Herziening MEP/GEP planperiode Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Herziening MEP/GEP planperiode Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966"

Transcriptie

1 Herziening MEP/GEP planperiode Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966

2

3 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Larixplein 1 Postbus JZ Eindhoven Telefoon Fax info@rhdhv.com Internet Amersfoort KvK Documenttitel Herziening MEP/GEP planperiode Verkorte documenttitel Herziening MEP/GEP Status Definitief rapport Datum 13 januari errata juni 2014 Projectnaam Projectnummer Opdrachtgever Referentie Doelen HHSK BC4966 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard BC4966/R00003/902795/AH/Eind Foto voorzijde Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Auteur(s) Collegiale toets ir. F.C.J. van Herpen ir. R.A.E. Knoben Datum/paraaf.. Vrijgegeven door ir. R.A.E. Knoben Datum/paraaf.. A company of Royal HaskoningDHV

4

5 SAMENVATTING Voor de komende KRW-planperiode is er een aantal redenen voor Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard om de ecologische doelen voor watersystemen, zoals afgeleid in 2009, te herzien: De landelijke maatlatten en defaults (die door HHSK gebruikt worden) zijn bijgesteld. HHSK heeft de afgelopen jaren het ecologische functioneren van een aantal waterlichamen onderzocht. In een aantal gevallen bleek dat bijstelling van de vigerende ecologische doelen nodig was. Binnen het deelstroomgebied Rijn-West zijn afspraken gemaakt over het verwerken van de achtergrondbelasting in de ecologische doelen. De uitgevoerde monitoring sinds 2009 heeft nieuwe inzichten gegeven over de relatie tussen de actuele toestand en de keuze van ecologische doelen. Tenslotte bleek het nodig en zinvol om ook de begrenzing van de KRWwaterlichamen op een aantal punten te herzien, bijvoorbeeld omdat het watersysteem was gewijzigd. Voor de nieuwe of gewijzigde waterlichamen was het ook nodig (opnieuw) doelen af te leiden. Voor de waterlichamen Rottemeren en Rotteboezem die voor het 1 e SGBP ieder afzonderlijk werden beschouwd, is het voorstel om deze samen te voegen tot één gecombineerd waterlichaam. Daarnaast zijn er door aanpassingen in het watersysteem twee nieuwe waterlichamen ontstaan waarvoor doelen zijn afgeleid: Eendragtspolder en Waterrijke Natuur de Nesse. De aanpassingen van de doelen betreft een aanpassing van de getalswaarde van het GEP (Goed Ecologisch Potentieel). De doelafleiding is uitgevoerd via de Praagse methode alsook via de Koninklijke weg. Bij de meren en plassen zijn de meeste bijstellingen van het GEP uitgevoerd. Voor de Zevenhuizerplas, het Lage - en Hoge Bergse Bos is vastgesteld dat de huidige toestand overeenkomt met het GEP omdat er geen ecologisch zinvolle maatregelen meer mogelijk zijn zonder schade aan de huidige functie. Bij het Lage en Hoge Bergse Bos ligt de oorzaak hiervan primair bij de hoge achtergrondbelasting met nutriënten. Voor de andere meren zijn de doelen herzien voor met name waterplanten en vissen. Bij deze meren lijkt er vooralsnog geen significant effect van de achtergrondbelasting te zijn. Bij t Weegje is hiervoor nog meer inzicht nodig in de relatie met de Zuidplaspolder: hoe groot is de achtergrondbelasting in deze polder en wat zijn de mogelijkheden om de doorwerking daarvan op t Weegje te mitigeren? Bij de lijnvormige waterlichamen zijn veelal de landelijke default GEP s overgenomen. De belangrijkste wijzigingen zijn de keuze van andere maatlatten. De waterlichamen, die samenvallen met de hoofdwatergangen achter de poldergemalen, hadden in de 1 e planperiode het watertype sloot. Nader inzicht laat zien dat deze waterlichamen ecologisch toch meer als een kanaal functioneren, omdat het midden deel van de watergangen veelal vrijgehouden moeten worden van waterplanten in verband met de aan- en afvoerfunctie. Het voorstel is om deze waterlichamen voor de komende planperiode op te nemen als een kanaaltype in het SGBP. Herziening MEP/GEP i - BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport 13 januari 2014

6

7 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING De Europese Kaderrichtlijn Water Regionale doelafleiding Afleiden van ecologische doelstellingen Aanpassingen in de landelijke maatlatten Aanpak Leeswijzer 6 2 KRW-MAATLATTEN EN DOELAFLEIDING De KRW-maatlatten in het kort Methode doelafleiding lijnvormige wateren Methode- doelafleiding meren Afronding 10 3 PRESSOREN Achtergrondbelasting Vast peil en inrichting In- en uitlaat Barrières Maaibeheer Baggeren c.q. verdiepen Scheepvaart 14 4 BOEZEMWATEREN (TYPE M3 & M10) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Fytoplankton MEP/GEP Overige Waterflora MEP/GEP Macrofauna MEP/GEP Vissen MEP/GEP Fysisch-chemische parameters Samenvatting 22 5 ZEVENHUIZERPLAS NL39_04A (TYPE M20) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Samenvatting 27 6 LAGE BERGSE BOS NL39_05A (TYPE M30) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP 28 Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport 13 januari 2014 Blz.

8 6.5 Samenvatting 32 7 BLEISWIJKSE ZOOM NL39_06A (TYPE M27) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Samenvatting 36 8 BERGSE PLASSEN NL39_07A (TYPE M27) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Samenvatting 41 9 KRALINGSE PLASNL39_08A (TYPE M14) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Samenvatting T WEEGJE NL39_10A (TYPE M27) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Samenvatting WATERRIJKE GEBIEDEN (TYPE M8) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Fytoplankton MEP/GEP Overige Waterflora MEP/GEP Macrofauna MEP/GEP Vissen MEP/GEP Fysisch-chemische parameters Samenvatting POLDERS OP KLEI (TYPE M3) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Fytoplankton MEP/GEP Overige Waterflora MEP/GEP Macrofauna MEP/GEP Vissen MEP/GEP Fysisch-chemische parameters 58 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari 2014 Definitief rapport

9 12.9 Samenvatting POLDERS OP VEEN (M10) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Fytoplankton MEP/GEP Overige Waterflora MEP/GEP Macrofauna MEP/GEP Vissen MEP/GEP Fysisch-chemische parameters Samenvatting HOGE BERGSE BOS NL39_24A (TYPE M27) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Samenvatting EENDRAGTSPOLDER NL39_26A (TYPE M14) Inleiding Type, status en begrenzing Pressoren MEP/GEP Samenvatting AANBEVELINGEN REFERENTIES 76 BIJLAGEN 1. Overzichtstabellen GEP s 2. Verklarende woordenlijst 3. Bevindingen macrofauna 4. Errata bij KRW-maatlatten 5. Waterdiepte en slibdikte t Weegje Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport 13 januari 2014

10

11 1 INLEIDING 1.1 De Europese Kaderrichtlijn Water Het Nederlandse waterkwaliteitsbeleid wordt voor een belangrijk deel bepaald door de Europese Kaderrichtlijn Water (Richtlijn EC2000/61). Deze regelgeving is in Nederland geïmplementeerd in de Waterwet. Hoofddoelenzijn het verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater en het duurzaam gebruik mogelijk maken. De lidstaten moeten voor elk stroomgebied een stroomgebiedsbeheerplan (SGBP) maken, het nieuwe planvormingsinstrument, in een plancyclus van 6 jaar. Het beheergebied van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard (verder: HHSK) ligt in het stroomgebied van de Rijn (en in het werkgebied Rijn-West). In het SGBP Rijn staan de ligging van wateren waarover wordt gerapporteerd (de zogenaamde KRWwaterlichamen), de actuele toestand van die wateren, de na te streven doelen en de maatregelen om die doelen te bereiken. Deze rapportage is opgesteld ten behoeve van het stroomgebiedbeheerplan voor de periode en gaat specifiek over de ecologische doelen in het beheergebied van HHSK. Het rapport is geschreven voor mensen die al goed ingewijd zijn in de KRW en de wijze waarop ecologische doelen dienen te worden afgeleid. Achtergrondinformatie over de KRW en deze doelafleiding is te lezen in de Handreiking MEP/GEP (STOWA 2006). Voor informatie over de huidige kwaliteit van de waterlichamen en de te nemen maatregelen in de planperiode wordt verwezen naar het KRW-plan van HHSK dat ter inzage zal worden gelegd in december Regionale doelafleiding In de stroomgebiedbeheerplannen (SGBP) moeten (milieu)doelstellingen worden benoemd. De doelen voor de chemische toestand worden vooral Europees en landelijk bepaald en blijven hier buiten beschouwing. Het afleiden van de ecologische doelen, inclusief de ondersteunende fysischechemische doelen is een verantwoordelijkheid van de regionale overheden. Belangrijkste reden hiervoor is dat de ecologische doelen sterk afhankelijk zijn van lokale omstandigheden zoals grondsoort, dimensies en hydrologie. De waterschappen doen voor deze doelen voorstellen op basis van hun kennis van het watersysteem. De Provincies zijn verantwoordelijk voor het bestuurlijk verankeren van de doelen in het Provinciaal Waterplan. Voor de eerste SGBP ontbrak het vaak nog aan systeemkennis voor de onderscheiden waterlichamen. Ook bij de voorbereiding voor het aankomende SGBP2 zijn nog niet van alle waterlichamen gedetailleerde watersysteemanalyses uitgevoerd. De hier gepresenteerde actualisatie van de doelafleiding is derhalve nog geen eindpunt. In dit rapport wordt de actualisatie van de ecologische doelen beschreven voor de KRWwaterlichamen binnen het beheergebied van HHSK. Daarmee worden de in 2009 afgeleide doelen voor deze waterlichamen bijgesteld. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

12 Deze bijstelling is nodig en zinvol om de volgende redenen: Binnen Nederland zijn voor de meest voorkomende watertypen landelijk ecologische doelen opgesteld (de zogenaamde defaults). In 2009 heeft HHSK veel van deze landelijke defaults overgenomen of heeft doelen afgeleid gebaseerd op deze landelijke defaults. In 2013 zijn de landelijke doelen bijgesteld op basis van nieuwe kennis en inzichten en geharmoniseerd met andere Europese beoordelingsmethoden. Het bijstellen van de landelijke doelen maakte het nodig opnieuw te bezien óf en welke default doelen het beste passen bij de KRWwaterlichamen in het beheergebied van HHSK, en daarnaast opnieuw doelen af te leiden gebaseerd op de nieuwe defaults. De ecologische doelen dienen zoveel mogelijk afgestemd te worden op de specifieke situatie van elk waterlichaam. HHSK heeft de afgelopen jaren het functioneren van een aantal waterlichamen onderzocht. In een aantal gevallen bleek dat bijstelling van de vigerende ecologische doelen nodig was. Over het verwerken van deze kennis in de doelen zijn binnen het deelstroomgebied Rijn-West ook afspraken gemaakt. Specifiek gaat het daarbij over het verwerken van de achtergrondbelasting in de doelen. Sinds 2009 is ook ervaring opgedaan met de monitoring en beoordeling van de KRW-waterlichamen. De regels voor de monitoring, het toetsen en beoordelen zijn sinds die tijd ook aangepast. Ook dit heeft tot nieuwe inzichten geleid over de relatie tussen de actuele toestand en de keuze van ecologische doelen. Tenslotte bleek het nodig en zinvol om ook de KRW-waterlichamen op een aantal punten te herzien, bijvoorbeeld omdat het watersysteem is gewijzigd. Voor de nieuwe of gewijzigde waterlichamen was het ook nodig (opnieuw) doelen af te leiden. Al deze punten hebben er toe geleid dat HHSK alle waterlichamen opnieuw heeft genummerd (oude nummer met toevoeging a) en dat er wijzigingen zijn doorgevoerd in de ecologische doelen. Voor de duidelijkheid worden in deze rapportage voor alle KRWwaterlichamen de ecologische doelen opnieuw benoemd, zodat deze rapportage een geactualiseerd, maar ook volledig overzicht geeft van de doelen. Bestuurlijke verankering van deze doelen is beoogd met ingang van de nieuwe planperiode: Voor de 3 e planperiode moet bezien worden of deze doelen gehandhaafd blijven of wederom verbeterd kunnen worden. Geen doelverlaging Het GEP is vooralsnog de beoogde ecologische toestand van de waterlichamen. HHSK zal er samen met andere partijen dan ook aan werken om het GEP te realiseren in uiterlijk Dit komt overeen met het standpunt van het Rijk dat er pas in de periode (SGBP3) sprake kan zijn van doelverlaging, als blijkt dat de maatregelen onvoldoende soelaas bieden of onhaalbaar blijken en de doelen om die reden niet bereikt kunnen worden. 1.3 Afleiden van ecologische doelstellingen Voor natuurlijke watertypen zoals beken en meren geldt als doelstelling de Goede Ecologische Toestand (GET). Dit is per definitie een lichte afwijking van de referentiesituatie, waarbij vrijwel geen menselijke beïnvloeding aanwezig is. Het GET geldt voor alle waterlichamen van een bepaald natuurlijk watertype. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

13 Deze doelen zijn uitgedrukt als Ecologische KwaliteitsRatio (EKR) op zogenaamde biologische maatlatten (STOWA,2007a,2013a). Voor sterk veranderde waterlichamen en voor kunstmatige waterlichamen dient een andere doelstelling afgeleid te worden, namelijk het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Dit is per definitie een lichte afwijking van het Maximum Ecologisch Potentieel (MEP).Het MEP is voor kunstmatige wateren de referentiesituatie, ofwel de hoogst mogelijke ecologische situatie gegeven de kunstmatigheid van het waterlichaam. Als het GET niet bereikt kan worden, omdat er onomkeerbare hydromorfologische ingrepen zijn aangebracht in een waterlichaam, dan mag de status sterk veranderd toegewezen worden en mag daar bij de doelstelling rekening mee gehouden worden. De hoogst haalbare ecologische situatie is voor dat waterlichaam dan het MEP, en een lichte afwijking daarvan het GEP. In beginsel kan elk individueel sterk veranderd of kunstmatig waterlichaam een eigen GEP hebben, omdat de combinatie van ingrepen verschillend kan zijn. In de praktijk zijn er vaak binnen een beheergebied meerdere waterlichamen met vergelijkbare ingrepen. Zo zijn er voor sloten en kanalen zogenaamde default maatlatten met MEP s en GEP s afgeleid (STOWA, 2007b,2013b). Afleiding van GEP De waterbeheerder kan voor elk sterk veranderd of kunstmatig waterlichaam zelf de ecologische doelstelling GEP afleiden. Hiervoor zijn twee methoden in gebruik: de Koninklijke methode en de Praagse methode (STOWA 2006). Kern van beide methoden is dat de overheid alle mogelijke maatregelen moet nemen om de nadelige effecten van de hydromorfologische ingrepen te mitigeren. De positieve effecten van deze mitigerende maatregelen moeten in het doel verwerkt zijn. Maar dit hoeft niet ten koste van alles: waterkwaliteitsmaatregelen mogen niet leiden tot significante schade aan andere (gebruiks)functies of disproportionele kosten met zich meebrengen. Voor de eerste plancyclus zijn de doelen voor de wateren van HHSK afgeleid volgens de Koninklijke methode [Grontmij, 2007]. 1.4 Aanpassingen in de landelijke maatlatten Voor het eerste SGBP Rijn in 2009 is gebruik gemaakt van de landelijke maatlatten voor het vaststellen van de ecologische toestand en voor de afleiding van de doelen van de waterlichamen. Het gebruik en de werking van de maatlatten zijn in 2010 landelijk geëvalueerd door waterbeheerders en inhoudelijke specialisten. Daarnaast is in 2012 de tweede fase van de internationale harmonisatie (intercalibratie) afgerond. Op basis van de conclusies uit beide trajecten zijn de maatlatten voor natuurlijke en kunstmatige wateren aangepast en is de werking verbeterd. De actualisatie van de maatlatten leidt tot een meer passende beoordeling, betere aansluiting op de monitoring en internationaal beter afgestemde oordelen (verplichte intercalibratie). De maatlatten zijn nu gevoeliger voor de effecten van uitgevoerde maatregelen, minder gevoelig voor de bemonsteringsinspanning en hebben een beter onderscheidend vermogen. Feitelijk is er een nieuwe schaal geïntroduceerd, waardoor de getalsmatige doelen niet meer één op één vergelijkbaar zijn met die van Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

14 1.5 Aanpak Door het aanpassen van de maatlatten (of onderdelen daarvan) is het noodzakelijk dat de getalswaarden van de doelen (de GEP s) op de nieuwe maatlatten worden geplaatst en vastgesteld. Ook de getalswaarde van de huidige toestand verandert door de nieuwe schaal. Beide kunnen zowel hoger als lager zijn, maar ook gelijk blijven. Daardoor kan bij een gelijkblijvende toestand het oordeel van het waterlichaam veranderen. Landelijke vergelijkingen laten zien dat er geen structureel verband is tussen de beoordelingen met de oude en de nieuwe maatlatten en dat de afwijking per waterlichaam of watertype varieert. Daarom zijn in 2013 met de waterkwaliteitsdeskundigen van HHSK de gevolgen voor de GEP s voor HHSK onder de loep genomen. De belangrijkste aanpassing is dat de beoordeling voor het waterlichaam voortaan wordt bepaald als gemiddelde van de oordelen per meetpunt en niet meer als geaggregeerde opname voor een heel waterlichaam. Hierdoor is het effect van de bemonsteringsinspanning, op bijvoorbeeld de soortensamenstelling, afgenomen (Hoe intensiever de bemonstering, hoe meer soorten werden aangetroffen). De ruimtelijke diversiteit in soortenrijkdom binnen een waterlichaam wordt op de nieuwe manier wel weggemiddeld. Ook wordt de soortensamenstelling anders gewaardeerd: veel voorkomende waterplanten binnen HHSK, zoals hoornblad, krijgen nu een negatieve waardering, terwijl zij voorheen, een weliswaar geringe, maar positieve bijdrage hadden. Voor de 23 bestaande waterlichamen is in twee werksessies (een voor de meren en een voor de lijnvormige wateren) samen met de experts van HHSK nagegaan of er argumenten zijn om een van de volgende zaken aan te passen: de begrenzing; de categorie; het type, de status; de ecologische doelen (biologisch en fysisch-chemisch). Hierbij is gebruik gemaakt van kaartmateriaal, factsheets uit 2009, actuele toestandsbepalingen en kennis uit watersysteemanalyses. Voor elk van de waterlichamen zijn de aanwezige pressoren besproken en het effect dat deze hebben op het MEP en GEP. Voor een aantal waterlichamen zijn de pressoren sterk vergelijkbaar. In deze gevallen wordt voor de pressoren naar de toelichting bij andere waterlichamen verwezen. Royal HaskoningDHV (RHDHV) heeft het proces van doelafleiding voor de 2e planperiode ondersteund en gezorgd voor de verslaglegging. De keuzes over het effect van pressoren op de waterlichamen en de hoogte van MEP/GEP zijn gemaakt door HHSK en RHDHV. Voor een overzicht van ligging, de namen en de KRW-codes van de waterlichamen zie de figuur op de volgende bladzijde. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

15 Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

16 1.6 Leeswijzer Hoofdstuk 1 geeft een inleiding op de KRW-werkzaamheden voor de komende planperiode met daarbij een overzicht van de landelijke aanpassingen van de maatlatten. Hoofdstuk 2 gaat kort in op de werking van de KRW-maatlatten. Hoofdstuk 3beschrijft hoe bij de afleiding van de GEP s wordt omgegaan met de pressoren. In de hoofdstukken 4 tot en met 15 wordt de afleiding van de GEP s voor de afzonderlijke waterlichamen besproken. Hierbij wordt voor een aantal veel voorkomende typen (polders, boezemwateren) de afleiding voor meerdere waterlichamen tegelijkertijd beschreven De rapportage sluit af met hoofdstuk 16met daarin een reflectie en aanbevelingen. Bijlage 1 bevat tabellen met de doelstellingen uit en de voorgestelde doelstellingen voor In bijlage 2 staat een verklarende woordenlijst. Bijlage 3 bevat een notitie specifiek gericht op de GEP s voor macrofauna. In bijlage 4 zijn de errata bij de landelijke KRW-maatlatten opgenomen. Bijlage 5 is een overzichtskaart van de waterdiepte en slibdikte in het waterlichaam t Weegje opgenomen. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

17 2 KRW-MAATLATTEN EN DOELAFLEIDING 2.1 De KRW-maatlatten in het kort De beoordeling van de ecologische toestand voor de KRW gebeurt aan de hand van de volgende kwaliteitselementen: Biologische kwaliteitselementen: Fytoplankton, Overige Waterflora, Macrofauna en Vis. Hydromorfologische kwaliteitselementen zoals stroming, verblijftijd etc. Algemene fysische en chemische kwaliteitselementen: thermische omstandigheden, zuurstofhuishouding, zoutgehalte, verzuringsgraad, nutriënten en doorzicht. Specifieke verontreinigende chemische stoffen. De beoordeling van de biologische toestand vormt de kern van de beoordeling van de ecologie. Per kwaliteitselement zijn er verschillende deelmaatlatten, die gezamenlijk het oordeel per kwaliteitselement bepalen. Het eindoordeel voor de biologische toestand wordt bepaald door de laagste score voor deze kwaliteitselementen. De deelmaatlatten gaan in op de soortensamenstelling en abundantie voor de biologische kwaliteitselementen. Voor vis wordt er ook nog gekeken naar de leeftijdsopbouw. De parameters van de fysisch-chemische toestand zijn ondersteunend aan de biologie. De fysisch-chemische parameters dienen te waarborgen dat een goede biologische toestand kan worden gehandhaafd. Bij de beoordeling spelen ze daarom alleen een bepalende rol als de biologie in de goede toestand verkeert. Ze hebben dan een diagnostische functie: ze kunnen duiden op een mogelijke verslechtering van de biologie. De normen voor de fysisch-chemische parameters zijn daarom afgestemd op de biologische parameters. De hydromorfologische toestand en de Specifieke verontreinigende chemische stoffen komen in deze rapportage niet aan de orde. De beoordeling van de hydromorfologische toestand is niet van toepassing op de sterk veranderde en kunstmatige wateren van HHSK en de normen voor de Specifieke verontreinigende chemische stoffen worden landelijk vastgesteld. Fytoplankton De KRW-maatlat voor fytoplankton (algen) bestaat uit twee deelmaatlatten: Een beoordeling van het zomergemiddelde chlorofyl-a (als maat voor abundantie). De aanwezigheid van bloeien van ongewenste soorten (soortensamenstelling). Beide deelmaatlatten tellen voor de helft mee in het bepalen van het oordeel voor fytoplankton. De uitzondering is als er geen bloeien zijn aangetroffen, dan wordt het oordeel alleen gebaseerd op de concentratie chlorofyl-a. Voor sloten is geen maatlat voor fytoplankton ontwikkeld. Overige waterflora De KRW-maatlat voor overige waterflora (waterplanten) bestaat voor sloten, kanalen en meren uit twee deelmaatlatten: Een beoordeling van de aanwezigheid van de groeivormen. Een beoordeling van de soortensamenstelling. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

18 Voor de beoordeling van de groeivormen wordt onderscheid gemaakt in meerdere soorten groeivormen: emers, submers, drijvend, flab, kroos en oever. Onderstaande figuur geeft een overzicht van de verdeling van de groeivormen van waterplanten in het profiel van een waterlichaam en laat zien wat voor elk van de groeivormen voor de KRW-maatlatten wordt gezien als het begroeibare areaal. Tevens geeft onderstaande figuur alvast een vooruitblik naar hoofdstuk 3 (pressoren) door aan te geven in welk deel van een waterlichaam de pressoren van toepassing zijn. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

