FEBRUARI Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "FEBRUARI Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied"

Transcriptie

1 FEBRUARI 2008 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied

2

3 Achtergrondrapport bij de RBO-nota 2007 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Februari 2008 Werkgroep Ecologie KRW Schelde In opdracht van Regionaal Bestuurlijk Overleg Scheldestroomgebied

4 2 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

5 Inhoudsopgave 1 INLEIDING Achtergronden Leeswijzer 6 2 WERKWIJZE Hoofdlijnen aanpak Uitwerking per waterlichaam 10 3 AFLEIDING PER WATERTYPE Brakke polderwaterlichamen (M30 en M31) Beïnvloedingsfactoren Fytoplankton Macrofyten Fytobenthos Macrofauna Vissen Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen Hydromorfologie Kanaal door Walcheren Beïnvloedingsfactoren Fytoplankton Macrofyten Macrofauna Vissen Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen Hydromorfologie 22 4 UITWERKING DOELEN PER WATERLICHAAM 23 LITERATUUR 47 BIJLAGEN 49 BIJLAGE I AFLEIDING DEELMAATLAT ABUNDANTIE FYTOPLANKTON EN 50 TOTAAL-STIKSTOFGEHALTE BIJLAGE II SOORTENSAMENSTELLING EN WAARDERING MACROFYTEN 52 BIJLAGE III RELATIES P-TOTAALGEHALTE MET CHLOROFYL-A EN CHLORIDE 53 BIJLAGE IV TOT DUSVER OPGESTELDE (DEEL)MAATLATTEN VOOR VISSEN 55 BIJLAGE V OVERZICHT OPPERVLAKTEWATERLICHAMEN SCHELDESTROOMGEBIED 59 BIJLAGE VI MEP/GEP-AFLEIDING PER WATERLICHAAM 62 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 3

6 4 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

7 1 Inleiding ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 5

8 1.1 Achtergronden De Europese Kaderrichtlijn water is sinds 2000 van kracht. Deze richtlijn verplicht de lidstaten tot het behalen van een Goede ecologische toestand en een goede chemische toestand voor natuurlijke waterlichamen in Voor natuurlijke wateren zijn door de STOWA (van der Molen et al., 2004) maatlatten per kwaliteitscomponent opgesteld (vis, macrofyten, macrofauna en fytoplankton) [1]. In december 2007 is een deel van de maatlatten aangepast en verbeterd [2]. Waterlichamen waaraan de status sterk veranderd of kunstmatig is toegekend moeten in 2015 voldoen aan het zogenaamde Goede Ecologische Potentieel (GEP). Deze doelstellingen kunnen door de waterbeheerder zelf worden afgeleid (figuur 1). In het stroomgebied van de Schelde zijn er 4 waterbeheerders; 3 waterschappen (waterschap Zeeuwse Eilanden, waterschap Zeeuws Vlaanderen en waterschap Brabantse Delta) en Rijkswaterstaat Zeeland. Het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta behoort voor het grootste deel tot het stroomgebied van de Maas. Het uiterste westelijke en zuidwestelijke deel ligt binnen het stroomgebied van de Schelde. Dit werkdocument beschrijft de afleiding van het MEP en GEP op maatlatniveau voor de aangewezen waterlichamen binnen het stroomgebied van de Schelde. Vooralsnog ontbreekt daarbij de informatie over de Rijkswateren omdat daarvoor een afzonderlijk (nationaal) traject wordt doorlopen dat bij de vaststelling van deze rapportage nog niet is afgerond. In principe wordt de afleiding van het MEP en GEP per waterlichaam uitgewerkt. Voor een aantal kwaliteitselementen is de afleiding van het MEP en GEP per watertype echter vergelijkbaar. In hoofdstuk 3 wordt daarom eerst ingegaan op de algemeen geldende onderdelen van de afleiding per watertype. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de MEP/GEP-afleiding per waterlichaam gepresenteerd in een tabel. Uiterlijk medio 2009 dienen de doelstellingen en maatlatten voor alle waterlichamen definitief te zijn gemaakt. De ambitie van de doelstellingen per kwaliteitscomponent zijn gerelateerd aan de inschatting van herstelmaatregelen die leiden tot een afname van de huidige hydromorfologische belasting van het betreffende waterlichaam. Figuur 1 Het vaststellen van de doelstellingen in de tijd 1.2 Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt uitgebreid de werkwijze toegelicht zoals de Zeeuwse waterschappen hebben gewerkt. De werkwijze van waterschap de Brabantse Delta kan daar licht van afwijken. De werkwijze die zij hebben gevolgd is terug te vinden op de bijgevoegde cd. In hoofdstuk 3 wordt de afleiding per waterlichaam toegelicht, inclusief een uitleg over de kwaliteitselementen en de deelmaatlatten. In hoofdstuk 4 wordt per waterlichaam een tabel gepresenteerd met daarin de belangrijkste gegevens per waterlichaam. De uitgebreide beschrijvingen en onderbouwing per waterlichaam zijn terug te vinden op de bijgevoegde cd. 6 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

9 2 Werkwijze ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 7

10 Bij het afleiden van ecologische doelstellingen is de methodiek gevolgd uit de opgestelde landelijke handreiking MEP/GEP (RIZA, 2005) [3]. Dat wil zeggen dat voor het afleiden van doelstellingen de Praagse methodiek is gehanteerd (zie figuur 2). De ecologische ambitie per waterlichaam hangt daarnaast af van het regionale beleid (provinciale waterplannen, beheerplannen waterbeheerders, etc). Bij de afleiding van het MEP en GEP vormen de deelmaatlatscores van de opgestelde natuurlijke maatlatten met bijbehorende soortenlijsten de basis (STOWA, update december 2007) Figuur 2: De Praag-matische aanpak 2.1 Hoofdlijnen aanpak Landelijk is de handreiking MEP/GEP opgesteld. In de Maas is de handreiking MEP/GEP verwerkt tot een aantal defaults die als voorbeeld dienen voor het afleiden van gebiedsgerichte ecologische doelstellingen. Waterschap Brabantse Delta heeft de handreiking en de Maas defaults gebruikt om een eerste uitwerking van de doelen voor een waterlichaam in het Schelde stroomgebied te maken. Die uitwerking is ook de basis geweest voor de verdere uitwerking binnen de Schelde. Als uitgangspunt is een goed overzicht van de huidige situatie per waterlichaam opgesteld inclusief haalbare maatregelen. Maatregelen die leiden tot een grote significante schade aan bestaande gebruiksfuncties binnen het stroomgebied van het waterlichaam zijn daarbij afgevallen. Van het uiteindelijke maatregelpakket is het effect op huidige (hydro)morfologische belasting ingeschat en zijn de effecten verder geconcretiseerd in fysieke (hydro)morfologische parameters zoals, oeverinrichting, peilbeheer, etc. Deze zijn in een tabel t.o.v. de referentiewaarden uitgezet. Daarnaast is een concreet toekomstbeeld van het waterlichaam omschreven. De ontstane beschreven situatie van het waterlichaam vormt de basis voor het afleiden van soorten en scores t.o.v. de natuurlijke maatlatten (= MEP). Bij het opstellen van soortenlijsten is rekening gehouden met geografische verspreiding, zeldzaamheid en vermogen tot (her)kolonisatie van het watersysteem. Ook is een relatie gelegd naar aangrenzende waterlichamen. 8 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

11 Bij de beïnvloeding is gekeken naar de volgende ecologische kwaliteitselementen: Fytoplankton, Macrofyten, Macrofauna en Vissen. Elk van deze kwaliteitselementen is beoordeeld aan de hand van één of meerdere deelmaatlatten, die in het laatste geval tot één maatlat zijn gemiddeld. Verder is gekeken naar de ecologie-ondersteunende fysisch-chemische kwaliteitselementen en de hydromorfologie. Voor de deelmaatlatten macrofyten is van de natuurlijke waterplantenmaatlatten van M30 ingeschat wat de bedekking van groeivormen maximaal kan worden in het herstelde waterlichaam en hoe de soortensamenstelling met bijbehorende abundantie daarbij kan worden. Aan de hand hiervan is vervolgens de haalbare EKR-score bepaald ten opzichte van de natuurlijke maatlat. Dit is dan het MEP. Het GEP is een lichte afwijking van het MEP en is conform landelijke afspraken gesteld op 60 % van het MEP. Zie ook fi guur 3. Figuur 3 Relatie tussen maatlat voor natuurlijke wateren en maatlat voor sterk veranderde en kunstmatige wateren in Nederland. De EKR score wordt berekend aan de hand van de formules uit de STOWA rapporten over de maatlatten per kwaliteitscomponent (versie dec. 2007). ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 9

12 2.2 Uitwerking per waterlichaam Bij de afleiding van het MEP en GEP is, conform de handreiking MEP/GEP [3] de volgende werkwijze gevolgd: MEP afleiding van het waterlichaam (conform Handreiking MEP/GEP en opgestelde Maas-defaults) Beschrijf de huidige toestand van het waterlichaam/watersysteem: beschrijf het huidige beeld van het waterlichaam en gebruiksfuncties (beleidsfuncties) van het gebied, inclusief de significante belasting die dit oplevert en de consequenties daarvoor op de ecologie. Bepaal meest bijpassende watertype of Maas-default; Beschrijf de belangrijke veranderingen in hydromorfologie en toets of het natuurlijke GET onbereikbaar is geworden en bepaal op basis hiervan de status van het waterlichaam; Bepaal neg. effecten van hydromorfologische ingrepen op watersysteem en biologische kwaliteitscomponenten. Geef een beschrijving van de huidige situatie met betrekking tot de biologie (relevante groepen bij het betreffende watertype), chemie (in relatie tot de werkdoelen van de KRW) en hydromorfologie. Van de waterlichamen zijn de gegevens van 2000 t/m 2005 getoetst aan de KRW (prioritaire stoffen) en MTR-normen NW4). Voor P en N (stromende wateren) is getoetst op de werknormen zoals deze zijn vastgesteld door het LBOW (13 november 2006). Biologie is getoetst volgens STOWA. Invullen factsheet Maatregelen waterlichamen fase 3: Maak een groslijst van zinnige maatregelen, specifiek voor het waterlichaam. Geef aan welke inrichtings- en beheersmaatregelen significante schade toebrengen aan bestaande gebruikersfuncties en/of aan het milieu. Opstellen MEP/GEP per waterlichaam: Stel een beeld op van het waterlichaam dat je daarmee kan bereiken (effect) en beschrijf dit in algemene termen (beeldend). Bepaal of het beschreven beeld voldoet aan het natuurlijke referentiebeeld. Vertaal het beschreven beeld (stap 7) in een meer concrete systeembeschrijving gericht op de biologische kwaliteitselementen. Uitwerking systeemkarakteristieken per waterlichaam, effecten van het pakket maatregelen op de systeemkarakteristieken (aanhouden karakteristieken referentie). Dit dient uitgezet te worden tegen de abiotische randvoorwaarden van de referentie. Uitwerking maatlatten per waterlichaam, per kwaliteitselement MEP (maatlatten) formuleren. Bepaal per biologische kwaliteitselement op subdeelmaatlatniveau wat te bereiken toestand is t.o.v. de maatlat voor natuurlijke wateren. Dit is het MEP. De soortenlijsten die bij de afzonderlijke natuurlijke (subdeel) maatlatten zijn geformuleerd worden aangepast op basis van nieuwe systeemkarakteristieken. Bij het samenstellen van soorten dient rekening te worden gehouden met de geografische verspreiding (voor macrofyten Cools, 1989) en het rekolonisatie vermogen van individuele soorten. Fytobenthos is vanwege de maatlatonbetrouwbaarheid nog buiten beschouwing gelaten. Leidt van het MEP het GEP af. De kaderrichtlijn Water systematiek is daarbij leidend. Op basis van maatregelen en omkeerbaarheid van aanwezige hydromorfologische belastingen per waterlichaam 10 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

13 wordt van elk biologisch waterkwaliteitselement aangegeven welke soorten in het waterlichaam kunnen gaan voorkomen. Voor de kwaliteitscomponent macrofauna is geen afleiding nodig geweest omdat het GET haalbaar is. Bovenstaande werkwijze is voor de Zeeuwse waterschappen geheel van toepassing. De werkwijze van waterschap de Brabantse Delta kan op een aantal kleine onderdelen licht afwijken. Voor de werkwijze van Brabant zie de CD bij dit rapport. Daar staat het achtergrondrapport van waterschap de Brabantse Delta op met daarin een uitgebreide beschrijving van de werkwijze. Voor het waterlichaam Bath-Oost, is gebruik gemaakt van de default sloten en kanalen [6]. Vanwege de omvang van de afleidingen per waterlichaam is ervoor gekozen om de volledige afleiding in een bijlage op te nemen. Deze bijlage zal bij de gedrukte versie van dit rapport op CD meegeleverd worden. In hoofdstuk 4 wordt alleen een beknopte samenvatting opgenomen. ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 11

14 12 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

15 3 Afleiding per watertype ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 13

16 Naast de afleiding van het MEP en GEP per oppervlaktewaterlichaam is voor de twee brakke watertypen een algemeen geldende afleiding uitgewerkt. De werkwijze zoals beschreven in dit hoofdstuk hoort bij de MEP/GEP-afleidingen van de waterlichamen van de waterschappen Zeeuwse Eilanden en Zeeuws- Vlaanderen. Zie bijlage V voor een overzicht van de waterlichamen. De methode is hetzelfde als in het beheersgebied van waterschap Brabantse Delta, alleen wijken de soortenlijsten en maatlatten af omdat het andere watertypen zijn. Zie figuur 4 voor de waterlichamen van het Scheldestroomgebied. De teksten in dit hoofdstuk zijn grotendeels afkomstig uit een werkdocument van waterschap Zeeuwse Eilanden over de MEP/GEP afleidingen. Uitgangspunt zijn de natuurlijke referenties [1]. Er is een aparte MEP/GEP-afleiding voor het Kanaal door Walcheren en voor de polderwaterlichamen. In paragraaf 3.1 is informatie te vinden over de MEP/GEP-afleidingen van de polderwaterlichamen en in paragraaf 3.2 is informatie te vinden over de MEP/GEP-afleidingen van het Kanaal door Walcheren. 3.1 Brakke polderwaterlichamen (M30 en M31) Beïnvloedingsfactoren De als waterlichaam aangewezen hoofdwaterlopen zijn aangelegd of vergraven voor de waterhuishouding ten behoeve van de gebruiksfuncties landbouw en bebouwd gebied. Voor een aantal (deel)maatlatten kan daarom niet voldaan worden aan de GET en is afleiding van het MEP en GEP toegestaan. De waterlichamen zijn lijnvormig met een traditionele vormgeving bestaande uit steile, soms beschoeide taluds en (in relatie tot water- en oeverplanten) vrij diep gelegen waterbodems met een vast peil of een laag winter- en hoog zomerpeil, gestuurd door een gemaal of stuw. Het areaal aan ondiepe plekken en oeverranden is erg beperkt en het doorzicht periodiek vaak slecht als gevolg van algenbloei en vrijkomende slibdeeltjes door afspoeling en opwerveling als gevolg van versnelde afvoer bij neerslag en/of windwerking. Alle M30- en M31-waterlichamen zijn onderhevig aan zoute kwel. De belangrijkste ingrepen die van invloed zijn op de kwaliteitselementen worden dus bepaald door de functies landbouw en bebouwd gebied en hebben een relatie met peilbeheer. Het betreft: connectiviteit (barrièrewerking van gemalen en stuwen), vooral belangrijk voor vissen; vaste (tegennatuurlijke) peilen met snelle afvoer van regenwater en gevolgen voor het zoutgehalte, vooral belangrijk voor oeverplanten en indirect voor macrofauna; (oever)inrichting, vooral belangrijk voor waterplanten, oeverplanten en macrofauna; onderhoud (maaien en baggeren), vooral belangrijk voor waterplanten, oeverplanten en macrofauna; Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispassages kan een deel van de negatieve effecten worden gemitigeerd. Aanpassingen in peilbeheer kunnen de sterke wisseling in zoutgehalte als gevolg van kwel verminderen en de groeiomstandigheden van oeverplanten verbeteren. Bij de afleidingen is waar mogelijk gebruik gemaakt van de landelijke voorbeeld default-afleidingen Fytoplankton De soortensamenstelling van het fytoplankton, met voornamelijk kort levende soorten, wordt voornamelijk gestuurd door het zoutgehalte. De groei van fytoplankton is voornamelijk afhankelijk van nutriëntenbeschikbaarheid. Door zoute kwel kan het nutriëntengehalte in de betreffende watertypen verhoogd zijn. Er is ook een indirect effect op de groei door de relatie met waterplanten. 14 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

17 Veel waterplanten scheiden namelijk een stof uit, die de groei van fytoplankton remt. Voor het fytoplankton zijn er twee deelmaatlatten: abundantie (hoeveelheid) en soortensamenstelling. Deelmaatlat abundantie De abundantie wordt uitgedrukt in het chlorofyl-a-gehalte. Als maat wordt gebruikt het zomerhalfjaargemiddelde. In veel waterlichamen wordt het GET niet gehaald. Dit kan liggen aan een groot aantal factoren, waaronder verrijking met nutriënten door zoute kwel. De kennis ontbreekt om op basis van het effect van mitigerende maatregelen een MEP van de GET af te leiden. Mede omdat er geen duidelijke relatie gevonden is tussen het stikstofgehalte, sturend nutriënt voor de ecologie, en het zoutgehalte (zie paragraaf Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen). Voor het bepalen van MEP en GEP is daarom uitgegaan van de beoordeling volgens de EBEOmaatlatten van een groot aantal monsters (n =133). Gezien de hoeveelheid beschikbare gegevens en de overeenkomst in fytoplankton tussen de watertypen M30 en M31 is er slechts één afleiding gemaakt. Gekeken is naar het maximale chlorofyl-a-gehalte van de monsters die voor de karakteristiek trofi e een score IV of V hebben (bijna hoogste en hoogste ecologisch kwaliteitsniveau). Hierbij is gesteld, dat een EBEO-score van IV of V voor trofi e een aanvaardbare ecologische kwaliteit inhoudt (GEP). Van de 133 monsters hebben er 39 een score van IV of V voor trofi e, 95% van deze monsters hadden een chlorofyla-gehalte van minder dan 80 µg/l (zie grafi ek bijlage I, fi g 1; GET = 60 µg/l). De 80 µg/l wordt daarom gezien als een goede grenswaarde voor het GEP. (80% van de monsters met een EBEO-score van I - III hadden een chlorofyl-a-gehalte hoger dan 80 µg/l). Als MEP is gekozen voor 60 µg/l (= GET). Dit komt overeen met het 80-percentiel chlorofyl-a van de monsters met een EBEO-score van VI of V. Hoewel er, zoals blijkt uit bijlage I, regelmatig veel lagere chlorofyl-a-gehaltes worden gemeten, hoeft een laag gehalte niet altijd samen te gaan met een algemeen hoog ecologisch niveau. Het lage gehalte kan bijvoorbeeld gevolg zijn van een slecht doorzicht als gevolg van opwerveling van slibdeeltjes, bijvoorbeeld door een slechte visstand. Tabel 1 geeft de uiteindelijke algemene deelmaatlat voor M30 en M31. Tabel 1. Deelmaatlat abundantie fytoplankton voor M30 en M31 Deelmaatlat abundantie fytoplankton (chlorofyl-a in µg/l) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht M30/ > 320 Deelmaatlat soortensamenstelling De deelmaatlat soortensamenstelling fytoplankton is alleen van toepassing op watertype M30 (M31 heeft hier geen deelmaatlat voor de referentie) en is gebaseerd op het al of niet voorkomen van bloei van als negatief gekenschetste soorten (zie [2], bijlage III). Vooralsnog is er geen aanleiding om de deelmaatlat aan te passen. Eindscore De eindscore voor fytoplankton wordt bepaald door het gemiddelde van de deelmaatlatscores Macrofyten De volgende groeivormen worden onderscheiden: ondergedoken waterplanten (submerse vegetatie), draadwier/flab, kroos en oevervegetatie. De afleidingen zijn voorlopig aangezien er nog een internationale intercalibratie volgt. Eén van de functies van het waterlopenstelsel is versnelde afvoer van regenwater. Door het relatieve lage peil met veel zoute kwel tot gevolg kunnen sterke wisselingen in het zoutgehalte optreden. Wateren oeverplanten, die doorgaans een lange levensduur hebben, met een smalle zouttolerantie zullen daardoor niet voor kunnen komen. ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 15

