HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN, 24 juni 2010, 14 de kamer sociaal,

Transcriptie

1 HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN, 24 juni 2010, 14 de kamer sociaal, recht doende in correctionele zaken, spreekt het volgende arrest uit: Inzake notitienummer ( ) van het OPENBAAR MINISTERIE en van de BURGERLIJKE PARTIJ HET CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN RACISMEBESTRIJDING, autonome openbare dienst, opgericht bij wet van 15 februari 1993, met zetel te 1000 Brussel, Koningsstraat 138. vertegenwoordigd door Mr. D.J., advocaat bij de balie te ( ). tegen: 1. B.E.R., kok- kelner, geboren te ( ) op ( ) en wonende te ( ). beklaagde, aanwezig en bijgestaan door Mr. J.A., advocaat bij de balie te ( ) 2. S.H.J.H., handelaar, geboren te ( ) op ( ) en wonende te ( ). beklaagde, verstekdoende 3. L.M., huisvrouw, geboren te ( ) (Polen) op ( ) en wonende te ( ). beklaagde, aanwezig en bijgestaan door Mr. J.A., advocaat bij de balie te ( ) Beticht van: I. De eerste, de tweede en de derde: Te (...) in de periode van 12 september 2005 tot 9 mei 2008, meermaals op niet nader te bepalen data: Om de misdaad of het wanbedrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden, om, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben, als dader of mededader zoals voorzien door art. 66 van het Strafwetboek. 1

2 Het misdrijf mensenhandel te hebben gepleegd, zijnde de werving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang, van een persoon te hebben voorzien of te hebben gedaan, de wisseling of de overdracht van de controle over hem te hebben bewerkt of verkregen, ten einde deze persoon aan het werk te zetten of te laten aan het werk zetten in omstandigheden die in strijd zijn met de menselijke waardigheid, namelijk ten aanzien van niet nader bepaalde Poolse vrouwen minstens ten aanzien van: - op 2 juli 2007: P.I. geboren op ( ), - op 2 juli 2007: R.M., geboren op ( ), - op 2 juli 2007: W.A., geboren op ( ), - op 18 februari 2008: K.D., geboren op ( ), - op 18 februari 2008: M.A., geboren op ( ), - op 18 februari 2008: S.E., geboren op ( ), - op 18 februari 2008: S.A., geboren op ( ), - op 18 februari 2008: K.J., geboren op ( ). II. De eerste en de derde verdacht van: Te (...) en/of bij samenhang elders in het Rijk in de periode van 1 januari 2004 tot en met 30 juni 2007, diverse malen op hiernavolgende data: Om de misdaad of het wanbedrijf uitgevoerd te hebben of om aan de uitvoering ervan rechtstreeks medegewerkt te hebben, door enige daad, tot de uitvoering zodanige hulp verleend te hebben dat zonder zijn bijstand het misdrijf niet kon gepleegd worden, om, door giften, beloften, bedreigingen, misbruik van gezag of van macht, misdadige kuiperijen of arglistigheden, dit misdrijf rechtstreeks uitgelokt te hebben, als dader of mededader zoals voorzien door art. 66 van het Strafwetboek. Vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld of inkomsten uit de belegde voordelen, - te hebben gekocht, in ruil of om niet te hebben ontvangen, in bezit, bewaring of beheer te hebben genomen ofschoon hij de oorsprong ervan kende of moest kennen, - te hebben omgezet of overgedragen met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit deze zaken/zaak voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden, - de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigendom van hierna vermelde zaken, bedoeld in artikel 42,3 van het Strafwetboek, te hebben verheeld of verhuld, ofschoon hij de oorsprong ervan kende of moest kennen, thans ingevolge de wetswijziging d.d , gekwalificeerd als volgt: Vermogensvoordelen die rechtstreeks uit het misdrijf zijn verkregen, goederen en waarden die in de plaats ervan zijn gesteld of inkomsten uit de belegde voordelen, 2

3 - te hebben gekocht, in ruil of om niet te hebben ontvangen, in bezit, bewaring of beheer te hebben genomen ofschoon hij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen de oorsprong ervan kende of moest kennen, - te hebben omgezet of overgedragen met de bedoeling de illegale herkomst ervan te verbergen of te verdoezelen of een persoon die betrokken is bij een misdrijf waaruit deze zaken/zaak voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden, - de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing, of eigendom van hierna vermelde zaken, bedoeld in artikel 42,3 van het Strafwetboek, te hebben verheeld of verhuld, ofschoon hij op het ogenblik van de aanvang van deze handelingen de oorsprong ervan kende of moest kennen, namelijk: ( ) III. Bij samenhang A. De eerste inverdenkinggesteld van: Te ( ) in de periode van 12 september 2005 tot 9 mei 2008: 1. Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde verzuimd te hebben bij de indiensttreding de gegevens bedoeld in artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 5 november 2002, onmiddellijk en uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer zijn prestaties aanvat, mede te delen aan de instelling die belast is met inning van de sociale zekerheidsbijdragen en dit voor volgende werknemers op hierna vermelde data: van tenminste 14 Poolse werkneemsters op hierna bepaalde data en geïdentificeerd zoals hierna bepaald: - op 13 februari 2008: K.D., geboren op ( ) - op 14 februari 2008: M.A., geboren op ( ) - op 16 februari 2008: S.E., geboren op ( ) - op 16 februari 2008: S.A., geboren op ( ) - op 14 februari 2008: K.J., geboren op ( ) - op 21 juni 2007: A. niet nader geïdentificeerd - op 25 januari 2008: E. niet nader geïdentificeerd - op 3 februari 2008: J. niet nader geïdentificeerd - op 4 februari 2008: O. niet nader geïdentificeerd - op 5 februari 2008: I. niet nader geïdentificeerd - op 25 januari 2008: E. niet nader geïdentificeerd - op 29 januari 2008: D. niet nader geïdentificeerd - op 29 januari 2008: Z. niet nader geïdentificeerd - op 29 januari 2008: M. niet nader geïdentificeerd. 2. Te (...) en bij samenhang elders in het Rijk in de periode van 12 september 2005 tot 9 mei 2008: 3

