De Rechtbank van eerste aanleg

Transcriptie

1 De Rechtbank van eerste aanleg Antwerpen, kamer 4C, rechtdoende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis uitgesproken.: in zake van HET OPENBAAR MINISTERIE: bij wie zich heeft aangesloten als burgerlijke partij Mevr. A. K. woonstkeuze doende op het kantoor van haar raadsman Mr. M. N., advocaat bij de balie te Antwerpen - tegen eerste, tweede, derde en vierde beklaagde - ter zitting vertegenwoordigd door meester M. N., advocaat bij de balie te Antwerpen; TEGEN : 1. S.V., zonder gekend beroep, geboren te ( ) te Laos op ( ), ingeschreven te ( ), verblijvende te Antwerpen, nationaliteit: Frans. Aangehouden / vrij mits borgstelling 2. C.W., zonder beroep, geboren te ( ) (Thailand) op ( ), wonende te ( ), nationaliteit: Thaise. Vrij mits borgstelling / vrij onder voorwaarden 3. T.L., zonder gekend beroep, geboren te ( ) op ( ), wonende te ( ), nationaliteit: Belg. Vrij mits borgstelling / vrij onder voorwaarden 4. L.J.I.E, hierna L.J. Zaakvoerder, geboren te ( ) wonende te ( ), nationaliteit: Nederlander BETICHT VAN: De eerste en de tweede te Antwerpen, van 19 augustus 2008 tot 11 november 2008 Ten einde eens anders driften te voldoen, een persoon, zelfs met zijn / haar toestemming, aangeworven, meegenomen, weggebracht of bij zich gehouden te hebben met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie, namelijk de meerderjarige K.A., geboren te (...) (Thailand) op ( ), direct of indirect gebruik gemaakt hebbend van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang, misbruik gemaakt hebbend van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeerde ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte, dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, het misdrijf een daad van deelneming betreffend aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een

2 vereniging, al dan niet in de hoedanigheid van leidend persoon; A. Ten einde eens anders driften te voldoen, een persoon, zelfs met zijn / haar toestemming, aangeworven, meegenomen, weggebracht of bij zich gehouden te hebben met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie, misbruik gemaakt hebbend van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeerde ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte, dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, het misdrijf een daad van deelneming betreffend aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet in de hoedanigheid van leidend persoon, I. De eerste en de tweede A) te ( ) en/of te ( ) (Thailand) van 1 januari 2008 tot 3 maart 2010 namelijk S.W. geboren te (Thailand) op ( ) B) te ( ) van 14 oktober 2008 tot 1 juni 2009 namelijk de meerderjarige S.-U.T. geboren te ( ) (Thailand) op ( ) II. De derde en de vierde A) te ( ) van 10 november 2005 tot 1 februari 2009 namelijk de meerderjarige K.A., geboren te ( )(Thailand) op ( ) van 15 oktober 2008 tot 1 juni 2009 namelijk de meerderjarige S.-U.T., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) B) te ( ) en/of te ( ) (Thailand) en/of te ( ), Van 1 oktober 2008 tot 1 mei 2009, namelijk de meerderjarige T.S. geboren te ( ) (Thailand) op ( ); B. De eerste en de tweede Op welke manier ook, eens anders ontucht of prostitutie geëxploiteerd te hebben, namelijk van K.A., geboren te ( ) (Thailand) op ( ), direct of indirect gebruik gemaakt hebbend van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige andere vorm van dwang, misbruik gemaakt hebbend van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeerde ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte, dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, het misdrijf een daad van deelneming betreffend aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een