19 In principe wordt bij de vegetatieopnamen een bedekkingspercentage vastgesteld voor de groeivormen. Deze bedekkingspercentages komen overeen met een bepaalde score. Het oordeel voor de deelmaatlat groeivormen bestaat uit het gemiddelde van de scores per groeivorm. Overigens tellen niet alle groeivormen bij alle watertypen mee (bv. abundantie oeverbegroeiing telt niet mee bij sloten en kanalen), soms worden bedekkingspercentages van de groeivormen opgeteld en soms krijgt een groeivorm een zwaardere wegingsfactor bij het bepalen van de gemiddelde score van de deelmaatlat. De groeivormen kroos en flab doen niet mee bij de beoordeling als ze niet of nauwelijks aanwezig zijn. Voor de soortensamenstelling wordt gekeken welke soorten in welke abundantie aanwezig zijn. Op basis van deze gegevens is met de KRW-maatlatten een score te berekenen voor de soortensamenstelling. Zeldzame soorten die gevoelig zijn voor verstoring dragen sterk positief bij aan deze score (bv. krabbenscheer). Hele algemene soorten die goed bestand zijn tegen verstoringen (maaien, eutrofiering) leveren juist een negatieve bijdrage aan de score (bv grof hoornblad). Macrofauna De maatlat voor macrofauna kijkt voor meren naar de aanwezigheid van soorten die in hoge abundanties indiceren voor een positieve (bv. glanzende erwtenmossel Pisidium nitidum) of negatieve situatie (bv. gewone schedeworm Limnodrilus hoffmeisteri). Daarnaast wordt gekeken naar het voorkomen van kenmerkende soorten voor het betreffende watertype (bv. de kokerjuffer Oecetis furva voor M27). Voor de sloten worden de dominant positieve en kenmerkende soorten samen beschouwd in de positieve taxa. Vissen Voor vissen in de sloten, kanalen en meren wordt gekeken naar de biomassa-aandelen van soorten. De maatlatten zijn gebaseerd op de visgemeenschap in het geheel en niet op het voorkomen van bijzondere soorten. Voor de meren wordt gekeken naar het aandeel brasem, het aandeel baars en blankvoorn ten opzichte van de andere eurytope vissoorten, het aandeel plantminnende vis en het aandeel zuurstoftolerante vis. Eurytope vissoorten zijn generalistische soorten die zowel in stromende als stilstaande wateren voorkomen. Ze zijn minder kritisch ten opzichte van hun voortplantingshabitat en toleranter ten opzichte van lage zuurstofconcentraties in vergelijking met rheofiele (=stromingsminnende) soorten. Voor meren wordt niet specifiek naar de soortensamenstelling gekeken. Voor de sloten en kanalen wordt gekeken naar de soortensamenstelling, het aandeel brasem en karper en het aandeel plantminnende vis. Daarnaast wordt er voor de grote kanalen (M6/M7) meren voortaan ook naar de leeftijdsopbouw van het snoekbaarsbestand gekeken. Dit vormt de maat voor de pressor visserij. De deelmaatlatten tellen voor vis allemaal even zwaar mee. Fysisch-chemisch Naast de biologische kwaliteitselementen wordt er bij de KRW ook gekeken naar algemene fysisch-chemische parameters. De algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn ondersteunend aan de biologische kwaliteitselementen. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

20 Parameter Eenheid berekeningsmethode Sloten Kanalen Plassen Nutriënten Mg P/l en Mg N/l Zomergemiddelde x x x Doorzicht M Zomergemiddelde x x Thermische o C Maximum dagwaarde x x x omstandigheden Verzuringstoestand Zuurstofhuishouding ph Zuurstofverzadiging (%) Zomergemiddelde Zomergemiddelde x x x x x x Zoutgehalte Mg Cl/l Zomergemiddelde x x x Zomergemiddelde = periode april september. 2.2 Methode- doelafleiding lijnvormige wateren Voor de lijnvormige wateren (sloten en kanalen) heeft HHSK het uitgangspunt dat de landelijke defaults (met MEP op 1,0 en GEP op EKR 0,60) gevolgd worden, tenzij er gegronde, gebiedspecifieke redenen zijn om af te wijken van de landelijke defaults. Als er wel een vermoeden is dat de landelijke default niet passendis maar dit niet voldoende kan worden onderbouwd, wordt toch de landelijke default gehanteerd. Voor de lijnvormige wateren heeft HHSK veel minder inzicht in het ecologisch functioneren dan bij de meren. Voor het toepassen van de Praagse methode is dit een knelpunt. De Koninklijke methode heeft daarom de voorkeur voor de lijnvormige wateren. 2.3 Methode- doelafleiding meren Het uitgangspunt voor de meren is dat, als er geen redenen zijn voor aanpassing, de oude GEP s worden overgenomen. Als er legitieme redenen zijn om de GEP s aan te passen (bv door aanpassen maatlat of op basis van nieuwe inzichten uit het onderzoek) dan worden de GEP s wel aangepast. HHSK stelt plannen op om de waterkwaliteit te verbeteren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de huidige kwaliteit, de mogelijkheden om die te verbeteren en het verwachte effect van potentiële maatregelen. Indien het mogelijk is om effecten op deelmaatlat niveau te voorspellen (bv. bedekking groeivormen) is het gebruik van de Praagse methode goed mogelijk. Indien er weinig bekend is over de mogelijke effecten van maatregelen, deze moeilijk zijn in te schatten, of als het ecologisch functioneren van een water niet goed is onderzocht, kan beter gebruik gemaakt worden van de Koninklijke methode. Voor de aanpassing van de GEP s zijn daarom zowel de Praagse als de Koninklijke methode gebruikt. Er zijn drie meren waarvoor alle ecologisch zinvolle maatregelen al getroffen zijn. In dat geval komt het GEP volgens de Praagse methode overeen met de huidige situatie (Zevenhuizerplas, Lage en Hoge Bergse Bos). Voor de andere waterlichamen is gewerkt met de Koninklijke methode. 2.4 Afronding De GEP s en onderliggende klassengrenzen worden afgerond op 0,05 EKR, om te voorkomen dat er schijnnauwkeurigheid optreedt Dit geldt ook voor bedekkingspercentages vegetatie of biomassa-aandelen voor vis. Ook deze grenzen worden op logische getallen afgerond. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

21 3 PRESSOREN Verschillende pressoren beïnvloeden de huidige ecologische waterkwaliteit. Maatregelen zijn gericht op het wegnemen, verminderen of mitigeren van negatieve effecten van deze pressoren. Voor het afleiden van doelen is het nodig de (mogelijke) effecten te voorspellen en daarmee een gedegen inschatting te kunnen maken van de hoogte van het MEP/GEP. 3.1 Achtergrondbelasting Voor veel waterlichamen is er op dit moment onvoldoende bewijs dat achtergrondbelastingen een probleem zouden zijn voor het bereiken van de (landelijke default) GEP s. Hierbij gaat het zowel om achtergrondbelasting met nutriënten (N/P) als ijzerrijke kwel (zorgt voor vertroebeling door neerslag). Mogelijk speelt dit punt toch wel voor een aantal waterlichamen. Fosfaatconcentraties zijn nu bijvoorbeeld zeer hoog in de veengebieden (soms meer dan 1,0 mg/l). Voorzichtige inschattingen zijn dat ca. 40% van de P-belasting afkomstig is van de landbouw en ca. 40% van veenoxidatie. Voldoende lage P-concentraties voor een goede biologische kwaliteit lijken daarom niet haalbaar. De P-concentraties in natuurgebieden in de Krimpenerwaard (geen bemesting; wel P-belasting door drooglegging veengrond) blijven veelal echter onder de landelijke default GEP voor P-totaal (zowel bij type M08 als M10). Verder lijkt de actuele belasting ook geen knelpunt te zijn voor submerse vegetatie. De rol van de achtergrondbelasting is derhalve onduidelijk en daarom wordt t het GEP (zowel voor biologie als fysisch-chemische parameters) (nog) niet aangepast op basis van de achtergrondbelasting ten opzichte van de landelijke defaults. Een nadere studie naar de achtergrondbelasting is nodig in planperiode SGBP om in de toekomst (SGBP ) eventueel af te wijken van de landelijke defaults inclusief wijze van door vertalen naar biologische doelen. Voor waterlichamen waar uit onderzoek wél bekend is dat door de achtergrondbelasting de landelijke defaults niet gehaald kunnen worden (bv. troebeling) zijn daar de GEP s wel verlaagd. Dit betreft de waterlichamen Lage Bergse Bos en Hoge Bergse Bos 3.2 Vast peil en inrichting Overige waterflora Het effect van een vast peil op de lijnvormige wateren is al verwerkt in de landelijke defaults voor sloten en kanalen. Alleen voor een enkel boezemwater zijn de doelen voor de emerse begroeiing aangepast in verband met de combinatie van vast peil met steile en harde oevers (Ringvaart). Het effect van een vast peil in de meren in combinatie met oeverinrichting komt terug in de deelmaatlat voor oeverbegroeiing, drijfbladvegetatie en emerse vegetatie (zie ook figuur in H2). Het vaste peil heeft tot gevolg dat de natuurlijke oeverzones en overstromingsvlaktes niet meer aanwezig zijn en zijn vervangen door stenen oeververdediging of steile (beschoeide) oevers. In de meeste meren is het begroeibaar areaal voor oever- en emerse vegetatie dan ook afwezigen komt het ook niet beschikbaar als een flexibel peil wordt toegepast (begroeibaar areaal neemt niet toe). Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

22 De doelstelling voor deze groeivormen is voor die betreffende waterlichamen dan op nul gezet (zie 2.2). Door de diepte van de meren langs de oevers (> 1 m diep) ontbreekt vaak ook het begroeibaar areaal voor drijfbladvegetatie. Voor emerse begroeiing kan de aanleg van natuurvriendelijke oevers een mitigerende maatregel zijn. De aanlegmogelijkheden hiervan verschillen per waterlichaam: alleen als de mogelijkheden ervan voor het gehele waterlichaam ecologisch relevant geacht worden is een doel opgenomen voor de abundantie van de emerse begroeiing. Het effect van vast peil of het ontbreken van geschikt begroeibaar areaal op de soortensamenstelling van overige waterflora is nihil. Ook bij het ontbreken van één of meerdere groeivormen is het namelijk goed mogelijk om een goede soortensamenstelling te bereiken voor overige waterflora, te meer omdat in diverse maatlatten de soorten die in (natte) oever groeien niet meegenomen worden in de soortensamenstelling. Macrofauna Het belang van submerse vegetatie voor macrofauna ligt in: 1) Structuur (o.a. mate van vertakking van planten) en daarmee kans voor macrofauna om: i) te schuilen/verstoppen; ii) plant af te stropen op zoek naar voedsel (aangroeisel van algen enerzijds of prooi anderzijds); iii) juiste positie te kiezen in relatie tot zuurstofprofiel. 2) Aanbod organisch materiaal na afsterven van planten in einde zomer/ herfst en daarmee voedsel en substraat op de bodem. Bij planten met drijfbladeren geldt dit ook, maarde schuilmogelijkheden zijn veel minder, omdat in de waterlaag 'alleen' dunne stengels verspreid omhoog gaan naar de drijfbladeren. Van de drijfbladeren is alleen de onderzijde beschikbaar en wordt pas interessant als het blad beschadigd raakt. Alleen submerse vegetatie zou dus in principe veel soelaas moeten kunnen bieden voor de aanwezigheid en soortensamenstelling van macrofauna, ook bij aanwezigheid van drijfbladplanten. De biodiversiteit van macrofauna neemt globaal genomen af van submers naar drijfbladplanten naar stortsteen. 3.3 In- en uitlaat Voor bijna alle wateren in het beheersgebied van HHSK geldt dat er in de zomer veel water wordt ingelaten vanuit de Hollandse IJssel, Lek of de Nieuwe Maas. Meetwaarden in de Hollandse IJssel en Lek laten zien dat de ph regelmatig boven de 8 komt, maar niet boven de 8,5. Het inlaatpunt in de Maas wordt door deze rivieren gevoed dus zal daar op lijken. Het aanpassen van de normen voor de algemene fysisch chemische kwaliteitselementen door onomkeerbare hydromorfologische ingrepen is mogelijk. Voorbeelden hiervan zijn hogere nutriëntenconcentraties door extra zoute kwel in diepe polders, maar dus ook zuurgraad inlaat rivierwater. De functie van het gebied is meestal de reden dat een ingreep onomkeerbaar is (in combinatie met extreem hoge kosten). BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

23 In het geval van het inlaatwater zijn deze functies voldoende water voor de landbouw, voorkomen van het inklinken van het veen en wellicht voorkomen van rotting van houten palen onder gebouwen. De GEP range voor alle wateren die beïnvloed worden door inlaatwater - alle wateren behalve de geïsoleerde Zevenhuizerplas - moet aan de bovenkant range minimaal 8,5 worden. Dit vraagt om aanpassing van de landelijk afgeleide grenzen voor ph voor de typen: M27; M8; M Barrières De grenzen voor de typen M1a, M3, M14 en M30 hoeven niet aangepast te worden. De aanwezige obstakels voor vismigratie vormen geen reden tot aanpassing van de landelijke default GEP, want ze zijn allemaal te mitigeren middels vispassages. 3.5 Maaibeheer Met het onderhoud dat is gepland kan de landelijke default GEP worden gehaald voor de meeste lijnvormige waterlichamen: De waterrijke gebieden bestaan vooral uit brede veensloten die volgens het beleid van HHSK extensief mogen worden onderhouden (ecokleur groen). Bij de waterlichamen die samenvallen met hoofdwatergangen of de boezem is het onderhoud in verband met de peilbeheersing vaak wel intensiever (ecokleur blauw of geel). Voor deze waterlichamen is echter als watertype M3 of M10 gekozen, waardoor in de praktijk de vegetatiedoelen alleen behaald hoeven te worden in de randen van de watergang (tot 1 meter diep of tot 4 meter uit de oever). Met het onderhoud dat is gepland kan de landelijke default GEP worden gehaald voor hoofdwatergangen (type M10). Het is echter de vraag of het maaibeheer conform plan wordt uitgevoerd. Het maaibeheer wordt namelijk niet uitgevoerd door het waterschap maar door de terreineigenaren. Die hebben er belang bij om de oevers open te houden zodat het vee toegang heeft tot het water om te drinken. Met aanpassen van het maaibeheer van de aangelanden is het al mogelijk om de landelijke default GEP al te halen. Het maaibeheer in meren wordt behandeld in paragraaf Baggeren c.q. verdiepen Baggeren en/of verdiepen wordt uitgevoerd om een minimaal doorstroomprofiel te behouden. Om te voorkomen dat een watergang door baggeraanwas gelijk niet voldoet aan dit minimale profiel is het aanbrengen van enige overdiepte ook nodig. Dit kan gevolgen hebben voor de zone waar waterplanten kunnen groeien en/of bemonsterd dienen te worden. Dit geldt met name voor kanalen omdat hier de begroeibare zone is gedefinieerd als de zone tot 1 meter diepte en het benodigd doorstroomprofiel een waterdiepte van meer dan 1 meter vraagt. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

24 3.7 Scheepvaart Recreatie/scheepvaart (Rotte, Ringvaart, Kralingse Plas en Bergse Plassen) hebben effect op de ecologische waterkwaliteit van deze waterlichamen. Het maaibeheer is gericht op het mogelijk maken/behouden van de functie. Voor de kanalen/boezems heeft scheepvaart en maaibeheer vooral effect in de zone buiten het begroeibaar areaal, namelijk in het midden van het kanaal en heeft daardoor geen invloed op de abundantie groeivormen. Voor meren werkt het maaibeheer wel door in het MEP en GEP. Deze plassen worden alleen gemaaid voor recreatie (zwemwaterzones en recreatievaart). Voor alle plassen geldt dat deze in principe volledig begroeibaar zijn voor submerse vegetatie. Door de gebruiksfuncties is er minder begroeiing in het begroeibaar areaal mogelijk waardoor het MEP/GEP bijgesteld met worden op basis van het areaal (%) van het wateroppervlak dat wordt gemaaid. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

25 4 BOEZEMWATEREN (TYPE M3 & M10) 4.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft drie waterlichamen. Rotteboezem NL39_01a (voorheen Rotteboezem nl39_01 en Rottemeren & nl39_09) De Rotteboezem is de hoofdboezem binnen Schieland en wordt gebruikt voor waterberging en water aan- en afvoer voor de omliggende, lager gelegen polders. Het is een brede watergang met aan weerszijde kades. Op de kades liggen wegen en staan huizen. Een deel van de Rotte ligt binnen het stedelijk gebied van Rotterdam en een deel in het landelijke gebied. Het water wordt intensief gebruikt voor recreatievaart. De Rottemeren zijn twee aaneengesloten plassen gelegen in de Rotteboezem. De Rotteboezem vormt samen met de Rottemeren het waterlichaam de Rotteboezem. Vaart Bleiswijk NL39_02a De vaart Bleiswijk maakt deel van het boezemsysteem binnen Schieland. De vaart wordt alleen gebruikt voor de aanvoer van water naar de omliggende polders. Aan weerszijde liggen kades of damwanden en op een deel van de kades liggen druk bereden wegen. Het omliggend gebied bestaat uit steden en is in gebruik als glastuinbouwgebied. Ringvaart NL39_03a De Ringvaart maakt deel van het boezemsysteem binnen Schieland en wordt gebruikt voor waterberging en wateraanvoer en afvoer voor de omliggende, lager gelegen polders. Bij verzilting van de Maas moet er veel water via de Ringvaart worden aangevoerd. Het watersysteem ligt helemaal ingeklemd tussen bebouwing en infrastructuur en is aan de krappe kant. De omgeving bestaat zowel uit landelijk als stedelijk gebied. 4.2 Type, status en begrenzing Rotteboezem In 2009 zijn beide waterlichamen op type onderscheiden, maar beide waterlichamen staan in open verbinding met elkaar en vormen hydrologisch en ecologisch gezien één geheel. Op beide waterlichamen zijn dezelfde pressoren van toepassing. Feitelijk functioneert het hele systeem als een kanaal, met een lokale verbreding. Het type voor de Rottemeren is M27 (matig grote, ondiepe laagveenplassen)en het type toegekend aan de Rotteboezem is type M14 (matig grote ondiepe gebufferde plassen). Voor het 2e SGBP worden beide waterlichamen samengevoegd tot één waterlichaam met het type M3 (gebufferd regionaal kanaal). De redenen hiervoor zijn: De verbreding van de Rottemeren betreft een hydromorfologische aanpassing van de oorspronkelijke ligging van de waterloop. De Rottemeren en Rotteboezem vormen één waterhuishoudkundig geheel. Op de Rottemeren en de Rotteboezem zijn dezelfde pressoren van toepassing. De waterlichamen Rotteboezem en Rottemeren worden samengevoegd tot 1 waterlichaam: De Rotte, met type M3 en status sterk veranderd. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

26 Vaart Bleiswijk & Ringvaart Type (M10), status (kunstmatig) en begrenzing kloppen. 4.3 Pressoren Achtergrondbelasting Rotteboezem &Vaart Bleiswijk Zie pressoren hoofdstuk 3. Ringvaart Zie pressoren hoofdstuk 3. Daarnaast wordt er voedselrijk water uit de Zuidplaspolder en de polder Prins Alexander op dit waterlichaam uitgemalen. De verdeling van de nutriëntenbelasting vanuit deze polder over de diverse bronnen (landbouw, overstorten, kwel) is echter onbekend. In de Zuidplaspolder wordt daarnaast actief doorgespoeld om stankoverlast (overstorten, algengroei, chloride) tegen te gaan. Hiermee wordt het probleem met de nutriëntenbelasting vanuit de Zuidplaspolder afgewenteld op het waterlichaam Ringvaart. De omvang van deze afwenteling en de mogelijkheid om deze afwenteling te mitigeren is onbekend, daarom wordt de landelijke default GEP gebruikt. Effect vast peil, Effect in- en uitlaat, Baggeren c.q. verdiepen: Zie pressoren hoofdstuk 3. Verlies oeverzones en overstromingsvlaktes Rotteboezem & Ringvaart Het waterlichaam ligt grotendeels in de kades. Dit leidt tot een krap begroeibaar areaal voor waterplanten conform de definitie in de maatlat (tot 1 m diepte of tot 4 m uit de oever). De zone tot 1m diep is in de praktijk smal, zeker niet verder dan 3 meter uit de kant. Vaart Bleiswijk Het waterlichaam ligt grotendeels in de kades. Dit leidt tot een krap begroeibaar areaal voor waterplanten conform de definitie in de maatlat (tot 1 m diepte of tot 4 m uit de oever). De zone tot 1m diep is in de praktijk smal, zeker niet verder dan 4 meter uit de kant. De kades zijn overigens wel van een dusdanige vorm en substraat dat er in de praktijk emerse begroeiing aanwezig is die kan voldoen aan de GEP-eisen Maaien (incl. oevers) Rotteboezem In de Rotte groeien nu niet of nauwelijks waterplanten. Als deze door verbetering van de waterkwaliteit er wel zouden groeien zou het doorstroomprofiel moeten worden weggemaaid i.v.m. de aan- en afvoer van water. Het doorstroomprofiel valt echter niet samen met de zone die bemonsterd wordt bij watertype M3. Het maaien zal daardoor geen effect hebben op de beoordeling met deze maatlat. Vaart Bleiswijk Het watersysteem is aan de krappe kant. Daarom moet het zo nu dan worden gemaaid om het transport te kunnen garanderen. Waar planten ook in diepere delen groeien worden ze gemaaid. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

27 Ringvaart Het watersysteem ligt helemaal ingeklemd tussen bebouwing en infrastructuur en is aan de krappe kant. Uit voorzorg wordt het watersysteem zo vaak mogelijk gemaaid om de hydraulische capaciteit te kunnen garanderen. Hierbij wordt 60-70% van de dwarsdoorsnede regelmatig gemaaid. Er wordt dus vaker gemaaid dan de uitgangspunten bij de landelijke default GEP voor overige waterflora. De inkadering van het waterlichaam in combinatie met maaibeheer zorgt ervoor dat er nauwelijks potentie is voor emerse vegetatie. Dit leidt tot een lagere GEP voor overige waterflora. Recreatie Rotteboezem Er is sprake van recreatievaart op dit waterlichaam. De omvang van de schepen en de intensiteit is onbekend. Zie voor uitwerking H3. Ringvaart Er is sprake van recreatievaart op dit waterlichaam. De omvang van de schepen en de intensiteit zijn onbekend. Er zijn zeker wel woonboten aanwezig. Vaart Bleiswijk Niet van toepassing. Barrières Rotteboezem &Vaart Bleiswijk Zie pressoren hoofdstuk 3. Ringvaart Het waterlichaam is al toegankelijk doordat de Snelle Sluis tweezijdig vispasseerbaar is gemaakt. De obstakels vormen geen reden tot aanpassing van de landelijke default GEP. 4.4 MEP/GEP Fytoplankton Rotteboezem Er zijn geen redenen om af te wijken van de landelijke default voor M3 of M10, omdat de fysisch-chemische kwaliteit bepalend is voor de fytoplankton en deze met de juiste maatregelen in principe voldoen goed kan worden. Tabel: Doelstelling fytoplankton voor Rotteboezem (M3) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) > 95.0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

28 Vaart Bleiswijk Er zijn geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. Ringvaart Fytoplankton reageert vooral op nutriëntenconcentraties. Het is niet mogelijk om het effect van de afwenteling vanuit de Zuidplaspolder en Prins Alexanderpolder te onderscheiden van de achtergrondbelasting. Het voorstel is om de landelijke default GEP te handhaven. Tabel: Doelstelling fytoplankton voor Vaart Bleiswijk en Ringvaart (M10) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) >100.0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Overige Waterflora Rotteboezem Er zijn geen redenen om af te wijken van de landelijke default voor M3. De voor waterplanten begroeibare zone tot 1m diep is in de praktijk smal, zeker niet verder dan 3 meter uit de kant. Waar mogelijk wordt de begroeibare zone uitgebreid met KRWmaatregelen. Binnen de begroeibare zone kan de abundantie van alle groeivormen voldoen aan de GEP-waarden uit de landelijke default, omdat er voldoende profiel overblijft voor aan- en afvoer van water en het talud potentieel begroeibaar is of gemaakt kan worden (vorm en substraat). Tabel: Doelstelling overige waterflora voor Rotteboezem (M3) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie 30% 20-60% 10-20% 5-10% (bedekkingspercentage) 60-80% % <5% Drijvende + emerse vegetatie 40% 25-80% 15-25% 5-15% (bedekkingspercentage) 80-90% % <5% Soortensamenstelling Afhankelijk van soorten Submerse vegetatie (EKR) 1 0, ,20 0 Drijvende + emerse vegetatie 1 0, (EKR) 0,20 0 Abundanties (EKR) 1 0, ,20 0 Soortensamenstelling (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Vaart Bleiswijk Binnen de begroeibare zone kan de abundantie van de submerse en drijfblad vegetatie voldoen aan de GEP waarden uit de landelijke default. De kades zijn van een dusdanige vorm en substraat dat er in de praktijk emerse begroeiing voorkomt die kan voldoen aan de GEP-eisen. Ook voor de emerse begroeiing kan daarom de landelijke default-maatlat worden gehandhaafd. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