4 Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde verzuimd te hebben een individuele rekening op te maken of bij te houden voor hierna vermelde werknemers, namelijk: - K.D., geboren op ( ), vanaf 13 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - M.A., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.E., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - S.A., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - K.J., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - A. niet nader geïdentificeerd vanaf 21 juni 2007 voor een niet nader bepaalde periode - J. niet nader geïdentificeerd vanaf 3 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - O. niet nader geïdentificeerd vanaf 4 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - I. niet nader geïdentificeerd vanaf 5 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - D. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - Z. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - M. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode 3. Te (...) op niet nader bepaalde datum in de periode vanaf 12 september 2005 tot en met 9 mei 2008: Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde verzuimd te hebben zich bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid te laten inschrijven en tijdig aangifte te doen van het bedrag van de verschuldigde bijdragen over verschillende kwartalen ten bedrage van ,24 euro, opslagen en intresten niet inbegrepen ten overstaan van minstens 2 werkneemsters, dit bedrag berekend zijn op basis van artikel 22bis van de wet van 27 juni 1969 bij gebreke aan verdere informatie. 4. Te (...) op niet nader bepaalde datum in de periode vanaf 12 september 2005 tot en met 9 mei 2008: 4

5 Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde, nagelaten te hebben bij een daartoe gemachtigde verzekeringsmaatschappij tegen een vaste premie of bij gemachtigde gemeenschappelijke verzekeringskas, een verzekeringspolis tegen arbeidsongevallen te onderschrijven voor een niet nader bepaald aantal werknemers minstens: - K.D., geboren op ( ), vanaf 13 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - M.A., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.E., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.A., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - K.J., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - A. niet nader geïdentificeerd vanaf 21 juni 2007 voor een niet nader bepaalde periode - J. niet nader geïdentificeerd vanaf 3 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - O. niet nader geïdentificeerd vanaf 4 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - I. niet nader geïdentificeerd vanaf 5 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - D. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - Z. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - M. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode 5. Te (...) op niet nader bepaalde datum in de periode vanaf 12 september 2005 en met 9 mei 2008: Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde, arbeid doen of laten verrichten door een buitenlandse onderdaan die niet is toegelaten of gemachtigd tot een verblijf in België van meer dan drie maanden of tot vestiging zonder daartoe vergunning tot te hebben verkregen, namelijk ten overstaan van 14 werknemers, vanaf datum indiensttreding voor een niet nader te bepalen periode tot 9 mei 2008, meermaals: - K.D., geboren op ( ), vanaf 13 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van 5

6 - M. A., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - S.E., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.A., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - K.J., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - A. niet nader geïdentificeerd vanaf 21 juni 2007 voor een niet nader bepaalde periode - J. niet nader geïdentificeerd vanaf 3 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - O. niet nader geïdentificeerd vanaf 4 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - I. niet nader geïdentificeerd vanaf 5 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - D. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - Z. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - M. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode B. De derde inverdenkinggesteld van: 1. Te (...) in de periode van 12 september 2005 tot 9 mei 2008: Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde verzuimd te hebben bij de indiensttreding de gegevens bedoeld in artikel 4 van het Koninklijk Besluit van 5 november 2002, onmiddellijk en uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer zijn prestaties aanvat, mede te delen aan de instelling die belast is met inning van de sociale zekerheidsbijdragen en dit voor volgende werknemers op hierna vermelde data: van tenminste 14 Poolse werkneemsters op hierna bepaalde data en geïdentificeerd zoals hierna bepaald: - op 13 februari 2008: K.D., geboren op ( ) - op 14 februari 2008: M. A., geboren op ( ) - op 16 februari 2008: S.E., geboren op ( ) - op 16 februari 2008: S.A., geboren op ( ) - op 14 februari 2008: K.J., geboren op ( ) - op 21 juni 2007: A. niet nader geïdentificeerd 6