18 Het voorkomen van waterplanten is verder sterk afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Er is dus een directe relatie met de (oever)inrichting en peilbeheer in de vorm van waterdiepte. Hoe dieper, des te minder kans op waterplantengroei. De hoeveelheid licht wordt verder beïnvloed door het doorzicht of de aanwezigheid van een afdekkende laag, bijvoorbeeld kroos. Verder kan de groei van waterplanten belemmerd worden door overwoekering van draadwier/flab. Het doorzicht wordt beïnvloed door het chlorofyl-a-gehalte (fytoplankton) en de achtergrondstroebeling (slibdeeltjes, humuszuren e.d.). Het chlorofyl-a-gehalte en de aanwezigheid van kroos of draadwier/flab wordt gestuurd door de belasting met nutriënten. De achtergrondstroebeling hangt nauw samen met de afspoeling van slibdeeltjes door regenwater of de opwoeling door vis. Voor de macrofyten zijn er twee deelmaatlatten: abundantie en soortensamenstelling. Deelmaatlat abundantie Er is een aparte deelmaatlat voor elke groeivorm. Kroos en draadwier/flab zijn alleen van belang in watertype M30. Het zijn negatieve kwaliteitsindicatoren, die wijzen op eutrofie. De bovengenoemde beïnvloedingsfactoren hebben geen invloed op deze groeivormen. Er wordt daarom geen MEP en GEP afgeleid. Voor de submerse vegetatie en de oeverplanten wordt uitgegaan van een bedekkingspercentage van het begroeibare areaal. Voor de lijnvormige waterlichamen (met periodiek slecht doorzicht) zijn dit voor kroos de hele wateroppervlakte en voor de overige groeivormen ondiepe plekken en randen. Door de traditionele vormgeving van de als waterlichaam aangewezen hoofdwaterlopen met steile, veelal beschoeide taluds en vrij diep gelegen waterbodems is het areaal aan ondiepe plekken en randen erg beperkt. Door de aanleg van natuurvriendelijke oevers wordt dit gedeeltelijk gemitigeerd. Als minimum voor het ecologisch functioneren van het waterlichaam wordt uitgegaan van de aanwezigheid van een ondiepe oeverzone langs één van de oevers van een waterlichaam (zie Hydromorfologie voor nadere specificatie). De oeverzone dient gemiddeld 10 m breed te zijn. De deelmaatlat is alleen toepasbaar in waterlichamen, die aan dit minimum voldoen en dus niet in waterlichamen met bijvoorbeeld uitsluitend beschoeide oevers. Deze krijgen altijd een score ontoereikend tot slecht. De begroeiing van de oeverzone kan bestaan uit zowel submerse vegetatie als oeverplanten, afhankelijk van de waterdiepte. Submerse vegetatie kan in principe ook op de bodem van de waterloop voorkomen, maar ontbreekt daar meestal als gevolg van het regelmatig optredende slechte doorzicht, hoge stroomsnelheden bij waterafvoer en de ongeschikte bodem (baggerslib). In de praktijk wordt submerse vegetatie op de bodem alleen gevonden in erg ondiepe sloten. De bodem wordt daarom niet meegerekend bij het begroeibaar areaal. Als begroeibaar areaal voor lijnvormige waterlichamen wordt daarom het onderwatertalud genomen. Naarmate het water een hoger chloridegehalte heeft zal het aandeel oeverplanten afnemen. Toch komt er ook langs waterlichamen van het type M31 vaak nog een redelijk ontwikkelde oeverbegroeiing voor door de aanwezigheid van zoet grondwater. Alleen in sterk brakke wateren zal de oeverbegroeiing (nagenoeg) geheel ontbreken. De overgang is echter geleidelijk. Daarom worden de groeivormen submerse vegetatie en oeverplanten in de deelmaatlat samengenomen. Als MEP is gekozen voor het gemiddelde van de bedekkingspercentages van de referentiewaarde voor submerse vegetatie van M31 (50%) en de afgeleide MEP oevervegetatie van M30 (100%). De MEP wordt daarmee 75% van het begroeibaar areaal. De GEP wordt 45% (tabel 2). Bedekkingspercentages boven 75% worden niet als negatief beoordeeld, omdat in afwijking van de referentie niet het hele waterlichaam telt als begroeibaar areaal. De beoordeling blijft dan Goed. 16 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

19 Tabel 2. Deelmaatlat abundantie submerse en oevervegetatie voor M30 en M31 Deelmaatlat abundantie macrofyten (% bedekking submers en oevervegetatie van beschikbaar areaal) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht M30/31 75% 45-75% 30-45% 15-30% 0-15% De score van de deelmaatlat abundantie wordt bij M30 tevens bepaald door de scores voor draadwier/flab en kroos indien deze lager zijn dan 0,6 [1]. De deelmaatlatten tellen daarbij even zwaar. Deelmaatlat soortensamenstelling De deelmaatlat bestaat enkel uit submerse en drijvende waterplanten. Uitgaande van de soortenlijsten van de referenties is nagegaan welke soorten in Zeeland en in het bijzonder in het beheersgebied van waterschap Zeeuwse Eilanden ooit aangetroffen of te verwachten zijn. Hierbij is gebruik gemaakt van diverse bronnen (eigen waarnemingen, gegevens van provincie Zeeland, gegevens Handboek Kranswieren). Dit heeft geleid tot aangepaste soortenlijsten voor de Zeeuwse situatie. Hiervoor is een aangepaste referentiemaatlat opgesteld. De waterlichamen in Zeeland zijn allemaal kunstmatig of sterk veranderd. Ze zijn wat betreft vormgeving, peilbeheer en versnelde afvoer van neerslag aangepast aan de gebruiksfuncties landbouw en bebouwd gebied. Sommige soorten van de aangepaste soortenlijsten komen daardoor niet voor in deze wateren. Het GET (ook van een aangepaste referentiemaatlat) is als gevolg daarvan niet haalbaar, daarom is overgegaan tot het afleiden van een MEP en GEP. Het MEP is bepaald door uit te gaan van de theoretisch hoogst mogelijke score van de soorten die verwacht kunnen worden in de lijnvormige waterlichamen (bijlage II) en hiervan dezelfde fractie te nemen als in de bijstelling van de referentiemaatlatten voor Meren [2] voor het bepalen van de maximale score. Voor sterk brakke waterlopen (chloridegehalte > mg/l; zie M31/32 in tabel 3) is een aparte afleiding gemaakt, omdat hier maar twee soorten uit de referentiesoortenlijst kunnen voorkomen. De maatlatten staan in tabel 3. Tabel 3 Deelmaatlatten waterlichamen Zeeland Deelmaatlatten macrofytensamenstelling (score=aantal soorten + weging) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht M M M31/ Eindscore De eindscore voor macrofyten wordt bepaald door het gemiddelde van de deelmaatlatscores. Het voorkomen van macrofyten wordt op diverse locaties binnen een waterlichaam onderzocht en de diverse opnames vormen samen een eindoordeel. In de beschrijvingen van de meetpunten in het achtergrondrapport van de werkgroep monitoring is maar een locatie voor de representatieve waterlichamen opgegeven. Dit heeft te maken met de verwerking van de gegevens. In werkelijkheid wordt er op meerder punten gemeten, maar de AQUO-Kit kan niet omgaan met meerdere metingen van een parameter binnen een waterlichaam Fytobenthos De deelmaatlat soortensamenstelling fytobenthos vormde oorspronkelijk samen met macrofyten één kwaliteitselement [1]. Aangezien de werking van de deelmaatlat onvoldoende is aangetoond, is deze bij de update komen te vervallen [2]. ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 17

20 3.1.5 Macrofauna De maatlatten voor zowel M30 als M31 worden berekend uit de volgende parameters: percentage abundantie negatief dominante indicatoren (DN%), percentage abundantie kenmerkende en dominant positieve indicatoren (KM% + DP%) + percentage kenmerkende taxa (KM%). Naar aanleiding van een eerdere test is de formule voor het berekenen van de eindscore van de maatlatten aangepast [2]. In waterlichamen met lage chloridegehaltes in niet-geïsoleerde gebieden blijft de score toch nog sterk afhankelijk van het aantal gevonden taxa. Vooral monsters met veel braktolerante zoete soorten scoren relatief laag. Dit speelt vooral in Zeeuws-Vlaanderen. Als alternatief kan hier gebruik worden gemaakt van de KRW-maatlatten voor licht brakke sloten en kanalen [6]. Voor de overige brakke wateren moet het mogelijk zijn de GET te halen, een MEP/GEP-afleiding wordt daarom niet nodig geacht Vissen De vissen zijn in de referenties ingedeeld in 7 ecologische gildes (zie onder). Elk gilde vormt in theorie een aparte deelmaatlat voor de aspecten soortenaantal en abundantie. In de referentiesituatie worden echter een paar gildes samengevoegd, zodat uiteindelijk voor M30 5 en voor M31 4 deelmaatlatten per aspect overblijven. Elke deelmaatlat heeft als maximumscore 1, zodat het maximaal haalbare voor M30 in de referentiesituatie 10 is. Het GET wordt gehaald bij de score 6. Deelmaatlatten Waterschap Zeeuwse Eilanden heeft aan de hand van een aantal bevissingen van wateren met uiteenlopende chloridegehaltes en rekening houdend met gebiedskenmerken MEP s en GEP s laten afleiden uitgaande van de methode waarop de referenties zijn opgesteld [6]. [7] en [8]. De soortenlijsten van de in de referentie beschreven ecologische gildes zijn daartoe aangepast (soorten zijn geschrapt). Hierbij is gekeken naar aspecten als ontbreken van (doortrek naar) voortplantingsmogelijkheden, zeldzaamheid en al of niet passend bij een eilandecologie. Afhankelijk van chloridegehalte en mate van natuurlijke isolatie worden de aangepaste ecologische gildes al of niet meegenomen bij de beoordeling. Vergelijkbare gildes met weinig soorten worden vaak tot één deelmaatlat samengevoegd. Zo kan per waterlichaam een passende maatlat met MEP en GEP worden afgeleid. Een overschot van een bepaalde soort vormt juist een negatieve waardering voor een watersysteem, daarom zijn parallel aan de positieve deelmaatlatten ook negatieve deelmaatlatten ontwikkeld. De afleidingen, randvoorwaarden en negatieve maatlatten resulteren inmiddels al in zes verschillende maatlattabellen elk bestaande uit een aantal deelmaatlatten. Hieronder is de tabel voor watertype M30 met een jaargemiddelde chloridegehalte van 0,3-2 g/l opgenomen. Tabel 4 deelmaatlatten M30, jaargemiddelde chloride 0,3-2 g/l 18 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

21 In bovenstaand voorbeeld wordt MEP behaald wanneer er meer dan drie soorten voorkomen uit de gildengroep CA en ER, meer dan vijf soorten uit de zouttolerante groep zoetwatervissen en meer dan twee soorten zoutintolerante zoetwatervissen. Meer dan 25% van de visstand bestaat uit CA en ER vissen, meer dan 40% uit zouttolerante groep zoetwatervissen en meer dan 5% zoutintolerante zoetwatervissen. Een teveel aan zoetwatervissen (bijvoorbeeld karper) levert een negatieve invloed op de eindbeoordeling. De maatlat voor M31 is volgens dezelfde manier afleesbaar (zie bijlage IV) afhankelijk van de verbinding met zoete wateren zijn hier zoetwatersoorten weggelaten en ontbreekt hierdoor eveneens een negatieve maatlat. Definitie gildes De vissen van brakke binnendijkse wateren zijn op basis van ecologie en chloridegehalte ingedeeld in het gildesysteem zoals gebruikt door Elliot & Hemingway [9]. CA: Diadrome (onderverdeeld in catadrome en anadrome) soorten die migreren tussen zee en rivier en het estuarium gebruiken als trekroute. Gevoelig voor fysieke barrières, verlies van paaibiotoop, slechte waterkwaliteit en visserij. ER: Estuariene residente soorten die de totale levenscyclus in het estuarium doorlopen. MJ: Marien juveniele soorten, soorten waarvan de juvenielen zich in estuaria ophouden. Vaak voorkeur voor brakke gebieden. MS: Mariene zomergasten. Volwassen (en juveniele) exemplaren van deze soorten zijn zomergasten. Zij kennen seizoensgebonden migratie en vertrekken in de winter doorgaans naar warmere zuidelijker gelegen gebieden. Z1-MBRAK: Zoetwatervissoorten met een gemiddelde chloridetolerantie tot 8 g/l. Z2-LBRAK: Zoetwatervissoorten met een gemiddelde chloridetolerantie tot 4 g/l. Z3-ZOET: Zoetwatervissoorten met een gemiddelde chloridetolerantie tot 2 g/l, voornamelijk plantminnende zoetwatersoorten. Eindscore De eindscore wordt bepaald door de scores van de positieve deelmaatlatten bij elkaar op te tellen. De negatieve deelmaatlat kan worden toegepast als de score op de bijbehorende positieve deelmaatlat boven het GEP uitkomt (score = 1). De score van de postieve deelmaatlat wordt dan vervangen door die van de negatieve deelmaatlat. De eindscore wordt afgezet op de bijbehorende maatlat, dit geeft het eindoordeel. Tabel 5 Maatlatten vissen Het voorkomen van vissen wordt op diverse locaties binnen een waterlichaam onderzocht en de diverse opnames vormen samen een eindoordeel. In de beschrijvingen van de meetpunten in het achtergrondrapport van de werkgroep monitoring is maar een locatie voor de representatieve ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 19

22 waterlichamen opgegeven. Dit heeft te maken met de verwerking van de gegevens. In werkelijkheid wordt er op meerder punten gemeten, maar de AQUO-Kit kan niet omgaan met meerdere metingen van een parameter binnen een waterlichaam Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen De volgende kwaliteitselementen zijn van belang: thermische omstandigheden, zuurstofhuishouding, zoutgehalte, zuurgraad, nutriënten (stikstof en fosfaat) en doorzicht. Thermische omstandigheden voldoen vrijwel altijd aan de referentiewaarden. Nergens is sprake van thermische belasting. Waar een meting of meetlocatie niet voldoet aan de referentiewaarden is dit een gevolg van natuurlijke omstandigheden. Zuurgraad voldoet in de huidige situatie altijd aan de referentiewaarden. MEP/GEP-afleiding is voor beide niet nodig. Zuurstofhuishouding, zoutgehalte en doorzicht overschrijden vaak de grenzen van de referentiewaarden. Dit is een gevolg van de afwateringsfunctie en de dimensies van de waterlopen, dus van de gebruiksfuncties. De geringe diepte en doorspoeling kunnen zorgen voor hoge zuurstofconcentraties, de plaatselijk optredende kwel kan gepaard gaan met lage zuurstofconcentraties. Door het versneld water afvoeren bij regenval en door verdamping in de zomer kunnen er grote wisselingen in het zoutgehalte optreden. Door afspoeling, windwerking (op ondiepe plaatsen) komen er slibdeeltjes in het water, deze zorgen voor een slecht doorzicht. Ook kwel kan slecht doorzicht tot gevolg hebben. Het gemiddelde chloridegehalte van sommige waterlichamen ligt rond de grens van M30 en M31. Ook bij kleine fluctuaties voldoen deze waterlichamen niet aan de referentiewaarden van het toegewezen watertype. Voorlopig wordt voor deze kwaliteitselementen bij niet voldoen aan de referentiewaarden als doelstelling uitgegaan van de huidige waarden (er mag geen verslechtering optreden). Voor stikstof wordt een MEP en GEP voor de watertypen M30 en M31 integraal afgeleid. Fosfaat is in brak water niet sturend voor de ecologie. Er is voor fosfaat dan ook geen relatie met het chlorofyl-a-gehalte. Ook is er geen relatie met het chloridegehalte. Hierdoor is het niet mogelijk een MEP en GEP op te stellen (zie bijlage III). Deze parameter komt daardoor te vervallen of de huidige waarde geldt als doelstelling. Deelmaatlat stikstof Uitgangspunt voor de afleiding van een gebiedseigen norm is de na te streven biologische kwaliteit. Hierbij is een methode gebruikt vergelijkbaar met methodes beschreven in het rapport over de afleiding van ecologische doelen voor nutriënten in oppervlaktewater (lit 10). Evenals bij het fytoplankton is uitgegaan van de ecologische beoordeling volgens de EBEO-maatlatten van een groot aantal monsters (n= 133). Gebruikt zijn uiteindelijk de monsters met een EBEO-score IV of V voor trofie (zie onder fytoplankton). Als maat wordt gebruikt het zomerhalfjaargemiddelde. Door allerlei invloeden, die hier verder buiten beschouwing worden gelaten, is er geen directe correlatie tussen het gemiddelde stikstofen chlorofyl-a-gehalte aan te tonen. Wel is er een verband te zien tussen een minimaal gemiddeld stikstofgehalte en een maximaal chlorofyl-a-gehalte (bijlage I, fig 2). Deze relatie is gebruikt om uitgaande van het MEP en GEP voor chlorofyl-a het bijpassende minimale stikstofgehalte te bepalen. Hiertoe is er een trendlijn getrokken door de punten, die rond deze grens liggen. Het chlorofyl-a-gehalte van 60 µg/l (MEP) komt overeen met een N-totaalgehalte van 2,8 mg/l en het chlorofyl-a-gehalte van 80 µg/l (GEP) met een N-totaalgehalte van 3,3 mg/l (alles zomergemiddelde). Verder doorgetrokken leidt dit tot de maatlat in tabel 6. Tabel 6. Deelmaatlat zomergemiddelde totaalstikstof voor M30 en M31. Deelmaatlat stikstof (zomergemiddelde in mg/l) MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht M30/31 2,8 2,8-3,3 3,3-5,5 5,5-9,8 >9,8 20 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

23 3.1.8 Hydromorfologie De onder GEP genoemde hydromorfologische doelstellingen in de tabel betreffen in feite de minimale mitigerende maatregel die vereist is om voor de ecologische kwaliteitselementen de gestelde doelstelling te halen. Tabel 7. Maatlatten hydromorfologie voor M30 en M31 Hydromorfologische ZGET GET MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht belasting Continuïteit open suatiesluis 100% kunst- 80% kunst- eenzijdig van eenzijdig van geen werken werken buiten naar binnen naar passage tweezijdig tweezijdig binnen van buiten, van passeerbaar passeerbaar Manshanden Manshanden aanpassing aanpassing gemaal gemaal Oever- 100% 100% Tweezijdig, een- of twee- natuurvrien- 20% NVO, 100% Inrichting tweezijdig eenzijdig 14 m, onder- zijdig, samen delijk 50%, kanten mogen beschoeiing natuurlijk natuurlijk breking in 10 m, onder- en 50% be- wisselen zone mag breking in schoeid of (saldo 75%) zone mag % geen nvo (saldo 75%) Waterdiepte gevarieerd, max. 1,5 m, max. 1,5 m max. 1,5 m max. 70 cm max. 50 cm 100%, geen (in het 100% 100%, diepe 75%, diepe 50%, diepe 100%, diepe 100%, geen diepe plekken midden van max 2 m plekken plekken plekken plekken 10% diepe plekken het water- 50 % tot 2 m 25 % tot 2 m 10% tot 2 m tot 1,5 m < 50 cm lichaam) Peilbeheer 100% 50% zomerpeil zomerpeil zomerpeil zomerpeil zomerpeil natuurlijk fluctuatie gelijk aan maximaal tot 30 cm tot 40 cm meer dan natuurlijk winterpeil 20 cm hoger boven boven 40 cm boven dan winterpeil winterpeil winterpeil winterpeil 3.2 Kanaal door Walcheren Beïnvloedingsfactoren Het kanaal door Walcheren behoort op basis van het chloridegehalte tot watertype M31. Het is aangelegd ten behoeve van de scheepvaart. De vormgeving is daaraan aangepast. Voor een algemene beschrijving van de typologie en morfologie wordt daarom verwezen naar de beschrijving van het watertype Grote diepe kanalen (M7) in het rapport KRW-maatlatten sloten en kanalen [5]. De ecologie wijkt daarvan, gezien het watertype, echter sterk af. Verder zijn er grote overeenkomsten met het waterlichaam Kanaal Gent- Terneuzen [6]. Dit kanaal behoort echter tot het type M30, zodat dit ecologisch ook afwijkt Fytoplankton De MEP/GEP-afleiding van polderwaterlichamen wordt gevolgd Macrofyten Het kanaal heeft een scheepvaartfunctie en de oever is geheel voorzien van een betonnen oeverbescherming en steenstort. Gezien substraat, diepte en waterbeweging door schroeven komen hier (nagenoeg) geen macrofyten voor. Daarnaast wordt het doorzicht door polderwaterlozingen periodiek extra verslechterd, wat de groei van macrofyten kan belemmeren. Door het hoge zoutgehalte en het ontbreken van een oeverzone komen er ook geen oeverplanten voor. Macrofyten worden bij de beoordeling van het kanaal daarom niet als kwaliteitselement meegenomen Macrofauna Er wordt geen MEP/GEP-afleiding nodig geacht. ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 21

