VERSLAG statencommissie

Transcriptie

1 VERSLAG statencommissie Verslag van de openbare vergadering van de Commissie Ruimte, Ecologie en Water van 14 januari 2011 van 9:30 tot 12:40 uur te Middelburg. Voorzitter: Aanwezig zijn de leden: Tevens zijn aanwezig: Afwezig zijn de leden: T. van Oostenbrugge A.P. Beekman, C.W. Bierens, J.J. van Burg, P. Holtring, A.E.M.M. Lijmbach, J.A. Maris, G.C.J. Minderhoud en B.J.M. Pauwels K.M.H. Peijs (CdK), F.K. Hamelink, H. van Waveren en M.J. Wiersma (GS), A.M. Lobik (wnd. commissiegriffier) en C.R.M. Verbeek-Zeegers (verslag) G. Bouterse, L.P. Dalebout, B. Erbisim, M. Migo, G.D. Roeland en H.L.F. Segers 1. Opening en mededelingen De voorzitter opent de vergadering. Hij attendeert de aanwezigen op het ontvangen verslag van het bezoek van de commissie aan de Kop van de Noordstraat in Terneuzen. Verder staat hij stil bij het aanbod van de directeur van Thermphos in september vorig jaar voor een werkbezoek. Als gevolg van de ontwikkelingen is dat even blijven rusten en bovendien was het programma aan werkbezoeken voor de commissie in 2010 al vol. Inmiddels is het 2011 en zijn alle fracties bezig met de voorbereidingen voor de verkiezingen met drukke agenda s als gevolg. Thermphos heeft deze week geïnformeerd of er nog belangstelling was voor een werkbezoek, waarop hij in die zin heeft geantwoord. Mochten er fracties zijn, die de komende tijd (individueel in plaats van collectief) een bezoek aan het bedrijf willen brengen, dan staat men daarvoor open. Fracties kunnen zich daarvoor melden bij de commissiegriffier. 2. Vaststellen agenda De nagezonden brief van GS van 4 januari 2011 met stand van zaken grondverwerving Perkpolder (ter afdoening van commissietoezegging 98) wordt betrokken bij agendapunt 5. Op verzoek van de heer Bierens (VVD) wordt ingekomen stuk nummer 1 (brief GS van 6 januari 2011 over klimaatverandering in Zeeland) met het bijbehorende stuk voor de volgende vergadering geagendeerd. De agenda wordt vervolgens ongewijzigd vastgesteld. 3. Informatie-uitwisseling Mededelingen van gedeputeerden: De heer Wiersma (GS) zegt met betrekking tot de op 17 december genomen besluiten en aangenomen moties c.q. amendementen inzake de grondverwerving Waterdunen dat vandaag een brief uitgaat naar de grondeigenaren over de stand van zaken. Kort voor de Statenvergadering van 4 februari zullen PS hierover schriftelijk worden geïnformeerd. Vragen van commissieleden over het nieuws van de dag De heer Minderhoud (PvZ) reageert op een artikel in het blad Boerderij over de zeeboerderij, waar proeven zullen worden gedaan om zeesla en wieren te telen op drijvende vlotjes. Hij vraagt zich af hoe dit te rijmen is met onder andere het Natura 2000 beleid in de Oosterschelde. De heer Wiersma (GS) zegt dat dit inderdaad niet zomaar kan. Eén van de doelen van dit initiatief is juist om te bezien welke mogelijkheden er zijn. Een veel gehoord voorbeeld is om dit soort constructies te bevestigen aan te realiseren windmolens, zodat er sprake is van meervoudig ruimtegebruik. Het zal Pagina 1 van 10

2 evenwel nog veel onderzoek vergen voor het dagelijkse praktijk is. Andere vragen van commissieleden / Rondvraag De voorzitter meldt dat twee van de drie ontvangen vragen betrekking hebben op de Zeeuwse Tong. Hij is ervan overtuigd dat beide vallen onder landbouw, visserij en aquacultuur van de commissie E&M en dus niet in deze commissie thuishoren. Hij heeft dat aan de vragenstellers doorgegeven en hen ook op alternatieve mogelijkheden gewezen. Deze interpretatie wordt, met uitzondering van de heer Minderhoud, door de commissieleden gedeeld. De heer Bierens (VVD) is benieuwd naar de stand van zaken rond Waterstad Goese Schans, nu de Raad van State een streep door een deel van het bestemmingsplan heeft gezet. Een belangrijk onderdeel wordt gevormd door het betonbedrijf Haringman, waarvoor nog geen alternatieve locatie is gevonden. Omdat de provincie bij het project betrokken is, hoort hij graag wat de (financiële) consequenties zijn. De heer Van Waveren (GS) wijst erop dat het bestemmingsplan Goese Schans nog onder de oude Wro viel en dat de provincie daarom goedkeuring moest verlenen. Dat is slechts gedeeltelijk gedaan omdat de gemeente Goes Haringman in het plan had weg bestemd, terwijl er op dat moment nog geen andere locatie was. Vervolgens is van verschillende kanten in beroep gegaan bij de Raad van State. Al deze bezwaren zijn weliswaar afgewezen, maar wel bleek dat de geluidszone die samenhing met de verschillende betoncentrales niet alleen dit bestemmingsplan betrof, maar ook de aanpalende bestemmingsplannen. Deze bleken niet gelijktijdig te zijn gewijzigd met als gevolg de constatering dat er sprake was van een onzorgvuldigheid in de besluitvorming. Het besluit van GS is daarop alsnog vernietigd met daarvoor in de plaats een totale onthouding van goedkeuring. Dit impliceert dat er huizen verkocht zijn, die nog niet zijn vergund en dat er huizen vergund zijn die nog niet verkocht zijn. Dat levert voor het project uiteraard een zekere moeilijkheid op. In de afgelopen periode is de heer Lensen namens VROM en de gemeente Goes een aantal betrokkenen langs gegaan. Dat heeft niet erg veel meer opgeleverd dan al bekend was. De geringe resultaten worden in elk geval wel met het bedrijf en de gemeente verder verkend. Parallel daaraan blijft de gemeente met het bedrijf in gesprek over een mogelijke oplossing. De provincie heeft in 2007 een besluit genomen tot garantstelling aan de gemeente Goes voor 3,5 miljoen, aan te wenden wanneer een aantal bedrijven in het havengebied niet verplaatst zou kunnen worden en derhalve onteigend zou moeten worden. Vooralsnog is dat onvoldoende uitgekristalliseerd. Voor provincie en gemeente is in elk geval duidelijk dat het project moet worden doorgezet. Het verzoek van Goes, om dit met andere vertrouwen wekkende inspanningen van de provincie te doen, wordt in kaart gebracht. Eind januari hoopt hij zowel het juridischplanologische als het financiële traject op een rij te hebben. Desgevraagd zegt hij dat nog steeds naar alternatieve locaties voor Haringman wordt gezocht. 4. Spreekrecht publieke tribune : Hiervan wordt geen gebruik gemaakt. 5. Statenvoorstel hernieuwd onteigeningsbesluit Westelijke Perkpolder (RMW-208) (hierbij wordt betrokken de nagezonden brief van GS van 4 januari 2011 met stand van zaken grondverwerving Perkpolder ter afdoening van commissietoezegging 98) De voorzitter legt uit waarom het besluit van 9 juli plaats moet maken voor een hernieuwd besluit. Dit betreft overigens een technische aanpassing. De heer Minderhoud (PvZ) vindt dat het voorstel, ondanks dat het slechts om een paar honderd m² gaat, niet erg vertrouwenwekkend en zorgvuldig overkomt. Ook heeft hij twijfels bij het in goede harmonie onderhandelen met grondeigenaren. Hij pleit in elk geval voor maatwerk. Dat neemt niet weg dat hij tegen (de bijkomende zaken van) het plan en tegen onteigening is. De heer Pauwels (CDA) constateert dat opnieuw vooruitgang is geboekt. Dat het uitgangspunt is dat alle grond vrijwillig verworven zal worden, stemt hem positief. De heer Van Burg (SGP) begrijpt dat het hier om een technische aanpassing gaat. Wel is hij benieuwd naar de verwachtingen van de portefeuillehouder ten aanzien van de grondverwerving de komende tijd voordat onteigening aan de orde is. De heer Bierens (VVD) vindt het goed dat de stand van zaken met betrekking tot grondverwerving erbij wordt betrokken. Met het oog op de laatste zin van de begeleidende brief vraagt hij zich af of men dit Pagina 2 van 10

3 onteigeningsbesluit nog wel moet repareren. De verwachting is immers dat het nooit toegepast zal hoeven worden. Dat heeft ook te maken met de uitspraak van de Raad van State over het door de gemeente Hulst vastgestelde bestemmingsplan. Het lijkt hem verstandig die procedure af te wachten. Dit vindt hij in elk geval voorbarig. De heer Van Waveren (GS) is van mening dat ontwikkelingen als de onderhavige vanuit economisch perspectief nodig zijn voor de provincie. Perkpolder speelt daar een belangrijke rol in. Het oorspronkelijke onteigeningsbesluit heeft al een positieve schaduw vooruit geworpen, in die zin dat het nog niet bij de Kroon gepasseerd was, maar al wel voor één van beide eigenaren een voldoende duwtje in de rug was om te zorgen er samen uit te komen. Hij is positief gestemd over de wijze waarop de grondverwerving de komende tijd zal verlopen. Het oorspronkelijke Statenbesluit heeft daarbij als een signaal gewerkt. Hij is zich ervan bewust dat het doen van minder constructieve uitlatingen naar buiten onderdeel van het spel is. Het project beweegt zich in elk geval de goede kant op en daar is hij tevreden mee. Hij heeft al eerder aangegeven dat men dit niet had kunnen voorkomen. De interpretatie van de Crisis- en Herstelwet is een proces geweest van rechtsvinding. Er is wat tijd overheen gegaan voordat men tot de conclusie kwam dat het anders moest dan tot heden te doen gebruikelijk. Hij is in elk geval blij met de brede steun en hoopt dat partijen, die nog niet zover zijn, eenzelfde dapperheid aan de dag zullen leggen als zij bij Waterdunen hebben gedaan. Tot slot zegt hij dat de uitspraak van de Raad van State uiterlijk april wordt verwacht. Hij ziet daarin overigens geen aanleiding het voorstel op te schorten. Dat zou slechts leiden tot vertraging en geen winst opleveren. De voorzitter concludeert dat het voorstel voldoende is onderbouwd voor behandeling door PS. 6. Brief GS van januari 2011 over legesproblematiek Wabo De voorzitter staat in zijn inleidende toelichting kort stil bij de historie, waaronder de door de VVD ingediende en vervolgens aangenomen motie. Van de uit ingewonnen juridisch advies gebleken mogelijkheden is, in samenspraak met de drie betreffende gemeenten, gekozen voor de directe publiekelijke weg van legesheffing. De heer Beekman (CU) vraagt wat er gebeurt in de tijd tussen de reeds vastgestelde legesverordening en de aanpassing daarvan in het eerste kwartaal van De heer Lijmbach (CDA) veronderstelt dat er ten aanzien van de legesheffing door gemeenten en provincie een bepaalde vorm van uniformiteit is gevonden. De volgende stap is de inrichting van de regionale uitvoeringsdiensten per 1 januari Zijn fractie hoopt dat men daarbij niet weer met dergelijke fricties te maken gaat krijgen, maar dat dit in goed overleg zal verlopen. De heer Bierens (VVD) vraagt, omdat de verhouding met de gemeenten op dit gebied het afgelopen jaar wat moeizaam was, of er nu ten aanzien van de legesproblematiek sprake is van een werkbare situatie. En wat zijn de laatste ontwikkelingen omtrent de RUD in heel Zeeland? De heer Van Burg (SGP) informeert naar de communicatie richting de bedrijven. Hij hecht aan duidelijkheid en uniformiteit, niet alleen in de rekening maar ook vooraf in het bouwvergunningentraject. De heer Wiersma (GS) antwoordt dat gedurende de tussentijd de eigen legesverordening van toepassing is. Voor de betreffende drie gemeenten wordt geprobeerd dit compromis toe te passen. Wat betreft uniformiteit is het aan de gemeenten om daar overeenstemming over te bereiken. Op dit moment lopen