7 - op 25 januari 2008: E. niet nader geïdentificeerd - op 3 februari 2008: J. niet nader geïdentificeerd - op 4 februari 2008: O. niet nader geïdentificeerd - op 5 februari 2008: I. niet nader geïdentificeerd - op 25 januari 2008: E. niet nader geïdentificeerd - op 29 januari 2008: D. niet nader geïdentificeerd - op 29 januari 2008: Z. niet nader geïdentificeerd - op 29 januari 2008: M. niet nader geïdentificeerd. 2. Te (...) en bij samenhang elders in het Rijk in de periode van 12 september 2005 tot 9 mei 2008: Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde verzuimd te hebben een individuele rekening op te maken of bij te houden voor hierna vermelde werknemers, namelijk: - K.D., geboren op ( ), vanaf 13 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - M.A., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.E., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.A., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - K.J., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - A. niet nader geïdentificeerd vanaf 21 juni 2007 voor een niet nader bepaalde periode - J. niet nader geïdentificeerd vanaf 3 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - O. niet nader geïdentificeerd vanaf 4 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - I. niet nader geïdentificeerd vanaf 5 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - D. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - Z. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - M. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode 7

8 3. Te ( ) op niet nader bepaalde datum in de periode vanaf 12 september 2005 tot en met 9 mei 2008: Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde verzuimd te hebben zich bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid te laten inschrijven en tijdig aangifte te doen van het bedrag van de verschuldigde bijdragen over verschillende kwartalen ten bedrage van ,24 euro, opslagen en intresten niet inbegrepen ten overstaan van minstens 2 werkneemsters, dit bedrag berekend zijn op basis van artikel 22bis van de wet van 27 juni 1969 bij gebreke aan verdere informatie 4. Te (...) op niet nader bepaalde datum in de periode vanaf 12 september 2005 tot en met 9 mei 2008: Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde, nagelaten te hebben bij een daartoe gemachtigde verzekeringsmaatschappij tegen een vaste premie of bij gemachtigde gemeenschappelijke verzekeringskas, een verzekeringspolis tegen arbeidsongevallen te onderschrijven voor een niet nader bepaald aantal werknemers minstens: - K.D., geboren op ( ), vanaf 13 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - M.A., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.E., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.A., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - K.J., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - A. niet nader geïdentificeerd vanaf 21 juni 2007 voor een niet nader bepaalde periode - J. niet nader geïdentificeerd vanaf 3 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - O. niet nader geïdentificeerd vanaf 4 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - I. niet nader geïdentificeerd vanaf 5 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - D. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - Z. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - M. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode 8

9 5. Te (...) op niet nader bepaalde datum in de periode vanaf 12 september 2005 tot en met 9 mei 2008: Werkgever, aangestelde of lasthebber zijnde, arbeid doen of laten verrichten door een buitenlandse onderdaan die niet is toegelaten of gemachtigd tot een verblijf in België van meer dan drie maanden of tot vestiging zonder daartoe vergunning tot te hebben verkregen, namelijk ten overstaan van 14 werknemers, vanaf datum indiensttreding voor een niet nader te bepalen periode tot 9 mei 2008, meermaals: - K.D., geboren op ( ), vanaf 13 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - M.A., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.E., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - S.A., geboren op ( ), vanaf 16 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - K.J., geboren op ( ), vanaf 14 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode van - A. niet nader geïdentificeerd vanaf 21 juni 2007 voor een niet nader bepaalde periode - J. niet nader geïdentificeerd vanaf 3 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - O. niet nader geïdentificeerd vanaf 4 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - I. niet nader geïdentificeerd vanaf 5 februari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - D. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - Z. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode - M. niet nader geïdentificeerd vanaf 29 januari 2008 voor een niet nader bepaalde periode Met de omstandigheid dat S.H.J.H. zich bevindt in staat van wettelijke herhaling, veroordeeld geweest zijnde tot een gevangenisstraf van ten minste één jaar, namelijk tot 2 jaren hoofdgevangenisstraf, ingevolge een arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen d.d. 27 juni 2002, dat kracht van gewijsde bekomen heeft op het ogenblik der huidige feiten en het nieuwe feit gepleegd zijnde voordat vijf jaar zijn verlopen sinds hij zijn straf heeft ondergaan, of sinds zijn straf verjaard is. 9

10 en inzake van Notitienummer ( ) van het OPENBAAR MINISTERIE en van DE WOONINSPECTEUR VAN HET VLAAMS GEWEST, bevoegd voor het grondgebied van de provincie Limburg met diensten gevestigd te ( ), - eiser in herstelvertegenwoordigd door Mr. L.G. loco Mr. L.C., beiden advocaat bij de balie te ( ) tegen: 1. C.D., autohandelaar, geboren te ( ) (Italië) op ( ) en wonende te ( ). beklaagde, vertegenwoordigd door Mr. E.P., advocaat hij de balie te ( ) 2. B.E.R., kok kelner, geboren te ( ) op ( ) en wonende te ( ). beklaagde, voornoemd 3. L.M., huisvrouw, geboren te ( ) (Polen) op ( ) en wonende te ( ). beklaagde, voornoemd Beticht van: Te (...) van 1 februari 2008 tot 6 maart 2008: Bij inbreuk op artikel 2, 4, 6, 7, 8 en 10 van het decreet van 4 februari 1997 houdende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor kamers en studentenkamers, strafbaar gesteld bij artikel 17 van voornoemde wet, een kamerwoning welke niet beantwoord aan de veiligheids- en kwaliteitsnormen te hebben verhuurd zonder geldig conformiteitsattest, te weten de kamers ( ), ( ), ( ) gelegen te (...). De dagvaarding werd overgeschreven met vermelding: ( ) Gelet op het hoger beroep ingesteld op 10