29 De GEP 2009 voor soortensamenstelling is bepaald op 0,60. Omdat GEP voor de groeivormen haalbaar is, de waterkwaliteit niet verdisconteerd mag worden in het GEP en het maaien buiten de begroeibare zone plaatsvindt zijn er geen argumenten om af te wijken van de landelijke default. Tabel: Doelstelling overige waterflora voor Vaart Bleiswijk (M10) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie 50% 25-60% 10-25% 5-10% (bedekkingspercentage) 60-80% % <5% Drijfbladvegetatie(bedekkingsp 65% 30-80% 20-30% 10-20% ercentage) 80-90% % < 10% Emerse 30% 15-40% 10-15% 5-10% vegetatie(bedekkingspercentag 40-70% % e) <5% Soortensamenstelling Afhankelijk van soorten Submerse vegetatie (EKR) 1 0, ,20 0 Drijfbladvegetatie(EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Emerse vegetatie(ekr) 1 0,60 0,40 0,20 0 Abundanties (EKR) 1 0, ,20 0 Soortensamenstelling (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Ringvaart Binnen de begroeibare zone kan de abundantie van de submerse en drijfbladvegetatie voldoen aan de GEP waarden uit de landelijke default. De kades zijn van een dusdanige vorm en substraat dat er in de praktijk geen emerse begroeiing voor komt. Aanpassing van de kades is niet mogelijk zonder grote maatschappelijke gevolgen. De deelmaatlat emerse begroeiing moet daarom "vervallen". GEP 2009 voor soortensamenstelling is bepaald op 0,60.Er zijn geen argumenten om hier voor het GEP 2015 van af te wijken. In 2009 is het GEP voor overige waterflora vastgesteld op de landelijke default. Voor 2015 is het advies om de GEP aan te passen naar 0,50 EKR. De Ringvaart wordt vanuit waterhuishoudkundig oogpunt gebaggerd en gemaaid. Dit kan leiden tot minder gunstige condities voor waterplanten. Vooralsnog vormt het geen reden om GEP voor overige waterflora aan te passen, anders dan het ontbreken van de emerse vegetatie. Tabel: Doelstelling overige waterflora voor Ringvaart (M10) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (bedekkingspercentage) Drijfbladvegetatie (bedekkingspercentage) Emerse vegetatie (bedekkingspercentage) Soortensamenstelling 50% 25-60% 10-25% 5-10% 60-80% % <5% 65% 30-80% 20-30% 10-20% 80-90% % < 10% 0% 0% 0% 0% 0% Afhankelijk van soorten Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

30 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Drijfbladvegetatie(EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Emerse vegetatie(ekr) Abundanties (EKR) 1 0,40 0,25 0,15 0 Soortensamenstelling (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 1 0,50 0,35 0, MEP/GEP Macrofauna Er is geen reden om af te wijken van de landelijke default voor M3 of M10. Het effect van recreatieve scheepvaart in kanalen is verwerkt in de landelijke defaults. Het GEP hoeft daar niet op aangepast te worden. Tabel: Doelstelling macrofauna MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Vissen Rotteboezem Op de Rotte is sprake van recreatieve scheepvaart met het bijbehorende maaibeheer om de vaartgeul open te houden. Het extra effect van "scheepvaart" wordt echter als gering verondersteld, en zeker niet vergelijkbaar met de intensieve scheepvaart die voor M6/M7 tot een apart type heeft geleid. Voor de Rotte wordt daarom vastgehouden aan de GEP voor M3: een visstand bij een grote bak open water, maar zonder de verstoring door scheepvaart. Tabel: Doelstelling vissen Rotteboezem (M3) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem & karper (%) >85 Aandeel plantminnend (%) <5 Aantal plantminnende en migrerende soorten (#) Aandeel brasem & karper (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Aandeel plantminnend (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Aantal plantminnende en migrerende soorten (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet van toepassing voor M3 Vissen (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Vaart Bleiswijk & Ringvaart Er zijn geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

31 Tabel: Doelstelling vissen voor Vaart Bleiswijk en Ringvaart (M10) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem & karper (%) > 75 Aandeel plantminnend (%) < 10 Aantal plantminnende en migrerende soorten (#) Aandeel brasem & karper (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Aandeel plantminnend (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Aantal plantminnende en migrerende soorten (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet van toepassing voor M10 Vissen (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Fysisch-chemische parameters Rotteboezem Er is geen reden om af te wijken van de landelijke default voor M3. Tabel: Doelstelling fysisch-chemische parameters voor Rotteboezem (M3) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) >400 ph 5,5-8,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Doorzicht (m) > 2,0 0,65 0,65-0,45 0,45-0,30 < 0,30 Totaal-P (mg/l) 0,04 0,15 0,15-0,30 0,30-0,75 > 0,75 Totaal-N (mg/l) 1,0 2,8 2,8-5,6 5,6-14,0 > 14,0 Vaart Bleiswijk Voor ph wordt de range voor GEP aangepast naar 5,5 8,5 als gevolg van de invloed van rivierwater door waterinlaat. Voor de overige fysisch-chemische parameters zijn er geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. Ringvaart Voor ph wordt de range voor GEP aangepast naar 5,5 8,5 als gevolg van de invloed van rivierwater door waterinlaat. Mogelijk is het nodig om een lagere GEP voor nutriënten en doorzicht af te leiden als gevolg van de belasting vanuit de polders. Dit is echter niet voldoende duidelijk. Vandaar dat voor nutriënten en doorzicht landelijke defaults worden gebruikt. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

32 Tabel: Doelstelling fysisch-chemische parameters voor Vaart Bleiswijk en Ringvaart (M10) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) >400 ph 5,5 7,5 5,5 8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Doorzicht (m) > 2,0 0,65 0,65-0,45 0,45-0,30 < 0,30 Totaal-P (mg/l) 0,04 0,15 0,15-0,30 0,30-0,75 > 0,75 Totaal-N (mg/l) 1,0 2,8 2,8-5,6 5,6-14,0 > 14,0 4.9 Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP)voor het de biologische kwaliteitselementen. De Aanpassingen zijn vet aangegeven. Tabel: Doelstellingen voor de Rotteboezem (M3) BKE WBP WBP (NL39_01/NL39_09) Fytoplankton 0,60/0,40 0,60 Overige waterflora 0,50/0,55 0,60 Macrofauna 0,42/0,42 0,60 Vissen 0,35/0,60 0,60 Tabel: Doelstellingen voor de Vaart Bleiswijk en de Ringvaart (M10) BKE WBP WBP Fytoplankton 0,60 0,60 Overige waterflora 0,60 0,60 (Vaart Bleiswijk) 0,50 (Ringvaart) Macrofauna 0,60 0,60 Vissen 0,60 0,60 Aandachtspunten KRW-plan Voor de Ringvaart is het nodig om het effect van de achtergrondbelasting vanuit de diepe polders te bepalen. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

33 5 ZEVENHUIZERPLAS NL39_04A (TYPE M20) 5.1 Inleiding De Zevenhuizerplas is een diepe zandwinplas die wordt gebruikt voor recreatie en om in te zwemmen. De kwaliteit van de Zevenhuizerplas is in 2013 vergeleken met vergelijkbare diepe plassen in West-Nederland. De Zevenhuizerplas is qua ecologische kwaliteit de best scorende plas van West-Nederland (Witteveen+Bos, 2013b). Op basis van deze vergelijking, in combinatie met de inschatting dat er geen extra effectieve maatregelen meer mogelijk zijn om de plas nog te verbeteren is bepaald dat de huidige toestand van de plas overeenkomt met het GEP. 5.2 Type, status en begrenzing Type (M20), status (kunstmatig) en begrenzing kloppen nog. 5.3 Pressoren Achtergrondbelasting Er is geen noemenswaardige nutriëntenbelasting aanwezig op dit waterlichaam. Effectpeil Het peilverschil tussen zomer- en wintersituatie is 30 cm. Bij het afleiden van het GEP in 2009 (Grontmij 2008) is de aanname gedaan dat het peilverschil 50 cm is. Door de oeverinrichting (stortsteen en zwemzone met zandstrand) doet peilfluctuatie weinig voor uitbreiding van het begroeibaar areaal oever, drijvende en emerse vegetatie. Verlies oeverzones en overstromingsvlaktes Bijna de hele oever is vastgelegd met stortsteen of heeft de functie zwemstrand. Daar waar de oeververdediging ontbreekt, kalft de oever sterk af als gevolg van de windwerking. Daarnaast ontbreekt de geleidelijke overgang van land naar water (tot een diepte van 1 m), vanuit de oever wordt het water snel dieper dan 1 m. Hierdoor ontbreekt het begroeibaar areaal voor de groeivormen oever, drijvend en emers grotendeels. Submerse vegetatie wordt voor dit type beoordeeld op basis van de maximale diepte waarbij de submerse vegetatie wordt aangetroffen. Analyse van de soortensamenstelling voor macrofauna laat zien dat een belangrijk deel van de macrofauna ontbreekt. De soorten van water- en oeverplanten zijn niet of nauwelijks vertegenwoordigd in de monsters en er zijn vooral soorten kenmerkend voor stortsteen gevonden. Het huidige beeld is dus incompleet en vraagt om bijstelling van het GEP (zie bijlage 3). 5.4 MEP/GEP Fytoplankton Er zijn geen maatregelen die nog uitgevoerd gaan worden met een verwacht effect op fytoplankton. De deelmaatlat voor chlorofyl-a is wel veranderd ten opzichte van 2009 (minder streng). Het GEP komt overeen met de huidige toestand. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

34 De range van de huidige toestand ( ) voor fytoplankton is 0,59 0,63. GEP wordt bepaald op 0,60.Er is overigens wel sprake van algenbloei, maar dan wel van een soort die niet meegenomen wordt in de beoordeling van M20 (wel bij andere typen). MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 0,8 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora De beoordeling van de groeivormen emers en drijvend is nieuw voor type M20 met de nieuwe maatlatten en was voorheen niet nodig. De beoordeling van submerse vegetatie met de oude maatlatten was gebaseerd op % bedekking. Met de nieuwe maatlatten wordt gekeken naar de diepte waarop submerse vegetatie voor kan komen. In de Zevenhuizerplas komt in de huidige situatie de submerse vegetatie voor tot een diepte van 6 m. Dit komt overeen met een EKR van 0,8. Dit is de grens tussen ZGET en GET op de natuurlijke maatlatten. Voor de doelstelling voor de Zevenhuizerplas (kunstmatige status) is het niet nodig om een hogere doelstelling af te leiden dan GEP. Het begroeibaar areaal voor de deelmaatlatten emers, drijvend en oevervegetatie is bijna helemaal afwezig als gevolg van de inrichting van de plas. De GEP voor deze groeivormen ligt op EKR 0,0. De score voor de groeivorm submers telt 3x zo zwaar mee bij het bepalen van de score voor de deelmaatlat abundantie groeivormen als de overige groeivormen. De huidige toestand voor abundantie groeivormen is 0,26 EKR. In 2009 is geschat dat de hydromorfologische veranderingen geen effect hebben op de maximaal haalbare bedekking en soortensamenstelling van de vegetatie. Daarnaast is de inschatting dat de huidige toestand ongeveer overeen komt met GEP (natuurlijke variatie daargelaten). Op individuele meetpunten is een EKR gevonden voor soortensamenstelling > 0,60 EKR. Bij een vlakdekkende beoordeling voor de soortensamenstelling komt het oordeel uit op een EKR van 0,90. Het handhaven van het GEP voor soortensamenstelling van 0,60 is daarmee reëel. Voor het hele kwaliteitselement overige waterflora is het oordeel voor de huidige toestand (2012) 0,40 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (max diepte voorkomen) 6 m 4-6 m 2, ,5 m 0-1 m Drijfbladvegetatie(bedekkingspercentage) Emerse vegetatie(bedekkingspercentage) Oever vegetatie(bedekkingspercentage) Soortensamenstelling Afhankelijk van soorten Submerse vegetatie (EKR) 1 0, ,20 0 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

35 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht (weegfactor 3) Drijfbladvegetatie(EKR) (weegfactor 1) Emerse vegetatie(ekr) (weegfactor 1) Oever vegetatie(ekr) (weegfactor 1) Abundanties (EKR) 0,50 0, ,10 0 Soortensamenstelling (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 0,65 0,45 0,30 0,15 0 Macrofauna In 2009 is het MEP voor macrofauna geschat op EKR van 0,80 en het GEP op een EKR 0,48. De range voor de huidige toestand voor macrofauna van ligt op 0,35-0,38 EKR. De expert analyse aan macrofauna laat zien dat dit een verstoorde gemeenschap betreft. Daarnaast is het uitgangspunt van de Praagse methode dat de huidige toestand plus het verwachtte effect van de maatregelen ongeveer overeenkomt met GEP (natuurlijke variatie daargelaten). Voor dit waterlichaam zijn er geen maatregelen meer mogelijk. De onderliggende klassengrenzen zijn afgerond op 0,05 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 0,47 0,35 0,25 0,10 0 Vissen De huidige toestand wordt vooral gedomineerd door ontbreken van de zuurstoftolerante vis en de hoge abundantie baars & blankvoorn. De plantenrijke oeverzone ontbreekt, dus de doelstelling van de deelmaatlat die hiervoor indicerend is (zuurstoftolerante vis) is EKR 0,0.Snoekbaars is afwezig in dit waterlichaam, deze deelmaatlat zal derhalve niet leiden tot een aftrek bij de beoordeling. Volgens de Praagse methode komt de huidige toestand overeen met het GEP (want er zijn geen extra maatregelen meer gepland voor dit waterlichaam). Het GEP 2009 (via een andere methode, zie rapport Grontmij 2008) is bepaald op EKR 0,55. De huidige toestand voor vissen is 0,53. Het GEP is afgerond 0,50. De onderliggende klassengrenzen zijn afgerond op 0,05 EKR. De onderliggende klassengrenzen voor de deelmaatlatten zijn op basis van de huidige toestand in 2012 terug geëxtrapoleerd naar biomassa-aandelen op de natuurlijke maatlat voor M20. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

36 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem (%) 22,5% 35% 48,75% 70% 100% Baars + Blankvoorn (% van eurytopen) 37,5% 30% 22,5% 11,25% 0% Aandeel plantminnend (%) 11,25% 7,5% 4,25% 1,5% 0% Aandeel zuurstoftolerant (%) 2,25% 1,5% 0,9% 0,38% 0% Aandeel brasem (EKR) 0,65 0,50 0,35 0,15 0 Baars + Blankvoorn (EKR) 0,65 0,50 0,35 0,15 0 Aandeel plantminnend 0,65 0,50 0,35 0,15 0 (EKR) Aandeel zuurstoftolerant 0,65 0,50 0,35 0,15 0 (EKR) Correctie snoekbaars (EKR) 0 Vissen (EKR) 0,65 0,50 0,35 0,15 0 Fysisch-chemische parameters De doelstellingen voor een aantal parameters wijken af van de grenswaarden zoals opgenomen voor GET in de natuurlijke maatlatten. De Zevenhuizerplas heeft in 2007 een forse verhoging van chloride gehad bij de samenvoeging, tot 250 mg/l. De plas is in 2013 weer verzoet tot 200 mg/l en zakt op termijn vermoedelijk naar 150 mg/l. De Zevenhuizerplas heeft een forse verhoging gehad voor N bij de samenvoeging, is nu weer gezakt tot 0,8 mg N/l. Voor P-totaal liggen de zomergemiddelden tussen de 0,03 en 0,02 mg/l. Voor zowel N als P zijn waarden voor GET M20 haalbaar. Voor zuurstof liggen de meetwaarden tussen de 100 en 110%. Wat betreft temperatuur is het maximum dat is gemeten 24 o C. Het doorzicht is gemiddeld 3 m. Het maximale zomergemiddelde ph is 8,66. Dit vraagt om aanpassing van het GEP ten opzichte van GET voor M20 voor de Zevenhuizerplas. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) > 350 ph 6,5-8,5 6,5-9,0 9,0-9,5 <6,5 9,5-10,0 >10,0 Doorzicht (m) > 2,25 1,7 1,2-1,7 1,0-1,2 < 1,0 Totaal-P (mg/l) 0,02 0,03 0,03-0,05 0,05-0,11 > 0,11 Totaal-N (mg/l) 0,8 0,9 0,9-1,1 1,1-1,4 > 1,4 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

37 5.5 Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor de biologische kwaliteitselementen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton 0,60 0,60 Overige waterflora 0,56 0,45 Macrofauna 0,48 0,35 Vissen 0,55 0,50 Aandachtspunten KRW-plan De plas is bezig om (via natuurlijke wijze) op te laden met fosfaat. Mogelijk zijn in de toekomst wel maatregelen nodig om het GEP te behouden (stand still beginsel). Deze maatregelen leiden dus niet tot een hoger GEP! Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

38 6 LAGE BERGSE BOS NL39_05A (TYPE M30) 6.1 Inleiding Het Lage Bergse Bos heeft te maken met zoute kwel. Hierdoor is het een waterlichaam van een brak watertype, maar dan wel volledig gelegen tussen zoete wateren en daardoor in de praktijk geïsoleerd, waardoor het onbereikbaar is voor veel soorten die voor de maatlatten worden verwacht in brakke watersystemen. Er zijn veel onomkeerbare hydromorfologische ingrepen gedaan in het waterlichaam. De ecologische toestand van het waterlichaam kan met maatregelen niet veel verbeteren in de toekomst. De achtergrondbelasting blijkt een belangrijke factor voor de ecologische toestand en is niet beïnvloedbaar. 6.2 Type, status en begrenzing Het type is M30.De status (kunstmatig) klopt. Wat betreft de begrenzing: het waterlichaam is < 50 ha en voldoet daarmee niet aan de minimum vereiste omvang om aangewezen te zijn als KRW-waterlichaam. HHSK wil desondanks dit waterlichaam behouden voor SGBP Pressoren Achtergrondbelasting Uit nader onderzoek (Witteveen+Bos 2013b) blijkt dat door de achtergrondbelasting (brakke kwel en uitspoeling omliggend recreatieterrein) met nutriënten een heldere toestand niet haalbaar is. Effect peil Door de grote kweltoestroom is het uitzakken van het peil niet mogelijk. Het realiseren van flexibel peilbeheer is daardoor niet mogelijk. De vraag is nog wel wat de toekomstige aanleg van de snelweg gaat betekenen voor de kwelstroom. Deze effecten zijn echter nu nog niet in te schatten en zijn dus niet verwerkt in het GEP Zoute Kwel Er is sprake van een zoute kwelstroom, waardoor het waterlichaam brak is. Het zoutgehalte is 730 mg/l. 6.4 MEP/GEP Fytoplankton De huidige toestand komt volgens de Praagse methode overeen met het GEP. Het GEP uit 2009 is 0,60. De range voor de huidige toestand voor fytoplankton van ligt op 0,25-0,42 EKR. Achtergrondbelasting speelt een erg grote rol in de ecologie van het Lage Bergse Bos en wordt verdisconteerd in het GEP. Het GEP komt uit op 0,25 EKR. De onderliggende grenzen worden afgerond op 0,05 EKR. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

39 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 0,35 0,25 0,15 0,10 0 Soortensamenstelling (EKR) 0,35 0,25 0,15 0,10 0 Fytoplankton (EKR) 0,35 0,25 0,15 0,10 0 Overige Waterflora Er is geen flexibel peilbeheer mogelijk dus er kan geen oevervegetatie groeien. De GEP voor deze groeivorm ligt op EKR 0,0. Emerse vegetatie is geen onderdeel van de maatlat van M30. Door de hoge achtergrondbelasting kan er geen submerse vegetatie voorkomen. De GEP voor deze groeivorm ligt op EKR 0,0.Flab en kroos vormen in de huidige situatie (2010), ondanks de hoge achtergrondbelasting, geen probleem (EKR 0,8-1,0). Deze groeivormen tellen dus niet mee voor de deelmaatlat abundantie. De huidige toestand (2010) voor abundantie groeivormen is bepaald op EKR 0,00. In 2009 is het GEP voor soortensamenstelling vastgesteld op 0,60. De huidige toestand (2010) voor soortensamenstelling is 0,16 EKR. Voor dit waterlichaam zijn geen effectieve maatregelen mogelijk. De soortensamenstelling voor het watertype M30 wordt primair bepaalde door de echte waterplanten. Er worden nu al de nodige oeverplanten gevonden, maar het verbeteren hiervan via aanleg van nvo's heeft geen effect op de maatlat soortensamenstelling. De huidige waarden (0,16 Lage Bergse Bos) zijn zelfs aan de hoge kant, dankzij de toevallige aanwezigheid van echte waterplanten. Het voorstel is daarom om de GEP waarden voor soortensamenstelling bij te stellen naar 0,10 EKR. Het GEP komt daarmee uit op 0,05 EKR. De onderliggende klassengrenzen zijn niet afgeleid. Omdat voor de klassen matig-slecht de EKR s maar een paar honderdste zouden verschillen wordt hiermee een schijnnauwkeurigheid geïntroduceerd waardoor de beoordeling ook erg gevoelig wordt voor jaarlijkse variatie in de samenstelling van de waterflora. Om deze reden wordt de ondergrens voor de klasse matig op 0,0 EKR gezet. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (bedekkingspercentage) Draadwier/flab (bedekkingspercentage) < > 15 Kroos (bedekkingspercentage) < > 20 Oever vegetatie (bedekkingspercentage) Soortensamenstelling Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

40 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (EKR) (weeg factor 3) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Draadwier/flab (EKR) (weegfactor 1) 1,00 0,60 0,40 0,20 0, 00 Kroos (EKR) (weegfactor 1) 1,00 0,60 0,40 0,20 0,00 Oever vegetatie(ekr) (weegfactor 1) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Abundanties (EKR) 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00 Soortensamenstelling (EKR) 0,10 0,10 0,00 0,00 0,00 Overige Waterflora (EKR) 0,05 0,05 0,00 0,00 0,00 Macrofauna De maatlatten voor M30 zijn veranderd en zijn nu afhankelijk van het zoutgehalte. Het zoutgehalte in het Lage Bergse Bos is 730 mg/l. Dit betekent dat de KMmax (theoretisch maximum voorkomen van kenmerkende soorten) is verlaagd van 41 naar 15 soorten. De beoordelingen zullen daardoor met de nieuwe maatlat hoger zijn dan met de oude maatlat. De huidige toestand (2010) met de nieuwe maatlatten komt uit op een EKR van 0,40.Met de oude maatlat was dit 0,35 EKR. De analyse aan macrofauna laat zien dat dit een verstoorde gemeenschap betreft. Daarnaast is het uitgangspunt van de Praagse methode dat de huidige toestand plus het verwachtte effect van de maatregelen ongeveer overeenkomt met GEP (natuurlijke variatie daargelaten). Voor dit waterlichaam zijn geen effectieve maatregelen mogelijk. De grenzen zijn afgerond op 0,05 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 0,53 0,40 0,25 0,15 0 Vissen Het GEP in 2009 is afgeleid op EKR 0,24. De huidige toestand (2011) is EKR 0,31.De vissenmaatlatten voor type M30 zijn niet aangepast. De maatlat van het M30-watertype veronderstelt dat er open verbinding is met zout water. Dat is bij dit waterlichaam niet het geval. Dit heeft gevolgen voor de aanwezigheid van een aantal vissoorten. Het GEP zoals afgeleid in 2009 houdt hier rekening mee. De deelmaatlatten die in 2009 niet mee tellen zijn nu ook weggelaten bij het opstellen van het nieuwe GEP. Het nieuwe GEP wordt vastgesteld op een EKR van 0,25 (= huidige toestand). De onderliggende grenzen zijn afgerond op 0,05 EKR. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