24 3.2.5 Vissen De MEP/GEP-afleiding van polderwaterlichamen wordt gevolgd Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen De volgende kwaliteitselementen zijn van belang: thermische omstandigheden, zuurstofhuishouding, zoutgehalte, zuurgraad, nutriënten (stikstof en fosfaat) en doorzicht. Thermische omstandigheden, zoutgehalte en zuurgraad voldoen aan de GET. MEP/GEP-afleiding is niet nodig. Zuurstofhuishouding en doorzicht overschrijden regelmatig de grenzen van de GET. Dit is vooral een gevolg van de afwateringsfunctie en dus van een van de gebruiksfuncties. Als gevolg van polderwaterlozingen is het doorzicht periodiek laag en het zuurstofgehalte hoog. Voorlopig wordt voor deze kwaliteitselementen bij niet voldoen aan de referentiewaarden als doelstelling uitgegaan van de huidige waarden (er mag geen verslechtering optreden). Zie voor stikstof en fosfaat bij polderwaterlichamen Hydromorfologie Er worden geen hydromorfologische aanpassingen voorzien. De huidige toestand is uitgangspunt voor MEP en GEP. 22 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

25 4 Uitwerking doelen per waterlichaam ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 23

26 In dit hoofdstuk wordt per waterlichaam een tabel gepresenteerd waar de doelen in te vinden zijn. De waterlichamen komen in alfabetische volgorde aan de orde. Als eerste komen de waterlichamen van Zeeuwse Eilanden aan de orde, vervolgens de waterlichamen van Zeeuws Vlaanderen en als laatste de waterlichamen van de Brabantse Delta. Op de CD die bij dit rapport is bijgesloten zijn de complete uitwerkingen per waterlichaam te vinden en ook een uitgebreide beschrijving van de werkwijze zoals het in de Maas is uitgevoerd. De in de tabellen gebruikte afkortingen en tekens hebben de volgende betekenis: Zgm EKR GET MEP Huidig GEP Matig = Zomergemiddelde = Ecologische Kwaliteits Ratio (verhouding tussen gemeten waarde en referentiewaarde) = Klassegrens Goede Ecologische Toestand (referentie) = Maximaal Ecologisch Potentieel = Huidige ecologische toestand/potentieel = Klassegrens Goed Ecologisch Potentieel (klassegrens) = Klassegrens matige ecologische toestand/potentieel Ontoereikend = Klassegrens ontoereikende ecologische toestand/potentieel Slecht = Klassegrens slechte ecologische toestand/potentieel 2015 = Verwachte ecologische toestand/potentieel in 2015 (inschatting) * = Zoals in paragraaf en reeds is aangegeven, is er voor de GEP-waarden voor de parameters Doorzicht en Zuurstofverzadiging vooralsnog van uitgegaan dat er geen sprake mag zijn van verslechtering. De betreffende GEP-waarden worden te zijner tijd nader uitgewerkt. Waar dit van toepassing is, wordt dit met een * aangegeven. 24 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

27 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Adriaan Fytoplankton EKR 0,6 0,6 0,6 0,53 0,33 0,13 0 goed Macrofauna EKR 0,6 0,57 1 0,6 0,4 0,2 0 goed Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l <100 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,52 0,52 goed Temperatuur (max. waarde) 0C 25 15, ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,4 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,5 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Bath Fytoplankton EKR 0,6 0,45 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,39 1 0,6 0,4 0,2 0 matig Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 0,36 Chloride (zgm) mg Cl/l <100 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,3 0,3 goed Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 5,2 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,7 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 25

28 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Bath-Oost Fytoplankton EKR 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofauna EKR 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,56 0,43 0,37 0,33 0 0,43 Vis EKR 0,67 0,45 0,29 0,13 0 0,45 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,65 0,65 Temperatuur (max. waarde) 0C , Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0,042 0,15 0,3 1,5 0,15 Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,13 2,8 5,6 14 2,8 Zuurgraad (zgm) - 5,5-8,5 5,5-8,5 <5,5 / 8,5-9,0 9,0-9,5 5,5-8,5 Zuurstofverzadiging* (zgm) % / / Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Boreel Fytoplankton EKR 0,6 0,54 0,6 0,53 0,33 0,13 0 goed Macrofauna EKR 0,6 0,74 1 0,6 0,4 0,2 0 goed Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,17 0,4 0,24 0,16 0,08 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l <100 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,33 0,33 goed Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 5,1 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,5 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

29 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 De Eendracht Fytoplankton EKR 0,6 0,49 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,67 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,19 0,6 0,36 0,24 0,12 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,23 0,23 0,23 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 17, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,5 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,2 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 De Luyster Fytoplankton EKR 0,6 0,39 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,58 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,14 0,4 0,24 0,16 0,08 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l <1000 matig Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,25 0,25 0,25 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 17, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 6,7 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,5 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 27

30 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 De Noord- Fytoplankton EKR 0,6 0,28 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Sint Maartensdijk Macrofauna EKR 0,6 0,38 1 0,6 0,4 0,2 0 matig Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,32 0,32 0,32 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 16, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 6,1 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,1 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 De Noord-Stavenisse Fytoplankton EKR 0,6 0,18 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,82 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,21 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,25 0,25 0,25 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 16, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 8,5 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,4 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

31 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 De Piet Fytoplankton EKR 0,6 0,48 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,68 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,27 0,27 0,27 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 19, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 3,9 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,6 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 De Valle Fytoplankton EKR 0,6 0,61 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,68 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,35 0,6 0,36 0,24 0,12 0 0,36 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,33 0,33 0,33 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 15, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 3,5 2,8 3,3 5,5 9,8 3,3 Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,6 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 29

32 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Dekker Fytoplankton EKR 0,6 0,5 0,6 0,53 0,33 0,13 0 goed Macrofauna EKR 0,6 0,93 1 0,6 0,4 0,2 0 goed Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l <1000 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,35 0,35 goed Temperatuur (max. waarde) 0C 25 18, ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 5,3 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,2 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Dreischor Fytoplankton EKR 0,6 0,35 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,42 1 0,6 0,4 0,2 0 matig Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l <1000 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,3 0,3 goed Temperatuur (max. waarde) 0C 25 16, ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 6,3 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,8 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

33 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Duiveland-Oosterland Fytoplankton EKR 0,6 0,55 0,6 0,53 0,33 0,13 0 goed Macrofauna EKR 0,6 0,78 1 0,6 0,4 0,2 0 goed Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,25 0,4 0,24 0,16 0,08 0 goed Chloride (zgm) mg Cl/l <1000 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,37 0,37 goed Temperatuur (max. waarde) 0C 25 17, ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,5 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,5 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Duiveland-Ouwerkerk Fytoplankton EKR 0,6 0,48 0,6 0,53 0,33 0,13 0 goed Macrofauna EKR 0,6 0,78 1 0,6 0,4 0,2 0 goed Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l <1000 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,32 0,32 goed Temperatuur (max. waarde) 0C 25 18, ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 3,7 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,8 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % / / <40 / > ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 31

34 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Glerum Fytoplankton EKR 0,6 0,3 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,69 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,3 0,3 0,3 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 16, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 5,4 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,4 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Hellewoud Fytoplankton EKR 0,6 0,3 0,6 0,45 0,3 0,15 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,91 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 0,36 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,38 0,38 0,38 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 18, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 3,8 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,5 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

35 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Kanaal door Walcheren Fytoplankton EKR 0,6 0,59 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0, ,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0, Vis EKR 0,6 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 0,36 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,77 0,77 0,77 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 17, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 1,9 2,8 3,3 5,5 9,8 >9,8 3,3 Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,3 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Kleverskerke Fytoplankton EKR 0,6 0,6 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,62 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,4 0,4 0,4 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 17, ,5 30 0,3 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,9 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,4 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 33

36 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Loohoek Fytoplankton EKR 0,6 0,19 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,58 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,27 0,27 0,27 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 17, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 6,6 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,5 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Maelstede Fytoplankton EKR 0,6 0,52 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,46 1 0,6 0,4 0,2 0 matig Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,17 0,4 0,24 0,16 0,08 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,22 0,22 0,22 Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 11,5 2,8 3,3 5,5 9,8 ontoereikend Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

37 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Oosterland Fytoplankton EKR 0,6 0,4 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,73 0,48 0,35 0,18 0 0,48 Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,22 0,22 0,22 Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,6 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,5 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Poppekinderen Fytoplankton EKR 0,6 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,58 1 0,6 0,4 0,2 0 goed Macrofyten EKR 0,6 0,73 0,48 0,35 0,18 0 0,48 Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l <100 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,25 0,25 goed Temperatuur (max. waarde) 0C 25 16, ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 3,9 2,8 3,3 5,5 9,8 >9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 7,9-8,6 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 35

38 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Schouwen Fytoplankton EKR 0,6 0,94 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,93 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,18 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,33 0,33 0,33 Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 6,5 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 7,9 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % / / <40 / > Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 t Sas Fytoplankton EKR 0,6 1 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,67 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,48 0,73 0,48 0,35 0,18 0 0,48 Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,37 0,37 0,37 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 17, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 2,5 2,8 3,3 5,5 9,8 3,3 Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,3 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

39 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Van Borssele Fytoplankton EKR 0,6 0,56 0,6 0,53 0,33 0,13 0 goed Macrofauna EKR 0,6 0,4 1 0,6 0,4 0,2 0 matig Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,24 0,6 0,36 0,24 0,12 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l <100 goed Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,2 0,2 goed Temperatuur (max. waarde) 0C 25 18, ,5 30 >30 goed Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,3 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,3 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 goed Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Waarde Fytoplankton EKR 0,6 0,38 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,88 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,48 0,73 0,48 0,35 0,18 0 0,48 Vis EKR 0,6 0,12 0,4 0,24 0,16 0,08 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,2 0,2 0,2 Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 6,9 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,5 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 37

40 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Wilhelmina Fytoplankton EKR 0,6 0,58 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,88 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,32 0,32 0,32 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 19, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 7,6 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 8,2 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Willem Fytoplankton EKR 0,6 0,59 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,54 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,1 0,4 0,24 0,16 0,08 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,28 0,28 0,28 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 15, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 5,1 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,4 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

41 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Yerseke Moer Fytoplankton EKR 0,6 0,86 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,91 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,4 0,4 0,4 Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 5,1 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 7,5-9,0 7,6 7,5-9,0 7,5-9,0 <7,5 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 7,5-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Zuidwatering Fytoplankton EKR 0,6 0,5 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,65 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,18 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,4 0,24 0,16 0,08 0 0,24 Chloride (zgm) mg Cl/l < Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,28 0,28 0,28 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 17, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,3 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 39

42 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Braakman Fytoplankton EKR 0,6 0,37 0,6 0,53 0,33 0,13 0 0,53 Macrofauna EKR 0,6 0,72 1 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,31 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 0,36 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,35 0,35 0,35 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 23, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,01 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,7 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Cadzand Fytoplankton EKR 0,6 0,12 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,6 1 0,6 0,4 0,2 0 GET Macrofyten EKR 0,6 0,42 0,73 0,48 0,35 0,18 0 GEP Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 GEP Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,2 0,2 0,2 Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,98 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,5 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % / / <40 / > ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

43 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Campen Fytoplankton EKR 0,6 0,42 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,95 1 0,6 0,4 0,2 0 GET Macrofyten EKR 0,6 0,46 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,31 0,6 0,36 0,24 0,12 0 GEP Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,25 0,25 0,25 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 18, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,69 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,5 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Nieuwe Sluis Fytoplankton EKR 0,6 0,35 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,42 1 0,6 0,4 0,2 0 matig Macrofyten EKR 0,6 0,30 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,17 0,17 0,17 Temperatuur (max. waarde) 0C ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 5,67 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,3 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 41

44 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Nol Zeven Fytoplankton EKR 0,6 0,70 0,6 0,53 0,33 0,13 0 GEP Macrofauna EKR 0,6 0,67 1 0,6 0,4 0,2 0 GET Macrofyten EKR 0,6 0,35 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 GEP Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,35 0,35 0,35 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 19, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 5,32 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,6 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % / / <40 / > Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Nummer Een Fytoplankton EKR 0,6 0,35 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,42 1 0,6 0,4 0,2 0 matig Macrofyten EKR 0,6 0,25 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 matig Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,23 0,23 0,23 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 23, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,68 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,3 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

45 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Othene Fytoplankton EKR 0,6 0,35 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,76 1 0,6 0,4 0,2 0 GET Macrofyten EKR 0,6 0,39 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 GEP Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,35 0,35 0,35 Temperatuur (max. waarde) 0C Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 3,49 2,8 3,3 5,5 9,8 3,3 Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,7 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Paal Fytoplankton EKR 0,6 0,36 0,6 0,53 0,33 0,13 0 matig Macrofauna EKR 0,6 0,5 1 0,6 0,4 0,2 0 GET Macrofyten EKR 0,6 0,30 0,73 0,48 0,35 0,18 0 matig Vis EKR 0,6 0,6 0,36 0,24 0,12 0 GEP Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht* (zgm) Meter 0,9 0,3 0,3 0,3 Temperatuur (max. waarde) 0C 25 22, ,5 30 >30 25 Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0, Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 4,1 2,8 3,3 5,5 9,8 matig Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 8,4 6,0-9,0 6,0-9,0 <6,0 / 9,0-9,5 9,5-10,0 >10,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging* (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 43

46 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Agger Fytoplankton EKR 0,6 0,2 0,6 0,4 0,2 0 0,4 Macrofauna EKR 0,6 0,275 0,73 0,55 0,37 0,18 0 0,46 Macrofyten EKR 0,6 0,16 0,55 0,52 0,35 0,16 0 0,35 Vis EKR 0,6 0,13 0,45 0,27 0,13 0 0,27 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht (zgm) Meter 0,9 0,9 0,9 Temperatuur (max. waarde) 0C Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0,09 0,09 0,09 Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,3 1,3 1,3 Zuurgraad (zgm) - 5,5-8,5 5,5-8,5 5,5-8,5 Zuurstofverzadiging (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Binnenschelde Fytoplankton EKR 0,6 0,2 0,6 0,4 0,2 0 0,4 Macrofauna EKR 0,6 0,73 0,55 0,37 0,18 0 0,55 Macrofyten EKR 0,6 0 0,54 0,36 0,18 0 0,18 Vis EKR 0,6 0,49 0,4 0,34 0,23 0 0,4 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht (zgm) Meter 0,9 0,9 0,9 Temperatuur (max. waarde) 0C Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0,11 0,11 0,11 Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 1,8 1,8 Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 6,0-9,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

47 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Markiezaatsmeer Fytoplankton EKR 0,6 0,2 0,6 0,4 0,2 0 0,2 Macrofauna EKR 0,6 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0 0,6 0,4 0,2 0 0,2 Vis EKR 0,6 0,49 0,4 0,34 0,23 0 0,4 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht (zgm) Meter 0,9 0,9 0,9 Temperatuur (max. waarde) 0C Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0,11 0,11 0,11 Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,8 1,8 1,8 Zuurgraad (zgm) - 6,0-9,0 6,0-9,0 6,0-9,0 Zuurstofverzadiging (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Rietkreek - Lange Water Fytoplankton EKR 0,6 0,2 0,6 0,4 0,2 0 0,4 Macrofauna EKR 0,6 0,275 0,73 0,55 0,37 0,18 0 0,46 Macrofyten EKR 0,6 0,16 0,55 0,52 0,35 0,16 0 0,35 Vis EKR 0,6 0,13 0,45 0,27 0,13 0 0,27 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht (zgm) Meter 0,9 0,9 0,9 Temperatuur (max. waarde) 0C Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0,09 0,09 0,09 Totaal stikstof (zgm) mg N/l 1,3 1,3 1,3 Zuurgraad (zgm) - 5,5-8,5 5,5-8,5 5,5-8,5 Zuurstofverzadiging (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 45

48 Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Vennen Groote Meer Fytoplankton EKR 0,6 0,5 0,5 0,35 0,2 0 0,5 Macrofauna EKR 0,6 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Macrofyten EKR 0,6 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Vis EKR 0, Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht (zgm) Meter 0,9 0,9 0,9 Temperatuur (max. waarde) 0C Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0,1 0,1 0,1 Totaal stikstof (zgm) mg N/l Zuurgraad (zgm) - 4,0-7,5 4,0-7,5 4,0-7,5 Zuurstofverzadiging (zgm) % Waterlichaam Maatlat Eenheid GET Huidig MEP GEP Matig Ontoereikend Slecht 2015 Zoom en Bleekloop Fytoplankton Macrofauna EKR 0,6 0,275 0,73 0,55 0,37 0,18 0 0,46 Macrofyten EKR 0,6 0,2 0,6 0,4 0,2 0 0,4 Vis EKR 0,6 0,6 0,4 0,2 0 0,6 Chloride (zgm) mg Cl/l Doorzicht (zgm) Temperatuur (max. waarde) 0C Totaal fosfaat (zgm) mg P/l 0,14 0,14 0,14 Totaal stikstof (zgm) mg N/l Zuurgraad (zgm) - 5,5-8,5 5,5-8,5 5,5-8,5 Zuurstofverzadiging (zgm) % ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

49 Literatuur 1. Referenties en conceptmaatlatten voor meren voor de Kaderrichtlijn Water; STOWA Referenties en conceptmaatlatten voor meren voor de Kaderrichtlijn Water; digitale update februari 2007 van STOWA Handreiking MEP/GEP; Handreiking voor vaststellen van status, ecologische doelstellingen en bijpassende maatregelenpakketten voor niet-natuurlijke wateren, STOWA-rapport Default MEP/GEP s voor sterk veranderde en kunstmatige wateren; digitale conceptversie 8, november 2005 (STOWA-site) 5. Getalswaarden bij de goede ecologische toestand voor oppervlaktewater voor de algemene fysischchemische kwaliteitselementen temperatuur, zuurgraad, doorzicht, zoutgehalte en zuurstof; STOWA Omschrijving MEP en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water, concept eindrapport 25 september 2007; Royal Haskoning 7. Afleiding MEP/GEP voor kanalen in beheer bij Rijkswaterstaat; Witteveen+Bos, mei Aanzet tot MEP-GEP voor brakke wateren van waterschap Zeeuwse Eilanden 2005; Grontmij_AquaSense, Vervolg aanzet tot MEP-GEP-vis voor Zeeuwse brakke wateren; Grontmij_AquaSense, 2007 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 47