11 - 9 december 2009 door de burgerlijke partij, het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding, - 9 december 2009 door het Openbaar Ministerie tegen beklaagden B.E., S.H. en L.M., - 11 december 2009 door de eiser in herstel, de Wooninspecteur van het Vlaams Gewest, in de aspecten waarin de herstelvordering werd afgewezen of de rechtbank zich onbevoegd verklaart, - 11 december 2009 door het Openbaar Ministerie tegen beklaagden C.D., B.E. en L.M., tegen het vonnis op tegenspraak gewezen op 26 november 2009 door de 9de kamer (drie rechters) van de rechtbank van eerste aanleg te Tongeren, dewelke recht doende in correctionele zaken: Op strafgebied Voegt de zaken gekend onder notitienummer ( ) en ( ) samen. Verklaart beklaagde C.D. en S.H. niet schuldig aan de hen ten laste gelegde feiten en spreekt hen vrij. Legt de kosten van de strafvordering voor C. en S. ten laste van de Belgische staat. Verklaart beklaagde B.E. en L.M. niet schuldig aan de hen ten laste gelegde feiten sub 1 en II zoals omschreven in de inleidende dagvaarding en spreekt hen hiervan vrij. Verklaart beklaagde B.E. en L.M. schuldig aan de hen ten laste gelegde feiten sub III doch enkel voor vijf werknemers en aan het feit inzake ( ). Veroordeelt beklaagden B.E. en L.M. hiervoor ieder tot een hoofdgevangenisstraf van ZES MAANDEN en tot een geldboete van 500,00 euro, verhoogd met 45 opdeciemen en aldus gebracht op 2.750,00 euro of een vervangende gevangenisstraf van 20 dagen. Gelast voor beide het uitstel van tenuitvoerlegging van de hoofdgevangenisstraf gedurende een termijn van 3 jaar. Verplicht beklaagden B.E. en L.M. tevens bij toepassing van artikel 29 van de Wet van gewijzigd bij de Wet van 22 april 2003 en het K.B. van 19 december 2003 en het K.B. van 31 oktober 2005 ieder tot betaling van een bedrag van 25 euro, vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op 137,50 euro, bij wijze van bijdrage tot de financiering van het Bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, ingesteld bij artikel 23 van de Wet van Legt aan beklaagden B.E. en L.M. overeenkomstig artikel 91, tweede lid, K.B. 28 december 1950, houdende algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken, ieder een vergoeding op van 25 euro. 11

12 Veroordeelt beklaagden B.E. en L.M. tot de strafkosten deze tot op heden begroot op ieder 2.268,98. Veroordeelt ambtshalve B.E. en L.M. solidair tot betaling van ,24 Euro. De Herstelvordering Verklaart de herstelvordering ontvankelijk en deels gegrond zoals hierboven omschreven. Veroordeelt B.E. en L.M. tot; - de onmiddellijke stopzetting van de verhuring en/of terbeschikkingstelling van de drie kamerwoningen in het gebouw gelegen te (...), tenzij voor deze kameropdeling een stedenbouwkundige vergunning wordt bekomen en de kamers voldoen aan de woonkwaliteitnormen; - de onmiddellijke stopzetting van de verhuring en/of terbeschikkingstelling van de drie kamers in het gebouw gelegen te (...), tenzij deze kamers terug in hun oorspronkelijke vergunde staat als woning worden gebracht en deze woning voldoet aan de woonkwaliteitnormen; - zeggen voor recht dat indien de verhuring en/of terbeschikkingstelling van alle niet - conforme woongelegenheden wordt verder gezet of wordt hernomen na het in kracht van gewijsde gaan van huidig vonnis, B.E. en L.M. dienen te worden veroordeeld tot betaling van een dwangsom van euro per vastgestelde inbreuk per wooneenheid en dit vanaf de betekening van het vonnis; Op burgerlijke gebied De rechtbank verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van de burgerlijke vordering van Het CENTRUM VOOR GELIJKHEID VAN KANSEN EN VOOR RACISMEBESTRIJDING gezien de vrijspraak van beklaagden voor mensenhandel. Houdt ambtshalve de burgerlijke belangen aan. Het Openbaar Ministerie wordt gehoord in zijn vordering. De eiser in herstel, de Vlaamse Wooninspectie, wordt gehoord in haar middelen ontwikkeld door Mr. L.G. loco Mr. L.C., beiden advocaat bij de balie te ( ); Gelet op de neergelegde beroepsbesluiten; De burgerlijke partij, het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en racismebestrijding, wordt gehoord in haar middelen ontwikkeld door Mr. D.J., advocaat bij de balie te ( ); Gelet op de neergelegde nota burgerlijke partijstelling; 12