die tarieven niet gelijk. Ten aanzien van de communicatie wijst hij op de éénloketgedachte. De Wabo is in het leven geroepen voor vereenvoudiging en niet om zaken te compliceren. Ongeacht wat de gemeenten communiceren, zal de provincie in elk geval de Wabo toepassen. Wat betreft de ontwikkelingen met de RUD zegt hij dat altijd is gestreefd naar een Zeeuws brede oplossing gezien de schaal ten opzichte van landelijk niveau. Gaande het proces bleek dat de Bevelandse gemeenten hier wat problemen mee hadden. In juli zijn daar goede afspraken over gemaakt. Inmiddels is er een bedrijfsplan opgesteld waarin een en ander is geregeld. Dat leidde tot een tweetal reacties, te weten enerzijds of de Bevelandse gemeenten niet alsnog mee konden doen en anderzijds werd ook wel gevoeld voor een dergelijke constructie op Walcheren en Zeeuws-Vlaanderen. Dat bracht hem als regisseur in een lastige positie, waarop zijn reactie was niet opnieuw te gaan rekenen aan drie regionale modellen. Om die redenen zijn de betreffende colleges vóór 1 februari om een standpunt gevraagd. Recente gebeurtenissen geven volgens hem geen aanleiding tot schaalverkleining en leiden eerder tot meer robuuste organisaties. Vanuit zijn regierol doet hij een ultieme poging om tot een Pagina 3 van 10

4 Zeeuwse uitvoeringsdienst te komen, waarbij de Bevelanden een afzonderlijke positie innemen omdat die afspraak is gemaakt. Mocht hij er niet in slagen die Zeeuwse uitvoeringsdienst tot stand te brengen, dan zal hij de staatssecretaris daarvan op de hoogte stellen. Het is immers niet mogelijk de daarvoor beschikbare mensen over drie diensten te verdelen. Tweede termijn. De heer Van Burg (SGP) hecht aan een gedegen communicatie tussen provincie c.q. gemeenten en de betreffende bedrijven. De heer Lijmbach (CDA) is van mening dat de uiteindelijke doelstelling van de RUD niet moet worden opgeofferd aan de eigen poppetjes. De heer Bierens (VVD) heeft er begrip voor dat de Zeeuwse schaal al niet groot is, maar wil toch meer dan een excuus richting de staatssecretaris. Hij wil in elk geval de verhoudingen goed houden. De heer Wiersma (GS) zegt daartoe zijn uiterste best te doen. De centrale kwestie is dat tot nu toe in Nederland met ongeveer 25 omgevingsdiensten werd gewerkt, samenvallend met de Veiligheidsregio. Zeeland is daarbinnen een van de kleinste, maar is wel een stevig risicogebied. Hij is bereid tot samenwerking met west Noord-Brabant, maar dan wel op basis van eigen keuzes en niet gedwongen. Zeeland kan het Zeeuws breed regelen. Daarvoor is deskundigheid aanwezig en voldoende schaalgrootte, maar dat moet dan wel geregeld worden. Het betreffende plan is aan de Zeeuwse gemeenten voorgelegd. Krijgt hij daarin geen bijval, dan is het niet meer dan logisch de staatssecretaris aldus te informeren. De onderhavige brief is in die zin gericht op een heldere communiciatie. Met deze werkwijze is volstrekt helder wie wat in rekening brengt. De voorzitter concludeert dat met deze brief de PS-motie en toezegging naar tevredenheid zijn afgehandeld. Later volgt nog een statenvoorstel tot aanpassing van de legesverordening. 7. Statenvoorstel Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta (RMW-205) Na een korte toelichting door de voorzitter krijgen de commissieleden gelegenheid te reageren. De heer Lijmbach (CDA) heeft waardering voor het feit dat GS van ideaal beeld terugwil naar de titel streefbeeld. Dat geeft aan dat men een proces wil maken dat gedragen wordt. In het stuk wordt verwezen naar maatregelen en consequenties, voortkomend uit het huidige regeerakkoord. Hij hoort graag welke dat concreet zijn. Wat betreft het stuk zelf is één van de heikele punten de verzilting van het KrammerVolkerak. Daaraan is onlosmakelijk verbonden dat de zoetwatervoorziening gegarandeerd moet zijn. Om die reden wil hij in de laatste zin van punt 7 op bladzijde 6 van het protocol uitgangspunt wijzigen in voorwaarde. Verder vraagt hij meer aandacht voor de Westerschelde, waar de provincie Zeeland toch regiehouder is. Dit zeker in verband met veiligheid en natuurlijkheid en het kan een handvat bieden Antwerpen erop te wijzen dat men niet oneindig kan doorgaan met verdieping. De heer Holtring (PvdA) vindt dat met het protocol behoorlijk wat slagen worden gemaakt. Dat betekent dat er een gedragen stuk ligt en dat betrokken partijen elkaar hebben weten te vinden. De kracht van het stuk is het andere denken : men staat niet meer met de rug, maar met het gezicht naar het water. Oplossingen worden niet alleen gezocht in hoge dijken, maar in alle elementen van veiligheid waarin economie en ecologie beide een rol spelen. Hij denkt dat het goed is geweest de lange en korte termijn uit elkaar te trekken. Het Nationaal Deltaprogramma is daar volgens hem mee geholpen. Hij vindt het in elk geval een mooi basisstuk voor het volgende college. Het verplicht ook de rijksoverheid hier volop in mee te doen. In die zin is het ook een onderhandelstuk. De heer Van Burg (SGP) is benieuwd naar het overleg betreffende de financiën. Daar hangt de planning immers voor het grootste deel van af. Wat betreft de Westerschelde leest hij op bladzijde 13 over het benutten van de initiatieven van de Vlaams Nederlandse Scheldecommissie. Ook leest hij over strategische kennisontwikkeling (bladzijde 14/15). Hij is van mening dat het agenderen en uitzetten van nieuwe kennisvragen een mogelijkheid is om te zorgen dat er op het gebied van veiligheid en toekomstige verdieping van de Westerschelde iets hards gezegd kan worden zonder de natuurlijkheid geheel geweld aan te doen. De heer Minderhoud (PvZ) is tegen het voorstel. Eén van de redenen is dat de plannen voor de Westerschelde ook onderdeel van het programma zijn. Daarbij verzet hij zich al geruime tijd tegen de verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Op bladzijde 53 wordt bij Deltathema 1 weer gesproken over een advies inzake zoetwater, dat tegen aanvaardbare kosten moet worden verkregen. Voor hem is dat Pagina 4 van 10

5 de bom onder het stuk. Hij heeft grote moeite met het gestelde dat er sprake zou zijn van een zeer breed maatschappelijk draagvlak. Hij heeft heel andere ervaringen. Voor hem is het enige lichtpunt dat de financiële situatie van het rijk op dit moment niet van dien aard is dat dit alles ten uitvoer gebracht kan worden. Als argument tegen het voorstel noemt hij nog eens de in zijn ogen ongeloofwaardige aannames over klimaatverandering en zeespiegelrijzing. Hij kan slechts met enkele ontwikkelingen in de Grevelingen meegaan. De heer Bierens (VVD) begrijpt dat van PS wordt gevraagd het uitvoeringsprogramma vast te stellen en het protocol voor kennisgeving aan te nemen. Hij betwijfelt dat het protocol alleen maar uitvoering betreft en vraagt zich af of de Staten niet ook daarmee moeten instemmen. Wat betreft het uitvoeringsprogramma zelf is het rijk toch vooral financieel een heel belangrijke partner. Hij is dus ook benieuwd naar de uitkomsten van het betreffende overleg. De vraag is dus of ook het rijk voor dit uitvoeringsprogramma tekent. In het stuk staat dat de zoetwatervoorziening geregeld moet zijn vóór de verzilting van het Volkerak-Zoommeer. Hij hoort graag of dat een harde garantie is. Het onderdeel Westerschelde in het geheel baart hem dezelfde zorgen als de SGP. Communicatie is daarbij heel belangrijk. De heer Hamelink (GS) constateert een brede waardering voor het plan. Het echt mooie komt natuurlijk pas wanneer men ook daadwerkelijk tot uitvoering kan komen. Richting de PvZ, die deze opvatting als enige niet deelt, benadrukt hij dat er wel degelijk sprake is van een breed draagvlak. Na de voorlopige vaststelling is er een consultatieronde geweest in de gehele provincie. In grote lijnen is er sprake van veel waardering en instemming met de inhoud van het plan. Ook zijn veel schriftelijke reacties ontvangen, waarvoor hetzelfde geldt. Dan heeft hij persoonlijk nog gesprekken gehad met alle colleges van B&W. Ook daaruit is gebleken dat alle gemeenten hier achter staan. En dat geldt zeker ook op Brabants grondgebied. In Zuid-Holland leefde aanvankelijk grote scepsis met name ten aanzien van een verzilt KrammerVolkerak. Ook daar is men uiteindelijk toch overtuigd dat er voldoende maatregelen getroffen kunnen worden om de zoetwatervoorziening goed te kunnen regelen. Het regeerakkoord bevat twee belangrijke uitspraken, die rechtstreeks van invloed zijn. De eerste is het financiële kader en de tweede het teruggenomen kierbesluit. Met betrekking tot het uitvoeringsprogramma wordt op dit moment contact voorbereid met de twee betreffende staatssecretarissen. Men moet dit inderdaad zien als een vanuit de drie provincies opgesteld onderhandelingsstuk met het rijk. Zij gaan voor de inhoud, maar de realisering zal mede afhangen van de mogelijkheden die het rijk heeft, maar ook de bereidheid van het rijk om tot financiering van de maatregelen over te gaan. Uitgangspunt is en blijft dat het hier wel over rijkswateren gaat. De twee betrokken ministeries, te weten Infrastructuur en Milieu (vroeger Verkeer en Waterstaat) en ELI (vroeger LNV) zijn overigens op hoog ambtelijk niveau in de stuurgroep Zuidwestelijke Delta vertegenwoordigd. De opgave is de komende maanden met het kabinet tot een commitment te komen over wat in welk tempo zal worden aangepakt. Binnen de stuurgroep is ook veel discussie geweest over de Westerschelde. De conclusie was dat er op dit moment als stuurgroep niet allerlei uitspraken worden gedaan over de Ontwikkelingsschets. Deze is nog steeds leidend voor de maatregelen in de Westerschelde. Wel bestaat de behoefte de Westerschelde niet als afzonderlijk water te beoordelen. Dat verklaart de passage om de evaluatie van de Ontwikkelingsschets te benutten voor een samenhangend programma voor de gehele Delta. Bij het onderdeel Veiligheid van het Nationaal Deltaprogramma zal de Westerschelde uiteraard wel worden meegenomen. Daarbij zullen de betreffende vragen van de commissieleden aan de orde komen. Hij is het ermee eens dat dit geen herhaling moet worden van wat men de afgelopen periode heeft meegemaakt. Wat betreft de zoetwatervoorziening mag er geen misverstand over bestaan dat dit inderdaad een harde voorwaarde is. Hij zal de betreffende opmerking van de heer Lijmbach dan ook meenemen naar de stuurgroep om het protocol op dat punt aan te scherpen. Er is voor gekozen om het uitvoeringsprogramma als beleidsstuk vast te laten stellen door PS, evenals Zuid-Holland dat doet. De provincie Noord-Brabant beperkt het helaas tot een collegestandpunt. Het protocol is meer een uitwerking, waarbij de uitvoeringsagenda is vertaald in heldere concrete afspraken tussen partijen. Het spreekt vanzelf dat het protocol moet sporen met het uitvoeringsprogramma. Tweede termijn. De heer Beekman (CU) vindt het een prestatie dat de drie provincies op één lijn zitten en dat er zo n groot draagvlak is. Zijn fractie deelt het geschetste toekomstbeeld en stemt in met het voorstel. Hij vindt Pagina 5 van 10

6 het heel goed dat de Staten zich hier expliciet over uitspreken. De heer Bierens (VVD) zou graag het resultaat van het overleg met de staatssecretarissen kennen, wanneer hierover als PS een besluit moet worden genomen. Dat draagt in elk geval bij aan de actualiteit van het programma. Hij is verbaasd dat het uitvoeringsprogramma wordt gezien als een onderhandelingsstuk met het rijk, omdat het rijk er juist altijd bij betrokken is geweest en zelfs deel uitmaakt van de stuurgroep. Dat lijkt hem meer dan vrijblijvend onderhandelen. Na een interruptie in die zin van de heer Beekman (CU), zegt de heer Holtring dat het volgens hem juist mooi is dat met dit stuk is geprobeerd een probleem van het rijk op te lossen door er een meerwaarde aan te geven. Omdat de Zuidwestelijke Delta ervoor gaat zorgen, dat de Randstad droge voeten houdt, kan dit volgens hem zeker als een onderhandelingsstuk worden gezien. De heer Bierens (VVD) heeft begrip voor de financiële situatie, maar nog steeds niet voor de status van het stuk als onderhandelingsdocument. Zijn conclusie is dat de bedoelingen goed zijn, maar dat het een vreemde constructie is. Tot slot hoopt hij op een goede evaluatie van de Ontwikkelingsschets Westerschelde. Hij plaatst er vraagtekens bij of deze wel moet dienen als basis voor de invulling van het Westerscheldegebied. Deze laatste woorden zijn de heer Minderhoud (PvZ) uit het hart gegrepen. Draagvlak is er volgens hem alleen op deelgebieden. Het plan wordt echter wel als een compleet pakket gepresenteerd. Hij kan zich niet voorstellen dat er consensus bestaat in bestuurlijk Zeeland over het toelaten van ontpoldering en verzilting. Dan zou de kloof tussen bevolking en bestuur wel erg groot zijn geworden. In het stuk is de Westerschelde weliswaar niet prominent aanwezig, maar het even noemen van het zinnetje, dat de Ontwikkelingsschets wordt gevolgd, geeft het stuk naar zijn mening wel een dubbele bodem. Voor zijn fractie is dat onacceptabel. De heer Van Burg (SGP) denkt dat dit stuk niet is bedoeld om er zaken uit te plukken. Aanpak van de zandhonger moet sowieso doorgaan. Zijn vraag is, wanneer er geld beschikbaar komt, of er dan sprake is van prioritering. Uiteindelijk zal er immers maar een beperkte hoeveelheid geld beschikbaar zijn, die in een bepaalde volgorde zal moeten worden ingezet. En als er minder geld is, komt de provincie dan niet zelf in de problemen met de KRW-verplichtingen? Ook hoort hij graag wanneer de evaluatie van de Ontwikkelingsschets aan de orde is. De heer Minderhoud (PvZ) vraagt bij interruptie hoe de SGP staat tegenover de ontpolderingskwestie, nu de fractie wel akkoord blijkt te gaan met de Ontwikkelingsschets. De heer Van Burg (SGP) wijst erop dat de door zijn fractie ingediende motie is aangenomen en dat de in de Ontwikkelingsschets genoemde 1200 ha van de baan is, bevestigd door de staatssecretaris. De heer Holtring (PvdA) zegt dat het onderhavige plan de drie aspecten economie, ecologie en veiligheid bevat. Hij schrikt dan ook van de opmerking van de heer Minderhoud dat deze blij is dat er geen geld zou zijn om dit pakket uit te voeren. Zelf hoopt hij dat de uitvoering van dit programma snel ter hand kan worden genomen. Hij hoopt en verwacht dat met dit plan eerder geld op tafel komt dan wanneer er geen plannen zouden zijn. De heer Minderhoud (PvZ) is van mening dat verzilting van het Volkerak-Zoommeer niets met veiligheid te maken heeft. De veiligheid in Zeeland is gegarandeerd en daar is hij ook voor. Het onderhavige plan vindt hij pure geldverspilling. De heer Lijmbach (CDA) begrijpt dat het kierbesluit wordt teruggedraaid. Volgens hem moet men wel oppassen dat de integraliteit niet te veel wordt aangetast. Hij denkt dat men beter in tijd wat keuzes kan maken. Verder begrijpt hij van de gedeputeerde dat het Westerscheldedossier hierin een eigen positie heeft. Het zal echter wel geplaatst moeten worden binnen het kader van het nu te nemen besluit. Hij is het eens met de heer Bierens dat het rijk al duidelijk zijn commitment met het protocol in beeld heeft gebracht. De heer Hamelink (GS) zegt over dit laatste dat de relatie regio-rijk uiteraard geen betrekking heeft op de inhoud van het programma, dat immers het resultaat is van het de afgelopen jaren gevoerde proces. Daar zijn echter honderden miljoenen euro s mee gemoeid. Er zal dus commitment moeten ontstaan over het tempo. Bovendien is een punt of het 100% rijk wordt of dat er ook nog sprake is van regionale verantwoordelijkheid. Die aspecten zullen bij de onderhandelingen aan de orde komen. Hij denkt niet dat daar vóór 4 februari al uitsluitsel over zal zijn. Wat betreft de Westerschelde ontkomt men niet aan de Ontwikkelingsschets. Deze was al vastgesteld en is geen onderdeel van het uitvoeringsprogramma. De heer Bierens (VVD) en de heer Minderhoud (PvZ) wijzen erop dat het om een schets gaat, die nog ter discussie staat en zeker geen wet is. De heer Hamelink (GS) spreekt zich niet uit over status of waarde van de schets, maar deze ligt er gewoon. Het is bekend dat over de uitvoering nog wordt gediscussieerd, met name over het alternatief Hedwige. Op bladzijde 49 van het uitvoeringsprogramma Pagina 6 van 10

7 staat dat de Ontwikkelingsschets vanaf 2013 wordt geëvalueerd. Het is niet de bedoeling de Westerschelde in de toekomst als een apart waterlichaam te blijven beoordelen, maar het juist in het kader van de samenhang van de totale Zuidwestelijke Delta mee te nemen. Wat betreft de prioritering zegt hij dat het Volkerak-Zoommeer als hét sleutelproject van de ontwikkeling in de Zuidwestelijke Delta wordt beschouwd. Dat heeft met de waterkwaliteit te maken, maar ook met de capaciteitsvraag. Er loopt een afzonderlijk traject voor de Grevelingen en de Oosterschelde. Deze bevinden zich nog in de onderzoeksfase en uit de MIRT-verkenningen zal het resultaat daarvan nog moeten blijken. Bepaalde maatregelen uit de KRW moeten inderdaad in 2015 gerealiseerd zijn. Voor de totale uitvoering van dit programma wordt 2027 als peildatum gehanteerd. Ook is hierin opgenomen dat maatregelen in het KrammerVolkerak mede afhankelijk zijn van de zout/zoet keuze. De voorzitter concludeert dat het voorstel voldoende is onderbouwd voor behandeling door PS. 8. Brief GS van 14 december 2010 met reactie op zwartboek Distel steekt Zeeland (hierbij wordt betrokken het zwartboek van de Partij van Zeeland Distel steekt Zeeland ) De heer Minderhoud (PvZ) vindt het vreemd dat de PCGR het geschetste beeld herkent, maar er geen consequenties aan verbindt. Het college is niet van zins de distelverordening aan te scherpen, zodat de natuurbeheerders dezelfde plichten hebben als de agrarische sector, terwijl de problemen vooral uit natuurgebieden komen. Bosaanleg en de noodzakelijke grondbewerking daarvoor gaat volgens hem totaal voorbij aan de praktijk. In Zeeland heeft men veel meer te maken met nieuwe natuur, landbouwgronden die als open ruimte blijven met een drinkputje in het midden. De stekels blijven daar een groot probleem omdat ze niet bestreden worden. Het college erkent dat goed natuurbeheer voorop moet staan en dat nabuurschap beter benut zou moeten worden. Hij vraagt zich echter af hoe het met de handhaving daarvan zit. De grote hoeveelheden klachten in het zwartboek spreken volgens hem duidelijke taal. Zeeland wordt in het bloeiseizoen verpest door enorme hoeveelheden onkruid, akker(melk)distel, Jacobskruiskruid etc. Talloze particulieren worden daar de dupe van. Juist de natuurorganisaties en beheerders maken er een bende van en bedenken allerlei argumentatie om die wanorde te rechtvaardigen. Zijn vraag is waarom het college hen in bescherming neemt. De PCGR neemt afstand van het beeld dat het zwartboek schetst met betrekking tot natuur beherende instanties. Er zou sprake zijn van veel meer klachten over landbouwers e.d. Van biologische landbouw is bewezen dat er rondom 20% meer gespoten moet worden dan bij gangbare agrariërs om vrij van schimmels en onkruiden te blijven. Hij vindt dan ook dat er een heel verkeerd beeld wordt gegeven. De natuurorganisaties zelf komen er goed mee weg. Zij zouden met zijn fractievoorzitter een stevig gesprek aangaan, waarvan echter nooit meer iets is vernomen. Hij neemt geen genoegen met de voorgestelde evaluatie over enkele jaren. Zijn fractie wordt niet serieus genomen en hij proeft slechts voorkeur voor het groene gebeuren. Hij zag de brief van GS graag terug op de agenda van de volgende Statenvergadering. De PvZ gaat immers nog steeds voor aanpassing van de distelverordening. De heer Pauwels (CDA) vindt de klachten duidelijk en daarom de aandacht voor de distelproblematiek terecht. Het college heeft daaruit conclusies getrokken. Gemeenten zijn de bevoegde handhavers, maar van die kant heeft hij begrepen dat er sprake is van vrij weinig klachten. Zijn voorstel is wat meer aan de communicatie te doen, zowel richting gemeenten als burgers. De heer Holtring (PvdA) leidt uit de reacties af dat sommige zaken als probleem worden ervaren, maar in feite geen probleem zijn. Het onderwerp is evenwel helder en daarvoor bestaat een verordening, die de mogelijkheid tot handhaven biedt. De PCGR geeft ook aan dat het belangrijk is dat men in de zin van goed nabuurschap moet proberen met elkaar om te gaan. Dat kan hij onderschrijven. Hij heeft dan ook geen behoefte aan aanpassing van de huidige verordening. Hij steunt het standpunt van het college. De heer Van Burg (SGP) leest dat er toch opgetreden gaat worden en dat dus tegemoet wordt gekomen aan de klagers. Dat is voor hem hetzelfde als handhaven. Die taak ligt evenwel bij de colleges van B&W. Dat daar weinig klachten binnenkomen is volgens hem een geval van miscommunicatie. Hij is van mening dat er direct na de zomer al een evaluatie mogelijk moet zijn. De heer Bierens (VVD) is het met de PvZ eens dat er wel degelijk sprake is van een probleem, dat aan de ene kant wordt veroorzaakt door de distels, maar anderzijds door het weinig actief optreden van terreinbeheerders. Bij goed beheer is handhaving niet nodig. Hij vindt het frappant dat de terreinbeheerders, nu het nationale aandacht heeft gekregen, zich actiever gaan opstellen. Dat had best Pagina 7 van 10

8 eerder mogen gebeuren. Bij bosaanleg en bij nieuwe natuurgebieden vindt immers grondbewerking plaats, wat een broedplaats voor distels kan zijn. Dat men in dergelijke gevallen de buurman belt en niet de gemeente is voor hem duidelijk. Hij denkt dat dat door deze actie sneller zal gebeuren en is benieuwd hoe de betreffende colleges van B&W daarmee om zullen gaan. Veel beter is natuurlijk dat een veel beter beheer plaatsvindt. Natuurlijk is niet alles te voorkomen, maar het gaat om wat er in redelijkheid gebeurt. Als het nodig is, dan is daar een distelverordening voor, die wat hem betreft niet hoeft worden aangepast. De heer Hamelink (GS) is het eens met de heer Bierens dat het accent hier niet op de verordening en op handhaving moet liggen, maar op fatsoenlijk beheer van de terreinen waarvoor men verantwoordelijk is. Dat is ook de insteek geweest bij de door GS gekozen benadering, daarin gesteund door de PCGR. In deze commissie is overigens niet alleen natuurbeheer vertegenwoordigd, maar ook de ZLTO en de recreatiesector. Deze aldus breed samengestelde groep heeft gekozen voor deze lijn. De terreinbeheerders hebben onderkend dat van hen optreden wordt verwacht. Dat is de essentie van de gekozen aanpak en het antwoord staat in deze brief. Desgevraagd door de heer Van Burg met betrekking tot de eerste bullet zegt hij dat het accent niet in de eerste plaats op verbaliseren ligt, maar op het nemen van maatregelen. Verder is hij het ermee eens dat terreinbeheerders op hun verantwoordelijkheid moeten worden aangesproken. Als dat niet helpt, treedt het handhavingsmechanisme in werking en dat ligt bij de gemeenten. De communicatie daarover zal het college van GS oppakken. De voorzitter noteert als toezegging dat er na 2011 een evaluatie richting de commissie komt. Het voorstel van de PvZ om de brief van GS voor de Statenvergadering te agenderen wordt niet gesteund. Hij concludeert dat de brief voldoende is behandeld. 9. Conceptverslag(en) commissie Ruimte, Ecologie en Water van 26 november 2010 Het verslag wordt ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. De voorzitter zegt dat het verslag van de besloten vergadering van 26 november ter inzage heeft gelegen en waarvan men dus kennis heeft kunnen nemen. Hij stelt voor dit verslag vast te stellen. Hiermee wordt ingestemd, waarmee het verslag is vastgesteld. Daarnaast moet de commissie besluiten over het al dan niet openbaar maken van dit verslag. De heer Bierens wijst erop dat na afloop van de betreffende vergadering geen geheimhouding is opgelegd tot het moment van uitgaan van het persbericht. Van hem mag het verslag daarom openbaar zijn, wanneer bepaalde zinsneden met specifieke namen eruit worden gelaten. De voorzitter concludeert dat hiermee wordt ingestemd. In overleg met de commissiegriffier zal hij bezien welke passages moeten worden afgedekt. Conceptverslag commissie Ruimte, Ecologie en Water van 3 december 2010 Van de zijde van de commissie zijn geen op- of aanmerkingen ontvangen. Wel is er een verzoek van inspreker mevrouw D Hont om haar in het verslag (bladzijde 1, punt 3) te vermelden als inwoner van het zoekgebied Waterdunen in plaats van als inwoner van Groede. De voorzitter constateert dat met inachtneming van deze aanpassing het verslag kan worden vastgesteld. 10. Toezeggingenlijst Brief GS van 14 december 2010 met plan van aanpak communicatietraject omwonenden Thermphos (PS-toezegging nummer 206). De heer Holtring (PvdA) leest in de brief dat het verminderen van ongerustheid hoofddoel van de communicatie is. Bij recente ontwikkelingen wordt vaak gezegd dat er geen sprake is van negatieve gevolgen voor de volksgezondheid. Als dat de uitwerking is van het beoogde doel, dan is men volgens hem op de verkeerde weg. Hij benadrukt dat mensen juist feitelijke informatie willen horen. Ook als men iets niet weet, moet dat gezegd worden. De bij het doel van de communicatie gebruikte terminologie maakt hem in die zin ongerust. Dat neemt niet weg dat hij op de website veel informatie heeft gevonden. Uit de brief heeft hij begrepen dat dit het plan van aanpak is voor de voorziene momenten. Pagina 8 van 10

9 Hij neemt aan dat er ook een protocol zal zijn voor onvoorziene momenten. Ook daarvan zou hij graag kennis willen nemen. De heer Bierens (VVD) sluit zich daar volledig bij aan. De heer Beekman (CU) begrijpt met betrekking tot de geurproblematiek dat de vergunning is ingegaan en dat per 1 januari een rapport moet worden geleverd. Hij vindt dat de site sterk is verbeterd. Hij las vanmorgen in de PZC dat het een jaar duurt voordat handhavend kan worden opgetreden. Zijn vraag is of de omwonenden dit ook uit de krant moeten vernemen of anderszins worden geïnformeerd. Hij hecht daarbij aan begrijpelijk taalgebruik. De heer Van Burg (SGP) wijst erop dat in de aangenomen motie ook werd gevraagd om driemaandelijkse informatie over de stand van zaken. Hij las daarover in een technisch tijdschrift, maar vraagt zich af of zulke informatie ook de bevolking bereikt. De heer Lijmbach (CDA) denkt dat het goed is voor hen die richting de provincie hun bezorgdheid uiten, dat men daar een gezicht bij krijgt van wie terug communiceert. Dit vanwege de gevoeligheid van het dossier. Hij heeft begrepen dat de nieuwe vergunning ondanks het ingestelde beroep bij de Raad van State toch per 1 januari in werking kan treden. Hoe verhoudt zich dat tot mogelijke handhaving? Mevrouw Peijs (CdK) antwoordt op de laatste vraag dat er een beroep is ingesteld, maar dat er geen voorlopige voorziening is gevraagd. Dat betekent dat er gehandhaafd kan worden. Zij is blij met de houding van Nieuwdorp, waar men goed heeft begrepen dat ook ambtelijke wijzigingen mogelijk zijn. Tot de heer Holtring zegt zij ervan overtuigd te zijn dat er geen gevaar voor de volksgezondheid was, is en blijft. Eventueel bestaande ongerustheid wil zij dan ook, gestaafd met feiten, wegnemen door hierover zoveel mogelijk te vertellen. Was er wel sprake geweest van gevaar, dan was het bedrijf gesloten. Zij vindt het heel erg dat deze week het gezag van het RIVM te grabbel wordt gelegd. Dat is immers de integere organisatie waar vertrouwen in wordt gesteld en die deskundigheid is ook hard nodig. Zij bestrijdt dat betrokkenen zonder verstrekking van feiten gerust zijn gesteld. Op de website is immers alle beschikbare (achtergrond)informatie verstrekt. Vervelend daarbij is dat zij die gegevens ook niet kan interpreteren, wanneer er geen RIVM was. Alleen feiten zijn dus niet genoeg. Toen voor de eerste keer op de grens van 2008 en 2009 werd vernomen over dioxine uitstoot is als eerste het RIVM gevraagd de historie exact te achterhalen. Achteraf weet iedereen altijd precies wat er had moeten gebeuren. Dat geldt ook voor recent in Moerdijk. Het gaat er echter om dat vooraf zaken bekend zijn, zodat men alert kan reageren. Was er daadwerkelijk iets aan de hand geweest met de volksgezondheid, dan had men dat ook moeten zeggen. Zij zegt toe nog vóór de Statenvergadering te zorgen voor een protocol voor onvoorziene momenten. Inzake de geurproblematiek heeft Thermphos conform de vergunning op 1 januari een aanpak aangeleverd, waarover momenteel druk overleg wordt gepleegd. Als provincie vond men het in elk geval niet zo n stevig verhaal en dat is ook de reden dat hierover nog niet is gerapporteerd. Telkens wanneer daarom werd gevraagd heeft zij uitgelegd dat men een bedrijf niet zomaar kan sluiten. Er wordt wel gehandhaafd en er wordt wel een dwangsom opgelegd, maar het bedrijf moet ook weer tijd hebben om te herstellen. Daarbij is men aan protocollen en procedures gebonden. Gepoogd wordt dat in eenvoudige taal uit te leggen, maar mensen blijken weinig boodschap te hebben aan juridische zaken. De stand van de techniek wordt elke drie maanden op de site vermeld. Tweede termijn. De heer Beekman (CU) had graag geweten dat er sprake is van overleg over de geurproblematiek. Hij is wel blij met de toezegging dat in eenvoudige woorden de procedure duidelijk wordt gemaakt. De heer Van Burg (SGP) is verbaasd over het antwoord dat er (nog) geen protocol over onvoorzienbare omstandigheden is. Volgens hem is dat uitermate belangrijk. De heer Holtring (PvdA) sluit zich daarbij aan. Van de CdK heeft hij begrepen dat als de vergunning op 1 januari is verleend, op 2 januari gehandhaafd kan worden. Het lijkt hem goed dat dan ook duidelijk is wat die handhaving inhoudt, bijvoorbeeld in de vorm van eerdergenoemde beslisboom. Mevrouw Peijs (CdK) zegt met betrekking tot het protocol dat men er nog aan moet wennen dat voor veiligheid de provincie niet langer de eerst aangewezen is. Het betreffende protocol ligt dan ook bij de Veiligheidsregio. Zij zal ervoor zorgen dat die informatie voor de volgende Statenvergadering beschikbaar is. Natuurlijk zal er (tijdelijk) altijd sprake kunnen zijn van onzekerheden, waardoor mensen in afwachting daarvan geadviseerd wordt binnen te blijven. Overheden mogen volgens haar dus best in de eerste uren na een dergelijke gebeurtenis erkennen dat zij het niet weten totdat deskundigen een uitspraak hebben gedaan. Ten aanzien van een beslisboom zegt zij dat in alle communicatie precies is Pagina 9 van 10

10 gezegd wat de instrumenten zijn die bij handhaving horen, inclusief dwangsommen. Wat betreft Thermphos is men al te ver om nog aan te komen met een formele waarschuwing. Dat wordt ook voortdurend uitgedragen. Zij is het er niet mee eens dat, als Thermphos op 2 januari een geurplan inlevert, de provincie op 3 januari zegt dat het niet deugt. Daar wordt dan eerst met het bedrijf over gesproken. De heer Wiersma (GS) voegt hieraan toe dat het geurplan erop is gericht om via een ambtshalve wijziging in de vergunning geïmplementeerd te worden. De voorzitter concludeert dat een nieuwe toezegging is gedaan, in die zin dat er voor de Statenvergadering van 4 februari een communicatieprotocol komt over de taken en verantwoordelijkheden van provincie en Veiligheidsregio bij onvoorziene momenten en dat met de zojuist besproken brief is voldaan aan PS-toezegging nummer 206. Deze kan derhalve worden afgevoerd. Hetzelfde geldt voor de commissietoezeggingen nummers 98 en 99 en de PS-toezeggingen nummers 193, 194, 209 en 215. De overige nummers blijven staan. 11. Volgende vergadering: 18 februari 2011, aanvang 9.30 uur De heer Hamelink (GS) meldt dat er een verzoek ligt van het Projectbureau van Rijkswaterstaat inzake de waterbergingsfunctie van KrammerVolkerak om in deze commissie een toelichting te verstrekken, mede met het oog op het feit dat het hier gaat om een rijksinpassingsbesluit, waarin GS en PS de gelegenheid krijgen gehoord te worden. Daarover is een brief aan de commissie onderweg. Het college streeft ernaar weer met één reactie richting het Rijk te komen. De voorzitter constateert dat hiervoor in de volgende vergadering ruimte kan worden geboden. 12. Sluiting De voorzitter sluit de vergadering om uur. Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 februari 2011, voorzitter: commissiegriffier: T. van Oostenbrugge A.C. van Wallenburg Pagina 10 van 10

11 ADVIES statencommissie Advies van de vergadering van de Commissie Ruimte, Ecologie en Water van 14 januari 2011 aan het Presidium ter voorbereiding van de statenvergadering van 4 februari 2011 In deze commissievergadering zijn de volgende statenvoorstellen en/of brieven ter afdoening van toezeggingen aan Provinciale Staten behandeld: 1. Statenvoorstel hernieuwd onteigeningsbesluit Westelijke Perkpolder RMW-207 Dit statenvoorstel is voldoende onderbouwd voor behandeling door Provinciale Staten. 2. Statenvoorstel Uitvoeringsprogramma Zuidwestelijke Delta RMW-205 Dit statenvoorstel is voldoende onderbouwd voor behandeling in Provinciale Staten 3. Brief GS van januari 2011 over legesproblematiek Wabo, De commissie is van mening dat de toezegging aan Provinciale Staten hiermee voldoende is afgehandeld. 4. Brief GS van 14 december 2010 met plan van aanpak communicatietraject omwonenden Thermphos (PS toezegging nr. 206) De commissie is van mening dat de toezegging aan Provinciale Staten hiermee voldoende is afgehandeld. MIDDELBURG, 18 januari 2011 De commissie voornoemd, A.M. Lobik, plaatsvervangend commissiegriffier Advies van de commissie Ruimte, Ecologie en Water van 14 januari 2011 Pagina 1 van 1