Godsdienst-Pastoraal Werk
|
|
- Godelieve de clercq
- 5 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Titel Subtitel FHTL Godsdienst-Pastoraal Werk Competentieprofiel Aan dit document werkten mee: E. Luijten C. t Mannetje H. Jonker Besproken in / met: Wijzigingen: Status: Datum: Hans, Chris, Eric Opnieuw opgesteld en aangevuld met concept 15 juli 2014 onderzoekscompetentie Hans, Chris, Eric Een indicator verplaatst, formuleringen aangescherpt Vastgesteld 17 juli 2014 Niets van deze uitgave mag verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden zonder bronvermelding en voorafgaande toestemming van de uitgever.
2 PROPEDEUSE Inhoudelijk competent A.0 onderkent het belang van de vakinhouden voor zijn persoonlijke ontwikkeling en die van de leerling, pastorant en client. A.0.1 geeft enkele toepassingsgerichte voorbeelden bij (leer)activiteiten A.0.10 speelt in op verschillen in beginniveau van leerlingen, pastoranten en cliënten A.0.11 toont basale kennis van het vak (zie kennisbasis) 1. kan beschrijven hoe het begrip levensbeschouwing in de drie beroepsvelden 2. functioneert 3. kan de overeenkomsten in de typische kenmerken van de drie beroepsvelden 4. aangeven 5. kan vanuit diverse verschijnselen uit de pastorale praktijk de betekenis van 6. systematische, exegetische, historische, filosofische en menswetenschappelijke 7. kennis benoemen 8. kent de structuur van de Schrift, heeft inzicht in de ontstaansgeschiedenis en kan 9. deze lezen als geloofsverhaal 10. kan in een beroepssituatie benoemen wat bedoeld wordt met geloofstraditie, 11. actuele praktijksituatie, religieuze tekst, religieuze ervaring en de interactie 12. daartussen 13. heeft inzicht in de basale structuur en samenhang van de geloofsbelijdenis 14. kan een viering naar zijn kernelementen beschrijven A.0.12 gebruikt voorbeelden van toepassingen van zijn vakgebied A.0.13 verwoordt de gekozen aanpak A.0.2 ontwerpt eenvoudige (onderwijs)activiteiten A.0.3 bereidt enkele individuele en groepsactiviteiten voor A.0.4 verkent en gebruikt schriftelijke, audiovisuele en digitale leermiddelen A.0.5 presenteert de leerstof geordend A.0.6 maakt gebruik van voorkennis en sluit aan bij de belevingswereld van leerlingen, pastoranten en cliënten A.0.7 hanteert enkele eenvoudige werkvormen waarbinnen leerlingen, pastoranten en cliënten communiceren over levensbeschouwing en ethiek A.0.8 observeert en beschrijft hoe leerlingen, pastoranten en cliënten (zelfstandig) aan de slag gaan A.0.9 helpt de leerlingen bij hun ontwikkelingsproces Competent in reflecteren en persoonsontwikkeling A.1 Formuleert t de betekenis van de vakinhouden voor zijn persoonlijke ontwikkeling A.1.1 beschrijft de eigen kwaliteit en beperkingen A.1.10 geeft in intervisie aan welke waarden en normen een rol spelen in beroepsethiek en welk gedrag daaruit voortvloeit A.1.11 Vertelt het eigen religieuze levensverhaal en geeft daarin een bijzondere ervaring een plaats A.1.12 Geeft aan de hand van de interviews met beroepsbeoefenaren aan hoe deze hun werk ervaren en verbindt dit met zijn eigen beroepsperspectief A.1.13 Beschrijft welke kennis, inzichten (theologisch-filosofische, literair-historische, sociaalwetenschappelijke concepten), vaardigheden en houding hij verder dient te ontwikkelen voor het uitoefenen van het gekozen beroep A.1.14 Reflecteert in voldoende mate op zijn studie en leerstijl om zijn bekwaamheid te kunnen ontwikkelen A.1.15 Reflecteert enigermate op studie, leerstijl en persoonlijke ontwikkeling in het perspectief van de eigen levensvisie en ethische visie A.1.2 reflecteert op eigen gedrag en betrekt in zijn reflectie de feedback van anderen A.1.3 Geeft aan op welke punten de eigen competentie(ontwikkeling) verbeterd kan worden A.1.4 werkt op een planmatige manier aan zijn eigen ontwikkeling A.1.5 gaat adequaat om met onverwachte situaties: past zich aan veranderende omstandigheden aan en verkent alternatieven A.1.6 verkent en beschrijft ontwikkelingen in het beroepenveld
3 A.1.7 staat open voor andere visies en ideeën A.1.8 verantwoordt schriftelijk zijn keuze voor de opleiding na de propedeuse en het daarmee samenhangende beroepsperspectief, gelet op zijn eigen talent, levensbeschouwing, identiteit en persoonlijke biografie A.1.9 geeft in intervisie aan welke raakvlakken hij ziet tussen zijn eigen spiritualiteit en de beroepspraktijk Competent in begeleiden (to guide) A.2 onderkent het belang van een veilige leer en werkomgeving die zelfstandigheid en verantwoordelijkheid bevordert. A.2.1 handelt in zijn omgang met leerlingen, pastoranten en cliënten op basis van wederzijds respect A.2.10 verwoordt het belang van eigen verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van de leerlingen, pastoranten en cliënten A.2.11 observeert en beschrijft stagnaties in de levensbeschouwelijke ontwikkeling A.2.12 verwoordt het belang van de zoektocht van leerlingen, pastoranten en cliënten naar hun eigen levensbeschouwelijke identiteit A.2.13 Verduidelijkt welke waarden en normen een rol spelen in de ethiek van de beroepsbeoefenaar en welk gedrag daaruit voort zou moeten vloeien A.2.2 toont vertrouwen in de capaciteiten van de leerlingen, pastoranten en cliënten A.2.3 daagt leerlingen, pastoranten en cliënten uit om (levensbeschouwelijke)vragen te stellen A.2.4 verwoordt eigen normen en waarden en toetst deze aan de binnen de instelling geldende waarden en normen A.2.5 observeert en beschrijft de levensbeschouwing van enkele leerlingen, pastoranten en cliënten A.2.6 observeert en beschrijft verschillen tussen leerlingen, pastoranten en cliënten A.2.7 observeert en beschrijft het sociale klimaat in een groep A.2.8 observeert en beschrijft de kenmerken en betekenis van een viering A.2.9 beschrijft de zorgstructuur binnen de organisatie Competent in het functioneren in een organisatie A.3 onderkent het belang van goede werkverhoudingen met medestudenten en begeleider in het kader van de (brede) levensbeschouwelijke en ethische identiteit van de opleiding. A.3.1 vraagt naar en benut informatie van zijn begeleiders A.3.2 vraagt hulp van en biedt hulp aan medestudenten A.3.3 geeft aan wat hij wel of niet kan A.3.4 werkt samen met begeleiders aan de taken A.3.5 maakt afspraken met begeleiders en collega s (medestudenten en leraren) en houdt zich daaraan A.3.6 verwoordt zijn werkwijze aangaande samenwerken met anderen A.3.7 vat in eigen woorden de documenten over de missie en identiteit van de instelling samen A.3.8 Benoemt taken en rollen van de docent, priester, diaken, pastorale werk(st)er, geestelijk verzorger A.3.9 Herkent en benoemt leidinggevende interventies ten aanzien van de vier diensten van de kerk (leren, vieren, dienen en opbouwen) in relatie tot de sacramentele en hiërarchische structuur van de kerk de schoolorganisatie de instelling voor geestelijke verzorging Competent in samenwerken met de omgeving A.4 onderkent het belang van contacten met naasten van pastoranten of clienten, met ouders of verzorgers van de leerlingen/deelnemers en met collegas van (leer)bedrijven en instellingen. A.4.1 maakt een adequaat verslag van bijgewoonde gesprekken A.4.2 verkent de informatie die over leerlingen, pastoranten en cliënten binnen de instelling beschikbaar is en verwoordt het belang ervan A.4.3 verkent en beschrijft relaties van zijn instelling met andere belanghebbenden, zoals geïnstitutionaliseerde levensbeschouwingen Competent in communiceren A.5 onderkent het belang van een open leef en werkklimaat dat een vriendelijke en cooperatieve sfeer bevordert A.5.1 communiceert adequaat door het hanteren van verbale (bijv. volume, tempo, articulatie, melodie) en non-verbale technieken (bijv. mimiek, uiterlijk, lichaamshouding)