13 De beklaagde C.D. wordt gehoord in zijn middelen van zijn verdediging ontwikkeld door vertegenwoordigd door Mr. E.P., advocaat bij de balie te ( ); Gelet op de neergelegde besluiten en stukken; De beklaagden B.E. en L.M. worden gehoord in hun middelen van verdediging ontwikkeld door henzelf en door Mr. J.A., advocaat bij de balie te ( ); Gelet op de neergelegde stukken; De beklaagde L.M. werd tevens bijgestaan door een tolk voor de Poolse taal die de door de wet vereiste eed heeft afgelegd; De beklaagde S.H., hoewel regelmatig gedagvaard en opgeroepen, verschijnt niet noch iemand voor hem. Het Hof behandelt derhalve de zaak lastens hem bij verstek. 1. De hogere beroepen van de burgerlijke partij het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en van het Openbaar Ministerie tegen beklaagden B.E., S.H. en L.M., en de hogere beroepen van de Wooninspecteur en van het Openbaar Ministerie tegen beklaagden C.D., B.E. en L.M., regelmatig naar vorm en termijn, zijn ontvankelijk. Door het hoger beroep van het Openbaar Ministerie is de volledige strafvordering, met inbegrip van de eraan gekoppelde vordering tot herstel van de wooninspecteur bij het Hof aanhangig. De beperking van het hoger beroep van de wooninspecteur tot het deel van zijn vordering dat werd afgewezen, heeft dan ook geen uitwerking. Rechtspleging en verbeteringen 2. Het Hof stelt vast dat het proces-verbaal van de terechtzitting van 29 oktober 2009, waarop deze zaak werd behandeld voor de correctionele rechtbank te Tongeren, niet werd getekend door de Voorzitter. Het proces-verbaal is dan ook nietig. Het bestreden vonnis bevat geen vermelding nopens de openbaarheid van het debat, zodat het, ingevolge de nietigheid van het proces-verbaal van de terechtzitting, eveneens nietig wordt verklaard. 3. In de zaak met notitienummer ( ) werd de zaak verwezen bij beschikking van de raadkamer van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Tongeren van 23 januari De beschikking van 27 maart 2009 stelt enkel beklaagde L.M. buiten vervolging van de in de eindvordering van het Openbaar Ministerie onder de tenlastelegging IV omschreven feiten. Desbetreffend was nog niet geoordeeld bij de eerste beschikking, die immers beklaagde S. buiten vervolging stelde, alhoewel hij niet voor deze feiten sub IV werd vervolgd. 13

14 4. In de tenlasteleggingen in de zaak met notitienummer ( ) zijn navolgende namen verkeerd gespeld. Zij worden verbeterd als volgt: ( ) Door deze verbeteringen wordt niet geraakt aan de ten laste gelegde feiten. 5. In de tenlastelegging I van de zaak met notitienummer ( ) worden de woorden "ten aanzien van niet nader bepaalde Poolse vrouwen, minstens" weggelaten. Deze toevoeging is nutteloos. De strafrechter kan niet oordelen over feiten die niet gekend zijn en in een beoordeling kunnen niet impliciet niet nader bepaalde feiten worden begrepen. Om dezelfde redenen worden ook in de tenlasteleggingen III.A.1 en 4 en III.B.1 en 4 de woorden "tenminste", "een niet nader bepaald aantal" en "minstens" weggelaten. Door deze weglatingen wordt niet geraakt aan de ten laste gelegde feiten noch aan hun omschrijvingen. Het is bovendien gepast de betreffende toepasselijke regelgeving te vermelden, en met name: - tenlasteleggingen III.A.1 en III.B.1: "inbreuk op artikelen 4 en 8 van het Koninklijk Besluit van 5 november 2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte, met toepassing van artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, gesanctioneerd door artikel 12bis 1, 1 van voornoemd KB"; - tenlasteleggingen III.A.2 en III.B.2: "inbreuk op de artikelen 4 1,2 en 5 van het Koninklijk Besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten en op artikel 3 3 van het Koninklijk Besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten, gesanctioneerd door artikel 11 1, 1 a van het voornoemd Koninklijk Besluit nr. 5"; - tenlasteleggingen III.A.3 en III.B.3: "inbreuk op de artikelen 1 1 en 21 van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en gesanctioneerd door artikel 35 1 van voornoemde wet"; - tenlasteleggingen III.A.4 en III.B.4: "inbreuk op artikel 49 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en gesanctioneerd door artikel 9lquater van voornoemde wet"; - tenlasteleggingen III.A.5 en III.B.5: "inbreuk op artikel 4 1 van de wet van 30 april 1999 betreffende de van buitenlandse werknemers, gesanctioneerd door artikel 12 1 a van voornoemde wet" 6. De misdrijfomschrijving in de dagvaarding in de zaak met notitienummer ( ) wordt gepreciseerd door de woorden "een kamerwoning welke niet beantwoord aan de 14