50 48 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

51 2 Bijlagen ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 49

52 Bijlage I: Afleiding deelmaatlat abundantie Fytoplankton en totaal-stikstofgehalte Fig 1: Zomergemiddeldes chlorofyl-a en N-totaal van monsters met een EBEOscore IV of V. 50 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

53 Fig 2: Deelselectie van fig 1 met de trendlijn, die de relatie weergeeft tussen het chlorofyl-a-gehalte en het bijpassende minimale N-totaalgehalte. 51 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 51

54 Bijlage II: Soortensamenstelling en waardering Macrofyten Soortenlijst waterlichamen Zeeland M30 M31 M31/32 Callitriche obtusangula 134 Ceratophyllum submersum 134 Lemna gibba 100 Lemna minor Lemna trisulca Potamogeton pectinatus Potamogeton pusillus Ranunculus baudotii 134 Ruppia cirrhosa Ruppia maritima Zannichellia palustris M31/32 = sterk brakke waterlichamen (Cl-gehalte > mg/l) 52 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

55 Bijlage III: Relaties P-totaalgehalte met chlorofyl-a en chloride Fig 3: Relatie chlorofyl-a en P-totaal (beide als zomergemiddelde) voor monsters met een EBEOscore voor trofie van IV of V (zelfde monsters als bijlage I). 53 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 53

56 Fig 4: Relatie P-totaal en chloride. 54 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

57 Bijlage IV: Tot dusver opgestelde (deel)maatlatten voor vissen Voor de maatlatten zijn de soortenlijsten van de gildes aangepast aan de Zeeuwse situatie, dus met polders, die al of niet nog een verbinding met buitenwater hebben en waarbinnen plaatselijk, geïsoleerde zoete wateren voor kunnen komen. Per waterlichaam of bevist traject wordt beoordeeld welke gildes met welke soortenlijst meegenomen worden bij de beoordeling. Gezien het soms lage aantal soorten per gilde zijn soms gildes in de maatlat gecombineerd. Bij de hier gepresenteerde voorbeelden zijn bij M30 twee situaties beschreven verschillend in chloridengehalte. In de zoetste variant wordt gilde Z3 meegenomen, in de zoutere niet. Bij M31 zijn de maatlatten gepresenteerd voor waterlichamen zonder verbinding met buitenwater en met al of niet zoet water en voor waterlichamen met een verbinding met buitenwater (meestal een suatiesluis) zonder zoet water. Aangepaste referentielijsten vissoorten M30 en M31 per gilde en contact met andere watertypen a. Waterlichamen zonder verbinding met buitenwater al of niet met zoetwater CA ER Z1-MBRAK tot 8 g/l Cl Z2-LBRAK tot 4 g/l Cl Z3-ZOET tot 2 g/l Cl driedoornige stekelbaars brakwatergrondel tiendoornige stekelbaars alver kroeskarper paling dikkopje kolblei blankvoorn ruisvoorn spiering puitaal snoekbaars brasem snoek zeedonderpad baars giebel winde zwarte grondel karper zeelt pos vetje b. Waterlichamen met verbinding naar buitenwater zonder zoetwater CA ER MJ MS driedoornige stekelbaars bot haring ansjovis paling botervis kabeljauw diklipharder spiering brakwater-grondel koornaarvis dunlipharder dikkopje schar geep glasgrondel schol sprot grote zeenaald steenbolk vijfdradige meun kleine zeenaald puitaal zandspiering tong wijting zeebaars zeedonderpad zwarte grondel ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 55

58 56 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

59 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 57

60 Figuur 5: Maatlatten voor vissen 58 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

61 Bijlage V: Overzicht oppervlaktewaterlichamen Scheldestroomgebied ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 59

62 Beheerder Naam Status Type Nr. op kaart Code (OWMIDENT) RWS-NZ Zeeuwse Kust, kustwater N K3 7A NL95_1A Zeeuwse Kust, territoriaal - - 7B NL95_1B RWS-ZL Grevelingenmeer SV M32 1 NL89_GREVLEMR Oosterschelde SV K2 2 NL89_OOSTSDE Veerse Meer SV M32 3 NL89_VEERSMR Zoommeer en Eendracht SV M20 4 NL89_ZOOMMEDT Westerschelde SV O2 5 NL89_WESTSDE Zwin SV K2 6 NL89_ZWIN Spuikanaal KM M20 8 NL89_SPUIKNL Kanaal door Zuid-Beveland KM K2 9 NL89_KANDZBVLD Antwerps Kanaalpand KM M30 10 NL89_ANTWKNPD Kanaal Gent-Terneuzen KM M30 11 NL89_KANTNZGT Beheerder Naam Status Type Nr. op kaart Code (OWMIDENT) WZE Schouwen KM M31 12 NL18_SCHOUWEN t Sas KM M31 13 NL18_SAS Dreischor KM M31 14 NL18_DREISCHOR Duiveland-Ouwerkerk KM M31 15 NL18_DUIV_OUWERKERK Duiveland-Oosterland KM M31 16 NL18_DUIV_OOSTERLAND De Luyster KM M31 17 NL18_LUYSTER De Noord-Stavenisse KM M31 18 NL18_STAVENISSE De Noord-Sint Maartensdijk KM M30 19 NL18_STMAARTENSDIJK De Eendracht KM M30 21 NL18_EENDRACHT Loohoek KM M31 22 NL18_LOOHOEK Willem KM M30 23 NL18_WILLEM De Valle KM M31 24 NL18_VALLE Adriaan KM M30 25 NL18_ADRIAAN Poppekinderen KM M30 26 NL18_POPPEKINDEREN Boreel KM M30 27 NL18_BOREEL Kleverskerke KM M31 28 NL18_KLEVERSKERKE Zuidwatering KM M30 29 NL18_ZUIDWATERING De Piet KM M30 30 NL18_PIET Oosterland KM M30 31 NL18_OOSTERLAND Wilhelmina KM M31 32 NL18_WILHELMINA Dekker KM M31 33 NL18_DEKKER Maelstede KM M30 34 NL18_MAELSTEDE Van Borssele KM M30 35 NL18_BORSSELE 60 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

63 Beheerder Naam Status Type Nr. op kaart Code (OWMIDENT) WZE Hellewoud KM M31 36 NL18_HELLEWOUD Yerseke Moer KM M31 37 NL18_YERSEKE Glerum KM M31 38 NL18_GLERUM Waarde KM M31 39 NL18_WAARDE Bath KM M30 20 NL18_BATH Bath-Oost KM M3 40 NL18_BATHOOST Kanaal door Walcheren KM M31 41 NL18_KANDWCRN Cadzand SV M30 42 NL23_CDZND Nieuwe Sluis SV M30 43 NL23_NWSLS Nummer Een SV M30 44 NL23_NREEN Nol Zeven SV M30 45 NL23_NLZVN Braakman SV M30 46 NL23_BRKMN Othene SV M30 48 NL23_OTHNE Campen SV M30 49 NL23_CMPN Paal SV M30 50 NL23_PAAL Beheerder Naam Status Type Nr. op kaart Code (OWMIDENT) WBD Agger SV M14 51 NL25_44 Vennen Groote Meer SV M12 52 NL25_28 Markiezaatsmeer SV M30 53 NL25_24 Binnenschelde SV M30 54 NL25_42 Zoom en Bleekloop K R5 55 NL25_23 Rietkreek-Lange Water SV M14 56 NL25_45 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 61

64 Bijlage VI: MEP/GEP-afleiding per waterlichaam Deze bijlage hoort bij het rapport: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Achtergondrapport bij de RBO-nota 2007 Werkgroep Ecologie KRW Schelde Februari 2008 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 1

65 Inhoudsopgave: Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Adriaan...3 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Bath...9 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Bath-oost...16 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Boreel...23 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Van Borssele...30 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Valle...37 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Dekker...44 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Dreischor...51 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Duiveland - Oosterland...58 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Duiveland - Ouwerkerk...65 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Eendracht...71 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Glerum...78 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Hellewoud...84 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Kanaal door Walcheren...91 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Kleverskerke...98 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Loohoek Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Luyster Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Maelstede Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Oosterland Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Piet Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Poppekinderen Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: 't Sas Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Schouwen Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Noord - Stavenisse Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Noord - Sint Maartendsijk. 166 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Waarde Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Wilhelmina Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Willem Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Yerseke Moer Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Zuidwatering Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Braakman Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Cadzand Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Campen Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Nieuwe Sluis Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Nol Zeven Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Nummer Een Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Othene Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Paal MEP/GEP afleiding Rietkreek-Lange Water NL25_45, M MEP GEP afleiding Agger NL25_44, M MEP GEP afleiding vennen Groote Meer NL25_28, M MEP/GEP afleiding De Zoom en Bleekloop NL25_23, R MEP/GEP afleiding De Binnenschelde NL25_42, M MEP/GEP afleiding Markiezaatsmeer NL25_24, M Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 2

66 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Adriaan Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Adriaan Code Waterlichaam: NL18_ADRIAAN Adriaan M30 Kortgene Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1172 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Adriaan met een totale lengte van 1,8 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 7 en 0,9 m. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Het waterlichaam bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert af op het Veerse Meer (NL89_VEERSMR). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloride ligt onder de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 3

67 2523 mg/l (sd 1254) en in 2005: 1926 mg/l (sd 911)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 4

68 De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Goed Macrofyten (2003) Slecht Macrofauna (2003) Matig Vissen Geen gegevens EBEO-score (2003) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 15,8 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 153 % % Voldoet niet zoutgehalte 2,05 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,4 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,38 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 52 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen: Stof Cadmium (gem) Kwik (gem) Kwik (MAC) Lood (gem) Oordeel Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie-overige stoffen: Stof Benzo(a)anthraceen (ad-hoc MTR gem) Benzo(a)anthraceen (ad-hoc MTR MAC) Koper Oordeel Voldoet niet Voldoet Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 5

69 aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels overstaan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 6

70 De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Verbinding met waterlichaam De Valle is wel mogelijk, waardoor verbinding met buitenwater indirect mogelijk is. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt directe verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Adriaan min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,013 0,013 Diepte D m 0,10 7 0,7 1,1 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 7

71 Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) (GEP) Macrofyten (2003) (GEP) Macrofauna (2003) (GET) Vissen (GEP) Goed Ontoereikend Matig Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 15,8 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 153 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 2,05 g Cl/l huidige situatie Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,4 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,38 mg/l geen n.v.t. doorzicht 52 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 1,8 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Maken/optimaliseren verbinding met gebied De Valle Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 8

72 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Bath Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Bath Code Waterlichaam: NL18_BATH Stationsbuurt Rilland Bath-O Bath M30 Bath Legenda KRW-lichaam M3 M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 3360 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf de spuikom Bath met een totale lengte van 6,5 km. De breedte en diepte variëren tussen resp. 5 en 24 m en 0,5 en 1,5 m. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. De Bathse kreek en Bathse spuikom (samen c.a m) maken onderdeel uit van het waterlichaam. Deze zijn veel breder. De Bathse kreek met omliggende terreinen maakt tevens deel uit van het Natura2000-gebied Westerschelde. De oevers zijn hier deels niet voorzien van een beschoeiing. Gezien de doelstellingen worden er vanuit Natura2000 geen extra strenge eisen gesteld aan de waterkwaliteit. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit drie peilgebieden, waaronder de spuiboezem. Deze hebben, met uitzondering van de spuiboezem, een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 9

73 dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloride ligt onder de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte in spuikom in 2004: 1640 mg/l (sd 796) en in 2005: 1778 mg/l (sd 935)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit grotendeels uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering Isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 10

74 Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Nee Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (1997; Bathse kreek) Slecht Macrofauna (1997; Bathse kreek) Ontoereikend Vissen Geen gegevens EBEO-score (1997; Bathse kreek) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 127 % % Voldoet niet zoutgehalte 1,6 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,7 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,2 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,37 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 30 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik(MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet norm < detectiegrens Chemie-overige stoffen (2006): Stof Oordeel Koper Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 11

75 (connectiviteit-ecologisch continuum) gevolgen Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de grote berging, zal de wisseling in zoutgehalte niet extreem zijn. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 12

76 troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Er zijn voorzieningen voor trekvissen aanwezig. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. De oostelijke tak heeft een verbinding met zoet water. Deze heeft een daaraan aangepaste visfauna. Via de spuikom is er voor kleine trekvissen een verbinding met buitenwater. Er zijn ook vispassages voor trekvissen naar het binnenland. De visstand in de spuikom en de westelijke tak bestaat uit aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Door uitzetting komen (in de spuikom) ook soorten als karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Bath min. max. min. max. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 13

77 Oppervlak O km 2 0, ,114 0,114cc Diepte D m 0,10 7 0,4 1,5 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Fytoplankton (2005) Macrofyten (1997; Bathse kreek) Macrofauna (1997; Bathse kreek) Vissen Biologie: Matig Ontoereikend Matig Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 18 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 127 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 1,6 g Cl/l 0,3-3 g /l Voldoet verzuringsgraad ph 8,7 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,2 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,37 mg/l geen n.v.t. doorzicht 30 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 14

78 Oeverinrichting Inrichten van 2,5 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Zekerstellen vispassage spuisluizen Optimaliseren vispassage stuw Bathse dijk Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 15

79 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Bath-oost Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Bath-oost Code Waterlichaam: NL18_BATHOOST Bath Bath M30 Bath-Oost M3 Agger M14 Legenda KRW-lichaam M3 M30 M31 R5 M14 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen leggerwaterlopen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1251 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf de spuikom Bath met een totale lengte van 8,5 km. De breedte en diepte variëren tussen resp. 8 en 16 m en 0,5 en 1,5 m. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 16

80 akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is zoet. Het waterlichaam ontvangt water van waterlichaam Agger (NL_25 AGGER) en watert via de Bathse spuikom (NL18_BATH) af op de Westerschelde (NL89_WESTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype zijn het chloridegehalte en de waterbreedte. Het jaargemiddelde chloride ligt onder de 300 mg Cl/l (zomergemiddelde chloridegehalte 255 mg Cl/l (1997)). De gemiddelde breedte ligt tussen 8 en 16m. Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M3 (gebufferde (regionale) kanalen). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit grotendeels uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte? Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering Isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en Migratie Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 17

81 een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand Dit waterlichaam is pas eind 2007 als apart waterlichaam begrensd en dus niet in het meetprogramma 2007 opgenomen. De laatste algemene meetgegevens stammen uit De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. Van de overige chemische parameters zijn geen meetgegevens uit dit waterlichaam. Biologie (1997): Fytoplankton (1997) Macrofyten (1997) Macrofauna (1997) Vissen (1997) Matig Ontoereikend Ontoereikend Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (1997): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 17,3 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 74,9 % % Voldoet niet zoutgehalte 0,255 g Cl/l <=0,3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 7,8 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,9 mg/l 1,5 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,34 mg/l 0,08 mg/l Voldoet niet doorzicht 30 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen: Geen gegevens Chemie-overige stoffe: Geen gegevens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 18

82 continuum) gevolgen Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 19

83 winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Er zijn voorzieningen voor trekvissen aanwezig. Macrofauna De macrofaunasamenstelling is soortenrijk. er komen in dit watertype geen echte kenmerkende soorten voor, het aantal positief scorende soorten is relatief hoog. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. Macrofyten en oeverplanten De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers komt een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is kenmerkend voor zoete wateren. Er is geen open verbinding met zeewater. Het waterlichaam staat in het oosten in verbinding met waterlichaam NL25_ Agger. Via de spuikom (NL18_BATH) is er voor kleine trekvissen een verbinding met buitenwater. Er zijn ook vispassages voor trekvissen naar het binnenland. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn analoog aan de referentiekenmerken uit van der Molen, et al.( 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid Bath min. max. Oppervlak O km 2 0,102 0,102 Diepte D m 0,4 3 Volume vol m 3?? Verblijftijd vbtd jaar?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 20

84 Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % 0 0 Mineraal keien kei % 0 1 Organisch stam/tak tak % 0 5 Organisch blad blad % 0 10 Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % 0 10 Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Omschrijving MEP en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water, Royal Haskoning 2007 onder M3. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Omschrijving MEP en conceptmaatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water, Royal Haskoning 2007 onder M3. Toetsing huidige toestand Biologie (1997): Fytoplankton (1997) Macrofyten (1997) Macrofauna (1997) Vissen (1997) Matig Ontoereikend Ontoereikend Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (1997): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 17,3 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 74,9 % Voldoet zoutgehalte 0,255 g Cl/l <=0,3 g /l Voldoet verzuringsgraad ph 7,8 5,5-8,5 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,9 mg/l 2,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,34 mg/l 0,15 Voldoet niet. doorzicht 30 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 8,5 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Onderzoek noodzaak vispassage Ossendrechtse kil Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 21

85 Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 22

86 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Boreel Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Boreel Code Waterlichaam: NL18_BOREEL Aagtekerke Serooskerke Veere, Bu Gapinge Grijpskerke Boreel M30 Klein-Mariekerke Meliskerke Buttinge Zoutelande Groot-Valkenisse Biggekerke Legenda KRW-type M30 M31 Middelburg Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Kanaal door Walchere Bebouwdekomgrenzen Koudekerke 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 8651 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Boreel met een totale lengte van 20,2 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet ingemeten). De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. Een deel van de oevers is (beperkt) natuurvriendelijk ingericht. Er is op de meeste plaatsen slechts een smalle strook oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit vijf peilgebieden. Deze hebben een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei, plaatselijk met veen. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert via het Kanaal door Walcheren (NL18_KANDWCRN) af op de Westerschelde (NL89_WESTSDE). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 23

87 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloride ligt rond de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2005: 2600 mg/l (sd 946)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). Soms ligt het jaargemiddelde iets boven 3000 mg Cl/l. 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering Isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Compartimentering Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Nee Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 24

88 Intensief onderhoud Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2004) Slecht Macrofauna (2004; als M31) Goed Vissen (2006) Matig EBEO-score (2004) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 17 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 120 % % Voldoet zoutgehalte 2,6 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,1 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,25 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 33 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Isoproturon (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet Chemie-overige stoffen (2006): Stof Oordeel Aldrin Voldoet niet Endrin Voldoet niet Heptenofos Voldoet niet Koper Voldoet niet Monolinuron Voldoet niet Thiram (MTR gem) Voldoet niet Thiram (MTR MAC) Voldoet niet Trifenyltin Voldoet niet Zink Voldoet norm < detectiegrens norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 25

89 Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 26

90 Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Er zijn voorzieningen voor vismigratie. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Verbinding met waterlichaam Poppekinderen is wel mogelijk, waardoor er indirect intrek van trekvissen uit zee via het Kanaal door Walcheren mogelijk is. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 27

91 Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Boreel min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,387 0,387 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Fytoplankton (2005) Macrofyten (2004) Macrofauna (2004; als M31) Vissen (2006) Biologie: Goed Ontoereikend Goed Goed Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 17 ºC 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 120 % % Voldoet zoutgehalte 2,6 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,1 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,25 mg/l geen n.v.t. doorzicht 33 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 28

92 De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 17,5 ha natuurvriendelijke oever (grotendeels reeds voorzien + aanvulling EHS-deel) Vismigratie Verbeteren uittrekvoorziening schieraal bij gemaal Boreel Aanleg 3 vispassages (2 voorzien) Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 29

93 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Van Borssele Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Van Borssele Code Waterlichaam: NL18_BORSSELE Heinkenszand 's-heerenhoek Borssele Van Borssele M30 Driewegen Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 3703 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Van Borssele met een totale lengte van 9,5 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet ingemeten). In de periode is 6,9 km oever natuurvriendelijk ingericht (deels eenzijdig). Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei, plaatselijk met veen. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 30

94 troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloride ligt onder de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2005: 565 mg/l (sd 251)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). Soms ligt het jaargemiddelde boven 3000 mg Cl/l. 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit grotendeels uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering Isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Omkeerbaar Nee Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 31

95 Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud In beperkte mate Ja Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2003) Ontoereikend Macrofauna (2003) Matig Vissen (2005; bovenstrooms waterlichaam) Ontoereikend EBEO-score (2003) II Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18,3 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 115 % % Voldoet zoutgehalte 0,69 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,3 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,3 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,56 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 20 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie-overige stoffen (2006): Stof Oordeel Arseen Voldoet niet Koper Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 32

