Schoolondersteuningsprofiel CANISIUS COLLEGE

Transcriptie

1 Schoolondersteuningsprofiel CANISIUS COLLEGE

2 Inhoud Schoolondersteuningsprofiel 1. Korte beschrijving van het Canisius College 3 2. Visie op ondersteuning 3. Basisondersteuning (1e lijn) Vakdocent, mentor en afdelingsleider 3.2 De organisatie van de 1e lijnondersteuning 4. Basisondersteuning (2e lijn): Als er wat is met een kind Gespecialiseerde medewerkers 4.2 De organisatie van de 2e lijnondersteuning Medische beperkingen 7 5. Extra ondersteuning (3 e lijn): als er meer voor het kind geregeld moet worden 5.1 Als er zwaardere beperkingen zijn 5.2 Organisatie van de 3e lijnondersteuning 8 6. Communicatie met ouders 2

3 1 Schoolondersteuningsprofiel (SOP) Het SOP is een instrument voor ouders om inzicht te krijgen in ondersteuningsmogelijkheden voor leerlingen op scholen of locaties van scholen. In maart 2018 heeft de DMR hier kennis van genomen en mee ingestemd. Dit SOP is vastgesteld en blijft van kracht tot en met 2022 Het SOP wordt op de website geactualiseerd. Schoolondersteuningsprofiel: 1 Korte beschrijving van Canisius College De school biedt onderdak aan de opleidingen mavo, havo en vwo. De school telt ongeveer 1400 leerlingen. Onderbouw - De onderbouw krijgt gestalte binnen de tweejarige brugperiode. Hierin onderscheiden we - Mavo / havo-, een havo / vwo-, een atheneum- en een gymnasiumstroom. - Aan het einde van het tweede leerjaar wordt de keuze voor mavo, havo of vwo definitief bepaald. Vanaf het derde leerjaar zijn de klassen homogeen samengesteld. Mavo Deze afdeling heeft een eigen afdelingsleider Havo - Havo 1 en 2: deze afdeling heeft een eigen afdelingsleider - Havo 3 t/m 5: deze afdeling heeft een eigen afdelingsleider Vwo - Vwo 1 t/m 3 heeft een eigen afdelingsleider - Vwo 4 t/m 6 vwo heeft een eigen afdelingsleider De klassengrootte is gemiddeld leerlingen. Er is een lift en een gehandicaptentoilet aanwezig. Ook beschikken we over genderneutrale toiletten. Waarden Het Canisius College vormt een leefgemeenschap, waarin we dienstbaar zijn naar elkaar en waarin leerlingen en collega s zich veilig voelen. We hechten aan een goede sfeer en een veilige omgeving (met een zekere orde en regelmaat ). We willen een veilige school zijn voor alle leerlingen en voor iedereen die hier werkt. De betrokkenheid van ouders is hierbij belangrijk (driehoek school / mentor, leerling, ouder). De leefgemeenschap gaat verder dan het schoolterrein. Ook de buurt, de directe omgeving van onze school hoort daar bij. We zijn te gast in de buurt en moeten ons best doen om overlast te beperken (rommel, lawaai, parkeren van fietsen). Onze missie en visie komen tot uitdrukking in drie waarden. Deze waarden laten zien wat wij belangrijk vinden, wat wij nastreven. Ze zitten in de stenen en genen van het Canisius College, een school die al meer dan 110 jaar bestaat. Brede ontwikkeling: we willen leerlingen opleiden en begeleiden tot volwassenen, klaar voor de maatschappij Leefgemeenschap: we zijn een bruisende school in een veilige omgeving, wij werken samen, iedereen hoort erbij, er is persoonlijke aandacht voor elkaar. Kennis: het is belangrijk en leuk om veel te leren en te weten. Deze waarden geven richting aan ons handelen en onze (onderwijs)ontwikkeling. In ons schoolplan staat een uitgebreidere toelichting. Algemene aanmelding De aannamecommissie neemt vóór de aanname contact op met basisschool en ouders wanneer er naar aanleiding onderwijskundig rapport vragen of opmerkingen zijn. Voor uitgebreide informatie zie: 2 Visie op ondersteuning Voor alle leerlingen is er basisondersteuning. De basisondersteuning bestaat uit een geheel van activiteiten met als doel de leerlingen op te leiden en te begeleiden naar volwassenheid. Hierbij kiezen we voor een brede ontwikkeling: intellectueel, sociaal, sportief, cultureel en creatief. We voeren deze taak uit overtuigd van het feit dat persoonlijkheidsvorming een samenspel is tussen kennis, vaardigheden en houdingen. Om dat samenspel zo goed mogelijk te laten verlopen, is een leefgemeenschap waarin vertrouwen en respect voor de ander voorop staan, een voorwaarde. 3

