie 09-06-2011 Zaaknummer 302487 CV EXPL 10-8041 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel: mr. R.T. Wiegerink Belastingblad (BB), augustus 2018, Afl. 17, BB 2018/315 19 april 2018 Gerechtshof s-hertogenbosch Telefonisch horen in bezwaarfase. Categorisch

Nadere informatie

vonnis AFSCHRF T ) advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht

vonnis AFSCHRF T ) advocaat mr. A. van Hees te Amsterdam. RECHTBANK AMSTERDAM Afdeling privaatrecht Afdeling privaatrecht zaaknummer / rolnummer: C/13/574449 / HA ZA 14-1008 RECHTBANK AMSTERDAM Rechtbank Amsterdam, 23 maart 2016, IEF 15808; HA ZA 14-1008 (Orasure Technologies tegen Koninklijke Utermöhlen)

Nadere informatie

C.H. van Rhee, De aanvang van de appeltermijn in verzoekschriftprocedures, Bedrijfsjuridische Berichten, 12/1995, p

C.H. van Rhee, De aanvang van de appeltermijn in verzoekschriftprocedures, Bedrijfsjuridische Berichten, 12/1995, p C.H. van Rhee, De aanvang van de appeltermijn in verzoekschriftprocedures, Bedrijfsjuridische Berichten, 12/1995, p. 103-106. DE AANVANG VAN DE APPELTERMIJN IN VERZOEKSCHRIFTPROCEDURES C.H. van Rhee De

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan

Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21, Gevolgd In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2016:1717, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan ECLI:NL:HR:2017:571 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 31-03-2017 Datum publicatie 31-03-2017 Zaaknummer 16/03870 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:21,

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 29-04-2014 Datum publicatie 01-05-2014 Zaaknummer HD 200.136.561_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.121.491-01 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

De comparitie voor grieven nader beschouwd

De comparitie voor grieven nader beschouwd De comparitie voor grieven nader beschouwd Reactie op de bijdrage van mr. R.A. Dozy, TCR 2012, p. 43 e.v. M r. M. M. S t o l p * 1 Inleiding In haar interessante bijdrage van afgelopen mei voor dit tijdschrift

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nadere informatie

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet.

BESLUIT. Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste lid, van de Mededingingswet. Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 3698-22 Betreft zaak: natuurlijke persoon Besluit van de directeur-generaal van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel 79, eerste

Nadere informatie