96 Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Er is een aalgoot aanwezig Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de grote berging, zal de wisseling in zoutgehalte niet extreem zijn. De oeverbegroeiing vormt een Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 33

97 leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Er zijn voorzieningen voor trekvissen aanwezig. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 34

98 parameter code eenheid M30 referentie Van Borssele min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,076 0,076 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Fytoplankton (2005) Goed Macrofyten (2003) Matig Macrofauna (2003) Matig Vissen (2005; bovenstrooms waterlichaammatig Biologie: Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 18,3 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 115 % % Voldoet zoutgehalte 0,69 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,3 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,3 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,56 mg/l geen n.v.t. doorzicht 20 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 35

99 Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 3,7 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Aanleg vispassage bij gemaal Aanleg vispassage bij stuw Vaathoekweg Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 36

100 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Valle Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: De Valle Code Waterlichaam: NL18_VALLE Colijnsplaat De Valle M31 Kats Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 2409 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal De Valle met een totale lengte van 6,4 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 11 en 0,9 m. De oevers zijn steil en voorzien van beschoeiing. Er is nauwelijks oeverbegroeiing aanwezig. In 2003 is 480 m oever nabij de kreek natuurvriendelijk ingericht. Naast het gemaal is nog een spuisluis in gebruik. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 37

101 oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 6650 mg/l (sd 3515) en in 2005: 6042 (sd 3292)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit grotendeels uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch e belasting Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Gevolgen voor systeemkarakteristieken Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Paaiplaats en De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom en slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten). N.B. Zeekerende dijken zijn hier niet opgenomen als hydromorfologische belasting, omdat trekvissen door de aanwezigheid van een spuisluis niet worden belemmerd. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 38

102 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Goed Macrofyten (2005) Matig Macrofauna (2005) Goed Vissen (2007) Matig EBEO-score (1998) IV Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 15,5 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 161 % % Voldoet niet zoutgehalte 7,5 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,6 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,5 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal (gem. zomerhalfjaar) 1,20 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 33 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet norm < detectiegrens Chemie-overige stoffen (2006): Stof Benzo(a)anthraceen (ad-hoc MTR gem.) Benzo(a)anthraceen (ad-hoc MTR MAC) Koper Oordeel Voldoet niet Voldoet Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 39

103 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt zomeren winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 40

104 na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Vissen kunnen vrij tussen het waterlichaam en de Oosterschelde migreren. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is via de spuisluis wel een verbinding met de zoute Oosterschelde. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie De Valle min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,07 0,07 Diepte D m 0,10 7 0,55 1,10 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 41

105 Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Goed Macrofyten (2005) Matig Macrofauna (2005) Goed Vissen (2007) Matig Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 15,5 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 161 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 7,5 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,6 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,5 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal (gem. zomerhalfjaar) 1,20 mg/l geen n.v.t. doorzicht 33 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 5,3 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Zekerstellen vispasseerbaarheid spuisluis Aanleg vispassage(s) naar gebied Willem (indien koppeling doorgaat) Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 42

106 worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 43

107 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Dekker Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Dekker Code Waterlichaam: NL18_DEKKER Kattendijke Wemeldinge Dekker M31 Kapelle-Biezelinge Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 3064 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Dekker met een totale lengte van 8,6 km. De breedte en diepte variëren resp. tussen 6,8 en 17,3 m en 0,4 en1,3 m. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. In 1997 is over 2100 m (eenzijdig) een natuurvriendelijke oever aangelegd. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit drie peilgebieden. Deze zijn voorzien van een vast streefpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 44

108 dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 6958 mg/l (sd 2983) en in 2005: 7458 mg/l (sd 2842)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte? Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Omkeerbaar Nee Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 45

109 Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud In beperkte mate Ja Nee Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2003) Slecht Macrofauna (2003) Zeer Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score (2003) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18,6 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 156% % Voldoet niet zoutgehalte 9,2 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,2 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,3 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,56 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 35 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik(MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet Chemie-overige stoffen (2006): Stof Oordeel Aldrin Voldoet niet Aldicarb (MTR gem) Voldoet Aldicarb (MTR MAC) Voldoet Endrin Voldoet niet Koper Voldoet niet Monolinuron Voldoet niet Propoxur Voldoet niet Trifenyltin Voldoet niet Thiram (MTR gem) Voldoet niet Thiram (MTR MAC) Voldoet niet norm < detectiegrens norm < detectiegrens Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 46

110 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Er is een aalgoot aanwezig Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties. Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten. Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 47

111 Hydromorfologie Het waterlichaam heeft (bijna) overal aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter meestal intakt. Jaarrond wordt hetzelfde streefpeil gehanteerd. Door de aanwezige zoute kwel zal het werkelijke peil in de zomer door verdamping nauwelijks zakken. Er is een voorziening aanwezig voor trekvissen. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zullen waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. In sommige jaren wordt GET gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor glasaal uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen in de minder brakke delen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 48

112 De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (vander Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Dekker min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,105 0,105 Diepte D m 0,10 7 0,35 1,30 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2003) Ontoereikend Macrofauna (2003) Zeer goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 18,6 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 156% huidige situatie Voldoet zoutgehalte 9,2 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,2 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,3 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,56 mg/l geen n.v.t. doorzicht 35 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 49

113 Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Indien gebied Postweg een nieuw uitslaand gemaal krijgt, moeten de maatregelen onder vismigratie worden herzien. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 5,1 ha natuurvriendelijke oever (+ aanvulling EHS) Vismigratie Geen maatregelen Peilbeheer Geen maatregelen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 50

114 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Dreischor Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Dreischor Code Waterlichaam: NL18_DREISCHOR Dreischor M31 Dreischor Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1862 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Dreischor met een totale lengte van 4,2 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 13 en 0,8 m. De oevers zijn overwegend steil. De (vaak krappe) dimensionering zorgt voor versnelde afvoer van regenwater en maakt het nodig, dat de oeverbegroeiing in het najaar plaatselijk moet worden verwijderd. De oever is dan niet beschermd. Daardoor zijn veel oevers voorzien van een oeververdediging in de vorm van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Een paar kleine gedeelten zijn in de periode natuurvriendelijk ingericht (totaal 455 m). Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 51

115 winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht. Het waterlichaam watert af op de Grevelingen (NL89_GREVLEMR). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het zomerhalfjaargemiddelde chloridegehalte. Dit ligt vrijwel elk jaar boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2001: 4262 mg/l (sd 1911)). Soms ligt het zomergemiddelde onder de 3000 mg Cl/l. Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische elementen In onderstaande tabel zijn bij de ecologische kwaliteitselementen de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Omkeerbaar Nee Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 52

116 Kunstmatig peilbeheer In beperkte mate Dimensionering Ja Drainage van percelen Nee Intensief onderhoud Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton Ontoereikend Macrofyten Ontoereikend Macrofauna Matig Vissen Niet bekend EBEO-score (1998) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2001): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 16,9 ºC 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 147 % % Voldoet niet zoutgehalte 4,3 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,8 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,3 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,89 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 30 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2001): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie-overige stoffen (2001): Stof Oordeel Koper Voldoet niet 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 53

117 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 54

118 na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Drieschor min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,05 0,05 Diepte D m 0,10 7 0,45 1,5 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 55

119 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton Matig Macrofyten Matig Macrofauna Matig Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2001): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 16,9 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 147 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 4,3 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,8 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,3 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,89 mg/l geen n.v.t. doorzicht 30 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 3,4 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Geen maatregelen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 56

120 Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 57

121 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Duiveland - Oosterland Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Duiveland - Oosterland Code Waterlichaam: NL18_DUIV_OOSTERLAND Nieuwerkerk Oosterland Duiveland - Ouwerkerk M31 Ouwerkerk Duiveland - Oosterland M31 Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 2871 ha en bestaat grotendeels uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Duiveland met een totale lengte van 8,3 km. Een deel heeft een kreekachtig karakter (Guil-Geule). Een deel loopt door een gebied dat onderdeel is van het binnendijkse deel van Natura2000-gebied Oosterschelde. Gezien de doelstellingen worden er vanuit Natura2000 geen extra strenge eisen gesteld aan de waterkwaliteit. De gemiddelde breedte en diepte van de hoofdtak bedragen resp. ruim 20 m en 0,7 m. De gemiddelde breedte en diepte van de zijtak naar Oosterland bedragen resp. 5,5 en 0,5 m. De oevers zijn voor een deel natuurlijk en voor een deel steil en voorzien van beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. In 2001 is 1270 m natuurvriendelijke oever aangelegd direct bij het gemaal (eenzijdig). Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 58

122 opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit twee peilgebieden. Deze hebben een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt duidelijk boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 4592 mg/l (sd 2198) en in 2005: 4133 (sd 1525)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit voor een belangrijk deel uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 59

123 Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2003) Slecht Macrofauna (2003) Goed Vissen (2006) Matig EBEO-score (2003) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel Thermische omstandigheden 17,4 ºC <= 25 ºC Voldoet Zuurstofhuishouding 140 % % Voldoet niet zoutgehalte 4,5 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,5 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,12 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 37 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet Chemie-overige stoffen (2006): norm < detectiegrens Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 60

124 Stof Aldrin Aldicarb (mtr gem) Benzo(a)Antraceen Endrin Heptenofos Koper Monolinuron Thiram (MTR gem) Thiram (MTR MAC) Trifenyltin Oordeel Voldoet niet Voldoet Voldoet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 61

125 ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen negatieve milieu-effecten 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Er zijn voorzieningen voor trekvissen aanwezig. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 62

126 stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Duiveland-Oosterland min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,116 0,116 Diepte D m 0,10 7 0,3 1,3 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 63

127 Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2003) Ontoereikend Macrofauna (2003) Goed Vissen (2006) Goed Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel Thermische omstandigheden 17,4 ºC <= 25 ºC Voldoet Zuurstofhuishouding 140 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 4,5 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 huidige situatie Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,5 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,12 mg/l geen n.v.t. doorzicht 37 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 5,3 ha natuurvriendelijke oever (+ aanvulling EHS) Vismigratie Aanleg vispassage of ten minste optimalisatie aalgoot bij gemaal Aanleg vispassage Lage Rampertseweg Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 64

128 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Duiveland - Ouwerkerk Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Duiveland - Ouwerkerk Code Waterlichaam: NL18_DUIV_OUWERKERK Nieuwerkerk Duiveland - Ouwerkerk M31 Ouwerkerk Legenda KRW-type Duiveland - Oosterland M31 M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 2474 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Duiveland met een totale lengte van 3,9 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 12 en 1 m. Een deel van het waterlichaam (ca. 1 km) bestaat uit de oostelijke tak van de Ouwerkerkse kreek, ontstaan in 1953 door een dijkdoorbraak. Dit deel is omzoomd door een smalle bosstrook en maakt deel uit van de binnendijkse terreinen van Natura2000-gebied Oosterschelde. Gezien de doelstellingen worden er vanuit Natura2000 geen extra strenge eisen gesteld aan de waterkwaliteit.de andere oevers zijn voorzien van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 65

129 troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt duidelijk boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 1999: 4802 mg/l (sd 2458). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is daarmee: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit grotendeels uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 66

130 Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Ja Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (1999) Matig Macrofyten (1996) Ontoereikend Macrofauna (1996) Goed Vissen Niet bekend EBEO-score (1996) III-IV Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (1999): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18,2 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 120 % % Voldoet zoutgehalte 6,9 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,8 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,7 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,57 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 32 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen: geen gegevens Chemie-overige stoffen: geen gegevens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 67

131 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) recreatieve waarden. In 2003 is reeds 5560 m oever (eenzijdig) aangelegd. Geen significante negatieve gevolgen Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 68

132 Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen algenbloei voor. Het water is steeds helder (of troebel door slibdeeltjes). De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie 't Sas min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,05 0,05 Diepte D m 0,10 7 0,65 1,60 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 69

133 min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton Matig Macrofyten (1996) Matig Macrofauna (1996) Goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (1999): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18,2 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 120 % % Voldoet zoutgehalte 6,9 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,8 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,7 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,57 mg/l geen n.v.t. doorzicht 32 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 3,3 ha natuurvriendelijke oever (er is van uitgegaan, dat langs de kreek geen aanpassingen nodig zijn) Vismigratie Aanleg vishevel: zie wl Duiveland-Oosterland Onderzoeken of vispassages met andere peilgebieden zinvol zijn Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 70

134 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Eendracht Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Eendracht Code Waterlichaam: NL18_EENDRACHT Tholen, Welgelegen Tholen, Slabbecoornpolder De Eendracht - Zuid M30 Tholen kern Tholen, Welgelegen Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 4417 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal De Eendracht met een totale lengte van 6,5 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet ingemeten). In 2003 zijn 6200 m oevers natuurvriendelijk ingericht. De overige oevers zijn steil en voorzien van beschoeiing. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw, een klein deel grens aan de stad Tholen. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei met veen. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak, periodiek wordt zoet water ingelaten. Het waterlichaam watert af op de Eendracht (NL89_ZOOMMEDT). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 71

135 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt duidelijk onder de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 1758 mg/l (sd 1092) en in 2005: 1917 (sd 1073)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 72

136 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2006) Ontoereikend Macrofauna (2006) Goed Vissen (2006) Ontoereikend EBEO-score (1997) II Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 17,3 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 113 % % Voldoet zoutgehalte 1,55 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,2 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,5 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,12 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 23 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Oordeel Koper Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 73

137 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 74

138 na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Met de aanvoer van zoet water komen ook zoetwatervissen in het gebied. Er is geen verbinding met zeewater mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Eendracht - Zuid min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,1 0,1 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 75

139 Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2006) Matig Macrofauna (2006) Goed Vissen (2006) Matig Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 17,3 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 113 % % Voldoet zoutgehalte 1,55 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,2 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,5 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,12 mg/l geen n.v.t. doorzicht 23 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 3,1 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Geen maatregelen Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 76

140 Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 77

141 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Glerum Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Glerum Code Waterlichaam: NL18_GLERUM Kruiningen Oostdijk Glerum M31 Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1826 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Glerum met een totale lengte van 3,5 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 11 en 0,7 m. De oevers zijn steil en voorzien van een oeververdediging in de vorm van een beschoeiing. In 2005 is 1500 m oever (eenzijdig) natuurvriendelijk ingericht. Er is (nog) weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied met een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTSDE). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 78

142 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het zomerhalfjaargemiddelde ligt boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2000:4233 mg/l (sd 1816)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 79

143 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2000) Matig Macrofyten (2000) Slecht Macrofauna (2000) Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score (2000 ) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2000): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 16,5 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 124 % % Voldoet niet zoutgehalte 4,2 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,4 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,45 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 30 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2001): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik(MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2001): Stof Oordeel Koper Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 80

144 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft (bijna) overal aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroede oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter meestal intakt. Jaarrond wordt hetzelfde streefpeil Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 81

145 gehanteerd. Door de aanwezige zoute kwel zal het werkelijke peil in de zomer door verdamping nauwelijks zakken. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET wordt gehaald. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zullen waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Glerum min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,04 0,04 Diepte D m 0,10 7 0,5 1 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 82

146 Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2000) Matig Macrofyten (2000) Ontoereikend Macrofauna (2000) Goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2000): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 16,5 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 124 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 4,2 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,4 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,45 mg/l geen n.v.t. doorzicht 30 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 1,5 ha natuurvriendelijke oever (voorzien) Vismigratie Aanleg vishevel bij gemaal Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 83

147 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Hellewoud Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Hellewoud Code Waterlichaam: NL18_HELLEWOUD Driewegen Oudelande Hellewoud M31 Ellewoutsdijk Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 3565 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Hellewoud met een totale lengte van 6,2 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 11 en 1 m. Naast het gemaal is ook een spuisluis aanwezig. Hierdoor staat het waterlichaam in vrijwel open verbinding met buitenwater. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een oeververdediging in de vorm van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit twee peilgebieden, één met een vast streefpeil en één met een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTSDE). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 84

148 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 7575 mg/l (sd 4827) en in 2005: 5525 mg/l (sd 3271). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor e belasting systeemkarakteristieken Kunstmatig Verlies inundatiezone peilbeheer Harde oeverbescherming Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte? Drainage van Versnelde afvoer (regen)- percelen water Slecht doorzicht Compartimentering isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Paaiplaats en Migratie De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. N.B. Zeekerende dijken zijn hier niet opgenomen als hydromorfologische belasting, omdat trekvissen door de aanwezigheid van een spuisluis niet worden belemmerd. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Omkeerbaar In beperkte mate Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 85

149 Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Nee Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Ontoereikend Macrofyten (2004) Ontoereikend Macrofauna (2004) Zeer Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score (1998 ) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18,2 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 156 % % Voldoet niet zoutgehalte 7,6 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,8 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,53 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet Doorzicht 38 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik(MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Oordeel Koper Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op visstand Geen significante negatieve In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 86

150 (connectiviteit-ecologisch continuum) gevolgen Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt gedeelteijk een vast streefpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroede oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 87

151 door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter meestal intakt. Jaarrond wordt zoveel mogelijk hetzelfde streefpeil gehanteerd. Door de aanwezige zoute kwel zal het werkelijke peil in de zomer door verdamping nauwelijks zakken. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zullen waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is via de suatiesluis wel een verbinding met de zout/brakke Westerschelde, deze moet intact blijven. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Hellewoud min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,07 0,07 Diepte D m 0,10 7 0,45 1,4 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 88

152 Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Macrofyten (2004) Macrofauna (2004) Vissen Matig Matig Zeer goed Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 18,2 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 156 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 7,6 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,8 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,53 mg/l geen n.v.t. Doorzicht 38 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 6 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Zekerstellen vispassage spuisluis Aanleg vispassage Hooglandsedijk (na onderzoek noodzaak) Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 89

153 Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 90

154 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Kanaal door Walcheren Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden (waterkwaliteit); Provincie Zeeland (waterkwantiteit) Naam Waterlichaam: Kanaal door Walcheren Code Waterlichaam: NL18_KANDWCRN Serooskerke Gapinge Veere kern Grijpskerke Kleverskerke M31 Buttinge Kleverskerke Boreel M30 Oranjeplaat Arnemuiden Middelburg Kanaal door Walcheren M31 Koudekerke Nieuw- en Sint Joosland Vlissingen Zuidwatering M30 Ritthem Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam bestaat uit het Kanaal door Walcheren, inclusief de binnenhaven van Vlissingen. Het waterlichaam is geheel ingericht met het oog op de scheepvaart. Het kanaal vormt de verbinding tussen het Veerse Meer en de Westerschelde en is gegraven in de periode Alle oevers zijn verhard, hetzij als kademuur, hetzij met taludvolgende verharding. Het landgebruik bestaat uit polderdijk, stedelijk gebied of haven. De lengte van het kanaal bedraagt 13,6 km, de gemiddelde breedte 60 m en de gemiddelde diepte 4 m. Het waterlichaam heeft een vast peil, dat geregeld wordt via de schutsluizen in Vlissingen en Veere. Er zijn twee gemalen, die polderwater op het kanaal lozen (vanuit de waterlichamen Boreel en Poppekinderen). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 91

155 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt tussen de 8000 en mg Cl/l (2000: 8392; sd 4796), het zomergemiddelde meestal boven de mg Cl/l. Het best passende watertype voor dit waterlichaam is M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Belemmering continuïteit Kunstmatig peilbeheer Oevermorfologie Dimensionering polderwateren Onderhoud technische voorzieningen De aanwezige hydromorfologie van dit gegraven waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Belemmering Compartimentering Migratie continuïteit Kunstmatig Verlies inundatiezone Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Paaiplaatsen peilbeheer Harde oeverbescherming Soortendiversiteit Oevermorfologie Harde overgang water-land Positief voor macrofauna Positief voor macroalgen gebonden aan hard substraat Dimensionering polderwateren Periodieke vertroebeling en verzoeting bij verhoogde Groeiomstandigh eden Verdrijving zichtjagers waterafvoer (lichtbeperking) Onderhoud technische voorzieningen Peilverlaging gedurende meerdere dagen achtereen Afsterven sessiele macrofauna in droogvallende zone Afsterven sessiele macroalgen in droogvallende zone (het ontbreken van verbinding met het binnenwater wordt meegenomen met waterlichaam Boreel) De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom en slechte groeiomstandigheden voor macrofyten. Verder kan het sluisbeheer van invloed zijn op de (vis)migratie van en naar buitenwater. Positief zijn de gevolgen voor aan hard substraat gebonden macrofauna en-algen. Zo komen er rifstructuren van de trompetkokerworm voor op kademuren en rond meerpalen. Dit vormt weer een habitat voor andere organismen. De aan hard substraat gebonden organismen zijn geen onderdeel van de ecologische beoordeling. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Belemmering continuïteit Kunstmatig peilbeheer Omkeerbaar Ja Nee Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 92

