Basisdocument KRW. Deel 3 : Friese Boezem

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Basisdocument KRW. Deel 3 : Friese Boezem"

Transcriptie

1 Basisdocument KRW Implementatie Kaderrichtlijn Water in het beheergebied van Wetterskip Fryslân Planperiode Deel 3 : Friese Boezem Wetterskip Fryslân Dit document geeft achtergrondinformatie bij de KRW factsheets en beslisnota Versie 19 augustus 2014

2 Auteurs: Bijdragen: Redactie: Jappie van den Bergs Nico Broodbakker Martin Droog Arjen van der Mark Froukje Sikking Roelof Veeningen Nico Broodbakker & Rebi Nijboer Foto voorblad: Nico Broodbakker Bloeiend blaasjeskruid in een sloot langs/achter De Leijen

3 Deel 3: Friese Boezem Inhoudsopgave - deel 3: Friese Boezem 1 Algemene beschrijving Watertypen Functies en gebruik Belastingen & hydromorfologische ingrepen Huidige toestand in Maatregelen: significante schade en kosteneffectiviteit Brongericht Inrichting Beheer en onderhoud Samenvattend overzicht maatregelen Definitieve statustoekenning Kanalen en vaarten Boezemmeren Afleiden aangepaste doelstellingen (MEP/GEP) Boezemkanalen Boezemmeren Huidige ecologische toestand boezemmeren en kanalen en prognose Vegetatie-analyse en herziening inrichtingsopgave boezemmeren Oevervegetatie Begroeid en begroeibaar areaal Vegetatie-analyse Nutriëntenbelasting Resterende (minimale) inrichtingsopgave boezemmeren Vegetatie-analyse en herziening inrichtingsopgave boezemkanalen Doelen vegetatiebedekking Begroeid en begroeibaar areaal Onderhoud Resterende inrichtingsopgave Analyse ecologische toestand Friese boezem Friese boezem overige meren (M14) Karakterisering Huidige ecologische toestand Vegetatie-analyse Minimale inrichtingsopgave per meer Sneekermeergebied e.o. (M14) Karakterisering Huidige ecologische toestand Vegetatie-analyse Minimale inrichtingsopgave per meer Fluessen e.o. (M14) Karakterisering Herinrichting Huidige ecologische toestand Vegetatie-analyse versie 19 augustus 2014 pagina 1

4 Deel 3: Friese Boezem 11.5 Minimale inrichtingsopgave per meer Alde Feanen (M14) Karakterisering Herinrichting Huidige ecologische toestand Grutte Wielen (M14) Karakterisering Herinrichting Huidige ecologische toestand Friese boezem grote ondiepe kanalen (M6b) Karakterisering Huidige ecologische toestand Friese boezem grote diepe kanalen (M7b) Karakterisering Herbegrenzing/herindeling Huidige ecologische toestand Regionale kanalen met scheepvaart (M3) Karakterisering Herbegrenzing/herindeling Huidige ecologische toestand Regionale kanalen zonder scheepvaart (M3) Karakterisering Herbegrenzing/herindeling Huidige ecologische toestand versie 19 augustus 2014 pagina 2

5 1 Algemene beschrijving De boezem bestaat uit meren en kanalen die onderling met elkaar in verbinding staan en is opgedeeld in 9 waterlichamen. Het grote aantal waterlichamen heeft te maken met het feit dat er sprake is van verschillende watertypen en dat een aantal boezemmeren begrensd is als Natura 2000 gebied. De boezem vormt de schakel in de wateraan- en -afvoer tussen enerzijds de polders en de beekdalen en anderzijds het IJsselmeer, het Lauwersmeer en de Waddenzee. In natte perioden wordt water direct, of indirect via het IJssel- en Lauwersmeer, afgevoerd naar de Waddenzee en in droge perioden wordt water vanuit het IJsselmeer ingelaten. Het is de grootste afwateringseenheid in Nederland met een totale oppervlakte van ca ha, waarbij de meren ca ha voor hun rekening nemen. De totale lengte aan oevers is ongeveer 2500 km. Het boezemgebied heeft een oppervlakte van ha. Tot het boezemgebied behoren gronden die vrij op de boezem afwateren (ca ha), gronden die via bemaling overtollig water op de boezem uitslaan (ca ha en gronden die via stuwen afwateren (ca ha). De kwaliteit van het boezemwater wordt in belangrijke mate bepaald door het water dat op de boezem wordt uitgeslagen. In de zomer wordt in droge perioden water vanuit het IJsselmeer ingelaten en in deze periode wordt de kwaliteit, vooral in het zuidwestelijke deel, in belangrijke mate bepaald door het ingelaten IJsselmeerwater. De Friese boezem strekt zich binnen de provincie Fryslân uit over drie verschillende bodemkundige gebieden: zandgronden in het oosten, veengronden in het Lage Midden en kleigronden in het westen en noorden. 1.1 Watertypen De boezemmeren liggen voornamelijk in het veengebied, het Lage Midden. De meren zijn in het verleden ontstaan door een combinatie van vervening en oeveraantasting of door uitschuring door landijs. Kenmerkend voor de meren is dat ze allemaal ondiep zijn (1 tot 2 m). De meren zijn later met elkaar verbonden door het graven van kanalen om zodoende voor een betere afwatering te zorgen en scheepvaart mogelijk te maken. In onderstaande figuur zijn de gemiddelde waterdiepte en de standaard deviatie weergegeven (gebaseerd op metingen van de Provincie in 2009). versie 19 augustus 2014 pagina 3

6 De boezemmeren die tevens Natura2000-gebied zijn, zijn geclusterd in de waterlichamen Sneekermeergebied e.o., de Fluessen e.o., de Grutte Wielen en de Alde Feanen. De overige boezemmeren vormen tezamen het waterlichaam Friese boezem overige meren. De Friese boezemmeren zijn getypeerd als M14. Dit staat voor matig grote ondiepe gebufferde plassen. Bij de boezemkanalen is een onderverdeling gemaakt in 4 waterlichamen op basis van breedte en diepte van kanalen en scheepvaart. De grote diepe kanalen zijn breder dan 15 m en dieper dan 3 m. De grote ondiepe kanalen zijn breder dan 15 m maar niet dieper dan 3 m. De regionale kanalen hebben een breedte van 8 tot 15 meter. Er is een onderscheid gemaakt in regionale kanalen met en zonder scheepvaart. Voor kanalen zonder scheepvaart zijn hogere ecologische doelstellingen mogelijk. In de grote diepe en ondiepe kanalen vindt altijd scheepvaart plaats. 1.2 Functies en gebruik De belangrijkste functie van de Friese boezem is de aan- en afvoer van water. Aan deze functie is in de volgende doelstelling gekoppeld: De aan- en doorvoer van voldoende IJsselmeerwater en de afvoer van overtollig boezemwater zijn in principe verzekerd met inachtneming van de ecologische potenties en het multifunctionele karakter van de boezem. Naast deze functie vervult de boezem nog een aantal andere belangrijke functies. In de eerste plaats lopen er door de boezem enkele belangrijke vaarroutes voor de beroepsscheepvaart - Lemmer- Delfzijl en Leeuwarden Harlingen - bevaarbaar voor schepen met een diepgang tot 3.5 m (ingedeeld bij het waterlichaam WL 12: Grote diepe kanalen). Tevens zijn er heel veel vaarroutes beschikbaar voor de recreatievaart. In de tweede plaats heeft de boezem een belangrijke natuurfunctie. Verschillende boezemmeren zijn aangewezen als Natura-2000 gebied en maken deel uit van de natte ecologische hoofdstructuur die van zuidwest naar Noordoost loopt. Tot slot is aan 17 locaties in de boezemmeren de zwemwaterfunctie toegekend. Het boezemgebied, het gebied dat op de boezem afwatert, bestaat grotendeels uit landbouwgrond die over het algemeen intensief wordt gebruikt. Daarnaast is een deel ingericht als stedelijk gebied of als natuurgebied. 1.3 Belastingen & hydromorfologische ingrepen De boezem wordt belast met nutriënten vanuit verschillende bronnen. De belangrijkste is de aanvoer vanuit poldergebieden gevolgd door rwzi s. In totaal lozen er 19 rwzi s rechtsreeks op de boezem. De bijdrage vanuit overstorten, ongerioleerde lozingen en lozingen vanuit vaartuigen is relatief klein. In het zuidwesten van Fryslân wordt water vanuit het IJsselmeer ingelaten in de boezem. Wat nutriënten betreft is het IJsselmeerwater van een betere kwaliteit dan het water van de boezemkanalen. In feite vindt dus geen belasting plaats, maar een verdunning. Dit effect is vooral in het westen van de provincie gunstig. Het effect neemt in oostelijke richting af. Verreweg het grootste deel van de boezemlanden (vroeger meer dan ha), dit zijn gronden die in de winterperiode onder water staan en in de zomer droogvallen, is verdwenen door inpolderingen. Er resteert nu nog ongeveer 1700 ha. In de Friese boezem wordt een vast peil nagestreefd van NAP -0,52m. Ten behoeve van de scheepvaart worden vaargeulen en vaarwegen op diepte gehouden. De omwoeling van de bodem door scheepvaart en door baggeren betekent meer vertroebeling. Effecten De belangrijkste effecten van de genoemde ingrepen en belastingen op de waterflora en fauna zijn: versie 19 augustus 2014 pagina 4

7 Code Watertype Algen (EKR) Waterplanten (EKR) Macrofauna (EKR) Vissen (EKR) Fosfaat (mg/l) Stikstof (mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C) Doorzicht (m) Chloride (mg/l) Zuurgraad (ph) Basisdocument Kaderrichtlijn Water Hoewel de fosfaat- en stikstofbelasting de afgelopen decennia sterk zijn afgenomen en de concentraties aanvaardbaar zijn, is het water nog te voedselrijk. Naast de aanvoer van fosfaat en stikstof uit polders en rwzi s vindt nalevering plaats vanuit de waterbodem. De effecten zijn merkbaar in de vorm van te hoge algenconcentraties en weinig doorzicht. Hoewel overstorten weinig bijdragen kunnen ze lokaal wel voor een aanzienlijke belasting zorgen en hiermee problemen veroorzaken door zuurstofloosheid en vissterfte. Het verdwijnen van boezemlanden heeft een belangrijk effect gehad op de ecologie. In deze gebieden vond sedimentatie van slib plaats met het hieraan gebonden fosfaat. Op deze wijze werd veel fosfaat aan het water onttrokken, zodat het boezemwater in de zomer minder voedselrijk was. Een lager zwevend stofgehalte in het boezemwater resulteert in een beter doorzicht, waardoor drijvende en ondergedoken waterplanten meer kans kregen zich te ontwikkelen. Daarnaast waren de vloedvlakten belangrijke paai- en opgroeiplaatsen voor vissen. Het vaste peil in de boezem versterkt het negatieve effect veroorzaakt door het inpolderen van boezemlanden. Een vast peil heeft tot gevolg dat de oevervegetatie nog minder goed tot ontwikkeling kan komen en dat het areaal riet gestaag afneemt. Sommige plantensoorten zijn voor kieming namelijk afhankelijk van tijdelijke droogval in het voorjaar en de zomer. Door intensieve scheepvaart op veel boezemmeren en kanalen wordt voortdurend slib opgewerveld waardoor het doorzicht beperkt blijft, met een negatief effect op de ontwikkeling van waterplanten. Dit geldt ook voor het baggeren van vaargeulen en vaarwegen. Ook worden veel drijvende en ondergedoken waterplanten los getrokken uit de veelal weke slibbodem. Door harde oeverbeschoeiingen in de boezemmeren. maar meer nog in de kanalen, zijn de ontwikkelingsmogelijkheden voor oevervegetatie en waterplanten beperkt. Indirect heeft dit ook een negatief effect op vissen, omdat er weinig geschikte paai- en opgroeiplaatsen zijn. De macrofauna is eveneens veranderd door het eutrofe karakter en de afname van waterplanten. Door verlies van boezemlanden en het verdwijnen van waterplanten zijn de paai- en opgroeigebieden voor vis grotendeels verdwenen. De visstand wordt nu gedomineerd door brasem. 1.4 Huidige toestand in 2013 Tabel 1.1 Huidige ecologische toestand gebaseerd op monitoringsgegevens van 2011 t/m 2013, voor vis 2006 t/m 2013 (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). De toestand is voor de vier ecologische kwaliteitselementen berekend met de nieuwe maatlatten. Naam waterlichaam Friese boezem-overige meren NL02V1 M14 0,33 0,37 0,38 0,09 0,13 1, ,4 60 8,4 Sneekermeergebied e.o. NL02V9 M14 0,39 0,17 0,38 0,06 0,06 1, , Fluessen e.o. NL02V10 M14 0,24 0,17 0,38 0,05 0,08 1, , ,5 Alde Feanen NL02V11 M14 0,35 0,29 0,38 0,16 0, ,5 84 7,9 Grutte Wielen NL02V12 M14 0,26 0,29 0,38 0,11 0,10 1, , ,1 Friese boezemgrote ondiepe kanalen NL02L9a M6b 0,57 0,38 0,22 0,82 0,52 2, , ,6 Friese boezemgrote diepe kanalen NL02L9b M7b 0,80 0,36 0,40 0,52 0,10 2, ,5 85 7,9 Friese boezem-regionale kanalen met scheepvaart NL02L9c M3 0,62 0,27 0,32 0,65 0, , ,7 Friese boezem-regionale kanalen zonder scheepvaart NL02L9d M3 0,51 0,06 0,26 0,37 0,13 1, , ,9 versie 19 augustus 2014 pagina 5

8 Wat de fysisch-chemische kwaliteitselementen betreft zijn er voor stikstof en fosfaat overschrijdingen. Het grootste probleem ligt bij het doorzicht. In een natuurlijke referentie is het doorzicht één tot enkele meters. In de boezem is het doorzicht gemiddeld zo n 40 cm. De huidige toestand van de verschillende waterlichamen verschilt sterk, van slecht tot goed. Algen en waterplanten scoren overwegend matig tot ontoereikend (als gevolg van het slechte doorzicht), macrofauna scoort matig voor meren en plassen en ontoereikend voor lijnvormige wateren. Met name de vissen in meren en plassen scoren slecht. In de voorgaande tabel is de huidige toestand van de biologische en de ondersteunende kwaliteitselementen weergegeven. De hydromorfologische kwaliteitselementen scoren slecht. Er is sprake is van een vast streefpeil en er vindt voortdurend aan- en afvoer van water plaats met een wisselende kwaliteit. Inundatiezones (boezemlanden) in de boezemmeren zijn grotendeels verdwenen. Veel oevers zijn steil en beschoeid, zodat de oorspronkelijk geleidelijke overgangen van land naar water verdwenen zijn. De oevers van de boezemkanalen zijn doorgaans zwaar beschoeid met damwanden, stenen kades of stortsteen. De diepteverdeling van de meren is niet optimaal. In de boezemkanalen met scheepvaart zijn vaargeulen en is het water langs de kant vaak ook diep. Daar is sprake van veel golfslag en opwerveling van slib door schepen. Deze kenmerken en ingrepen zijn slechts beperkt te compenseren door de inrichting van natuurvriendelijke oeverzones en beter beheer van resterende rietkragen. Verbetering van de toestand zal vooral gezocht moeten worden in maatregelen die zorgen voor een afname van de algenconcentraties en beter doorzicht. 2 Maatregelen: significante schade en kosteneffectiviteit De afgelopen decennia zijn verschillende maatregelen, met name brongerichte, genomen om de waterkwaliteit te verbeteren. Zo zijn de fosfaat- en stikstofconcentraties aanmerkelijk afgenomen evenals de chlorofyl-a gehaltes. Ook het doorzicht is iets verbeterd, maar zoals hierboven aangegeven is het doorzicht nog zeer beperkt. Ondanks de uitvoering van een groot aantal maatregelen is de omslag van troebele naar heldere meren met veel waterplanten nog niet bereikt. De boezemkanalen zijn kunstmatige wateren. Ze zijn door de mens gegraven met als doel de aan- en afvoer van water en/of scheepvaart. Hoewel het kunstmatige wateren zijn betekent dit niet dat de ecologische kwaliteit niet kan worden verbeterd. Een kwaliteitsverbetering kan vooral worden bereikt door een afname van de algenconcentraties, een beter doorzicht, een andere oeverinrichting en waar mogelijk een betere ontwikkeling van waterplanten. Dit laatste is vooral mogelijk in kanalen waar geen scheepvaart plaatsvindt. Voor de kanalen met scheepvaart zijn de mogelijkheden beperkt. Voorwaarde is dat de bestaande functies gehandhaafd blijven. Hierna zijn alle mogelijke maatregelen om de ecologische kwaliteit te verbeteren op een rij gezet. Daarna is getoetst op significante schade aan bestaande functies en het milieu in brede zin en is tevens getoetst op kosteneffectiviteit. De maatregelen die na deze toets nog resteerden zijn op kosten gezet. Er is onderscheid gemaakt tussen bron-, inrichtings- en beheermaatregelen. 2.1 Brongericht Voor de brongerichte maatregelen wordt kortheidshalve verwezen naar hoofdstuk 5 van deel 1. Hieronder volgt nog een korte toelichting. Fosfaat- en stikstofbelasting vindt vooral plaats via uitgeslagen polderwater (landbouw) en lokale rwzi s. De concentraties van het uitgeslagen polderwater kunnen via verschillende maatregelen in de polder worden verlaagd, zoals bredere bemestingsvrije zones en zuivering polderwater door verbreding of natuurvriendelijke inrichting van (hoofd)watergangen in polders. Er zal vooral ingezet worden op de laatste maatregel. versie 19 augustus 2014 pagina 6

9 Naast landbouw kunnen rwzi s lokaal een belangrijk effect hebben op de waterkwaliteit. De bijdrage vanuit overstorten, ongerioleerde lozingen en die vanuit recreatievaartuigen is gering maar ze kunnen periodiek lokaal nog wel voor waterkwaliteitsproblemen zorgen. Zoals aangegeven bij de huidige toestand zal een verbetering van de ecologische kwaliteit vooral gezocht moeten worden in maatregelen die te maken hebben met inrichting en beheer. Aanvullende brongerichte maatregelen op het bestaande beleid zijn relatief duur en zullen naar verwachting weinig effect hebben. Vandaar dat de kosteneffectiviteit laag is ingeschat. Voorgesteld is het bestaande beleid te continueren zoals beschreven in hoofdstuk 5 van deel Inrichting Natuurvriendelijke oeverzones Door het vaste streefpeil en het vrijwel ontbreken van inundatiezones (boezemlanden) in de meren is het areaal oevervegetatie vergeleken met de natuurlijke referentie marginaal. Daar komt bij dat, mede vanwege het vaste boezempeil, op veel plaatsen harde beschoeiingen, veelal stortsteen, zijn aangelegd om verdere afkalving van oevers te voorkomen. De boezemkanalen zijn vrijwel overal voorzien van harde beschoeiingen. In de boezemmeren en de meeste kanalen is ook veel scheepvaart. Het areaal oevervegetatie langs de boezemkanalen is dan ook gering. De mogelijkheden voor natuurlijke oevers zijn beperkt. Niettemin zijn er wel mogelijkheden voor meer oevervegetatie en paaiplaatsen voor vis door delen van de oevers meer natuurvriendelijk in te richten. Deze oevers hebben ook waarde als migratiezone en bieden onderdak aan riet- en moerasvogels. Oevervegetaties vormen in de meren een wezenlijk onderdeel van het ecosysteem van een ondiepe plas. Naast (moeras)vogels die hiervan profiteren vormen ze ook belangrijke migratieroute voor onder andere de otter en is het een belangrijke paaiplaats voor plantminnende vissen. Op basis van een deskundigenoordeel is in 2009 berekend dat het areaal natuurvriendelijke oeverzones in de Friese boezem met ruim 300 ha zou kunnen worden uitgebreid. Bij de berekeningen is gekozen voor een pragmatische benadering waarbij de volgende uitgangspunten zijn gehanteerd: het huidige vaste streefpeil in de Friese boezem blijft in de toekomst van kracht. Dit betekent dat uitbreiding van de oevervegetatie als gevolg van een meer natuurlijk peilverloop niet kan plaatsvinden; de huidige functies (onder andere scheepvaart) worden niet gewijzigd. Dit houdt in dat in wateren met scheepvaart de oevervegetatie door de golfslag zich moeilijk kan handhaven en uitbreiding alleen gerealiseerd kan worden met harde vooroeverconstructies; voor de oeverinrichting wordt op beperkte schaal gebruik gemaakt van landbouwareaal om significante schade aan de landbouw te voorkomen. Bij de realisatie is en wordt zoveel mogelijk aangesloten bij oever- en kadeherstelprojecten. Voor de KRW-rapportage is in 2009 landelijk afgesproken om in km s te rapporteren. Daartoe is een theoretische omrekenfactor gebruikt die per boezemwaterlichaamtype verschilt en voor de boezemkanalen niet realistisch bleek te zijn. Inmiddels is de KRW-opgave die rest vanaf 2013 herzien. Voor de meren wordt gerekend met ha s waterriet en ondiepwaterzone voor waterplanten. Daarbij wordt een omrekenfactor van 1 ha = 1 km gehanteerd. Voor de lijnvormige wateren is de nieuwe opgave uitgerekend in km s met als uitgangspunt verbreding van hoofdwatergangen met 2 meter of meer of de aanleg van natuurvriendelijke oevers met een breedte van 3 tot 5 meter. Dat betekent dat het aantal (echte) aan te leggen kilometers in boezemkanalen flink afneemt ten opzicht van het virtuele aantal kilometers uit de opgave van Het aantal aan te leggen ha s is echter aanzienlijk groter (78 ha). De herziene totaalopgave voor boezemmeren en kanalen komt versie 19 augustus 2014 pagina 7

10 daarmee uit op 320 ha. Voor de boezemmeren gaat het om een minimale opgave waarmee de al sterk verlaagde vegetatiedoelen mogelijk gehaald kunnen worden. Uitbreiding waterberging polders en vrij afstromend gebied (deelsystemen) De fosfaat- en stikstofbelasting van waterlichamen vindt voor een belangrijk deel plaats via uitgeslagen polderwater. Door een verbreding van hoofdwatergangen in poldergebieden kan niet alleen meer water worden geborgen, maar bij juiste inrichting kan ook de waterkwaliteit aanmerkelijk worden verbeterd. Door een uitbreiding van het areaal waterplanten/oevervegetatie worden meer voedingsstoffen uit het water opgenomen, zodat de kans op kroos- en flabvorming afneemt. Bovendien zal de fosfaat- en stikstofbelasting van de Friese boezem via het uitgeslagen polderwater aanmerkelijk afnemen. De waterberging in deelsystemen bedraagt momenteel gemiddeld 2% van de totale oppervlakte. In het kader van WB21 was het doel in 2009 om dit uit te breiden tot gemiddeld 3%. De WB21 beleidsdoelstelling van 2009 was om vóór 2030 de waterberging in deelsystemen met 1650 ha uit te breiden. Dit is in 2009 overgenomen als KRW-maatregel. De gedachte was dat een grotere ruimteclaim zou leiden tot significante schade aan de landbouw. De selectie van deelsystemen waar extra berging moest worden gerealiseerd, is in 2009 niet uitgevoerd. Om de maatregel te kunnen koppelen aan waterlichamen is toen de volgende verdeling aangehouden: Ropta, Zwarte Haan en Dongerdielen (Noord-Fryslân): 300 ha; Zuidoost: 100 ha; Polders in boezemgebied (de rest van Fryslân en Groningen Westerkwartier): 1250 ha. De doelstelling was om per jaar 75 ha te realiseren. Van begin 2008 tot eind 2015 (8 jaar) betekent dit 600 ha, waarvan 420 ha in de omgeving van boezemmeren. Vanuit praktische overwegingen is de maatregel voor de KRW-rapportage gekoppeld aan de boezemmeren. De maatregel heeft echter ook een positief effect op de waterkwaliteit in boezemkanalen. Voor de KRW-rapportage waren de hectares in 2009 verdeeld over de meren. Van de totale bergingsopgave van 2008 tot en met 2015 (600 ha) was volgens het Waterbeheerplan vóór 2010 al 150 ha gerealiseerd. In de periode is nog eens 312 ha gerealiseerd. In totaal dus 462 ha. Dat betekent een resterende opgave van 138 ha tot eind Voor de periode ná 2015 zal de WB21 beleidsdoelstelling niet meer als KRW-maatregel worden overgenomen. In plaats daarvan wordt ingezet op zoveel mogelijk verbreding van voor de ecologie en de wateraan- en afvoer te smalle (hoofd)watergangen in polders en vrij afstromende gebieden (zie Basisdocument deel 5). Inundatiezones: boezemwaterberging (boezemland en zomerpolders) Enkele honderden jaren geleden kende Fryslân circa ha boezemland. In deze boezemlanden vond sedimentatie van slib plaats met het hieraan gebonden fosfaat. Dit betekende dat veel fosfaat aan het water werd onttrokken, zodat het boezemwater in de zomer minder voedselrijk was. Een lager zwevend stofgehalte in het boezemwater resulteert in een beter doorzicht, waardoor drijvende en ondergedoken waterplanten meer kans krijgen zich te ontwikkelen. Daarnaast zijn deze vloedvlakten belangrijke paai- en opgroeiplaatsen voor een aantal vissoorten. Herstel en uitbreiding van boezemlanden en het jaarrond onder water stellen van delen van zomerpolders, stelt beperkingen aan het gebruik van de omringende landbouwgronden en natuurgebieden. Uitbreiding van het areaal boezemwaterberging is vooral effectief in combinatie met een natuurlijker peilbeheer van de Friese boezem. Volledig herstel van het areaal boezemland tot ha is niet realistisch. De vraag is welk areaal hersteld kan worden zonder dat er sprake is van significante schade aan bestaande functies. versie 19 augustus 2014 pagina 8

11 Het gaat vooral om schade aan landbouw- en natuurfuncties. Daarom is aangesloten bij de WB21- maatregel om tot 2030 het areaal boezemberging uit te breiden met 1400 ha. Meer werd niet haalbaar geacht in verband met verlies van landbouwareaal en natuurwaarden (weidevogels en terrestrische vegetatie). Van 2007 tot eind 2015 was een tussendoel van 700 ha gesteld. Hiervan was volgens de bijlage voor Wetterskip Fryslân bij de KRW-Beslisnota van 2009 al 380 ha vóór 2008 gerealiseerd. Van 2008 tot en met 2013 is nog eens 400 ha gerealiseerd. In totaal dus al 780 ha. Er is dus nu al veel meer gerealiseerd dan de totaalopgave tot eind Vanuit praktische overwegingen was de maatregel gekoppeld aan de boezemmeren maar hij heeft uiteraard ook een positief effect op de waterkwaliteit van de boezemkanalen. Voor de KRW-rapportage waren de hectares in 2009 verdeeld over de meren. Voor de periode ná 2015 wordt voor de KRW niet opnieuw een boezemwaterbergingsopgave geformuleerd. In plaats daarvan wordt ingezet op het realiseren van zoveel mogelijk luw ondiep water geschikt voor de groei van waterriet en overige waterplanten. Vispassages Door de aanleg van waterkeringen, sluizen, stuwen, gemalen en smalle duikers zijn er veel barrières die een vrije vismigratie in de weg staan. In de boezem zelf kunnen vissen veelal vrij migreren, maar een vrije in- en uittrek tussen boezem en polders (landbouw en natuurgebieden) en tussen boezem en Waddenzee en IJsselmeer is alleen mogelijk bij visvriendelijke gemalen (vispasseerbaar van polder naar boezem) en bij sluizen die middels aanpassingen in de rinketten beter vispasseerbaar zijn gemaakt. Daarnaast is er een vishevel aangelegd bij gemaal Roptazijl voor het overzetten van glasaal en driedoornige stekelbaar van de Waddenzee naar de binnenwateren. Om de vispasseerbaarheid te verbeteren zijn diverse constructies mogelijk. Belangrijk in poldergebieden is dat er ook geschikte paaigebieden zijn. Het beleid is dat nieuwe en te renoveren bestaande gemalen zoveel mogelijk vispasseerbaar worden gemaakt. Naast de prioritaire KRWknelpunten worden langs deze weg nog veel meer knelpunten opgelost. In het rapport Fryslân aan de slag met vismigratie is een meer gedetailleerd analyse gemaakt van de nog op te lossen knelpunten. Dat betekende enkele kleine verschuivingen ten opzicht van de oorspronkelijke opgave in Naar verwachting zullen meer dan 70 van de in het rapport gespecificeerde knelpunten voor eind 2015 zijn opgelost. Overzicht opgave vispasseerbaar maken van kunstwerken per waterlichaam Uitvoering Opgave Totaalopgave Vispassages verwacht voor Inschatting Restopgave FB (Friese boezem) - overige meren (V 1) FB - Sneekermeergebied e.o. (V 9) FB - Fluessen e.o. (V 10) FB - Alde Feanen (V 11) FB - Grutte Wielen (V 12) FB - grote ondiepe kanalen (L 9a) FB - grote diepe kanalen (L 9b) FB - regionale kanalen + scheepvaart (L 9c) FB - regionale kanalen - scheepv. (L 9d) Totaal versie 19 augustus 2014 pagina 9

12 2.3 Beheer en onderhoud Natuurlijker peilbeheer De boezemmeren maken deel uit van de Friese boezem. Natuurlijker peilbeheer is alleen mogelijk als dit integraal voor de gehele boezem wordt ingesteld. Provincie-breed is in 2010 gekeken naar de kosten en baten (MKBA-studie), waarbij naast scheepvaart ook aspecten als recreatie, natuur, waterkwaliteit en waterbeheer zijn meegenomen. Ecologisch is het belangrijkste effect dat delen van de oevers afwisselend droogvallen en inunderen. Dit is gunstig voor de ontwikkeling van de oevervegetatie. Het effect van natuurlijker peilbeheer is vooral groot bij flauwe taluds, dus in combinatie met natuurvriendelijke oevers. De maatregel zal vooral in boezemmeren een belangrijk positief effect kunnen hebben, veel meer dan in boezemkanalen. De uitkomst van de MKBA studie doelmatigheid hogere boezemkaden is dat de kosten van natuurlijker peilbeheer aanmerkelijk hoger zijn dan de baten. Er is sprake van significante schade voor de beroepsscheepvaart. Op basis hiervan is gesteld dat natuurlijker peilbeheer in de boezem leidt tot significante schade en afvalt als uit te voeren KRW-maatregel. Meer doorspoelen Om de waterkwaliteit te verbeteren is zoveel mogelijk doorspoelen met relatief schoon IJsselmeerwater een optie. Hoewel dit in warme droge perioden een mogelijkheid moet blijven is er in feite sprake van symptoombestrijding. Bovendien speelt het probleem van afwenteling, omdat het eutrofe water wordt uitgeslagen op de Waddenzee. Bijkomende factor is dat het IJsselmeer niet altijd schoon is wat betreft hoeveelheid fytoplankton en doorzicht. Daarnaast speelt nog dat door de aanvoer van sulfaat- en bicarbonaatrijk water in met name veengebieden de veenafbraak versneld kan worden en meer fosfaat kan vrij komen uit de bodem. Vandaar dat voorgesteld wordt om het huidige doorspoelregime te handhaven. De optie doorspoelen met schoon IJsselmeerwater zal modelmatig worden onderzocht. Natuurvriendelijk onderhoud Het gaat hier vooral om het onderhoud van rietoevers langs boezemmeren. Om voor vitale rietoevers te zorgen en verruiging te voorkomen is het belangrijk dat het riet eens in de 3 jaar gemaaid wordt. Sinds 2009 maait het waterschap rietkragen tot maximaal 5 meter breed langs regionale waterkeringen en langs hoofdwatergangen. Inmiddels zijn alle in het verleden aangelegde natuurvriendelijke oevers en rietkragen in beeld gebracht en wordt een nieuw onderhoudsprogramma opgesteld. De rietkragen worden gemiddeld eens in de drie jaar gemaaid en het maaisel wordt afgevoerd als er direct achter de rietkraag een regionale waterkering ligt. De natuurbeheerders staan aan de lat voor het maaien van bredere rietkragen langs hoofdwatergangen met een natuurfunctie en langs meren. Verwijderen voedselrijk slib Bij het overgrote deel van de boezemwatergangen is het vaarwegprofiel dieper en ruimer dan het waterhuishoudkundig profiel. Het waterschap onderhoudt uitsluitend hoofdwatergangen waarbij het waterhuishoudkundig profiel ruimer is dan het vaarwegprofiel. Het onderhoudsbaggerwerk van vaargeulen die door de boezemmeren lopen en van de hoofdvaarwegen wordt door de provincie uitgevoerd. De diepere vaargeulen in de meren fungeren als een slibvang. De vraag is of het zinvol is om in sommige meren nog aanvullend baggerwerk uit te voeren. Op sommige locaties in de meren kan wellicht eutrofe bagger verwijderd worden om nalevering van fosfaat en stikstof te voorkomen, maar ook om voor een betere diepteverdeling te zorgen. In het laatste geval wordt de baggerspecie verwerkt om bij voorbeeld ondiepwaterzones te realiseren. Dit wordt de komende jaren per locatie bekeken in het kader van het Friese-Meren-Project. versie 19 augustus 2014 pagina 10

13 Het baggerwerk van de overige boezemvaarwegen is tot op heden een taak van de gemeenten, die vaarwegbeheerder zijn. In een deel van die vaarwegen is sprake van een baggerachterstand. De provincie zal het vaarwegbeheer van de vaarwegen van klasse E (baggerdiepte vaargeul 1,20 meter) en F (baggerdiepte vaargeul 1,30 meter) overdragen aan het waterschap. Visstandbeheer De belasting van de Friese boezem en de laagveenplassen met meststoffen is de laatste decennia flink afgenomen. De huidige fosfaat- en stikstofconcentraties in het oppervlaktewater zitten nu op een niveau dat in sommige gebieden helder en plantenrijk water tot de mogelijkheden behoort. De verwachting is dat het actief verwijderen van brasem in de boezem de overgang naar een goede toestand kan versnellen. Door het continu omwoelen van de bodem door brasem wordt de bestaande situatie vaak lang in stand gehouden. In het Waterbeheerplan is als maatregel opgenomen: "In de planperiode wordt een pilot beheervisserij uitgevoerd, waarbij wordt nagegaan wat de effecten zijn van het actief verwijderen van brasem op de visstand. In overleg met de visserijsector werkt het waterschap deze pilot verder uit". In de planperiode zijn er twee studies uitgevoerd. De conclusies uit beide studies zijn verwoord in een brief van het waterschap aan de visstandbeheercommissie Friese boezem d.d. 17 juli 2013 en hieronder integraal weergegeven: Bij een analyse van de kansrijkheid van een pilot in de Leijen bleek de huidige fosfaatbelasting daar nog te hoog om op korte termijn een succesvolle pilot uit te voeren. Daarop hebben wij toen besloten af te zien van een pilot in de Leijen en hebben we vervolgens nagegaan of een van de overige boezemmeren wel kansen biedt voor beheervisserij als een breder toepasbare en kansrijke maatregel. De verkenning, uitgevoerd door Witteveen+Bos, is met u gedeeld en besproken. Het rapport "Beheervisserij Friese boezem; beoordeling van potentiële locaties" is onlangs opgeleverd. In dat rapport zijn 12 boezemmeren tegen het licht gehouden. Ter vergelijking is de Leijen daaraan toegevoegd. Per boezemmeer zijn meer dan 10 criteria beschouwd voor de haalbaarheid op dit moment van een pilot. Bij de afweging en prioritering van de meren zijn gewichten (aan de scores) per criterium toegekend. Dat leidde tot een voorkeursvolgorde van de boezemmeren van meer tot minder kansrijkheid. Net als bij de Leijen is ook nu weer veel gewicht toegekend aan de actuele nutriëntenbelasting, afgezet tegen de nutriëntenbelasting nodig voor een duurzame omslag van troebel naar helder water. Hoewel er nog wat haken en ogen zitten aan de toegepaste PCLake modellering voor de Friese boezemmeren, vooral gerelateerd aan het fenomeen van kettingmeren, aan de relatief korte verblijftijden van het water en vanwege het feit dat slechts voor een jaar de berekeningen zijn uitgevoerd, heeft Witteveen+Bos aanbevolen om op dit moment af te zien van een pilot beheervisserij. Ondanks dat beheervisserij in (sterk) verbrasemde wateren een kansrijke en relatief goedkope maatregel blijft, volgen wij de aanbeveling uit het rapport en zien op dit moment af van een pilot. Dit mede in het besef dat het niet nemen van deze beheervisserij-maatregel ook wel eens vertragend en vooreerst blokkerend kan zijn op ecologisch herstel en waterkwaliteitsverbetering. Het rapport sluit af met de volgende zin: "Nader inzicht in de belastingsituatie maakt het mogelijk om beheervisserij en andere maatregelen in de context van de boezem te beschouwen, waardoor meer zekerheid zal worden verkregen over de effectiviteit van deze maatregelen". Wij zullen, mede met het oog op het aanstaande stroomgebiedsbeheerplan, ons verder verdiepen in de belastingsituatie van de boezemmeren, de wijze waarop de PCLake modellering in de Friese situatie het beste kan worden toegepast resulterend in de meest betrouwbare uitkomsten van de huidige en kritische fosfaatbelastingen, en in de oorzaken en aanpak van het geringe doorzicht van het water. Wanneer de resultaten van verder onderzoek ertoe leiden dat de kansrijkheid van een pilot in een of meer meren in de toekomst hoog genoeg wordt geschat, zal alsnog een pilot worden uitgevoerd. versie 19 augustus 2014 pagina 11

14 Dit betekent dat er in de periode alsnog een pilot beheervisserij zal worden opgestart wanneer de onderzoeksresultaten daar aanleiding toe geven. Daarnaast is beheervisserij nog een mogelijke optie in de Lytse Wielen. 2.4 Samenvattend overzicht maatregelen In de navolgende tabel is een overzicht gegeven van alle onderzochte maatregelen. Tevens is aangegeven of er sprake is van significante schade, is een indicatie gegeven van de kosteneffectiviteit en zijn de omvang en kosten van de voorgestelde maatregelen gegeven. Samenvattend worden de volgende hydromorfologische herstelmaatregelen niet of in beperkte mate uitgevoerd in verband met significante negatieve effecten op bestaande gebruiksfuncties en/of het milieu in brede zin. De boezemmeren en -kanalen worden vrijwel overal begrensd door waterkeringen om de aangrenzende landbouwgebieden of stedelijk gebied te beschermen tegen wateroverlast. Het zondermeer verwijderen van waterkeringen zou niet alleen leiden tot veel wateroverlast, maar ook zouden grote oppervlaktes landbouwgebied en in mindere mate stedelijk gebied permanent onder water komen te staan. Ook de veiligheid van de mensen in zowel stedelijk gebied als op het platteland komt hiermee in gevaar. Het op grote schaal herstellen van natuurlijke inundatiezones (boezemlanden) leidt niet alleen tot verlies van landbouwareaal, maar is ook erg kostbaar omdat waterkeringen moeten worden verlegd. Dit leidt tot onevenredig hoge kosten. Gekozen is voor een beperkt herstel van het areaal dat aansluit bij maatregelen die vanuit de functie waterberging worden genomen (WB21, Streekplan). De doelmatigheid van natuurlijker peilbeheer op de boezem is in 2010 onderzocht. Naast positieve gevolgen voor de ecologische toestand zijn er negatieve gevolgen voor de recreatie- en beroepsscheepvaart. Zowel een te laag peil (in verband met bevaarbaarheid) als een te hoog peil (in verband met passeerbaarheid van kruisende infrastructuur) zijn ongewenst. Aanpassing van bestaande infrastructuur leidt tot onevenredig hoge kosten volgens een kosten-batenanalyse (Doelmatigheid hogere boezemkaden, 2010). Doordat het zowel vanuit praktisch oogpunt als vanuit kostenoogpunt niet mogelijk is alle maatregelen voor 2021 uit te voeren is fasering toegepast. Dit betekent dat een deel van de KRW-doelen in zowel de boezemmeren als boezemkanalen pas in 2027 kan worden gehaald. Het kan ook zijn dat voor bepaalde onderdelen in 2021 de doelen moeten worden verlaagd. Hieronder volgt een nadere toelichting. Zowel bij de aanleg van natuurvriendelijke oevers, het herstel van boezemlanden als bij de uitbreiding van de waterberging in deelsystemen is grondverwerving nodig. Vanwege maatschappelijk draagvlak vindt grondverwerving plaats op vrijwillige basis en gebeurt veelal bij het uitvoeren van oever- en kadeprojecten en landinrichtingsprojecten. Er wordt veelal aangesloten bij maatregelen die vanuit andere invalshoeken worden genomen en die een doorlooptijd hebben tot uiterlijk 2030 om zodoende kosten te besparen. Dit soort grootschalige projecten kosten veel voorbereidingstijd, ook in juridisch opzicht, voordat met de feitelijke uitvoering begonnen kan worden. Uitvoering van alle maatregelen vóór 2021 is daarom enerzijds praktisch gezien niet mogelijk (technische onhaalbaar) en zou anderzijds leiden tot een aanzienlijke stijging van de maatschappelijke kosten (onevenredig kostbaar). Bij het (beter) passeerbaar maken van kunstwerken voor vis is de keuze gemaakt om vóór 2021 de belangrijkste knelpunten op te lossen. Het is praktisch gezien onmogelijk om voor 2015 alles passeerbaar te maken (technisch onhaalbaar), en het zou een forse stijging van de maatschappelijke kosten betekenen (onevenredig kostbaar). Vandaar dat zoveel mogelijk wordt aangesloten bij het renoveren en vervangen (afschrijvingstermijnen) van bestaande kunstwerken, inclusief gemalen en stuwen. Dit houdt in dat ook na 2015 nog verschillende vispassages zullen worden aangelegd. Overzicht mogelijke maatregelen Friese boezem algemeen versie 19 augustus 2014 pagina 12

15 Categorie Maatregel Significante schade (Kosten) effectiviteit Basisdocument Kaderrichtlijn Water Bron Bredere mestvrije zones nee Laag RWZI s nee Laag Overstorten en afkoppelen nee Laag Ongerioleerde lozingen nee Laag Lozingen recreatievaart nee Laag Inrichting Natuurvriendelijke oevers mogelijk hoog Boezemwaterberging mogelijk hoog Uitbreiding waterberging in mogelijk hoog deelsystemen Vispassages nee matig Beheer Natuurlijker peilbeheer ja matig Meer doorspoelen nee Laag Onderhoud rietoevers nee matig Verwijderen voedselrijk bodemslib nee Laag Visstandbeheer nee onb. Legenda Categorie Kosteneffectiviteit van aanvullende KRW-maatregel is laag. Bestaand beleid blijft uitgangspunt. Kosteneffectiviteit van aanvullende KRW-maatregel is matig of hoog, maar maatregel leidt tot significante schade. Bestaand beleid blijft uitgangspunt Kosteneffectiviteit aanvullende KRW-maatregel is matig of hoog. Er kan sprake zijn van significante schade, maar dit hangt af van omvang aanvullende maatregel. 3 Definitieve statustoekenning 3.1 Kanalen en vaarten De boezemkanalen zijn kunstmatige wateren. Voor deze wateren is het niet nodig te motiveren waarom het GET van het meest gelijkende watertype niet gehaald kan worden. Aangezien het voor kunstmatige wateren vaak lastig is om een meest gelijkend natuurlijk watertype te vinden, veel wateren hebben kenmerken van zowel meren als rivieren, is op landelijk niveau besloten voor de meest voorkomende kunstmatige wateren een eigen doelstelling af te leiden. Deze zijn beschreven in een rapport van de STOWA ( ). 3.2 Boezemmeren Op basis van de hiervoor voorgestelde maatregelen is een inschatting gemaakt of het GET voor de boezemmeren van het type M14 gehaald kan worden. Hierna volgt een toelichting op de vier biologische kwaliteitselementen. Fytoplankton De maatlat voor fytoplankton bestaat uit een deelmaatlat voor abundantie die gebaseerd is op chlorofyl-a concentraties en één voor soortensamenstelling die gebaseerd is op bloeien van ongewenste algensoorten. Hoewel verwacht wordt dat de algenconcentraties de komende decennia nog zullen afnemen, wordt niet verwacht dat deze het niveau van het GET zullen halen. Dat heeft vooral te maken met het vrijwel ontbreken van inundatiezones en het strakke onnatuurlijke peilbeheer, waardoor er slechts een beperkt herstel van waterplanten en waterriet kan plaatsvinden. Hierdoor blijft meer fosfaat en stikstof beschikbaar voor de groei van algen. Waterplanten versie 19 augustus 2014 pagina 13

16 De maatlat voor waterplanten is opgebouwd uit deelmaatlatten voor abundantie en soortensamenstelling. Bij abundantie gaat het om de groeivormen oevervegetatie, emerse, submerse en drijvende waterplanten. De groeivorm oevervegetatie heeft betrekking op de waterriet- en andere emerse waterplantenzone met een bedekking van meer dan 75%. Voor ondergedoken waterplanten is een bedekking van 12,5% van de totale oppervlakte als doel geformuleerd. Doordat een doorzicht van 0,9 m niet haalbaar wordt geacht en de doelstelling aangepast is tot 0,65 m zijn de mogelijkheden voor ondergedoken waterplanten om zich te ontwikkelen beperkt. Het GET voor waterplanten is daarom niet haalbaar. Macrofauna De beoordeling van de maatlat voor macrofauna gebeurt op basis van kenmerkende, positief dominante en negatief dominante soorten. Om het GET te kunnen halen is het noodzakelijk dat er voldoende variatie in waterplanten en bodemsubstraat aanwezig is. Aangezien inundatiezones vrijwel ontbreken en waterplanten zich niet optimaal kunnen ontwikkelen zal ook het GET voor macrofauna naar verwachting niet gehaald worden. Vissen De maatlat voor vissen is opgebouwd uit twee deelmaatlatten, namelijk soortensamenstelling en abundantie. Bij abundantie gaat het bij meren vooral om de verdeling tussen limnofiele (plantminnende) en eurytope (algemene) soorten. Momenteel wordt de visstand gedomineerd door brasem. De totale biomassa aan vis bestaat voor ongeveer 80% uit brasem. Doordat naar verwachting het areaal waterplanten nog wel iets zal toenemen maar lang niet in die mate dat het GET kan worden gehaald, zal ook het aandeel plantminnende vis in beperkte mate toenemen. Verwacht wordt dat het aandeel brasem wel iets zal afnemen, maar niet verder dan circa 60%. Conclusie De hoge belasting met fosfaat en stikstof die eind vorige eeuw heeft plaatsgevonden en de hydromorfogische ingrepen hebben de ecologische toestand aanzienlijk veranderd. De maatregelen die in het verleden zijn uitgevoerd en de mitigerende maatregelen die zijn voorgesteld zullen tot een verbetering leiden, maar zowel voor fytoplankton als voor waterplanten, macrofauna en vissen zal dit niet voldoende zijn om het GET voor M14 te halen. Dit houdt in dat de boezemmeren de status sterk veranderd krijgen. 4 Afleiden aangepaste doelstellingen (MEP/GEP) 4.1 Boezemkanalen Aangezien het voor kunstmatige wateren vaak lastig is om een meest gelijkend natuurlijk watertype te vinden is op landelijk niveau besloten voor de meest voorkomende kunstmatige wateren eigen doelen af te leiden (GEP). Deze staan beschreven in een rapport van de STOWA ( ). Voor de regionale kanalen met scheepvaart, type M3, is in Fryslân voor waterplanten een iets minder ambitieuze doelstelling geformuleerd omdat bij de landelijke doelstelling voor regionale kanalen geen onderscheid is gemaakt tussen kanalen met en zonder scheepvaart. 4.2 Boezemmeren Zoals beschreven in de vorige paragraaf is het GET voor fytoplankton, waterplanten, macrofauna en vissen niet haalbaar door de ingrepen in hydrologie en morfologie die maar ten dele te mitigeren zijn. De ecologische doelstelling is hierop aangepast. versie 19 augustus 2014 pagina 14

17 toestand 2009 Huidige toestand (EKR) prognose 2021 toestand 2009 Huidige toestand (EKR) prognose 2021 toestand 2009 Huidige toestand (EKR) prognose 2021 toestand 2009 Huidige toestand (EKR) prognose 2021 Basisdocument Kaderrichtlijn Water Het verschil tussen MEP en GEP wordt bepaald door de maatregelen die gezamenlijk een gering effect hebben weg te laten in de effectbeoordeling. In dit geval gaat het vooral om de brongerichte maatregelen. Mitigerende maatregelen die betrekking hebben op inrichting, beheer en onderhoud zijn in verband met significante schade aan bestaande functies in beperkte mate mogelijk. Door het vrijwel ontbreken van inundatiezones (boezemlanden), het vaste streefpeil, de beroepsscheepvaart en het intensieve recreatieve gebruik wordt een doorzicht van 0,65 m en een EKRscore voor fytoplankton van 0,5 maximaal haalbaar geacht. Dit betekent dat ook mogelijkheden voor de ontwikkeling van waterplanten beperkt zijn. Indirect heeft dit ook consequenties voor de macrofauna en de vissen. 5 Huidige ecologische toestand boezemmeren en kanalen en prognose Zoals hiervoor aangegeven zijn de mogelijkheden voor mitigerende maatregelen beperkt. Wel is de verwachting dat de kwaliteit van het oppervlaktewater nog geleidelijk zal verbeteren door maatregelen die tot 2015 zijn genomen en de nu voorgestelde mitigerende maatregelen. Aangezien niet alle maatregelen voor 2022 worden uitgevoerd zal een deel van de GEP s niet in 2021 gerealiseerd kunnen worden. Daarnaast zullen in 2021 bepaalde doelen mogelijk verder moeten worden verlaagd. In tabel 5.1 is een indicatie gegeven van de kwaliteitsverbetering die in 2021 zal optreden ten opzichte van de huidige toestand. Tabel 5.1 Ecologische toestand 2009, huidige toestand en prognose voor 2021 per waterlichaam. Algen Waterplanten Macrofauna Vissen Naam waterlichaam Code en watertype Friese boezem- overige meren NL02V1 M14 0,33 0,37 0,38 0,09 Sneekermeergebied e.o. NL02V9 M14 0,39 0,17 0,38 0,06 Fluessen e.o. NL02V10 M14 0,20 0,17 0,38 0,05 Alde Feanen NL02V11 M14 0,35 0,29 0,38 0,16 Grutte Wielen NL02V12 M14 0,26 0,29 0,38 0,11 Friese boezem- grote ondiepe kanalen NL02L9a M6b 0,57 0,38 0,22 0,82 Friese boezem- grote diepe kanalen NL02L9b M7b 0,80 0,36 0,40 0,52 Friese boezem- regionale kanalen met scheepvaart NL02L9c M3 0,62 0,27 0,32 0,65 Friese boezem- regionale kanalen zonder scheepvaart NL02L9d M3 0,51 0,06 0,26 0,37 De GEP s voor de verschillende kwaliteitselementen zijn in 2009 vastgesteld. Een aantal maatlatten is in 2013 herzien. Er is voor gekozen om geen wijzigingen in de GEP s door te voeren omdat er nog onvoldoende inzicht bestaat in de relatie tussen de EKR s en de nog uit te voeren maatregelen. versie 19 augustus 2014 pagina 15

18 6 Vegetatie-analyse en herziening inrichtingsopgave boezemmeren De Friese boezemmeren zijn onderverdeeld in 5 waterlichamen. De reden hiervoor is dat een aantal boezemmeren (ten dele) begrensd is als Natura 2000 gebied. Dit laatste geldt voor het Snitser Margebied e.o., de Fluessen e.o., de Grutte Wielen en de Alde Feanen. De boezemmeren die geen onderdeel uitmaken van een Natura 2000 gebied vormen tezamen het waterlichaam Friese boezem overige meren. De instandhoudingsdoelen van Natura2000 hebben niet geleid tot afwijkende KRW-doelen. Het GEP voor watervegetatie is in 2009 voor alle boezemmeren verlaagd naar 0,4. Doelen vegetatiebedekking (bij GEP 0,4)(herziene maatlat: 2012) Submers minimaal: 3%; drijfblad: 0,5-40%; emers minimaal: 3%. Oevervegetatie: P = 40% 6.1 Oevervegetatie De groeivorm oevervegetatie wordt nu ook meegenomen in de beoordeling. In de Friese meren wordt hier in principe alleen de waterrietzone (RW) en één meter van de (plas-dras) landrietzone aan toegerekend. Niet de rest van de landrietzone (zie bijlage 7). De breedte van de rietzones verschilt aanzienlijk per meer en is ook zeer variabel op verschillende plekken langs de oevers. Langs de wind-geëxponeerde kanten van de meren, meestal beschermd met stortsteen, groeit géén of vrijwel geen riet (meer). Dit wordt mede veroorzaakt door het vaste peil en de aanhoudende golfwerking op dezelfde waterlijn. De defaultbreedte wordt vooralsnog op 10 meter gesteld (zie bijlage 7). Vanwege het verlaagde doel betekent dit een waterrietzone van 10 meter breed langs 40% van de oevers, of een gemiddelde breedte van de waterrietzonebreedte van 4 meter langs alle oevers. 6.2 Begroeid en begroeibaar areaal In de huidige situatie is het doorzicht gemiddeld circa 0,4 m. De hoop is dat dit nog zal verbeteren tot gemiddeld ongeveer 0,65 meter. Er groeit nu nauwelijks of geen submerse en ook heel weinig drijfbladvegetatie in de meren. Behalve in De Leijen waar op een aantal plekken langs de westrand grote velden met drijfbladvegetatie aanwezig zijn. Inmiddels zijn van de meeste meren data voorhanden over de diepteverdeling. De aanname van 2009 dat de helft van de totale oppervlakte ondieper is dan 1 meter blijkt niet juist te zijn. De waterdiepte op de rand van waterrietzone en open water blijkt vaak al rond de 0,8 meter of soms zelfs meer te zijn. Vanwege het beperkte doorzicht, de relatief grote waterdiepte op de rand van de waterrietzone en de zeer geringe hoeveelheid waterplanten, wordt in de meren voor het bepalen van de breedte van het begroeibaar areaal emerse, submerse en drijfbladvegetatie, een maximale waterdiepte van 1 meter als ondergrens aangehouden. De breedte wordt gemeten vanaf de rand van de waterrietzone (zie bijlage 7). 6.3 Vegetatie-analyse Een overzicht van de resultaten van de in de meren uitgevoerde oever- en vegetatie-inventarisaties en de daaruit berekende inrichtingsopgave per individueel zal te zijner tijd worden opgenomen in hoofdstuk 9, 10 en 11. In een deel van de overige meren, waaronder het Sloter- en Tjeukemeer moeten nog vegetatie-inventarisaties worden uitgevoerd. Op dit moment groeit in de meren nauwelijks submerse en ook heel weinig drijfbladvegetatie, behalve in plasjes en watergangen die in de randzones van riet- en boezemlanden gelegen zijn. Mocht het doorzicht voldoende toenemen dan zal de vegetatie zich in deze plasjes en watergangen nog sterker gaan ontwikkelen en mogelijk ook in de luwere delen van de meren zelf. Dat laatste effect wordt echter versie 19 augustus 2014 pagina 16

19 niet op korte termijn verwacht en zou zelfs pas na 2027 op kunnen treden. In 2021 wordt nagegaan wat een realistische verwachting is voor de verdere ontwikkeling van submerse en drijfbladvegetatie in de boezemmeren tot eind Nutriëntenbelasting Het gebrek aan submerse en drijvende vegetatie wordt waarschijnlijk vooral veroorzaakt door het gebrek aan doorzicht. Dat wordt op zijn beurt veroorzaakt door de gecombineerde effecten van wind en scheepvaart - golfslag en golfoploop - en door de nutriëntenbelasting die nog steeds te hoog is. Andere factoren die waarschijnlijk een rol spelen waardoor het omslagpunt naar helder water niet bereikt wordt zijn omwoeling door vis en de samenstelling van de waterbodem. 6.5 Resterende (minimale) inrichtingsopgave boezemmeren De defaultbreedte van rietoevers in boezemmeren is op 10 meter gesteld. Bij een GEP van 0,4 betekent dat een gemiddelde breedte van 4 meter over de hele oeverlengte, ofwel 4 x de oeverlengte/100 in ha s. Op basis van de al aanwezige ha s rietoevers kan vervolgens berekend worden hoeveel ha areaal voor waterriet er nog minimaal moet worden aangelegd (zie bijlage 7). Voor submerse (onderwater-) en drijfbladvegetatie wordt op basis van een gewenste gemiddelde breedte van het begroeibaar areaal van 10 meter en de bedekkingsdoelen bij een GEP van 0,4, berekend hoeveel ha areaal geschikt voor watervegetatie er minimaal moet worden aangelegd. Geschikt areaal voor waterriet en submerse en drijfbladplanten kan onder meer gerealiseerd worden door bestaande onvoldoende luwe ondiepe delen over een zo groot mogelijke breedte en oppervlak luw te maken, of door luwe of te verluwen delen te verondiepen. De groeiomstandigheden van afgeschermde brede zones direct langs de meren blijken echter vaak niet optimaal voor de ontwikkeling van waterplanten zijn. Daarom wordt vooral ook ruimte gezocht in bestaande droge rietlanden, in boezemlanden, zomerpolders en in ander buitendijks gebied. Hier kunnen 5-10 meter brede kronkelende sloten en plasjes uitgegraven worden. Dit blijkt meer kans te geven op grotere hoeveelheden en soortenrijke submerse, drijfblad en emerse vegetatie. Indien deze ruimte er niet is kan in ondiepe delen aan de luwe zijde van meren een zone van circa 20 breed afgeschermd worden met een palenrij of kleirug. Daarbinnen een zone van 5-10 meter reserveren voor riet- en andere emerse waterplanten (hellingshoek onderwatertalud 1:10). De overige meter, met een waterdiepte van 50 tot 70 cm, voor de groei van drijfblad en submerse waterplanten (zie: Broodbakker, 2014). De gewenste vergroting van het begroeibaar areaal voor waterplanten en waterriet kan bij meren beter in ha s dan in km s worden uitgedrukt. KRW-rapportage in km s is echter verplicht. Dit kan door de berekende benodigde ha s terug te rekenen naar het aantal km s. Net als in 2009, wordt een gemiddeld aan te leggen breedte van 10 meter aangehouden om het aantal kilometers aan te leggen luwe ondiep-water-zones te berekenen. Het kan zowel om zones voor waterriet als voor waterplanten gaan. Bij het aanleggen van zones van circa 20 meter breed zal een dubbel aantal km s worden gerekend. Overzicht minimale KRW-inrichtingsopgave boezemmeren Boezemplassen en meren: natuurvriendelijke inrichting Totaalopgave (km=ha) Uitgevoerd t/m 2013 (km=ha) Uitvoering verwacht (km=ha) Opgave (km=ha) Inschatting Restopgave (km=ha) FB (Friese boezem) - overige meren (V 1) FB - Sneekermeergebied e.o. (V 9)* ,5 23 FB - Fluessen e.o. (V 10)* versie 19 augustus 2014 pagina 17

20 FB - Alde Feanen (V 11)* FB - Grutte Wielen (V 12)* Totalen boezemkanalen , * inclusief Natura 2000 opgaven. 7 Vegetatie-analyse en herziening inrichtingsopgave boezemkanalen 7.1 Doelen vegetatiebedekking Doelen voor groeivormen in de landelijke maatlat voor macrofyten Waterlichaam Submers (%) Drijfblad en emers (%) Opmerkingen Grote diepe boezemkanalen (M7b) Bij GEP 0,5 10% en 10% Grote ondiepe boezemkanalen (M6) Bij GEP 0,5 10% en 10% Regionale boezemkanalen met scheepvaart (M3) GEP = 0,5 Regionale boezemkanalen zonder scheepvaart (M3) GEP = 0,6 Bij de maatlat voor type M3 is geen onderscheid gemaakt tussen kanalen met en zonder scheepvaart. Voor waterplanten is daarom in 2009 voor de regionale boezemkanalen met scheepvaart een iets minder ambitieuze doelstelling geformuleerd (EKR 0,5 in plaats van 0,6). Er bestaat een spanningsveld tussen het doelpercentage en het percentage van het wateroppervlak dat beschouwd wordt als begroeid areaal. Dat blijkt uit het feit dat de doelpercentages in de regionale kanalen met scheepvaart nu lager zijn dan in de grote diepe en ondiepe kanalen. Als blijkt dat de doelpercentages voor de grote diepe en ondiepe kanalen binnen het uiteindelijk gekozen percentage begroeibaar areaal te hoog (niet realistisch) zijn, dan zal voor deze kanalen in 2021 het GEP ook verlaagd moeten worden naar 0,5 (of lager). 7.2 Begroeid en begroeibaar areaal Bepalend voor de haalbaarheid van voornoemde vegetatiebedekkingsdoelen is het daadwerkelijk begroeibaar areaal. Het begroeibaar areaal van boezemkanalen met scheepvaart wordt in de eerste plaats bepaald door het deel waar geen scheepvaart plaatsvindt en de diepteverdeling. Daarnaast worden ook de randzones sterk beïnvloed door golfslag en opwerveling van slib en de vaak harde oeverbeschoeiing. In de praktijk is daardoor vaak nauwelijks of geen waterplantengroei mogelijk. Alleen wanneer ondiepe oeverzones voldoende zijn afgeschermd is binnen de afscherming de groei van riet en andere emerse vegetatie mogelijk. De mogelijkheden voor de groei van submerse en drijfblad vegetatie blijven bij intensievere scheepvaart echter beperkt. Dit geldt met name voor de grote diepe en de ondiepe boezemkanalen waar overal (beroeps)- scheepvaart plaats vindt. Het gaat om grote schepen, waardoor de invloedssfeer vaak de volledige breedte van het kanaal betreft. De mogelijkheden voor waterplanten om zich langs de randen te ontwikkelen zijn zeer gering. Het geldt in iets mindere mate voor de regionale boezemkanalen met vooral recreatieve scheepvaart. Wanneer hier minder intensief gevaren wordt kan er meer ruimte zijn voor de groei van emerse en soms ook drijfblad en submerse vegetatie in luwe afgeschermde zones. In 2009 zijn de volgende aannames gedaan voor de daadwerkelijk begroeibare/begroeide zones en de inrichtingsdoelen per type boezemkanaal (aan beide zijden). Daartegenover zijn de resultaten van de oever- en vegetatie-inventarisaties gezet. Begroeid areaal Aanname Inrichtings- % Oever- en vegetatie-inventarisaties 2009 doel oppervlak begroeid areaal % oppervlak Grote diepe kanalen (M7b) 0,25 m 0,5 m 5% 0,2-0,3 m** 0,7-0,8 %** Grote ondiepe kanalen (M6) 0,5 m 1,0 m 10% 1-4 m 5-25 % versie 19 augustus 2014 pagina 18

21 Regionale kanalen met scheepvaart (M3) 0,5 m 1,0 m 20% 0,8-3,9 m 7,5-42% Regionale kanalen zonder scheepvaart (M3) 0,75 m 1,5 m 30% 1,6-3,9 m % *) de (theoretische) grens van het begroeibaar areaal is op een waterdiepte van 1 meter gesteld. **) met uitzondering van de Nieuwe Zwemmer, die een brede ondiepe oeverzone heeft: 3,6 m 16% Uit de oever- en vegetatie-inventarisaties van 50 km representatieve boezemkanalen binnen elke categorie blijkt de begroeide breedte te variëren van 0,2 tot 4 meter en het begroeide areaal van 0,7 tot 42 % van het totale wateroppervlak. De waterdiepte tot waarop begroeiing werd aangetroffen varieerde van 0,7 tot circa 1,3 meter. Het begroeibaar areaal voor de boezemkanalen wordt daarom conform de landelijke richtlijn (Pot, 2012) vooralsnog gesteld op de gemiddelde breedte van de oeverzone tot op een waterdiepte van 1 meter, of tot op een waterbreedte van 4 meter wanneer de waterdiepte daar nog geen 1 meter is (zie ook bijlage 7). Uit de inventarisaties bleek ook dat er geen of vrijwel geen ondergedoken (submerse) waterplanten in de boezemkanalen groeien. Er is vaak wel een meer of minder brede strook waterriet en andere boven het water uitstekende (emerse) planten aanwezig. In de grote diepe kanalen, met uitzondering van de Nieuwe Zwemmer groeit ook geen drijfbladvegetatie. In de regionale kanalen met scheepvaart en de grote ondiepe kanalen groeit doorgaans weinig of geen submerse en drijfbladvegetatie. In de Tjonger benedenloop groeit echter relatief veel drijfbladvegetatie maar ook daar worden geen ondergedoken waterplanten gevonden. In de regionale kanalen zonder scheepvaart wordt in de meeste gevallen wat meer drijfbladvegetatie gevonden maar ook daar vrijwel geen ondergedoken waterplanten. 7.3 Onderhoud In de meeste boezemkanalen vindt geen jaarlijks onderhoud plaats. Ze moeten eens in de circa 20 jaar worden gebaggerd om ze op voldoende diepte te houden voor het vaarwegverkeer, maar dat gebeurt hoofdzakelijk in de grote diepe en ondiepe boezemkanalen. De regionale boezemkanalen worden echter veel minder vaak op diepte gebracht. In het kader van de overdracht van het vaarwegbeheer van gemeenten naar de Provincie en het waterschap worden de komende jaren eventuele baggerachterstanden weggewerkt. 7.4 Resterende inrichtingsopgave In de periode 2007 tot 2013 en ook daarvoor, is al meer dan 100 kilometer natuurvriendelijke oevers aangelegd. Helaas betrof het tot 2010 meestal plas-dras rietzones, met als hoofddoel bescherming van de waterkering. Sinds 2010 worden luwe ondiep-water-zones aangelegd met een waterdiepte tot maximaal 0,5 of 0,7 meter zodat er zowel waterriet als onderwater- en drijfbladplanten kunnen groeien. In 2009 was de KRW-inrichtingsopgave voor boezemkanalen berekend in hectares en voor de KRWrapportage omgerekend in virtuele kilometers. Daarbij werd een gemiddelde inrichtingsbreedte gehanteerd die veel smaller is dan die in de praktijk. De inrichtingsopgave is nu herberekend in echte km s met als uitgangspunt de aanleg van natuurvriendelijke oevers met een breedte van 3 tot 5 meter. Het Dagelijks Bestuur heeft gezien de geringe potenties van boezemkanalen met scheepvaart in 2013 besloten om uit te gaan van het inrichten van minimaal 10% van de oevers met natuurvriendelijke oevers (afdoende afgeschermde (luwe) ondiepwaterzones) van 3 meter breed (zie DB-besluit ). Voor de regionale boezemkanalen zonder scheepvaart is het streven hoger, namelijk 30%. Voor boezemkanalen die aangewezen zijn als ecologisch belangrijk, de belangrijkste verbindingen tussen boezemmeren en de omliggende natuurgebieden, wordt een inrichtingspercentage van 50% nagestreefd. Bij voorkeur langs één kant, de noord-, noordwest of noordoostkant (zie DB-besluit , inclusief kaart). versie 19 augustus 2014 pagina 19

22 Of deze inrichtingspercentages daadwerkelijk nodig zijn om de gestelde vegetatiebedekkingsdoelen te halen moet blijken uit nog uit te voeren oever- en vegetatie-inventarisaties. Voor individuele boezemkanalen en vaarten zijn deze inventarisaties gekoppeld aan de uitvoering van oever- en kadeherstelprojecten. Uit deze inventarisaties kan blijken dat in het betreffende traject voldoende, meer, of minder, begroeid areaal aanwezig is dan verwacht. In dat geval kan de km-opgave voor dat traject worden bijgesteld tot het percentage oevers dat voldoende is om het streefoppervlak begroeibaar areaal te bereiken. Al met al neemt het aantal daadwerkelijk aan te leggen kilometers in boezemkanalen flink af ten opzicht van de virtuele kilometeropgave van Het aantal aan te leggen ha s is echter aanzienlijk groter (78 ha). Aan te leggen natuurvriendelijke oevers moeten zoveel mogelijk evenwichtig verdeeld worden langs de in te richten oeverlengtes, met een voorkeur voor inrichting langs de noord-, noordwest- of noordoostoevers (lichtval) en geen aanleg langs oevers met beschaduwing. Overzicht KRW-inrichtingsopgave boezemkanalen: De totaalopgave is berekend op basis van de in te richten minimale en streefpercentages oeverlengte. Boezemkanalen (nu gekoppeld aan O&K-projecten) % oeverlengte Totaalopgave (km)* Uitgevoerd t/m 2013 (km) Uitvoering verwacht (km) Opgave (km) Inschatting Restopgave (km) FB - grote ondiepe kanalen (L 9a) >10%* FB - grote diepe kanalen (L 9b) >10%* , FB - regionale kanalen + scheepvaart (L 9c) >10%* FB - regionale kanalen - scheepvaart (L 9d) 30% Totalen boezemkanalen 259 (78 ha) 129, *) Voor de inschatting van de restopgave is ervan uitgegaan dat in ecologisch belangrijke boezemkanalen en in regionale boezemkanalen zonder scheepvaart gemiddeld 30% natuurvriendelijke oevers aangelegd kunnen worden. 8 Analyse ecologische toestand Friese boezem Voor de analyse van de belasting van de ecologische toestand is gebruik gemaakt van Ecologische Sleutelfactoren (STOWA, 2011). Met belasting worden alle factoren bedoeld die belastend zijn voor de ecologie, dus niet alleen nutriënten- of hydraulische belasting maar ook bijvoorbeeld stuwen of ongeschikt habitat. De productiviteit van het water (ESF1) wordt door belasting vanuit de landbouw sterk verhoogd. Het strakke peilbeheer zorgt voor grote debieten, waardoor de belasting groot is. De wateraan- en doorvoer in en door de Friese boezem is groot. De productiviteit van het water (ESF1) wordt hierdoor sterk beïnvloed. RWZI s hebben nog slechts een beperkte invloed op de waterkwaliteit. Het lichtklimaat (ESF2) vormt een beperking voor de ontwikkeling van waterplanten. Hierdoor ontbreken tevens geschikte habitats voor macrofauna en vis. De door brasem gedomineerde visstand vormt mede een belemmering voor een goed lichtklimaat. In een aantal boezemmeren zien we een lichte toename van ondergedoken waterplanten, die vermoedelijk samenhangt met het (nu nog tijdelijk) verbeterende lichtklimaat aldaar. Op basis van de huidige kennis (BaggerNut, 2012) verwachten we dat de interne nutriëntenbelasting uit de bodem (ESF3) een beperkte rol speelt ten opzichte van de externe belasting (ESF1). De boezemkanalen hebben doorgaans steile en harde taluds (oeverbeschoeiing, damwanden). De boezemmeren hebben door afkalving van rietzones vaak een abrupte overgang van de rietzone naar dieper water (meer dan 0,8 meter diep). Er zijn nauwelijks overgangs- of plasdraszones aanwezig (ESF4). Zowel de productiviteit van het water (ESF1) als de habitatgeschiktheid (ESF4) worden sterk benadeeld door het huidige strakke peilbeheer. versie 19 augustus 2014 pagina 20

23 Het ontbreken van luwe ondiepe oeverzones en overstromingsvlakten vormt een belemmering voor de groei van waterplanten en paaiplaatsen voor vis. De maatregelen voor aanleg van luwe ondiepe oeverzones of natuurvriendelijke oevers worden hierop ingezet. In de navolgende tabel zijn de inrichting- en beheersmaatregelen gekoppeld aan de ESF s. ESF Toelichting inrichting en beheer productiviteit water Lichtklimaat productiviteit bodem habitatgeschiktheid Verspreiding Verwijdering natuurvriendelijke oevers (16 ha) verwijdering slib (standaard onderhoud) natuurvriendelijke oevers, natuurvriendelijk onderhoudsprogramma rietkragen aanpak vismigratieknelpunten optioneel: verwijderen jonge brasem (mogelijk na pilot) organische belasting Toxiciteit Beleving versie 19 augustus 2014 pagina 21

24 versie 19 augustus 2014 pagina 22

25 9 Friese boezem overige meren (M14) 9.1 Karakterisering De karakterisering, vegetatie-analyse en de minimale inrichtingsopgave per meer zal te zijner tijd terug te vinden zijn in Vegetatie-factsheets (B&T, 2014). 9.2 Huidige ecologische toestand In tabel 9.1 zijn de doelen (GEP s), de beoordelingen en de prognose voor 2021 weergegeven. Tabel 9.1 Beoordeling 2009 (op basis van expert judgement), , (met de oude en de nieuwe maatlat voor de biologische kwaliteitselementen), de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Friese boezem- overige meren, NL02V1, M14 Kwaliteitselement oud 2013 nieuw prognose 2021 Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Chloride (mg/l) Stikstof (totaal) Fosfaat (totaal in mg/l) GEP Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) ph versie 19 augustus 2014 pagina 23

26 De vergelijking tussen de beoordelingen maakt inzichtelijk waardoor de voor- dan wel achteruitgang wordt veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld een verkeerde inschatting in 2009 zijn, een gevolg van de nieuwe maatlat of daadwerkelijk een verandering in het veld. De toestand van de overige (boezem)meren is in het veld niet zichtbaar veranderd. Er is geen sprake van achteruitgang. De nieuwe maatlat heeft een positief effect op de beoordeling van macrofyten en een sterk negatief effect op vissen. Dit komt door de andere beoordeling van soortensamenstelling en de zwaardere weging van brasem. De prognose is dat de komende planperiode tenminste geen achteruitgang optreedt en dat voor macrofyten een klassenverschil (verbetering) bereikt kan worden. 9.3 Vegetatie-analyse PM: later in te vullen. 9.4 Minimale inrichtingsopgave per meer PM: later in te vullen. versie 19 augustus 2014 pagina 24

27 10 Sneekermeergebied e.o. (M14) 10.1 Karakterisering Het Sneekermeer heeft een belangrijke natuurfunctie. Een deel van het waterlichaam Sneekermeergebied e.o. is begrensd als Vogelrichtlijngebied en is daarmee ook Natura2000-gebied. De hoofdvaarroute voor beroepsvaart (takt aan op het Prinses Margrietkanaal) loopt door het Sneekermeer. Tevens vindt in het Sneekermeer intensieve recreatievaart plaats. Ook wordt er door zowel sport als beroeps gevist. In het waterlichaam bevinden zich 2 officiële zwemlocaties. De karakterisering, vegetatie-analyse en inrichtingsopgave per individueel meer zal te zijner tijd terug te vinden zijn in vegetatie-factsheets 10.2 Huidige ecologische toestand In tabel 10.1 zijn de doelen (GEP s), de beoordelingen en de prognose voor 2021 weergegeven. Het beeld van het Sneekermeergebied e.o. is dat de algehele toestand in het veld gelijk is gebleven. In het veld is geen sprake van zichtbare achteruitgang. De beoordeling van macrofyten in 2009 is te hoog geschat. De nieuwe maatlat heeft een negatief effect op de vissenbeoordeling, vanwege de zwaardere weging van de brasem. De prognose is dat tenminste geen achteruitgang optreedt. versie 19 augustus 2014 pagina 25

28 Tabel 10.1 Beoordeling 2009 (op basis van expert judgement), , (met de oude en de nieuwe maatlat voor de biologische kwaliteitselementen), de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Sneekermeergebied e.o., NL02V9, M14 Kwaliteitselement oud 2013 nieuw prognose 2021 GEP Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Chloride (mg/l) Stikstof (totaal) Fosfaat (totaal in mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) ph De vergelijking tussen de beoordelingen maakt inzichtelijk waardoor de voor- dan wel achteruitgang wordt veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld een verkeerde inschatting in 2009 zijn, een gevolg van de nieuwe maatlat of daadwerkelijk een verandering in het veld Vegetatie-analyse PM: later in te vullen Minimale inrichtingsopgave per meer PM: later in te vullen. versie 19 augustus 2014 pagina 26

29 11 Fluessen e.o. (M14) 11.1 Karakterisering Een deel van het waterlichaam Fluessen e.o. is begrensd als Vogel- en Habitatrichtlijngebied en maakt deel uit van Natura De totale oppervlakte van het waterlichaam bedraagt ca ha Herinrichting Langs de oevers van de Fluessen zelf zijn op diverse locaties de oevers en rietlanden heringericht. Een groot project was de inrichting van de Fügelhoeke. In 2007 zijn de verdroogde rietlanden langs de zuidoever ten westen van Elahuizen weer uitgegraven. Daarbij zijn beschermende stroken grond met rietland intact gelaten en is op circa 5 meter afstand van deze stroken een paalschotbeschoeiing aangebracht om de golfwerking te dempen. Inmiddels groeit daar zowel submerse als drijfbladvegetatie. In de plassen ten noorden van de Fluessen, het Gaastmeer, wordt het Oever- en Kadeherstelproject Gaastmeer e.o uitgevoerd. Dit grote project is opgeknipt in een aantal fasen waarbij, vooral na 2015, ook veel riet- boezemlanden en (delen van) zomerpolders natter zullen worden (her)ingericht. Het streven is om daarbij minimaal 9 ha ondiepwaterareaal voor waterplanten aan te leggen en minimaal 11 ha waterriet Huidige ecologische toestand In tabel 11.1 zijn de doelen (GEP s), de beoordelingen en de prognose voor 2021 weergegeven. De toestand van de Fluessen e.o. is op de meetpunten in het veld niet zichtbaar veranderd. Er is geen sprake van achteruitgang. De nieuwe maatlat heeft een negatief effect op vissen (zie D&V, 2014), vanwege de (overmaat aan en) zwaardere weging van brasem. versie 19 augustus 2014 pagina 27

30 Tabel 11.1 Beoordeling 2009 (op basis van expert judgement), , (met de oude en de nieuwe maatlat voor de biologische kwaliteitselementen), de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Fluessen e.o., NL02V10, M14 Kwaliteitselement oud 2013 nieuw prognose 2021 GEP Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Chloride (mg/l) Stikstof (totaal) Fosfaat (totaal in mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) ph De vergelijking tussen de beoordelingen maakt inzichtelijk waardoor de voor- dan wel achteruitgang wordt veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld een verkeerde inschatting in 2009 zijn, een gevolg van de nieuwe maatlat of daadwerkelijk een verandering in het veld Vegetatie-analyse PM: later in te vullen Minimale inrichtingsopgave per meer PM: later in te vullen. versie 19 augustus 2014 pagina 28

31 12 Alde Feanen (M14) 12.1 Karakterisering Het waterlichaam Alde Feanen omvat alleen wateren die deel uit maken van de Friese boezem. De polderwateren van de Alde Feanen zijn ingedeeld bij het waterlichaam WL15 Laagveenplassen. Aan de westzijde van de Alde Feanen ligt het Prinses Margrietkanaal dat deel uitmaakt van de hoofdvaarwegen voor beroepsvaart (WL12 Grote diepe kanalen). Op de Alde Feanen wordt veel gevaren met recreatievaartuigen. Het waterlichaam heeft een belangrijke natuurfunctie en is aangewezen als Natura-2000 gebied. Er wordt gevist door sport en beroep. Het effect van verdunning door de inlaat van IJsselmeerwater in het zomerhalfjaar is in de Alde Feanen nog maar nauwelijks merkbaar. Er heeft afstemming plaatsgevonden met de Natura2000-instandhoudingsdoelen. Het gebied is aangewezen als Sense of Urgency gebied. De voorgenomen KRW-maatregelen zullen geen dan wel een positief effect zullen hebben op de Natura 2000 doelen Herinrichting Op basis van een gedetailleerde vegetatie-analyse en de na te streven Natura2000-doelen is berekend dat er in totaal 70 ha areaal voor waterriet en waterplanten ingericht moet worden. Daarvan zal 20 ha vóór 2016 worden gerealiseerd. De resterende 50 ha zal in de volgende planperiode worden gerealiseerd door de provincie in het kader van de landinrichting. Het waterschap heeft al 1 miljoen bijgedragen voor het totale pakket aan maatregelen, inclusief de maatregelen die ná 2015 worden uitgevoerd. versie 19 augustus 2014 pagina 29

32 Maatregelen algemeen De Alde Feanen zijn zowel Natura-2000-gebied als sense of urgency-gebied. Er is een lange lijst instandhoudingsdoelen. Door het grote aantal instandhoudingsdoelen is het vaak lastig het juiste maatregelpakket samen te stellen. Een maatregel die positief uitpakt voor de ene soort kan nadelig zijn voor een andere. Bij het opstellen van KRW-maatregelen is rekening is gehouden met deze doelen en is getoetst of ze een negatief effect op de Natura-2000 doelen hebben. Dit is doorgaans niet het geval. Verder is getoetst of de maatregelen stroken met het Beheer- en Inrichtingsplan voor De Alde Feanen. Momenteel wordt in de Alde Feanen in een aantal fasen een ingrijpend inrichtingsplan uitgevoerd, waarbij vooral ook maatregelen worden genomen die specifiek bedoeld zijn om de leefomstandigheden voor een aantal Natura-2000 doelsoorten en habitattypen te verbeteren (zie ook hiervoor). Zo is de Jan-Durks-polder speciaal ingericht om de leefomstandigheden voor de Noordse woelmuis te verbeteren. Hierna passeren in het kort nog een aantal maatregelen de revue. Brongericht De bijdrage van lozingen vanuit woonboten en recreatievaartuigen in de totale belasting van de Alde Feanen is niet erg hoog, maar kan in het recreatieve hoogseizoen aanmerkelijk zijn en voor piekbelastingen zorgen. In de maatregelentabel is een vraagteken opgenomen om te voorkomen dat het saneren van deze lozingen als niet kosteneffectief worden beschouwd. In Alde Feanen kan sanering van deze lozingen een bijdrage leveren aan verbetering van de waterkwaliteit. Natuurvriendelijke inrichting In de Alde Feanen zijn in de meer beschutte delen nog veel rietoevers aanwezig. Aan de westzijde zijn echter veel oevers die onderhevig zijn aan oeverafslag als gevolg van het vaste boezempeil, wind en scheepvaart. Om verdere afslag te voorkomen moeten oeverbeschermingsmaatregelen worden genomen. In het kader van de herinrichting zijn een aantal hoofdwatergangen opnieuw ingericht waarbij ook natuurvriendelijke oevers zijn aangelegd. In de periode tot eind 2015 zal 20 ha areaal voor waterriet en waterplanten worden aangelegd en in de periode nog eens 50 ha. De hoop is dat deze inrichtingsmaatregelen voldoende zullen zijn om de gewenste ecologische toestand wat betreft vegetatie en macrofauna te kunnen bereiken Huidige ecologische toestand In tabel 12.1 zijn de doelen (GEP s), de beoordelingen en de prognose voor 2021 weergegeven. De algehele toestand van de Alde Feanen is in het veld gelijk gebleven. Er is geen sprake van verdere achteruitgang. De nieuwe maatlat heeft een positief effect op de beoordeling van macrofyten door de zonedefinitie (zie D&V, 2014) en een licht negatief effect op vissen door de zwaardere weging van brasem. versie 19 augustus 2014 pagina 30

33 Tabel 12.1 Beoordeling 2009 (op basis van expert judgement), , (met de oude en de nieuwe maatlat voor de biologische kwaliteitselementen), de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Alde Feanen, NL02V11, M14 Kwaliteitselement oud 2013 nieuw prognose 2021 GEP Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Chloride (mg/l) Stikstof (totaal) Fosfaat (totaal in mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) ph De vergelijking tussen de beoordelingen maakt inzichtelijk waardoor de voor- dan wel achteruitgang wordt veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld een verkeerde inschatting in 2009 zijn, een gevolg van de nieuwe maatlat of daadwerkelijk een verandering in het veld. versie 19 augustus 2014 pagina 31

34 versie 19 augustus 2014 pagina 32

35 13 Grutte Wielen (M14) 13.1 Karakterisering De Grutte Wielen hebben een belangrijke natuurfunctie en zijn begrensd als Vogel- en Habitatrichtlijngebied en daarmee Natura2000-gebied. Er vindt geen beroepsscheepvaart plaats. De recreatievaart is zeer beperkt. Er wordt wel gezeild, gesurft en gevist. Er bevindt zich één officiële zwemlocatie in het gebied. Vanuit het omringende gebied wordt nog water uitgeslagen op de Grutte Wielen, onder andere vanuit de Kleine Wielen en de polders ten oosten van de Grutte Wielen. Belasting met nutriënten vindt vooral plaats vanuit de Kleine Wielen (gemaal Schanserbrug) en de Rypstsjerksterpolder. Door maatregelen in de Kleine Wielen neemt deze belasting naar verwachting af. Naast open water, ontstaan door veenwinning en zeedoorbraken, bestaat het waterlichaam Grutte Wielen uit uitgestrekte graslandpolders. Het grootse deel hiervan zijn winterpolders (o.a. aan de westzijde de Binnemiede en Weeshuspolder). De zomerpolders staan in de trektijd en winter onder water en zijn dan belangrijk als slaapplaats voor ganzen, eenden, meeuwen en steltlopers. Er zijn nog kleine gedeelten boezemland. Een klein deel van het gebied bestaat uit moeras. Er liggen twee eendenkooien. Het natuurgebied de Grutte Wielen heeft een grote variatie in begroeiing, door verschil in grondsoorten, met overgangen van nat naar droog en met relatief grote hoogteverschillen Herinrichting Eind jaren 90 zijn al diverse inrichtingsmaatregelen uitgevoerd, zoals de inrichting van Wielsicht, opheffen onderbemaling polder Op Toutenburg en de realisatie van de EVZ Bouwepet. In 2010 zijn De Ryd en de Rypstsjerkster Feart gebaggerd en is gelijktijdig in het Sierdswiel een gedeelte ingericht als natuurvriendelijke oever. Het gemaal Schanserbrug is in 2012 voorzien van viswerende stroboscooplampen. versie 19 augustus 2014 pagina 33

36 Aanvullend zal in 2014 een viswering met bellenscherm worden uitgeprobeerd. In de winter zijn zwakke plekken in de boezemkaden (van winterpolders) hersteld. Op initiatief van It Fryske Gea is in 2013 een inventarisatie uitgevoerd over het voorkomen van vissen in het gebeid, vooral gefocust op de Natura2000 soort Bittervoorn. Mogelijk leidt dat nog tot kleine inrichtingsmaatregelen door de terreinbeheerder, naar verwachting samen met maatregelen ten behoeve van onder meer Porseleinhoen en Noordse woelmuis (op basis van een verkenning van Royal Haskoning in Na vaststelling van het Watergebiedsplan in oktober 2013 zal er in 2014 voor het gehele gebied een nieuw peilbesluit worden gemaakt. Dat zal plaatselijk leiden tot iets gewijzigde peilen, met enige variatie (flexibiliteit) in de waterstanden. In de periode tot 2015 worden nog enkele dichtgegroeide slenken in de Regentepetten hersteld en daarmee weer meer onderdeel worden van de Friese boezem. Daarmee wordt dan een extra stuk natuurvriendelijke oever gerealiseerd. Na 2015 uit te voeren maatregelen Na 2015 zal een robuuste natte faunavoorzieningen in de Westerdyk, tussen de Fabriekspoel en de Bouwepet worden aangelegd. In 2013 is hier nog een otter doodgereden. Tevens zal daarbij de barrière voor vismigratie tussen Grutte Wielen en Bouwepet, een stuw met een relatief klein peilverschil, worden geslecht. De in 2012 uitgevoerde KRW visstandopnamen in tal van waterlichamen liet voor de Grutte Wielen de grootse visbiomassa en verbraseming zien. Afhankelijk van de waterkwaliteitsontwikkelingen en de visstand kan besloten worden om na 2015 een pilot beheervisserij uit te voeren. De Grutte Wielen is een potentiele locatie Huidige ecologische toestand In tabel 13.1 zijn de doelen (GEP s), de beoordelingen en de prognose voor 2021 weergegeven. Tabel 13.1 Beoordeling 2009 (op basis van expert judgement), , (met de oude en de nieuwe maatlat voor de biologische kwaliteitselementen), de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Grutte Wielen, NL02V12, M14 Kwaliteitselement oud 2013 nieuw prognose 2021 GEP Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Chloride (mg/l) Stikstof (totaal) Fosfaat (totaal in mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) ph De vergelijking tussen de beoordelingen maakt inzichtelijk waardoor de voor- dan wel achteruitgang wordt veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld een verkeerde inschatting in 2009 zijn, een gevolg van de nieuwe maatlat of daadwerkelijk een verandering in het veld. De toestand van de Grutte Wielen is op de meetpunten in het veld niet zichtbaar veranderd. Er is geen sprake van achteruitgang. De beoordeling van vissen in 2009 is vrij laag geschat. De betere beoordeling met de oude maatlat wordt gecompenseerd door het negatieve effect van de nieuwe maatlat op de beoordeling van vissen. De prognose is dat de komende planperiode tenminste geen achteruitgang optreedt en voor macrofyten een beperkte vooruitgang vanwege plaatselijke natuurvriendelijke oeverinrichting. versie 19 augustus 2014 pagina 34

37 14 Friese boezem grote ondiepe kanalen (M6b) 14.1 Karakterisering De grote ondiepe kanalen zijn breder dan 15 m maar niet dieper dan 3 m. Vrijwel alle kanalen worden gebruikt voor de recreatievaart. De Tsjonger Benedenloop en de Tusschenlinde zijn ook tot de ondiepe boezemkanalen gerekend. De vegetatie en inrichtingsopgave voor deze kanalen is separaat beschreven in deel 2: Beken Huidige ecologische toestand In tabel 14.1 zijn de doelen (GEP s), de beoordelingen en de prognose voor 2021 weergegeven. Tabel 14.1 Beoordeling 2009 (op basis van expert judgement), , (met de oude en de nieuwe maatlat voor de biologische kwaliteitselementen), de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Friese boezem- grote ondiepe kanalen, NL02L9a, M6b Kwaliteitselement oud 2013 nieuw prognose 2021 GEP Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Chloride (mg/l) Stikstof (totaal) Fosfaat (totaal in mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) ph versie 19 augustus 2014 pagina 35

38 De vergelijking tussen de beoordelingen maakt inzichtelijk waardoor de voor- dan wel achteruitgang wordt veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld een verkeerde inschatting in 2009 zijn, een gevolg van de nieuwe maatlat of daadwerkelijk een verandering in het veld. De toestand van de grote ondiepe kanalen is op de meetpunten in het veld niet zichtbaar veranderd. Er is geen sprake van achteruitgang. De toestand van macrofauna en macrofyten in 2009 is te hoog geschat, waardoor er een schijnbare achteruitgang van matig naar ontoereikend optreedt. De nieuwe maatlat heeft een positief effect op de beoordeling van macrofyten door het verschil in zonedefinitie (zie D&V, 2014). De prognose is dat voor fytoplankton en macrofyten een klassenverschil (verbetering) bereikt kan worden. versie 19 augustus 2014 pagina 36

39 15 Friese boezem grote diepe kanalen (M7b) 15.1 Karakterisering De grote diepe kanalen zijn de hoofdscheepvaartroutes, geschikt voor beroepsvaart met een diepgang van 3,5 meter. Ze hebben doorgaans harde oevers, stenen kaden, damwanden of stortsteenoevers. De belangrijkste vismigratieknelpunten, de sluizen en gemalen bij Stavoren en Lemmer, als verbindingen met het IJsselmeer, bij Harlingen en Dokkumer Nieuwe Zijlen (verbinding met Lauwersmeer) zijn/worden grotendeels voor eind 2015 beter vispasseerbaar gemaakt. De doelstelling voor de grote diepe kanalen met scheepvaart, type M7b, is in 2009 ongewijzigd overgenomen. In 2021 wordt besloten of het noodzakelijk is om een deel van de doelstellingen, met name die voor watervegetatie, te verlagen Herbegrenzing/herindeling Het Ferbiningskanaal, de Harlingervaart en het westelijke deel van de Vestinggracht in Leeuwarden, in 2009 ingedeeld bij de Regionale Boezemkanalen zonder Scheepvaart, zijn heringedeeld bij de Grote Diepe Kanalen omdat het om grote diepe intensief bevaren boezemkanalen gaat Huidige ecologische toestand In tabel 15.1 zijn de doelen (GEP s), de beoordelingen en de prognose voor 2021 weergegeven. De toestand van de grote diepe kanalen op de meetpunten in het veld is voor fytoplankton verbeterd en voor de overige kwaliteitselementen op de meetpunten in het veld niet zichtbaar veranderd. Er is geen sprake van achteruitgang. De toestand van macrofauna en macrofyten in 2009 is te hoog geschat, waardoor er een schijnbare achteruitgang van matig naar ontoereikend optreedt. Omdat de oordelen van macrofauna en macrofyten net onder de klassegrens liggen is de prognose dat in de volgende planperiode een matige toestand bereikt kan worden. versie 19 augustus 2014 pagina 37

40 Tabel 15.1 Beoordeling 2009 (op basis van expert judgement), , (met de oude en de nieuwe maatlat voor de biologische kwaliteitselementen), de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Friese boezem- grote diepe kanalen, NL02L9b, M7b Kwaliteitselement oud 2013 nieuw prognose 2021 GEP Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Chloride (mg/l) Stikstof (totaal) Fosfaat (totaal in mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) ph De vergelijking tussen de beoordelingen maakt inzichtelijk waardoor de voor- dan wel achteruitgang wordt veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld een verkeerde inschatting in 2009 zijn, een gevolg van de nieuwe maatlat of daadwerkelijk een verandering in het veld. versie 19 augustus 2014 pagina 38

41 16 Regionale kanalen met scheepvaart (M3) 16.1 Karakterisering De regionale kanalen behoren tot type M3. Bij type M3 is geen onderscheid gemaakt tussen kanalen met en zonder scheepvaart. Voor waterplanten is daarom een iets minder ambitieuze doelstelling geformuleerd (EKR 0,5 in plaats van 0,6) Herbegrenzing/herindeling De volgende boezemkanalen die in 2009 ingedeeld waren bij de Regionale Boezemkanalen zonder Scheepvaart (NL02L9d) worden heringedeeld bij de Regionale Boezemkanalen met Scheepvaart: 1) Zuidelijk (boezem)deel Holwerter Feart E1; 2) Feinsumer Feart - E1: plus verlenging tot de nieuwe sluis in Alde Leijen; 3) Aldtsjerkster Feart (verlengde van Feinsumer Feart ) E1; 4) Alddeel en De Moark (tussen Leeuwarden en Oudkerkstervaart E1; 5) Harlingervaart en oostelijk deel Vestinggracht in Leeuwarden E1; 6) Nauwe Greons ten zuiden van Leeuwarden E1; 7) Arumer Feart en Achlumer Feart ten zuiden/zuidwesten van Franeker E1; 8) Weinsleat, It Sou, Ripervaart, Soalsloot (ten zuiden van IJlst) E1; 9) De Kaai (ten noorden van Langweerderwielen) E1; 10) Meanewei (van Wergea naar Margrietkanaal) E1; 11) Burrefeart en De Horsa (in Workum) E1; 12) Tsjerkesleat (in Heech) E1; 13) Ryster Feart, Spoekhoekster Feart, Van Swinderen Feart en De Luts (Gaasterlân, Balk) D; 14) Hallumer Feart E1; 15) Nieuwe Kanaal en De Tynje / Wide Greons in Leeuwarden Cm en Czm. versie 19 augustus 2014 pagina 39

42 Deze boezemkanalen hebben een formele vaarwegfunctie voor motorvaartuigen van categorie E1 of hoger (A,B,C,D) in het Plan Kleine Waterrecreatie van In een deel van deze kanalen wordt veel gevaren en in andere kan of zal in de toekomst intensiever gevaren gaan worden. Daartoe kan de vaargeul worden verbreed en verdiept (geadviseerde baggerdiepte 1,3 meter). Dit is binnen de huidige functie toegestaan. De begroeiingspotenties voor waterplanten zullen dan sterk afnemen. De Hallumer Feart wordt toegevoegd aan de Regionale Boezemkanalen met Scheepvaart omdat deze een belangrijke toekomstige rol in de waterafvoer van het om- en achterliggende gebied krijgt. Ook worden twee korte boezemtrajecten van de Nieuwe Elfstedenvaarroute toegevoegd. Het Moddergat bij Berlikum tot aan de nieuwe sluis bij Wier en het meest westelijke deel van de Feinsumer Feart tot aan de nieuwe sluis in Alde Leijen. Delen van De Lits ten zuiden van De Leien (in 2009 ingedeeld bij de Regionale Zandkanalen) en de Schipsloot bij Wolvega (in 2009 ingedeeld bij de Vaarten zonder Recreatievaart, worden heringedeeld bij de Regionale boezemkanalen met scheepvaart. Een aantal boezemdelen van vaarten, waarop gemotoriseerd varen is toegestaan, is in 2009 ingedeeld bij de vaarten met en zonder recreatievaart in Zuidoost Friesland. Ze worden nu aan de Regionale boezemkanalen met scheepvaart toegevoegd. Het gaat om de Nije en Alde Drait en de boezemdelen van het Ferbiningskanaal en het Offierkanaal, (direct ten westen en ten zuiden van Drachten) en het zuidelijke deel van de Nije Feart bij Gorredijk Huidige ecologische toestand In tabel 16.1 zijn de doelen (GEP s), de beoordelingen en de prognose voor 2021 weergegeven. Tabel 16.1 Beoordeling 2009 (op basis van expert judgement), , (met de oude en de nieuwe maatlat voor de biologische kwaliteitselementen), de prognose voor 2021 en het GEP (vastgesteld in 2009). Getallen geven de EKR weer (rood=slecht, oranje=ontoereikend, geel=matig, groen=goed). Friese boezem- regionale kanalen met scheepvaart, NL02L9c, M3 Kwaliteitselement oud 2013 nieuw prognose 2021 GEP Fytoplankton Macrofauna Macrofyten Vissen Chloride (mg/l) Stikstof (totaal) Fosfaat (totaal in mg/l) Zuurstof (%) Temperatuur ( C ) Doorzicht (m) ph De vergelijking tussen de beoordelingen maakt inzichtelijk waardoor de voor- of achteruitgang wordt veroorzaakt. Dit kan bijvoorbeeld een verkeerde inschatting in 2009 zijn, gevolg van de nieuwe maatlat of daadwerkelijk een verandering in het veld. De toestand van de regionale kanalen met scheepvaart is op de meetpunten in het veld niet zichtbaar veranderd. Er is geen sprake van achteruitgang. De beoordeling van fytoplankton en vissen in 2009 is te laag, en die van macrofauna en macrofyten in 2009 te hoog, geschat (zie D&V, 2014). Deze achteruitgang is te wijten aan verschillen in klimaat en bemonstering en niet aan daadwerkelijke achteruitgang. De nieuwe maatlat heeft beperkt effect op de beoordeling van de kwaliteitselementen. Het is niet duidelijk wat de oorzaak is van de achteruitgang van macrofauna. Een verdiepingsonderzoek is nodig om beter inzicht te krijgen. versie 19 augustus 2014 pagina 40

43 17 Regionale kanalen zonder scheepvaart (M3) 17.1 Karakterisering Voor de regionale kanalen zonder scheepvaart is een hogere ecologische doelstelling mogelijk dan in die met scheepvaart (EKR voor watervegetatie blijft 0,6) Herbegrenzing/herindeling De Tsjummearumer Feart, Hallumerhoekster Feart en het verbindingskanaal naar gemaal Vijfhuizen zullen in de toekomst een belangrijke rol spelen in de waterafvoer van het om- en achterliggende gebied en worden daarom toegevoegd aan de Regionale Boezemkanalen zonder Scheepvaart. Een groot aantal kanalen/vaarten dat in 2009 is ingedeeld bij de Regionale Kanalen zonder Scheepvaart is heringedeeld bij de regionale kanalen met scheepvaart omdat het varen met motorvaartuigen daar is toegestaan (categorie E1 of hoger: zie verder 16.2). Het Ferbiningskanaal, de Harlinger Vaart en het westelijke deel van de Vestinggracht in Leeuwarden, worden nu ingedeeld bij de Grote Diepe Kanalen omdat het om grote diepe intensief bevaren boezemkanalen gaat. Het Nieuwe Kanaal en de De Tynje / Wide Greons in Leeuwarden worden nu ingedeeld bij de Regionale Boezemkanalen met Scheepvaart (vaarwegklasse Cm en Czm). Het westelijk deel van de Hearreweister Feart wordt heringedeeld bij de Zwak Brakke Polderkanalen omdat het geen boezemkanaal maar een (zwak brak) polderkanaal is. Het oostelijk deel van de Koarnjummer Feart (ten N van Leeuwarden), het zuidelijk deel van de Ingelumer Feart (nu Zoete Polderkanalen), de Nijegaester Feart (ten ZO van De Fluessen: nu Polderveenvaarten), worden heringedeeld bij de Regionale Kanalen zonder Scheepvaart omdat het geen polder- maar boezemvaarten zijn. versie 19 augustus 2014 pagina 41

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

Basisdocument KRW. Deel 4 : Laagveenplassen en Poldermeren

Basisdocument KRW. Deel 4 : Laagveenplassen en Poldermeren Basisdocument KRW Implementatie Kaderrichtlijn Water in het beheergebied van Wetterskip Fryslân Planperiode 2016-2021 Deel 4 : Laagveenplassen en Poldermeren Wetterskip Fryslân Dit document geeft achtergrondinformatie

Nadere informatie

Zes manieren om de boezem ecologisch gezond te maken. Roelof Veeningen Wetterskip Fryslân

Zes manieren om de boezem ecologisch gezond te maken. Roelof Veeningen Wetterskip Fryslân Zes manieren om de boezem ecologisch gezond te maken Roelof Veeningen Wetterskip Fryslân 1 Friese boezem 1. Monitoring: trends 2. Modellering N en P 3. Watersysteem-analyse: Baggernut/PCLAKE 4. Flexibel

Nadere informatie

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150 NL09_26 Basisgegevens Naam Code Status Type Stroomgebied Waterbeheergebied Provincie Gemeente Sloten Overbetuwe NL09_26 Kunstmatig M1a - Zoete sloten (gebufferd) Rijn-West Rivierenland Gelderland Neder-Betuwe,

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

Visstand meren (M14/M27) en de KRW

Visstand meren (M14/M27) en de KRW Visstand meren (M14/M27) en de KRW Met het oog op SGBP II 2016-2021, III 2022-2027 Donderdag 25 september 2014 Roelof Veeningen, cluster Gegevensbeheer 1 - Monitoring - Analyse - Prognose - Maatregelen

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen

Nadere informatie

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer Factsheet: NL33HM Hondshalstermeer -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

KRW Beslisnota. Implementatie Kaderrichtlijn Water in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Planperiode 2016-2021

KRW Beslisnota. Implementatie Kaderrichtlijn Water in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Planperiode 2016-2021 KRW Beslisnota Implementatie Kaderrichtlijn Water in het beheergebied van Wetterskip Fryslân Planperiode 2016-2021 Provinsje Fryslân en Wetterskip Fryslân Ter besluitvorming in DB (september 2014) en AB

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Basisdocument KRW. Deel 1 : Algemeen

Basisdocument KRW. Deel 1 : Algemeen Basisdocument KRW Implementatie Kaderrichtlijn Water in het beheergebied van Wetterskip Fryslân Planperiode 2016-2021 Deel 1 : Algemeen Wetterskip Fryslân Dit document geeft achtergrondinformatie bij de

Nadere informatie

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM )

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM ) Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM 816563 hoort bij bestuursvoorstel DM 832322) Achtergrond informatie en aanleiding slibvang De Kromme Rijn is een laaglandrivier van 35 kilometer lang. Tussen Cothen

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Aanleiding Aanleg natuurvriendelijke oevers belangrijk in waterbeheer Bij aanleg mist vaak de relatie met de

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen Het belang van natuurvriendelijke oevers Christa Groshart Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Opbouw Beleid en Maatregelen Verwachtingen Knelpunten KRW innovatie-onderzoek Waterbeleid Europese

Nadere informatie

Basisdocument KRW. Deel 2: Beken

Basisdocument KRW. Deel 2: Beken Basisdocument KRW Implementatie Kaderrichtlijn Water in het beheergebied van Wetterskip Fryslân Planperiode 2016-2021 Wetterskip Fryslân Dit document geeft achtergrondinformatie bij de KRW factsheets en

Nadere informatie

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt 1. Aanleiding In 2012 is het uwbp door de Verenigde Vergadering vastgesteld. Hierin is opgenomen om 5 KRW maatregelen uit het Waterbeheersplan 2009-2015

Nadere informatie

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12.

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12. Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem Auteurs S. Janssen, S. Zierfuss Registratienummer 12.55095 17-12-12 Versie Status definitief

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Noord-Zuidleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal Factsheet: NL43_09 Toevoerkanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen 24-04-2013 Nieuwe maatlatten nieuwe keuzes Waterrijke gebieden en samengestelde waterlichamen: waar lopen we tegenaan? - 2 voorbeelden

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel Factsheet: NL43_13 Oude IJssel -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater

INTERN MEMO. Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 10 november 2015 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater Intern memo INTERN MEMO Aan: Algemeen Bestuur Van: Dagelijks Bestuur Datum: 0 november 205 Onderwerp: Voedingsstoffen in het oppervlaktewater Bijlage: Bestuursnotitie wfn40342 in DB april 204 Inleiding

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen NVO's en vis Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen Amersfoort, 24 november 2011 Carlo Rutjes & Michelle de la Haye Scoren met natuurvriendelijke

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Basisdocument KRW. Bijlagen

Basisdocument KRW. Bijlagen Basisdocument KRW Implementatie Kaderrichtlijn Water in het beheergebied van Wetterskip Fryslân Planperiode 2016-2021 Dit document geeft achtergrondinformatie bij de KRW factsheets en beslisnota Versie

Nadere informatie

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht

De meerwaarde: een casus. Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht De meerwaarde: een casus Martine Lodewijk programmamanager KRW voor waterschap Amstel Gooi en Vecht Conclusies Wat is de meerwaarde van een systeemanalyse (ESF-analyse)? Diagnose: wat zijn de bepalende

Nadere informatie

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner)

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner) Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner) Vissen in beken en kleine rivieren 04 Fish (KRW-Verkenner) Vissen in meren (KRW-Verkenner) Vissen in kanalen en sloten 1. Inleiding De kennisregels hebben betrekking

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 18 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Factsheet: NL43_10 Fliert

Factsheet: NL43_10 Fliert Factsheet: NL43_10 Fliert -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen

Vermesting in meren en plassen Indicator 16 december 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en

Nadere informatie

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010 RWS Water, Verkeer en Leefomgeving De aanpassing van de maatlatten Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot 1 van Verkeer en van 9-5-201212-4-20128-9 Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu De evaluatie van de maatlatten

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Regionale Implementatie KRW

Regionale Implementatie KRW Regionale Implementatie KRW Bepaling Huidige toestand waterlichamen Dommel Martijn Antheunisse, Vakgroep Ecologie, Ws De Dommel Inhoud Ws. De Dommel - 26 KRW waterlichamen Huidige situatie 2009: Biologische

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

score ten opzichte van de referentiewaarde

score ten opzichte van de referentiewaarde IV.1. KRW-waterlichamen, doelen en maatregelen In Alm & Biesbosch liggen drie KRW-waterlichamen (afbeelding IV.1). Met gebruikmaking van de Factsheets (WSRL, 2008) worden deze waterlichamen hieronder kort

Nadere informatie

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving Oude Diep

Gebiedsbeschrijving Oude Diep Gebiedsbeschrijving Oude Diep I. HET STROOMGEBIED Het waterlichaam Oude is een langzaam stromende meanderende beek. De oorsprong van deze beek ligt in het natuurgebied Mantinger Bos en Weiden. Het Oude

Nadere informatie

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen?

Effectiviteit KRW maatregelen. Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen? Effectiviteit KRW maatregelen Halen we met de geplande maatregelen de ecologische doelen? 1 Maatregelen Kaderrichtlijn Water Kwaliteit Doelstelling Beleidstekort Maatregelen 2 Welke maatregelen worden

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu

Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu Implementatie Kaderrichtlijn Water (KRW) Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu 1 februari 2008 Inhoud Waterkwaliteit probleemstoffen bronnen Uitgangspunten en taakverdeling

Nadere informatie

Friese Vis met Beleid

Friese Vis met Beleid Friese Vis met Beleid Beleid Visstandbeheer in relatie tot de ecologische waterkwaliteit Nico Broodbakker Coördinator uitvoering KRW-maatregelen, visbeleid & vismigratie Beleidsuitgangspunten visstandbeheer

Nadere informatie

Van helder naar troebel..en weer terug. en de rol van actief visstandbeheer hierbij

Van helder naar troebel..en weer terug. en de rol van actief visstandbeheer hierbij Van helder naar troebel..en weer terug en de rol van actief visstandbeheer hierbij Marcel Klinge 26 augustus 2008 1 Aanleiding OBN Onderzoek Laagveenwateren en de vertaling hiervan in het STOWA-boekje

Nadere informatie

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Westerbouwlandleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

9 Oude Diep. 9.1 Watersysteem

9 Oude Diep. 9.1 Watersysteem 9 Oude Diep 9.1 Watersysteem Het waterlichaam Oude Diep behoort tot de KRW-categorie Rivieren, type R5; langzaam stromende middenloop/benedenloop op zandbodem (RBO Rijn-Oost, 2004. p. 31). De oorsprong

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven Toestand 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving Boezem Noordwest Overijssel

Gebiedsbeschrijving Boezem Noordwest Overijssel Gebiedsbeschrijving Boezem Noordwest Overijssel I. HET STROOMGEBIED De Boezem van Noordwest Overijssel (NWO) ligt tussen het overgangsgebied van het Drents plateau in het noordoosten en de Noordoostpolder

Nadere informatie

Factsheet: NL39_01a Rotteboezem

Factsheet: NL39_01a Rotteboezem Factsheet: NL39_01a Rotteboezem -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve

Nadere informatie

Workshop. KRW, SGBP s en de rol van EmissieRegisratie. Emissiesymposium 2016

Workshop. KRW, SGBP s en de rol van EmissieRegisratie. Emissiesymposium 2016 Workshop KRW, SGBP s en de rol van EmissieRegisratie Emissiesymposium 2016 24 Maart 2016 Even voorstellen Rob Berbee: WVL, opdrachtgever ER vanuit I&M Jan Roelsma: Wetterskip Fryslan Gabriel Zwart: Waterschap

Nadere informatie

Factsheet: NL14_3 Westerlaak

Factsheet: NL14_3 Westerlaak Factsheet: NL14_3 Westerlaak -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII

Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII Toelichting partiële herziening peilbesluit Oude Polder van Pijnacker - peilgebied OPP XIII Versie 13 april 2018 M.W. Näring, MSc (Hoogheemraadschap van Delfland) 1 Inleiding Het beheergebied van Delfland

Nadere informatie

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

Factsheet: NL43_32 Arkervaart Factsheet: NL43_32 Arkervaart -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal Factsheet: NL14_7 Merwedekanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers aanleggen (natuurlijke oevers)

Natuurvriendelijke oevers aanleggen (natuurlijke oevers) Natuurvriendelijke oevers aanleggen (natuurlijke oevers) Wat werkt, wat niet Tim Pelsma, Adviseur Ecologie, Waternet Inhoud Aanleggen of beheren? Inrichting, stand van zaken en kennis Inrichting, leren

Nadere informatie

VOORSTEL AB AGENDAPUNT :

VOORSTEL AB AGENDAPUNT : VOORSTEL AB AGENDAPUNT : CATEGORIE : A-STUK (Afdoeningsstuk) PORTEFEUILLEHOUDER : H.J. Pereboom AB 0 VERGADERING D.D. : 31 januari 2012 0 NUMMER : WS/ZOM/GVe/6946 OPSTELLER : ing. G. Verstoep, 0522-278621

Nadere informatie

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen Factsheet: NL11_3_4 Vinkeveense Plassen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015

Bestuursrapportage 2014 waterschap Vechtstromen Versie 24 november 2015 Bestuursrapportage 204 Vechtstromen Versie 24 november 205 Deze rapportage bevat een overzicht op hoofdlijnen van de voortgang van de uitvoering van het waterbeleid en dient als basis voor jaarlijks bestuurlijk

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 14 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep

Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk Factsheet: NL6_OWM_018 Dommerswijk De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek

Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek Factsheet: NL07_0034_1 Dortherbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Vissen in het beleid. Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak. Willem Rol Algemeen Bestuur

Vissen in het beleid. Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak. Willem Rol Algemeen Bestuur Vissen in het beleid Een nieuwe impuls voor de waterkwaliteitstaak Willem Rol Algemeen Bestuur genda HHNK Huidige situatie Vissenbeleid Hoofdlijnen Potenties voor planten en biodiversiteit Behoud van brak

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Averlosche Leide -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als

Nadere informatie

Statencommissie REW 1 februari KRW maatregelen rijkswateren

Statencommissie REW 1 februari KRW maatregelen rijkswateren Statencommissie REW 1 februari 2008 Kaderrichtlijn Water in Scheldestroomgebied KRW maatregelen rijkswateren Loes de Jong RWS Zeeland Projectbureau KRW Schelde Rijkswateren Zeeland Inhoud presentatie:

Nadere informatie

Factsheet: NL39_01. Deelstroomgebied: Rijn-West Status: Sterk Veranderd

Factsheet: NL39_01. Deelstroomgebied: Rijn-West Status: Sterk Veranderd Factsheet: NL39_01 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van het

Nadere informatie

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen PEHM, Nijmegen 5 november 2015 Gert van Ee, HHNK Nico Jaarsma, Nico Jaarsma Ecologie en Fotografie Indeling HHNK: gebied, waterkwaliteit en ecologie

Nadere informatie

Koninklijke weg. praagmatisch

Koninklijke weg. praagmatisch Maarten Ouboter Kennis Loont! effectiveness is all (T.S. Elliot) Diagnose centraal Weet wat je doet (wat maatregelen doen) Evalueer (herdiagnose) Koninklijke weg objectieve referentie afwijking van natuurlijke

Nadere informatie

Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen

Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen Waterplanten en macrofauna profiteren van KRW-maatregelen Martijn Hokken (Waterschap Zuiderzeeland), Reinder Torenbeek (Bureau Waardenburg) Om de KRW-doelen te halen, heeft waterschap Zuiderzeeland de

Nadere informatie

Stadswateren en blauwalgen

Stadswateren en blauwalgen Stadswateren en blauwalgen Voedselrijk Stilstaand Onnatuurlijke inrichting Waterdiepte soms beperkt Divers gebruik Vele tientallen overlastlocaties (West-Brabant) Typen maatregelen symptoombestrijding

Nadere informatie

Factsheet: NL14_31. Naam: Kamerik Teijlingens

Factsheet: NL14_31. Naam: Kamerik Teijlingens Factsheet: NL14_31 Kamerik Teijlingens -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 2010 Indicator 14 mei 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1

Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Visie Water en Ruimtelijke Ontwikkeling bijlage 1 Kaarten Waterbelangen DM: 303052 1 Wateropgaven 2015 / 2027 Kaart 1. Gebieden met een WB21 wateropgave In 2005 is een studie wateropgave uitgevoerd (conform

Nadere informatie

Factsheet: NL35_Boezem Boezem

Factsheet: NL35_Boezem Boezem Factsheet: NL35_Boezem Boezem De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL02L1 Linde en Noordwoldervaart

Factsheet: NL02L1 Linde en Noordwoldervaart Factsheet: NL02L1 Linde en Noordwoldervaart -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Westerveldse Aa De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Van helder naar troebel..en weer terug COPYRIGHT. en de rol van actief visstandbeheer hierbij. Marcel Klinge. 2 juli

Van helder naar troebel..en weer terug COPYRIGHT. en de rol van actief visstandbeheer hierbij. Marcel Klinge. 2 juli Van helder naar troebel..en weer terug en de rol van actief visstandbeheer hierbij Marcel Klinge 2 juli 2009 1 Aanleiding OBN Onderzoek Laagveenwateren en de vertaling hiervan in het STOWA-boekje Van helder

Nadere informatie

Gebiedsbeschrijving Drentse kanalen en Meppelerdiep

Gebiedsbeschrijving Drentse kanalen en Meppelerdiep Gebiedsbeschrijving Drentse kanalen en Meppelerdiep I. HET STROOMGEBIED Het stroomgebied Drentse kanalen en Meppelerdiep bestaat uit meerdere kanalen en is onderverdeeld in: Grote kanalen (scheepvaartkanalen):

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0026_1

Factsheet: NL07_0026_1 Factsheet: NL07_006_1 Zuidelijk Afwateringskanaal De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Oosterbroekswaterleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Aanleiding. Economische impuls regio Waterberging Natuurontwikkeling Recreatie

Aanleiding. Economische impuls regio Waterberging Natuurontwikkeling Recreatie Robert Boonstra 11 maart 2008 Inhoud presentatie Aanleiding van het project Inrichting van het gebied Monitoring vul- en startfase Monitoring ontwikkeling van het meer Resultaten 2007 Aanleiding Economische

Nadere informatie

Herziening MEP/GEP planperiode Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966

Herziening MEP/GEP planperiode Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966 Herziening MEP/GEP planperiode 2015-2021 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Larixplein 1

Nadere informatie

een onopgelost probleem

een onopgelost probleem Projectendag Kennis voor Klimaat Hotspot ondiepe meren en veenweidegebieden Klimaatverandering en waterkwaliteit een onopgelost probleem Theo Claassen Amersfoort 7 april 2011 Clusterbuien en wateroverlast

Nadere informatie

Factsheet: NL35_Reest Reest

Factsheet: NL35_Reest Reest Factsheet: NL5_Reest Reest De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet is

Nadere informatie

paspoort markiezaatsmeer / binnenschelde

paspoort markiezaatsmeer / binnenschelde paspoort markiezaatsmeer / binnenschelde 2 Datum uitgifte: 23 januari 2013 De stuurgroep Zuidwestelijke Delta werkt toe naar besluiten over de Zuidwestelijke Delta waarin veiligheid, ecologie en economie

Nadere informatie

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie 1 Rapport Evaluatie waterkwaliteit Op 21 december beschikbaar (www.pbl.nl) Samenvatting opgenomen in KRW-rapport Belangrijke waterbeheerkwesties Bijdragen

Nadere informatie