15 veiligheids- en kwaliteitsnormen te hebben verhuurd zonder geldig conformiteitsattest" te vervangen door "een kamerwoning of een kamer die niet voldoet aan de vereisten van artikelen 4, 6 en 7 rechtstreeks of via tussenpersoon te verhuren of ter beschikking te stellen met het oog op bewoning". Door deze precisering wordt niet geraakt aan de ten laste gelegde feiten noch aan hun omschrijving. De door de wooninspecteur gesuggereerde heromschrijving naar een inbreuk op artikel 20 van de Vlaamse wooncode is niet aan de orde. Beklaagden worden vervolgd om kamers te hebben verhuurd of ter beschikking te hebben gesteld. Van het feit dat beklaagde C. een café met woongelegenheid verhuurde aan beklaagde B. werd de strafrechter niet gevat. Samenvoeging 7. Met het oog op een goede rechtsbedeling worden de zaken met notitienummer ( ) en ( ) samengevoegd, om er in één enkele beslissing over te oordelen. Schuldvraag 8. De schuld van beklaagden B. en L. aan de hen sub II van de zaak met notitienummer ( ) ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding, is niet bewezen geworden door het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. Beide beklaagden hebben enkel gelden gestort op een bankrekening. Zij worden vrijgesproken van deze hen ten laste gelegde feiten. 9. De schuld van beklaagden B., S. en L. aan de hen sub I van de zaak met notitienummer ( ) ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding, is bewezen geworden door het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. De met name genoemde slachtoffers werd onderdak verleend en zij werden tewerkgesteld in de "meedrinkzaak" die door beklaagden werd uitgebaat. Hun vergoeding bestond hoofdzakelijk in het onderdak dat hen werd verleend, dat evenwel volstrekt ondermaats en daardoor onmenselijk was. 10. De schuld van beklaagde B. aan de hem sub III.A.1, 2, 3 en 4 van de zaak met notitienummer ( ) ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding en zoals hoger verbeterd, is bewezen geworden door het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. De schuld van beklaagde L. aan de haar sub III.B.1, 2, 3 en 4 van de zaak met notitienummer ( ) ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding en zoals 15

16 hoger verbeterd, is bewezen geworden door het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. Beklaagde B. was de werkgever en beklaagde L. zijn aangestelde. Beiden oefenden het werkgeversgezag uit. Hun schuld aan het hen respectievelijk sub III.A.5 en III.B.5 ten laste gelegde is niet bewezen geworden. 11. De schuld van beklaagde C. aan de hem in de zaak met notitienummer ( ) ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding en zoals hoger gepreciseerd, is niet bewezen geworden door het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. Hij wordt vrijgesproken van dit hem ten laste gelegde feit. De schuld van beklaagden B. en L. aan de hen in de zaak met notitienummer ( ) ten laste gelegde feiten, zoals omschreven in de dagvaarding en zoals hoger gepreciseerd, is bewezen geworden door het strafonderzoek en het onderzoek ter terechtzitting. Het ter beschikkingstellen van de betrokken kamers voor bewoning was een essentieel deel van de beloning die de slachtoffers van de mensenhandel ontvingen, terwijl het niet bewezen is dat het pand ook aan beklaagde B. was verhuurd om te worden onderverhuurd voor deze bewoning. Het is niet bewezen dat beklaagde C. betrokken is bij de ten laste van beklaagden B. en L. gelegde feiten, en met name het ter beschikking stellen van kamers aan Poolse animeermeisjes. Straftoemeting 12. De ten laste van elk der beklaagden bewezen verklaarde feiten zijn in hoofde van elk van hen de opeenvolgende en voortgezette uitvoering van eenzelfde misdadig opzet. 13. De hierna aan de beklaagde S. opgelegde bestraffing vormt een afdoende en juiste bestraffing voor de te zijnen laste bewezen verklaarde feiten van het misdrijf I in de zaak met notitienummer ( ), gelet op enerzijds de aard en de ernst van de feiten en anderzijds het strafrechtelijk verleden van deze beklaagde en de staat van herhaling waarin hij zich bevindt. De betrokken feiten getuigen van een funest gebrek aan respect voor de integriteit van de slachtoffers. Gelet op het beoogde geldgewin is de hierna bepaalde geldboete verantwoord. De vervangende gevangenisstraf is aangepast aan de omvang van de opgelegde geldboete. Deze beklaagde bevindt zich in staat van wettelijke herhaling. Hij werd bij arrest van het Hof van Beroep te Antwerpen van 27 juni 2002 veroordeeld tot een hoofdgevangenisstraf van twee jaar. Dit arrest had kracht van gewijsde bekomen op het ogenblik van huidige 16

17 feiten en voordat vijf jaar zijn verlopen sinds hij straf heeft ondergaan of sinds zijn straf is verjaard. Van dit arrest is een voor eensluidend verklaard afschrift met het bewijs van kracht van gewijsde voorhanden in het strafdossier. 14. De hierna aan elk van de beklaagden B. en L. opgelegde bestraffing vormt een afdoende en juiste bestraffing voor de te hunnen laste bewezen verklaarde feiten in de beide samengevoegde zaken, gelet op enerzijds de aard en de ernst van de feiten en anderzijds het relatief gunstig strafrechtelijk verleden van deze beklaagden. De betrokken feiten getuigen van een funest gebrek aan respect voor de integriteit van de slachtoffers. Verder wordt rekening gehouden met het aandeel van elk der beide beklaagden in de hen ten laste gelegde feiten. Gelet op het beoogde geldgewin is de hierna bepaalde geldboete verantwoord. De vervangende gevangenisstraf is aangepast aan de omvang van de opgelegde geldboete. 15. Het Openbaar Ministerie handhaaft zijn schriftelijke vordering, zoals gesteld in eerste aanleg (stuk 14 onderkaft: behandeling correctionele rechtbank, van het strafdossier). Beklaagden B.E., S.H. en L.M. hebben uit het te hunnen laste bewezen verklaarde misdrijf sub 1 van de zaak ( ) vermogensvoordelen gewonnen, die begroot kunnen worden op ,00 euro. Te hunnen laste wordt dan ook ,00 euro aan illegale vermogensvoordelen verbeurdverklaard. Beklaagden hebben immers misbruik gemaakt van de zwakkere positie van de betrokken slachtoffers om snel geldgewin te genereren. 16. Het staat op grond van de voorliggende onderzoeksgegevens vast dat beklaagden B. en L. nog niet werden veroordeeld tot een criminele straf of een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden, Een uitstel van de tenuitvoerlegging van de gehele opgelegde gevangenisstraf komt gepast voor. Deze gunstmaatregel mag immers een verdere verbetering van beide beklaagden doen verhopen. Zij houden immers voor de uitbating te hebben stopgezet. Ambtshalve veroordeling 17. Overeenkomstig artikel 35 1 derde lid en vijfde lid van de Wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, wordt beklaagde B., die de werkgever was, ambtshalve veroordeeld om aan de inninginstelling van de socialezekerheidsbijdragen ,24 euro aan verschuldigde doch niet gestorte bijdragen te betalen, onverminderde de bijdrageopslagen en de verwijlintresten en tot een vergoeding van ,72 euro zijnde het drievoud ervan. 17

18 Het Hof stelt vast dat de bijdragen nog verschuldigd zijn en dus niet verjaard (stuk VI/93 van het strafdossier). Herstelvordering van de wooninspecteur 18. Zoals de wooninspecteur zelf aangeeft in zijn conclusie is er maar een vergunning tot het verbouwen van het café met bewoning en dus tot slechts 1 woning (conclusies wooninspecteur I.1., blz.1, onderaan), terwijl de drie kamers afzonderlijk als kamerwoning ter beschikking werden gesteld. Zoals derhalve blijkt uit de conclusie van de wooninspecteur is het pand stedenbouwkundig niet vergund om de op de eerste verdieping voorhanden zijnde kamers te verhuren als kamerwoningen. De herstelvordering maakt uitdrukkelijk enkel en alleen gewag van herstel van de gebreken aan het gebouw. Het gevorderde herstel kan nochtans te dezen geen betrekking hebben op het gebouw of de gehele woning, nu immers de strafrechter niet gevat is van een inbreuk op artikel 20 op de Vlaamse Wooncode en de wooninspecteur wel uitdrukkelijk voorhoudt dat zijn herstel kleeft aan de strafvordering. De onderdelen van de vordering die een verbod tot verhuring of tot ter beschikkingstelling van de kamers inhouden zijn zonder rechtsgrond. Geen gronden zijn voorhanden om te dezen overeenkomstig artikel 17bis van het kamerdecreet een herstel te bevelen. De herstelvordering van de wooninspecteur wordt dan ook afgewezen als ongegrond. Burgerlijke partijstelling door het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding 19. Deze burgerlijke partij vordert de solidaire veroordeling van beklaagden B.E., S.H. en L.M. tot betaling van een schadevergoeding van 2.500,00 euro, meer de gerechtelijke intresten. Zij herneemt aldus haar vordering zoals gesteld in eerste aanleg. Op juiste en billijke wijze wordt de door deze burgerlijke partij geleden schade, die werd veroorzaakt door de ten laste van beklaagden bewezen verklaarde feiten, vergoed door toekenning van een ex aequo et bono begrote vergoeding van 500,00 euro. Door de burgerlijke partij worden geen stukken overgelegd met betrekking tot de door haar geleden schade. De gerechtelijke intresten worden toegekend vanaf datum stelling, hetzij 26 november 2009 (stuk 13 onderkaft: behandeling correctionele rechtbank, van het strafdossier). Aan deze burgerlijke partij wordt bovendien tweemaal een rechtsplegingvergoeding van 650,00 euro toegekend, hetzij voor de procedure in eerste aanleg en voor de procedure in hoger beroep. Geen gronden zijn voorhanden om af te wijken van de basisvergoeding. 18

19 BESLISSING. HET HOF, recht doende bij verstek ten aanzien van S.H. en op tegenspraak ten aanzien van de overige partijen en met inachtneming van de artikelen: ( ) Ontvangt de hogere beroepen van de burgerlijke partij het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding en van het Openbaar Ministerie tegen beklaagden B.E., S.H. en L.M., en de hogere beroepen van de Wooninspecteur en van het Openbaar Ministerie tegen beklaagden C.D., B.E. en L.M., en er recht op doende met éénparigheid van stemmen, Verklaart het bestreden vonnis nietig. Het Hof verbetert m.b.t. de tenlasteleggingen in de zaak met notitienummer ( ) navolgende namen als volgt: ( ) In de tenlastelegging I van de zaak met notitienummer ( ) worden de woorden "ten aanzien van niet nader bepaalde Poolse vrouwen, minstens" weggelaten. In de tenlasteleggingen III.A.1 en 4 en III.B.1 en 4 de woorden "tenminste", "een niet nader bepaald aantal" en "minstens" weggelaten. De misdrijfomschrijving in de dagvaarding in de zaak met notitienummer ( ) wordt gepreciseerd door de woorden "een kamerwoning welke niet beantwoord aan de veiligheids- en kwaliteitsnormen te hebben verhuurd zonder geldig conformiteitsattest" te vervangen door "een kamerwoning of een kamer die niet voldoet aan de vereisten van artikelen 4, 6 en 7 rechtstreeks of via tussenpersoon te verhuren of ter beschikking te stellen niet het oog op bewoning". Voegt de zaken met notitienummer ( ) en ( ) samen. Verklaart beklaagde B.E. niet schuldig aan de hem ten laste gelegde feiten sub II en III.A.5 inzake notitienummer ( ). Spreekt beklaagde er dienvolgens van vrij en ontslaat hem van elke uit dien hoofde tegen hem ingestelde rechtsvervolging. Verklaart beklaagde B.E. schuldig aan de hem laste gelegde feiten sub I en III.A.1, 2, 3 en 4 inzake notitienummer ( ) zoals verbeterd en aan de feiten van notitienummer ( ) zoals gepreciseerd. 19