156 Oevermorfologie Dimensionering polderwateren Onderhoud technische voorzieningen In beperkte mate Nee In beperkte mate Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2000) Matig Macrofyten (2006) Slecht Macrofauna (2006) Zeer Goed Vissen (2007) Matig EBEO-score Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2000; Draaibrug, Souburg): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel Thermische omstandigheden 17,2 ºC 25 ºC Voldoet Zuurstofhuishouding 128 % % Voldoet niet zoutgehalte 11,7 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 1,9 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,40 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 77 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2001): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2001): Stof Oordeel Koper Voldoet niet Zink Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 93

157 3. Schutsluizen (connectiviteit-ecologisch continuum) 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer Aangepast sluisbeheer (indien nodig) Aanleg van natuurvriendelijke oevers is in dit kanaal gezien het hoge chloridegehalte niet erg zinvol. De gebruikelijke oeverplanten kunnen hier nauwelijks tot ontwikkeling komen. De harde oevers bieden trouwens bij dit chloridegehalte goede vestigingsmogelijkheden voor passende organismen. Door ander materiaalgebruik zou dit kunnen worden geoptimaliseerd. Indien het peilbeheer een getijcyclus kan krijgen, kunnen schorren aangelegd worden. Natuurlijk(er) peilbeheer (43), in dit geval met (beperkte) getijslag. Indien geen schorren worden aangelegd is dit niet rendabel Beperken peilverlaging gedurende langere periodes Meer berging in poldergebied, zodat de waterafvoer gedoseerder kan plaatsvinden. Positief effect op visstand Geen significante negatieve gevolgen Ander materiaalgebruik heeft geen significante negatieve gevolgen Aanleg van natuurvriendelijke oevers in de vorm van schorren is slechts op een enkele plek mogelijk zonder het (plaatselijk) landinwaarts verleggen van dijken. Dit laatste heeft grote sociaal economische gevolgen. In beperkte mate zou een peil met getijslag mogelijk kunnen zijn. (Dit is nog niet nader onderzocht.) Randvoorwaarden zijn, afgezien van technische uitvoerbaarheid, permanent behoud van voldoende diepgang voor de scheepvaart en voorkomen van schade in het stedelijk gebied (inundatie). Onduidelijk is wat de sociaal economische gevolgen zijn Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen in het waterlichaam Geen significante negatieve milieu-effecten Geen significante negatieve milieu-effecten Schorontwikkeling wordt mogelijk. Oeverbescherming blijft vanwege scheepvaart nodig. Indirect ook positief effect op organismen die in schorren leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Geen significante negatieve milieu-effecten in het waterlichaam 7 Beschrijving toekomst beeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie De hydromorfologie blijft gebaseerd op de scheepvaartfunctie met verharde oevers en een vast peil. Langdurige peilverlagingen worden zo veel mogelijk voorkomen. Het sluisbeheer is zoveel mogelijk aangepast aan de migratie van vissen. Macrofauna Er is een goed ontwikkelde macrofaunalevensgemeenschap op de verharde oevers en in de ondiepe randzone aanwezig. Deze komt echter slechts gedeeltelijk overeen met die van de referentie van M31. De rifstructuren blijven instand of breiden zich uit. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 94

158 Macrofyten Gezien de waterbewegingen en slibopwerveling als gevolg van de scheepvaart zijn er in het centrale deel geen waterplanten aanwezig. Aan de randen kan plaatselijk zeegras voorkomen indien geen bestorting aanwezig is. Het areaal zal zeer klein zijn. Er komen macroalgen voor op het harde substraat en in de ondiepe randzone. (Zowel zeegras als macroalgen staan niet genoemd in de referentie.) Zeer locaal kunnen zoutminnende oeverplanten voor komen. Helofyten (riet, biezen) ontbreken. Fytoplankton Er komen geen bloeien van fytoplankton voor. Het chlorofyl-a-gehalte voldoet aan de GET. Vissen Er is een gezonde vispopulatie aanwezig, waarvan de dieren ongehinderd kunnen migreren naar Veerse Meer en Westerschelde. Er komen geen zoetwatersoorten voor. Chemie De algemene fysisch-chemische parameters voldoen aan de gestelde eisen, behalve fosfaat en doorzicht. De grootste bron voor de zware metalen is de (binnen)scheepvaart. Voorzover bekend, wordt deze bron niet aangepakt. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mogelijke mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) van alle kwaliteitscomponenten, zoals die voor dit watertype is omschreven. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Kanaal door Walcheren min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,8 0,8 Diepte D m 0,10 7 3,5 4,5 Volume vol m ,3*10 6 3,4*10 6 3,4*10 6 Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 95

159 Fytoplankton Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Macrofyten Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Macrofauna GET kan gehaald worden, geen MEP/GEP-afleiding nodig. Vissen Zie rapporten Aanzet tot MEP-GEP voor brakke wateren waterschap Zeeuwse Eilanden. Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Hydromorfologie Er vinden geen hydromorfologische aanpassingen plaats. De huidige toestand is uitgangspunt voor het MEP. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2000) Goed Macrofyten (2006) n.v.t. Macrofauna (2006) Zeer Goed Vissen (2007) Goed Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2000; Draaibrug, Souburg): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel Thermische omstandigheden 17,2 ºC 25 ºC Voldoet Zuurstofhuishouding 128 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 11,7 g Cl/l > 3 g/l Voldoet Verzuringsgraad (ph) 8,3 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 1,9 mg/l 3,3 mg/l Voldoet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,40 mg/l geen n.v.t. doorzicht 77 cm huidige situatiel Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Geen maatregelen Vismigratie Geen maatregelen Peilbeheer Geen maatregelen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 96

160 Onderhoud (betreft vooral onderhoud aan sluizencomplex e.d) Voorkomen van langdurige peilverlaging, met name in de zomerperiode Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 97

161 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Kleverskerke Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Kleverskerke Code Waterlichaam: NL18_KLEVERSKERKE Veere kern Kleverskerke M31 Kanaal door Walcheren M31 Kleverskerke Arnemuiden Oranjeplaat Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1160 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Kleverskerke met een totale lengte van 4,7 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet ingemeten). De oevers zijn overwegend steil en voorzien van beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. In 1994/5 is c.a m (beperkt) natuurvriendelijk ingericht. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei met veen. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 98

162 oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op het Veerse Meer (NL89_VEERSMR). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloridegehalte ligt boven de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2001: 4110 mg/l (sd 2929)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 99

163 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2001) Matig Macrofyten (1995) Ontoereikend Macrofauna (1995) Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score (1995) II Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2001): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 17,8 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 145 % % Voldoet niet zoutgehalte 5,68 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,9 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 2,39 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 40 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2001): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2001): Stof Oordeel Koper Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 100

164 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt zomeren winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 101

165 na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Kleverskerke min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,054 0,054 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 102

166 Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2001) Goed Macrofyten (1995) Matig Macrofauna (1995) Goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2001): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 17,8 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 145 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 5,68 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,9 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 2,39 mg/l geen n.v.t. doorzicht 40 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 3,1 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Geen maatregelen Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 103

167 Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 104

168 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Loohoek Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Loohoek Code Waterlichaam: NL18_LOOHOEK Sint Maartensdijk Scherpenisse Poortvliet Loohoek M31 Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1747 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Loohoek met een totale lengte van 3,9 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet ingemeten). Vanaf 1999 is c.a m oever natuurvriendelijk ingericht. De overige oevers zijn steil en voorzien van beschoeiing. Er is daar nauwelijks oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei met veen. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 105

169 kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloridegehalte ligt boven de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 5750 mg/l (sd 3957) en in 2005: 5275 (sd 3220)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 106

170 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Macrofyten (1998) Macrofauna (1998) Vissen EBEO-score (1998) Slecht Ontoereikend Matig Geen gegevens II Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005; 4 metingen): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 17,1 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 143 % % Voldoet niet zoutgehalte 3,7 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,6 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,33 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 27 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2001): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2005): Stof Oordeel Deltamethrin (mtr gem) Voldoet niet Deltamethrin (mtr MAC) Voldoet niet Imidacloprid (Mtr gem) Voldoet niet Kresoxim-methyl Voldoet niet Monolinuron Voldoet niet Propoxur Voldoet niet Thiram (MTR gem) Voldoet niet Thiram (MTR MAC) Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 107

171 Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt zomeren winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 108

172 nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Er is een voorziening voor trekvissen aanwezig. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 109

173 De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Loohoek min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0,0001 2?? Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Ontoereikend Macrofyten (1998) Ontoereikend Macrofauna (1998) Matig Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005; 4 metingen): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 17,1 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 143 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 3,7 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,6 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,33 mg/l geen n.v.t. doorzicht 27 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 110

174 Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 1,8 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Aanleg vishevel gemaal Loohoek Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 111

175 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Luyster Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: De Luyster Code Waterlichaam: NL18_LUYSTER De Luyster M31 Sint Philipsland kern Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1934 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal De Luyster met een totale lengte van 4,9 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 10 en 0,8 m. De oevers zijn voorzien van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit twee peilgebieden met een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak tot brak. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 112

176 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het halfjaargemiddelde chloride schommelt rond de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 3284 mg/l (sd 1357) en in 2005: 2983 (sd 1276)). Als best passend watertype voor dit waterlichaam is voorlopig gekozen voor: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit voor een belangrijk deel uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 113

177 Compartimentering Intensief onderhoud Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Ontoereikend Macrofyten (2005) Ontoereikend Macrofauna (2005) Goed Vissen (2005) Slecht EBEO-score (2005) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 17,3 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 141 % % Voldoet niet zoutgehalte 2,8 g Cl/l > 3 g/l Voldoet niet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,7 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,66 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 25 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Stof Koper Zink Oordeel Voldoet niet Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 114

178 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 115

179 buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. Er is wel een verbinding met het zoete Volkerak- Zoommeer via de zoetwaterinlaat. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen zoetwatersoorten als karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie De Luyster min. max. min. max. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 116

180 Oppervlak O km 2 0, ,045 0,045 Diepte D m 0,10 7 0,3 1,2 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2005) Matig Macrofauna (2005) Goed Vissen (2005) Ontoereikend Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 17,3 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 141 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 2,8 g Cl/l > 3 g/l Voldoet niet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,7 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,66 mg/l geen n.v.t. doorzicht 25 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 4,5 ha natuurvriendelijke oever (grotendeels voorzien) Vismigratie Aanleg vispassage Oudeweg, St-Philipsland (na onderzoek noodzaak) Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 117

181 Aanleg vispassage stuw Rijksweg, St Philipsland (na onderzoek noodzaak) Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 118

182 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Maelstede Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Maelstede Code Waterlichaam: NL18_MAELSTEDE Goes Maelstede M30 's-heer Abtskerke 's-gravenpolder Nisse Langeweegje Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 6136 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Maelstede met een totale lengte van 10,5 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 11 en 2 m. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. Er is op de meeste plaatsen weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit vier peilgebieden. Deze hebben een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei met plaatselijk veen. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert af op Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 119

183 de Westerschelde (NL89_WESTSDE). Vlak voor het gemaal loost de rioolzuivering Willem- Annapolder op het waterlichaam. 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloride ligt onder de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 1235 mg/l (sd 844) en in 2005: 1289 mg/l (sd 1007)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering Isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 120

184 Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Nee Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (1998) Slecht Macrofauna (1998) Matig Vissen (2007) Ontoereikend EBEO-score Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 101 % % Voldoet zoutgehalte 1,8 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 11,5 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 2,01 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 22 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen: geen gegevens Chemie-overige stoffen: geen gegevens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 121

185 Geen significante negatieve gevolgen Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Voorzover relevant zijn er vispassages aangelegd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 122

186 Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Verbinding voor trekvissen uit zee is waarschijnlijk wel mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Maelstede min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,138 0,138 Diepte D m 0,10 7 0,85 3,05 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 123

187 min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (1998) Ontoereikend Macrofauna (1998) Matig Vissen (2007) Matig Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 18 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 101 % % Voldoet zoutgehalte 1,8 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 11,5 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 2,01 mg/l geen n.v.t. doorzicht 22 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 10,5 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Aanleg vispassage bij gemaal De Poel Aanleg vispassage bij stuw Bosseweg Aanleg vispassage bij Langedijk 's Gravenpolder (na onderzoek noodzaak) Onderzoek vispassage naar Westerschelde Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 124

188 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Oosterland Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Oosterland Code Waterlichaam: NL18_OOSTERLAND Kortgene Oosterland M30 Wolphaartsdijk Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1263 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Oosterland met een totale lengte van 2,1 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 7 en 0,8 m. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een vast streefpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 125

189 combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert af op het Veerse Meer (NL89_VEERSMR). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt onder de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 1999: 2184 mg/l (sd 1669)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 126

190 Intensief onderhoud Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (1999) Ontoereikend Macrofyten Geen gegevens Macrofauna Geen gegevens Vissen Geen gegevens EBEO-score Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (1999): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 94 % % Voldoet zoutgehalte 3,09 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet niet verzuringsgraad ph 8,5 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,6 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,92 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 22 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen: geen gegevens Chemie-overige stoffen: geen gegevens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 127

191 gevolgen negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 128

192 Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Oosterland min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,015 0,015 Diepte D m 0,10 7 0,7 0,95 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 129

193 min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (1999) Matig Macrofyten Geen gegevens Macrofauna Geen gegevens Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (1999): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 18 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 94 % % Voldoet zoutgehalte 3,09 g Cl/l huidige situatie Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,6 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,92 mg/l geen n.v.t. doorzicht 22 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 2,1 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Geen maatregelen Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Geen maatregelen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 130

194 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Piet Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: De Piet Code Waterlichaam: NL18_PIET Wolphaartsdijk Oud-Sabbinge De Piet M30 Lewedorp Eindewege 's Heer Arendskerke Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 3169 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal De Piet met een totale lengte van 4,3 km. Het waterlichaam bestaat uit de kreekrest Westerschenge. Deze heeft een gemiddelde breedte en diepte van resp. x en y m (nog niet ingemeten). De grootste breedte ligt vlak bij het gemaal. De oevers zijn overwegend flauw en voorzien van brede rietkragen, een deel is voorzien van beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 131

195 doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert af op het Veerse Meer (NL89_VEERSMR). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloride ligt onder de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 1899 mg/l (sd 715) en in 2005: 1768 mg/l (sd 785)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 132

196 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2004) Ontoereikend Macrofauna (2004) Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score (2001) II - III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 19,4 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 127 % % Voldoet niet zoutgehalte 2,1 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,6 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,9 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,35 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 27 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Oordeel Aldrin Voldoet niet Aldicarb (MTR gem) Voldoet Aldicarb (MTR MAC) Voldoet Endrin Voldoet niet Heptenofos Voldoet niet Koper Voldoet niet Monolinuron Voldoet niet Trifenyltin Voldoet niet Thiram (MTR gem) Voldoet niet Thiram (MTR MAC) Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 133

197 Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft aan weerskanten over het grootste deel van de lengte brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 134

198 oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 135

199 parameter code eenheid M30 referentie De Piet min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,345 0,345 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2004) Matig Macrofauna (2004) Goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 19,4 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 127 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 2,1 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,6 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,9 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,35 mg/l geen n.v.t. doorzicht 27 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 136

200 Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Geen maatregelen (wel voor doelstelling EHS) Vismigratie Aanleg vishevel bij gemaal (of via wl Wilhelmina indien gekoppeld) Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 137

201 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Poppekinderen Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Poppekinderen Code Waterlichaam: NL18_POPPEKINDEREN Vrouwenpolder Oostkapelle Ruiterplaat Kamperland M30 Poppekinderen SchotsmanRancho Grande Serooskerke Veere, Bungalowpark Buiten de Veste Gapinge Veere kern Grijpskerke M31 Kleverskerke Buttinge Kleverskerke Legenda KRW-type M30 Boreel Middelburg M31 Kanaal door Walcheren Oranjeplaat M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Arnemuiden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 4777 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Poppenkinderen met een totale lengte van 13,2 km. De Veerse kreek (lengte 1,5 km) maakt onderdeel uit van het waterlichaam. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet opgemeten), de kreek is gemiddeld 5 m diep en 400 m breed. De oevers zijn over een lengte van x m natuurvriendelijk ingericht. De rest is steiler, maar vrijwel nergens voorzien van een beschoeiing. Rond de kreek is bos aanwezig met plaatselijk een rietkraag. Het waterlichaam is (grotendeels) gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit drie peilgebieden, waarvan twee met een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert in normale situaties via het Kanaal Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 138

202 door Walcheren (NL18_KANDWCRN) af op de Westerschelde (NL89_WESTSDE) en bij extreme neerslag, via gemaal Oostwatering, ook op het Veerse Meer (NL89_VEERSMR). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Aangezien het hoofdgemaal van dit waterlichaam pas in 2008 gereed komt, zijn er nog geen metingen verricht. Voorlopig wordt voor de bepaling van het watertype gebruik gemaakt van de metingen bij het gemaal Oostwatering. De aanwijzing van best passende watertype is dus voorlopig. Het jaargemiddelde chloride ligt bij Oostwatering onder de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 2326 mg/l (sd 1020) en in 2005: 1839 mg/l (sd 702)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit grotendeels uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering Isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Migratie Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 139

203 Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand Voor het bepalen van de biologische en chemische toestand zijn gegevens gebruikt van gemaal Oostwatering. De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2001/3) Ontoereikend Macrofauna (2001/3) Goed-Matig Vissen (2005) Matig EBEO-score (2001) II-III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 16,7 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 114 % % Voldoet zoutgehalte 1,9 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 7,9-8,6 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,9 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,68 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet Doorzicht 25 cm 90 cm Voldoet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet Chemie overige stoffen (2006): norm < detectiegrens Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 140

204 Stof Aldrin Aldicarb (MTR gem) Aldicarb (MTR MAC) Benzo(a)anthraceen ( gem. ad-hoc MTR) Benzo(a)anthraceen ( MAC ad-hoc MTR) Endrin Koper Monolinuron Trifenyltin Thiram (MTR gem) Thiram (MAC gem) Oordeel Voldoet niet Voldoet Voldoet Voldoet niet Voldoet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand. Bij de bouw van het nieuwe gemaal Poppekinderen wordt een intrekvoorziening aangelegd. Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. In de afgelopen periode is al x km natuurvriendelijke oever (grotendeels tweezijdig) aangelegd. Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten Geen significante negatieve gevolgen 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor een deel van dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 141

205 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ook op de nog niet natuurvriendelijk ingerichte trajecten ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 142

206 De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen aanwezig. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Oostwatering min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0,0001 2?? Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 143

207 Fytoplankton (2005) Macrofyten (2001/3) Macrofauna (2001/3) Vissen (2005) Matig Matig Goed-Matig Goed Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 16,7 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 114 % % Voldoet zoutgehalte 1,9 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 7,9-8,6 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 3,9 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,68 mg/l geen n.v.t. Doorzicht 25 cm 90 cm Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 5,6 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Aanleg vispassage Snouck-Hurgonjeweg (na onderzoek noodzaak) Onderzoek vispassage naar Veerse Meer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 144

208 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: 't Sas Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: 't Sas Code Waterlichaam: NL18_SAS Noordgouwe, Heereweg e.o. Noordgouwe kern Kerkwerve Dreischor Schuddebeurs 't Sas M31 Zierikzee Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 2302 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal 't Sas met een totale lengte van 7,2 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 13 en 0,95 m. De oevers zijn aan één kant over een lengte van 5560 m in 2003 natuurvriendelijk ingericht (gem. breedte 7 m). De overige oevers zijn overwegend steil en voorzien van een oeververdediging in de vorm van een beschoeiing. Er is daar weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met aan de kant van de natuurvriendelijke oever beweid grasland en aan de andere kant voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied met een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 145

