HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER

Transcriptie

1 HET HOF VAN BEROEP VAN ANTWERPEN 19 MAART 2009, 14 E KAMER Het Hof van Beroep, zitting houdende te Antwerpen, veertiende kamer, recht doende in correctionele zaken, spreekt het volgende arrest uit: Inzake van het OPENBAAR MINISTERIE en van de BURGERLIJKE PARTIJ: CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING, met zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 138, tegen: 1. P. L., Nederlandse, 2. C. W., Nederlander, 3. R. T., Nederlandse, geboren te Suriname 4. V.K E., 5. V. M. P., *** 1

2 Beticht van: Te Mol, te Oud-Turnhout, te Turnhout en bij samenhang te Antwerpen, gerechtelijk arrondissement Antwerpen, tussen 15 november 2004 en 18 januari 2005: Om de misdaden uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben hetzij om, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder hun bijstand de misdrijven niet konden gepleegd worden. A. De eerste, de tweede, de derde, de vierde en de vijfde: Op welke manier ook, er toe te hebben bijgedragen, rechtstreeks of via een tussenpersoon, dat [vier] vreemdelingen, het Koninkrijk binnenkomen of er verblijven, wanneer zij daarbij ten opzichte van de vreemdelingen direct of indirect gebruik gemaakt hebben van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vormen van dwang of wanneer zij daarbij misbruik hebben gemaakt van de bijzondere kwetsbare positie waarin de vreemdelingen verkeren ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, en met de verzwarende omstandigheid het een daad van deelneming aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging betrof, ongeacht of hij al dan niet de hoedanigheid van leidend persoon had. B. De eerste, de tweede, de derde, de vierde en de vijfde Teneinde ten aanzien van [vier vreemdelingen], de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, en 4, en 383bis 1, met name het exploiteren op enigerlei wijze van andermans ontucht, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hem te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, waardoor zij zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel, met de omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige of precaire administratieve toestand, hun precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, en met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, en met de omstandigheid dat de feiten daden van deelneming betroffen aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet. C. De eerste, de tweede, de derde, de vierde en de vijfde: 2

3 Teneinde ten aanzien van [vier vreemdelingen], de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, en 4, en 383bis 1, met namen het exploiteren van een huis van ontucht of prostitutie, hen te hebben aangeworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest, opgevangen, de controle over hem te hebben gewisseld of overgedragen, de toestemming van hen met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang zijnde, waardoor zij zich schuldig hebben gemaakt aan mensenhandel, met de omstandigheid dat misbruik werd gemaakt van de bijzonder kwetsbare positie waarin de personen verkeerden ten gevolge van hun onwettige precaire administratieve toestand, hun precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken personen in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, en met de omstandigheid dat direct of indirect gebruik werd gemaakt van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, en met de omstandigheid dat de feiten daden van deelneming betroffen aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet. D. De eerste, de tweede en de derde: Leidend persoon te zijn geweest van een criminele organisatie, E. De vierde en de vijfde: Te hebben deelgenomen aan het nemen van welke beslissing dan ook in het raam van de activiteiten van een criminele organisatie,, terwijl hij wist dat zijn deelneming heeft bijgedragen tot de oogmerken van deze criminele organisatie, zoals bedoeld in artikel 324bis van het Strafwetboek. Gelet op het hoger beroep tegen het vonnis op tegenspraak gewezen op 31 januari 2008 door de dertiende kamer (3 rechters) van de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, dewelke recht doende in correctionele zaken, besliste als volgt: Herkwalificeert de tenlastelegging B als: "Teneinde ten aanzien van [vier vreemdelingen], de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in artikelen 380 1, ; Herkwalificeert de tenlastelegging C als: "Teneinde ten aanzien van [vier vreemdelingen], de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in artikel 380 1, ; Spreekt alle beklaagden vrij. 3