4 Onze school wil zo n leefgemeenschap zijn. We houden zoveel mogelijk rekening met de individuele behoeften en mogelijkheden van de leerlingen. Onze ondersteuning is gericht op het leren leren, leren kiezen en leren leven. Ondersteuning van de leerlingen vindt allereerst plaats in de klas. De mentoren vervullen een belangrijke rol. Zij zijn de spil in de begeleiding en in de ontwikkeling van deze begeleidingslijn. Het optimaal deel kunnen nemen aan het primaire proces staat voorop. Rol van de school De verwachtingen van de school staan beschreven bij de onderdelen 3 en 4 hieronder. Rol van de leerling Wij verwachten van de leerling In ieder geval bereidwilligheid tonen om samen te werken. De bereidheid om in het door de school gecreëerde pedagogisch klimaat aan het werk te gaan. (Leren) reflecteren en (leren) om verantwoording af te leggen. Als de leerling dat goed kan, groeit het vertrouwen dat de leerling krijgt en de ruimte om eigen keuzes te maken binnen het kader van school. Rol van de ouders Wij verwachten van de ouders Bereidheid om de driehoek leerling, ouders, school te sluiten en gesloten te houden. Bereidheid om samen te werken binnen het door de school gecreëerde pedagogisch klimaat (vertrouwen hebben in de school). Bereidheid om hun kind te bespreken in het interne zorgadviesteam (IZAT) en multidisciplinair overleg (MDO) wanneer school dat nodig vindt. Bereidheid om mee te werken aan diagnostisch onderzoek wanneer de school dat noodzakelijk acht omdat ze heeft aangegeven handelingsverlegen te zijn in het omgaan met de leerling. Wanneer ouders dit weigeren, kan school op grond hiervan besluiten dat de leerling geen specifieke ondersteuning ontvangt in het kader van passend onderwijs omdat de school niet in de gelegenheid is gesteld door ouders om de onderwijsbehoeften van de leerling in kaart te brengen. 3 Basisondersteuning (1 e lijn) (De basisondersteuning is onderverdeeld in lijnen van eenvoudige ondersteuning naar meer ondersteuning) 3.1 Vakdocent, mentor en afdelingsleider De vakdocenten en medewerkers scheppen een pedagogisch klimaat waarin leerlingen optimaal kunnen leren. Ook op didactisch gebied draagt de docent er zorg voor dat leerlingen bereikt worden en de leerstof tot zich kunnen nemen. De mentor is de spil in de begeleiding. Hij heeft speciaal zorg voor een groep leerlingen. Hij verzorgt de begeleidingsles (mentorles / studieles). Hij draagt zorg voor een goede onderlinge sfeer en heeft oog voor het functioneren van de individuele leerling. Vooral bij leermoeilijkheden en sociaal-emotionele problemen die passen in de normale ontwikkeling van jonge mensen speelt de mentor een belangrijke rol. Iedere afdelingsleider stuurt een mentorenteam aan. Voor leerlingen en ouders betekent dit dat zij in herkenbare, kleinschalige eenheden zijn ingedeeld met de eigen afdelingsleider. Deze is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken. De ondersteuning van de leerling in de breedste zin van het woord is een van zijn belangrijkste taken. 3.2 De organisatie van de 1 e lijnondersteuning De mentor heeft regelmatig een gesprek met elk van zijn leerlingen. De mentor helpt de leerling een reflectiegesprek voor te bereiden met ouders en de mentor zelf. Elke leerling heeft tenminste 1 keer per jaar een reflectiegesprek waarin deze de regie voert. De mentor is het eerste aanspreekpunt voor de ouders. Minimaal twee keer per jaar worden de ouders uitgenodigd voor een gesprek met hem. De mentor in de brugklas verzorgt een studieles waarin hij aandacht besteedt aan studievaardigheden (leren leren). Wanneer een leerling doorstroomt naar een andere opleiding of mentor vindt er een warme overdracht plaats tussen betrokken mentoren of afdelingsleiders. De mentor is verantwoordelijk voor de verslaglegging in het leerlingdossier in Magister. Hoe wij de leerling systematisch volgen De prestaties van de leerling worden gevolgd via de toetsen en rapportcijfers. Voor ouders is er inzicht in de ontwikkeling via Magister. 4

5 De leerlingen ontvangen tenminste tweemaal per jaar een rapport. Hieraan voorafgaand vinden leerlingbesprekingen plaats met vakdocenten, mentor en afdelingsleider. Indien nodig is er tussentijds extra overleg tussen mentor en afdelingsleider. De resultaten worden met leerling en ouders gedeeld. Als het niet goed gaat, wordt samen met de mentor gekeken welke stappen er nodig zijn om beter te functioneren. In leerjaar 1 nemen we een reken- en taaltoets af. De werkhouding, welbevinden en motivatie worden gevolgd via de afname van de BelevingsVragenlijst voor Scholieren (BVS) in samenwerking met de Radboud Universiteit in de brugklas. Gele- herstelrecht - brief: deze uitstuurbrief is bedoeld om een conflict tussen leerling en docent goed op te lossen. Mentor en afdelingsleider worden op de hoogte gebracht. Loopbaanoriëntatie De schooldecaan is aangewezen om leerlingen in samenwerking met de mentor te helpen om een passende keuze te maken voor een vervolgopleiding. Hij helpt de leerlingen van het tweede leerjaar een goed beeld te krijgen van zijn mogelijkheden en wensen. Door middel van groeps- en/of persoonlijke gesprekken probeert hij de leerling een goede keuze te laten maken. Ook geeft hij informatie over de keuzemogelijkheden en de daaraan verbonden gevolgen. Dit alles wordt in leerjaar 3 en hoger ondersteund door de methode Keuzeweb. In 3 mavo krijgen alle leerlingen informatie over het te kiezen examenpakket. Deze keuze vraagt een intensieve begeleiding door de mentor met het oog op de gevolgen voor de toekomst. In dit leerjaar zal door de afdelingsleider begin maart een avond worden georganiseerd, waarbij ook de decaan is vertegenwoordigd. Op deze avond worden de ouders en hun zoon of dochter voorgelicht over de verschillende keuzemogelijkheden en maken ze een voorlopige profielkeuze. In leerjaar 4 worden er in de loop van het jaar verschillende activiteiten georganiseerd die gericht zijn op de keuze van het vervolgtraject. De mentoren spelen hierbij ook een belangrijke rol. In de leerjaren 3 havo en 3 vwo wordt uitvoerig aandacht besteed aan de profielkeuze. Dit doet de decaan voornamelijk aan de hand van de opdrachten van de methode Keuzeweb. Daarnaast organiseert de decaan, meestal in januari, de Profielmarkt. Tijdens deze avond kunnen ouders en leerlingen voorlichtingen bijwonen van verschillende (ook nieuwe) vakken die in de bovenbouw gekozen kunnen worden. In vwo en 4-5 havo zijn leerlingen vooral zelfstandig bezig met loopbaanoriëntatie; door middel van bezoek aan open dagen, meeloopdagen, voorlichtingsavonden, beroepenmarkten, stage(s) en eigen gekozen activiteiten oriënteren zij zich mogelijke vervolgstudies. Hierbij zullen zij worden ondersteund door hun mentor tijdens de mentorles. Ook vanuit het decanaat zal regelmatig ondersteuning worden gegeven. Leerlingen worden vanuit het decanaat uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek. In deze gesprekken zullen leerlingen, indien noodzakelijk, aangezet worden tot het ondernemen van activiteiten op zoek naar een passende vervolgstudie, waarbij het van groot belang is dat leerlingen een goed portfolio bijhouden. Protocollen en beleidsstukken t.b.v. versterking van de 1 e lijns basisondersteuning Verzuimbeleid: richtlijnen verlof en verzuim Taakomschrijving mentoraat Dyslexiebeleid Veiligheidsplan Beleidsplan tegen pesten Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Draaiboek verdriet en rouw Klachtenregeling SGRvN Procedures bij en richtlijnen voor bevordering en doubleren Code social media als onderdeel van de gedrags- en integriteitscode van de SGRvN 4 Basisondersteuning (2 e lijn): Als er wat is met een kind 4.1 Gespecialiseerde medewerkers Op het Canisius College zijn de volgende gespecialiseerde medewerkers werkzaam: De zorgcoördinator Orthopedagogen Begeleiders Passend Onderwijs (BPO) Schoolmaatschappelijk werker 5