41 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Diadrome soorten (# soorten) N.v.t. Estuarienresidente soorten (# soorten) N.v.t. Marine juvenielen & seizoensgasten N.v.t. (# soorten) Zoetwatersoorten Z1 + Z2 (# soorten) Zoetwatersoorten 3 (# soorten) Diadrome soorten (% biomassa) N.v.t. Estuarien residente soorten (% biomassa) N.v.t. Marine juvenielen & seizoensgasten N.v.t. (% biomassa) Zoetwatersoorten Z1 + Z2 (% biomassa) Zoetwatersoorten 3 (% biomassa) Diadrome soorten (#; EKR) N.v.t. Estuarien residente soorten (#; EKR) N.v.t. Marine juvenielen & seizoensgasten(#; EKR) N.v.t. Zoetwatersoorten Z1 + Z2 (#; EKR) 0,33 0,25 0,15 0,10 0 Zoetwatersoorten 3 (#; EKR) 0,33 0,25 0,15 0,10 0 Diadrome soorten (%; EKR) N.v.t. Estuarien residente soorten (%; EKR) N.v.t. Marine juvenielen & seizoensgasten(%; EKR) N.v.t. Zoetwatersoorten Z1 + Z2 (%; EKR) 0,33 0,25 0,15 0,10 0 Zoetwatersoorten 3 (%; EKR) 0,33 0,25 0,15 0,10 0 Vissen (EKR) 0,33 0,25 0,15 0,10 0 Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

42 Fysisch-chemische parameters De doelstellingen voor een aantal parameters wijken af van de grenswaarden zoals opgenomen voor GET in de natuurlijke maatlatten. Uitgangspunt hierbij is dat de huidige situatie ongeveer overeenkomt met GEP. In het Lage Bergse Bos worden chloride-gehalten gemeten van mg/l. De GET waarde voor M30 kan hierdoor gebruikt worden als GEP. Voor de nutriënten zijn afwijkende doelstellingen nodig ten opzichte van GEP. Voor P- totaal zijn zomergemiddelde waarden gevonden van 0,5-0,6 mg P/l waarbij 2012 en 2013 sterk afwijken. Voor stikstof zijn er zomergemiddelden gemeten tussen de 2,5 en 3 mg/l. Voor zuurstof liggen de meetwaarden tussen de 60 en 90%. Wat betreft temperatuur is de GET waarde in 2006 eenmalig overschreden. De ph varieert tussen de 7,5 en 8,5/. Voor deze parameters wordt het GET voor M30 overgenomen. Het zomergemiddelde doorzicht ligt meestal rond de 0,20 m. De jaren 2012 en 2013 wijken in positief opzicht af. Dit vraagt om aanpassing van het GEP ten opzichte van GET voor M30. MEP en de onderliggende grenzen zijn qua verhouding conform de landelijke maatlatten, afgerond op 5 cm. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) > < 100 ph 6,0-9,0 6,0-9,0 9,0-9,5 < 6,0 9,5-10,0 >10,0 Doorzicht (m) 0,44 0,15 0,10 0,15 0 0,10 0 Totaal-P (mg/l) 0,6 0,6-1,2 1,2-1,8 > 1,8 Totaal-N (mg/l) 3 3,0-4,8 4,8-6,8 > 6,8 6.5 Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor het de biologische kwaliteitselementen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton 0,60 0,25 Overige waterflora 0,60 0,05 Macrofauna 0,54 0,40 Vissen 0,24 0,25 Aandachtspunten KRW-plan Geen. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

43 7 BLEISWIJKSE ZOOM NL39_06A (TYPE M27) 7.1 Inleiding De Bleiswijkse Zoom is een recreatiegebied met bos en weiden ingeklemd tussen Bleiswijk en de Rotteboezem in. Het water heeft deels een zwemwaterfunctie. 7.2 Type, status en begrenzing Het type voor de Bleiswijkse Zoom is M27 (matig grote, ondiepe laagveenplassen). Het waterlichaam ligt op het overgangsgebied van veen naar klei. Mogelijk past type M14 beter. Voor de hoogte van de huidige toestand maakt type M27 of M14 weinig uit (zie paragraaf 8.4).De begrenzing en status (kunstmatig) kloppen. Wat betreft de begrenzing: het waterlichaam is < 50 ha en voldoet daarmee niet aan de minimum vereiste omvang om aangewezen te zijn als KRW-waterlichaam. HHSK wil dit waterlichaam desondanks wel graag behouden in het SGBP Pressoren Belasting De achtergrondbelasting op dit waterlichaam ligt beneden de kritische grens voor een helder systeem (Witteveen+Bos 2013a). Wel is sprake van bladval, maar dit wordt als niet beperkend geschat. Daarnaast speelt mogelijk ook nalevering uit de waterbodem. De bijdrage hiervan is onbekend, maar in principe met maatregelen altijd te mitigeren en vormt daarom geen reden om het GEP aan te passen. Peilbeheer Er is nu sprake van inlaat uit de Rotte. Bij het toepassen van flexibel peil is deze inlaat waarschijnlijk niet meer nodig. Wel brengt flexibel peilbeheer een risico voor de oeverstabiliteit met zich mee, maar is met de juiste maatregelen te mitigeren. Vanuit het oogpunt van de waterplanten is deze oeverstabiliteit geen reden voor aanpassen van het GEP. Maaibeheer De westoever heeft een belangrijke recreatiefunctie waardoor dichtgroeien van de oevers met riet niet gewenst is. Mogelijk wel kansen voor oevervegetatie op de oostoever. Visstand Er is een hoge brasem/karpervisstand en veel sportvisserij. Het effect van de sportvisserij op de visstand (door uitzetten en/of vangst en meenemen) is echter onbekend. Oeverinrichting In de Bleiswijkse zoom is er alleen een klein stukje zwemstrand. De invloed hiervan is zo gering dat de default abundanties en soortensamenstelling van M27 voor de macrofyten mogelijk moet zijn. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

44 7.4 MEP/GEP Fytoplankton De huidige toestand ( ) voor fytoplankton getoetst als type M27 is EKR 0,36 0,50. Het GEP in 2009 is afgeleid op EKR 0,60. Er is geen reden om het GEP bij te stellen. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) 7,4 11,8 25,0 50,0 100,0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora Het GEP in 2009 is afgeleid op EKR 0,60. Ten opzichte van de maatlatten in 2009 zijn de groeivormen voor emerse en drijvende vegetatie toegevoegd aan de maatlat. Gelet op de ingrepen in het waterlichaam is er geen reden om het GEP bij te stellen, omdat de oeverinrichting maar zo beperkt is aangetast dat de GET abundanties en soortensamenstelling van M27 voor de macrofyten mogelijk moet zijn. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (bedekkingspercentage) < 1 Drijfbladvegetatie(bedekkingsp 1-5 0,5-1 0,1-0, ercentage) < 0,1 Emerse vegetatie(bedekkingspercentage) < 1 Oever vegetatie(bedekkingspercentage) Soortensamenstelling Submerse vegetatie (EKR) (weeg factor 3) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Drijfbladvegetatie(EKR) 0,8 (weegfactor 1) 0,6 0,4 0,2 0 Emerse vegetatie(ekr) 0,8 (weegfactor 1) 0,6 0,4 0,2 0 Oever vegetatie(ekr) 0,8 (weegfactor 1) 0,6 0,4 0,2 0 Abundanties (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Soortensamenstelling (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Overige Waterflora (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Macrofauna De huidige toestand (2011) voor macrofauna getoetst als type M27 is EKR 0,32 en als type M14 is EKR 0,34. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

45 Het GEP in 2009 is vastgesteld op 0,54. Er wordt nu echter geen reden meer gezien om af te wijken van de landelijke maatlat. Een GEP van 0,60 wordt haalbaar geacht. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Vissen De huidige toestand (2011) voor vissen getoetst als type M27 is EKR 0,16 en als type M14 EKR 0,16.Het GEP in 2009 is afgeleid op EKR 0,60 en het MEP op een EKR van 0,80. Er is geen reden om het GEP bij te stellen. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem (%) Baars + Blankvoorn (% van eurytopen) Aandeel plantminnend (%) Aandeel zuurstoftolerant (%) Aandeel brasem (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Baars + Blankvoorn (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Aandeel plantminnend (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Aandeel zuurstoftolerant (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Correctie snoekbaars (EKR) Vissen (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Fysisch-chemische parameters Indien type M27 wordt gehandhaafd: voor ph wordt de range voor GEP 5,5 8,5. Voor de overige fysisch-chemische parameters zijn er geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) > 300 ph 5,5-7,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Doorzicht (m) 2,0 0,9 0,6-0,9 0,45-0,9 < 0,45 Totaal-P (mg/l) 0,04 0,09 0,09-0,18 0,18-0,36 > 0,36 Totaal-N (mg/l) 1,0 1,3 1,3-1,9 1,9-2,6 > 2,6 Als het type wordt aangepast naar M14 zijn er zijn geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

46 7.5 Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor het de biologische kwaliteitselementen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton 0,60 0,60 Overige waterflora 0,60 0,60 Macrofauna 0,54 0,60 Vissen 0,60 0,60 Aandachtspunten KRW-plan Het effect van flexibel peil op de oeverstabiliteit en het benodigde volume inlaatwater is onbekend. Mogelijk kan flexibel peil ervoor zorgen dat er minder inlaatwater uit de Rotte nodig is. Indien inlaatwater beperkt kan worden dan is het nodig om de bijdrage van de waterbodem aan de nutriëntenbelasting goed in beeld te brengen. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

47 8 BERGSE PLASSEN NL39_07A (TYPE M27) 8.1 Inleiding De Bergse Plassen liggen midden in Rotterdam en bestaan uit de Voor- en Achterplas. De oevers zijn grotendeels bebouwd met gewone woningen en op de eilandjes staan recreatiewoningen. Er zijn al veel maatregelen uitgevoerd in de Bergse Plassen. Momenteel is HHSK bezig met de afrondende evaluaties. De Bergse Plassen zijn nog niet in evenwichtstoestand gekomen sinds de uitvoering van de maatregelen. Het is de verwachting dat de toestand voor waterplanten nog verder zal verbeteren. 8.2 Type, status en begrenzing Type (M27), status (kunstmatig) en begrenzing kloppen nog. 8.3 Pressoren Achtergrondbelasting De doorvoer van water (functie tussenboezem) gaat vervallen met een geplande maatregel in SGBP1. De belasting met P en de aanvoer van blauwalgen zijn daarmee via deze route gestopt. P-belasting en de aanvoer van blauwalgen vinden nog wel plaats via schutsluizen. Maaibeheer Het maaibeheer is geoptimaliseerd voor de recreatie. 40% van het plas oppervlak moet vrijgehouden worden van vegetatie. Peilbeheer In de Bergse plassen is het peil vast en dit kan niet worden aangepast i.v.m. potentiële schade aan de fundering van omliggende woningen en andere opstallen. Visserij ABB is ten onrechte opgevoerd als pressor op de KRW-factsheet voor dit waterlichaam. Inrichting Er is maar een klein deel van de oever (16%) geschikt voor een natuurlijke inrichting. 8.4 MEP/GEP Fytoplankton GEP uit 2009 overnemen. De range voor de huidige toestand voor fytoplankton van ligt op 0,41-0,59 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) 7,4 11,8 25,0 50,0 100,0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 0,8 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

48 Overige Waterflora De oever is nagenoeg volledig beschoeid en het peil is vast, waardoor er geen ruimte is voor oevervegetatie. De GEP voor deze groeivorm ligt op EKR 0,0. Ca. 16% van de totale oeverlengte heeft of kan een begroeibare zone hebben voor emerse en drijfbladvegetatie. Op deze plek is het wel mogelijk voor drijvende en emerse vegetatie om GET te bereiken. Het GEP ligt dan ook op 16% van wat mogelijk zou zijn onder referentie-omstandigheden voor dit watertype (GET emers 5-10%). Een bedekking van 0,8-1,6% komt derhalve overeen met GEP voor emers. Het GEP voor drijvende vegetatie ligt ook op 16% van wat mogelijk zou zijn onder referentieomstandigheden voor dit watertype. Voor drijvende vegetatie geldt echter een optimumcurve, waarbij zowel een bedekking van 1-5% als 20-30% voldoen aan het GET. Voor afleiding van GEP wordt uitgegaan van de laagste abundantie (1-5%) omdat 16% van 20-30% nog steeds in het GET valt. Een bedekking van 0,16-0,80% komt derhalve overeen met GEP voor drijvend. Omdat deze lage bedekkingspercentages (GEP emers 0,8% en GEP drijvend 0,16%) in praktijk erg lastig zijn om zo nauwkeurig te bepalen en te toetsen wordt GEP voor deze groeivormen om schijnnauwkeurigheid te voorkomen op 0,0 EKR gesteld. Met de oude maatlatten was een beoordeling van emers en drijvend overigens niet nodig. In de praktijk zal HHSK uiteraard wel het voorkomen van deze groeivormen monitoren en waar mogelijk stimuleren. Door het maaibeheer kan maximaal 60% van de plas begroeid zijn met submerse vegetatie. Het GEP ligt dan ook op 60% van wat mogelijk zou zijn onder referentieomstandigheden voor dit watertype (GET 25-45%). Een bedekking van 15-27% komt derhalve overeen met GEP. De ondergrens daarvan (15%) correspondeert met een EKR van 0,51 op de natuurlijke maatlat. MEP komt overeen met 27 60% bedekking met submerse vegetatie. De onderliggende klassengrenzen worden afgerond naar hele percentages. De score voor de groeivorm submers telt 3x zo zwaar mee bij het bepalen van de score voor de deelmaatlat abundantie groeivormen als de overige groeivormen. Wat betreft soortensamenstelling is de inschatting dat in potentie alle soorten voor kunnen komen. Hier wordt een GEP gehanteerd van 0,6 EKR. De GEP en onderliggende klassegrenzen zijn afgerond op 0,05 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (bedekkingspercentage) Drijfbladvegetatie (bedekkingspercentage) 0, Emerse vegetatie (bedekkingspercentage) 1, Oever vegetatie (bedekkingspercentage) Soortensamenstelling Submerse vegetatie (EKR) (weeg factor 3) 0,62 0,51 0,30 0,20 0 Drijfbladvegetatie(EKR) (weegfactor 1) 0, Emerse vegetatie(ekr) 0, BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

49 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht (weegfactor 1) Oever vegetatie(ekr) (weegfactor 1) Abundanties (EKR) 0,46 0,26 0,15 0,10 0 Soortensamenstelling (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 0,75 0,45 0,30 0,15 0 Macrofauna In 2009 is het GEP voor macrofauna geschat op EKR van 0,42. De maatlatten zijn niet aangepast. De range voor de huidige toestand voor macrofauna van ligt op 0,35-0,44 EKR. De Bergse Plassen zijn nog niet in evenwicht na uitgevoerde maatregelen. In de huidige toestand zijn de EKR s voor macrofauna ook al niet laag. De verwachting is dat in de toekomst de toestand voor waterplanten nog wat zal verbeteren en dat ook macrofauna daarvan kan profiteren. Er is geen reden om te denken dat waterplanten beperkend zijn voor de macrofauna bij GEP, dus 0,60. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Vissen In 2009 is het GEP voor vissen geschat op EKR van 0,33. De huidige toestand (2011) voor vis is 0,35 EKR. Bij het afleiden van de doelen is gebruik gemaakt van regressieformules (Grontmij 2008) en arealen voor oevervegetatie en submerse vegetatie. De regressie-formules zoals gehanteerd door Grontmij (2008) zijn opnieuw toegepast om het MEP te bepalen. Deelmaatlat Aandeel baars+blankvoorn (%) Aandeel brasem (%) Aandeel plantminnende vis (%) Aandeel zuurstoftolerante vis (%) MEP 13,2+4,10*sqrt(submers)-7,55*ln (oever+1) 76,2-7,17*sqrt(submers) -15,2+19,0*ln(oever+1) -2,94+2,57*sqrt(oever) Voor submerse vegetatie is het bedekkingspercentage onder MEP 27%. De ecologische indicator abundantie oever van de deelmaatlat macrofyten en de parameter oever in de bovenstaande regressieformules komen echter niet overeen. In de deelmaatlat macrofytenwordt het bedekkingspercentage oevervegetatie namelijk uitgedrukt binnen het begroeibareareaal, terwijl in de regressieformules de bedekking is uitgedrukt ten opzichte van hettotale wateroppervlak. HHSK heeft in 2008 op basis van expertkennis het areaal oevervegetatie voor toepassing in de regressieformules ingeschat op maximaal 5%. Omdat de definitie van oevervegetatie voor de regressieformules anders is dan het bedekkingspercentage dat voor de maatlat overige waterflora wordt gebruikt, wordt voor bepaling van de MEP voor vissen gewerkt met het percentage van 5% uit 2008 voor de oevervegetatie. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

50 Het MEP is op 0,80 EKR gesteld (grens ZGET/GET). Het GEP is dus te bepalen als (MEP/0,80) * 0,60. Het MEP voor brasem ligt op 38,9% biomassa-aandeel (bepaald met regressie-formule), wat volgends de landelijke KRW-maatlatten voor M27 overeenkomt met 0,29 EKR. Het GEP komt dan uit op = 0,22 EKR. Idem voor onderliggende klassengrenzen, grens matig-ontoereikend ligt op 40% van het MEP en de grens ontoereikend-slecht ligt op 20% van het MEP. De GEP en onderliggende grenzen zijn afgerond op 0,05 EKR, dus GEP wordt in dit geval 0,20. De MEP s blijven wel staan als oorspronkelijke waarden, omdat hier alles van is afgeleid en via de MEP s de niet afgeronde klassengrenzen ook in de toekomst nog te bepalen zijn. Met behulp van de KRW-maatlatten zijn deze GEP s en klassengrenzen weer terug te rekenen naar de bijbehorende biomassa-aandelen. Voor het voorbeeld van de deelmaatlat brasem: GEP van 0,25 EKR komt overeen met een biomassa-aandeel brasem van 43,75%. De biomassa-aandelen zijn bepaald door vanuit de EKR s terug te extrapolen naar biomassa-aandelen. Deze zijn ook afgerond op logische percentages. De uitzondering hierop zijn de MEP s. Dit zijn de percentages die volgen uit de regressieformules en op deze percentages zijn de GEP s en onderliggende klassengrenzen afgeleid. De MEP s zijn niet-afgerond blijven staan zodat de afleiding met de regressieformules duidelijk is. De onderliggende klassengrenzen voor biomassaaandelen voor de GEP s zijn wel afgerond. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem (%) 38,9 43,75 62,5 87,5 100 Baars + Blankvoorn (% van eurytopen) Aandeel plantminnend (%) 18, Aandeel zuurstoftolerant (%) 2, ,5 0 Aandeel brasem (EKR) 0,29 0,25 0,15 0,05 0 Baars + Blankvoorn (EKR) 0,42 0,30 0,20 0,10 0 Aandeel plantminnend 0,38 (EKR) 0,30 0,20 0,10 0 Aandeel zuurstoftolerant 0,38 (EKR) 0,30 0,20 0,10 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet verwacht. Vissen (EKR) 0,37 0,30 0,20 0,10 0 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

51 Fysisch-chemische parameters Voor de Bergse Plassen zijn in 2009 voor chloride, ph, temperatuur en doorzicht aangepaste doelstellingen afgeleid. Voor de nutriënten worden de GET s van M27gebruikt. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) 23 27,5 27, >40 Zuurstof (mg/l) ,1-40 < 0, >200 Chloride (mg/l) > 3000 ph 5,5-7,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-14 >14 Doorzicht (m) 2,0 0,6 0,45-0,6 0-0,45 0 Totaal-P (mg/l) 0,04 0,09 0,09-0,18 0,18-0,36 > 0,36 Totaal-N (mg/l) 1,0 1,3 1,3-1,9 1,9-2,6 > 2,6 8.5 Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor de biologische kwaliteitselementen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton 0,60 0,60 Overige waterflora 0,44 0,45 Macrofauna 0,42 0,60 Vissen 0,33 0,30 Aandachtspunten KRW-plan Er vindt nog steeds P-belasting plaats via de schutsluizen. Het uitvoeren van een onderzoek aan een mitigerende maatregel voor het verminderen van de inlaat van schutwater van buiten de plas is gewenst in de komende planperiode. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

52 9 KRALINGSE PLASNL39_08A (TYPE M14) 9.1 Inleiding Het systeem is na uitvoering van alle maatregen in de afgelopen jaren nog niet in evenwicht. De huidige toestand komt niet overeen met het GEP (2009). Daarnaast zijn er nog verbeteringen mogelijk (inlaatbeheer; schutwater) waardoor de toestand nog kan verbeteren. 9.2 Type, status en begrenzing Het oorspronkelijke type is M27 (matig grote, ondiepe laagveenplassen). Door uitgebreide vergraving is er geen organisch substraat meer aanwezig en heeft het waterlichaam meer weg van type M14 (matig grote ondiepe gebufferde plassen). Dit type M14 wordt gehanteerd bij het afleiden van de doelstellingen en de toetsing. De status kunstmatig klopt. De sloot die achter de boulevard aan de oostzijde van de plas ligt maakt onderdeel uit van het waterlichaam. De vegetatie in deze sloot is echter afwijkend van die in de plas. Deze sloot wordt tot nu toe mee bemonsterd en beoordeeld (als type M14), en verschilt daardoor van de beoordeling van de rest van de plas en zorgt voor een verandering de beoordeling met één klasse. Bij toekomstige monitoring is het beter om het meetpunt in de sloot te verplaatsen naar de Kralingse Plas zelf. 9.3 Pressoren Achtergrondbelasting De inlaat wordt gedefosfateerd om de externe belasting te verminderen. Dit is een uitgevoerde, mitigerende maatregel. Daarnaast is de bodem gebaggerd en afgedekt en is Actief Biologisch Beheer uitgevoerd. Een externe bron die nog niet gereduceerd is, is het water dat via het schutten van de sluis vanuit de Boezem wordt ingelaten. Effect peil Het waterpeil is vast en er wordt een beheermarge van + en 3 cm gehanteerd. Inrichting Ca 7% van de plas is verondiept tot 1-1,5 m. De bedoeling hiervan is om te zorgen dat er meer licht tot op de bodem door kan dringen. De verondieping draagt door de resterende diepte niet bij aan begroeibaar areaal voor emerse en drijvende vegetatie (< 1 m). Naast het zwemstrand is de oever volledig verhard of beschoeid, en er zijn verschillende jachthavens aan de plas gelegen. Hierdoor bieden de inrichting en het gebruik weinig ruimte voor oeverbegroeiing. Maaibeheer In totaal 50% van het plas oppervlak wordt vrijgehouden van vegetatie in verband met de recreatievaart. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

53 Visserij Er is sportvisserij aanwezig op het waterlichaam, maar dit heeft naar verwachting geen effect op het GEP. Barrières Het gemaal is vispasseerbaar gemaakt, maar het vermoeden bestaat dat daardoor vis de plas uit is gezwommen. 9.4 MEP/GEP Fytoplankton GEP uit 2009 overnemen. De range voor de huidige toestand voor fytoplankton van ligt op 0,56-0,62 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) , > 95.0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 0,8 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora De oever is volledig beschoeid, zwemstrand of jachthaven en biedt dus weinig ruimte voor oeverbegroeiing. De GEP voor deze groeivorm ligt op EKR 0,0. Zelfs met de uitgevoerde verondieping is er nog steeds nauwelijks sprake van begroeibaar areaal voor drijvende en emerse vegetatie (1 m diepte). Door het nagenoeg ontbreken van begroeibaar areaal komt het GEP voor deze groeivormen overeen met EKR 0,0. Met de oude maatlatten was een beoordeling van emers en drijvend overigens niet nodig. Door het maaibeheer kan maximaal 50% van de plas begroeid zijn met submerse vegetatie. Het GEP ligt dan ook op de helft van wat mogelijk zou zijn onder referentieomstandigheden voor dit watertype (GET 25-45%). Een bedekking van 12,5-22,5% komt derhalve overeen met GEP. De ondergrens daarvan (12,5%) correspondeert met een EKR van 0,48 op de natuurlijke maatlatten. Net zoals bij de Bergse Plassen worden de EKR s van de onderliggende grenzen afgerond op hele percentages. De score voor de groeivorm submers telt 3x zo zwaar mee bij het bepalen van de score voor de deelmaatlat abundantie groeivormen als de overige groeivormen. In 2009 is het GEP voor soortensamenstelling vastgesteld op 0,39. Wat betreft soortensamenstelling is nu de inschatting dat in potentie alle soorten voor kunnen komen. Hier wordt GEP gehanteerd van 0,6 EKR. De GEP s en onderliggende klassengrenzen worden afgerond op 0,05 EKR. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