4 A.5.10 kan de eigen levensbeschouwelijke ontwikkeling binnen een groep medestudenten verwoorden A.5.11 kan het levensbeschouwelijke verhaal bij een ander herkennen A.5.12 kan het verhaal over religieuze ontwikkeling en religieuze ervaring bij een ander herkennen A.5.13 kan enkele communicatielijnen en vormen die deel uit maken van de rol en taken van docent, pastor en geestelijk verzorger beschrijven A.5.14 beheerst de moderne communicatiemiddelen zoals tekstverwerking, en webportal voor het eigen studeren A.5.15 kan in een geobserveerd of geregistreerd gesprek of geobserveerde of geregistreerde les de kenmerken van het levensbeschouwelijke gesprek aangeven A.5.16 kan in een verbatim of trainingssituatie het verhaal van de leerling, pastorant of cliënt weergeven zonder vooringenomenheid en eigen oordeel A.5.2 beheerst en hanteert vaardigheden als spreken, lezen, schrijven en rekenen (op havo- niveau) A.5.3 bevordert communicatie door te luisteren en samen te vatten A.5.4 toont betrokkenheid bij individuele leerlingen, pastoranten, cliënten en groepen A.5.5 maakt contact met leerlingen, pastoranten, cliënten A.5.6 observeert en beschrijft gedrag(spatronen) van individuele leerlingen, pastoranten en cliënten binnen groepen A.5.7 observeert, beschrijft en bespreekt gewenst, ongewenst en aandachtvragend gedrag A.5.8 brengt bij observaties levensbeschouwelijke- overeenkomsten en verschillen tussen leerlingen, pastoranten en cliënten onder woorden A.5.9 geeft aan hoe hij als professional met deze verschillen denkt om te gaan Competent in organiseren A.6 hanteert een voor zichzelf bruikbare vorm van timemanagement met betrekking tot de uit te voeren taken en afspraken zowel binnen de opleiding als binnen de organisaties waar hij stage loopt A.6.1 zet zijn voorbereidingen voor eenvoudige activiteit op schrift (draaiboek) A.6.2 kent de te hanteren regels en afspraken en houdt zich daaraan A.6.3 maakt leerlingen, pastoranten en cliënten duidelijk wat ze van hem kunnen verwachten met betrekking tot het leerproces A.6.4 stelt prioriteiten en verdeelt de beschikbare tijd efficiënt voor zichzelf A.6.5 verkent en beschrijft de mogelijkheden van de leeromgeving A.6.7 plant eigen werk en maakt werkafspraken met begeleiders, leerlingen, pastoranten en cliënten Competent in onderzoeken A.7 Onderkent het belang van het kunnen uitvoeren van kleinschalig praktijkgericht en toegepast onderzoek voor het beroep waar hij voor wordt opgeleid. Hij heeft zicht op wat het betekent een onderzoekshouding in te nemen. Hij weet wat in een wetenschappelijke tekst probleemstelling, vraagstelling, doelstelling en methode is en weet deze van elkaar te onderscheiden en met elkaar te verbinden. Dit alles onder begeleiding. A.7.1 Benoemt het verschil tussen probleemstelling, vraagstelling en doelstelling. A.7.2 Verwerkt op correcte wijze bronnen in een eigen tekst. A.7.3 Herkent een probleemstelling in een wetenschappelijke tekst A.7.4 Herkent een vraagstelling in een wetenschappelijke tekst A.7.5 Benoemt de samenhang van probleemstelling en vraagstelling A.7.6 Benoemt de samenhang van vraagstelling en methode A.7.7 Herkent de gehanteerde methode in een wetenschappelijke tekst A.7.8 Brengt het belang onder woorden van het aannemen van een onderzoekshouding ten opzichte van een (wetenschappelijke) tekst of casusbeschrijving HOOFDFASE Inhoudelijk competent B.0. De student beschikt over kennis van de centrale thema s, concepten, theorieën en methodes van de verschillende vakgebieden van de theologie. Dit betreft de volgende disciplines: systematische theologie, praktische theologie, wijsbegeerte, bijbelwetenschap, kerkgeschiedenis, sociale wetenschappen (i.c. godsdienstsociologie en psychologie) en religiewetenschappen, met als bijzondere aandachtsvelden cultuurwetenschap, spiritualiteit en ethiek. B.0.1 reproduceert door onderwijs of literatuur aangereikte kennis correct en adequaat,vat in eigen woorden samen, en past toe in nieuwe contexten. B.0.2. Maakt gebruikt van deze bij het maken van beroepsproducten. Hermeneutisch competent
5 B.1 De student onderkent het belang van geloofsverwoording i.h.a. en in het christendom in het bijzonder. Hij onderkent de bijzondere betekenis van de christelijke traditie in de westerse cultuur. Hij herkent en benoemt de interactie tussen de geloofstraditie, een actuele situatie en een religieuze tekst en/of religieuze ervaring, aan de hand van een kunsthistorische afbeelding en een actuele praktijksituatie. B.1.1 Benoemt taken en rollen van de priester, diaken en pastorale werk(st)er. Benoemt vanuit diverse verschijnselen uit de pastorale praktijk de betekenis van systematische, exegetische, historische, filosofische en menswetenschappelijke kennis. B.1.2 onderkent levensbeschouwelijke vragen van mensen B.1.3 kent de structuur van de Schrift, heeft inzicht in de ontstaansgeschiedenis en leest deze als geloofsverhaal B.1.4 kan in individueel en groepsgesprek in de rol van deelnemer zijn eigen gelovige positie onder woorden brengen (pastoraal gesprek, catechesegroep). B.1.5 Benoemt in een beroepssituatie wat bedoeld wordt met geloofstraditie, actuele praktijksituatie, religieuze tekst, religieuze ervaring en de interactie daartussen. B.1.6 Verwoordt in eigen woorden de basale structuur en samenhang van de geloofsbelijdenis B.1.7 Benoemt wat de inhoud van deze studie voor betekenis heeft voor de kenmerkende beroepssituatie van bediening van het woord en hoe dit te verbinden is met zijn/haar eigen biografie Leiderschapscompetentie: gemeenschapsopbouw B.2 De student is zich er van bewust dat leidinggeven en ontvangen een wezenlijk kenmerk is van het pastorale beroep en is zich bewust van zijn eigen affiniteit met leidinggeven B.2.1 Herkent en benoemt leidinggevende interventies en herkent en benoemt deze ten aanzien van de vier diensten van de Kerk (leren, vieren, dienen en opbouwen) in relatie tot de sacramentele en hiërarchische structuur van de Kerk. B.2.2 Benoemt welke managementkwaliteiten hij moet ontwikkelen (projectmatig werken, organisatie, leiderschap, groepsdynamica) B.2.3 Benoemt wat de inhoud van deze studie voor betekenis heeft voor de kenmerkende beroepssituatie