3 vereniging, al dan niet in de hoedanigheid van leidend persoon te ( ) C. Op welke manier ook, eens anders ontucht of prostitutie geëxploiteerd te hebben, misbruik gemaakt hebbend van de bijzonder kwetsbare positie waarin een persoon verkeerde ten gevolge van een onwettige of precaire administratieve toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte, dan wel een lichamelijk of een geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, het misdrijf een daad van deelneming betreffend aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet in de hoedanigheid van leidend persoon I. De eerste en de tweede te Antwerpen, van 1 juli 2008 tot 3 maart 2010 namelijk S.W., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) II. De eerste. de tweede, de derde en de vierde Te Edegem, van 15 oktober 2008 tot 1 juni 2009 namelijk van S.-U.T., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) III. De derde en de vierde Te Edegem, van 10 november 2008 tot 1 februari 2009 K.A., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) van 9 januari 2009 tot 1 mei 2009 T.S., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) D. De eerste en de tweede Te Antwerpen, van 19 augustus 2008 tot 11 november 2008 Bij inbreuk op artikel 433 quinquies 1,1 Sw., 433 septies 2,3, 6, 7 zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, zijnde de aanwerving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde, ten aanzien van deze persoon, de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, en 4 en 383 bis 1 Sw., waarbij zijn toestemming met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang was, te weten teneinde soms anders driften te voldoen, een meerderjarige te werven, mee te nemen, weg te brengen of bij zich te houden met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie, met de omstandigheid dat het misdrijf werd gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap,

4 ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, met de omstandigheid dat het misdrijf word gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, met de omstandigheid dat het misdrijf werd gepleegd dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, met de omstandigheid dat het misdrijf word gepleegd aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet, namelijk K.A., geboren te ( ) (Thailand) op ( ). E. Bij inbreuk op artikel 433 quinquies 1,1 Sw., 433 septies 2, 6 en 7 SW zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, zijnde de aanwerving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde, ten aanzien van deze persoon, de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, en 4 en 383 bis 1 Sw., waarbij zijn toestemming met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang was, te weten teneinde eens anders driften te voldoen, een meerderjarige te werven, mee te nemen, weg te brengen of bij zich te houden met het oog op het plegen van ontucht of prostitutie, met de omstandigheid dat het misdrijf word gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, met de omstandigheid dat het misdrijf werd gepleegd dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, met de omstandigheid dat het misdrijf werd gepleegd aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet, I. De eerste en de tweede a) van 14 oktober 2008 tot 1 juni 2009 te Antwerpen en/of te Edegem en/of te Parijs (Charles de Gaulle Frankrijk), namelijk S.-U.T., geboren te (Thailand) op 9 maart 1976 b) te Antwerpen en/of e Bangkok (Thailand) van 1 januari 2008 tot 3 maart 2010 namelijk S.W., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) II. De derde en de vierde

5 Te Edegem 1) van 10 november 2008 tot 1 februari 2009, namelijk K.A., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) 2) van 15 oktober 2008 tot 1 juni 2009, namelijk S.-U.T., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) 3) te Edegem en/of te Bangkok (Thailand) en/of te Amsterdam (Schiphol- Nederland), van 1 oktober 2008 tot 1 mei 2009, namelijk T.S., geboren te (Thailand) op ( ) F. De eerste en de tweede Bij inbreuk op artikel 433 quinquies 1,1 Sw EN 433 septies 2,3, 6, 7 Sw zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, zijnde de aanwerving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde, ten aanzien van deze persoon, de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, en 4 en 383 bis 1 Sw., waarbij zijn toestemming met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang was, te weten op welke manier ook, eens anders ontucht of prostitutie te exploiteren, met de omstandigheid dat het misdrijf word gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, met de omstandigheid dat het misdrijf word gepleegd door direct of indirect gebruik te maken van listige kunstgrepen, geweld, bedreigingen of enige vorm van dwang, met de omstandigheid dat het misdrijf word gepleegd dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, met de omstandigheid dat het misdrijf werd gepleegd aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet, namelijk K.A., geboren te (...) (Thailand) op ( ) I. te Antwerpen, van 19 augustus 2008 tot 11 november 2008 II. te Edegem, van 1(2 november 2008 tot 1 februari 2009 G. Bij inbreuk op artikel 433 quinquies 1,1 Sw. en 433 septies 2, 6 en 7 SW zich schuldig te hebben gemaakt aan mensenhandel, zijnde de aanwerving, het vervoer, de overbrenging, de huisvesting, de opvang van een persoon, de wisseling of de overdracht van de controle over hem teneinde, ten aanzien van deze persoon, de misdrijven te laten plegen die bedoeld worden in de artikelen 379, en 4 en 383 bis 1 Sw., waarbij zijn toestemming met de voorgenomen of daadwerkelijke uitbuiting van geen belang was, te weten op welke manier ook, eens anders ontucht of prostitutie te exploiteren, met de omstandigheid dat het misdrijf werd gepleegd door misbruik te maken van de bijzonder kwetsbare positie waarin de persoon verkeerde ten gevolge van zijn onwettige of precaire administratieve toestand, zijn precaire sociale toestand of ten gevolge van zwangerschap, ziekte dan