54 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (bedekkingspercentage) 22,5 12, Drijfbladvegetatie (bedekkingspercentage) Emerse vegetatie (bedekkingspercentage) Oever vegetatie (bedekkingspercentage) Soortensamenstelling Submerse vegetatie (EKR) (weeg factor 3) 0,58 0,49 0,30 0,20 0 Drijfbladvegetatie(EKR) (weegfactor 1) Emerse vegetatie(ekr) (weegfactor 1) Oever vegetatie(ekr) (weegfactor 1) Abundanties (EKR) 0,29 0,25 0,15 0,10 0 Soortensamenstelling (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 0,65 0,45 0,30 0,15 0 De huidige toestand (2011) voor abundantie groeivormen is bepaald op EKR 0,22 en voor soortensamenstelling op 0,18 EKR. De beoordeling van de huidige toestand (2011) komt uit op een EKR van 0,20. Macrofauna In 2009 is het GEP voor macrofauna geschat op EKR van 0,42. De maatlatten zijn niet aangepast. De range voor de huidige toestand voor macrofauna van ligt op 0,43-0,51. De Kralingse Plas is nog niet in evenwicht na uitgevoerde maatregelen. In de huidige toestand zijn de EKR s voor macrofauna ook al niet laag. De verwachting is dat in de toekomst de toestand voor waterplanten nog wat zal verbeteren en dat ook macrofauna daarvan kan profiteren. Er is geen reden om te denken dat waterplanten beperkend zijn voor de macrofauna bij GEP, dus 0,60. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Vissen In 2009 is het GEP voor vissen geschat op EKR van 0,29. De huidige toestand (2011) voor vis is 0,45 EKR. Het is de verwachting dat de Kralingse Plas het GEP nog niet heeft bereikt omdat nog niet alle maatregelen ecologisch al zijn doorgewerkt en er nog wat gedaan kan worden aan de nutriëntenbelasting. In 2008 is het GEP afgeleid met regressieformules. Deze zijn opnieuw toegepast met herziene inschatting van de submerse bedekking. Zie voor toelichting bij het waterlichaam Bergse Plassen. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

55 Voor submerse vegetatie is het bedekkingspercentage onder MEP 22,5%. Voor oevervegetatie wordt een bedekking van 3% gehanteerd. De GEP en onderliggende grenzen zijn afgerond op 0,05 EKR. De biomassa-aandelen zijn bepaald door vanuit de EKR s terug te extrapolen naar biomassa-aandelen. Deze zijn ook afgerond op logische percentages. De uitzondering hierop zijn de MEP s. Dit zijn de percentages die volgens uit de regressieformules en op deze percentages zijn de GEP s en onderliggende klassengrenzen afgeleid. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem (%) 42, , Baars + Blankvoorn (% van eurytopen) 22,2 17, Aandeel plantminnend (%) 11, Aandeel zuurstoftolerant (%) 1,5 1 0,75 0,5 0 Aandeel brasem (EKR) 0,26 0,2 0,15 0,10 0 Baars + Blankvoorn (EKR) 0,44 0,35 0,2 0,10 0 Aandeel plantminnend 0,2 0,15 0,05 0,25 (EKR) 0 Aandeel zuurstoftolerant 0,2 0,15 0,05 0,25 (EKR) 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet verwacht. Vissen (EKR) 0,30 0,25 0,15 0,10 0 Fysisch-chemische parameters Voor de Kralingse Plas zijn in 2009 voor chloride, ph, temperatuur en doorzicht aangepaste doelstellingen afgeleid. Deze blijven overeind. Voor de nutriënten worden net als in 2009 de GET s van M14 gebruikt. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) 23 27,5 27, >40 Zuurstof (mg/l) ,1-40 <0, >200 Chloride (mg/l) >3000 ph 5,5-8,5 5,5-9,0 9,0-9, 5 < 5,5 9,5-14 >14 Doorzicht (m) > 2,0 0,6 0,45-0,6 0, Totaal-P (mg/l) 0,04 0,09 0,09-0,18 0,18-0,36 > 0,36 Totaal-N (mg/l) 1,0 1,3 1,3-1,9 1,9-2,6 >2,6 Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

56 9.5 Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor het de biologische kwaliteitselementen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton 0,60 0,60 Overige waterflora 0,45 0,45 Macrofauna 0,42 0,60 Vissen 0,29 0,25 Aandachtspunten KRW-plan Verplaatsen meetpunt in kwelsloot naar de Kralingse Plas zelf. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

57 10 T WEEGJE NL39_10A (TYPE M27) 10.1 Inleiding Het waterlichaam bestaat uit een combinatie van een plas en slotensysteem (50/50). Vanwege de plas is het water aangewezen als waterlichaam en daarom wordt voor de afleiding van het GEP gefocust op de plas. De natuurwaarden liggen echter in het slotensysteem en daarom zal bij de aanpak van de waterkwaliteit ook aan dit deel van het waterlichaam aandacht worden besteed Type, status en begrenzing Het toegekende type is M27 (matig grote, ondiepe laagveenplassen) en is gebaseerd op de plas en niet op het slotensysteem. De status (kunstmatig) klopt. De beoordeling van het watersysteem en de KRW-doelstellingen zijn alleen van toepassing op de plas en niet meer voor het slotensysteem. Wat betreft de begrenzing: het waterlichaam is < 50 ha en voldoet daarmee niet aan de minimum vereiste omvang om aangewezen te zijn als KRW-waterlichaam. HHSK wil dit waterlichaam desondanks wel graag behouden voor SGBP Pressoren Achtergrondbelasting Er wordt water ingelaten om het peil op orde te houden. Om het peil te handhaven wordt water ingelaten uit de boezem. Het inlaatpunt ligt vlak bij uitmaalpunt van de Zuidplaspolder, dus eigenlijk wordt water uit de Zuidplaspolder ingelaten. De Zuidplaspolder is een diepe polder met voedselrijke kwel, maar ook met een hoge belasting vanuit o.a. de glastuinbouw. Welk deel van de belasting toegeschreven kan worden aan de achtergrondbelasting is niet bekend. Daarnaast speelt in t Weegje zelf mogelijk ook nalevering uit de waterbodem. Of deze belastingen kunnen worden gemitigeerd is niet bekend. Bijstelling van de default GEP is daarom vooralsnog niet mogelijk. Effect peil Er is een vast peil in t Weegje. In verband met mogelijke schade aan de omgeving kan dit niet zo maar worden aangepast. Inrichting De plas is op dit moment 2-3 m diep met steile overgangen tussen land en water. Deze overgangen zijn gekoppeld aan het recreatief gebruik (parkeerplaats, horeca, roeien) en boseilandjes. Zie bijlage 5 voor een overzichtskaart van de diepte van t Weegje. Visserij Hengelsportwater. In 2012 is massale vissterfte geweest met een onbekende oorzaak (mogelijk de sliblaag op de waterbodem). Tegelijkertijd was sprake van zuurstofloosheid. Onbekend is of deze zuurstofloosheid te maken heeft met decompositie van de dode vis of andersom. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

58 10.4 MEP/GEP Fytoplankton GEP uit 2009 (0,60 EKR) overnemen. De range voor de huidige toestand voor fytoplankton van ligt op 0,24-0,36 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) 7,4 11,8 25,0 50,0 100,0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 0,8 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora De plas is overal dieper dan 1 meter. Het begroeibaar areaal voor emerse en drijfbladvegetatie is daarmee afwezig. Er is vooralsnog geen mogelijkheid zonder schade aan de gebruiksfuncties (recreatiewater) of het milieu (boseilandjes) om deze zone te maken. Deze deelmaatlatten dienen daarom op nul te worden gezet. Met de oude maatlatten was een beoordeling van emers en drijvend overigens niet nodig. T Weegje kent een vast peil en heeft een scherpe overgang tussen land en water. Er is dus geen oevervegetatie mogelijk. Ook voor deze groeivorm komt GEP op 0. De waterdiepte van de plas is op dit moment nergens dieper dan 3m. Zou de baggerlaag verwijderd moeten worden, dan is nagenoeg de hele plas dieper dan 3m. Er lijkt op dit moment geen reden om vanuit de functie van het water deze baggerlaag weg te moeten halen. Dat betekent dat de plas in potentie overal begroeid zou kunnen zijn met submerse vegetatie. Op basis van de nu aanwezige info zijn er geen hydromorfologische onomkeerbare ingrepen waardoor deze vegetatie er niet kan groeien. De default waarden voor abundantie submerse vegetatie van M27 kan daarom worden gebruikt voor het GEP. De score voor de groeivorm submers telt 3x zo zwaar mee bij het bepalen van de score voor de deelmaatlat abundantie groeivormen als de overige groeivormen. Wat betreft soortensamenstelling is de inschatting dat in potentie alle soorten voor kunnen komen. Hier wordt GEP gehanteerd van 0,6 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (bedekkingspercentage) < 1 Drijfbladvegetatie (bedekkingspercentage) Emerse vegetatie (bedekkingspercentage) Oever vegetatie (bedekkingspercentage) Soortensamenstelling MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

59 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht (weeg factor 3) Drijfbladvegetatie(EKR) (weegfactor 1) Emerse vegetatie(ekr) (weegfactor 1) Oever vegetatie(ekr) (weegfactor 1) Abundanties (EKR) 0,4 0,3 0,2 0,1 0 Soortensamenstelling (EKR) 0,8 0,6 0,4 0,2 0 Overige Waterflora (EKR) 0,6 0,45 0,3 0,15 0 De huidige toestand (2011) voor abundantie groeivormen is bepaald op EKR 0,29 en voor soortensamenstelling op 0,27 EKR. De beoordeling van de huidige toestand (2011) komt uit op een EKR van 0,28. Macrofauna In 2009 is het GEP voor macrofauna geschat op EKR van 0,48. De maatlatten zijn niet aangepast. De range voor de huidige toestand voor macrofauna van ligt op 0,33-0,36 EKR. Er is geen reden om te denken dat waterplanten beperkend zijn voor de macrofauna bij GEP, dus EKR 0,60. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Vissen In 2009 is het GEP voor vissen geschat op EKR van 0,60 (GET). De huidige toestand (2011) voor vis is 0,51 EKR. Voor de doelstelling 2013 zijn de regressieformules toegepast met herziene inschatting van de submerse bedekking. Zie voor toelichting bij het waterlichaam Bergse Plassen. Voor submerse vegetatie is het bedekkingspercentage onder MEP 45% (zie overige waterflora). Voor oevervegetatie wordt op basis van expert-judgement inschatting van HHSK een bedekking van 3% gehanteerd. De GEP en onderliggende grenzen zijn afgerond op 0,05 EKR. De biomassa-aandelen zijn bepaald door vanuit de EKR s terug te extrapolen naar biomassa-aandelen. Deze zijn ook afgerond op logische percentages. De uitzondering hierop zijn de MEP s. Dit zijn de percentages die volgens uit de regressieformules en op deze percentages zijn de GEP s en onderliggende klassengrenzen afgeleid. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

60 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem (%) 28,1 37, Baars + Blankvoorn (% van eurytopen) 30,2 22,5 15 7,5 0 Aandeel plantminnend (%) 11, Aandeel zuurstoftolerant (%) 1,5 0,75 0,5 0,25 0 Aandeel brasem (EKR) 0,38 0,30 0,20 0,10 0 Baars + Blankvoorn (EKR) 0,61 0,45 0,30 0,15 0 Aandeel plantminnend (EKR) 0,25 0,15 0,10 0,05 0 Aandeel zuurstoftolerant (EKR) 0,25 0,15 0,10 0,05 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet verwacht. Vissen (EKR) 0,37 0,25 0,20 0,10 0 Fysisch-chemische parameters Voor ph wordt de range voor GEP 5,5 8,5. Voor de overige fysisch-chemische parameters zijn er geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) > 300 ph 5,5-7,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Doorzicht (m) 2,0 0,9 0,6-0,9 0,45-0,9 < 0,45 Totaal-P (mg/l) 0,04 0,09 0,09-0,18 0,18-0,36 > 0,36 Totaal-N (mg/l) 1,0 1,3 1,3-1,9 1,9-2,6 > 2, Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor het de biologische kwaliteitselementen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton 0,60 0,60 Overige waterflora 0,55 0,45 Macrofauna 0,48 0,60 Vissen 0,60 0,25 Aandachtspunten KRW-plan Bepalen achtergrondbelasting en mogelijkheden om dit te mitigeren. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

61 11 WATERRIJKE GEBIEDEN (TYPE M8) 11.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft drie waterlichamen Sloten Waterrijk EGB NL39_11a De polder Esse-, Gans- en Blaardorp is een veenpolder met brede sloten. Het waterlichaam bestaat zowel uit de hoofdwaterlopen als de verschillende poldersloten. Het gebruik van het gebied is divers: veeteelt, recreatie en golfbaan. Sloten Waterrijk Berkenwoude NL39_12a Rond de plaats Berkenwoude ligt een veenpolder met brede sloten. Buiten het dorp is het land in gebruik voor veeteelt en natuurbeheer. Het waterlichaam bestaat zowel uit de hoofdwaterlopen als de verschillende poldersloten. De waterhuishouding wordt in verband met de natuurontwikkeling voor 2016 aangepast en de omvang van het waterlichaam aangepast. In een deel van het waterlichaam worden vergelijkbaar maatregelen genomen als in natuurgebied de Nesse. Waterrijk gebied De Nesse Natuur NL39_25a Dit waterlichaam is exemplarisch voor een waterrijk gebied. Het betreft een nieuw waterlichaam in een natuurgebied, waarbij met alle partijen is afgesproken dat de inrichting en beheer worden geoptimaliseerd voor het behalen van de KRW-doelen. Er loopt nog wel een discussie over drooglegging ten behoeve van weidevogels en het effect daarvan op het bereiken van de KRW-doelen. Omdat in dit waterlichaam wordt uitgegaan van optimale omstandigheden voor de aquatische natuur zijn in principe doelstellingen haalbaar die hoger liggen dan de landelijke default GEP Type, status en begrenzing Sloten Waterrijk EGB & Berkenwoude Beide waterrijke gebieden hebben het type (M08) en dit blijft gelijk. Verder zijn de status (kunstmatig) en begrenzing nog steeds actueel. Waterrijk gebied De Nesse Natuur Het waterlichaam bestaat voor 95% uit smalle veensloten en is dus van het KRW-type M08. Doordat het waterlichaam volledig door mensen is gegraven heeft een kunstmatige status. De Nesse ligt volledig in een natuurgebied (EHS Krimpenerwaard). Een beschermde status voor N2000 is (nog) niet van toepassing. De begrenzing ligt al vast en valt samen met de hydrologische grenzen. De bestaande polder De Nesse is opgedeeld in twee peilvakken: een peilvak voor natuur en een peilvak voor de landbouw Pressoren Effect peil Sloten Waterrijk EGB & Berkenwoude Zie pressoren hoofdstuk 3. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

62 De Nesse Er wordt flexibel peilbeheer (15 cm) nagestreefd. Het Grontmij-rapport (2008) en mondelinge mededeling van Hub Cuppen stelt dat een flexibel peil het voorkomen van sommige specifieke macrofaunasoorten stimuleert en mogelijk tot andere EKR kan leiden. Dit kan leiden tot een hogere GEP dan de landelijke default. Echter, nadere beschouwing van het effect van peilfluctuatie op de macrofauna laat zien dat dit effect op het GEP maar heel marginaal is (zie bijlage 3). Verlies oeverzones en overstromingsvlaktes Sloten Waterrijk EGB & Berkenwoude Zie pressoren hoofdstuk 3. De Nesse Het maaiveld wordt juist verlaagd om overstromingsvlaktes te creëren. Dit heeft waarschijnlijk een positief effect op het snoekbestand. De doorwerking daarvan op GEP moet nog worden uitgezocht. Dit zou theoretisch kunnen leiden tot een hogere GEP dan de landelijke default. Aangezien het hier een kunstmatig water betreft is het niet nodig om strengere doelstellingen af te leiden voor GEP. Dat wil niet zeggen dat het creëren van extra overstromingsvlaktes niet nodig is, maar die ambitie kan dan beter worden vastgelegd vanuit eigen beleid, bv. provincie (natuur), of waterschap. Maaien (incl. oevers) Sloten Waterrijk EGB & Berkenwoude Zie pressoren hoofdstuk 3. De Nesse Het waterlichaam wordt extensief beheerd en verlandingsstadia toegestaan. Hierbij wordt wel voorkomen dat het systeem totaal gaat verlanden. Het maaibeheer vormt geen reden tot aanpassing van de landelijke default GEP. Overige pressoren Zie pressoren hoofdstuk MEP/GEP Fytoplankton Geen doelstellingen want type M8 (sloot) MEP/GEP Overige Waterflora De landelijke default GEP (0,60) haalbaar indien maaibeheer door ingelanden aangepast kan worden. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie < 10 (bedekkingspercentage) Drijfblad vegetatie (bedekkingspercentage) < 10 Emersevegetatie < 2 (bedekkingspercentage) BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

63 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Flab & kroos < 15 < (bedekkingspercentage) > 60 Soortensamenstelling Afhankelijk van soorten Submerse vegetatie (EKR) 1 0, ,20 0 Drijfblad vegetatie(ekr) 1 0, ,20 0 Emerse vegetatie(ekr) 1 0,60 0,40 0,20 0 Flab & kroos (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Abundanties (EKR) 1 0, ,20 0 Soortensamenstelling (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Macrofauna De landelijke default GEP (0,60) wordt haalbaar geacht. De natuurlijke peilfluctuatie is de Nesse leidt niet tot aanpassing van de landelijke default. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Vissen De landelijke default GEP (0,60) wordt in 2012 al gehaald in beide waterlichamen (Sloten Waterrijk EGB & Berkenwoude). De landelijke default is ook haalbaar voor De Nesse Natuur. Het is niet nodig om een hogere doestelling af te leiden voor de Nesse in verband met creëren van extra overstromingsvlaktes. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem & karper (%) > 75 Aandeel plantminnend (%) < 10 Aantal plantminnende en migrerende soorten (#) Aandeel brasem & karper (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Aandeel plantminnend (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Aantal plantminnende en migrerende soorten (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet van toepassing voor M08 Vissen (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

64 11.8 MEP/GEP Fysisch-chemische parameters Voor ph wordt de range voor GEP aangepast naar 5,5 8,5 als gevolg van de invloed van rivierwater door waterinlaat. Voor de andere parameters worden de landelijke defaults gebruikt. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) >400 ph 5,5-7,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Totaal-P (mg/l) 0,04 0,22 0,22-0,44 0,44-1,10 > 1,10 Totaal-N (mg/l) 1,0 2,4 2,4-4,8 4,8-12,0 > 12, Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor het de biologische kwaliteitselementen van de drie waterlichamen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton N.v.t. N.v.t. Overige waterflora 0,60 0,60 Macrofauna 0,60 0,60 Vissen 0,60 0,60 Aandachtspunten KRW-plan Geen. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

65 12 POLDERS OP KLEI (TYPE M3) 12.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft vier waterlichamen Polder Bleiswijk NL39_13a Polder Bleiswijk is een ontveende polder met smalle diep gelegen sloten. In het gebied liggen veel glastuinbouwbedrijven en vrij veel stedelijk gebied. Het waterlichaam is een deel van de hoofdwatergangen die het water afvoeren naar de Rotteboezem. Binnenwegse Polder NL39_14a De Binnenwegse Polder is een polder met akkerbouw, stedelijk gebied, bedrijventerrein en recreatiegebied. Het waterlichaam is een deel van de hoofdwatergangen die het water afvoeren naar de Rotteboezem. Zuidplaspolder Noord NL39_15a De Zuidplaspolder is een drooggemaakte polder met een gevarieerd landgebruik: wonen, bedrijventerrein, glastuinbouw en open teelt landbouw. De komende jaren zal het stedelijk gebied zich uitbreiden in het noordelijk deel van deze polder. Het waterlichaam is een deel van de hoofdwatergangen die het water afvoeren naar de Ringvaart boezem. Dit waterlichaam is exemplarisch voor een kleipolder met kwel. Polder Prins Alexander NL39_17a Polder Prins Alexander bestaat deels uit stedelijk (gemeente Rotterdam en Capelle a/d IJssel) en deels uit landelijk gebied. Het waterlichaam is de hoofdwatergang die het water af- en aanvoert naar de Ringvaart boezem. Dit waterlichaam is exemplarisch voor een oppervlaktewater in stedelijk gebied Type, status en begrenzing Polder Bleiswijk & Binnenwegse Polder De polders hebben in 2009 het type M1a gekregen. Beide poldersystemen kennen echter ook brede afvoerkanalen naar gemalen toe. Het is de verwachting dat deze brede kanalen het type voor beide waterlichamen beter beschrijven. Het type wordt om die reden aangepast naar M3. De status kunstmatig en begrenzing kloppen nog. Zuidplaspolder Noord De polder heeft in 2009 het type (M1a) gekregen. Het poldersysteem kent echter ook brede afvoerkanalen naar gemalen toe. Het is de verwachting dat deze brede kanalen het type voor beide waterlichamen beter beschrijven. Het type wordt om die reden aangepast naar M3. De status (kunstmatig) en begrenzing kloppen nog. Polder Prins Alexander Type (M3) en status (kunstmatig) kloppen. Dit waterlichaam bestaat uit twee hele verschillende watergangen: de Nieuwerkerkse Tocht en de Schollevaartse Tocht, met ieder eigen belastingen. De Schollevaartse Tocht heeft een beter doorzicht dan de Nieuwerkerkse Tocht. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

66 Waarschijnlijk is de oorspronkelijke waterlichaam begrenzing gedaan op basis van het hydrologisch functioneren van het systeem, maar gelet op de belastingen is het te overwegen om het waterlichaam in tweeën te delen. De vraag daarbij is of de twee losse waterlichamen groot genoeg zijn om nog als waterlichaam geclassificeerd te worden. Vooralsnog is de keuze voor de komende planperiode om de begrenzing niet aan te passen Pressoren Achtergrondbelasting Prins Alexanderpolder Herkomst van de P-belasting (kwel, puntbronnen) is onbekend, daarom wordt de landelijke default GEP gebruikt voor nutriënten. In de polder is ook veel sprake van ijzerrijke kwel wat zorgt voor een gering doorzicht. Dit geringe doorzicht kan leiden tot een lager GEP dan de landelijke default voor waterplanten en fytoplankton. Bij nadere bestudering van de meetgegevens door HHSK kan dat vooralsnog niet worden bevestigd. We houden daarom vooralsnog vast aan de default doelen voor M3. Voor de komende planperiode moet een onderzoeksmaatregel worden opgenomen om dit scherper te krijgen. Zie ook waterlichaam Ringvaart NL39_03a (hoofdstuk 4). Zuidplaspolder Noord De verdeling van de herkomst van de P-belasting (kwel, landbouw, veenoxidatie) is onbekend. Wel is bekend dat in de polder de antropogene bronnen een groot aandeel hebben. Het terugdringen van antropogene belasting zal wel degelijk helpen voor het verbeteren van de ecologische toestand maar waarschijnlijk onvoldoende voor het bereiken van de landelijke default GEP. In een deel van de polder is ook sprake van ijzerrijke kwel wat lokaal zorgt voor een laag doorzicht. Dit geringe doorzicht kan leiden tot een lagere GEP dan de landelijke default voor waterplanten en fytoplankton. Zie ook waterlichaam Ringvaart NL39_03a (hoofdstuk 4) Verlies oeverzones en overstromingsvlaktes Prins Alexanderpolder Voor de Nieuwerkerkse Tocht is het maximale al gedaan voor het creëren van NVO s en het verbeteren van het beheer. De maatregelen voor de Schollevaartse Tocht worden na 2015 uitgevoerd. Vermoedelijk zijn de oeverzones dan niet meer beperkend voor het bereiken van de landelijke default GEP. Het waterlichaam wordt dit jaar bemonsterd voor vegetatie. Bomen en bladval Prins Alexanderpolder Het effect wordt geschat als niet beperkend voor het bereiken van de landelijke default GEP. Overige pressoren Zie pressoren hoofdstuk 3. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

