Transitieplan Stadsregio Rotterdam

Transcriptie

1 Transitieplan Stadsregio Rotterdam Bestuurlijk Opdrachtgever: Ambtelijk opdrachtgever: Projectleider: Hugo de Jonge, portefeuillehouder Onno de Zwart Marc Verkerk 1. Aanleiding Per 1 januari 2015 wordt de verantwoordelijkheid voor de jeugdzorg, die nu bij de stadsregio Rotterdam is belegd, bij wet beëindigd en wordt deze neergelegd bij de gemeenten in de regio Rotterdam. Ook de jeugd-ggz en de Jeugd-LVB worden op dat moment gedecentraliseerd. Bij de overgang van het oude naar het nieuwe stelsel dienen veel zaken goed geregeld te zijn om een soepele overgang van het oude naar het nieuwe regime mogelijk te maken t.b.v. cliënten, instellingen en gemeenten. Deels komen deze onderwerpen terug in de plannen die de gemeenten in de regio aan het uitwerken zijn (het regionale implementatieplan, het plan van aanpak voorkomen frictiekosten van de gemeenten en de implementatieplannen van individuele gemeenten, waaronder het Nieuwe Rotterdamse Jeugdstelsel). De gemeenten dragen zorg voor de implementatie van het nieuwe stelstel. De stadsregio draagt zorg voor een planmatig toewerken naar de beëindiging van haar taken. In dit Transitieplan wordt aangegeven hoe de stadsregio dit gaat doen. Het Transitieplan is een groeidocument. De thema s zijn wel helder, maar op onderdelen zullen (mogelijk) nog aanpassingen nodig zijn, omdat op het nieuwe jeugdzorgstelsel of de implementatie ervan nog niet uitgewerkt zijn en/of nog niet toe aan besluitvorming toe zijn. Wanneer er meer duidelijkheid is, zal het transitieplan daarop aangepast worden. We dienen tijdens het proces dat volgt op dit transitieplan goed zicht houden op de landelijke en regionale ontwikkelingen. Door nauw aan te sluiten bij de processen in de regio en af te stemmen met het IPO, VNG en Rijk wordt dit geborgd. 2. Doel Het transitieplan dient er toe om onderwerpen die geregeld dienen te worden voor de beëindiging van de stadsregionale verantwoordelijkheid en de start van het nieuwe stelsel uit te werken in acties, planning en besluitvorming, zodat een soepele overgang gerealiseerd wordt. De stadsregio streeft er naar om de volgende zaken te realiseren: Een soepele transitie zonder negatieve gevolgen voor cliënten goede afbouw van verantwoordelijkheden zo laag mogelijk kosten voor de SR Dit doet de stadsregio door: bijdragen aan vroegtijdige duidelijkheid over behoefte aan zorgcontinuïteit bij cliënten (overgangsmaatregelen) zodat cliënten, gemeenten en instellingen tijdig geïnformeerd zijn tijdige beëindiging van de lopende subsidie relaties zodat instellingen tijdig maatregelen kunnen nemen zodanig maatregelen te treffen, zodat frictiekosten voorkomen of beperkt worden gemeenten zodanig ondersteunen bij de ontwikkeling en inrichting van het nieuwe stelsel zodat zij op tijd klaar zijn om hun taken te starten (transitie) en hun nieuwe aanpak te implementeren (transformatie) 3. Context Gemeenten richten het nieuwe stelsel binnen de wettelijke kaders opnieuw in. De stadsregio beëindigt haar taken op het gebied van Jeugdzorg per 31 december Indien de stadsregio, van rijkswege, al eerder op houdt te bestaan, dan zal er in de regio, speciaal voor jeugdzorg een overgangsregeling getroffen worden waarbij een deel van de stadsregionale taken in de lucht zal blijven totdat de decentralisatie een feit is.

2 Er vindt geen bestuurlijke overdracht plaats. De gemeenten en de stadsregio moeten wel samen optrekken in de voorbereiding op het nieuwe stelsel, zodat de gemeenten in de regio optimaal voorbereid zijn om hun taken en verantwoordelijkheden op te pakken. Het voortouw ligt bij de gemeenten. Veranderingen richting de toekomstige organisatie van de brede Jeugdzorg en de uitvoering van de zorg behoren tot de afzonderlijke beleidsvrijheid van gemeenten en in het verlengde daarvan van samenwerkende gemeenten, voor zover het taken betreft die zij bovenlokaal willen of moeten uitvoeren. Er komen hiervoor slechts in beperkte mate landelijk verplichtende kaders. Landelijke kaders hebben met name betrekking op de eisen met betrekken tot Jeugdbescherming (JB) en Jeugdreclassering (JR), de samenvoeging van Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK) en Advies- en Steunpunten Huiselijk geweld (ASHG), (minimale) eisen met betrekking tot bovenlokale samenwerking, het uitvoering geven aan besluiten inzake continuïteit van zorg en eventueel nog andere landelijk af te spreken overgangsmaatregelen/afspraken. De stadsregio is verantwoordelijk voor het Transitieplan, maar zal wel alle partijen daar zoveel mogelijk bij betrekken. Dit betekent dat zowel gemeenten hun inbreng dienen te hebben en dat er goede afstemming dient plaats te vinden met de, eerder genoemde, plannen die gemeenten aan het uitwerken zijn. Daarnaast is het ook belangrijk dat instellingen voor J&O en BJZ meedenken bij de onderwerpen en de concretisering naar acties. Tot slot is ook besluitvorming op rijksniveau t.a.v. wetgeving belangrijk om het transitieplan verder te concretiseren. Wat nu geschreven is, is gebaseerd op de kennis van nu. 3.a landelijke ontwikkelingen Nog niet alles is duidelijk m.b.t. de nieuwe wet en de uitwerking naar de implementatie en risico s die mogelijk meespelen. Op landelijk niveau zijn ontwikkelingen gaande die impact hebben op de regionale uitwerking van de wet. Regiogemeenten zullen deze ontwikkelingen volgen en vertalen naar hun besluitvorming en implementatie als ontvangende partij. Aan de stadsregio is het deze ontwikkelingen te bezien vanuit haar verantwoordelijkheid als latende partij. Zaken die landelijk spelen zijn onder meer: 1. Het wetstraject Planning van het wetstraject tot publicatie in staatsblad. Dit heeft impact op de startdatum van de transitie, kaders en randvoorwaarden die gesteld worden aan de toekomstige uitvoering van jeugdbescherming en jeugdreclassering, de toekomstige uitvoering van de kindertelefoon en bijvoorbeeld op de overgangsmaatregelen. 2. Traject transitierisico s / overgangsmaatregelen VWS, VNG en IPO werken samen in een werkgroep Overgangsmaatregelen. Deze werkgroep heeft in 2012 verschillende adviezen uitgebracht en levert binnenkort een eindadvies op. De overgangsmaatregelen met betrekking tot zorgcontinuiteit zullen onderdeel worden van de wetstekst. In overleg met het rijk, VNG en IPO is een versnelling aangebracht in het proces om tot overgangsmaatregelen te komen. Streven is om begin 2014 aan cliënten en instellingen duidelijk te kunnen hoe de overgangsmaatregelen uitpakken en welke budgetgarantie instellingen krijgen voor Bij de overgangsmaatregelen voor cliënten wordt ervan uit gegaan dat de zorg voor bestaande cliënten of cliënten die met een indicatie wachten op zorg op 1 januari 2015 verder wordt uitgevoerd onder de (financiële) verantwoordelijkheid van de gemeenten. Dit overgangsrecht gaat waarschijnlijk gelden voor 1 jaar. Voor kinderen in pleegzorg (bestaand en wachtend op) geldt het overgangsrecht voor de duur van de plaatsing. 3. Het verdeelmodel De uitkomsten van het landelijke onderzoek van SCP en Cebeon naar het nieuwe verdeelmodel bepalen welke middelen gemeenten in de toekomst ontvangen voor de financiering van zorg. De verwachting is dat in mei 2013 de resultaten gepresenteerd zullen worden. De stadsregio zal de gemeenten ondersteunen bij het in beeld brengen in hoeverre het nieuwe verdeelmodel aansluit op historisch gebruik van jeugdzorg in oude regime en wat de relatie is met de vraag van gemeenten aan zorg in het nieuwe stelsel.

3 4. Proces van vormgeving en besluitvorming over bovenlokale samenwerking gemeenten Kaders die in wet gesteld worden t.a.v. bovenlokale samenwerking en uitwerking daarvan in regionale samenwerkingsafspraken (of wel op basis van wettelijk kader of wel op basis van vrijwillige samenwerking). Doelstelling is dat voor de zomer van 2013 de regiovorming haar beslag heeft gekregen. 3.b relatie met de Regionale ontwikkelingen Gemeenten krijgen binnen het nieuwe stelsel, en binnen nog vast te stellen kaders, beleidsvrijheid in het vormgeven van het nieuwe stelsel, het organiseren van bovenlokale samenwerking en de wijze waarop zij de opdrachtgever-opdrachtnemer relatie willen gaan vormgeven. De gemeenten nemen hierin het voortouw. De stadsregio kan desgevraagd ondersteunen, maar zal zeker ondersteunen bij het in beeld brengen van de impact van keuzes van gemeenten (verlies aan deskundigheid en kwaliteit, frictiekosten e.d.). Belangrijk is dat instellingen voor J&O en BJZ aangesloten zijn op deze trajecten, zodat zij input kunnen geven en tijdig de impact van besluiten in beeld kunnen brengen bij de gemeenten. Instellingen hebben er ook behoefte aan om te weten, waar welke inhoudelijke trajecten worden doorlopen en wanneer en waar besluitvorming plaatsvindt. Processen die in de regio spelen, zijn ondermeer de volgende: 1. Proces van vormgeving en besluitvorming over bovenlokale samenwerking gemeenten Gemeenten zijn aan zet bij het vormgeven van de bovenlokale samenwerking. De stadsregio volgt wat gemeenten in de regio hierover afspreken en wanneer hierover besluitvorming plaatsvind. Dit heeft een belangrijke relatie met: Thema s continuïteit van zorg, certificering en organisatie van JB en JR en de samenvoeging van het AMK en de ASHG s In het Portefeuillehoudersoverleg van 21 februari 2013 heeft besluitvorming plaatsgevonden over de concepten inclusieve en exclusieve zorg. Deze verdeling raakt ook aan de keuze voor regionale samenwerking t.a.v. zorginkoop. Tevens heeft Goeree-Overflakkee aangegeven zich te willen aansluiten t.a.v. de decentralisatie jeugdzorg bij de gemeentelijke samenwerking in de regio Rotterdam. 2. Regionale plannen van aanpak Binnen de stadsregio lopen verschillende trajecten ter voorbereiding op de decentralisatie. Belangrijk voor de stadsregio is dat er samenhang in deze trajecten is, zodat zij haar inspanningen t.a.v. kennisoverdracht, voorbereiden op risico s e.d. gericht kan inzetten. Regionale ontwikkelagenda: Op 13 december 2012 hebben de portefeuillehouders de adviezen van een drietal regionale werkgroepen overgenomen en besloten over de inrichting van het vervolgtraject richting de implementatie. Een drietal werkgroepen zal de decentralisatie vanuit de gezamenlijke gemeenten verder uitwerken: 1. Werkgroep Implementatie 2. Werkgroep sturing en zorginkoop 3. Werkgroep Voorkomen frictiekosten Dit leidt tot een regionaal implementatieplan dat in april besproken zal worden, aansluitend op de bespreking van dit transitieplan. Ontwikkelagenda s van individuele gemeenten: De gemeenten in de regio ontwikkelen hun eigen lokale of subregionale plannen van aanpak om zich voor te bereiden op de decentralisatie. Rotterdam heeft in dit verband recent haar plan van aanpak Het Nieuwe Rotterdamse Jeugdstelsel ter consultatie voorgelegd. Ook de andere gemeenten zullen hun plannen uitwerken. De gemeenten streven er naar om eind december 2013 hun beleidsplannen gereed te hebben. Inhoudelijke voorbereiding: proeftuinen, pilots etc. De stadsregio zal zover mogelijk de inhoudelijke voorbereiding van gemeenten faciliteren. Dit doet zij o.a. door middelen beschikbaar te stellen voor proeftuinen.

4 Voorts is de stadsregio bereid om vanuit bestaande capaciteit bij instellingen voor J&O en BJZ al capaciteit in te zetten ter ondersteuning van de nieuwe inrichting van de zorgketen. Daarbij moet bijvoorbeeld gedacht worden aan inzet in het kader van de ontwikkeling van gezinsgeneralisten en het integrale diagnose team. Het voortouw ligt bij de gemeenten. De stadsregio faciliteert. Daarnaast wil de stadsregio al voorafgaand aan de decentralisatie een deel van de inkoop verantwoordelijkheid beleggen bij de gemeenten (zie verder). 3. Informatie voorziening t.a.v. Continuïteit van zorg en beleidsontwikkeling Voor het goed kunnen vormgeven van hun plannen hebben gemeenten behoefte aan informatie. Hierin spelen twee belangrijke aspecten: Continuïteit van zorg Gemeenten hebben behoefte aan informatie op cliëntniveau om inzichtelijk te hebben voor wie zij vanaf 1 januari 2015 financieel en zorginhoudelijk verantwoordelijk zijn en hoe dit uitwerkt op de beschikbare middelen. De stadsregio heeft de verantwoordelijkheid er voor te zorgen dat deze informatie op tijd en volledig in beeld is. Startfoto en vervolgonderzoek De GGD bereidt op dit moment een startfoto voor ten behoeve van de gemeenten in de regio. Deze startfoto zal per gemeente inzicht geven in historisch zorggebruik (breed over alle domeinen die gedecentraliseerd gaan worden). In de periode tot 2015 zal nog vervolg onderzoek plaatsvinden. Op verzoek zal de stadsregio haar kennis beschikbaar stellen. 4. Transitieacties van de Stadsregio Rotterdam Hierboven staat uitgewerkt welke zaken nog op landelijk niveau spelen en impact (kunnen) hebben op de uitwerking van de decentralisatieagenda van de gemeenten in de regio en op de voorbereiding die de stadsregio moet doen op de decentralisatie. Tevens staat benoemd welke acties de gezamenlijke gemeenten op zich nemen ter voorbereiding op de decentralisatie. Onderstaand staat opgenomen welke acties het Dagelijks bestuur van de Stadsregio Rotterdam voor zich zelf ziet, in aanvulling op de regionale en gemeentelijke plannen. Het Transitieplan is een groeidocument. De thema s zijn helder, maar op onderdelen zullen (mogelijk) nog aanpassingen nodig zijn. Keuzes die gemaakt worden op landelijk of regionaal niveau kunnen impact hebben op de inhoud en het proces van thema s uit dit Transitieplan. De stadsregio heeft een aantal acties waarin zij zelf de leiding heeft. Gemeenten zullen hierin wel actief betrokken worden omdat de resultaten ook in hun belang zijn. Daarnaast zijn er acties waarin de stadsregio een rol heeft als (actief) ondersteuner van de regionale en gemeentelijke processen. De stadsregio als trekker: 1. Stappenplan ter realisering van de garantie op continuïteit van zorg voor cliënten Er dient een heldere en eenduidige formulering te komen voor het overgangsrecht zodat deze ook gegarandeerd kan worden. De stadsregio zal een plan van aanpak opstellen om te zorgen dat het overgangsrecht uitgevoerd kan worden: Zaken die daarbij tijdig helder moeten zijn, zijn onder meer: - Overdracht cliëntgegevens van Bureau Jeugdzorg naar gemeenten, zodat gemeenten tijdig en actueel weten: o o welke cliënten op in zorg zijn (incl. raming kosten) welke cliënten op een geldig recht op zorg hebben die nog niet is verzilverd (wachtlijsten) (incl. raming kosten) - Bij welke aanbieders deze zorg plaatsvindt of zal plaatsvinden en daarom door gemeenten gefinancierd dient te worden - Wat de kosten daarvan zullen zijn per zorgaanbieder en per cliënt. Randvoorwaarden en informatie voorziening Het is aan de gemeenten om aan te geven welke nieuwe instelling de dossiers van cliënten, die nu aanwezig zijn bij BJZ, overgedragen dienen te worden. Tevens zullen juridische zaken geregeld moeten zijn om de overdracht van gegevens over individuele cliënten naar gemeenten en cliëntdossiers naar een derde organisatie b.v. CJG mogelijk te maken (bijv. ivm privacyregels etc). Ook zal uitgezocht dienen te worden bij welke

5 instelling oude dossiers in beheer gehoueden moeten worden cq in beheer genomen moeten worden. Cliënten en zorgaanbieders dienen tijdig informatie te krijgen over overgangsmaatregelen t.a.v. continuïteit van zorg. Ervan uitgaande dat zowel cliënten als de betreffende aanbieders tijdig moeten weten waar ze aan toe zijn vanaf , zullen in ieder geval de volgende zaken tijdig gerealiseerd moeten zijn: - Duidelijkheid wie vanaf de financier is van deze voort te zetten zorg (afzonderlijke gemeenten, samenwerkende gemeenten). Dit hangt samen met het traject en tijdspad van bovenlokale samenwerking. - De Financieringswijze/systematiek die daarbij gaat gelden. Dit betekent dat hetzij de samenwerkende gemeenten hetzij de afzonderlijk gemeenten tijdig beschikken over een uitgewerkte en bestuurlijk vastgestelde financieringssystematiek. - Er dient tijdig duidelijkheid te zijn welke cliëntgegevens de gemeenten of samenwerkende gemeenten nodig hebben en wanneer ze deze nodig hebben, om de financiering van deze voort te zetten zorg tijdig te kunnen regelen. De ontwikkeling van deze randvoorwaarden berusten bij de gemeenten, maar hebben wel invloed op de stappen die de stadsregio dient te nemen. Inventarisatiefase: maart mei inventariseren van de informatiebehoefte op cliëntniveau - uitwerken van de wijze waarop de informatie verzameld kan worden Ontwikkelfase mei oktober Ontwikkelen van data verzamelingssysteem op cliëntniveau Uitvoeringsfase oktober 2013 eind Verzamelen van data: eerste keer in november 2013 (i.v.m. gemeentelijke beleidsplannen per december 2013), tweede keer halverwege 2014 en vervolgens een maandelijkse up date, zodat de data volledig zijn op 1 januari Inventariseren van juridische kaders voor informatieoverdracht van de BJZ aan de gemeenten en deze regelen - Opstellen en uitvoeren van een plan richting cliënten en zorgaanbieders. 2. Frictiekosten reserves Het ligt in de lijn der verwachtingen dat de decentralisatie jeugdzorg gepaard zal gaan met frictiekosten. De stadsregio zal onderzoeken op welke wijze zij hier, vanuit de huidige financiering jeugdzorg en binnen de door het rijk gestelde kaders, zich op kan voorbereiden. Uitgangspunt van het decentralisatie proces is dat de frictiekosten zo beperkt mogelijk blijven. Daartoe richten de gemeenten een werkgroep is die hiertoe maatregelen zal uitwerken. Daarnaast is de vraag naar jeugdzorg in de regio nog steeds hoog. Dit zal de mogelijkheden om reserves op te bouwen beperken. Inventarisatiefase: mei 2013 oktober De stadsregio zal inventariseren welke mogelijkheden, wijze en middelen er zijn om reserves voor frictiekosten op te bouwen. Uitvoeringsfase: november De stadsregio zal een uitgewerkt voorstel voorleggen aan de gemeenten, de instellingen en haar dagelijks bestuur 3. Formele beëindiging verantwoordelijk stadsregio en vaststelling subsidies 2014 Nader uitgewerkt dient te worden op welke wijze de stadsregio haar formele verantwoordelijkheid zal gaan beëindigen.

6 Daarnaast dient vastgesteld te worden op welke wijze en door wie (mandaat) de subsidie 2014 vastgesteld dient te worden. Inventarisatiefase: januari 2014 mei De stadsregio brengt in beeld welke formele stappen genomen dienen te worden om haar verantwoordelijkheden te beëindigen - De stadsregio heeft uitgewerkt op welke wijze de subsidie over 2014 vastgesteld dient te worden in het jaar 2015 Uitvoeringsfase: september Er vindt besluit vormingplaats over bovenstaande onderdelen. - Afhandeling subsidies 2014 gedurende Financiële voorbereiding op de transitie Vanaf 2015 zal er op de beschikbare middelen voor jeugdzorg in een aantal stappen een bezuiniging worden doorgevoerd, die per 2017 leidt tot een bezuiniging van 450 miljoen. Per 1 januari 2015 wordt een eerste stap gezet van 4% van het landelijk beschikbare budget. Deze bezuiniging bedraagt 120 miljoen. De stadsregio wil ter voorbereiding op de decentralisatie zodanig bezuinigen dat, indien gemeenten niets wijzigen t.a.v. de zorginkoop, er in 2015 geen financieel risico ligt bij gemeenten t.a.v. de jeugdzorg. Dit betekent dat de landelijke bezuiniging op de jeugdzorg per van 120 miljoen in voorgaande jaren (2013 en 2014) al ruimschoots is voorbereid, zodat gemeenten ook nog enige financiële beleidsvrijheid hebben. In 2013 is een eerste stap gezet van 3% in het kader van het ombuigingsplan. In 2014 zal nog een vervolgstap gezet worden. Uitvoeringsfase: Voor juli 2013 zullen de instellingen voor J&O nogmaals geïnformeerd worden over de definitieve bezuiniging van 3% per Voor juli 2013 zullen de instellingen voor J&O geïnformeerd worden dat er per 2014 nogmaals een ombuigingstraject gaat lopen over 2014 met een nog nader te bepalen percentage - Voor eind 2014 zal de stadsregio besluiten op welke wijze het in 2013 bezuinigde budget van 3% ingezet zal worden in Overdracht deel zorginkoopverantwoordelijkheid naar gemeenten per 2014 De stadsregio heeft de intentie om binnen de geldende kaders al een deel van de zorginkoopverantwoordelijkheid over 2014 over te dragen aan de gemeenten. Doel hiervan is dat de gemeenten al in een vroegtijdig stadium uitgebreider kennis kunnen maken met de jeugdzorg vanuit hun nieuwe rol en meer aansluiting kunnen maken tussen de jeugdzorg en het lokale domein. De stadsregio dient hiertoe goed te onderzoeken welke mogelijkheden de landelijke kaders bieden, maar ook wat het van de gemeenten vraagt om deze taak te kunnen uitvoeren. Er dient ondermeer uitgezocht te worden voor welk type zorgaanbod deze overdracht kan en mag, of er al een verschuiving zou kunnen plaatsvinden van jeugdzorg naar preventie en of de voorkeur uitgaat naar een overdracht van geld of dat het gaat om zeggenschap in de keuzes t.a.v. de in te kopen zorg. Inventariatiefase maart 201-juni Onderzoeken en uitwerken welke mogelijkheden op overdracht de landelijke kaders bieden en welke eisen er aan gemeenten gesteld worden voor het uitvoeren van deze taak

7 - Besluitvorming in Dagelijks bestuur van de stadsregio over voorkeuren t.a.v. de zorginkoopoverdracht Ontwikkelfase: juni-september Verdere uitwerking van de zorginkoopoverdracht op basis van het besluit van het dagelijks bestuur van de stadsregio. Hierin zal m.n. ontwikkeld moeten worden hoe de zorginkoop uitgevoerd gaat worden en onder welke condities. Hierbij zal waarschijnlijk een relatie gelegd moeten worden met het beleidsplan dat gemeenten eind 2013 zullen opleveren. Uitvoeringsfase september-november zorginkoopgesprekken nieuwe stijl: de gemeenten pakken op basis van uitkomsten van de voorgaande fasen hun rol in het zorginkoopproces. 6. Beheer van de (financiele) dossiers De stadsregio zal moeten uitzoeken welke vereisten er zijn aan het beheer van de (financiele) dossier nadat zij haar rol heeft beëindigd. Inventarisatiefase mei 2014-oktober In deze fase zal de stadsregio onderzoeken welke vereisten er aan het beheer gesteld worden en over gaan tot besluitvorming hierover. De stadsregio in haar ondersteuningsrol 1. Impact van keuzes van gemeenten op frictierisico s De gemeenten zijn aan zet om de nieuwe inrichting van het toekomstig stelsel vorm te geven, maar ook om vorm en inhoud te geven aan de bestuurlijke opdracht om frictiekosten te beperken. Dit wordt ondermeer gedaan door te starten met een werkgroep die deze opdracht nader ter hand zal nemen. De stadsregio ziet ter ondersteuning van dit proces de volgende twee taken: 1. Ombouwplan BJZ Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het inrichten van het nieuwe jeugdzorgstelsel. Het is belangrijk dat gemeenten op korte termijn met een plan komen voor de organisatie van JB/JR het dwangaanbod (Beter beschermd plus) en het AMK en ASHG, zodat Bureau Jeugdzorg zich daarop kan voorbereiden. BJZ zal, vooruitlopend op gemeentelijke besluitvorming, een ombouwplan opstellen en presenteren aan de stadsregio en de gemeenten.in dit ombouwplan worden verschillende mogelijke toekomst scenario s onderzocht op impact voor medewerkers en daarmee kosten. Tevens zal ingegaan worden op beheersmaatregelen. In dit ombouwplan zal BJZ ook haar eigen visie op de toekomst betrekken. BJZ zal hierbij uiteraard ook uitgaan van recente ontwikkelingen, zoals het jeugdbeschermingsplein, het dwang aanbod (BB plus), en de gemeentelijke visieontwikkeling. Gemeenten zullen met elkaar in gesprek gaan over de toekomst van de taken JB/JR. Bureau jeugdzorg kan haar ombouwplan inbrengen als inhoudelijke input in het gemeentelijke gesprek. Het is aan de gemeenten om keuzes te maken. Het tempo in het proces ligt hoog, aangezien het rijk snel duidelijkheid wil over de schaal van regionale samenwerking. Daarnaast is het zaak dat BJZ, samen met gemeenten, voldoende tijd heeft om zich voor te bereiden op organisatorische veranderingen zodat frictiekosten, die aanzienlijk zouden kunnen zijn, voorkomen of beperkt kunnen worden. Ontwikkelfase januari juli BJZ zal in maart haar ombouwplan aan de gemeenten presenteren

8 - In april willen de stadsregio en BJZ de gemeenten vragen om richtinggevende uitspraken te doen over de toekomst van de jeugdbescherming, mede in relatie tot haar plan en eventuele toekomstige rol voor een nieuwe organisatie voortbouwend op het huidige BJZ Dit houdt enerzijds verband met de planning voor besluitvorming over regionale samenwerking en anderzijds met het voorkomen van frictiekosten. - Voor het beperken van frictiekosten en het goed voorbereiden van de organisatie op de toekomst, is het wenselijk dat in juli duidelijkheid bestaat over de toekomst van JB/JR. Implementatiefase juli 2013 eind BJZ zal het plan van aanpak gaan uitvoeren en in afstemming met de gemeenten zodanige maatregelen treffen en uitvoeren dat frictiekosten zoveel mogelijk voorkomen worden. Hierbij moet ondermeer gedacht worden aan het maken van afspraken over het herplaatsen van toekomstig overtollig personeel in het nieuw in te richten jeugdstelsel. 2. Impactanalyse n.a.v. gemeentelijke keuzes over toekomstige zorginkoop Instellingen en de stadsregio dienen tijdig op de hoogte te zijn over het nieuwe stelsel zoals gemeenten dit willen inrichten zodat tijdig analyses gemaakt kunnen worden t.a.v. de impact van deze keuzes medewerkers en frictiekosten. De uitkomsten van landelijke afspraken over overgangsmaatregelen dienen hierbij betrokken te worden. De stadsregio zal de gemeenten ondersteunen bij het in beeld brengen van deze gevolgen en constructief meedenken in mogelijkheden om negatieve effecten te beperken. Dit zou bij voorbeeld kunnen gebeuren door instellingen al vroegtijdig mogelijkheden te bieden om zich te ontwikkelen in de richting van de gewenste transformatie. Instellingen wijzen er in dit verband op dat er in de sector spraken is van krimp, deze zal nog toenemen als de decentralisatie een feit is. Deze krimp leidt er toe dat verjonging en vernieuwing lastiger worden en dat daarmee de kwaliteitsontwikkeling onder druk komt te staan. De decentralisatie vraagt echter juist om vernieuwing en transformatie en dit vraagt extra financiele inzet van de instellingen. 2. Kennisoverdracht De stadsregio heeft als taak haar kennis over de werking van het huidige systeem over te dragen aan de gemeenten. Op verzoek van gemeenten zal de stadsregio input geven aan de ontwikkeltrajecten die in de regio lopen. De volgende acties zijn inmiddels ondernomen of lopen: - Gemeenten hebben de gelegenheid gehad om te participeren in het zorginkooptraject De gemeenten zijn in 2012 op subregionaal niveau bezocht om informatie uit te wisselen - Gemeenten zijn eind 2012 in subregionaal verband bezocht om informatie uit te wisselen - Gemeenten zijn nauw betrokken geweest bij het proces van ombuigingen (3%) - De stadsregio is deelnemer in de regionale werkgroepen die de decentralisatie voorbereiden - Gemeenten, zorgaanbieders, BJZ en de stadsregio hebben een agenda opgesteld van thema s die uitwisseling en afstemming behoeven. - Gemeenten zijn vanaf 2013 uitgenodigd om roulerend deel te nemen aan gesprekken die periodiek plaatsvinden tussen de stadsregio en de gezamenlijke zorgaanbieders - Gemeenten kunnen vanaf 2013 deelnemen aan alle gesprekken die de stadsregio voert met de zorgaanbieders over de subsidieafspraken - De stadsregio heeft gemeenten betrokken bij de uitwerking van het transitieplan en zal hen betrekken bij de uitwerking van alle thema s die in het transitieplan genoemd zijn Het versterken van de samenwerking op bovenstaande en andere onderwerpen heeft de banden verder versterkt. De stadsregio zal graag ingaan op nieuwe verzoeken van de gemeenten om bij te dragen aan de voorbereiding op de decentralisatie. Het tijdspad van de gemeenten zal daarbij leidend zijn. 3. Verdeelmodel Zoals de stand van zaken nu is, zal het verwachte verdeelmodel, die de toekomstige inkomsten van gemeenten bepaalt, niet op tijd klaar zijn. Het rijk heeft nu het voornemen om voor 2015 de gemeentelijke middelen voor de inkoop van jeugdzorg te baseren op historisch gebruik per gemeente. Hierover heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden.

9 De stadsregio ziet het als haar taak om gemeenten te ondersteunen bij het verkrijgen van voldoende (financiele) informatie t.a.v. het historische gebruik van jeugdzorg. Wanneer het verdeelmodel wel beschikbaar komt zal deze informatie nuttig zijn om te bepalen in hoeverre het nieuwe verdeelmodel aansluit op historisch gebruik van jeugdzorg in het oude regime en wat de relatie is met de vraag van gemeenten aan zorg in het nieuwe stelsel. Het tijdspad van de gemeenten zal daarbij leidend zijn. 5. Planning besluitvorming Transitieplan In januari heeft het Ambtelijk Overleg Jeugdzorg gereageerd op een startnotitie voor het Transitieplan. Vervolgens is deze conceptnotitie voorbereid met inbreng van een vertegenwoordiging van de regiogemeenten. De volgende stappen worden nu gezet: Consultatie concept Overleg Stadsregionale Jeugdzorg 27 februari Transitieplan Afstemming plan SRR en Directie, programma s en SR 6 maart regionale Implementatieplannen Presentatie Ombouwplan BJZ Themabijeenkomst Portefeuillehouders 21 maart Bespreken concept Ambtelijk Overleg Jeugdzorg 26 maart Transitieplan Advisering concept Portefeuillehoudersoverleg 18 april Transitieplan Vaststellen Transitieplan Dagelijks bestuur SR 22 mei