6 wel een lichamelijk of geestelijk gebrek of onvolwaardigheid, zodanig dat de betrokken persoon in feite geen andere echte en aanvaardbare keuze had dan zich te laten misbruiken, met de omstandigheid dat het misdrijf werd gepleegd dat van de betrokken activiteit een gewoonte werd gemaakt, met de omstandigheid dat het misdrijf word gepleegd aan de hoofd- of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, ongeacht of de schuldige de hoedanigheid van leidend persoon had of niet, I. De eerste en de tweede Te Antwerpen, van 1 juli 2008 tot 3 maart 2010, namelijk S.W., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) II. De eerste, de tweede, de derde en de vierde Te Edegem, van 15 oktober 2008 tot 1 juni 2009 namelijk S.-U.T., geboren te (Thailand) op ( ) III. De derde en de vierde Te Edegem van 10 november 2008 tot 1 februari 2009 namelijk K.A., geboren te (...) (Thailand) op ( ) van 9 januari 2009 tot 1 mei 2009 namelijk T.S., geboren te ( ) (Thailand) op ( ) H. De eerste en de tweede Te Antwerpen op 2 maart Bij inbreuk op de artikelen 1, 2, 3, 8, 23, 24, 25, 26, 29, 46, 48 en 49 van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, hierna vermelde wapens vervaardigd, hersteld, te koop gesteld, verkocht, overgedragen of vervoerd, opgeslagen, voorhanden gehad of gedragen te hebben, zijnde een wapen dat geacht wordt een verboden wapen te zijn, i. een stroomstoottoestel ii. een uitschuifbare matrak (wapenstok) iii. een plooimes van het merk Stanley gezien de artikelen 1, 2 en 3 der wet van 4 oktober 1867, gewijzigd door de wetten van 23 augustus 1919 en 19 maart 1956, alsmede de beschikking van de raadkamer van deze rechtbank dd waarbij verzachtende omstandigheden werden aangenomen voor de feiten waarop criminele straffen zijn gesteld en houdende verwijzing naar de correctionele rechtbank van de beklaagden;