67 12.4 MEP/GEP Fytoplankton Er waren geen doelstellingen afgeleid want type was M1a (sloot). Voor M3 zijn er wel doelstellingen nodig voor fytoplankton. Er zijn geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. De huidige toestand moet nog wel goed in beeld gebracht worden. Polder Prins Alexander Het is mogelijk nodig in de toekomst om het GEP te verlagen ten opzichte van landelijke default door troebelheid en zuurstoftekorten veroorzaakt door ijzerrijke kwel. Dit kan nu echter niet voldoende worden onderbouwd, dus zijn er geen redenen om voor het GEP af te wijken van de landelijke default (EKR 0,60). MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) >95.0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Overige Waterflora Polder Bleiswijk & Binnenwegse Polder De landelijke default GEP (0,60) wordt haalbaar geacht. Zuidplaspolder Noord/Polder Prins Alexander Het is mogelijk nodig in de toekomst om het GEP te verlagen ten opzichte van landelijke default door troebelheid en zuurstoftekorten veroorzaakt door ijzerrijke kwel. Dit kan nu echter niet voldoende worden onderbouwd, dus zijn er geen redenen om voor het GEP af te wijken van de landelijke default (EKR 0,60). MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie 30% 20-60% 10-20% 5-10% (bedekkingspercentage) 60-80% % <5% Drijvende + emerse vegetatie 40% 25-80% 15-25% 5-15% (bedekkingspercentage) 80-90% % <5% Soortensamenstelling Afhankelijk van soorten Submerse vegetatie (EKR) 1 0, ,20 0 Drijvende + emerse vegetatie 1 0, (EKR) 0,20 0 Abundanties (EKR) 1 0, ,20 0 Soortensamenstelling (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Macrofauna Polder Bleiswijk & Binnenwegse Polder De landelijke default GEP (0,60) wordt haalbaar geacht. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

68 Zuidplaspolder Noord Het is mogelijk nodig in de toekomst om het GEP te verlagen ten opzichte van landelijke default door troebelheid en zuurstoftekorten veroorzaakt door ijzerrijke kwel. Dit kan nu echter niet voldoende worden onderbouwd, dus zijn er geen redenen om voor het GEP af te wijken van de landelijke default (EKR 0,60). Polder Prins Alexander De huidige macrofaunasamenstelling van dit waterlichaam is door een expert beoordeeld (zie bijlage 3) en biedt geen aanleiding om te veronderstellen dat ijzerkwel limiterend werkt. Er is dan ook geen aanleiding om het default GEP naar beneden bij te stellen ten opzichte van de landelijke default (EKR 0,60). MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Vissen Er zijn geen redenen om voor het GEP af te wijken van de landelijke default (EKR 0,60). MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem & karper (%) > 85 Aandeel plantminnend (%) < 5 Aantal plantminnende en migrerende soorten (#) Aandeel brasem & karper (EKR) 1 0,6 0,4 0,2 0 Aandeel plantminnend (EKR) 1 0,6 0,4 0,2 0 Aantal plantminnende en migrerende soorten (EKR) 1 0,6 0,4 0,2 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet van toepassing voor M3 Vissen (EKR) 1 0,6 0,4 0, MEP/GEP Fysisch-chemische parameters Voor de fysisch-chemische parameters zijn er geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

69 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) >400 ph 5,5-8,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Doorzicht (m) > 2,0 0,65 0,65-0,45 0,45-0,30 < 0,30 Totaal-P (mg/l) 0,04 0,15 0,15-0,30 0,30-0,75 > 0,75 Totaal-N (mg/l) 1,0 2,8 2,8-5,6 5,6-14,0 > 14, Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor het de biologische kwaliteitselementen van de waterlichamen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton N.v.t. 0,60 (Polder Prins Alexander) 0,60 Overige waterflora 0,60 0,60 Macrofauna 0,60 0,60 Vissen 0,60 0,60 Aandachtspunten KRW-plan Er is voor de Polder Prins Alexander en Zuidplaspolder Noord een onderzoeksmaatregel nodig naar het effect van achtergrondbelasting. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

70 13 POLDERS OP VEEN (M10) 13.1 Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft zes waterlichamen. Zuidplaspolder zuid NL39_18a De Zuidplaspolder is een drooggemaakte polder met een gevarieerd landgebruik: wonen, bedrijventerrein, glastuinbouw en open teelt landbouw. De komende jaren zal het stedelijk gebied zich uitbreiden in het zuidelijk deel van deze polder en zal een deel van de landbouwgrond worden omgezet in natuurgebied. Het waterlichaam is een deel van de hoofdwatergangen die het water afvoeren naar de Hollandse IJssel. Krimpen aan den IJssel NL39_19a Krimpen aan den IJssel is de grootste stad in de Krimpenerwaard. Het waterlichaam bestaat uit een deel van de hoofdwatergangen binnen de stedelijke kern. Kromme, Geer en Zijde NL39_20a De polder Kromme, Geer en Zijde is een veenpolder met overwegend veeteelt. Het waterlichaam beslaat een deel van de hoofdwatergangen die het water uit de polder afvoeren. De waterhuishouding is in de afgelopen jaren aangepast waarop de ligging van het waterlichaam is aangepast. Stolwijk NL39_21a De polder Stolwijk is een veenpolder met overwegend veeteelt. Het waterlichaam beslaat een deel van de hoofdwatergangen die het water uit de polder af- en aanvoeren. Binnen de polder zal in de komende natuur worden ontwikkeld. Dit kan in de toekomst leiden tot aanpassing van het waterlichaam. Bergambacht NL39_22a De polder Bergambacht is een veenpolder met overwegend veeteelt. Het waterlichaam beslaat een deel van de hoofdwatergangen die het water uit de polder af- en aanvoeren. Den Hoek en Schuwacht NL39_23a De polder Hoek en Schuwacht is een veenpolder met overwegend veeteelt. Het waterlichaam beslaat een deel van de hoofdwatergangen die het water uit de polder afvoeren 13.2 Type, status en begrenzing Kromme, Geer en Zijde De begrenzing wordt aangepast aan de nieuwe situatie die voortkomt uit het verplaatsen van het gemaal. Verder verandert het type van M8 naar M10 omdat dit een beter beeld geeft van het waterlichaam (breed aanvoerkanaal naar het gemaal). De status blijft kunstmatig. Stolwijk Aanpassen van M8 naar M10. Het waterlichaam is om waterhuishoudkundige redenen (dimensies afstemmen op afvoerdebiet) gedeeltelijk verbreed. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

71 De type-verandering is al aangekondigd in de factsheet De status kunstmatig en begrenzing kloppen nog. Overige polders (18a, 19a, 22a en 23a) De polders hebben in 2009 het type (M8) gekregen. De vier poldersystemen kennen echter ook brede afvoerkanalen naar gemalen toe. Het is de verwachting dat deze brede kanalen het type voor deze waterlichamen beter beschrijven. Het type wordt om die reden aangepast naar M10. De status (kunstmatig) en begrenzing kloppen nog Pressoren Achtergrondbelasting Zuidplaspolder zuid Zie waterlichaam Zuidplaspolder Noord NL39_15 (hoofdstuk 12). Onvoldoende reden om GEP s aan te passen. Overige polders Zie hoofdstuk 3 Effect in- en uitlaat Stolwijk De hydraulische belasting op het waterlichaam is niet groter geworden door de waterhuishoudkundige aanpassingen. Het gemaal is wel vergroot maar de watergang ook verbreed. De stroomsnelheid en peilfluctuaties blijven daardoor gelijk en is er geen reden om af te wijken van de landelijke default. Overige polders Zie hoofdstuk 3 Verlies oeverzones en overstromingsvlaktes Stolwijk Het realiseren van een goede overgang tussen land- en water met als resultaat de juiste emerse vegetatie is in principe mogelijk en de default doelstellingen uit de landelijk maatlatten kunnen dus gehandhaafd blijven. De realisatie in de praktijk vraagt nog wel de nodige inspanning en kent de nodige onzekerheden, omdat het land langs de watergangen in eigendom is van particulieren en ook het dagelijks onderhoud door deze particulieren wordt uitgevoerd. Afdoende medewerking en adequate inrichting en onderhoud voor realisatie van het GEP zijn daardoor niet gegarandeerd. Overige polders Zie hoofdstuk 3 Overige pressoren Zie pressoren hoofdstuk 3. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

72 13.4 MEP/GEP Fytoplankton Er waren geen doelstellingen afgeleid want het type was M8 (sloot). Voor M10 zijn er wel doelstellingen nodig voor fytoplankton. Er zijn geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. De huidige toestand moet nog wel in beeld gebracht worden. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) >100.0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Overige Waterflora Er is geen reden om af te wijken van de landelijke default. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie 50% 25-60% 10-25% 5-10% (bedekkingspercentage) 60-80% % <5% Drijfbladvegetatie 65% 30-80% 20-30% 10 20% (bedekkingspercentage) 80-90% % < 10% Emerse vegetatie 30% 15-40% 10-15% 5-10% (bedekkingspercentage) 40-70% % <5% Soortensamenstelling Afhankelijk van soorten Submerse vegetatie (EKR) 1 0, ,20 0 Drijfbladvegetatie(EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Emerse vegetatie(ekr) 1 0,60 0,40 0,20 0 Abundanties (EKR) 1 0, ,20 0 Soortensamenstelling (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Macrofauna Er is geen reden om af te wijken van de landelijke default. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Vissen Er zijn geen redenen om voor het GEP af te wijken van de landelijke default (EKR 0,60). MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem & karper (%) > 75 Aandeel plantminnend (%) < 10 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

73 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aantal plantminnende en migrerende soorten (#) Aandeel brasem & karper (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Aandeel plantminnend (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Aantal plantminnende en migrerende soorten (EKR) 1 0,60 0,40 0,20 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet van toepassing voor M10 Vissen (EKR) 1 0,60 0,40 0, MEP/GEP Fysisch-chemische parameters Voor ph wordt de range voor GEP 5,5 8,5. Voor de overige fysisch-chemische parameters zijn er geen redenen om van de landelijke defaults af te wijken. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) >400 ph 5,5-7,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Doorzicht (m) > 2,0 0,65 0,65-0,45 0,45-0,30 < 0,30 Totaal-P (mg/l) 0,04 0,15 0,15-0,30 0,30-0,75 > 0,75 Totaal-N (mg/l) 1,0 2,8 2,8-5,6 5,6-14,0 > 14, Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen voor de waterlichamen met het watertype M10. BKE WBP WBP Fytoplankton N.v.t. 0,60 Overige waterflora 0,60 0,60 Macrofauna 0,60 0,60 Vissen 0,60 0,60 Aandachtspunten KRW-plan Voor de waterlichamen is het is nodig om te bepalen of de achtergrondbelasting wel of geen reden is voor het bijstellen van het GEP. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

74 14 HOGE BERGSE BOS NL39_24A (TYPE M27) 14.1 Inleiding Het Hoge Bergse bos is een recreatiegebied met bos en weiden aan de rand van Rotterdam. In het gebied ligt een slingerende plas die gebruikt wordt door hengelaars en kanovaarders. Er zijn veel onomkeerbare, hydromorfologische ingrepen van invloed op het waterlichaam. De ecologische toestand van het waterlichaam kan niet of nauwelijks beter gemaakt worden met maatregelen. Er is veel onderzoek naar de nutriënten gedaan. De achtergrondbelasting blijkt een erg belangrijke factor voor de ecologische toestanden en is niet beïnvloedbaar Type, status en begrenzing Het oorspronkelijke type is M27 (matig grote, ondiepe laagveenplassen). De status (kunstmatig) klopt. Wat betreft de begrenzing: het waterlichaam is < 50 ha en voldoet daarmee niet aan de minimum vereiste omvang om aangewezen te zijn als KRW-waterlichaam. Het is de vraag voor HHSK of dit waterlichaam behouden blijft voor het WBP/SGBP Pressoren Effect peil Het waterlichaam ligt in de buurt van een oude afvalberg. Om deze afvalberg is een ringleiding aangelegd om verontreinigingen af te vangen. Deze ringleiding ligt dieper dan het waterlichaam waardoor er sprake is van waterverlies van het waterlichaam naar de ringleiding. Om het peil in het Hoge Bergse Bos te handhaven door die waterverlies is meer inlaatwater nodig. Dit inlaatwater is rijk aan fosfaat. Het peil is nu vast. Peilfluctuatie is wellicht mogelijk, maar het is onduidelijk welke ecologische winst dit kan opleveren gezien de achtergrondbelasting. Dit vraagt om nader onderzoek. Achtergrondbelasting Er is sprake van fosfaatrijke kwel en directe uitwisseling met aanliggende watergangen uit polder via verdronken stuw (zie ook peilbeheer). Uit nader onderzoek blijkt dat door de achtergrondbelasting een heldere toestand niet haalbaar is. Inrichting De oevers van het water hebben belangrijke recreatiefunctie. Het dichtgroeien van de oevers met riet is vanwege de zichtfunctie ongewenst. Visserij Er is veel sportvisserij aanwezig op het waterlichaam. De visstand is met 1200 kg/ha hoog MEP/GEP Fytoplankton GEP uit 2009 overnemen. De range voor de huidige toestand voor fytoplankton van ligt op 0,32-0,37 EKR. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

75 De huidige toestand komt volgens de Praagse methode overeen met het GEP. Het GEP uit 2009 is 0,60. De range voor de huidige toestand voor fytoplankton van ligt op 0,32-0,37 EKR. Achtergrondbelasting speelt een erg grote rol in de ecologie van het Hoge Bergse Bos en wordt verdisconteerd in het GEP. Het GEP komt afgerond uit op 0,30 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 0,40 0,30 0,20 0,10 0 Soortensamenstelling (EKR) 0,40 0,30 0,20 0,10 0 Fytoplankton (EKR) 0,40 0,30 0,20 0,10 0 Overige Waterflora Er is nu een vast peil, waardoor er geen ruimte is voor oevervegetatie. De mogelijkheid en het nut van flexibel peil is onduidelijk. Vooralsnog wordt er van uit gegaan dat de huidige situatie niet kan worden aangepast. De GEP voor deze groeivorm ligt daarom op EKR 0,0. Eventueel zou de aanleg van een oeverzone een positieve bijdrage kunnen leveren maar gelet op de achtergrondbelasting wordt het ecologisch rendement daarvan als laag beoordeeld. Uit onderzoek blijkt dat door de achtergrondbelasting een heldere toestand niet haalbaar is. Hierdoor kan er geen submerse en drijvende vegetatie voorkomen in het Hoge Bergse Bos. De default waarde voor MEP en GEP van M27 is haalbaar in de begroeibare zone van het Hoge Bergse Bos voor de emerse vegetatie. Met de oude maatlatten was een beoordeling van emers en drijvend overigens niet nodig. De huidige toestand (2010) voor abundantie groeivormen is bepaald op EKR 0,29. In 2009 is het GEP voor soortensamenstelling vastgesteld op 0,60. De huidige toestand (2010) voor soortensamenstelling is 0,14 EKR. Voor dit waterlichaam zijn geen maatregelen mogelijk met een effect op de soortensamenstelling, want de soortensamenstelling voor het watertype M27 wordt primair bepaalde door de echte waterplanten. Er worden nu al de nodige oeverplanten gevonden, maar het verbeteren hiervan via aanleg van NVO's heeft geen effect op de maatlat soortensamenstelling. De huidige waarden (0,14 Hoge Bergse Bos) zijn zelfs aan de hoge kant, dankzij de toevallige aanwezigheid van echte waterplanten. Het voorstel is daarom om de GEP waarden voor soortensamenstelling bij te stellen naar 0,10 EKR. Het GEP komt daarmee uit op 0,10 EKR en de ondergrens voor de klasse matig op 0,05 EKR. Omdat voor de klasse ontoereikend de EKR s maar een paar honderdste zouden verschillen wordt hiermee een schijnnauwkeurigheid geïntroduceerd waardoor de beoordeling ook erg gevoelig wordt voor jaarlijkse variatie in de samenstelling van de waterflora. Om deze reden wordt de ondergrens voor de klasse ontoereikend op 0,0 EKR gezet. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

76 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (bedekkingspercentage) Drijfbladvegetatie (bedekkingspercentage) Emerse vegetatie (bedekkingspercentage) < 1 Oever vegetatie (bedekkingspercentage) Soortensamenstelling Submerse vegetatie (EKR) (weeg factor 3) Drijfbladvegetatie(EKR) (weegfactor 1) Emerse vegetatie(ekr) (weegfactor 1) 1 0,60 0,40 0,20 0,00 Oever vegetatie(ekr) (weegfactor 1) Abundanties (EKR) 0,10 0,10 0,05 0,00 0,00 Soortensamenstelling (EKR) 0,10 0,10 0,05 0,00 0,00 Overige Waterflora (EKR) 0,10 0,10 0,05 0,00 0,00 Macrofauna De huidige toestand (2010) komt uit op een EKR van 0,33. Het uitgangspunt van de Praagse methode is dat de huidige toestand plus het verwachtte effect van de maatregelen ongeveer overeenkomt met GEP (natuurlijke variatie daargelaten). Voor dit waterlichaam zijn er niet meer maatregelen gepland. GEP komt afgerond uit op 0,30 EKR. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 0,40 0,30 0,20 0,10 0 Vissen In 2009 is het GEP voor vissen geschat op EKR van 0,60 (MEP is geschat op EKR 0,80). De huidige toestand (2010) voor vis is 0,23 EKR (afgerond 0,20). In 2009 is bij de afleiding van het GEP uitgegaan dat er geen onomkeerbare hydromorfologische ingrepen zouden zijn in Hoge Bergse Bos. Uit nader onderzoek is bekend geworden dat door de achtergrondbelasting een heldere toestand niet haalbaar is. GEP en de onderliggende klassengrenzen zijn afgerond op 0,05. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

77 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem (%) 43, ,5 87,5 100 Baars + Blankvoorn (% van eurytopen) 12,5 10 7,5 2,5 0 Aandeel plantminnend (%) Aandeel zuurstoftolerant (%) 1,5 1 0,75 0,25 0 Aandeel brasem (EKR) 0,25 0,20 0,15 0,05 0 Baars + Blankvoorn (EKR) 0,25 0,20 0,15 0,05 0 Aandeel plantminnend (EKR) 0,25 0,20 0,15 0,05 0 Aandeel zuurstoftolerant (EKR) 0,25 0,20 0,15 0,05 0 Correctie snoekbaars (EKR) 0 Vissen (EKR) 0,25 0,20 0,15 0,05 0 Fysisch-chemische parameters De doelstellingen voor een aantal parameters wijken af van de grenswaarden zoals opgenomen voor GET in de natuurlijke maatlatten. Uitgangspunt hierbij is ook weer dat de huidige situatie ongeveer overeenkomt met GEP. In het Hoge Bergse Bos worden zomergemiddelde chloride-gehalten gemeten van mg/l, waarschijnlijk door de bijdrage van zoute kwel. Dit vraagt om aanpassing van het GEP ten opzichte van GET voor M27. Voor de nutriënten zijn afwijkende doelstellingen nodig ten opzichte van GEP. Voor P- totaal zijn zomergemiddelde waarden gevonden van 0,2-0,4 mg P/l waarbij 2012 en 2013 sterk af wijken. Voor N-totaal zijn zomergemiddelden bepaald tussen de 2 en 4 mg/l. Voor zuurstof liggen de meetwaarden tussen de 70 en 110%. Wat betreft temperatuur wordt de GET waarde tijdens zeer warme zomers (2003 en 2006) overschreden. Voor deze parameters wordt het GET voor M27overgenomen Het ph varieert tussen de 7,5 en 8,5. Het zomergemiddelde doorzicht ligt meestal rond de 0,30 tot 0,50 m. Dit vraagt om aanpassing van het GEP ten opzichte van GET voor M27 voor beide parameters. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

78 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 >30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) > 350 ph 5,5-7,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Doorzicht (m) 0,65 0,25 0,20 0,25 0,10-0,20 0 0,10 Totaal-P (mg/l) 0,4 0,4 0,8 0,8-1,2 > 1,2 Totaal-N (mg/l) 4 4, 0-6,40 6,40-9,10 > 9, Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor het de biologische kwaliteitselementen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton 0,60 0,30 Overige waterflora 0,60 0,10 Macrofauna 0,54 0,30 Vissen 0,60 0,20 Aandachtspunten KRW-plan Onderzoek aan toelaten van peilfluctuatie indien dit mogelijk is met het waterverlies naar de ringleiding en ecologisch relevant. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

79 15 EENDRAGTSPOLDER NL39_26A (TYPE M14) 15.1 Inleiding Het totale gebied beslaat 300 ha en bestaat uit 2 aparte peilgebieden, een gebied met een roeibaanfunctie en het zogenaamde plas-drasgebied, die via een doorlaat wel met elkaar zijn verbonden. Deze verbinding is één richting op: water van de roeibaan kan naar de plas-dras, maar andersom is niet mogelijk. Het waterlichaam beperkt zich tot het waterbergingsgebied met daarin een roeibaan. Het waterlichaam is recent aangelegd en nog volledig in ontwikkeling, zowel wat betreft ecologie als ruimtelijke inrichting van het gebied. De GEP afleiding wordt daarom gebaseerd op de huidige situatie en dient voor de volgende planperiode te worden aangepast Type, status en begrenzing Het betreft een nieuw waterlichaam. Alleen het plasgebied met roeibaan opnemen binnen het OWL. Het waterlichaam is gegraven en heeft een kunstmatige status. Het waterlichaam is een ondiepe plas in een kleigebied, dus type M Pressoren Achtergrondbelasting De inlaat (ten behoeve van peilopzet roeibaan) is voorzien van een defosfateringsinstallatie. Effect peil Tijdens roeiwedstrijden wordt peil opgezet om voldoende diepte te realiseren. Daarnaast is er een flexibel peil van 30 cm dat wordt nagestreefd. De komende jaren wordt wel een 30cm lager peil aangehouden in verband met ontwikkelingsbeheer. Het gebied mag ook droogvallen. Dit is gunstig voor de ontwikkeling van de oevervegetatie. Inrichting Het waterlichaam is recent aangelegd, gemaximeerd met oog op functies natuur en roeibaan. Het systeem is nog volop in ontwikkeling. Maaien (incl. oevers) Roeibaan wordt actief gemaaid in verband met functie MEP/GEP Fytoplankton GET is voor fytoplankton haalbaar. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

80 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Chlorofyl-a (ug/l) > 95.0 Bloeien Geen Afhankelijk van soort Abundanties (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Soortensamenstelling (EKR) N.v.t. 0,60 0,40 0,20 0 Fytoplankton (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora Er wordt een flexibel peil van 30cm nagestreefd. Daardoor kan ook de oevervegetatie zich ontwikkelen. Hierbij is de verwachting in 2027 dat hiervoor wordt voldaan aan GET (0,60 EKR). Toetsing aan dit doel is pas gewenst ná het ontwikkelingsbeheer, dat wil zeggen als de uiteindelijke oeverzone in het veld voorkomt en ontwikkeld is. Voor SGBP2 wordt daarom wel al een doel voor de oevervegetatie opgenomen. Echter in de komende jaren zal de oever niet gemonitord worden omdat deze nog niet aanwezig is door de peilverlaging ten behoeve van werkzaamheden in het gebied. De begroeibare zone is dan naar verwachting nog totaal afwezig. Het wateroppervlak is bij laag peil in het plasgebied 54 ha. De maximale waterdiepte bij het laagste peil is 2.60 m. Het begroeibaar areaal voor de submerse begroeiing is dus de gehele plas. Van het plasgebied is 44 ha (80%) bestemd als roeibaan. De roeibaan moet regelmatig gemaaid worden om te kunnen roeien. Dit maaibeheer zal er in de praktijk voor zorgen dat dit deel van de plas niet of nauwelijks begroeid zal zijn met submerse vegetatie. Bijstelling van de doelen van de submerse vegetatie is dus nodig. De default MEP is % bedekking. Het bijgesteld doel op basis van maaibeheer is 20% hiervan: 9-20% bedekking ten opzichte van gehele plasoppervlak. Uitgedrukt op de natuurlijke maatlat komt de MEP dan uit op een EKR van 0,45. De default GEP is 25-45% bedekking. Het bijgesteld doel is 20% hiervan: 5-9% bedekking ten opzichte van gehele plasoppervlak. Uitgedrukt op de natuurlijke maatlat komt de GEP dan uit op een EKR van 0,42, afgerond 0,40. De score voor de groeivorm submers telt 3x zo zwaar mee bij het bepalen van de score voor de deelmaatlat abundantie groeivormen als de overige groeivormen. Voor de emerse en drijfblad vegetatie is dat de zone tot 1 meter diepte conform landelijke afspraken. Deze zone is in de praktijk langs alle oevers aanwezig. Verder is het doorzicht goed, dus zowel voor emerse als drijvende vegetatie is GEP van 0,60 haalbaar. Een GEP van 0,60 EKR voor de soortensamenstelling wordt haalbaar geacht. De GEP en onderliggende grenzen zijn afgerond op 0,05 EKR. GEP van 0,42 wordt afgerond 0,40. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