209 water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt duidelijk boven de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2001: 5620 mg/l (sd 4637)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 146

210 Drainage van percelen Nee Intensief onderhoud Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2001) Zeer Goed Macrofyten (1998) Matig Macrofauna (1998) Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score (1998) III-IV Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2001): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 17,4 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 122 % % Voldoet niet zoutgehalte 8,8 g Cl/l 3-10 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,3 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 2,5 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,63 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 37 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2001): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2001): Stof Oordeel Koper Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 147

211 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. In 2003 is reeds 5560 m oever (eenzijdig) aangelegd. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 148

212 na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. Soms kan de GET gehaald worden. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie 't Sas min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,1 0,1 Diepte D m 0,10 7 0,75 1,25 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 149

213 Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2001) Goed Macrofyten (1998) Goed Macrofauna (1998) Goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2001): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 17,4 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 122 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 8,8 g Cl/l 3-10 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,3 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 2,5 mg/l 3,3 mg/l Voldoet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,63 mg/l geen n.v.t. doorzicht 37 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Geen maatregelen (wel voor doelstelling EHS) Vismigratie Geen maatregelen Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 150

214 Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 151

215 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Schouwen Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Schouwen Code Waterlichaam: NL18_SCHOUWEN Renesse Scharendijke Den Osse Ellemeet Elkerzee Looperskapelle Noordwelle Schouwen M31 Serooskerke, Schouwen Burgh-Haamstede Burghsluis Kerkwerve Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf de gemalen Prommelsluis en Den Osse met een totale lengte van 15,9 km. Het totale afwaterend oppervlak is (inclusief duingebied) ha. De gemiddelde breedte en diepte van het waterlichaam bedragen resp en y m (nog niet ingemeten). In 2004/5 zijn 18,6 km oevers natuurvriendelijk ingericht. De rest van de oevers is voorzien van een beschoeiing. Er is (nog) weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 152

216 één peilgebied met een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei, plaatselijk in de oever uit veen. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Op ca. 1 km van gemaal Prommelsluis is het lozingspunt van het effluent van een rioolzuivering. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE) en het Grevelingenmeer (NL89_GREVLEMR). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal Den Osse in 2004: 5658 mg/l (sd 2475) en in 2005: 5833 mg/l (sd 2181); chloridegehalte bij gemaal Prommelsluis in 2004: 6842 mg/l (sd 2340) en in 2005: 6617 mg/l (sd 2214)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage landbouwpercelen Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Onvoldoende dieptevariatie Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 153

217 een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie (Prommelsluis): Fytoplankton (2005) Macrofyten (2001) Macrofauna (2001) Vissen (2005) EBEO-score (2004) Zeer goed Ontoereikend Zeer goed Ontoereikend III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005; Prommelsluis): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel Thermische omstandigheden 17 ºC 25 ºC Voldoet Zuurstofhuishouding 86% % Voldoet zoutgehalte 6,2 g Cl/l 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 7,9 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,5 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,15 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 33 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie-overige stoffen (2006): Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 154

218 Stof Aldrin Aldicarb (MTR gem) Aldicarb (MTR MAC) Benzo(a)anthraceen (MTR adhoc gem) Benzo(a)anthraceen (MTR adhoc MAC) Endrin Heptenofos Koper Thiram (MTR gem) Thiram (MTR MAC) Monolinuron Propoxur Trifenyltin Zink Oordeel Voldoet niet Voldoet Voldoet Voldoet niet Voldoet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet Voldoet niet Voldoet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Er is een aalgoot aanwezig bij gemaal Prommelsluis Positief effect op visstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 155

219 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Maaibeheer is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft (bijna) overal aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter meestal intakt. Jaarrond wordt zoveel mogelijk hetzelfde streefpeil gehanteerd. Door de aanwezige zoute kwel zal het werkelijke peil in de zomer door verdamping nauwelijks zakken. Er is een voorziening aanwezig voor trekvissen. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zullen waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. In sommige jaren wordt de GET gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 156

220 stekelbaars. Daarnaast komen in de minder brakke delen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Parameter code eenheid M31 referentie Schouwen min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,28 0,28 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie (Prommelsluis): Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 157

221 Fytoplankton (2005) (GEP) Macrofyten (2001) (GEP) Macrofauna (2001) (GET) Vissen (2005) (GEP) Goed Matig Zeer goed Matig Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005; Prommelsluis): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel Thermische omstandigheden 17 ºC <= 25 ºC Voldoet Zuurstofhuishouding 86% % Voldoet zoutgehalte 6,2 g Cl/l 3-10 g Cl/l Voldoet verzuringsgraad ph 7,9 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,5 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,15 mg/l geen n.v.t. doorzicht 33 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Er is in het kader van NBW reeds voldoende oppervlakte natuurvriendelijke oever van het waterlichaam ingericht om aan het GEP te kunnen voldoen. (Er moet nog 16 km natuurvriendelijk worden ingericht om aan de EHS te voldoen) De vegetatie-ontwikkeling dient bewaakt te worden, waar nodig dient extra te worden aangeplant Vismigratie De aalgoot bij Prommelsluis vervangen door een vishevel Indien nodig vispassage stuw Ridderweg aanbrengen (als de stuw, die ten behoeve van het remmen van versnelde afvoer is aangelegd, permanent wordt opgezet) Peilbeheer Onderzoeken in hoeverre verlaging van het winterpeil achterwege kan blijven. Indien mogelijk peilbeheer aanpassen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 158

222 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Noord - Stavenisse Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: De Noord - Stavenisse Code Waterlichaam: NL18_STAVENISSE Sint Annaland Stavenisse De Noord - Stavenisse M31 De Noord - Sint-Maartensdijk M30 Sint Maartensdijk Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen Scherpenisse 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 3124 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal De Noord met een totale lengte van 8,6 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet ingemeten). De oevers zijn steil en voorzien van beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. In een zijtak van het waterlichaam is nog een spuisluis aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit twee peilgebieden. Deze hebben een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 159

223 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt boven de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 3275 mg/l (sd 1439) en in 2005: 3505 (sd 1592)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit grotendeels uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 160

224 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Slecht Macrofyten (2001) Ontoereikend Macrofauna (2001) Zeer Goed Vissen (2005, Winkelzeese watergang) Matig EBEO-score (2001) III-IV Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 16,7 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 152 % % Voldoet niet zoutgehalte 3,6 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 8,5 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,86 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet Doorzicht 25 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Oordeel Aldrin Voldoet niet Aldicarb (MTR gem) Voldoet Aldicarb (MTR MAC) Voldoet Endrin Voldoet niet Heptenofos Voldoet niet Koper Voldoet niet Monolinuron Voldoet niet Thiram (MTR gem) Voldoet niet Thiram (MTR MAC) Voldoet niet Trifenyltin Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 161

225 Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) en/of aanwezige spuisluis inrichten voor vispassage Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt zomeren winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 162

226 nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Door de aanwezige spuisluis bij Stavenisse kunnen trekvissen uit zee naar binnen. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 163

227 parameter code eenheid M31 referentie De Noord - Stavenisse min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,1 0,1 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Ontoereikend Macrofyten (2001) Matig Macrofauna (2001) Zeer Goed Vissen (2005, Winkelzeese watergang) Matig Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 16,7 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 152 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 3,6 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 8,5 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal (gem. zomerhalfjaar) 0,86 mg/l geen n.v.t. Doorzicht 25 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 164

228 Oeverinrichting Inrichten van 6,8 ha natuurvriendelijke oever (+ doelstelling EHS) Vismigratie Zekerstellen vismigratie via spuisluis Stavenisse Aanleg vispassage Derdedijk (na onderzoek noodzaak) Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 165

229 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: De Noord - Sint Maartendsijk Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: De Noord - Sint Maartendsijk Code Waterlichaam: NL18_STMAARTENSDIJK De Noord - Stavenisse M31 De Noord - Sint-Maartensdijk M30 Sint Maartensdijk Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1609 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal De Noord met een totale lengte van 3,9 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet ingemeten). De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit twee peilgebieden. Deze hebben een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Stroomopwaarts van het waterlichaam is een lozingspunt van effluent van een rioolzuivering. Het waterlichaam watert af op de Oosterschelde (NL89_OOSTSDE). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 166

230 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt onder de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 2700 mg/l (sd 592) en in 2005: 2883 mg/l (sd 591)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering Isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 167

231 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Ontoereikend Macrofyten (2005) Slecht Macrofauna (2005) Ontoereikend Vissen Geen gegevens EBEO-score (2005) II Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 16,5 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 131 % % Voldoet niet zoutgehalte 2,58 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,1 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,1 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,96 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 32 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen: Er zijn geen probleemstoffen in de categorie overige stoffen. 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 168

232 aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oevervegetatie vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 169

233 De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Sint Maartensdijk min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,046 0,046 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 170

234 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Ontoereikend Macrofyten (2005) Ontoereikend Macrofauna (2005) Ontoereikend Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 16,5 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 131 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 2,58 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,1 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,1 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 0,96 mg/l geen n.v.t. doorzicht 32 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 3,9 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Aanleg vispassage Tweededijk (na onderzoek noodzaak) Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 171

235 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Waarde Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Waarde Code Waterlichaam: NL18_WAARDE Krabbendijke Waarde Gawege Waarde M31 Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1854 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Waarde met een totale lengte van 3 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 10 en 0,7 m. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een oeververdediging in de vorm van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. In 2005 is één oever bij het gemaal over een lengte van 500 m natuurvriendelijk ingericht. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Een klein deel grenst aan de kern Waarde. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied met een vast streefpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 172

236 groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTSDE). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt boven de 3000 mgl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 3675 mg/l (sd 1791) en in 2005: 3975 mg/l (sd 1940). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). In sommige jaren kan het gehalte onder grens tussen M31 en M30 zakken. 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Grote waterdiepte? Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig Verlies inundatiezone Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Paaiplaats Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 173

237 peilbeheer Harde oeverbescherming Soortendiversiteit Soortendiversiteit en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Paaiplaats en Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Ontoereikend Macrofyten (2004/7) Matig Macrofauna (2004) Zeer goed Vissen (2007) Ontoereikend EBEO-score (2000) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 19 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 161 % % Voldoet niet zoutgehalte 4,9 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,9 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,70 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 20 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 174

238 Stof Cadmium (gem) Cadmium (MAC) Kwik (gem) Kwik(MAC) Lood (gem) Oordeel Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Oordeel Aldrin Voldoet niet Aldicarb (MTR gem) Voldoet Aldicarb (MTR MAC) Voldoet Endrin Voldoet niet Heptenofos Voldoet niet Koper Voldoet niet Trifenyltin Voldoet niet Monolinuron Voldoet niet Thiram (MTR gem) Voldoet niet Thiram (MTR MAC) Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 175

239 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter meestal intakt. Jaarrond wordt hetzelfde streefpeil gehanteerd. Door de aanwezige zoute kwel zal het werkelijke peil in de zomer door verdamping nauwelijks zakken. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zullen waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 176

240 Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Waarde min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,03 0,03 Diepte D m 0,10 7 0,5 1 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 177

241 Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) (GEP) Matig Macrofyten (2004/7) (GEP) Goed Macrofauna (2004) (GET) Zeer goed Vissen (2007) (GEP) Ontoereikend Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 19 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 161 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 4,9 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,5 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 6,9 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,70 mg/l geen n.v.t. doorzicht 20 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 2,5 ha natuurvriendelijke oever (deels voorzien) Vismigratie Geen maatregelen Peilbeheer Geen maatregelen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 178

242 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Wilhelmina Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Wilhelmina Code Waterlichaam: NL18_WILHELMINA Oosterland M30 Wolphaartsdijk Wilhelmina M31 Goes Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1189 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Wilhelmina met een totale lengte van 4,2 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 7,5 en 0,9 m. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 179

243 doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op het Veerse Meer (NL89_VEERSMR). 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloridegehalte ligt boven de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 8150 mg/l (sd 3290) en in 2005: 7658 mg/l (sd 2837)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 180

244 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten () Ontoereikend Macrofauna (2005) Zeer Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score (2005) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 19,5 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 154 % % Voldoet niet zoutgehalte 9,7 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,2 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 7,6 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 2,43 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet Doorzicht 32 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik(MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Oordeel Koper Voldoet niet Zink Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 181

245 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt zomeren winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 182

246 na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET voor waterplanten wordt niet gehaald (voor oeverplanten geldt geen GET voor dit watertype). Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Wilhelmina min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,03 0,03 Diepte D m 0,10 7 0,8 1,1 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 183

247 Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Goed Macrofyten () Matig Macrofauna (2005) Zeer goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 19,5 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 154 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 9,7 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,2 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 7,6 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 2,43 mg/l geen n.v.t. Doorzicht 32 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 4,2 ha natuurvriendelijke oever (+ doelstelling EHS) Vismigratie Herstellen suatiesluis tbv vismigratie of vishevel (Verbinding met wl De Piet) Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 184

248 Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 185

249 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Willem Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Willem Code Waterlichaam: NL18_WILLEM Willem M30 Geersdijk Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 3057 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Willem met een totale lengte van 6,7 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 8 en 1 m. De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. Er is weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit twee peilgebieden. Deze hebben een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Stroomopwaarts van het waterlichaam is een lozingspunt van effluent van een rioo;zuivering. Het waterlichaam watert af op het Veerse Meer (NL89_VEERSMR). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 186

250 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde chloride ligt onder de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 2575 mg/l (sd 1081) en in 2005: 2000 mg/l (sd 1101)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Compartimentering Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Compartimentering Isolatie Intensief Geen overstaande vegetatie onderhoud Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Migratie Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Compartimentering Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 187

251 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2004) Slecht Macrofauna (2004) Matig Vissen (2006) Slecht EBEO-score (2004) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 15,6 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 141 % % Voldoet niet zoutgehalte 1,9 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,1 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,10 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 28 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik (MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Aldrin Benzo(a)anthraceen (ad-hoc MTR gem) Benzo(a)anthraceen (ad-hoc MTR MAC) Endrin Heptenofos Koper Monolinuron Thiram (MTR gem) Thiram (MTR MAC) Trifenyltin Oordeel Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 188

252 Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 189

253 toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Er is wel een voorziening voor trekvissen uit zee. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 190

254 parameter code eenheid M30 referentie Willem min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,055 0,055 Diepte D m 0,10 7 0,65 1,65 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Goed Macrofyten (2004) Ontoereikend Macrofauna (2004) Matig Vissen (2006) Ontoereikend Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 15,6 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 141 % huidige situatie Voldoet zoutgehalte 1,9 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 8,4 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,1 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,10 mg/l geen n.v.t. doorzicht 28 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 191

255 Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 5,2 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Aanleg vishevel bij gemaal Aanleg vispassage bij Geersdijksekaai (indien nodig) Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 192

256 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Yerseke Moer Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Yerseke Moer Code Waterlichaam: NL18_YERSEKE Yerseke Yerseke Moer M31 Schore Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 1482 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Yerseke Moer met een totale lengte van 1,7 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. 10 en 0,7 m. In 1992 is over 900 m aan weerskanten een natuurvriendelijke oever aangelegd, deze zijn in slechte staat, en in 2004 aan één kant 300 m. De rest van de oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. Een deel van het waterlichaam vormt een grens van het Natura 2000-gebied Yerseke Moer. De meeste landbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de landbouwfunctie. Het gebied is met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een vast streefpeil. De bodem bestaat uit klei met veen. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is brak. Het waterlichaam watert af op het Kanaal door Zuid-Beveland (NL89_KANZBVLD). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 193

257 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het gemiddelde gehalte per jaar ligt boven de 3000 mg Cl/l (chloridegehalte bij gemaal in 2004: 7758 mg/l (sd 2601) en in 2005: 7217 mg/l (sd 2800)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M31 (kleine brakke wateren). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 194

258 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie (Prommelsluis): Fytoplankton (2005) Goed Macrofyten (2004) Slecht Macrofauna (2004) Zeer Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score (1997) III Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 18 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 52% % Voldoet niet zoutgehalte 8,8 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 7,6 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,1 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,37 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 40 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Cadmium (MAC) Voldoet niet Isoproturon (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik(MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Oordeel Aldrin Voldoet niet Aldicarb (MTR gem) Voldoet Aldicarb (MTR MAC) Voldoet Endrin Voldoet niet Heptenofos Voldoet niet Koper Voldoet niet Monolinuron Voldoet niet Trifenyltin Voldoet niet Thiram (MTR gem) Voldoet niet Thiram (MTR MAC) Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 195

259 Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 196

260 Het waterlichaam heeft (bijna) overal aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroede oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. Het nutriëntengehalte zal mede als gevolg van kwel verhoogd blijven. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter meestal intakt. Jaarrond wordt hetzelfde streefpeil gehanteerd. Door de aanwezige zoute kwel zal het werkelijke peil in de zomer door verdamping nauwelijks zakken. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET wordt gehaald. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zullen waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Gezien de geringe oppervlakte van het gebied wordt verbinding met zout buitenwater hier voor de visstand niet efficiënt geacht. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast kunnen in de minder brakke delen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, baars en voorn voorkomen. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 197

261 De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M31 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M31 referentie Yerseke Moer min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,018 0,018 Diepte D m 0,10 7 0,65 0,8 Volume vol m ,3* Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Goed Macrofyten (2004) Ontoereikend Macrofauna (2004) Zeer goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 18 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 52% huidige situatie Voldoet zoutgehalte 8,8 g Cl/l > 3 g/l Voldoet verzuringsgraad ph 7,6 7,5-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 5,1 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,37 mg/l geen n.v.t. doorzicht 40 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 198

262 Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 0,5 ha natuurvriendelijke oever Bestaande oevers indien nodig herstellen en/of inplanten Vismigratie Geen maatregelen Peilbeheer Geen maatregelen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 199

263 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP niet natuurlijke wateren: Zuidwatering Deelstroomgebied: Schelde Waterbeheerder: Waterschap Zeeuwse Eilanden Naam Waterlichaam: Zuidwatering Code Waterlichaam: NL18_ZUIDWATERING Middelburg Middelburg Kanaal door Walcheren M31 Vlissingen Zuidwatering M30 Ritthem Legenda KRW-type M30 M31 Natuurgebieden Natuur en beheersgebieden Natuurontwikkelingsgebieden Bebouwdekomgrenzen 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied met een oppervlakte van 4680 ha en bestaat uit gegraven waterlopen vanaf gemaal Zuidwatering met een totale lengte van 8,3 km. De gemiddelde breedte en diepte bedragen resp. x en y m (nog niet ingemeten). De oevers zijn overwegend steil en voorzien van een beschoeiing. Een klein deel van de oevers is (beperkt) natuurvriendelijk ingericht. Er is op de meeste plaatsen weinig oeverbegroeiing aanwezig. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste akkerbouwpercelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties. Hiertoe is het gebied met behulp van stuwen in meerdere peilgebieden opgedeeld. Het waterlichaam zelf bestaat uit één peilgebied. Dit heeft een verlaagd winterpeil. De bodem bestaat uit klei. De kleiige bodem zorgt er bij neerslag o.a. door afspoeling in combinatie met versnelde afvoer voor, dat het water vaak troebel is en het doorzicht dientengevolge laag. Dit kan de groei van waterplanten belemmeren. Het oppervlaktewater is licht brak. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 200