van gemeenscjapsopbouw en hoe dit te verbinden is met zijn eigen biografie Leiderschapscompetentie: pastorale zorg B.3 De student onderkent het wezenlijke van pastorale zorg, kan deze in verband brengen met de geloofsgemeenschap, de maatschappelijke ontwikkelingen en met de ontwikkeling van het individu B.3.1 Benoemt in een geobserveerd gesprek het onderscheid tussen een gewoon gesprek, hulpverlening en pastoraat. B.3.2 Geeft in een voorgegeven verbatim hiervan dit onderscheid aan en geeft in een verbatim of trainingssituatie het verhaal van de pastorant weer zonder vooringenomenheid en eigen oordeel. B.3.3 Kan beschrijven welke kennis, inzichten (theologisch, filosofische, literair-historische, sociaalwetenschappelijke concepten), vaardigheden en houding hij/zij verder dient te ontwikkelen voor het zelfstandig voeren van pastorale gesprekken B.3.4 Kan benoemen wat de inhoud van deze studie voor betekenis heeft voor de kenmerkende beroepssituatie van pastorale zorg en hoe dit te verbinden is met zijn/haar eigen biografie Mystagogische competentie B.4 Student onderkent dat het inwijden in het gelovig interpretatiemodel van het leven behoort tot het beroep van de pastoraal werker. Hij onderkent dat vieren een wezenlijk kenmerk is van alle kerkelijk handelen, een plaats kan zijn voor religieuze ervaring en een bron is voor religieuze ontwikkeling B.4.1 verwoordt zijn eigen religieuze ontwikkeling en geeft een eventuele religieuze ervaring daarbinnen een plaats B.4.2 herkent het verhaal over religieuze ontwikkeling en religieuze ervaring bij een ander B.4.3 beschrijft een viering naar zijn kernelementen B.4.4 beschrijft welke kennis, inzichten (theologisch filosofische, literair-historische, sociaalwetenschappelijke concepten), vaardigheden en houding hij/zij verder dient te ontwikkelen voor het inwijden in het geloof, het voorbereiden van, meewerken en leiding geven aan vieringen van geloof B.4.5 Benoemt wat de inhoud van deze studie voor betekenis heeft voor de kenmerkende beroepssituatie van inwijden in het mysterie van leven en geloven en verbindt dit met zijn/haar eigen biografie Communicatieve competentie B.5 De student onderkent het belang van een leef- en werkklimaat dat gekenmerkt wordt door samengaan en samenwerken, kan dit in verband brengen met zijn kennis van groepsdynamica en communicatie en heeft inzicht in de rol die hij daarbij kan en wil spelen. De student onderkent het belang van goede communicatie binnen de geloofsgemeenschap, met het instituut kerk en binnen en met de samenleving C.5.1 maakt contact met een of meer pastoranten of een groep pastoranten en zorgt er voor dat zij zich op hun
6 gemak voelen bij hem B.5.2 Communiceert effectief in een trainingssituatie zowel mondeling, schriftelijk als non-verbaal, zowel inhoudelijk als op betrekkingsniveau Dit houdt in dat hij contact kan maken met medestudenten en daarbij elementaire sociale en communicatieve vaardigheden kan hanteren, enige kennis heeft van en ervaring met professionele gespreksvaardigheden die worden gehanteerd in een groep en kan gewenst en ongewenst gedrag van groepsleden herkennen. B.5.3 beschrijft de communicatielijnen en vormen die deel uit maken van de rol en taken van de pastor B.5.4 Beheerst de moderne communicatiemiddelen zoals tekstverwerking, en internet voor het eigen studeren Reflectie B.6 De student onderkent het belang van het zelf onderzoeken en ontwikkelen van zijn opvattingen ten aanzien van de verschillende aspecten van de beroepsopleiding en beroepsuitoefening, kan dit in verband brengen met zijn kennis en heeft inzicht in zijn motieven en mogelijkheden. B.6.1 reflecteert in voldoende mate op zijn studie en leerstijl om zijn bekwaamheid te kunnen ontwikkelen B.6.2 Reflecteert in enigermate op studie, leerstijl en persoonlijke ontwikkeling in het perspectief van de eigen levensvisie en ethische visie B.6.3 beschikt over enige gedragspsychologische en theologische kennis om zijn eigen gedrag en dat van anderen te begrijpen en te analyseren op basis van een analyse van sterke en zwakke punten in zijn bekwaamheid. Persoonscompetentie: Werken aan eigen spirituele en beroepsontwikkeling B.7 De student onderkent: het belang van het zelf onderzoeken en ontwikkelen van zijn opvattingen ten aanzien van de verschillende aspecten van de beroepsopleiding en beroepsuitoefening, kan dit in verband brengen met zijn kennis en heeft inzicht in zijn motieven en mogelijkheden. het belang van spiritualiteit in relatie tot de beroepspraktijk. het belang van beroepsethiek B.7.1 formuleert schriftelijk met argumenten onderbouwd welke van de drie beroepsrichtingen het beste past bij zijn eigen talenten, levensovertuiging en identiteit B.7.2 beschrijft in de weergave van een interview de relatie tussen spiritualiteit, levensvragen en de rk beroepspraktijk van de geïnterviewde pastoraal werkende of geestelijk verzorger B.7.3 verwoordt enkele relaties tussen zijn eigen spiritualiteit, zijn eigen levensvragen en de rk beroepspraktijk van de pastoraal werkende en geestelijk verzorger B.7.4 verduidelijkt welke waarden en normen een rol spelen in de ethiek van het beroep van pastoraal werker en geestelijk verzorger en welk gedrag daaruit voortvloeit Competent in onderzoeken B.8 De student beschikt over basale kennis over het opzetten en uitvoeren van kleinschalig onderzoek naar de eigen beroepspraktijk en over de rapportage hierover B.8.1 Formuleert in relatie tot een reeds geformuleerde probleemstelling een beantwoordbare vraag. B.8.10 Benoemt het verschil tussen enerzijds het zakelijk en geordend weergeven van onderzoeksresultaten en anderzijds de analyse en interpretatie daarvan in het licht van de onderzoeksvraag. Benoemt het belang van data (onderzoeksgegevens) B.8.11 Formuleert een eenvoudige probleemstelling B.8.12 Onderscheid helder in rapportage en/of presentatie tussen enerzijds weergave van de gegevens uit literatuur of praktijkonderzoek en anderzijds de interpretatie en analyse daarvan in het licht van een onderzoeksvraag B.8.2 Omschrijft de gehanteerde kernbegrippen in de probleemstelling op heldere wijze B.8.3 Zoekt en vindt voor het beantwoorden van een vraagstelling relevante literatuur B.8.4 Leest, analyseert en beoordeelt literatuur vanuit intern en extern perspectief B.8.5 Formuleert onder begeleiding een helder afgebakende probleemstelling aan de hand van een casus uit de beroepspraktijk waarvoor hij wordt opgeleid B.8.6 Verantwoordt in de rapportage alle afzonderlijke stappen B.8.7 Geeft aan welke stappen gezet moeten worden om een antwoord te vinden op een beantwoordbare vraagstelling B.8.8 Herkent verschillende methoden van praktijkgericht onderzoek B.8.9 Benoemt het verschil tussen een beantwoordbare en onbeantwoordbare vraagstelling STARTBEKWAAMFASE Inhoudelijk competent C.0. De theoloog in opleiding weet zijn theologische kennis aan te wenden in de praktijk van het kerkelijk werk c.q. de geestelijke verzorging.
7 C.0.1. ontsluit zijn kennis voor anderen. C.0.2. gebruikt deze kennis in diverse beroepssituaties. C.0.3. Vermeerdert zijn kennis zelfstandig en presenteert deze in een afstudeeronderzoek. Hermeneutische competentie C.1 Relateert met behulp van de aangereikte theologische concepten en hun fundering onder begeleiding van een docent in een oefensituatie in kenmerkende beroepssituaties bestaanservaringen aan zingevingskaders uit Schrift en Traditie C.1.1 voert een enkelvoudig pastoraal gesprek C.1.2 Verheldert in een enkelvoudig pastoraal gesprek de levensbeschouwelijke vragen voor de pastorant en plaatst deze in een christelijk zingevingskader C.1.3 Maakt een verbatim van een enkelvoudig gesprek en reflecteert daarin zijn eigen wijze van reageren en brengt onder woorden wat betreft geloofscommunicatief groepswerk: de wederzijdse relatie tussen het geleefde leven en de interpreterende kaders uit Schrift en Traditie C.1.4 Stemt onder begeleiding bestaand (pastoraal/catechetisch) materiaal af op en hanteert dat met een groep C.1.5 stelt met gebruikmaking van geëigende hulpmiddelen voor een viering een overweging samen waarin het Woord van God wordt vertaald naar de concrete bestaanscontext C.1.6 presenteert in een oefensituatie een overweging en geeft en ontvangt daarover feedback Leiderschapscompetentie: gemeenschapsopbouw C.2 De student: is zich er van bewust dat leidinggeven en ontvangen een wezenlijk kenmerk is van het pastorale beroep. is zich bewust van zijn eigen affiniteit met leidinggeven C.2.1 verwoordt de theologische consistentie van de kerkelijke structuur (ad intra) en de missie van de kerk in de samenleving (ad extra) C.2.2 Beweegt zich in een bestaand beleidskader in het kader van een beleidsplan met vrijwilligers en collega s en ontwikkelt een concrete activiteit C.2.3 formuleert onder begeleiding een projectplan en werkt dat uit en begeleidt een kleine en eenvoudige groep Leiderschapscompetentie: pastorale zorg C.3 De student ontdekt en beschrijft het wezenlijke van pastorale zorg en kan dit in verband brengen met de geloofsgemeenschap, de maatschappelijke ontwikkelingen en met de ontwikkeling van het individu C.3.1 geeft in een schriftelijk verslag van een eigen gesprek op de stageplaats aan hoe hij/zij een onderscheid hanteert tussen een gewoon gesprek, hulpverlening en pastoraat C.3.2 Geeft het verhaal van de pastorant schriftelijk weer zonder vooringenomenheid en eigen oordeel C.3.3 Neemt onder begeleiding initiatief tot een pastoraal gesprek, houdt dat gesprek op gang, stelt grenzen in, vat samen en trekt conclusies C.3.4 Herkent en beschrijft vormen van hoe de pastor de pastorant ondersteunt om diens verhaal de leidraad te laten zijn van het pastorale gesprek C.3.5 Herkent en beschrijft vormen van hoe de pastor de pastorant impulsen geeft tot zelfinzicht en levensbeschouwelijke ontwikkeling C.3.6 Herkent en beschrijft hoe de pastor in het pastoraal gesprek het evenwicht bewaart tussen eigen professionaliteit en inzet en ruimte voor het transcendente C.3.7 Herkent en beschrijft hoe de pastor in een pastoraal gesprek de bestaanservaringen duidt in het licht van Schrift en Traditie, in verbondenheid met de geloofsgemeenschap en de maatschappelijke context C.3.8 Herkent en beschrijft hoe de pastor in een pastoraal gesprek de fasen van het proces van verlies, sterven en rouwen hanteert C.3.9 Herkent en beschrijft hoe de pastor wat ervaren is in het gesprek vertaalt in gebed met de pastorant C.3.10 Herkent en beschrijft op welke gronden de pastor doorverwijst naar welke hulpverleningsinstanties C.3.11 Herkent en beschrijft welke trends de pastor ontdekt in de praktijk en op basis waarvan hij/zij beleid formuleert Mystagogische competentie C.4 Onder begeleiding inwijden in het mysterie van het leven met God Onder begeleiding mensen toeleiden naar sacramenteel-liturgische, liturgische en andere vieringen van geloof, met name de eucharistie Onder begeleiding meewerken aan vieringen van geloof C.4.1 wijdt onder begeleiding van een pastor / geestelijk verzorger en op basis van conceptuele kennis gelovigen en geloofsleerlingen in in het gelovig interpretatiemodel van het leven zoals dat in Schrift en Traditie naar voren komt C.4.2 bereidt onder begeleiding van een pastor / geestelijk verzorger en op basis van conceptuele kennis een
8 viering van geloof voor en werkt er aan mee C.4.3 beschrijft de verschillende soorten vieringen naar hun kernelementen binnen hun specifieke context en het kerkelijk jaar C.4.4 Herkent en beschrijft symbolen en rituelen binnen en buiten de geloofsgemeenschap en plaatst deze binnen een zingevingskader C.4.5 begeleidt onder begeleiding van een pastor / geestelijk verzorger pastoranten in hun ontwikkeling van symboolgevoeligheid (bijv in catechese, liturgie, geloofsgesprek etc) C.4.6 leidt onder begeleiding van een pastor / geestelijk verzorger pastoranten toe naar het vieren en beleven van de verschillende sacramenten C.4.7 brengt onder begeleiding van een pastor / geestelijk verzorger geloven tot klank in gebed en gezang Communicatief competent C.5 De student kan met hulp van zijn begeleiders op basis van kennis van groepsdynamica en communicatie met een individu of een bepaalde groep een leef- en werkklimaat realiseren dat gekenmerkt wordt door samengaan en samenwerken. Kan met hulp van zijn begeleiders moderne communicatiemiddelen inzetten voor de communicatie binnen de geloofsgemeenschap, met het instituut kerk en binnen en met de samenleving C.5.1 stimuleert welwillende pastoranten zowel individueel als in een groep tot gewenst gedrag zodat er een op samenwerking gerichte sfeer ontstaat C.5.2 bevordert in samenwerking met collega s een prettige leef- en werkklimaat C.5.3 Beheerst naast de moderne communicatiemiddelen zoals tekstverwerking, en internet en sociale media als Twitter, Facebook, en kan deze toepassen in het pastorale werk Competent in reflecteren C.6 De student kan op beperkte schaal met hulp van zijn begeleiders zijn opvattingen en bekwaamheden ten aanzien van de verschillende aspecten van beroepsuitoefening onderzoeken en ontwikkelen C.6.1 reflecteert in ruime mate op zijn studie en leerstijl om zijn bekwaamheid te ontwikkelen C.6.2 reflecteert in ruime mate met behulp van theologische concepten op studie, leerstijl en persoonlijke ontwikkeling in het perspectief van de eigen levensvisie en ethische visie C.6.3 maakt bij zijn ontwikkeling gebruik van feedback van begeleiders, pastoranten en collega's en van collegiale hulp in de vorm van bijvoorbeeld intervisie en supervisie C.6.4 maakt een eerste analyse van sterke en zwakke punten in zijn eigen bekwaamheid en brengt die in relatie met omgevingsfactoren (kansen en bedreigingen) Persoonscompetentie: Werken aan eigen spirituele en beroepsontwikkeling C.7 De student onderkent: het belang van het ontwikkelen van de eigen spiritualiteit in relatie tot de beroepspraktijk. het belang van het ontwikkelen van een eigen beroepsethiek C.7.1 beschrijft het eigen beeld van de raakvlakken tussen spiritualiteit en de beroepspraktijk C.7.2 benoemt welke waarden en normen een rol spelen in de eigen beroepsethiek en welk gedrag daaruit voortvloeit Competent in onderzoeken C.8 De student kan een onderwerp in de beroepspraktijk signaleren, en hieromtrent een onderzoek opzetten en uitvoeren ten einde te komen tot de formulering van handelingsalternatieven en kan hierover adequaat rapporteren C.8.1 Is in staat met behulp van kleinschalig kwantitatief en/ of kwalitatief empirisch onderzoek de beroepspraktijk verder te onderzoeken C.8.2 Is in staat de onderzoeksresultaten geordend en zakelijk weer te geven C.8.3 Is in staat de onderzoeksresultaten met behulp van de literatuur te interpreteren en te analyseren in het licht van de vraagstelling C.8.4 Is in staat conclusies te trekken uit de geanalyseerde en geïnterpreteerde onderzoeksgegevens en zo te komen tot het formuleren van aanbevelingen C.8.5 Is in staat over het onderzoek te rapporteren volgens de wetenschappelijke vormeisen C.8.6 Signaleert een onderwerp in de beroepspraktijk en beschrijft deze binnen de context van de beroepspraktijk in de vorm van een probleemstelling C.8.7 Verbindt de probleemstelling met een vraagstelling met oog op het ontwikkelen van handelingsalternatieven C.8.8 Vindt bij de aldus geformuleerde probleem- en vraagstelling relevante literatuur en verantwoordt de keuze hiervoor C.8.9 Vindt de voor het gesignaleerde onderwerp in de beroepspraktijk relevante (beleids)documenten, leest deze en vat deze samen met oog op een uitgebreide beschrijving van de beroepspraktijk
9
PROPEDEUSE Inhoudelijk competent Competent in reflecteren en persoonsontwikkeling
PROPEDEUSE Inhoudelijk competent A.0 onderkent het belang van de vakinhouden voor zijn persoonlijke ontwikkeling en die van de leerling, pastorant en client. A.0.1 geeft enkele toepassingsgerichte voorbeelden
Nadere informatieFontys Hogeschool Theologie Levensbeschouwing
Competentieprofiel Bachelor Godsdienst Pastoraal Werk PROPEDEUSE Inhoudelijk competent A.1 onderkent het belang van de vakinhouden voor zijn persoonlijke ontwikkeling en die van de leerling, pastorant
Nadere informatieCOMPETENTIES MA GPW. Master Godsdienst pastoraal werk/ geestelijke verzorging. Wijzigingen: Behandeld door: Status: Datum:
Titel Subtitel FHTL COMPETENTIES MA GPW Master Godsdienst pastoraal werk/ geestelijke verzorging Aan dit document werkten mee: Chr. t Mannetje Hans Jonker Wijzigingen: Behandeld door: Status: Datum: vastgesteld
Nadere informatiePortfolio. Pro-U assessment centrum. Eigendom van:
Pro-U assessment centrum Eigendom van: Blad 1 Persoonlijke gegevens Naam en voorletters Adres Postcode en woonplaats Telefoonnummer Mobiel nummer Onderwijsinstelling E-mailadres Docentbegeleider Geboortedatum
Nadere informatieAantekenformulier van het assessment PDG
Aantekenformulier van het assessment PDG Kandidaat: Assessor: Datum: Een startbekwaam docent voldoet aan de bekwaamheidseisen voor leraren in het tweedegraadsgebied (zie competentie 1 t/m 7 op de volgende
Nadere informatieEindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)
Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview) Student: Opleidingsassessor: Studentnummer:. Veldassessor:. Datum: Een startbekwaam
Nadere informatieCompetentievenster 2015
Windesheim zet kennis in werking Competentievenster 2015 TWEEDEGRAADS LERARENOPLEIDING WINDESHEIM Inleiding 3 Het competentievenster van de tweedegraads lerarenopleidingen van Hogeschool Windesheim vormt
Nadere informatieSWOT-ANALYSE. 1 Interpersoonlijk competent. 1.1 Eisen. 1.2 Mijn ontwikkelpunten. 1.3 Mijn leerdoelen
SWOT-ANALYSE Met een SWOT-analyse breng ik mijn sterke en zwakke punten in kaart. Deze punten heb ik vervolgens in verband gebracht met de competenties van en leraar en heb ik beschreven wat dit betekent
Nadere informatieMASTER LGL COMPETENTIES
MASTER LGL COMPETENTIES Preambule De master opleiding FHTL veronderstelt dat de studenten hun bachelor behaald hebben en dus startbekwaam zijn. Deze bekwaamheid vertaalt zich door naar de onderstaande
Nadere informatieCompetenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht
Naam: School: Daltoncursus voor leerkrachten Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht Inleiding: De verantwoordelijkheden van de leerkracht zijn samen te vatten door vier beroepsrollen te
Nadere informatieCompetentiekaarten Fontys Lerarenopleidingen. Hogescholen
Competentiekaarten Fontys Lerarenopleidingen Hogescholen Zeven competenties Een leraar is competent in belangrijke beroepsituaties als hij de juiste taken (doelstellingen) kan formuleren en de daaruit
Nadere informatieCompetentiekaarten. Fontys Lerarenopleidingen vo/bve
Competentiekaarten Fontys Lerarenopleidingen vo/bve Zeven competenties Een leraar is competent als hij in belangrijke beroepsituaties de juiste taken (doelstellingen) kan formuleren en de daaruit voortvloeiende
Nadere informatieScoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren
Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren Let op: momenteel wordt gewerkt aan een instrument dat beoordeelt aan de hand van de nieuwe bekwaamheidseisen
Nadere informatieBEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3
BEKWAAMHEIDSEISEN leraren VO met niveau-indicatoren jaar 3 1. INTERPERSOONLIJK COMPETENT De leraar die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding aan leerlingen (individueel en in
Nadere informatieAlle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld
BEOORDELINGSFORMULIER / Artistieke Praktijk II jaar 4 Blad 1 Toetscode: Datum: Handtekening student: Beoordelaar 1: Handtekening beoordelaar 1: Beoordelaar 2: Handtekening beoordelaar 2: Extern deskundige:
Nadere informatieBijlage 5: Formulier tussenevaluatie
Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie Formulier tussenevaluatie Naam student: Studentnummer: Naam school / onderwijsinstelling: Naam werkplekbegeleider: Naam instituutsopleider: Datum: Beoordeling Niet
Nadere informatiecompetentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan
Samenwerken Omgevingsgericht/samenwerken Reflectie en zelfontwikkeling competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan Competentieprofiel stichting Het Driespan, (V)SO
Nadere informatie1. Interpersoonlijk competent
1. Interpersoonlijk competent De docent BVE schept een vriendelijke en coöperatieve sfeer in het contact met deelnemers en tussen deelnemers, en brengt een open communicatie tot stand. De docent BVE geeft
Nadere informatieRapport Docent i360. Test Kandidaat
Rapport Docent i360 Naam Test Kandidaat Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor u ligt het
Nadere informatieCOMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT
DE SBL competenties COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid
Nadere informatieITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)
ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk 2018-2019 Fase 3 (jaar 3) Kerntaak 1: Pedagogische adequaat handelen: opbouwende relatie met kinderen ontwikkelen, leiding geven aan de groep, zorgen voor een goed
Nadere informatieBijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG
Bijlage 3 SFORMULIER EINDPRODUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Ella ten Barge ROC/AOC: Friesland College Paraaf beoordelaar: Eindproduct (aankruisen) in beeld/lesgeven op pad/ecursie
Nadere informatieRapport Docent i360. Angela Rondhuis
Rapport Docent i360 Naam Angela Rondhuis Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor u ligt het
Nadere informatieBijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG
Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Ella ten Barge ROC/AOC: Friesland College Eindproduct (aankruisen) X in beeld/lesgeven op pad/ecursie aan
Nadere informatieBekwaamheidseisen of competenties docenten LC
Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC Bekwaamheidseisen docenten LC vmbo en havo/vwo. (tekst: Wet op de beroepen in het onderwijs en Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel / 2006). 1. Zeven
Nadere informatieHandreiking toelichting bij descriptoren NLQF
Handreiking toelichting bij descriptoren NLQF CONTEXT Context Instroom Een bekende, stabiele leef- en leeromgeving. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. Tussen niveau 1 en 2 is geen verschil in context;
Nadere informatiePre-Academisch Onderwijs. Ontwikkelingslijnen en leerdoelen
Pre-Academisch Onderwijs Ontwikkelingslijnen en leerdoelen LEERDOELEN PER ONTWIKKELINGSLIJN Ontwikkelingslijn 1: De leerling ontwikkelt een wetenschappelijke houding 1.1 De leerling ontwikkelt een kritische
Nadere informatieOm te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet de leraar primair onderwijs het volgende doen:
1 Interpersoonlijk competent De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leefen werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en
Nadere informatieDe student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.