81 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Submerse vegetatie (bedekkingspercentage) ,6-5 0,2-0,6 < 0,2 Drijfbladvegetatie 1-5 0,5-1,0 0,1-0, (bedekkingspercentage) < 0,1 Emerse vegetatie (bedekkingspercentage) < 1 Oever vegetatie (bedekkingspercentage) Soortensamenstelling Submerse vegetatie (EKR) (weeg factor 3) 0,45 0,40 0,15 0, Drijfbladvegetatie(EKR) (weegfactor 1) 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 Emerse vegetatie(ekr) (weegfactor 1) 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 Oever vegetatie(ekr) (weegfactor 1) 0,80 0,60 0,40 0,20 0,00 Abundanties (EKR) 0,65 0,50 0,30 0,15 0 Soortensamenstelling (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Overige Waterflora (EKR) 0,75 0,55 0,35 0,20 0 Macrofauna In 2009 is bij de voorlopige inschatting van het MEP/GEP (Witteveen+Bos 2009) gesteld dat hogere gehalten aan macro-ionen in de Eendragtspolder tot een lagere soortenrijkdom leiden. Het MEP is toen geschat op 0,45 EKR. Het is voor HHSK onduidelijk waar deze stelling op is gebaseerd. Bij onvoldoende zekerheid is het uitgangspunt voor de huidige MEP-GEP afleiding dat de landelijke defaults worden gevolgd en dat GEP uitkomt op een EKR van 0,60. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Macrofauna (EKR) 0,80 0,60 0,40 0,20 0 Vissen Het waterlichaam beperkt zich tot het plasgebied. Het plasdrasgebied is functioneel wel relevant voor de ecologische kwaliteit van het plasgebied, bijv. als paaiplaats voor vis. Witteveen+Bos heeft in 2009 een inschatting gemaakt voor MEP en GEP voor vissen op basis van bedekking met vegetatie. De inschattingen van begroeibare arealen zijn inmiddels herzien. In 2009 was de aanname dat voor submerse vegetatie GET haalbaar zou zijn. Inmiddels is de inschatting dat als gevolg van het maaibeheer maar 20% van het GET voor submerse vegetatie haalbaar is. Dit leidt tot herziening van de doelstellingen voor vis zoals bepaald in De regressie-formules zoals gehanteerd door Grontmij (2008) zijn nu ook toegepast op de Eendragtspolder. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

82 Deelmaatlat Aandeel baars+blankvoorn (%) Aandeel brasem (%) Aandeel plantminnende vis (%) Aandeel zuurstoftolerante vis (%) MEP 13,2+4,10*sqrt(submers)-7,55*ln(oever+1) 76,2-7,17*sqrt(submers) -15,2+19,0*ln(oever+1) -2,94+2,57*sqrt(oever) De gehanteerde MEP voor de submerse vegetatie is 9-20%. De ecologische indicator abundantie oever van de deelmaatlat macrofyten en de parameter oever in de bovenstaande regressieformules komen echter niet overeen. In de deelmaatlat macrofyten wordt het bedekkingspercentage oevervegetatie namelijk uitgedrukt binnen het begroeibare areaal, terwijl in de regressieformules de bedekking is uitgedrukt ten opzichte van het totale wateroppervlak. Witteveen+Bos heeft voor de Eendragtspolder geschat dat voor MEP voor de oevervegetatie GET haalbaar is (60%). Deze inschatting is inmiddels bijgesteld: voor het MEP is nu de verwachting dat % oeverbegroeiing gerealiseerd kan worden. Het maximaal begroeibaar areaal voor oevervegetatie is door Witteveen+Bos geschat op 12,5 ha. Voor MEP komt dit neer op 80% = 10 ha oeverbegroeiing. De totale oppervlakte van de plas is 125 ha. Het aandeel oeverbegroeiing dat als invoer wordt gebruikt voor de regressieformules komt daarmee op 10/125 = 8%.Het bijgestelde MEP voor submerse vegetatie op basis van maaibeheer 9-20% van het totale plasoppervlak. Het MEP is op 0,80 EKR gesteld (grens ZGET/GET) en is te bepalen als (MEP/0,80) * 0,60. Het MEP voor brasem ligt op 54,7% biomassa-aandeel (bepaald met regressieformule), wat volgends de landelijke KRW-maatlatten voor M14 overeenkomt met 0,18 EKR. Het GEP voor brasem komt dan uit op = 0,15 EKR. Idem voor onderliggende klassengrenzen, de grens matig-ontoereikend ligt op 40% van het MEP en de grens ontoereikend-slecht ligt op 20% van het MEP. De GEP en onderliggende grenzen zijn afgerond op 0,05 EKR, dus GEP wordt in dit geval 0,20. De MEP s blijven wel staan als oorspronkelijke waarden omdat hier alles van is afgeleid en via de MEP s de niet afgeronde klassengrenzen ook in de toekomst nog te bepalen zijn. Met behulp van de KRW-maatlatten zijn deze GEP s en klassengrenzen weer terug te rekenen naar de bijbehorende biomassa-aandelen. Voor het voorbeeld van de deelmaatlat brasem: een GEP van 0,15 EKR komt overeen met een biomassa-aandeel brasem van 62,5%. De biomassa-aandelen zijn bepaald door vanuit de EKR s terug te extrapolen naar biomassa-aandelen. Deze zijn ook afgerond op ronde percentages. De uitzondering hierop zijn de MEP s. Dit zijn de percentages die volgen uit de regressieformules en op deze percentages zijn de GEP s en onderliggende klassengrenzen afgeleid. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

83 MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Aandeel brasem (%) 54,7 62, ,5 100 Baars + Blankvoorn (% van eurytopen) 8,9 7,5 5 2,5 0 Aandeel plantminnend (%) 26, Aandeel zuurstoftolerant (%) 4,3 2,5 1 0,5 0 Aandeel brasem (EKR) 0,18 0,15 0,10 0,05 0 Baars + Blankvoorn (EKR) 0,18 0,15 0,10 0,05 0 Aandeel plantminnend 0,47 (EKR) 0,35 0,20 0,10 0 Aandeel zuurstoftolerant 0,44 (EKR) 0,35 0,20 0,10 0 Correctie snoekbaars (EKR) Niet verwacht. Vissen (EKR) 0,32 0,25 0,15 0,10 0 Fysisch-chemische parameters Het MEP is gelijk aan de GET-waarden voor M14 voor nutriënten en doorzicht. Het GEP ligt op 60% van de MEP waarden. Voor de overige parameters ligt GEP op GET voor M14. MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht Temperatuur ( O C) ,5 27,5-30 > 30 Zuurstof (mg/l) < >140 Chloride (mg/l) > 300 ph 5,5-8,5 5,5-8,5 8,5-9,0 < 5,5 9,0-9,5 > 9,5 Doorzicht (m) 0,9 0,60-0,90 0,45-0,60 0,30-0,45 < 0,30 Totaal-P (mg/l) 0,09 0,18 0,18-0,36 0,36-0,72 > 0,72 Totaal-N (mg/l) 1,3 1,9 1,9-2,8 2,8-3,8 >3, Samenvatting In onderstaande tabel staan de oude en herziene doelstellingen (GEP) voor het de biologische kwaliteitselementen. Aanpassingen zijn vet aangegeven. BKE WBP WBP Fytoplankton N.v.t. 0,60 Overige waterflora N.v.t. 0,60 Macrofauna N.v.t. 0,60 Vissen N.v.t. 0,25 Aandachtspunten KRW-plan Geen. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

84 16 AANBEVELINGEN Kennis waterlichamen Voor een goede GEP-afleiding ("het passende ecologische doel van een waterlichaam") is het essentieel om adequate kennis te hebben van het ecologisch functioneren van elk waterlichaam. Voorbeelden zijn de plassen waarvoor op basis van de detailstudies nu de doelen zijn herzien. Deze doelen komen beter overeen met wat voor de toekomst als reële situatie kan worden verwacht. Deze kennis was echter niet voor alle waterlichamen voorhanden. Door dit gebrek aan kennis is voor een aantal waterlichamen toch de landelijke default gehanteerd waarbij sterk het vermoeden bestaat dat deze doelstelling in de toekomst niet haalbaar is. Een voorbeeld is de Prins Alexanderpolder: hiervan is bekend dat er sprake is van achtergrondbelasting maar doordat dit effect niet gekwantificeerd kon worden is nu toch maar uitgegaan van de landelijke default. Maatregel - effectrelatie Voor het goed toepassen van de Praagse methode (huidige toestand + verwachtte effect maatregelen) is het nodig om adequate kennis te hebben over de relatie tussen ingrepen/maatregelen en de EKR-maatlat. Deze kennis is nu onvolledig. Hierdoor is het lastig geweest om de effecten van geplande maatregelen, maar ook van ingrepen zoals baggeren en maaibeheer goed in te schatten. Dit leidt mogelijk tot een overschatting van de doelstellingen die in de praktijk na uitvoering van de maatregelen niet haalbaar blijken. Een mogelijke verbetering van de inschatting zou wellicht bereikt kunnen worden met de inzet van de KRW Verkenner. Dit instrument met ecologische kennisregels is voor deze studie niet ingezet. Krabbenscheer Een aandachtspunt voor HHSK zijn de sloten die helemaal dichtgroeien met Krabbenscheer, waardoor de submerse groeivorm een lage bedekking heeft en vaak erg soortenarm is. De bedekking voor drijfbladplanten is daarmee goed, maar submerse groeivorm en de soortensamenstelling wordt als slecht beoordeeld. HHSK beschouwt de groei van krabbenscheer als positief voor natuurdoelstellingen, maar werkt dus met de nieuwe maatlatten negatief door in de KRW-beoordelingen. Doordat voor sloten en kanalen gekozen is om de landelijke defaults te gebruiken wordt hier in de doelstellingen nu geen rekening mee gehouden. De aanbeveling is om komende planperiode goed in beeld te brengen bij welke waterlichamen deze dominantie van krabbenscheer precies speelt zodat hier in de planperiode rekening mee gehouden kan worden. Monitoring Vis Vooral in de Krimpenerwaard is bekend dat het uitvoeren van de visstandbemonstering erg lastig is in verband met de bereikbaarheid van de meetpunten. Hierdoor worden de meetpunten in smalle watergangen vaak niet bemonsterd waardoor er alleen opnamen zijn van de grotere watergangen binnen het waterlichaam. Deze hebben een andere maatlat voor vissen dan de sloten waardoor de sloten mogelijk te streng worden beoordeeld in de bemonstering. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

85 Dit wordt nu deels ondervangen doordat de afvoerwatergangen van type zijn veranderd en voortaan als kanaal worden beoordeeld. De bemonsteringsmethode voor de visstand past hier beter bij. Een aandachtspunt blijven de waterrijke gebieden die wel het sloottype behouden. Voor de komende planperiode kan worden nagegaan of voor deze waterlichamen niet beter de vissenmaatlat van kanalen kan worden gebruikt. Daarnaast is bij HHSK het gevoel aanwezig dat de vissenmaatlat te soepel is (veelal goede oordelen) in vergelijking tot de waterplantenmaatlat (veelal ontoereikend). Waterplanten en vissen zijn kwaliteitselementen die verschillend gevoelig zijn voor verschillende drukken op het waterlichaam, dus is het goed mogelijk dat deze oordelen uit elkaar liggen. Wel mag een samenhang worden verwacht: als de waterplanten goed zijn, volgen vis en macrofauna snel. Ook dit punt vraagt om nader detailonderzoek voor de waterlichamen. Een vergelijking tussen de ervaringen van andere waterbeheerders op dit punt zou op zijn plaats zijn. Het is echter niet zo dat beide oordelen gelijk zouden moeten zijn Bepaling huidige toestand Voor waterlichamen met het oorspronkelijke type M8 is het voorstel om hiervoor het type bij te stellen naar M10. De vissenmaatlat voor M10 wijkt een klein beetje af van de maatlat voor M8 (aantal soorten nodig voor MEP is anders). Echter: een nieuwe bepaling van de huidige toestand op watertype M10 laat voor vissen toch een achteruitgang zien ten opzichte van de huidige toestand zoals eerder bepaald voor vissen voor type M8. Deze achteruitgang kan niet alleen door de typewijziging verklaard worden. Het blijkt dat ook de verschillende versies van QBwat een rol spelen bij de verschillen. Dit laat zien dat het belangrijk is om voor de bepaling van de huidige toestand telkens dezelfde versie van QBwat te blijven gebruiken, zodat mogelijke bugs in QBwat ook consequent worden toegepast. Hierop moet men ook bedacht zijn bij het vergelijken van de berekende EKR-scores met verschillende QBWat-versies. Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

86 17 REFERENTIES Evers CHM, Knoben R.A.E., Van Herpen F.C.J. [redactie] (2012). Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water STOWArapport Grontmij (2008). Ecologische normen en beoordeling van de KRW waterlichamen binnen het beheersgebied van Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard. Postma J, Tolman Y, Hoefnagel R (2013). Waterplanten, macrofauna en scheepvaart in ondiepe kanalen en sloten. H 2 O-online april STOWA (2006) Handreiking MEP/GEP. Van der Molen D.T., Pot R., Evers C.H.M., Van Nieuwerburgh L.L.J. [redactie] (2012). Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water STOWA/rapport Van Gerven L.P.A., B. van der Grift, R.F.A. Hendriks, H.M. Mulder en T.P. van Tol- Leenders (2011). Nutriëntenhuishouding in de bodem en het oppervlaktewater van de Krimpenerwaard. Bronnen, routes en sturingsmogelijkheden. Alterra-rapport 2220, ISSN Reeks Monitoring Stroomgebieden 25-III. Witteveen+Bos (2009). RT507-8 notitie uitwerking vervolgvragen Eendragtspolder definitief d.d. 22 oktober Witteveen+Bos (2013a). RT722-1Systeemanalyse recreatiewateren. Concept d.d. 15 maart Witteveen+Bos (2013b). RT749-8 Analyse waterkwaliteit en ecologie Zevenhuizerplas. Definitief d.d. 24 mei Witteveen+Bos (2013c). RT749-8 Analyse waterkwaliteit en ecologie Zevenhuizerplas. Definitief d.d. 24 mei Witteveen+Bos (2013c). RT 'De punten op de i': nadere systeemanalyse en optimalisatie waterkwaliteit Kralingse Plas. Definitief d.d. 27 juni Witteveen+Bos, (2013d) STO Toetsing, verbetering en ontsluiting ecologische modellen PCLake en PCDitch aan de hand van praktijktoepassingen case Bergse Plassen. Concept d.d. 27 februari BC4966/R00003/902795/AH/Eind Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

87 Bijlage 1 Overzichtstabellen GEP's Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport 13 januari 2014

88

89 Doelstellingen Water- GEP 2009 Naam Status Type Fytoplankton Overige Macro- Vissen Chloride Zuurstof ph Temperatuur Door- N-tot P-tot lichaam waterflora fauna zicht NL39_01 GEP 2009 Rotteboezem SV M14 0,6 0,5 0,42 0, ,9 1,3 0,09 NL39_02 GEP 2009 Vaart Bleiswijk K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_03 GEP 2009 Ringvaart K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_04 GEP 2009 Zevenhuizerplas K M20 0,6 0,56 0,48 0, ,7 0,9 0,06 NL39_05 GEP 2009 Lage Bergse Bos K M30 0,6 0,6 0,54 0, ,0-9,0 25 0,9 1,8 0,11 NL39_06 GEP 2009 Bleiswijkse Zoom K M27 0,6 0,6 0,54 0, ,9 1,3 0,09 NL39_07 GEP 2009 Bergse Plassen K M27 0,6 0,44 0,42 0, ,5 0,6 1,3 0,09 NL39_08 GEP 2009 Kralingse Plas K M14 0,6 0,45 0,42 0, ,5 0,6 1,3 0,09 NL39_09 GEP 2009 Rottemeren K M27 0,4 0,55 0,42 0, ,5 0,6 1,9 0,18 NL39_10 GEP 2009 't Weegje K M27 0,6 0,55 0,48 0, ,9 1,3 0,09 NL39_11 GEP 2009 Sloten waterrijk EGB K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_12 GEP 2009 Sloten waterrijk Berkenwoude K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_13 GEP 2009 Polder Bleiswijk K M1a 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_14 GEP 2009 Binnenwegse polder K M1a 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_15 GEP 2009 Zuidplaspolder Noord K M1a 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_17 GEP 2009 Polder Prins Alexander K M3 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_18 GEP 2009 Zuidplaspolder Zuid K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_19 GEP 2009 Krimpen aan den IJssel K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_20 GEP 2009 Kromme, Geer en zijde K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_21 GEP 2009 Stolwijk K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_22 GEP 2009 Bergambacht K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_23 GEP 2009 Den Hoek en Schuwacht K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 Herziening MEP/GEP Bijlage 1 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

90 Doelstellingen Geel gemarkeerd is aangepast t.o.v. doelstellingen Water- GEP 2009 Naam Status Type Fytoplankton Overige Macro- Vissen Chloride Zuurstof ph Temperatuur Door- N-tot P-tot lichaam waterflora fauna zicht NL39_24 GEP 2009 Hoge Bergse Bos K M27 0,6 0,6 0,54 0, ,9 1,3 0,09 NL39_25 GEP 2009 Waterrijkgebied de Nesse natuur N.v.t. NL39_26 GEP 2009 Eendragtspolder N.v.t. Waterlichaam GEP 2015 Naam Status Type Fytoplankton Overige Macro- Vissen Chloride Tempera- Door- waterflora fauna Zuurstof ph tuur zicht N-tot P-tot NL39_01a GEP 2015 Rotteboezem SV M3 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_02a GEP 2015 Vaart Bleiswijk K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_03a GEP 2015 Ringvaart K M10 0,6 0,5 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_04a GEP 2015 Zevenhuizerplas K M20 0,6 0,45 0,35 0, ,7 0,9 0,03 NL39_05a GEP 2015 Lage Bergse Bos K M30 0,25 0,05 0,4 0, ,0-9,0 25 0,2 3 0,6 NL39_06a GEP 2015 Bleiswijkse Zoom K M27 0,6 0,6 0,6 0, ,9 1,3 0,09 NL39_07a GEP 2015 Bergse Plassen K M27 0,6 0,45 0,6 0, ,5 0,6 1,3 0,09 NL39_08a GEP 2015 Kralingse Plas K M14 0,6 0,45 0,6 0, ,5 0,6 1,3 0,09 NL39_09a GEP 2015 Rottemeren SV M3 Zie Rotteboezem NL39_01 NL39_10a GEP 2015 't Weegje K M27 0,6 0,45 0,6 0, ,9 1,3 0,09 NL39_11a GEP 2015 Sloten waterrijk EGB K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_12a GEP 2015 Sloten waterrijk Berkenwoude K M8 0,6 0,6 0, ,4 0,22 NL39_13a GEP 2015 Polder Bleiswijk K M3 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_14a GEP 2015 Binnenwegse polder K M3 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Bijlage 1 Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

91 Waterlichaam GEP 2015 Naam Status Type Fytoplankton Overige Macro- Vissen Chloride Tempera- Door- waterflora fauna Zuurstof ph tuur zicht N-tot P-tot NL39_15a GEP 2015 Zuidplaspolder Noord K M 3 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_17a GEP 2015 Polder Prins Alexander K M3 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_18a GEP 2015 Zuidplaspolder Zuid K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_19a GEP 2015 Krimpen aan den IJssel K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_20a GEP 2015 Kromme, Geer en zijde K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_21a GEP 2015 Stolwijk K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_22a GEP 2015 Bergambacht K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_23a GEP 2015 Den Hoek en Schuwacht K M10 0,6 0,6 0,6 0, ,65 2,8 0,15 NL39_24a GEP 2015 Hoge Bergse Bos K M27 0,3 0,1 0,3 0, ,3 4 0,4 NL39_25a GEP 2015 Waterrijkgebied de Nesse natuur N.v.t. M8 0,6 0,6 0, ,5-8,5 25 2,4 0,22 NL39_26a GEP 2015 Eendragtspolder N.v.t. M14 0,6 0,55 0,6 0, ,15 27,5 0,6 1,9 0,18 Herziening MEP/GEP Bijlage 1 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

92 Overzicht aanpassingen overige waterflora - deelmaatlatniveau Waterlichaam Naam Submers Emers Drijvend Oever Flab+kroos Soortensamenstelling NL39_01 Rotteboezem Aangepast, nieuw type Aangepast, nieuw type Zie emers N.v.t. N.v.t. Aangepast, nieuwe maatlat & nieuw type NL39_03 Ringvaart Niet aangepast Aangepast aan begroeibaar areaal Niet aangepast N.v.t. N.v.t. Aangepast, nieuwe maatlat NL39_04 Zevenhuizerplas Nieuwe maatlat Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal N.v.t. Aangepast, nieuwe maatlat NL39_05 Lage Bergse Bos Aangepast aan achtergrondbelasting N.v.t. N.v.t. Aangepast aan begroeibaar areaal N.v.t. Aangepast, nieuwe maatlat NL39_07 Bergse Plassen Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal N.v.t. Aangepast, nieuwe maatlat NL39_09 Rottemeren Zie Rotteboezem NL39_10 't Weegje Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal N.v.t. Aangepast, nieuwe maatlat NL39_24 Hoge Bergse Bos Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal Aangepast aan begroeibaar areaal N.v.t. Aangepast, nieuwe maatlat NL39_25 Waterrijkgebied de Nesse natuur Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL NL39_26 Eendragtspolder Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL BC4966/R00003/902795/AH/Eind Bijlage 1 Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

93 Overzicht aanpassingen vissen - deelmaatlatniveau Waterlichaam Naam Aandeel brasem & karper Aandeel plantminnend Aantal plantminnende en migrerende soorten Aandeel brasem Baars + Blankvoorn Aandeel plantminnend Aandeel zuurstoftolerant Zoetwater soorten Z1 + Z2 Zoetwater soorten Z3 NL39_01 Rotteboezem Nieuw type Nieuw type Nieuw type N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. NL39_04 Zevenhuizerplas N.v.t. N.v.t. N.v.t. O.b.v. huidige toestand O.b.v. huidige toestand O.b.v. huidige toestand O.b.v. huidige toestand N.v.t. N.v.t. NL39_05 Lage Bergse Bos N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. O.b.v. huidige toestand O.b.v. huidige toestand NL39_07 Bergse Plassen N.v.t. N.v.t. N.v.t. O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal N.v.t. N.v.t. NL39_08 Kralingse Plas N.v.t. N.v.t. N.v.t. O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal N.v.t. N.v.t. NL39_09 Rottemeren Zie Rotteboezem NL39_10 't Weegje N.v.t. N.v.t. N.v.t. O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal O.b.v. herziening begroeibaar areaal N.v.t. N.v.t. NL39_25 Waterrijkgebied de Nesse natuur Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. N.v.t. NL39_26 Eendragtspolder N.v.t. N.v.t. N.v.t. Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL Nieuw OWL N.v.t. N.v.t. Herziening MEP/GEP Bijlage 1 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