4 Gelet op het arrest van dit Hof en deze Kamer gewezen op 23 oktober 2008 *** 1. Bij arrest van 23 oktober 2008 werden de hogere beroepen ontvankelijk verklaard en werd de heropening van de debatten bevolen om partijen toe te laten standpunt in te nemen omtrent de vragen van welke feiten het Hof thans gevat is en welke kwalificatie aan deze feiten dient te worden gegeven en/of deze feiten dienen te worden gekwalificeerd als een inbreuk op artikel 380 1, leden 1 en/of 2 van het Strafwetboek. Het Openbaar Ministerie handhaafde zijn verwijzing naar zijn op de terechtzitting van 25 september 2008 neergelegde nota, die evenwel mede de aanleiding is geweest tot de heropening van de debatten. In de betrokken nota wordt immers gevorderd dat de feiten sub A zouden worden heromschreven van het oude misdrijf mensenhandel, zijnde het oud artikel 77bis van de vreemdelingenwet, naar hulp bij illegale immigratie, zijnde het nieuwe en oude artikel 77 van deze wet, terwijl de feiten sub B en C zijn omschreven als mensenhandel ten aanzien van dezelfde personen. De burgerlijke partij herneemt eveneens haar op voormelde terechtzitting overgelegde nota aanstelling burgerlijke partij. 2. De feiten hebben zich voorgedaan onder toepassing van de oude wet, hetzij voor 12 september 2005, datum waarop de Wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen de praktijken van huisjesmelkers, van toepassing is geworden. De feiten sub A vereenzelvigen zich met de feiten sub B en C: onder sub A is de oude omschrijving van artikel 77bis van de Vreemdelingenwet opgenomen en onder sub B en C de nieuwe omschrijving van artikel 433quinquies 1.1 van het Strafwetboek. De omschrijving van sub A kan worden weggelaten. Dit sluit niet uit dat nog wel dient te worden onderzocht of de betrokken feiten te dezen ook strafbaar waren onder gelding van de oude wet en dat in casu de oude wet dient te worden toegepast wat de voorziene straffen betreft, nu deze gunstiger zijn. Bovendien heeft de eerste rechter terecht de tenlastelegging B en C verbeterd door weglating van de artikelen 379, en 383bis 1 van het Strafwetboek. De betrokken met name genoemde slachtoffers waren allen meerderjarig. 4

5 De tenlastelegging D (324ter 4 van het Strafwetboek) en E (324ter 3 van het Strafwetboek) dienen te worden geactualiseerd Het gebruikmaken van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of met aanwending van commerciële of andere structuren om het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken is geen constitutief bestanddeel meer van het begrip criminele organisatie. Er dient nog wel te worden onderzocht of dit bestanddeel bewezen is. De feiten werden immers gepleegd voor de inwerkingtreding van deze wetswijziging (artikelen 4 en 5 van reeds hoger genoemde Wet van 10 augustus 2005 tot wijziging van diverse bepalingen met het oog op de versterking van de strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel en tegen de praktijken van huisjesmelkers). Door deze verbeteringen, preciseringen en actualiseringen wordt niet geraakt aan de ten laste gelegde feiten. 3. De schuld van beklaagden L. P., W. C. en T. R., als daders en/of mededaders, aan de hen sub B, C en D, ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding en zoals hoger verbeterd, gepreciseerd en geactualiseerd, is door het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting bewezen geworden. De schuld van beklaagden E. V.K en P. V. M., als daders en/of mededaders, aan de hen sub B, C en E, ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding en zoals hoger verbeterd, gepreciseerd en geactualiseerd, is door het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting bewezen geworden. Het Hof steunt zijn beoordeling op de gehele lezing van het strafdossier en in het bijzonder op de verklaringen van de slachtoffers zelfs. Geen der beklaagden zijn geloofwaardig in hun beweringen niet geweten te hebben dat deze slachtoffers naar België werden gehaald om in de prostitutie te worden te werk gesteld. Ze hadden allen de bedoeling de betrokken dames uit te buiten en hebben allen door hun respectievelijke rol in de criminele organisatie, waarvan zij deel uitmaakten, er bewust toe bijgedragen. Dat ook anderen nog betrokken zouden bij deze feiten is niet relevant. Ook de verzwarende omstandigheden zijn bewezen. Dat sommige van deze omstandigheden eerder constitutieve elementen waren van het misdrijf mensenhandel is niet relevant. Het is ook bewezen dat de criminele organisatie gebruik maakte van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of met aanwending van commerciële of andere structuren om het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken. 4. De ten laste van elk der beklaagden bewezen verklaarde feiten zijn de opeenvolgende en voortgezette uitvoering van eenzelfde misdadig, opzet, zodat alleen de zwaarste straf dient te worden opgelegd. 5