20 Veroordeelt beklaagde B.E. dienvolgens hoofdens deze vermengde feiten tot een hoofdgevangenisstraf van DERTIEN MAANDEN, met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende een termijn van vier jaar vanaf heden en tot een geldboete van TWEEDUIZEND EURO vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op ELFDUIZEND EURO of een vervangende gevangenisstraf van 3 maanden. Verklaart verbeurd ten laste van beklaagde de vermogensvoordelen ten bedrage van ,00 euro. Veroordeelt beklaagde B.E. ambtshalve om aan de inninginstelling van de socialezekerheidsbijdragen ,24 euro aan verschuldigde doch niet gestorte bijdragen te betalen, onverminderd de bijdrageopslagen en de verwijlintresten en tot betaling van een vergoeding van ,72 euro zijnde het drievoud ervan. Verklaart beklaagde L.M. niet schuldig aan de haar ten laste gelegde feiten sub II en III.B.5 inzake notitienummer ( ). Spreekt beklaagde er dienvolgens van vrij en ontslaat haar van elke uit dien hoofde tegen haar ingestelde rechtsvervolging. Verklaart beklaagde L.M. schuldig aan de haar ten laste gelegde feiten I en III.B.1, 2, 3 en 4 inzake notitienummer ( ) zoals verbeterd en aan de feiten van notitienummer ( ) zoals gepreciseerd. Veroordeelt beklaagde L.M. dienvolgens hoofdens deze vermengde feiten tot een hoofdgevangenisstraf van DERTIEN MAANDEN, met uitstel van tenuitvoerlegging gedurende een termijn van vier jaar vanaf heden en tot een geldboete van TWEEDUIZEND EURO vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op ELFDUIZEND EURO of een vervangende gevangenisstraf van 3 maanden. Verklaart verbeurd ten laste van beklaagde de vermogensvoordelen ten bedrage van ,00 euro. Verklaart beklaagde S.H. schuldig aan de hem laste gelegde feiten sub I, zoals verbeterd inzake notitienummer ( ). Stelt vast dat deze beklaagde zich in staat van wettelijke herhaling bevindt. Veroordeelt beklaagde S.H. dienvolgens hoofdens de vermengde feiten tot een hoofdgevangenisstraf van TWEE JAAR en tot een geldboete van TWEEDUIZEND EURO vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op ELFDUIZEND EURO of een vervangende gevangenisstraf van 3 maanden. 20

21 Verklaart verbeurd ten laste van beklaagde de vermogensvoordelen ten bedrage van ,00 euro. Verklaart beklaagde C.D. niet schuldig aan de hem ten laste gelegde feiten in de zaak met notitienummer ( ) zoals gepreciseerd. Spreekt beklaagde er dienvolgens van vrij en ontslaat hem van elke uit dien hoofde tegen hem ingestelde rechtsvervolging. Laat de kosten van deze strafvordering in beide aanleggen ten laste van de Staat. Verplicht beklaagden B.E., S.H. en L.M. ELK een bijdrage te betalen van VIJFENTWINTIG EURO vermeerderd met 45 opdeciemen en alzo gebracht op HONDERDZEVENENDERTIG EURO VIJFTIG CENT. Legt beklaagden B.E., S.H. en L.M. een vergoeding van VIJFENTWINTIG EURO op. Herstelvordering Wijst de herstelvordering van de wooninspecteur af als ongegrond. Civielrechtelijk Verklaart de burgerlijke partijstelling van de burgerlijke partij, het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding, en de door haar gestelde vordering ontvankelijk en hoger bepaalde mate gegrond, Veroordeelt dienvolgens beklaagden B.E., S.H. en L.M. solidair om aan deze burgerlijke partij een schadevergoeding van 500,00 euro te betalen, meer de gerechtelijke intresten vanaf 26 november 2009; Veroordeelt beklaagden B.E., S.H. en L.M. bovendien solidair om aan deze burgerlijke partij tweemaal een rechtsplegingvergoeding van 650,00 euro te betalen, hetzij voor de procedure in eerste aanleg en voor de procedure in hoger beroep. De kosten Verwijst beklaagden B.E., S.H. en L.M. solidair tot de overige kosten van de strafvordering en tot kosten van de burgerlijke vordering in' beide aanleggen, deze voorgeschoten door de openbare partij en begroot op 5.163,24, uitgezonderd de kosten van de tolk die ten laste blijven van de Staat en de kosten ondeelbaar veroorzaakt zijnde door de thans aangehouden misdrijven. 21

22 Dit arrest is gewezen door het HOF VAN BEROEP, veertiende- sociaal kamer te ANTWERPEN, samengesteld uit ( ) en in de openbare terechtzitting van VIERENTWINTIG JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN uitgesproken door ( ) 22