94

95 Bijlage 2 Verklarende woordenlijst Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport 13 januari 2014

96

97 Begrip Ecologische KwaliteitsRatio Fytoplankton: GEP GET Toelichting EKR. Getal tussen 0 en 1 waarmee de kwaliteit van een ecologische parameter wordt aangegeven. 0 is zeer slecht, 1 is zeer goed. De grens voor het GEP wordt gewoonlijk bij een EKR van 0,6 gelegd. Vrij zwevende algen. Goed Ecologisch Potentieel: doelstelling voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen. Goede Ecologische Toestand: doelstelling voor natuurlijke waterlichamen. KRW Europese Kaderrichtlijn Water (EU, 2000). Kunstmatig water Maatlat Macrofauna Macrofyten MEP Mitigerende maatregelen One-out-all-out principe Projectie Rijn-West SGBP Sterk veranderd water Water dat door toedoen van mensen ontstaan is op een plaats waar voorheen geen water was. Een schaal die gebruikt wordt om de situatie van een ecologische parameter (fytoplankton, overige waterflora, macrofauna, vissen) te beoordelen als zeer goed, goed, matig, ontoereikend of slecht. De uitkomst voor de KRW-maatlatten is uitgedrukt in een EKR-score. Op basis van deze schaalverdeling wordt afgemeten in hoeverre de ecologische toestand die in het veld aangetroffen wordt afwijkt van de referentie. Grotere, ongewervelde dieren zoals slakken, wormen en insectenlarven. Meercellige en met het blote oog waarneembare waterplanten. Maximaal Ecologisch Potentieel. De maximaal haalbare ecologische situatie in een kunstmatig of sterk veranderd waterlichaam. Maatregelen die getroffen kunnen worden in een kunstmatig of sterk veranderd waterlichaam om de huidige situatie dichterbij de situatie van de natuurlijke referentie te brengen. Een voorbeeld is een vispassage langs een gemaal. Principe uit de KRW waarbij de laagst scorende parameter de hoogte van het eindresultaat bepaalt. Met projectie is in het KRW monitoringsprogramma bedoeld dat meetresultaten van een meetlocatie worden gebruikt voor een waterlichaam waarin deze locatie niet is gelegen. De achterliggende gedacht is dat deze meetlocatie representatief is voor het waterlichaam, ondanks de ligging elders. Hiermee kan het monitoringsprogramma (kosten) effectiever worden gemaakt. Het meest westelijke deel van het stroomgebied Rijndelta, waarin de verschillende bestuursorganen gezamenlijk de KRW-opgave bepalen. Stroomgebiedbeheersplan. Het plan waarin lidstaten volgens de KRW verplicht zijn om elke zes jaar aan de Europese Commissie te rapporteren wat de huidige toestand is van de waterlichamen en waarin het maatregelenpakket staat opgenomen om de doelen te bereiken. Water dat van natuurlijke oorsprong is maar in hoge mate door mensen is veranderd. Het is niet mogelijk is of niet wenselijk i.v.m. significante schade aan de huidige gebruiksfuncties dat het water weer in de natuurlijke staat hersteld wordt. Herziening MEP/GEP Bijlage 2 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

98 Begrip Waterlichaam Watertype Toelichting Een waterlichaam is een oppervlaktewater binnen één beschrijvingsgebied heeft één type en één status en heeft een redelijk uniforme toestand. De KRW verplicht om een watergang die water afvoert uit een gebied van ten minste 1000 ha of een water dat een oppervlakte heeft van ten minste 50 ha aan te wijzen als waterlichaam. Begrenzing van een water als rapportage eenheid voor de KRW. Voor de KRW is het nodig dat alle waterlichamen ingedeeld worden per watertype. Deze indeling gebeurt op basis van verschillende criteria. Criteria zijn vorm, ondergrond, zoutgehalte, de diepte en breedte van een waterlichaam. BC4966/R00003/902795/AH/Eind Bijlage 2 Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

99 Bijlage 3 Bevindingen macrofauna Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport 13 januari 2014

100

101 Notitie Aan : Wim Twisk, Nancy Meijer Van : Ronald Buskens, Roel Knoben Datum : 23 oktober 2013 Kopie : Frank van Herpen Onze referentie : BC4966/N/501245/Eind Betreft : Openstaande vragen macrofauna Polder Prins Alexander NL39_17 Vraag: Is hoog ijzergehalte door kwel aanleiding om voor macrofauna lager GEP af te leiden? Antwoord: Analyse macrofauna op basis van 3 aangeleverde monsters (PPA1 t/m 3): Aanwezigheid van dominant negatieve soorten zoals de vedermuggen Psectrotanypusvarius, Chironomus (niet in grote aantallen), Tanypuskraatzi. Vermoedelijkorganischebodemsaanwezig. Het aantal taxa bedraagt 50 tot 100 per monster. Dat is een behoorlijk aantal. Allerlei diergroepen present: slakken, bloedzuigers, haften, kokerjuffers (met name op PPA2), vlokreeften, waterpissebedden, watermijten, vedermuggen, kevers, wantsen, enz. Datstemtpositief. Meer gewaardeerde soorten aanwezig zoals kokerjuffer Agrayleamultipunctata, Argyronetaaquatica (waterspin), libellen (bijv. Lestesviridis), Gerris (schrijvertjes). Geen aanwijzing dat bepaalde groepen van soorten nadrukkelijk ontbreken. De aangetroffen soorten geven eerder de indruk dat er structuren aanwezig zijn waarop soorten zich kunnen vestigen, schuilen, enz. Resumerend: De huidige macrofaunasamenstelling van dit waterlichaam biedt geen aanleiding om te veronderstellen dat ijzerkwel limiterend werkt. Er is dan ook geen aanleiding om het default GEP naar beneden bij te stellen. Waterrijkgebied de Nesse natuur NL39_25 Vraag: Er wordt flexibel peilbeheer (15 cm) nagestreefd. Een Grontmij-rapport en mondelinge mededeling van Hub Cuppen stelt dat een flexibel peil het voorkomen van sommige specifieke macrofaunasoorten stimuleert en mogelijk tot andere EKR kan leiden. Dit kan leiden tot een hogere GEP dan de landelijke default [uitzoekactie]. Antwoord: Analyse macrofauna. In bestand geen informatie van NL39_25; wel van NL39-21 met monsters SW7 t/m SW12. Hierin geen soorten die specifiek gevoelig lijken voor peilfluctuatie. Alle soorten zijn in zowel water met als zonder peilfluctuatie te verwachten. Met uitzondering van 1 soort namelijk Moeraspoelslak (Stagnicolapalustris) die kan profiteren van moerassige milieus die periodiek inunderen. Herziening MEP/GEP Bijlage 3 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

102 Er zijn ook andere soorten die zouden kunnen profiteren van temporaire condities. Zie hiervoor de analyse van Grontmij (2008) waarbij voor sloten een percentage van 8,6 % wordt berekend voor soorten karakteristiek voor temporair water en vervolgens PTmax met dit percentage wordt verlaagd. Er zit hier wel nog een adder onder het gras. Een deel van de temporaire soorten zijn lokaal en zeldzaam met name op pleistoceen (bijv. Anaboliabrevipennis) of kenmerkend voor atmotrofe (zwak)zure condities (bv. Chaetocladiussp. Herkenbosch). De vraag is of deze wel zomaar zijn te verwachten bij alleen peilfluctuatie en tegelijkertijd gedurende de duur van inundatie het water niet regenwaterachtig is. Het percentage van 8,6 % is dan een overschatting. Zevenhuizerplas NL39_04 Dit meer is een voorbeeld van een waterlichaam dat nagenoeg voldoet aan GEP. Vraag: Huidig = GEP. Nog wel checken wat effect is op wegvallen oevervegetatie op macrofauna-doelstellingen [actie RHDHV]. Antwoord: Analyse macrofauna met monsters ZHP01 t/m 06 en 10: Typische fauna van stortstenen met deels zelfs soorten die langs grote rivieren of IJsselmeerwateren zouden kunnen voorkomen: Dreissena, Dikerogammarusvillosus, Dicrotendipusnervosus, Gammarustigrinus, Endochironomusalbipennis, Bithyniatentaculata, enz. Een deel van de fauna betreft immigranten, die ook bekend zijn van de rijkswateren waaronder Quaggamossel. Anderzijds ontbreken juist diergroepen zoals duikerwantsen (Corixidae), kevers, haften zoals Cloeon en libellen (uitgezonderd Ishnura elegans). De soorten van water- en oeverplanten zijn niet of nauwelijks vertegenwoordigd in de monsters. Aantal taxa bedraagt 15 tot 25. Dit is voor een meerecosysteem relatief laag. Zitten wel aardige soorten tussen zoals rheofielesoort Ancylusfluviatilis en de dwergduikerwants Micronectascholtzi. Resumerend: belangrijk deel fauna ontbreekt, dan wel alleen stortsteen is bemonsterd. Huidig beeld is dus incompleet en voor macrofauna geen GEP. Lage Bergse Bos NL39_05 Vraag: Zoutgehalte is ca mg/l. RHDHV checkt gevolg daarvan op GEP macrofauna. Antwoord: Analyse macrofauna met 4 monsters (LBB1 t/m 4): Soortenlijstenbevatten 20 tot 40 taxa. Echte zoutwatersoorten ontbreken. Bijv. van gammariden is het nog steeds alleen G. tigrinus en geen halofiele soorten. aanwezigheid van dominant negatieve soorten zoals de vedermuggen Psectrotanypusvarius, Chironomus (niet in grote aantallen), Tanypuskraatzi. Vermoedelijkorganischebodemsaanwezig. Haften, kokerjuffers en libellen ontbreken (zoals ook gewoon is in brak water). BC4966/R00003/902795/AH/Eind Bijlage 3 Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

103 Resumerend: vleesch noch vis. Het ontbreken van bepaalde diergroepen tendeert naar brak water, maar brakke vertegenwoordigers zijn er niet. Evenzo is het ook geen mooi ontwikkeld zoet water met tal van diergroepen. Is in huidige situatie geen voorbeeld van een water die voor macrofauna op niveau GEP zit voor M30. Herziening MEP/GEP Bijlage 3 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

104

105 Bijlage 4 Errata bij KRW-maatlatten Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport 13 januari 2014

106

107 Herziening MEP/GEP Bijlage 4 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

108 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Bijlage 4 Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

109 Herziening MEP/GEP Bijlage 4 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

110 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Bijlage 4 Herziening MEP/GEP januari Definitief rapport

111 Herziening MEP/GEP Bijlage 4 BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport januari 2014

112

113 Bijlage 5 Waterdiepte en slibdikte t Weegje Herziening MEP/GEP BC4966/R00003/902795/AH/Eind Definitief rapport 13 januari 2014

114

115 Herziening MEP/GEP Definitief rapport

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen 24-04-2013 Nieuwe maatlatten nieuwe keuzes Waterrijke gebieden en samengestelde waterlichamen: waar lopen we tegenaan? - 2 voorbeelden

Nadere informatie

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150 NL09_26 Basisgegevens Naam Code Status Type Stroomgebied Waterbeheergebied Provincie Gemeente Sloten Overbetuwe NL09_26 Kunstmatig M1a - Zoete sloten (gebufferd) Rijn-West Rivierenland Gelderland Neder-Betuwe,

Nadere informatie

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Noord-Zuidleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010 RWS Water, Verkeer en Leefomgeving De aanpassing van de maatlatten Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot 1 van Verkeer en van 9-5-201212-4-20128-9 Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu De evaluatie van de maatlatten

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel Factsheet: NL43_13 Oude IJssel -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer Factsheet: NL33HM Hondshalstermeer -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL39_01a Rotteboezem

Factsheet: NL39_01a Rotteboezem Factsheet: NL39_01a Rotteboezem -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal Factsheet: NL43_09 Toevoerkanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Westerbouwlandleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Workshop KRW Maatlatten

Workshop KRW Maatlatten Workshop KRW Maatlatten IHW netwerkdag 2018 Frank van Herpen (Royal HaskoningDHV) Marcel Tonkes (provincie Overijssel) 7 November 2018 Programma Opwarmen 15 min Technische toelichting 30 min Aan de slag

Nadere informatie

Aanpassing KRW Maatlatten

Aanpassing KRW Maatlatten Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS Waterdienst Aanpassing KRW Maatlatten Eddy Lammens RWS Waterdienst 1 Ministerie van Verkeer en Ministerie Waterstaat van Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu

Nadere informatie

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM )

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM ) Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM 816563 hoort bij bestuursvoorstel DM 832322) Achtergrond informatie en aanleiding slibvang De Kromme Rijn is een laaglandrivier van 35 kilometer lang. Tussen Cothen

Nadere informatie

Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 Bijlage 2 - Europese Kaderrichtlijn Water

Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 Bijlage 2 - Europese Kaderrichtlijn Water Waterbeheerplan HHSK 2010-2015 Bijlage 2 - Europese Kaderrichtlijn Water 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding 03 2. KRW-opgave 03 3. Maatregelen 05 4. Verwachte effecten 07 5. Taakverdeling en uitvoering 08 6.

Nadere informatie

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen Het belang van natuurvriendelijke oevers Christa Groshart Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Opbouw Beleid en Maatregelen Verwachtingen Knelpunten KRW innovatie-onderzoek Waterbeleid Europese

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_10 Fliert

Factsheet: NL43_10 Fliert Factsheet: NL43_10 Fliert -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk Factsheet: NL6_OWM_018 Dommerswijk De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 18 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

score ten opzichte van de referentiewaarde

score ten opzichte van de referentiewaarde IV.1. KRW-waterlichamen, doelen en maatregelen In Alm & Biesbosch liggen drie KRW-waterlichamen (afbeelding IV.1). Met gebruikmaking van de Factsheets (WSRL, 2008) worden deze waterlichamen hieronder kort

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen

Vermesting in meren en plassen Indicator 16 december 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en

Nadere informatie

Factsheet: NL39_01. Deelstroomgebied: Rijn-West Status: Sterk Veranderd

Factsheet: NL39_01. Deelstroomgebied: Rijn-West Status: Sterk Veranderd Factsheet: NL39_01 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van het

Nadere informatie

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking KRWdoelen voor de overige wateren in NoordBrabant: een pragma:sche uitwerking Frank van Herpen (Royal HaskoningDHV), Marco Beers (waterschap Brabantse Delta), Ma>hijs ten Harkel en Doesjka Ertsen (provincie

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA )

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA ) Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021 (STOWA 2012-31) versie: 07-08-2014 contact: Niels Evers: Frank van Herpen niels.evers@rhdhv.com frank.van.herpen@rhdhv.com

Nadere informatie

Aanpassing waterbeheerplan hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard; maatregelen Europese Kaderrichtlijn Water

Aanpassing waterbeheerplan hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard; maatregelen Europese Kaderrichtlijn Water Aanpassing waterbeheerplan hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard; maatregelen Europese Kaderrichtlijn Water 2010-2015 1. Inleiding Het hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING Witteveens-leiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven Toestand 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015

Nadere informatie

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetstrategie en methodiek macrofyten //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Maatlatten voor de Maas-regio

Maatlatten voor de Maas-regio Maatlatten voor de Maas-regio verder met de streepjes Jappe Beekman Senior Onderzoeker Watersystemen 1 februari 2007 - Derde praktijkdag MEPGEP 24 april 2013 Toepassing en doorwerking aanpassingen maatlatten

Nadere informatie

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen PEHM, Nijmegen 5 november 2015 Gert van Ee, HHNK Nico Jaarsma, Nico Jaarsma Ecologie en Fotografie Indeling HHNK: gebied, waterkwaliteit en ecologie

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN Soestwetering (middenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Visrechten Water Verhuurder Huurder Visrecht Ringvaart HHS van Schieland WJ den Boer volledig Ringvaart Hennipsloot

Visrechten Water Verhuurder Huurder Visrecht Ringvaart HHS van Schieland WJ den Boer volledig Ringvaart Hennipsloot NL39_03 Ringvaart Visrechten Water Verhuurder Huurder Visrecht Ringvaart HHS van Schieland WJ den Boer volledig Ringvaart Hennipsloot SportvisserijZuidwest Nederland machtigi ng Waterbeheerder: Hoogheemraadschap

Nadere informatie

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

Factsheet: NL43_32 Arkervaart Factsheet: NL43_32 Arkervaart -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Oosterbroekswaterleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 14 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen NVO's en vis Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen Amersfoort, 24 november 2011 Carlo Rutjes & Michelle de la Haye Scoren met natuurvriendelijke

Nadere informatie

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Averlosche Leide -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Westerveldse Aa De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Ontwerp KRW-plan 2016-2021. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard

Ontwerp KRW-plan 2016-2021. Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Ontwerp KRW-plan 2016-2021 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard Inhoud 1 Inleiding... 3 2 KRW-opgave en de aanpak van HHSK... 4 3 Optionele maatregelen... 7 4 Keuze maatregelpakket... 13

Nadere informatie

Waterkwaliteit KRW, 2015

Waterkwaliteit KRW, 2015 Indicator 12 januari 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Handreiking Omgaan met KRW-maatlatten (versie 2012)

Handreiking Omgaan met KRW-maatlatten (versie 2012) Handreiking Omgaan met KRW-maatlatten (versie 2012) INHOUDSOPGAVE 0 SAMENVATTING 1 1 INLEIDING 2 2 ACHTERGROND VAN DE KRW SYSTEMATIEK VOOR OPPERVLAKTEWATER 3 3 ACTUALISATIE KRW MAATLATTEN IN 2012 6 4 ACTIES

Nadere informatie

Oeverinrichting Peildynamiek. Onderhoud

Oeverinrichting Peildynamiek. Onderhoud Oeverinrichting Peildynamiek Onderhoud Connectiviteit Meandering Verstuwing Beschaduwing Scheepvaart BZV Chloride Fosfaat totaal Stikstof totaal 2. WATERTYPENCLUSTERS De formules zijn bepaald voor clusters

Nadere informatie

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen Factsheet: NL11_3_4 Vinkeveense Plassen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

FEBRUARI Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied

FEBRUARI Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied FEBRUARI 2008 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Achtergrondrapport bij de RBO-nota 2007 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in

Nadere informatie

Factsheet: NL35_Reest Reest

Factsheet: NL35_Reest Reest Factsheet: NL5_Reest Reest De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet is

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO Soestwetering (bovenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Visstand meren (M14/M27) en de KRW

Visstand meren (M14/M27) en de KRW Visstand meren (M14/M27) en de KRW Met het oog op SGBP II 2016-2021, III 2022-2027 Donderdag 25 september 2014 Roelof Veeningen, cluster Gegevensbeheer 1 - Monitoring - Analyse - Prognose - Maatregelen

Nadere informatie

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt 1. Aanleiding In 2012 is het uwbp door de Verenigde Vergadering vastgesteld. Hierin is opgenomen om 5 KRW maatregelen uit het Waterbeheersplan 2009-2015

Nadere informatie

Factsheet: NL14_31. Naam: Kamerik Teijlingens

Factsheet: NL14_31. Naam: Kamerik Teijlingens Factsheet: NL14_31 Kamerik Teijlingens -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge Uitwerking maatlatten voor vissen Marcel Klinge Opbouw Wat is er gedaan tot nu? Hoe zien de maatlatten er globaal uit? Natuurlijke watertypen Sterk Veranderde watertypen Kunstmatige watertypen (kanalen)

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie

Nadere informatie

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner)

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner) Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner) Vissen in beken en kleine rivieren 04 Fish (KRW-Verkenner) Vissen in meren (KRW-Verkenner) Vissen in kanalen en sloten 1. Inleiding De kennisregels hebben betrekking

Nadere informatie

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12.

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12. Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem Auteurs S. Janssen, S. Zierfuss Registratienummer 12.55095 17-12-12 Versie Status definitief

Nadere informatie

Handleiding doelafleiding overige wateren

Handleiding doelafleiding overige wateren Evers, C.H.M (Royal HaskoningDHV). R. Buskens (Royal HaskoningDHV) & J.M. Dolmans- Camu (Provincie Utrecht), 2013. Handleiding doelafleiding overige wateren (geen KRWwaterlichamen). STOWA-rapport. In opdracht

Nadere informatie

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal Factsheet: NL14_7 Merwedekanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 13 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Factsheet KRW NL23_BRKMN -

Factsheet KRW NL23_BRKMN - Factsheet: NL23_BRKMN -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Normen om te weten of iets goed is of niet Wetenschap én politiek Er zit altijd ontwikkeling

Nadere informatie

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie 1 Rapport Evaluatie waterkwaliteit Op 21 december beschikbaar (www.pbl.nl) Samenvatting opgenomen in KRW-rapport Belangrijke waterbeheerkwesties Bijdragen

Nadere informatie

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING WERKGROEP MIR 24 augustus 2007 110305/OF7/1Q3/000373/MR Colofon Auteur: R. Torenbeek Productie: ARCADIS In opdracht van: RIZA Referentie:

Nadere informatie

Aquatische ecologie. Module 1: Ecologische principes van watersystemen. Lesdag 1. drs. M. Maessen (Grontmij)

Aquatische ecologie. Module 1: Ecologische principes van watersystemen. Lesdag 1. drs. M. Maessen (Grontmij) lesdag onderwerp docent(en) Module 1: Ecologische principes van watersystemen Lesdag 1 Ochtend - Watersysteem - Van mondiaal tot lokaal - Kringlopen en balansen - Hydrologische kringloop - Relatie grondwater

Nadere informatie

Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen

Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen Werkgroep doelafleiding 2021 Rijn-West Versie september 2017 In de kern is de Kaderrichtlijn Water (KRW) eenvoudig. De KRW streeft naar een goede chemische en

Nadere informatie

Publicaties van de de STOWA kunt u u bestellen bij: op Hageman www.stowa.nl Fulfilment POSTBUS 1110, 3330 CC Zwijndrecht,

Publicaties van de de STOWA kunt u u bestellen bij: op Hageman www.stowa.nl Fulfilment POSTBUS 1110, 3330 CC Zwijndrecht, OMSCHRIJVING MEP EN MAATLATTEN VOOR SLOTEN EN ANALEN VOOR DE ADERRICHTLIJN WATER 2015-2021 STOWA 2012 34 978.90.5773.571.4 stowa@stowa.nl www.stowa.nl WWW.stowa.nl TEL 033 TEL 030 460232 11 0099 FAX FAX

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL7_ABC1_01 Tochten ABC1 De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 19 december 017. Deze factsheet dient gezien te worden als een tussentijdse versie ten

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0001 Grenskanaal

Factsheet: NL07_0001 Grenskanaal Factsheet: NL07_0001 Grenskanaal -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Koninklijke weg. praagmatisch

Koninklijke weg. praagmatisch Maarten Ouboter Kennis Loont! effectiveness is all (T.S. Elliot) Diagnose centraal Weet wat je doet (wat maatregelen doen) Evalueer (herdiagnose) Koninklijke weg objectieve referentie afwijking van natuurlijke

Nadere informatie

De doelen voor overig water in Flevoland

De doelen voor overig water in Flevoland De doelen voor overig water in Flevoland Susan Sollie (Tauw), Martijn Hokken (waterschap Zuiderzeeland), Christoffel Klepper (provincie Flevoland) Waterschap Zuiderzeeland en de provincie Flevoland willen,

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0028 Schipbeek

Factsheet: NL07_0028 Schipbeek Factsheet: NL07_008 Schipbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Aanleiding Aanleg natuurvriendelijke oevers belangrijk in waterbeheer Bij aanleg mist vaak de relatie met de

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

Factsheet: NL14_3 Westerlaak

Factsheet: NL14_3 Westerlaak Factsheet: NL14_3 Westerlaak -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep

Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep Factsheet: NL99_Meppelerdiep Meppelerdiep De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Implementatie KRW in het Schelde stroomgebied

Implementatie KRW in het Schelde stroomgebied Implementatie KRW in het Schelde stroomgebied Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Rapport moet nog in huisstijl omgewerkt worden: Opnemen logo, juiste

Nadere informatie

Factsheet: NL18_ADRIAAN Adriaan

Factsheet: NL18_ADRIAAN Adriaan Factsheet: NL18_ADRIAAN Adriaan -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve

Nadere informatie

Vergelijkend onderzoek KRW-doelafleiding en -aanpassing

Vergelijkend onderzoek KRW-doelafleiding en -aanpassing Vergelijkend onderzoek KRW-doelafleiding en -aanpassing Auteur: Fiona Segers Registratienummer: 15.0023854 Datum: 15-05-15 Status: Definitief Afdeling: Watersystemen 1 INHOUD 1 INLEIDING 3 2 BRONBESTANDEN

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Factsheet: NL14_28 Zegveld

Factsheet: NL14_28 Zegveld Factsheet: NL14_28 Zegveld -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Van helder naar troebel..en weer terug. en de rol van actief visstandbeheer hierbij

Van helder naar troebel..en weer terug. en de rol van actief visstandbeheer hierbij Van helder naar troebel..en weer terug en de rol van actief visstandbeheer hierbij Marcel Klinge 26 augustus 2008 1 Aanleiding OBN Onderzoek Laagveenwateren en de vertaling hiervan in het STOWA-boekje

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop)

Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop) Factsheet: NL04_SAL-NIEUWEWTR-BE Nieuwe Wetering (benedenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie