VERSLAG statencommissie

Transcriptie

1 VERSLAG statencommissie Verslag van de openbare vergadering van de Commissie Ruimte, Ecologie en Water van 27 maart 2009 van 9:30 tot 12:45 uur te Middelburg. Voorzitter: Aanwezig zijn de leden: Tevens zijn aanwezig: Afwezig zijn de leden: T. van Oostenbrugge A.P. Beekman, C.W. Bierens, J.J. van Burg, G.M. van Dinteren, A.E.M.M. Lijmbach, J.A. Maris, M. Migo, G.C.J. Minderhoud, B.J.M. Pauwels, G.D. Roeland en H.L.F. Segers F.K. Hamelink, H. van Waveren en M.J. Wiersma (GS), A.C. van Wallenburg (commissiegriffier) en C.R.M. Verbeek-Zeegers (verslag) P. Holtring, F.J. Lindenberg en T. Thepass 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering en heet de aanwezigen welkom. Hij meldt de afwezigen, van wie de heer Lindenberg zich als burgercommissielid heeft teruggetrokken. Nog niet bekend is wie hem zal opvolgen. Een tweede mededeling betreft het interprovinciaal werkbezoek op 4 september 2009 aan de Zuidwestelijke Delta met Statenleden van de provincies Zuid-Holland en Noord-Brabant. Locatie en programma volgen later. Vandaag worden de burgercommissieleden Migo en Minderhoud beëdigd. De heer Migo legt de eed af en de heer Minderhoud spreekt de belofte uit. 2. Vaststellen agenda De agenda wordt ongewijzigd vastgesteld. Op verzoek van de heer Van Burg (SGP) en mevrouw Van Dinteren (GL) wordt ingekomen stuk nummer 1 interimbeleid jachthavenontwikkeling Zeeland) voor de volgende vergadering geagendeerd. 3. Spreekrecht publieke tribune Mevrouw S. de Hullu spreekt in bij agendapunt 8 met betrekking tot Waterdunen. Haar inspraak is als bijlage 1 bij dit verslag gevoegd. De inspraakreactie zal bij de behandeling van dit agendapunt worden betrokken. 4. Inventarisatie onderwerpen voor rondvraag De onderwerpen worden geïnventariseerd. 5. a. Conceptverslag reguliere vergadering van 16 januari 2009 b. Conceptverslag gezamenlijke vergadering commissies REW en Economie & Mobiliteit van 16 januari 2009 Beide verslagen worden ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. 1 Bijlage Pagina 1 van 10

2 6. a. Bijgewerkte toezeggingenlijst De voorzitter meldt dat in het vervolg tot twee dagen voor de vergaderdatum gereageerd kan worden op de voorstellen tot afvoeren van toezeggingen. Dit kan het verloop van de vergadering bespoedigen en is bovendien meer publieksvriendelijk. Voorgesteld wordt de commissietoezeggingen 42 en 49 af te voeren, evenals de PS-toezeggingen 96, 97 en 114 en motie 38. Hiermee wordt ingestemd. PS-toezegging 113 kan na de behandeling van agendapunt 6b eveneens worden afgevoerd. Desgevraagd door de heer Bierens (VVD) zegt de heer Wiersma (GS) met betrekking tot toezegging 42 dat de ZMF het signaal vanuit de commissie serieus neemt. Ook is met de ZMF afgesproken dat dit bij het opstellen van de subsidieovereenkomst voor de komende vier jaar wordt betrokken. Het antwoord daarop zal via het verslag worden gerapporteerd. Noot commissiegriffier: In de subsidiebeschikking ZMF 2009, zoals door Gedeputeerde Staten is verzonden op 2 april 2009 is de volgende zin opgenomen: Voor een nieuwe budgetfinanciering is, zoals afgesproken in het bestuurlijk overleg van 17 december 2008 apart overleg gestart. In dit kader is met de Zeeuwse Milieufederatie afgesproken (uit verslag bestuurlijk overleg) In de eerste plaats via een (discussie)notitie waar de plaats van de ZMF in het college van GS later PS - wordt besproken. Dit zou moeten gaan over de plaatsverandering van de maatschappelijke rol van de ZMF, als maatschappelijke organisatie. Mevrouw Van Dinteren (GL) vraagt naar aanleiding van de afgevoerde toezegging 96 (initiatiefvoorstel Deltawateren) om concrete data, waarop wordt teruggekoppeld. De voorzitter wijst op de mogelijkheid via bestuursrapportages en programmabegroting. De heer Hamelink (GS) voegt hieraan toe dat het uitvoeringsprogramma van de stuurgroep Zuidwestelijke Delta, zodra het beschikbaar is, aan de Staten wordt voorgelegd. De heer Lijmbach (CDA) vindt dat hetzelfde geldt voor toezegging 97. Hierop zegt de heer Hamelink (GS) dat één van de onderdelen van het uitvoeringsprogramma het sturingsmodel is. Dat komt nadrukkelijk terug. b. Brief GS van 16 februari 2009 over informatievoorziening PS over project Perkpolder (PStoezegging nummer 113) De heer Bierens (VVD) is benieuwd naar de stand van zaken ten aanzien van de deelname van de private partijen, gelet op de economische crisis. De heer Van Waveren (GS) zegt dat zowel Bouwfonds als AM hun bijdrage aan de garantstelling gestand hebben gedaan. Hij verwacht in mei de betreffende constructie te kunnen ondertekenen. De bedoeling is dat op 16 mei een open huis plaatsvindt voor de mensen van Kloosterzande, waar het kantoor voor deze organisatie terecht komt. De heer Van Burg (SGP) vraagt naar de actuele stand van zaken met betrekking tot toezegging 114. De heer Minderhoud (PvZ) wil liever viermaal per jaar informatie. De heer Segers (SP) is eveneens van mening dat er vanuit PS vaker bijsturing mogelijk moet zijn. De heer Van Waveren (GS) zegt dat de opdracht voor de nulmeting is verstrekt. De uitkomst is uiteraard nog niet bekend. Hij stelt voor dat bij de eerste voortgangsrapportage als aandachtspunt op te nemen. De economische ontwikkelingen hebben gezorgd voor een lage rentestand. Dat maakt het voor dit project aantrekkelijk de gekozen constructie om geld te lenen te volgen. Hij ziet geen aanleiding vaker te rapporteren dan tweemaal per jaar via de nieuwsbrief. Mocht er tussentijds aanleiding zijn zaken acuut ter kennis te brengen, dan zal dat uiteraard worden gedaan. Het gaat hem ook meer om de kwaliteit van berichtgeving dan om de kwantiteit. De voorzitter concludeert dat de commissie in meerderheid instemt met een rapportage van tweemaal per jaar en zonodig tussentijds. 7. Statenvoorstel stimuleringsregelingen particuliere woningverbetering, nieuwbouw starterswoningen op inbreidingslocaties en collectief particulier opdrachtgeverschap (RMW-098) De voorzitter geeft allereerst gelegenheid voor een algemene vragenronde en vervolgens voor debat in Pagina 2 van 10

3 twee termijnen. Mevrouw Van Dinteren (GL) begrijpt dat er sprake is van een lening, zoals in het voorstel staat, en een aanvullende mogelijkheid voor een duurzaamheidslening. Volgens het voorstel is duurzaamheid een voorwaarde voor de eerstgenoemde lening. Haar vraag is of er geld wordt geleend voor duurzaamheid of dat de twee regelingen in het Zeeuwse voorstel zijn geïntegreerd. Een tweede vraag is of de kwaliteit substantieel verbetert door starters over de drempel te halen. In dat verband is een jaarlijkse evaluatie misschien op zijn plaats, eventueel bij de jaarrekening. De heer Bierens (VVD) ziet dat er qua particuliere woningverbetering een verwijzing naar de gemeenten wordt gemaakt. Zijn eerste vraag is of met de gemeenten al afstemming heeft plaatsgevonden. Zijn tweede vraag betreft het rijksbudget. De rest van de rijksbijdrage na aftrek van de tweemaal 40 komt hij immers niet tegen in het dekkingsplan. De heer Beekman (CU) vraagt of er al ervaringen zijn opgedaan met starterswoningen op inbreidlocaties en of het budget voldoende is om mensen over de streep te trekken. De heer Van Burg (SGP) is positief over het feit dat de suggesties van de jongerendenktank zijn meegenomen. Een vraag is wel of de door hen geconstateerde valkuil, dat slechts 2% van de regelingen wordt benut, al is opgespoord. De heer Pauwels (CDA) neemt aan dat er al overleg over deze regeling is geweest met de gemeenten en de woningcorporaties. Hij hoopt dat de regelingen van Borsele en Sluis passen binnen het voorstel. Landelijk komen er vervolgens ook regelingen op de gemeenten af. Hij hoopt dat de onderhavige regeling daarin past. De heer Van Waveren (GS) zegt dat in het statenvoorstel, met betrekking tot het stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederland, een voorstel voor particuliere woningverbetering is gepresenteerd. Recent is een product ontwikkeld op het gebied van duurzaamheidslening. Het verschil bestaat eruit dat bij particuliere woningbouwverbetering vanaf het eerste jaar niet alleen rente wordt betaald, maar ook een stukje terugbetaling, en dat de duurzaamheidslening de eerste drie jaar alleen een rentecomponent bevat en daarna pas een terugbetaling. Hij hoort graag van de commissie of dit nieuwe product van SVN alsnog in het statenvoorstel zou moeten worden verwerkt. Wil men het geld benutten voor particuliere woningverbetering, dan kan dat voor een aantal zaken worden aangewend, waaronder duurzaamheidsmaatregelen. Het nieuwe product van SVN maakt het aantrekkelijker om dat onderdeel van de regeling extra te benutten. Het college van GS vindt het een zinvolle aanvulling op het voorstel. Jaarlijks ontvangt hij informatie van de SVN over het benutten van de regeling. Die informatie zal hij aan PS doorspelen. Er is ambtelijk overleg gevoerd met de gemeenten. Ook is het aan de orde geweest bij de provinciale commissie Wonen. In alle overleggen is aangegeven dat het college van GS hiermee beter uit de voeten kan dan met het oorspronkelijke voorstel. Vanuit de SVN worden de gemeenten geholpen met de modelverordening ten behoeve van deze regeling. Wat betreft de kosten van het CPO is ,-- beschikbaar vanuit het rijk. Vanuit de provincie komt daar tweemaal ,-- voor de kosten van de organisatie bij. Dat is terug te vinden in het overzicht van wat de provincie financiert. Wat betreft ervaringen bij herstructurering en inbreidingslocaties, gaat het er natuurlijk om dat mensen over de onrendabele top van aankopen worden geholpen. Hij denkt dat dat met een stukje subsidie en deze aantrekkelijke regeling voldoende zal blijken te zijn. Naar aanleiding van de vraag van de heer Van Burg zegt hij dat voor een ander pakket maatregelen is gekozen. Met het oorspronkelijke idee dacht men 2% van de starters te kunnen helpen. Het bereik van de jongeren is met het nieuwe plan volgens hem veel groter dan met het oorspronkelijke idee. Alle betrokken organisaties gaan ermee aan de gang om hier bekendheid aan te geven. Wat betreft duurzaamheid en andere initiatieven op dat punt is hij voorstander van zaken combineren. Hij verwacht niet dat aanpassingen moeten worden gemaakt als gevolg van landelijk beleid. Wel zullen de bestaande regelingen nauw afgestemd worden met de nieuwe mogelijkheden van het rijk. Inhoudelijk debat eerste termijn. De heer Pauwels (CDA) ziet het voorstel als een gevolg van het destijds door CDA-lid Faasse ingediende voorstel. Nu liggen er drie alternatieven voor. In Zeeland is er zeker behoefte aan deze regelingen. De toekomst zal uitwijzen hoeveel gebruik ervan zal worden gemaakt. Gezien de complexheid vraagt hij zich wel af hoe straks de communicatie richting de burgers zal geschieden. De Particuliere Woningverbetering PWV spreekt hem het meest aan. Bij Nieuwbouw Starterswoningen op Inbreidingslocaties NSI ligt dat iets moeilijker. Deze regeling komt - via aannemers, ontwikkelaars - Pagina 3 van 10

4 indirect bij de koper. Wat betreft het Collectief Particulier Opdrachtgeverschap CPO denkt hij dat daar een gedegen coördinatie voor nodig zal zijn. Zijn fractie wil in elk geval alle drie de regelingen een goede kans geven. Hij hoopt dat alle Zeeuwse gemeenten en de woningcorporaties enthousiast gaan meedoen. De heer Segers (SP) heeft met betrekking tot de communicatie begrepen dat er een accountmanager naar Zeeland komt, die in samenspraak met de gemeenten een communicatieplan zal opstellen. Hij is heel positief over de PWV. Woningverbetering en bestaande woningen toekomst bestendig maken heeft immers de voorkeur boven sloop. De heer Minderhoud (PvZ) vindt het een goed voorstel en dan vooral de PWV. Wat betreft de NSI zou zijn voorstel zijn de bedragen te verdubbelen. Als er inderdaad vraag is naar het CPO in Zeeland, dan moet het volgens hem kunnen. De jaarlijkse overheadkosten van de stichting, die hiervoor wordt opgericht, vindt hij echter te hoog. In zijn algemeenheid vindt hij het positief dat vooraf is onderzocht of het aansluit bij de praktijk. Dat zou vaker moeten gebeuren. De heer Beekman (CU) vindt het een degelijk Zeeuws voorstel, waar goed over is nagedacht. Vooral de PWV levert een investering op van 3 miljoen, die uiteindelijk slechts 1,2 miljoen aan rentederving kost. Wel wil hij waarschuwen voor bureaucratisering. NSI vindt hij uitstekend, vaak lastig, maar wel kansrijk voor handige starters. Het CPO spreekt hem ook aan en hij is benieuwd wat het effect daarvan kan zijn. Hij wacht de evaluaties af. De heer Bierens (VVD) is het meest enthousiast over PWV, in mindere mate over NSI en nog minder over het CPO. PWV mag van hem zelfs nog verder gaan. Zijn vraag is of er in samenwerking met de gemeenten niet nog een eenmalige bijdrage kan worden toegevoegd. Dat kan immers een extra stimulering zijn. De NSI vindt hij prima, maar hij vraagt zich af of daar wel genoeg vraag naar is. Hij brengt dat mede in verband met de PWV, waar starters ook terecht kunnen. Over het CPO is hij het minst enthousiast. Het gaat hier immers om erg grootschalige projecten, waarbij hij zich afvraagt of deze op de Zeeuwse maat wel beschikbaar zijn. Bij deze drie regelingen zijn drie verschillende uitvoeringsinstanties betrokken en volgens hem kunnen daar best combinaties worden gemaakt. Mevrouw Van Dinteren (GL) vindt het goed dat het voorstel intensief is doordacht met oog voor onder meer de jongeren, de krimp en de toekomst. Zij was blij dat duurzame bouw een voorwaarde was. Helaas blijkt dat slechts één van de mogelijkheden te zijn om subsidie te krijgen. Zij geeft graag in overweging bij cascoverbetering toch FSC-gekeurd hout als eis te stellen. PWV kan volgens haar goed zijn om de oude woningvoorraad voor een nieuwe generatie geschikt te maken. Dat geldt ook voor het inbreiden boven uitbreiden en daarmee de starters in het woongebied te houden. De vorige sprekers gehoord hebbende, vindt zij het jammer dat CPO een stiefkindje dreigt te worden. Volgens haar is dit een modus om mensen te betrekken bij hun nieuwe woning, anders dan een woningcorporatie of projectontwikkelaars dat doen. Mensen kunnen op deze manier immers vormgeven aan hun eigen woonwensen. De heer Van Waveren (GS) is blij met de steun op hoofdlijnen. Hij deelt de mening van mevrouw Van Dinteren ten aanzien van het CPO. Ervaringen elders in het land leren immers dat hier kostenbesparingen te halen zijn van ca. 25%. Bovendien is het voorgestelde aantal van vijf woningen op Zeeuwse schaal volgens hem haalbaar. Hij is ook blij dat het ministerie de gelegenheid geeft hierin deel te nemen. Als het in heel Nederland werkt, zou het toch ook in Zeeland moeten aanslaan en rendement moeten opbrengen. Met het voorstel NSI heeft het college getracht via verschillende invalshoeken betrokkenen te stimuleren. Bouwers en woningcorporaties hebben zich bereid verklaard eraan bij te dragen dat op inbreidingslocaties betaalbare starterswoningen worden gerealiseerd. Volgens hem moeten betaalbare koopwoningen gestimuleerd worden, ook om de huurmarkt te ontlasten. Een bedrag van ,-- is precies goed om wat van de onrendabele top af te halen. Hij heeft zeker niet de indruk dat de vraag naar betaalbare woningen op dit moment minder is. Volgens hem neemt deze juist toe. Ook in die zin komt deze regeling op het goede moment. Wat betreft de opmerking van mevrouw Van Dinteren over duurzaamheid, zegt hij dat dit onderdeel is van beleid. In het IOP is het evenwel niet dwingend opgenomen, maar stimulerend met als doel dat mensen hun eigen verantwoordelijkheid nemen. Als de Staten dit wel als voorwaarde in de modelverordening willen opnemen, dan hoort hij daar graag een Statenuitspraak over. Tweede termijn. De heer Maris (VVD) vreest dat gemeenten wakker geschud moeten worden voor de nieuwbouw van Pagina 4 van 10

5 starterswoningen op inbreidlocaties. Het lijkt hem beter dat er op die locaties nieuwe woningen naar de wens van de starters worden gebouwd, waarbij hij de nadruk legt op éénpersoonswoningen. Hij doelt dan met name op de grotere gemeenten. Als na evaluatie blijkt dat de ene regeling meer geld vereist dan de andere, dan is hij voor een uitwisseling/koppeling. De heer Pauwels (CDA) vraagt of het mogelijk is dat een ISV-budget wordt toegekend aan een inbreidingslocatie en dat daarbij ook deze regeling kan worden toegepast. Dat zou volgens hem een stimulans zijn. De heer Van Waveren (GS) zegt dat het college van mening is dat regelingen elkaar zouden moeten versterken om zaken mogelijk te maken. Hij doet de toezegging dat afspraken gecombineerd worden met onder andere ISV. Het college treedt daartoe in overleg met de gemeenten. Het lijkt hem goed in het najaar van 2010 een evaluatie van de regeling aan de Staten voor te leggen. Dan kan ook worden bekeken of de bedragen toereikend zijn en of er eventueel verschuivingen moeten worden aangebracht. Tot slot zegt hij dat de gemeenten zeker zullen worden geattendeerd op de nieuwe regeling. De voorzitter concludeert dat het voorstel voldoende is onderbouwd voor behandeling in PS. 8. Statenvoorstel bestendiging voorkeursrecht Waterdunen (RMW-099) De voorzitter licht het voorstel toe. Op 14 november hebben de Staten het voornemen uitgesproken over te gaan tot vaststelling van een provinciaal inpassingsplan en de gemeenteraad van Sluis daarover te horen. Het resultaat daarvan is de commissieleden toegestuurd. De brief maakt melding van een formele reactie van de gemeente Sluis, maar ook van een reactie van een viertal raadsfracties, waaruit blijkt dat de raad op dit punt verdeeld is. Het college van GS is van mening dat er geen nieuwe argumenten of overwegingen naar voren zijn gekomen, die tot een heroverweging nopen. Ook wordt afgezien van een beantwoording, omdat dat straks wordt meegenomen bij het formele inpassingsplan. Het voorstel is de brieven van Sluis vooralsnog voor kennisgeving aan te nemen. Daarnaast heeft het college van GS op 20 januari besloten een tijdelijk voorkeursrecht op de aankoop van de gronden vast te stellen om te voorkomen dat derden hier een grondpositie zouden kunnen innemen. Het verzoek aan PS is dit voorkeursrecht voor een periode van drie jaar te bestendigen. Vanuit de griffie is inmiddels de recente brief van DAS Rechtsbijstand aangereikt. Hij geeft vervolgens gelegenheid voor een informatieve vragenronde. De heer Van Burg (SGP) leest met betrekking tot de kosten van het voorkeursrecht dat als gronden worden aangekocht, dit moet passen binnen de exploitatieberekening van het plan Waterdunen. Zijn vraag is wat er gebeurt als dat niet past. De heer Lijmbach (CDA) vraagt wat het specifieke belang is van het vestigen van dit voorkeursrecht. Zijn tweede vraag sluit aan op de inspraak van mevrouw de Hullu ten aanzien van de communicatie met de direct belanghebbenden. Waar loopt dit fout? De heer Bierens (VVD) vraagt de gedeputeerde om een reactie op de inspreekster. Ook is hij benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot de grondverwerving. De heer Wiersma (GS) zegt tot de heer Van Burg dat het via onderhandeling sowieso passend zal worden gemaakt. Zonodig wordt de exploitatie daarop aangepast. Wat betreft het specifieke belang zegt hij dat het hier over een groot project gaat en over meerdere functies in één complex. Daarnaast betreft het een maatschappelijk gecompliceerde situatie. Het bieden van een optimale rechtszekerheid is dan de beste garantie om dat proces tot een goed einde te brengen. Communicatie gebeurt heel zorgvuldig. Helaas is daarbij een fout gemaakt, zoals door de inspreekster aangegeven. Dat is echter wel rechtgezet en heeft geen gevolgen gehad in de uitoefening van de rechten. Vandaag is enerzijds het inpassingsplan aan de orde en anderzijds de bestendiging van het voorkeursrecht. Er zijn zienswijzen ingediend op de inhoudelijke kant van het voorkeursrecht. Ook zijn er bezwaren tegen het formele GS-besluit om dat voorkeursrecht te vestigen. Die volgen de wettelijke bezwarenprocedure. Als door PS het besluit tot bestendiging wordt genomen, dan worden deze bezwaren geacht ook daartegen te gelden met dezelfde procedure. Bij het bezwaar tegen het GS-besluit was de vermelde bijlage gevoegd. Het college van GS heeft gemeend deze bezwaren ook ter kennis aan de Staten toe te sturen. Dit is de eerste procedure die op grond van de nieuwe Wet RO plaatsvindt en daarbinnen wordt zeer zorgvuldig gecommuniceerd. Wat betreft de grondverwerving houdt het college zich aan de gemaakte afspraken, dat wil zeggen een ultieme inspanning tot vrijwillige verwerving. Daarover zijn met Pagina 5 van 10

6 de betreffende eigenaren gesprekken gevoerd en afspraken gemaakt. Behandeling eerste (inhoudelijke) termijn. De heer Segers (SP) vraagt naar aanleiding van de brief van de vier Sluise raadsfracties om hoeveel belanghebbenden het in het plangebied gaat. Volgens hem was het beleid om tot gebiedsontwikkeling te komen, waar het plan Waterdunen een gevolg van is. Nu vraagt hij zich af of het niet andersom is en er beleid is ontwikkeld op een eerder gelanceerd plan. De heer Minderhoud (PvZ) begrijpt dat er slechts twee belanghebbenden zijn bij de uitvoering van dit plan, namelijk Het Zeeuwse Landschap en camping Napoleon Hoeve. Hij vindt dat bepaald geen maatschappelijk belang. Ook vindt hij het zeer onzorgvuldig dat de betreffende grondeigenaren niet zijn aangeschreven over het voorkeursrecht. De gedeputeerde zou zelfs persoonlijk bij betrokkenen langsgaan. Hij vraagt zich af wat daarvan terecht is gekomen. Projectontwikkelaars zouden op de grond azen, terwijl het kenmerk van dit soort groene plannen juist is dat niemand geïnteresseerd is om daar op economische wijze iets mee te doen. Uit de pers heeft hij begrepen dat er 18 miljoen is toegezegd aan FES-gelden, terwijl hij meende dat het om 23 miljoen ging. Hij hoort graag waar het verschil in zit. Door het voorkeursrecht, waar hij zonder meer tegen is, wordt de marktwerking qua grondprijsbepaling in het gebied stil gezet. Hij betwijfelt dat het goed komt door een fictieve aankoopsituatie te creëren. Mevrouw Van Dinteren (GL) hecht aan zorgvuldig afstemmen. Zij heeft de indruk dat er wel een goede afweging is gemaakt van algemeen belang en particuliere belangen. Volgens haar gaat het niet om slechts twee belanghebbenden, maar ook om vele recreanten en dus om de economie van Zeeuws- Vlaanderen. De combinatie van veiligheid, economische ontwikkeling en natuur vindt zij heel positief. Om die reden vindt zij ook dat dit geborgd moet worden door middel van het vestigen van een voorkeursrecht. De heer Bierens (VVD) vindt het jammer dat er wat is misgegaan. Dat noopt wel tot extra zorgvuldigheid in het verdere traject. Wat betreft het voornemen tot inpassingsplan en de twee reacties die uit Sluis zijn ontvangen deelt hij het standpunt van GS, dat de brief van het college van b en w met het standpunt van de raad de reactie is van de gemeente. In het licht van de zorgvuldigheid zou het volgens hem wel goed zijn dat door GS toch op korte termijn een reactie op de beide brieven wordt gegeven. De heer Lijmbach (CDA) vindt het eveneens merkwaardig dat deze twee reacties uit Sluis zijn gekomen. Hij is het met de vorige spreker eens dat de brieven beantwoord moeten worden, zodat betrokkenen weten hoe het college van GS tegenover de situatie staat. Hij vraagt zich af of het voorkeursrecht wel de juiste weg is, gezien het feit dat er ook al sprake is van een inpassingsplan. In hoeverre kan de vestiging van dit recht van invloed zijn op de onderhandelingen ten aanzien van de hiermee gemoeide bedragen? De heer Van Burg (SGP) is niet tevreden met het antwoord van de gedeputeerde met betrekking tot de exploitatie. De heer Beekman (CU) vindt het voorstel een logisch voortvloeisel uit de ingeslagen procedure om het doel te bereiken. Zijn fractie stemt daar dan ook mee in. De heer Wiersma (GS) stelt dat er twee initiatiefnemers zijn, te weten Het Zeeuwse Landschap en Molecaten. De inwoners en de bedrijvigheid in West-Zeeuws-Vlaanderen zijn de belanghebbenden. Wat betreft het beleid zegt hij dat het gebiedsplan het eerst is ontwikkeld en dat het project Waterdunen zeer goed past bij de doelstellingen daarvan, zoals economische en ecologische vitaliteit voor de streek. Wat betreft de grondverwerving kan hij zeggen dat de stappen, die hij heeft gezet, passen binnen de met PS gemaakte afspraken. Er zijn persoonlijke gesprekken geweest met eigenaren. In het kader van de bestendiging van het voorkeursrecht zegt hij dat er wel degelijk interesse voor de grond is. Het is bekend dat het voor veel maatschappelijke discussie in West-Zeeuws-Vlaanderen zorgt. Wil men het inpassingsplan met de minste maatschappelijke onrust en vlot uitvoeren, zonder dat de kwaliteit in het gedrang komt, dan is het instrument van voorkeursrecht nodig. Het voorkomt vertraging en het biedt de meeste zekerheid om het proces tot een goed einde te brengen. Het heeft geen invloed op de prijsvorming. Daarin voorziet de wet. De FES-gelden bedragen 18 miljoen. De 4,9 miljoen verschil is gedekt door een toezegging van de provincie Zeeland. Wat betreft de exploitatie moet men er rekening mee houden dat het hier gaat om een project van tientallen miljoenen euro's, zowel van publieke als van particuliere zijde. De grondaankoop maakt daarvan niet het grootste deel uit. Op een project van dergelijke omvang kan altijd wat worden geschoven. Door wettelijke bepalingen is daar ook een grens aan gesteld. Wat betreft de beantwoording van de brieven uit Sluis zegt hij toe daar heel serieus naar te Pagina 6 van 10

7 zullen kijken. Zijn voorstel is de brieven te beantwoorden wanneer de status van de brief van de vier fracties in de loop van het proces bekend is. Dat zal geen maanden duren. In de afgelopen jaren heeft 1400 ha kavelruil plaatsgevonden in West-Zeeuws-Vlaanderen ten behoeve van de landbouw. De betreffende landbouwers zijn daar zeer content mee. Hij heeft sterk de indruk dat men daar wel een idee heeft van grondwaarde en bijbehorende processen, zodat de fictieve situatie heel dicht de werkelijkheid kan benaderen. Tweede termijn. De heer Lijmbach (CDA) denkt dat de reactie van de gedeputeerde ten aanzien van de twee brieven procedureel juist is. Hij hoopt echter dat hij in de beantwoording ook op de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenteraad bij zo'n omvangrijk en belangrijk proces zal wijzen. De heer Minderhoud (PvZ) vraagt of de 4,9 miljoen inhoudt dat de provincie er nog verder in wordt getrokken of dat dit al was ingecalculeerd. Wat betreft de 1400 ha merkt hij op dat niet alleen de landbouw daarvan heeft geprofiteerd, maar ook de natuur. Een voorkeursrecht van drie jaar vindt hij best lang. Er is dan geen enkele bedrijfsontwikkeling meer mogelijk. De gedeputeerde noemt de bewoners en bedrijven als belanghebbenden. Dat gaat echter niet op als zij dat "geschenk" niet willen aannemen. De heer Wiersma (GS) neemt de opmerking van de heer Lijmbach ter harte. Het college prijst zich gelukkig dat men 18 miljoen uit het FEZ-fonds heeft gekregen, als enige project buiten de Randstad. Ter wille van de investeringen in de Zeeuwse samenleving heeft het college een investeringspot van ca. 30 miljoen gereserveerd, onder andere voor Waterdunen. De provincie wordt er niet verder in getrokken, maar zorgt ervoor dat het project gerealiseerd kan worden. Het besluit tot voorkeursrecht is absoluut niet lichtvaardig genomen. Wat betreft het draagvlak wijst hij op de twee brieven uit de gemeente Sluis. De voorzitter concludeert dat het voorstel voldoende is onderbouwd voor behandeling in PS. 9. Brief GS van 3 maart 2009 met voorlopige inspraakreactie op ontwerp Nationaal Waterplan met samenvatting NWP en aanbevelingen van de Deltacommissie De voorzitter merkt vooraf op dat dit NWP een eerste uitwerking geeft aan de aanbevelingen van de Deltacommissie (commissie Veerman). Het plan ligt vanaf 11 mei tot 22 juni voor de inspraak. Het doel van de bespreking vandaag is het inventariseren of men zich in de voorlopige inspraakreactie kan vinden of dat men aanvullingen en/of wijzigingen heeft. De heer Roeland (SGP) zegt dat het NWP, als eerste uitwerking van het rapport Veerman, nogal ver vooruitkijkt. Volgens hem mogen er best kritische geluiden over dat rapport gehoord gaan worden. Hij noemt vier punten. In de eerste plaats het begrip solidariteit. Hij hoort graag wat de opvattingen van het college hierover zijn. In de tweede plaats de stormvloedkering in de Oosterschelde. Het college dringt erop aan om eerder dan 2050 te beginnen met een onderzoek over het omgaan met deze kering. Dat lijkt hem heel belangrijk. Ten derde wordt volgens hem te gemakkelijk aangenomen dat het aanleggen van Deltadijken, zowel rond de Oosterschelde als rond de Westerschelde, de oplossing van het veiligheidsprobleem voor de verre toekomst is. Hij vindt ook dat niet automatisch moet worden ingestemd met het open houden van de Westerschelde. Het zijn weliswaar oude opvattingen, zoals het begrip kustverkorting, die geleerden toch meer in het zicht willen houden. Tot slot leest hij dat het college zandsuppletie prima vindt. Hij is echter van mening dat moet worden onderzocht of dit voor de kust van Nederland wel echt de oplossing is. De heer Maris (VVD) gaat ervan uit dat deze conceptreactie ook nog in PS komt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen vindt hij niet alleen versterking van water en ruimte belangrijk, maar ook de economie. Dat mist hij in het onderhavige stuk. De heer Beekman (CU) onderschrijft het standpunt van de heer Roeland ten aanzien van de stormvloedkering, ook vanuit de zandhongerproblematiek. Verder denkt hij dat Zeeland met veel punten in het NWP blij mag zijn, zoals de borging van de zoetwatervoorziening en het verzilten van het Volkerak-Zoommeer. De heer Segers (SP) leest in het plan dat er een soort zandmotor voor de Zeeuwse kust moet komen, die ervoor zorgt dat het zand met de kuststroom weer terug de Oosterschelde in wordt gebracht. Het probleem met de zandhonger is dat er een debietsreductie heeft opgetreden door het deels afsluiten Pagina 7 van 10

8 van de Oosterschelde. Hij denkt daarom dat niet alleen moet worden gekeken naar het omgaan met de Oosterscheldekering, maar ook met Neeltje Jans. Daar ligt wellicht een mogelijkheid het debiet aan te vullen. Mevrouw Van Dinteren (GL) is het in grote lijnen eens met de conceptreactie. Zij heeft enkele aanvullingen. Zowel in het NWP als in de reactie van het college is duurzaam vooral ingevuld door veilig in ruimtelijke inrichting. Zij mist echter de gebiedsontwikkeling, waar ecologie en economie van mee profiteren. Zij is het eens met het standpunt dat, als Krammer-Volkerak zout wordt gemaakt, de zoetwaterproblematiek moet zijn opgelost. Wel is zij benieuwd naar de financiële ontwikkelingen rijk/provincie op dat punt. Het pleidooi om Oosterschelde en Westerschelde in het kustfundament op te nemen vindt zij uitstekend. Dat betekent namelijk dat het dan onder het regiem van rijkswaterstaat komt te vallen. Het standpunt van GS omtrent het omgaan met de Oosterscheldekering vindt zij te zwak geformuleerd. In 2050 is immers 90% van de zandplaten en slikken al weg. Zij dringt aan op onderzoek en uitvoering van eventuele maatregelen vóór Dit alles uiteraard zonder afbreuk te doen aan het veiligheidsaspect. De heer Lijmbach (CDA) denkt dat er met het NWP zeker piketpaaltjes zijn geslagen, waarmee ook Zeeland aan de slag kan om wat de commissie Veerman voor ogen heeft gehad in de praktijk te brengen. Het CDA vindt het belangrijk dat, als het in de praktijk wordt vertaald, iedereen daarbij betrokken raakt. Het gaat dan niet alleen om risico's, maar ook om kansen. Hij is het ermee eens dat ten aanzien van de Oosterscheldekering alle belangen moeten worden afgewogen. Hij wil GS meegeven ervoor te zorgen dat de Zeeuwse bijdrage vanuit de stuurgroep Zuid-Westelijke Delta zo concreet mogelijk wordt gemaakt. Hij noemt ook andere kansen. Zo wordt in Brussel een Knowledge & Innovation Community voor klimaatbestendig onderzoek ontwikkeld. Dat is een soort laboratorium. Wellicht dat dat naar Zeeland is te halen. Hij is blij dat in het stuk ook de Westerschelde is genoemd. Dat betekent namelijk dat ook Antwerpen hierbij wordt betrokken en de vraag gesteld kan worden of deze stad maar ongebreideld kan doorgaan met het leggen van claims voor eigen belang. De financiële bijdrage vanuit Zeeland vindt hij prima. Het mag echter niet zo zijn dat het rijk vervolgens in het eigen beleid gaat minderen. De heer Minderhoud (PvZ) vindt de bescherming tegen overstromingen het allerbelangrijkst. Het enorme zoetwaterbekken in het Volkerak-Zoommeer vindt hij ook heel belangrijk. De voorwaarden van maatschappelijk draagvlak worden wel genoemd, maar wil hij specifiek benadrukken. Bij dit soort plannen is een goede communicatie noodzakelijk. De voorstellen van de commissie Veerman zijn immers heel vergaand. Bij een zeespiegelstijging van 1.30 meter heeft hij grote twijfels. Het KNMI spreekt over 80 cm. Het kostenaspect van het bijstellen naar 1.30 vindt hij ook niet onbelangrijk. Wat betreft het verzilten van randmeren wijst hij erop dat al jaren vanuit de bevolking en belanghebbenden wordt gepleit voor het doorspoelen met zoet water. Dit wordt echter volledig weggehoond. Als de waterbergingsplannen uit het rapport Veerman worden uitgevoerd, is er sprake van een peilverhoging van 2 meter op het Volkerak-Zoommeer. Zijn vraag is of er zicht is op de daarmee gemoeide kosten. Als er wordt verzilt en er wordt vervolgens 2 meter zoetwater bovenop gezet, dan vraagt hij zich af wat dat met de natuurwaarde doet. De ambities met betrekking tot het begrip Deltadijk, onteigening moet mogelijk zijn voor haalbare doelen, opname van Ooster- en Westerschelde in het kustfundament zijn allemaal zaken die mooi klinken, maar er zitten enorme risico's aan. Het begrip Deltadijk is nog steeds niet uitgewerkt. Hij is van mening dat er voor Zeeland met zijn specifieke geschiedenis absoluut en reëel maatwerk moet worden geleverd. De heer Hamelink (GS) wijst erop dat het hier nog niet gaat over de uitvoering, maar over het NWP en de inspraakreactie van de provincie Zeeland. Welke accenten wil de provincie geven aan de teksten in het NWP? Die kans wordt nu geboden. Wat betreft het aspect veiligheid is het rapport van de commissie Veerman heel leidend geweest. Men moet zich realiseren dat het neerleggen van een lange termijnvisie de essentie van het rapport van de commissie Veerman is. Daarbij is het credo "wel urgent, niet acuut" gehanteerd. Er is dus ruimte voor de wijze van invulling. Zo wordt ingeval van de zeespiegelstijging uitgegaan van het ergste scenario. Gaandeweg kan er vervolgens worden bijgesteld. Dat lijkt hem beter dan uitgaan van het gunstigste scenario. Wat betreft de Wester- en de Oosterschelde gaat de heer Roeland het verst. Volgens de commissie Veerman en het NWP, ondersteund door het college, zijn er op dit moment geen redenen om het openhouden van de Westerschelde ter discussie te stellen. Het accent wordt gelegd op het onderbrengen van de Ooster- en Pagina 8 van 10

9 Westerschelde bij het kustfundament. Wat betreft de Oosterscheldekering en de zandhonger wil hij een onderscheid aanbrengen tussen beide. Ten aanzien van de zandhonger staat in het NWP dat het kabinet een verkenning wil stimuleren, die in elk geval in 2013 tot een uitslag moet leiden. Afhankelijk daarvan komen bepaalde maatregelen en mogelijkheden in beeld. Er is alles aan gedaan om het proces te versnellen. Het college is het er geheel mee eens dat langer wachten het probleem alleen maar ernstiger maakt. Hij bepleit wel om naast de verkenning ook een aantal andere proeven te nemen. Daarbij zullen meer zaken meegenomen worden dan alleen het terugbrengen van zandhopen in de Oosterschelde. De suggestie van de heer Segers zal hij in elk geval bij rijkswaterstaat inbrengen. Wat betreft zandsuppletie zegt hij dat de commissie Veerman dankbaar gebruik heeft gemaakt van diverse geleerden en naar aanleiding daarvan is deze visie neergelegd. Het college denkt dat het een verstandige benadering is om de zandsuppleties planmatig uit te voeren en om daarmee het kustfundament op orde te houden. Dat gebeurt overigens niet alleen vanuit veiligheid, maar ook vanuit de economische, recreatieve functie. Het rijk neemt hiervoor totale verantwoordelijkheid. Het aandachtspunt voor de ontwikkeling van de eigen Zeeuwse plannen wordt nadrukkelijk meegenomen. Het kustbeleidsplan is daarvan een voorbeeld. Hij is het met de heer Maris eens dat het economische aandachtspunt in de notitie nog wat nader kan worden aangescherpt. Wat de procedure betreft zal het onderwerp op 5 juni nog een keer in de commissie terugkomen. Dan heeft ook afstemming met de andere provincies binnen de stuurgroep plaatsgevonden. De voorzitter stelt voor deze suggestie over te nemen en het resultaat van de discussie van 5 juni als input voor GS te beschouwen. Hiermee wordt ingestemd. In de tweede termijn worden nog enkele vragen en opmerkingen genoemd, waarop de heer Hamelink (GS) alsnog een reactie geeft. Tot de heer Roeland zegt hij dat men over de lange termijnvisie inzake de Westerschelde nog met elkaar te spreken komt. Tot mevrouw Van Dinteren zegt hij dat de provincie als een partij bij het zoetwatertraject is betrokken. Omdat het om rijkswateren gaat, stelt de provincie het rijk verantwoordelijk voor het oplossen van de problemen, maar bij het onderdeel zoetwatervoorziening heeft de provincie ook een eigen verantwoordelijkheid. Wordt de provincie echter teruggedrongen tot de meest basale functies, dan zal de provincie die eigen verantwoordelijkheid ook moeten herijken. Tot de heer Minderhoud zegt hij dat het Deltadijkconcept een containerbegrip is in het rapport van de commissie Veerman, dat op basis van maatwerk en via allerlei mogelijke variaties in de regio kan worden ingevuld. Zo is de provincie nu gestart met het kustbeleidsplan. Men zal als regio zelf moeten aangeven hoe hiermee wordt omgegaan. Over de randmeren en het Krammer-Volkerak is al eerder discussie gevoerd. Door deskundigen zijn de mogelijke oplossingen zorgvuldig onderzocht met als constatering dat verzilting de enige oplossing is. De bergingsfunctie is op dit moment in onderzoek, op basis waarvan beslissingen zullen worden genomen. Tot de heer Lijmbach zegt hij dat de provincie groot belang hecht aan het initiatief KIC. Als college is men er intensief mee bezig dit binnen te halen. Er is echter sprake van een zware concurrentie en bovendien zitten er veel consequenties aan vast. De voorzitter concludeert dat de definitieve inspraakreactie wordt geagendeerd voor de commissievergadering van 5 juni aanstaande. 10. Brief GS van 9 december 2008 met Provinciaal Meerjarenprogramma (PMJP) Landelijk Gebied, programmering 2009 Op verzoek van de heer Maris (VVD), die dit onderwerp heeft teruggevraagd, wordt dit punt doorgeschoven naar de aprilvergadering en meegenomen bij toezegging 52 (behandeling notitie grondbeleid). 11. Rondvraag De heer Lijmbach (CDA) heeft een vraag naar aanleiding van de nieuwe wet WABO. Hij heeft signalen ontvangen ten aanzien van bundeling van vergunningen op het gebied van ruimtelijke ordening. Hier zouden zich twee sporen ontwikkelen. De gemeenten zijn bezig met omgevingsvergunningen, terwijl het rijk zelf heeft ingezet op het inrichten van 25 omgevingsdiensten in het land. Nu blijkt dat de Zeeuwse gemeenten geporteerd zijn van het model omgevingsvergunning. De provincie geeft kennelijk voorkeur aan wat het rijk voor ogen staat in de zin van omgevingsbureaus. Hij heeft begrepen dat er op dit Pagina 9 van 10

10 moment sprake is van frictie tussen provincie en gemeenten. Op 1 april moet er kennelijk bij de minister een voorstel liggen. Hij hoopt dat men er samen uitkomt om de beoogde doelstelling te bereiken. De heer Wiersma (GS) zegt dat de invoering van de WABO per 1 januari 2010 is voorzien. Alle 25 ROen milieuvergunningen vallen dan in één mandje. De minister heeft de lagere overheden opgedragen dat te gaan regelen. Wil men dat ter wille van burgers en bedrijven goed doen, dan moet men voor het hele traject ca. 20 disciplines in huis hebben. Op Zeeuwse schaal komt men al snel tot een heel nauwe samenwerking. In het proces hebben gemeenten en provincies tot 1 april de tijd gekregen om eruit te komen. Vanuit de regie voerende taak is vervolgens met alle colleges gesproken ter voorbereiding op de bestuurlijke conferentie. Tijdens die conferentie is het probleem onderkend en zou een aantal modellen worden onderzocht. De VZG heeft echter besloten de verklaring in te trekken zonder de provincie, als medeondertekenaar, te raadplegen. Er is geen discrepantie tussen wat de provincie wil en wat de gemeenten willen. De IPO en de VZG trekken op dit punt samen op. Natuurlijk is het heel complex om 25 vergunningen in één mandje te stoppen. Het probleem is dat sommige gemeenten niet aan de discussie willen deelnemen omdat zij geen probleem hebben. Het is een kwestie van hoe de uitvoering georganiseerd moet worden. Als hij er voor de zomer niet uit is, dan komt hij daarmee terug naar de commissie. De heer Van Burg (SGP) heeft begrepen dat charterzeilschepen vrij moeilijk in Zeeuwse jachthavens terechtkunnen. Voor de volgende vergadering komt het interimbeleid jachthavens aan de orde. Daar komt de term charterzeilschip echter niet in voor. Hij vraagt of GS daar op dat moment toch een mening over kan geven. De heer Wiersma (GS) zal deze vraag doorspelen naar de betreffende portefeuillehouder. 12. Volgende vergadering: 24 april 2009, aanvang 9.30 uur De voorzitter geeft een toelichting bij de gewijzigde vorm van vergaderen. Natuurlijk gaat het hierbij nog om een zoekproces. 13. Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen en sluit de vergadering om uur. Bijlage 1 Inspraak mevrouw S. de Hullu Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 april 2009 voorzitter: commissiegriffier: T. van Oostenbrugge A.C. van Wallenburg Pagina 10 van 10

11 statencommissie Provincie Zeeland Advies van de vergadering van de Commissie Ruimte, Ecologie en Water van 27 maart 2009 aan het Presidium ter voorbereiding van de statenvergadering van 17 april 2009 In deze commissievergadering zijn de volgende statenvoorstellen enlof brieven ter afdoening van toezeggingen aan Provinciale Staten behandeld: 1. Statenvoorstel over stimuleringsregelingen particuliere woningverbetering, nieuwbouw RMW-098 starterswoningen op inbreidingslocaties en collectief particulier opdrachtgeverschap Dit statenvoorstel is voldoende onderbouwd voor behandeling door Provinciale Staten. Naar aanleiding van de bekendmaking op 27 maart 2009 van een nieuw product van de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten, de zgn. duurzaamheidregeling, stemt de commissie in met het voorstel van de portefeuillehouder het voorliggende statenvoorstel gewijzigd aan te vullen met deze zgn. duurzaam heidregeling. 2. Statenvoorstel bestendiging voorkeursrecht Waterdunen Dit statenvoorstel is voldoende onderbouwd voor behandeling door Provinciale Staten 3. Brief GS van 16 februari 2009 over informatievoorziening PS over project Perkpolder (PS-toezegging nummer 173) De commissie is van mening dat de toezegging aan Provinciale Staten hiermee voldoende is afgehandeld. MIDDELBURG, 31 maart 2009 De commissie voornoemd, A.C. van Wallenburg, commissiegriffier Advies van de commissie Ruimte, Ecologie en Water van 27 maart 2009 Pagina 1 van 1

12 Zoor J Voorzitter, leden van de commissie, Ik ben Suze de Hullu en ik heb samen met mijn man een akkerbouwbedrijf in Groede en een perceel grond in het plangebied Waterdunen. Ik spreek in m.b.t. agenda punt 8, het Statenvoorstel bestendiging voorkeursrecht Waterdunen. De provincie heeft in eerste instantie verzuimd ons een aangetekende kennisgeving te sturen naar aanleiding van de vestiging van dit voorkeursrecht. Namens ons heeft de Das rechtsbijstand toch een zienswijze ingediend. In de PZC van 5 maart j.1. konden wij lezen dat GS naar aanleiding van de ingediende zienswijzen geen aanleiding zagen het voorstel aan te passen. Op 5 maart stuurde de Statengrif~ een schrijven naar de Das met de vraag of er bezwaar zou bestaan tegen publicatie van onze zienswijze op internet. Als hiertegen bezwaar zou bestaan werden wij verzocht dit te melden. Echter, de brief werd verzonden aan de Das, zonder een dossiernummer, zonder vermelding van onze namen en gericht aan een jurist wiens naam foutief was gespeld. U zult begrijpen dan men bij de Das niet in staat was dit slordig opgestelde verzoek aan een dossier te koppelen. De Das verzoekt de provincie om nadere informatie, maar voordat duidelijk is over welk dossier het gaat, staat onze zienswijze al op internet, alleen ca&ed&d. Vorige week is er in het gebied een informatiebijeenkomst gehouden m.b.t. de zoutmonitoring welke wordt opgestart. Ook hierbij hebben wij moeten constateren dat er bij het verzenden van de uitnodigingen fouten zijn gemaakt en dat niet alle betrokkenen hiervoor een uitnodiging hebben ontvangen. Allemaal bijzonder slordig in een procedure waarin men uiterste zorgvuldigheid zou moeten betrachten. Ik ben opgevoed met de instelling dat je zaken altijd van 2 kanten moet proberen te belichten. Vanuit die instelling ben ik afgelopen woensdagavond naar een bijeenkomst geweest in Groede. Deze was belegd door een inwoner van Groede, die alle bewoners uit de omgeving opriep om mee te komen denken over de positieve gevolgen van Waterdunen voor Groede. Omdat de overheden mij nog steeds niet hebben kunnen overtuigen van deze positieve gevolgen dacht ik, dat de mensen uit mijn eigen woonomgeving dit misschien wel zouden kunnen. Als spreker die avond was de projectleider van Waterdunen uitgenodigd. De opkomst voor de vergadering was goed. Echter, de projectleider bleek niet in staat de vele vragen overtuigend te beantwoorden. Ik heb weinig geluiden gehoord vanuit bijvoorbeeld de recreatiesector, de natuurbeweging of de horeca die in dit plan kansen zagen. De avond sloot aan bij de uitslag van de enquête die in de gemeente Sluis door bureau Trendview is gehouden. Een meerderheid van de inwoners van Sluis staat afwijzend tegenover ontpolderen in het algemeen en het plan Waterdunen in het bijzonder. Iedere keer wordt er aan de diverse bestuurders gevraagd een besluit te nemen over kleine stappen die moeten leiden naar de realisatie van dit plan. Die besluiten worden iedere keer genomen en ze lijken los van elkaar allemaal niet zo heel belangrijk. Ze brengen ons echter wel binnen afzienbare tijd bij de uiteindelijke beslissing: Willen wij, tegen alle eerder gemaakte afspraken in, massaal 200 ha goede tandbouwgronden gaan onteigenen ten behoeve van de uitbreidingsplannen van een camping en de aanleg van een natuurgebied. In de weg daar naartoe wordt bestuurders keer op keer, ten onrechte, voorgehouden dat Camping Napoleonhoeve weg zou moeten vanwege de kustversterking, dat de gevolgen van de aanleg van Waterdunen beheersbaar zouden zijn en dat het financiële plaatje sluitend is. Het verbaast mij niet dat GS alle aangevoerde punten uit de 3 zienswijze's naast zich neer heeft gelegd. Zij hebben maar een doel voor ogen en dat is ten koste van alles en iedereen het plan Waterdunen te realiseren. Ik doe een dringend beroep op uw commissie uw eigen afwegingen te maken ten aanzien van de noodzaak van de vestiging van dit voorkeursrecht, dat opnieuw weer een stap is in de richting van daadwerkelijke realisatie van dit plan. Vestiging is het begin van de aantasting van het recht van eigendom. Het algemeen belang is, blijkens de bijlage bij onze zienswijze ook nog lang niet aangetoond. Ook het argument van GS dat er projectontwikkelaars grond in het gebied willen aankopen is door het bestuur van de stichting van grondeigenaren duidelijk tegengesproken. Ik wil u dan ook verzoeken op basis van deze informatie niet in te stemmen met het voorliggende ontwerp besluit. *,,,.d7/ ( fl, ' c./-', p- L-4 i, w/ w/4a4/-6$w~- K7 c2-f-, Ik dank u voor uw aandacht. / -.,J,*w/",. A ~ i ~ i S O (. L.', a,-k* - *-A# 2"',-ZL,y, 2z,m..-Aj(y LX.9fl#-k' 2"- +.,,,"/ <fl/p/f/ i,d',,/"+-y ///,/ '<7[ //A//" f"{ --1?;%+r4' d \, wd, AFdz./ /'