6 Jeugdarts Sociaal verpleegkundige Leerplichtambtenaar Zij zetten zich in op de volgende gebieden: Orthopedagogen en BPO: - Specialistische ondersteuning op het gebied van gedrag, motivatie, sociaal-emotionele problemen en het leren leren. Er kan een beroep op de orthopedagogen gedaan worden als de problematiek en de intensiteit van de basisbegeleiding van een leerling de mentortaken te boven gaat. Ook adviseren zij de mentor bij zorg- leer- en gedragsproblemen van leerlingen. - verzorgen groepstrainingen op het gebied van sociale vaardigheden, faalangst en examenvrees. De orthopedagoog is er voor leerlingen met specifieke leerproblemen. De schoolmaatschappelijk werker ondersteunt leerlingen op sociaal-emotioneel gebied en is op afroep beschikbaar. De zorgcoördinator coördineert de ondersteuning voor de gehele locatie. Zij is voorzitter van zowel het interne zorgadviesteam (IZAT) als het multidisciplinair overleg (MDO) en heeft de regie over de extra ondersteuning. Welke ondersteuning kan de school aanbieden? Ondersteuning bij de studie-aanpak door de mentor en vakdocent. Dyslexie / dyscalculie: Wij bieden de leerling met een dyslexie- of dyscalculieverklaring met name in de eerste twee leerjaren extra ondersteuning dat hij het onderwijs goed kan volgen en met succes kan afsluiten. De orthopedagoog maakt hierover afspraken met de leerling en ouders. Het doel van deze ondersteuning is dat de leerling het probleem zelf leert hanteren. Bij de moderne vreemde talen kunnen leerlingen, met extra hulp van docenten, zich verder bekwamen in deze talen. Examen doen voor het Cambridge Engels, het Goethe Deutsch of het Delf Scolaire diploma behoort ook tot de mogelijkheden. Leerlingen die op jonge leeftijd al kennis willen maken met wetenschappelijk denken en werken kunnen uitgenodigd worden voor WON (wetenschap oriëntatie Nederland). Ondersteuning bij rekenachterstand tijdens een extra uur rekenen / wiskunde in het tweede leerjaar. Sociaal-emotionele groepsprogramma s: sociale vaardigheidstraining, training omgaan met faalangst, training omgaan met examenvrees. Binnen de school kan de leerling gebruik maken van de huiswerkklas en huiswerkbegeleiding door een studiebegeleidingsinstituut. Hieraan zijn (beperkte) kosten verbonden. Samenwerking met ketenpartners: De zorgcoördinator heeft in samenwerking met de afdelingsleiders contact met externe instanties zoals het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen, Flex College en de begeleiders Passend Onderwijs. 4.2 De organisatie van de 2 e lijnondersteuning Voordat een leerling op school komt Aanname: Bij de aanname bekijkt de aannamecommissie of er - naar aanleiding van het onderwijskundig rapport van de basisschool maatregelen nodig zijn om de leerling te ondersteunen. Zij neemt vóór de definitieve aanname contact op met basisschool en ouders wanneer er naar aanleiding van het LVS van de basisschool en / of onderwijskundig rapport vragen of opmerkingen zijn. Dyslexie of dyscalculie: De orthopedagoog regelt de ondersteuning en neemt contact op met de leerling en ouders aan het begin van het eerste leerjaar. Andere problemen: De zorgcoördinator neemt vóór plaatsing van de leerling contact op met de ouders wanneer uit de informatie van de basisschool blijkt dat er sprake is van zwaardere problematiek. De zorgcoördinator brengt de ondersteuningsbehoefte van de leerling in kaart. Daarna wordt besproken welke mogelijke hulp en begeleiding de school kan bieden. Als de leerling al op school zit Als uit de leerlingbespreking en/of uit observaties van mentor en docenten en/of uit resultaten van het leerlingvolgsysteem blijkt dat een leerling extra ondersteuning nodig heeft, bekijkt de mentor in overleg met de afdelingsleider in eerste instantie welke hulp nodig is. In tweede instantie kan in overleg met de zorgcoördinator een leerling worden besproken in het IZAT. Wanneer er aanvullende hulp en begeleiding aan de orde 6

7 is, organiseert de zorgcoördinator deze in overleg met de ouders en leerling. Indien noodzakelijk, wordt een ontwikkelingsperspectiefplan opgesteld. Dit plan wordt besproken met leerling en ouders. De orthopedagoog of BPO die de casusregie heeft, evalueert dit plan met betrokkenen. De aanpak en evaluatie van de extra ondersteuning en begeleiding worden door de orthopedagoog of BPO vastgelegd in het leerlingvolgsysteem. Wanneer we een externe instantie inschakelen, bespreekt de mentor dit met de leerling en / of ouders. Afhankelijk van het traject neemt de orthopedagoog, BPO of zorgcoördinator contact op met de instantie. De terugkoppeling gebeurt door de desbetreffende persoon. 4.3 Externe partners zijn: Schoolmaatschappelijk werker GGD: jeugdarts en sociaal verpleegkundige Sociaal Wijkteam De leerplichtambtenaar De wijkagent Het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen en het Flex College Behandelaars vanuit de jeugdzorg De werkwijze van het multidisciplinair overleg (MDO): Bij meer complexe vragen en vermoedens van complexe problematiek wordt de leerling door de zorgcoordinator besproken in een MDO. De zorgcoördinator is voorzitter van een MDO en is de vertegenwoordiger van de school. De zorgcoördinator nodigt ouders, indien mogelijk / wenselijk de leerling zelf en relevante externe partners uit. De gemaakte afspraken worden door de zorgcoördinator vastgelegd in het leerlingvolgsysteem van de leerling. Als een kind medische beperkingen heeft, moet altijd met de school besproken worden of de school in staat is de nodige medische handelingen te verrichten en/of welke faciliteiten er nodig zijn. 5 Extra ondersteuning (3 e lijn): als er meer voor het kind geregeld moet worden 5.1 Als er zwaardere beperkingen zijn Wat wij verwachten van een leerling met een zwaardere beperking De leerling moet kunnen omgaan met drukke ruimtes tijdens de pauzes en leswisselingen. Kinderen met een lichamelijke beperking: de leerling is mobiel en is in staat om de algemene dagelijkse handelingen zelf te verrichten. De mate van verzorging en/of behandeling vraagt niet zoveel tijd en energie dat het onderwijs niet tot zijn recht komt en is dient goed uitvoerbaar te zijn. Kinderen met gedrags- en /of psychiatrische stoornis: de leerling moet zich kunnen conformeren aan de gangbare regels en omgangsvormen op het Canisius College. De toelating mag de rust en de veiligheid binnen de school en de klas niet ernstig verstoren. De leerling is voldoende sociaalvaardig en zelfstandig. Er moet een redelijk evenwicht kunnen worden gevonden tussen de aandacht voor de betrokken leerling en de overige leerlingen. Het is belangrijk dat ouders en leerling vóór de aanname op gesprek komen bij de zorgcoördinator om samen te kijken welke ondersteuning de leerling nodig heeft en wat de mogelijkheden zijn van de school. De docenten hebben enige ervaring met het begeleiden van geïndiceerde leerlingen binnen de clusters 1, 3 en Organisatie van de 3 e lijnondersteuning Voordat de leerling met een zwaardere beperking op school zit Voordat de leerling met een zwaardere beperking daadwerkelijk start op het Canisius College zal de zorgcoordinator in overleg met de ouders bepalen of hun kind voor een arrangement in aanmerking komt. Voor 7

8 leerlingen die vanuit het speciaal onderwijs overstappen naar de middelbare school is bijvoorbeeld een overstappakket mogelijk. Voor leerlingen met een zwaardere beperking die vanuit het reguliere onderwijs overstappen naar het Canisius College is het aanvragen van een ondersteuningspakket mogelijk. Hiervoor maakt de zorgcoördinator een OntwikkelingsPerspectiefPlan (OPP). Dit plan wordt door leerling en ouder(s) ondertekend. De ondersteuning van een leerling met een OPP is afhankelijk van de problematiek, de wensen van de leerling en zijn ouder(s) en de ondersteuningsmogelijkheden van onze school. Er zijn verschillende ondersteuningsmogelijkheden zoals individuele ondersteuning, vakspecifieke begeleiding door een extern huiswerkbegeleidingsinstituut, aanschaf van materialen of hulpmiddelen. Als een leerling al op school zit Wanneer tijdens de schoolloopbaan blijkt dat de leerling extra ondersteuning nodig heeft, worden de stappen gevolgd zoals die staan beschreven bij de 2 e lijnondersteuning. De zorgcoördinator bekijkt in overleg met betrokkenen welke ondersteuning de leerling extra nodig heeft om met succes te vervolgen, welke hulp en begeleiding het beste past en wat de mogelijkheden van school zijn. Als de leerling niet verder kan Bij ernstige gedragsproblematiek is het niet altijd mogelijk om een adequate leeromgeving te realiseren. In het IZAT wordt het traject uitgezet voor de leerling. Een mogelijkheid is een tijdelijke plaatsing op het Flexcollege (de Reboundvoorziening, de Huiskamergroep of EigenWijs). In principe is terugplaatsing op het Canisius College het doel. Als dat niet mogelijk blijkt te zijn, worden andere opties bekeken. Organisatie van tijdelijke uitplaatsing als de leerling niet verder kan De leerling en de ouders zijn in het afgelopen traject tijdig door de mentor / zorgcoördinator geïnformeerd en als gesprekspartner betrokken bij de gang van zaken. De zorgcoördinator legt contacten met het Ondersteuningsplatform (OSP) van het Samenwerkingsverband VO-VSO Nijmegen om de uitplaatsing te regelen. 6 Communicatie met ouders De ouders worden zoveel mogelijk betrokken bij de voortgang en het welbevinden van hun kind. Tussentijds zal de mentor contact opnemen met de ouders wanneer er problemen zijn. De ouders kunnen hun kind o.a. wat betreft cijfers, huiswerkverzorging en absenties volgen via Magister. Ook zijn er enkele algemene ouderavonden met als thema o.a. kennismaking, advies tweede leerjaar, voorlichting over sector- of profielkeuze, centraal schriftelijk examen. Per leerjaar is er minimaal één algemene ouderavond. Contact bij een leerling met een arrangement Voor de aanmelding vindt een gesprek plaats en wordt door de zorgcoördinator bekeken of de leerling toelaatbaar is. Wanneer de leerling geplaatst wordt, vindt er uiterlijk in het begin van het schooljaar een intakegesprek plaats met de zorgcoördinator, zo mogelijk een orthopedagoog / BPO en de mentor. Na het opstellen van het OPP wordt dit ondertekend door leerling en ouder(s). Zij worden regelmatig uitgenodigd om samen met de mentor en de orthopedagoog / BPO de voortgang te bespreken. PLAATSING OP DE SCHOOL VAN AANMELDING NIET ALTIJD MOGELIJK De school streeft er naar dat alle leerlingen geplaatst kunnen worden op de school van aanmelding. Echter, niet altijd past de leerling bij de school van aanmelding. De school zoekt dan samen met de ouders een beter passende school. Er zijn drie redenen voor doorverwijzing naar een andere school: 1. De school kan niet voldoen aan de te specifieke ondersteuningsvraag. 2. Een teveel aan kinderen met ondersteuningsvragen kan de ondersteuningskracht van de school te boven gaan. 3. Het kind voldoet niet aan het niveau van de school. De scholen van Nijmegen en omgeving zijn lid van het Samenwerkingsverband (SWV) VO-VSO Nijmegen en omgeving. Het SWV zorgt ervoor dat elke leerling een onderwijsplek op een school krijgt. In overleg met ouders/verzorgers, de school van herkomst, de school van aanmelding en de andere school wordt de leerling door het SWV op een school geplaatst waar voldaan wordt aan de zorgvraag van het kind. 8

9 9