Competentie 1: Creërend vermogen De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen. Concepten voor een ontwerp te ontwikkelen
Nadere informatieBekwaamheidseisen of competenties docenten LD
Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD Bekwaamheidseisen docenten LD vmbo en havo/vwo. (tekst: Wet op de beroepen in het onderwijs en Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel / 2006). 1. Zeven
Nadere informatieCompetenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht
Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht Tijdens de DON bijeenkomst van 13 november 2013 hebben we in kleine groepen (daltoncoördinatoren en directeuren) een lijst met competenties/bekwaamheden
Nadere informatieBijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG
Bijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Matt Huntjens ROC/AOC: Friesland College Paraaf beoordelaar: Eindproduct (aankruisen) in beeld/lesgeven op pad/excursie
Nadere informatieHet gekleurde vakje is het vereiste niveau voor het voltooien van de oriënterende stage, het kruisje geeft aan waar ik mezelf zou schalen
Daniëlle Ramp, competentie ontwikkeling, oriënterende stage 1. Interpersoonlijk competent Contact maken Stimuleren om op een eigen manier te leren Klimaat voor scheppen 2. Pedagogisch competent Begeleiding
Nadere informatiePR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten
PR 180724 V1 Beroepscompetentie- profiel Afgeleid van de niveaubepaling NLQF, niveau 6 heeft RBCZ kerncompetenties benoemd voor de complementair/alternatief therapeut. Als uitgangspunt zijn de algemene
Nadere informatieNiveaubeschrijvingen NLQF per descriptor met toelichting, versie 23 maart 2017
Niveaubeschrijvingen NLQF per descriptor met toelichting, versie 23 maart 2017 Context Descriptor Instroom Een bekende, stabiele leef- en leeromgeving. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. Tussen niveau
Nadere informatie1 Interpersoonlijk competent
1 Interpersoonlijk competent De leraar primair onderwijs moet ervoor zorgen dat er in zijn groep een prettig leefen werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van de leraar primair onderwijs en
Nadere informatieDe ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN
M.11i.0419 De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN versie 02 M.11i.0419 Naam notitie/procedure/afspraak Visie op professionaliseren Eigenaar/portefeuillehouder Theo Bekker
Nadere informatieHET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen
HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD ILS Nijmegen Mei 2009 Voorwoord: Dit voorstel voor een competentieprofiel van de spd is ontworpen op verzoek van de directies van ILS- HAN en ILS-RU door de productgroep
Nadere informatieDe 6 Friesland College-competenties.
De 6 Friesland College-competenties. Het vermogen om met een open enthousiaste houding nieuwe dingen aan te pakken. Het vermogen jezelf steeds beter te leren kennen. Het vermogen om in te schatten in welke
Nadere informatiekempelscan P2-fase Studentversie
kempelscan P2-fase Studentversie Pedagogische competentie Kern 2.1 Pedagogisch competent Pedagogisch handelen Je draagt bij aan een veilige leef- en leeromgeving in de groep O M V G Je bent consistent
Nadere informatieBeroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE
BIJLAGE D: SFORMULIEREN BEROEPSPRODUCTEN Bij de beroepsproducten wordt steeds een variant op onderstaand formulier gebruikt. De nadere invulling van de variant is afhankelijk van de geselecteerde criteria
Nadere informatieCompetentieprofiel. Instituut voor Interactieve Media. Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006
Competentieprofiel Instituut voor Interactieve Media Competentieprofiel studenten Instituut voor Interactieve Media vastgesteld juni 2006 Aangepast in maart 2009 Inleiding De opleiding Interactieve Media
Nadere informatieLeraar basisonderwijs LB
Leraar basisonderwijs LB Functiewaardering: 43343 43333 43 33 Salarisschaal: LB Werkterrein: Onderwijsproces -> Leraren Activiteiten: Beleids- en bedrijfsvoeringsondersteunende werkzaamheden, overdragen
Nadere informatieRapport Docent i360. Angela Rondhuis
Rapport Docent i360 Naam Angela Rondhuis Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Sterkte/zwakte-analyse 3. Feedback open vragen 4. Overzicht competenties 5. Persoonlijk ontwikkelingsplan Inleiding Voor je ligt het
Nadere informatieCompetentie- en indicatorenoverzicht Masteropleiding Leren en Innoveren Hogeschool Rotterdam IVL/Kenniskring Versterking Beroepsonderwijs
Competentie- en indicatorenoverzicht Masteropleiding Leren en Innoveren Hogeschool Rotterdam IVL/Kenniskring Versterking Beroepsonderwijs COMPETENTIES EN INDICATOREN 1 Interpersoonlijke competentie De
Nadere informatie1/8. Voor leerkrachten zijn 7 bekwaamheden geformuleerd:
1/8 informatie Wet BIO In de Wet BIO staat de kwaliteit van het onderwijspersoneel centraal, want daarmee staat of valt de kwaliteit van het onderwijs. Het doel van de Wet BIO is: een minimumniveau van
Nadere informatieITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 1 (jaar 1)
ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk 2018-2019 Fase 1 (jaar 1) Kerntaak 1: Pedagogische adequaat handelen: opbouwende relatie met kinderen ontwikkelen, leiding geven aan de groep, zorgen voor een goed
Nadere informatieModuleboek Catechetiek. Leerjaren 3 en 4
Moduleboek Catechetiek Leerjaren 3 en 4 2012-2013 Module Catechetiek keuzevak PW-/GL-variant leerjaren 3 en 4 drs. J. van Mourik ORIËNTATIE 1. Titel collegeserie Leren in de gemeente 2. Introductie a.
Nadere informatiegoed / aantoonbaar uitstekend / voorbeeld - toont betrokkenheid, stelt zich voldoende open in het contact naar de deelnemer
1. Interpersoonlijk Competent De docent zorgt voor een prettig leef- en werkklimaat. De docent die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding, schept een vriendelijke en coöperatieve
Nadere informatie!"#$%&'$'#() *+,-.+%'+)$'$"/-'0/1&)2&34""51&'$))!678$+/&#-&#
!"#$%&'$'#( *+,-.+%'+$'$"/-'0/1&2&34""51&'$!678$+/&#-&# voorjaar 2010 9#1+:$0+;("
Nadere informatieBEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSPRODUCTEN MASTER SEN. Claudia Maria Willemsen
Student vult deze gegevens volledig in BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSPRODUCTEN MASTER SEN Volledige naam student i Claudia Maria Willemsen Studentnummer 1096286 Cohort 2015 Windesheim-e-mail Modulecode
Nadere informatieBijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG
Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Gerwin Haveman ROC/AOC: Friesland College Paraaf beoordelaar: Eindproduct (aankruisen) in beeld/lesgeven op
Nadere informatieZelfevaluatie. Inleiding:
Sabine Waal Zelfevaluatie Inleiding: In dit document heb ik uit geschreven wat mijn huidige niveau is en waar ik mij al zoal in ontwikkeld heb ten opzichte van de zeven competenties. Elke competentie heb
Nadere informatieBijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG
Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG Naam deelnemer: Gabriëlle Copini Beoordelaar: Gerwin Haveman ROC/AOC: Friesland College Paraaf beoordelaar: Eindproduct (aankruisen) in beeld/lesgeven x
Nadere informatieDoor de stage en de theorie ontwikkel ik mij beroepsmatig. Op mijn stage vraag ik veel aan mijn stagebegeleidster.
Fontys Hogeschool voor de kunsten STAGE WERKPLAN ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING Student: Mariska Gerritsen Studentnummer: 2173355 Jaar: 4 Dt Stageschool: Heerbeeck College Stagebegeleider: S. van Driel
Nadere informatieWerkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep.
Werkproces 1: Interpersoonlijk competent: De leerkracht is zich bewust van zijn houding en gedrag en de invloed daarvan op de groep. Competentie 1.1: Stimuleert een respectvolle omgang binnen de groep.
Nadere informatieDoor de stage en de theorie ontwikkel ik mij beroepsmatig. Op mijn stage vraag ik veel aan de docenten.
Fontys Hogeschool voor de kunsten STAGE WERKPLAN ACADEMIE VOOR BEELDENDE VORMING Student: Mariska Gerritsen Studentnummer: 2173355 Jaar: 3 Dt Stageschool: Sint Lucas Stagebegeleider: H. van Gogh B. Vermogen
Nadere informatieBeroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE
BIJLAGE D: SFORMULIEREN BEROEPSPRODUCTEN Bij de beroepsproducten wordt steeds een variant op onderstaand formulier gebruikt. De nadere invulling van de variant is afhankelijk van de geselecteerde criteria
Nadere informatie2. Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken. Oordeel voldoende / onvoldoende * Instelling: Fase: 1 2 3*
Competentiekaart verzorgende IG (de eisen ten aanzien van loopbaan en de burgerschapsdimensies zijn in de kaart verwerkt, behalve de politiek-juridische dimensie die geheel op school wordt behandeld) Competentiekaart
Nadere informatieDE COMPETENTIES VAN DE PREDIKANT EN DE GEESTELIJK VERZORGER
DE COMPETENTIES VAN DE PREDIKANT EN DE GEESTELIJK VERZORGER De PThU kent twee competentieprofielen, die voor de gemeentepredikant en die voor de geestelijk verzorger. Ze verschillen in onderdelen, maar
Nadere informatiekempelscan P1-fase Kempelscan P1-fase 1/7
kempelscan P1-fase Kempelscan P1-fase 1/7 Interpersoonlijke competentie Kern 1.2 Inter-persoonlijk competent Communiceren in de groep De student heeft zicht op het eigen communicatief gedrag in de klas
Nadere informatieBeste kandidaat voor de masteropleiding Kunsteducatie met een bachelordiploma als kunstvakdocent,
Master Kunsteducatie Hanzehogeschool Groningen & NHL Hogeschool Beste kandidaat voor de masteropleiding Kunsteducatie met een bachelordiploma als kunstvakdocent, U wilt in 2016-2017 de masteropleiding
Nadere informatiegoed / aantoonbaar uitstekend / voorbeeld - toont betrokkenheid, stelt zich voldoende open in het contact naar de deelnemer
1. Interpersoonlijk Competent De docent zorgt voor een prettig leef- en werkklimaat. De docent die interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding, schept een vriendelijke en coöperatieve
Nadere informatieContext. Instroom. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 2 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 3 Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving.
Context Een bekende, stabiele leef- en leeromgeving. 1 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 2 Een herkenbare leef- en werkomgeving. 3 Een herkenbare, wisselende leef- en werkomgeving. 4 Een herkenbare,
Nadere informatieBijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.
Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende
Nadere informatiePedagogisch Didactisch Getuigschrift
HOGESCHOOL ROTTERDAM Pedagogisch didactisch getuigschrift Pedagogisch Didactisch Getuigschrift Handleiding voor de coach Instituut voor Lerarenopleidingen Versie 24.11.16 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3
Nadere informatiePersoonlijk Ontwikkelingsplan Groeien met techniek
Persoonlijk Ontwikkelingsplan Groeien met techniek Sybrand van der Werf 7 januari 2012! Persoonlijk Ontwikkelingsplan Groeien met techniek Naam:!!! Sybrand van der Werf Studentnummer:! S1039799 Adres:!!!
Nadere informatieModuleboek Homiletiek. Leerjaren 3 en 4
Moduleboek Homiletiek Leerjaren 3 en 4 2012-2014 1 Module Homiletiek keuzevak PW-/GL-variant leerjaren 3 en 4 drs. J. van Mourik ORIËNTATIE 1. Titel collegeserie Het Woord vertolken 2. Introductie a. Wat
Nadere informatieBeoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse. Datum:
A Beoordelingsformulier (Les) Voorbereiding Naam student: Krijn Cornelisse Naam docent: F.Kok Datum: 5-12-2013 Het Lesplan; de student; Omschrijving Bereidt zich voor op de lessen en zorgt ervoor dat alle
Nadere informatieASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW
ASSESSMENTS VAN DE BACHELOR LGL en GPW FHTL, UTRECHT 2017-2018 Inhoudsopgave INLEIDING 3 PROPEDEUSE- ASSESSMENT 4 TOELATINGSEISEN VOOR HET ASSESSMENT: 4 INHOUD VAN HET PORTFOLIO 4 OPMERKINGEN 5 HOOFDFASE-
Nadere informatieROC Friese Poort. UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE
BIJLAGE D: SFORMULIEREN BEROEPSPRODUCTEN Bij de beroepsproducten wordt steeds een variant op onderstaand formulier gebruikt. De nadere invulling van de variant is afhankelijk van de geselecteerde criteria
Nadere informatie1 Interpersoonlijk competent
1 Interpersoonlijk competent De leraar voorbereidend hoger onderwijs moet ervoor zorgen dat er in de groepen waarmee hij werkt, een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid van
Nadere informatieALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013
ALEANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013 Deze monitor is ingevuld op basis van een eerste gesprek, een lesobservatie en een nagesprek (soms in andere
Nadere informatieLijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten
Lijst met de zeven SBL-competenties, de bijbehorende bekwaamheidseisen en gedragsindicatoren voor docenten 1. Interpersoonlijk competent Een interpersoonlijk competente leraar/lerares schept een vriendelijke
Nadere informatieCompetenties directeur Nije Gaast
Competenties directeur Nije Gaast De s voor directeuren van Nije Gaast zijn vertaald in vijf basiss. De beschrijving is gebaseerd op de schoolleiderscompententies die landelijk zijn vastgesteld en zijn
Nadere informatieDe lerarenondersteuner werkt binnen het vastgestelde lesmodel voor instructie en de lesplannen van de school.
Werkproces 1: Kaders Competentie 1.1: Schoolkaders De lerarenondersteuner werkt binnen de vastgestelde kaders voor onderwijs van de school. Competentie 1.2: Lesmodel en lesplannen De lerarenondersteuner
Nadere informatieCompetentie-overzicht Opleiding Docent BVE / VO / Bedrijfsleven
Competentie-overzicht Opleiding Docent BVE / VO / Bedrijfsleven colofon Uitgave: Fontys Pedagogisch Technische Hogeschool Zwolle Grafische vormgeving: Laurien Stam, Zwolle Fotografie: Gerlinde Schrijver,
Nadere informatieCompetentiescan Propedeuse Academie voor Beeldende Vorming Tilburg
Competentiescan Propedeuse Academie voor Beeldende Vorming Tilburg naam student: Stan Verhees.. A1 CREËREND VERMOGEN 1 De student kan zelfstandig een beeldend proces op gang brengen, dit proces kwalitatief
Nadere informatieLeraar basisonderwijs LA FUNCTIEBESCHRIJVING
Leraar basisonderwijs LA FUNCTIEBESCHRIJVING Context De werkzaamheden worden verricht op een school voor basisonderwijs. De leraar LA geeft onderwijs en begeleidt leerlingen, levert een bijdrage aan de
Nadere informatieZelfevaluatieformulier
Zelfevaluatieformulier Verwijzing naar dit formulier: Mark Schep, Carla van Boxtel & Julia Noordegraaf (2017). Zelfevaluatieformulier voor rondleiders. Amsterdam: Universiteit van Amsterdam. Deze zelfevaluatie
Nadere informatieCompetentie 1 Ondernemerschap Initiëren en/of creëren van producten en/of diensten, zelfstandig en ondernemend.
Naam student: Studentnummer: Evaluatieformulier meewerkstage CE In te vullen door de bedrijfsbegeleider van de stage biedende organisatie voorafgaand aan het eindgesprek met de stagedocent. De stagiair
Nadere informatieZij-instroom in Beroep Traject
Zij-instroom in Beroep Traject Handleiding bekwaamheidsonderzoek zij-instroom Startbekwaam 2 de graads lerarenopleidingen Instructies voor ZiB studenten Zij-instroom in Beroep bekwaamheidsonderzoek Startbekwaam
Nadere informatieBegrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie
Begrippenkader Studieloopbaanbegeleiding en Reflectie Kariene Mittendorff, lectoraat Innovatief en Effectief Onderwijs Studieloopbaanbegeleiding Binnen scholen wordt op verschillende manieren gewerkt aan
Nadere informatieDe zeven SBL-competenties met indicatoren
De zeven SBL-competenties met indicatoren Er zijn landelijk door de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL) zeven competenties vastgesteld, die alle wezenlijke aspecten van
Nadere informatieSTAGE WERKPLAN ABV (Docent Beeldend)
Fontys Hogeschool voor de kunsten STAGE WERKPLAN ABV (Docent Beeldend) hoofdfase Student: Jan Willem Luiten Sophia van Wurtemberglaan 33 5616BN Eindhoven GSM 06 14 95 45 38 Studentnummer: 2186061 mail:
Nadere informatieBijlage 1 Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar
Bijlage 1 Competenties in de opleiding tot tweedegraads leraar Inleiding In dit stuk beschrijven we de competenties van de tweedegraads leraar en de concretisering daarvan in leerdoelen en gedragsindicatoren
Nadere informatieFUNCTIEBESCHRIJVING EN -WAARDERING. Herman Broerenstichting Leraar LB
FUNCTIEBESCHRIJVING EN -WAARDERING Leraar LB Mei 2013 Opdrachtgever Auteur Clara van Sparwoudestraat 1 2612 SP Delft M. van Ommeren P.P.J.G. Janssen Project 5VBBA4431 1 FUNCTIE INFORMATIE Functienaam Organisatie
Nadere informatieHieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven.
Procedure en criteria voor het beoordelen van studenten in de beroepspraktijk Hieronder wordt de procedure voor de beoordeling van de bekwaamheid van de student in de beroepspraktijk kort weergegeven.
Nadere informatieBijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.
Bijlage V Bij het advies van de Commissie NLQF EQF Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en. Tabel ter vergelijking NLQF niveaus 5 t/m 8 en Dublindescriptoren NLQF Niveau 5 Context Een onbekende, wisselende
Nadere informatieBeoordelingsinstrument voor het beoordelen van het portfolio en werkplekleren (rubrics)
Beoordelingsinstrument voor het beoordelen van het portfolio en werkplekleren (rubrics) Beschrijving van het beoordelingsinstrument Niveaus Er worden in dit beoordelingsinstrument vier niveaus onderscheiden
Nadere informatieBox 4: Evaluatie HGW in het handelen van de student tijdens stage
Kees Dijkstra (Windesheim), Els de Jong (Hogeschool Utrecht) en Elle van Meurs (Fontys OSO). 31 mei 2012 Box 4: Evaluatie HGW in het handelen van de student tijdens stage U kunt dit schema gebruiken om
Nadere informatie1.1 Leraar basisonderwijs (schaal LA) Omgeving De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen Stichting Prisma Almere. Dit is een middelgrote onderwijsinstelling van 15 tot 20 scholen voor primair onderwijs.
Nadere informatieCompetentiemeter docent beroepsonderwijs
Competentiemeter docent beroepsonderwijs De beschrijving van de competenties in deze competentiemeter is gebaseerd op: - de bekwaamheidseisen uit de Algemene Maatregel van Bestuur als uitwerking van de
Nadere informatieFUNCTIEBESCHRIJVING EN -WAARDERING. Stichting Talent Leraar basisonderwijs LB
FUNCTIEBESCHRIJVING EN -WAARDERING Leraar basisonderwijs LB januari 2013 Opdrachtgever Nieuwstraat 23 A 1621 EA Hoorn Auteur Paul Janssen Project 5POBA4560 FUNCTIE INFORMATIE Functienaam Leraar basisonderwijs
Nadere informatieEen ambulant begeleider cluster 3
Plateau Integrale Kindcentra zoekt per 1 december 2017 Een ambulant begeleider cluster 3 Regisseur en schakel tussen ouders, school en zorg Om elk kind binnen het passend onderwijs te bieden wat het nodig
Nadere informatieCompetenties in relatie tot het Protocol Vermoedens van huiselijk geweld, mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbuik
Competenties in relatie tot het Protocol Vermoedens van huiselijk geweld, mishandeling, verwaarlozing en seksueel misbuik Competenties Het werken met een protocol, zoals het protocol Vermoedens van huiselijk
Nadere informatieBeoordelingsrapport. Keimaat is een product van b&t begeleiding en training B.V.
Beoordelingsrapport Keimaat is een product van b&t begeleiding en training B.V. Beoordelingsrapport van: mevr. K. Rozegeur Dit beoordelingsrapport is gemaakt op: 8 juli 2010 Beoordelingsperiode: augustus
Nadere informatieBij de MSF (verwijzers) is het verplicht minimaal 3 verwijzers een vragenlijst te sturen, voor de
Multisource Feedback Er zijn drie verschillende formulierensets Multisource Feedback (MSF) beschikbaar in het digitaal portfolio: Bij de MSF (collega s) is het verplicht minimaal 3 collega s een vragenlijst
Nadere informatiepedagogie van het jonge kind PJK: Opvoeding en Coaching
BACHELOR pedagogie van het jonge kind PJK: Opvoeding en Coaching DE BEOORDELINGSCRITERIA VOOR STAGE 2 (WIE DOET WAT? WELKE CRITERIA? WELKE VERWACHTINGEN?) DEEL 1: WIE DOET WAT? ROL VAN DE STUDENT: WETEN,
Nadere informatieFUNCTIEBESCHRIJVING. Werkzaamheden
Leraar basisonderwijs LA Functiewaardering: 33333 33333 33 33 Salarisschaal: LA Werkterrein: Onderwijsproces > Leraren Activiteiten: Beleids en bedrijfsvoeringsondersteunende werkzaamheden, overdragen
Nadere informatie