7 Gezien de stukken van het onderzoek; Gehoord de burgerlijke partij in haar middelen en besluiten, ontwikkeld door meester ( ), advocaat bij de balie te Antwerpen; Gehoord het Openbaar Ministerie in zijn vordering; Gehoord de beklaagden in hun middelen van verdediging, bijgestaan door meester B. D. S, advocaat bij de balie te Antwerpen voor eerste beklaagde, door meester W. D., advocaat bij de balie te Antwerpen voor tweede, derde en vierde beklaagde; Beklaagden werd bijgestaan door een tolk in Franse en een tolk in de Thaise taal die de door de wet vereiste eed hebben afgelegd; Op strafgebied Materiele vergissing De rechtbank stelt vast dat er materiële vergissingen zijn begaan met het opstellen van de dagvaarding, wanneer dit vergeleken wordt met de verwijzingsbeschikking van de raadkamer. De eerste tenlastelegging heeft geen nummering gekregen en de tenlasteleggingen die erop volgen, zijn verkeerd genummerd. Aan de eerste tenlastelegging wordt dan ook de letter "A" toegevoegd als nummering en met betrekking tot de andere tenlasteleggingen dient de letters A, B, C, D, E, F, G en H respectievelijk gelezen te worden als B, C, D, E, F, G, H en 1. De rechtbank herstelt deze materiële vergissingen Wat betreft de opgeworpen onontvankelijkheid van de strafvordering Door tweede, derde en vierde beklaagde wordt opgeworpen dat de strafvordering onontvankelijk zou zijn, omdat er gegevens van een ander strafdossier uit Dendermonde lastens een organisatie T.C. werd gevoegd aan onderhavig strafdossier, zonder dat beklaagden kunnen nagaan dat deze onderzoeksresultaten uit Dendermonde op een rechtmatige procedurele wijze werden bekomen. De rechtbank stelt vast dat huidig dossier gestart werd naar aanleiding van een verhoor van K.A. en dat dit strafonderzoek bijna uitsluitend bestaat uit proces-verbalen die opgesteld werden naar aanleiding van het eigen onderzoek van de verbalisanten met betrekking tot onderhavige feiten. Pas het op het einde van het gerechtelijk onderzoek werden er proces-verbalen toegevoegd afkomstig van het Dendermondse strafonderzoek. Het is juist dat de nodige gegevens uit dit onderzoek ontbreken, opdat de verdediging kan nagaan of dit onderzoek regelmatig werd gevoerd. Uit de vordering van het openbaar ministerie op de openbare terechtzitting, blijkt dat zij zich uitsluitend steunt op de eigen Antwerpse onderzoeksdaden en niet op de onderzoeksresultaten van het Dendermondse strafonderzoek. Rekeninghoudende met de rechten van verdediging, zal de rechtbank geen rekening houden met de

8 stukken die voortkomen of voortvloeien uit het Dendermonds strafonderzoek. Er is geen enkele (wettelijke) reden om de strafvordering onontvankelijk te verklaren. De rechten van verdediging werden ten volle gerespecteerd. Ten gronde Beklaagden staan terecht voor inbreuken met betrekking tot prostitutie (tenlasteleggingen A, B, C en D) en mensenhandel (tenlasteleggingen E, F, G en H). Eerste en tweede beklaagde staan ook terecht voor inbreuken op de wapenwetgeving (tenlastelegging I). Eerste beklaagde S.V. en tweede beklaagde C.W. waren binnen de incriminatieperiode de uitbaters van het massagesalon "P.L.". Derde beklaagde T.L. en vierde beklaagde L.J., waren de eigenaars/uitbaters van het massagesalon "L.". Het strafdossier startte met een verklaring van K.A., die uitgenodigd was voor verhoor door de lokale politie omtrent haar verblijfsstatuut. Naar aanleiding van dit verhoor, legde zij spontaan een verklaring af met betrekking tot feiten van prostitutie en mensenhandel, waarvan ze het slachtoffer was. Gelijkaardige en gelijklopende verklaringen werden afgelegd door S.T. en T.S.. De rode draad in deze verschillende verklaringen is : - hun illegaal verblijf en illegale tewerkstelling in deze instelling (-en); - ze werden gelokt naar België om zogenaamd "Thaise" massages te geven; - dat ze naakt moesten masseren en op vraag van de klant ook seksuele diensten dienden aan te bieden; - dat ze constant werkten en bijna geen vrije dag hadden; - het aflossen van een aanzienlijke schuld (telkens het terugkomende bedrag van EUR), waardoor de slachtoffers onder druk werden gezet, - het inhouden van hun paspoorten en vrijheidsbeperking (geen vrijheid van komen en gaan) zolang de schuld niet volledig werd betaald, - dat ze ook huishoudelijk taken diende te verrichten en daarnaast nog bedragen dienden te betalen voor kost en inwoon; - dat hun elke sociale bescherming werd onthouden. Tenlastelegging A, B, C, D, E, F en G zijn bewezen gelet op onder meer : - de vaststellingen van de verbalisanten, - de uitgebreide, gedetailleerde en gelijklopende verklaringen van K.A., S.-U.T. en T.S., - de vaststellingen dat de verklaringen van de slachtoffers objectiveerbaar en controleerbaar zijn, onder meer met betrekking tot de beschrijvingen van de inrichting van de respectieve massagesalons, met betrekking tot de TV-kast die dienst deed als verbergruimte en met betrekking tot de afgelegde reisroutes van de verschillende slachtoffers, - de vaststellingen met betrekking tot de websites van beide massagesalons, de vaststellingen tijdens de huiszoeking waarbij S.W. trachtte een doosje met condooms te verstoppen, - de analyse van de geldverrichtingen,

9 - het retro-actief telefoononderzoek en de uitlezing van de GSM's, - de onderlinge contacten tussen tweede en derde beklaagde, - de verklaring van D.G. - de verklaring van O.D.B.B - de verklaring van G.E. - de verklaring van V.B. - de verklaring van vierde beklaagde L.J. - en tenslotte de verklaring van M.S.. Op basis van de vaststellingen acht de rechtbank bewezen dat bepaalde meisjes zich diende te prostitueren, wanneer dit door de klant werd gevraagd. Uit het strafdossier kan niet vastgesteld worden dat dit dagelijks of continu en door sommige of alle meisjes werd uitgevoerd. De verzwarende omstandigheid betreffende de deelneming aan de hoofd-of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet als leidend persoon is onvoldoende bewezen, zodat deze verzwarende omstandigheid niet wordt weerhouden. De overige verzwarende omstandigheden zijn bewezen, gelet op hogervermelde vaststellingen. Uit de verklaringen in het strafdossier blijkt duidelijk dat derde en vierde beklaagde beter voor de meisjes zorgde dan eerste en tweede beklaagde. Vierde beklaagde was slechts in beperkte mate betrokken. Tenlastelegging I. heeft betrekking op inbreuken op de wapenwet en dit naar aanleiding van de huiszoeking bij de P.L., waarbij een aantal verboden wapens werden teruggevonden. Deze tenlastelegging is bewezen lastens eerste en tweede beklaagde, gelet op de resultaten van de huiszoeking en de verklaring van eerste beklaagde hieromtrent. STRAFTOEMETING De feiten van tenlasteleggingen A, B.I., C, D.I, E, F.I., G, H.I., H.II. (telkens zonder de verzwarende omstandigheid betreffende de deelneming aan de hoofd-of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet als leidend persoon) en I in hoofde van eerste en tweede beklaagde en de feiten van tenlasteleggingen D.III., (telkens zonder de verzwarende omstandigheid betreffende de deelneming aan de hoofd-of bij- komende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet als leidend persoon) in hoofde van derde en vierde beklaagde vermengen zich als zijnde gepleegd met eenzelfde strafbaar opzet, zodat maar den straf dient opgelegd te worden, overeenkomstig art 65, eerste lid Sw. De feiten van de tenlasteleggingen zijn ernstig. Beklaagden streefden louter snel winstbejag na en hielden geen rekening met andermans fysieke en psychische integriteit. Ze maakten misbruik van de precaire situatie van hun slachtoffers om hen uit te buiten en hen te dwingen tot seksuele activiteiten.

10 De rechtbank zal bij het bepalen van de strafmaat rekening houden met de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waarin de feiten plaatsvonden, ieders aandeel, persoonlijkheid, leeftijd en strafrechtelijk verleden. Een gevangenisstraf en geldboete zijn gepast. Gelet echter op hun persoonlijkheid, hun kans op verbetering en maatschappelijke integratie zal de rechtbank de uitvoering van de gevangenisstraf en de geldboete geheel of gedeeltelijk met uitstel opleggen. Zo'n bestraffing beantwoordt het best aan de preventieve en repressieve doeleinden van de straf. De verbeurdverklaring, zoals gevorderd door het openbaar ministerie, wordt bevolen, in de mate dat voldaan is aan de wettelijke voorwaarden. De rechtbank houdt ook rekening met de rechten van de burgerlijke partij inzake de verbeurdverklaring. OP BURGERLIJK GEBIED Wat betreft de burgerlijke partijstelling van K.A. Deze burgerlijke partij leed schade ten gevolge van de bewezen verklaarde feiten van de tenlastelegging. Materiele schade De burgerlijke partij vordert lastens tweede beklaagde terugbetaling van het bedrag van EUR dat ze diende terug te betalen. Daarnaast vordert de burgerlijke partij lastens tweede beklaagde terugbetaling van de betaalde bedragen voor kost en inwoon, ten belope van EUR. Tenslotte vordert de burgerlijke partij lastens derde beklaagde terugbetaling van de betaalde bedragen voor kost en inwoon, ten belope van EUR. De gevorderde bedragen zijn voldoende bewezen aan de hand van het strafdossier en worden toegekend. Morele schade De burgerlijke partij vordert lastens alle beklaagde een morele schadevergoeding van EUR. Dit bedrag is billijk en wordt dan ook toegekend. OM DEZE REDENEN, DE RECHTBANK, Gelet op de artikelen 162, 162bis, 185, 194, 195, 282 van het Wetboek van Strafvordering, artikelen 1, 3, 7 van het Strafwetboek, artikelen 11, 12, 14, 31, 32, 34, 35, 36, 37 en 41 der wet van 15 juni 1935, gewijzigd door de wet van 3 mei 2003

11 de verordeningen van de Raad van de ministers nr. 974/98 dd. 3/5/1998 en nr. 1103/97 dd. 17/6/1997 en de wetten van en betreffende de invoering van de euro artikelen 28, 29 der wet van 1 augustus 1985, artikelen 3 en 4 der wet van 17 april 1878, en bij toepassing van de artikelen en wetsbepalingen als aangehaald in de tenlasteleggingen D, E, F, G,I-1 en I, alsmede de artikelen 25, 38, 40, 42, 43, 43bis, 65, 79, 80, 84, 380, 382, 433quinquies, 433septies van het strafwet- bock; Rechtdoende op tegenspraak Herstelt de materiële vergissing zoals hierboven aangegeven. VEROORDEELT eerste beklaagde S.V. voor de vermengde feiten van de tenlasteleggingen A, B.I., C, DI., E, FL, G, HI, H.II. (telkens zonderde verzwarende omstandigheid betreffende de deelneming aan de hoofd-of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet als leidend persoon) en I: tot een hoofdgevangenisstraf van DERTIG MAANDEN en tot een geldboete van ZESDUIZEND EUR Aangezien veroordeelde vroeger geen enkele veroordeling tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden heeft opgelopen; dat in die omstandigheden een genademaatregel van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen; Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, gewijzigd door artikel 4 van de wet van 10 februari 1994, de ten- uitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf ten laste van eerste veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, uitgezonderd de reeds ondergane voorhechtenis en de tenuitvoerlegging van de uitgesproken geldboete ten taste van eerste veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van DRIE jaar vanaf heden, uitgezonderd een effectieve geldboete van 1250 euro die effectief is en waarvoor de vervangende gevangenisstraf een maand zal bedragen; tweede beklaagde C.W. voor de vermengde feiten van de tenlasteleggingen A, B.1., C, DI, E, F1, G, H.1., H.11. (telkens zonder de verzwarende omstandigheid betreffende de deelneming aan de hoofdof bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet als leidend persoon) en I : tot een hoofdgevangenisstraf van DERTIG MAANDEN en

12 tot een geldboete van ZESDUIZEND EUR Aangezien veroordeelde vroeger geen enkele veroordeling tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden heeft opgelopen; dat in die omstandigheden een genademaatregel van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen; Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, gewijzigd door artikel 4 van de wet van 10 februari 1994, de ten uitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf ten taste van tweede veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, uitgezonderd de reeds ondergane voorhechtenis en de tenuitvoerlegging van de uitgesproken geldboete ten laste van tweede veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van DRIE jaar vanaf heden, uitgezonderd een effectieve geldboete van euro die effectief is en waarvoor de vervangende gevangenisstraf een maand zal bedragen; derde beklaagde T.L. voor de vermengde feiten van de tenlasteleggingen D.III., FAL, MI., H.III. (telkens zonder de verzwarende omstandigheid betreffende de deelneming aan de hoofd-of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet als leidend persoon) : tot een hoofdgevangenisstraf van TWINTIG MAANDEN en tot een geldboete van DRIEDUIZEND EURO Aangezien veroordeelde vroeger geen enkele veroordeling tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden heeft opgelopen; dat in die omstandigheden een genademaatregel van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen; Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, gewijzigd door artikel 4 van de wet van 10 februari 1994, de ten- uitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf ten laste van derde veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, uitgezonderd de reeds ondergane voorhechtenis en de tenuitvoerlegging van de uitgesproken geldboete ten laste van derde veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van DRIE jaar vanaf heden, uitgezonderd een effectieve geldboete van euro die effectief is en waarvoor de vervangende gevangenisstraf een maand zal bedragen; vierde beklaagde L.J. voor de vermengde feiten van tenlasteleggingen B.II., DAIL, (telkens zonder de verzwarende omstandigheid betreffende de deelneming aan de hoofd-of bijkomende bedrijvigheid van een vereniging, al dan niet als leidend persoon) : tot een hoofdgevangenisstraf van EEN JAAR en tot een geldboete van DRIEDUIZEND EUR Aangezien veroordeelde vroeger geen enkele veroordeling tot een criminele straf of tot een hoofdgevangenisstraf van meer dan twaalf maanden heeft opgelopen;

13 dat in die omstandigheden een genade maatregel van aard is om de verbetering van deze veroordeelde te doen verhopen; Beveelt dat bij toepassing en binnen de perken van artikel 8 der wet van 29 juni 1964, gewijzigd door artikel 4 van de wet van 10 februari 1994, de ten- uitvoerlegging van de uitgesproken hoofdgevangenisstraf ten laste van vierde veroordeelde, wordt uitgesteld voor een termijn van VIJF jaar vanaf heden, en de tenuitvoerlegging van de uitgesproken geldboete ten laste van vierde veroordee1de, wordt uitgesteld voor een termijn van DRIE jaar vanaf heden. Ontzet eerste, tweede, derde en vierde beklaagde uit de rechten voorzien in artikel 31 eerste lid Sw voor een periode van VIJF JAAR conform artikel 382 Sw en 433novies Sw. Verplicht eerste, tweede, derde en vierde veroordeelde, als bijdrage voor de financiering van het bijzonder fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan occasionele redders, elk tot het betalen van een bijdrage van 25 EUR, bij toepassing van artikel 1 van de wet van 5 maart 1952, gewijzigd door de wetten van en , vermeerderd met 50 deciemen en gebracht op 150 EUR. Verplicht eerste, tweede, derde en vierde veroordeelde elk tot betaling van 1/4 van de kosten van het geding belopende op 1.059,86 euro en, bij toepassing van Koninklijk Besluit van 28 december 1950, elk tot een vergoeding van 31,28 EUR. Zegt dat bij toepassing van artikel 1 der wet van 5 maart 1952 gewijzigd door de wet van 7/2/2003 de geldboeten van 6,000 FUR en 3000 EUR en vermeerderd worden met 45 deciemen, zodat die geldboeten respectievelijk EUR en EUR zullen bedragen. Bepaalt de duur van de gevangenisstraf waardoor de geldboeten vervangen kunnen worden, bij gebrek aan betaling binnen een termijn vermeld in artikel 40 van bet strafwetboek op drie maanden voor elke geldboete van EUR en op twee maanden voor elke geldboete van EUR Verklaart verbeurd lastens eerste, tweede, derde en vierde beklaagde de illegale verworven vermogensvoordelen ten bedrage van EUR (zijnde het bedrag dat K.A. diende te betalen), hierin begrepen de inbeslaggenomen juwelen ten bedrage van FUR en dit overeenkomstig art. 42,3 en 43bis Sw en kent de verkoopopbrengst van de verbeurd verklaarde zaken en sommen toe aan de burgerlijke partij K.A. en dit overeenkomstig art. 43bis Sw. Verklaart verbeurd lastens eerste, tweede, derde en vierde beklaagde de illegale verworven vermogensvoordelen ten bedrage van EUR (zijnde het bedrag dat S.-U.T. diende te betalen), en dit overeenkomstig art. 42,3 en 43bis Sw. Verklaart verbeurd lastens eerste en tweede beklaagde de illegale verworven vermogensvoordelen ten bedrage van EUR (zijnde het bedrag dat S.W. diende te betalen) en dit overeenkomstig art. 42,3 en 43bis Sw. Verklaart verbeurd lastens derde en vierde beklaagde de illegale verworven vermogensvoordelen ten bedrage van EUR (zijnde het bedrag dat T.S. diende te betalen), hierin begrepen de inbeslaggenomen geldsom ten bedrage van EUR en dit overeenkomstig art. 42,3 en 43bis Sw.

14 Verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, neergelegd onder de hiernavolgende OS-staten : GSM en simkaart. ten (OS 6754/10, , 6751/10, 6753/10), de condooms (OS 6755/10-post 2) en de verboden wapens (OS 4506/10) en dit overeenkomstig art. 42,1% 382ter en 433novies, laatste lid Sw en de wapenwet, Rechtdoende over de vordering van de burgerlijke partij K.A. Verklaart de eis ontvankelijk en gegrond; Veroordeelt tweede beklaagde C.W. om aan de burgerlijke partij K.A. te betalen, als schadevergoeding, de som van ZESTIENDUIZEND ZESHONDERD VIJFTIG euro ( EUR) te vermeerderen met de vergoedende intresten aan de wettelijke intrestvoet vanaf 11 november 2008 tot op heden, en vanaf heden met de gerechtelijke intresten en dit onder aftrek van de sommen die de burgerlijke partij verkrijgt ingevolge de verbeurdverklaring. Veroordeelt derde beklaagde T.L. om aan de burgerlijke partij K.A. te betalen, als schadevergoeding, de som van DUIZEND VIJFTIG euro (1.050 EUR) te vermeerderen met de vergoedende intresten aan de wettelijke intrestvoet vanaf 1 februari 2009 tot op heden, en vanaf heden met de gerechtelijke intresten. Veroordeelt eerste beklaagde S.V., tweede beklaagde C.W. en derde beklaagde T.L. en vierde beklaagde L.J. solidair om aan de burgerlijke partij K.A. te betalen, als schadevergoeding, de som van VIJFDUIZEND euro (5.000 EUR) te vermeerderen met de vergoedende intresten aan de wettelijke intrestvoet vanaf 1 februari 2009 tot op heden, en vanaf heden met de gerechtelijke intresten. Veroordeelt eerste beklaagde S.V., tweede beklaagde C.W. en derde beklaagde T.L. en vierde beklaagde L.J. solidair om aan de burgerlijke partij K.A. te betalen een de rechtsplegingsvergoeding begroot op euro. Alles wat voorafgaat is, overeenkomstig de bepalingen der wet van 15 juni 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken, in de Nederlandse taal geschied. Aldus gewezen door de hierna vermelde rechters die de zaak behandeld hebben en aan de beraadslaging hebben deelgenomen en uitgesproken in openbare terechtzitting door de Voorzitter op zestien januari tweeduizend en twaalf in aanwezigheid van het Openbaar Ministerie en de griffier. ( )