6 De hierna aan elk van deze beklaagden opgelegde bestraffing vormt een afdoende en juiste bestraffing voor de ten laste van elk van hen bewezen verklaarde misdrijven, gelet op enerzijds de aard en de ernst van de feiten, en met name het schaamteloze misbruik dat wordt gemaakt van mensen tot eigen profijt en het daardoor veroorzaakte leed, en anderzijds hun gunstig strafrechtelijk verleden. Het Hof houdt ook rekening met de rol van elk van hen in de criminele organisatie en bij de door hen gepleegde misdrijven. Het door elk der beklaagden beoogde snelle geldgewin noopt het Hof tot oplegging van een geldboete aan elk der beklaagden,. 5. Het staat op grond van de voorliggende onderzoeksgegevens vast dat geen der beklaagden reeds werd veroordeeld tot een criminele straf of een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden. Een uitstel van de tenuitvoerlegging van de gehele opgelegde gevangenisstraf komt voor elk van hen gepast voor. Deze gunstmaatregel mag immers een verdere verbetering van beklaagden doen verhopen. Het behoort evenwel de proeftermijn te bepalen op vijf jaar, gelet op de ernst van de ten laste van elk van hen bewezen verklaarde misdrijven. De door beklaagden gevraagde gunstmaatregel van de opschorting is geen afdoende maatregel om hen van recidive te weerhouden. Het voertuig Mercedes toebehorend aan beklaagde L. P. wordt verbeurdverklaard, uitgezonderd de nummerplaten. Het voertuig werd gebruikt om de bewezen verklaarde misdrijven te plegen. 6. De burgerlijke partijstelling en de bij deze gestelde vordering zijn ontvankelijk en gegrond. Aldus wordt aan de burgerlijke partij geen vergoeding toegekend voor schade die niet werd veroorzaakt door de ten laste van elk der beklaagden bewezen verklaarde misdrijven. BESLISSING. HET HOF, recht doende (..) Actualiseert de tenlastelegging D (324ter 4 van het Strafwetboek) en E (324ter 3 van het Strafwetboek) door weglating van de woorden "met gebruikmaking van intimidatie, bedreiging, geweld, listige kunstgrepen of corruptie, of met aanwending van commerciële of andere structuren out het plegen van misdrijven te verbergen of te vergemakkelijken". Verklaart beklaagden L. P., W. C. en T. R. schuldig aan de hen ten laste gelegde feiten B, C en D, zoals verbeterd, gepreciseerd en geactualiseerd. 6

7 Veroordeelt dienvolgens beklaagde L. P. hoofdens deze vermengde feiten tot een hoofdgevangenisstraf van ACHTTIEN MAANDEN met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende een termijn van vijf jaar vanaf heden, en tot een geldboete van DRIEDUIZEND EURO vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op ZESTIENDUIZEND VIJFHONDERD EURO of een vervangende gevangenisstraf van drie maanden. Veroordeelt dienvolgens beklaagde W. C. en T. R. ieder hoofdens deze vermengde feiten tot een hoofdgevangenisstraf van TWEE JAAR met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende een termijn van vijf jaar vanaf heden, en tot een geldboete van VIJFDUIZEND EURO vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op ZEVENENTWINTIGDUIZEND VIJFHONDERD EURO of een vervangende gevangenisstraf van drie maanden. Verklaart beklaagden E. V.K en P. V. M., als daders en/of mededaders, schuldig aan de hen ten laste gelegde feiten B, C en E, zoals verbeterd, gepreciseerd en geactualiseerd. Veroordeelt dienvolgens beklaagde E. V. K. hoofdens deze vermengde feiten tot een hoofdgevangenisstraf van TWAALF MAANDEN met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende een termijn van vijf jaar vanaf heden, en tot een geldboete van DUIZEND VIJFHONDERD EURO vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op ACHTDUIZEND TWEEHONDERDVIJFTIG EURO of een vervangende gevangenisstraf van drie maanden. Veroordeelt dienvolgens beklaagde P. V. M. hoofdens deze vermengde feiten tot een hoofdgevangenisstraf van TIEN MAANDEN met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende een termijn van vijf jaar vanaf heden, en tot een geldboete van DUIZEND EURO vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op VIJFDUIZEND VIJFHONDERD EURO of een vervangende gevangenisstraf van drie maanden. Verklaart het voertuig Mercedes toebehorend aan beklaagde P. verbeurd, uitgezonderd de nummerplaten. Verklaart de burgerlijke partijstelling en de vordering ontvankelijk en gegrond. 7

8 Veroordeelt beklaagden solidair om aan de burgerlijke partij een provisionele schadevergoeding van EEN EURO ( 1,00) te betalen, te vermeerderen met de gerechtelijke intresten. Dit arrest is gewezen door het HOF VAN BEROEP, veertiende kamer te ANTWERPEN, en in de openbare terechtzitting van NEGENTIEN MAART TWEEDUIZEND EN NEGEN 8