264 (NL89_WESTSDE). Vlak voor het gemaal loost de rioolzuivering Ritthem op het waterlichaam. 2 Aanwijzing best passende watertype Bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype is in dit geval het chloridegehalte. Het jaargemiddelde ligt (meestal) onder de 3000 mg/l (chloridegehalte bij gemaal in 2005: 2809 mg/l (sd 928)). Het best passende watertype voor dit waterlichaam is: M30 (zwak brakke wateren). Soms ligt het jaar- of zomergemiddelde net boven 3000 mg Cl/l. 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering (Versnelde afvoer) (Drainage landbouwpercelen) Intensief onderhoud De aanwezige hydromorfologie van dit uit gegraven waterlopen bestaande waterlichaam wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. De voorlopige status is: kunstmatig waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologisch Gevolgen voor Macrofauna Macrofyten Oeverplanten Vissen e belasting systeemkarakteristieken Zeekerende dijken Ontbreken connectiviteit Migratie Kunstmatig peilbeheer Verlies inundatiezone Harde oeverbescherming Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Paaiplaats en Dimensionering Versnelde afvoer (regen)- water Plotselinge peilwisselingen Wisselend zoutgehalte Groeiomstandigh eden Groeiomstandigh eden Paaiplaats en Drainage van percelen Intensief onderhoud Versnelde afvoer (regen)- water Slecht doorzicht Geen overstaande vegetatie Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Groeiomstandigh eden Habitatdiversiteit Soortendiversiteit Habitatdiversiteit Soortendiversiteit De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 201

265 Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk, dat het GET ook in de toekomst niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie. De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2004) Slecht Macrofauna (2002) Goed Vissen Geen gegevens EBEO-score Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm (GET) Oordeel thermische omstandigheden 17,4 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 103 % % Voldoet Zoutgehalte (gem. zomerhalfjaar) 3,1 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet niet verzuringsgraad ph 8,3 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,0 mg/l 1,8 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,16 mg/l 0,11 mg/l Voldoet niet doorzicht 28 cm 90 cm Voldoet niet Chemie-prioritaire stoffen (2006): Stof Oordeel Cadmium (gem) Voldoet niet Kwik (gem) Voldoet niet Kwik(MAC) Voldoet niet Lood (gem) Voldoet niet norm < detectiegrens Chemie overige stoffen (2006): Stof Oordeel Koper Voldoet niet norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Stuwen, sluizen en andere barrières (connectiviteit-ecologisch continuum) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 202

266 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een zomer- en winterpeil. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen siginificante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan één kant, maar bij voorkeur aan weerskanten brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. Door de toegenomen berging, zal de wisseling in zoutgehalte minder extreem zijn. De oeverbegroeiing vormt een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Waarschijnlijk is het grootste deel van de bodem door de continue slibaanwas hooguit direct na het baggeren geschikt voor kenmerkende waterplanten. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 203

267 Ondiepe oeverdelen zijn in principe wel geschikt. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofieindicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken en van de bodemsamenstelling. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Door successie kan hier ook een oeverplantenvegetatie ontstaan. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. De GET wordt niet gehaald. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit in de polders is laag, omdat er geen open verbinding is met zoet of zout water. Verbinding met zoet water is geografisch niet mogelijk. Rechtstreekse verbindig met buitenwater wordt hier niet haalbaar geacht. Wel is een verbinding met waterlichaam Boreel mogelijk. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen ook karper, snoekbaars, baars en voorn voor. De GET wordt niet gehaald. Chemie Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet allemaal aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering meer voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofyten, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is kunstmatig waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Zuidwatering min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,095 0,095 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 204

268 Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 = 0: niet aanwezig; 1: aanwezig min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. 10 Afleiding GEP Zie rapport: Ecologische doelstellingen voor kunstmatige licht brakke en brakke wateren. Toetsing huidige toestand Biologie: Fytoplankton (2005) Matig Macrofyten (2004) Ontoereikend Macrofauna (2002) Goed Vissen Geen gegevens Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen (2005): Kwaliteitselement Meetwaarde Norm Oordeel thermische omstandigheden 17,4 ºC <= 25 ºC Voldoet zuurstofhuishouding 103 % % Voldoet Zoutgehalte (gem. zomerhalfjaar) 3,1 g Cl/l 0,3-3 g/l Voldoet niet verzuringsgraad ph 8,3 6-9 Voldoet N-totaal (gem. zomerhalfjaar) 4,0 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal(gem. zomerhalfjaar) 1,16 mg/l geen n.v.t. doorzicht 28 cm huidige situatie Voldoet 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Onderwerp Maatregel Oeverinrichting Inrichten van 7,3 ha natuurvriendelijke oever Vismigratie Aanleg vispassage Grevelingenstraat (verbinding wl Boreel) Visstand Actief visstandbeheer Peilbeheer Onderzoeken of het verschil zomer-winterpeil verkleind of afgeschaft kan worden Onderhoud Gefaseerd maaien Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 205

269 Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 206

270 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Braakman Waterbeheerder: Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Naam Waterlichaam: Braakman Code Waterlichaam: NL_23_BRKMN 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is hoofdzakelijk gelegen in afwateringsgebied Braakman, en een gedeelte in de polders bij Hoek. Het waterlichaam bestaat oorspronkelijk uit een grote kreek die in de loop van de eeuwen steeds verder ingepolderd werd. In 1952 vond de volledige afsluiting van de Westerschelde plaats. Na de afsluiting kon het waterpeil aangepast worden aan landbouwkundig gebruik, waarna de (laatste) oevers/schorren van de Braakmankreek zijn omgevormd tot landbouwgrond en bos. In het zuiden is de geul daarbij behouden en vormt een verbinding met Vlaanderen (Isabellakanaal) Tegenwoordig watert ha Belgisch grondgebied af via het Isabellakanaal en de Braakmankreek. Het waterlichaam zelf is 5000 ha. groot en bestaat grotendeels uit de aangepaste kreek, waarvan het zuidelijke gedeelte meer op een kanaal lijkt dan op een kreek. De lengte van het OWL vanaf het gemaal Braakman is 13,2 km. De kreek is tussen de 200 en 750 m breed en lokaal 13 meter diep. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 207

271 De gemiddelde breedte en diepte van het Isabellakanaal bedraagt resp. 50 en 3 m. De oevers zijn in 1996 natuurvriendelijk ingericht (flauw talud 1: 10) en zijn begroeid met riet en ruigtekruiden. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties (afwatering vanuit België en landbouw) en heeft een hoger zomerpeil en een lager winterpeil. De bodem bestaat grotendeels uit zand. De polder van Hoek zijn eerder ingepolderd en bestaat daardoor uit lager gelegen kleigronden. Er zijn 2 grotere kreken en 2 kleinere kreekrestanten in het gebied (geen OWL). Braakmankreek De huidige ecologische kwaliteit is matig. Het water is eutroof waardoor ondergedoken waterplanten ontbreken. De combinatie met een versnelde afvoer zorgt bij neerslag voor extra troebel water. In de kreek staat er weinig tot geen riet in het water door de bestorte oever; het Isabellakanaal Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTERSCHELDE). Het oppervlaktewater is zwak-brak (jaargemiddelde chloride bij gemaal: 2427 mg/l (2004)). 2 Aanwijzing best passende watertype In Zeeuws-Vlaanderen is voor alle OWL s het chloridegehalte bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype. Het gemiddelde gehalte kan per jaar wisselen, maar blijft gemiddeld meestal onder de 3000 mg Cl/l. In OWL Braakman varieert het van 220 tot 4700 mg Cl/l. Waarmee het watertype zwak brak is (M30). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De hydromorfologische ingrepen zijn: - afsluiting van de Schelde Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 208

272 - dijken incl. oeverbescherming /stortsteen - peilbeheer ten gevolge van kunstmatige afvoeren - omzetting van schorren in landbouwgrond en bos - aan- en afkoppelen stroomgebieden De belangrijkste hydromorfologische ingrepen zijn de afsluiting, de overige dijken, het peilbeheer en de inundatiezones die daardoor verdwenen zijn. De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. Omdat het waterlichaam overwegend uit een voormalige kreekrestant bestaat, die deels is aangepast voor de afwatering, is het systeem niet kunstmatig. De voorlopige status is sterk veranderd waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologische Ingrepen Gevolgen Effecten op de biologie Toets of GET M30 onhaalbaar is geworden 2. Zeekerende dijken. abrupte overgang zoet - zout. geen uitwisseling met zout water. geen getij meer. in- en uittrek van trekvis door suatiesluis mogelijk GET in grootste deel OWL haalbaar voor trekvissen 3. Gemalen, stuwen en andere barrières. compartimentering. vismigratie deels onmogelijk. (connectiviteit-ecologisch continuum) GET in deel OWL niet haalbaar 9. Inrichting wateren, oeverbescherming (dimensionering). harde land/water overgang. aantasting natuurlijke inundatiezones.versnelde afvoer 17. Peilbeheer. onnatuurlijk peil. aantasting natuurlijke inundatiezones 13a. Aankoppelen stroomgebieden/ drainage. vergrootte en versnelde afvoer van zoet water door een van origine brak systeem. grotere schommelingen in zoutgehalte. negatief effect op water- en oeverplanten en macrofauna. paaigebieden voor vissen zijn verdwenen,. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. negatief effect op water- en oeverplanten en op macrofauna. paaigebieden voor vissen verdwenen. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. meest gevoelige macrofaunasoorten verdwijnen GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET niet haalbaar GET haalbaar De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit (door o.a. stortsteen) met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen, zowel de dagelijkse migratie van standvissen (voedselgebied, rustgebied) als de seizoensmigratie van trekvissen wordt belemmerd. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 209

273 Gemaal Lovenpolder, richting Hoek: dimensionering en compartimentering Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Compartimentering Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee Nee In beperkte mate Ja Nee 5 Huidige biologische en chemische toestand Biologie Fytoplankton Chl-a : goed - matig Wachtsluis (2006): 151 Brug Middenweg (2004): 85 Gemaal Lovenpolder (2004): 80 Macrofyten (2004) ontoereikend 2004 Macrofauna goed 2004 Uitwateringssluis (2004): 0,72 Gemaal Lovenpolder (2004): 0,75 Brug Middenweg (2004): 0,61 Vissen (2007 in Campen) ontoereikend 2007 Macrofyten: de Braakmankreek is versterkt met stortsteen waardoor er geen planten groeien. Het noordelijk gedeelte van het Isabellakanaal heeft natuurvriendelijke oevers die begroeit zijn met riet en ruigte. Ondanks de zandige bodem komen er door het troebele en voedselrijke water geen submerse waterplanten voor. Submerse waterplanten zijn alleen in de allerkleinste sloten te vinden. Deze horen strict genomen niet tot het OWL, maar voor de scorebepaling zijn direct aan de OWL grenzende sloten wel meegenomen. Macrofauna: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 210

274 De macrofauna van OWL Braakman scoort, bemonsterd over 6 lokaties, van 0,42 (matig) tot 0,75 (goed). Het Isabellakanaal scoort bij de grens het laagst, 042 (matig), bij de Middenweg 0,61 (goed) en bij de uitwateringssluis 0,72 (goed). Bij gemaal Lovenpolder is de score 0,75 (goed). Inherent aan de berekeningsmethode scoort een water met een hoger chloridegehalte meestal beter dan een water met een lager chloridegehalte. Dat is hier ook het geval. Visstand: Uit een visstandonderzoek (OWL Campen, mei 2007) blijkt dat de visstand gedomineerd wordt door brasems en karpers en er weinig estuariene soorten worden aangetroffen. In het OWL Braakman zal de situatie door de eutrofe toestand van het water niet veel anders zijn. Wellicht zijn er iets meer estuariene vissen aanwezig door de migratiemogelijkheden via de suatiesluizen. Ook kunnen zoetwatervissen vanuit België het gebied bereiken. De polders rondom Hoek zijn echter afgesloten van de Braakman door gemaal Lovenpolder. Daar bevinden zich een aantal kreekrestanten waarvoor het belangrijk is dat ze bereikbaar zijn voor trekvissen. Chemie-ecologie Toetsing aan de MTR Wachtsluis (2006) Brug Middenweg (2004) Thermische 23,7 20,6 Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding % ,4 Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l Voldoet Verzuringsgraad ph 8,7 8,5 Voldoet N-totaal mg/l 4,01 3,12 Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 0,68 1,24 n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm Voldoet niet Gemaal Lovenpolder (2004) Thermische omstandigheden 21,5 Voldoet C Zuurstofhuishouding % 99,5 Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l 2283 Voldoet Verzuringsgraad ph 8,3 Voldoet N-totaal mg/l 3,4 Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 1,09 n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm 23 Voldoet niet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 211

275 Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb* Thiram* Trifenyltin* Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Hydromorfologie Natuurvriendelijke oevers Door de stortsteen langs de oever staat er niet veel riet in de Braakmankreek. Langs het noordelijke deel van het Isabellakanaal zijn in 1996 flauwe natuurvriendelijke oevers aangelegd, waardoor een rietkraag aanwezig is. Door het grote onnatuurlijke peilverschil (50 cm) tussen zomer en winter is de rietkraag niet in een goede conditie. In de polder van Hoek zijn in 2006 langs een deel van het waterlichaam natuurvriendelijke oevers aangelegd. De met stortsteen verdedigde oever van de Braakman Vismigratie Via de suatiesluizen wordt het overtollige polderwater onder vrij verval geloosd op de Westerschelde. In 2006 is er een gemaal gebouwd; de pompen van het gemaal worden alleen ingezet bij verhoogde waterafvoer. Het gemaal is berekend op 200 draaiuren per jaar. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 212

276 Als er niet gepompt wordt kunnen trekvissen onder waterafvoerende omstandigheden via de suatiesluizen van de Braakman naar binnen en naar buiten trekken. Trekvissen kunnen zo de Braakmankreek en het Isabellakanaal in tot aan het Isabellagemaal op de Belgische grens. Deze is door een De Wittpassage passeerbaar voor vissen. De polders van Hoek zijn door gemaal Lovenpolder afgesloten van de Braakman. Peilbeheer Het grootste gedeelte van het gebied kent een hoger zomer- dan winterpeil met een verschil van 50 cm. En voldoet daarmee niet aan het GEP. 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Gemalen, stuwen en andere barrières (compartimentering) Aanbrengen vispassage bij gemaal Lovenpolder (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 9.Oeverinrichting, aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone, harde land/waterovergang Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Landbouwgronden rondom waterlichaam omzetten in natuur Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Geen significante negatieve milieu-effecten; gebeurt al in gebied 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties. Areaal oevervegetatie kan toenemen. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten. 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen significante negatieve gevolgen Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 213

277 20. Intensief onderhoud in Lovenpolder aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Randvoorwaarde is de instandhouding van de gebruiksfuncties. Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomst beeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan een kant, maar bij voorkeur aan weerskanten 5 10 m brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, al dan niet met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de directe beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Door de aanwezige zoute kwel zal het werkelijke peil in de zomer door verdamping nauwelijks zakken. Langs het Isabellakanaal is in ,5 km oever natuurvriendelijk gemaakt. De oevers verder naar het zuiden kunnen door de langs het kanaal liggende dijken niet of nauwelijks natuurvriendelijk(er) gemaakt worden. De oeverbescherming bestaat uit stortsteen. De oevers zijn waar mogelijk verzacht, bijv door inhammen of paaiplaatsen ed. ook langs de kreek. Vooral aan de natuurkant (noordoosten van de kreek) zijn wellicht mogelijkheden. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van zwak-brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Door het meestal ontbreken van de waterplanten zal de GET niet gehaald worden. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit is hoog, omdat er een verbinding is zowel met zoet als met zout water. Via de suatiesluis onder het gemaal kunnen trekvissen als paling, bot en 3-doornige Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 214

278 stekelbaars tussen de zoute en brakke wateren migreren. Vangst van zoveel mogelijk paairijpe paling vlak voor de sluizen vindt niet langer plaats. Fuiken voor de suatiesluizen Er is een grote range aan vissen variërend van trekkende vissen zoals aal, bot en driedoornige stekelbaars en daarnaast zoetere soorten zoals karper, snoekbaars, baars en voorn etc. Chemie De gehaltes aan diverse stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor alle kwaliteitscomponenten. De definitieve status is sterk veranderd waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 215

279 Parameter Code Eenheid M30 referentie Braakman min. max. min. max. Oppervlak o km² 0, Diepte variatie dv M 0 8,4 0,5 2,5 Volume Vol m³ 7 10,3*10 6 Verblijftijd Vbtd Jaar 0,3 20,7 Kwel Kwel 0/ Bodemoppervlak/volume b/v - 10,4 0,15 Taludhoek (onder water) Th Mineraal slib Slib % Mineraal zand Zand % Mineraal grind Grind % Mineraal keien Kei % Organisch stam/tak Tak % Organisch blad Blad % Organisch detr/slib Detr % Organisch plant Mfyt % Opgaande begroeiing Hoev 0/ /1 : 0= niet aanwezig; 1= aanwezig Min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat. 9 Uitwerking MEP/GEP Zie rapport: ecologische doelstellingen voorkunstmatige en sterk veranderde licht brakke en brakke wateren 10 Toetsing aan GEP Biologische kwaliteitselementen: Fytoplankton Chl-a : goed/matig Wachtsluis (2006): 151 Brug Middenweg (2004): 85 Gemaal Lovenpolder (2004): 80 Macrofyten (2004) ontoereikend 2004 Macrofauna goed 2004 Uitwateringssluis (2004): 0,72 Gemaal Lovenpolder (2004): 0,75 Brug Middenweg (2004): 0,61 Vissen (2007 in Campen) matig 2007 Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen: Kwaliteitselement Thermische omstandigheden C Wachtsluis Braakman (2006) Brug Middenweg (2004) norm / GEP Oordeel 23,7 20,6 huidige situatie Voldoet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 216

280 Zuurstofhuishouding % ,4 huidige situatie Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph 8,7 8,5 6-9 Voldoet N-totaal mg/l 4,01 3,12 3,3 mg/l Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 0,68 1,24 geen n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm huidige situatie Voldoet Kwaliteitselement Gemaal norm / GEP Oordeel Lovenpolder (2004) Thermische 21,5 huidige situatie Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding % 99,5 huidige situatie Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l 2283 huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph 8,3 6-9 Voldoet N-totaal mg/l 3,4 3,3 mg/l Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 1,09 geen n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm 23 huidige situatie Voldoet Chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 217

281 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van WB21 worden al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Oeverinrichting geen aanleg nvo km nvo Vismigratie passeerbaar maken gemaal Lovenpolder Peilbeheer Onderzoeken in hoeverre verlaging van het winterpeil achterwege kan blijven. Indien mogelijk peilbeheer aanpassen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 218

282 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Cadzand Waterbeheerder: Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Naam Waterlichaam: Cadzand Code Waterlichaam: NL23_CDZND 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied van ha. en bestaat hoofdzakelijk uit de voormalige kreekrestant Passageule met zijkreken als de Bonte Kof en Grote Gat St.Kruis. Via de Passageule zijn kreken als het Groote Gat Oostburg bereikbaar (Natura2000-gebied; niet in OWL). Door eeuwenlange inpolderingen en onderhoud heeft vooral de Passageule een cultuurtechnisch uiterlijk gekregen. De lengte van het OWL vanaf sluis/gemaal bij Cadzand is zo n 37,47 km. De diepte van de waterlopen varieert van 1,0 3,5 meter. De oevers van het uitwateringskanaal zijn overwegend beschoeid en zijn begroeid met ruigtekruiden. Langs het grootste gedeelte van de Passageule zijn aan beide zijden natuurvriendelijke oevers aangelegd. Het waterlichaam staat via de Passageule in verbinding met OWL Nol Zeven. Het gedeelte van Nol Zeven ten zuiden van de provinciale weg watert in de zomer af via OWL Cadzand. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 219

283 Het waterlichaam loopt langs de kernen Retranchement en Sluis en is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties en heeft een lager winter- dan zomerpeil (verschil cm). Het streefpeil is 0,80 / 0,90 m N.A.P. in het uitwateringskanaal en -0,55 / -0,80 N.A.P. in de Passageule. De bodem van het gebied bestaat overwegend uit klei. De huidige ecologische kwaliteit is matig, ondanks al de aangelegde natuurvriendelijke oevers langs de Passageule. Het water is eutroof waardoor ondergedoken waterplanten ontbreken. Ook zorgt de kleiïge bodem in combinatie met een versnelde afvoer bij neerslag voor extra troebel water. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTERSCHELDE). Het chloridegehalte van het oppervlaktewater in het afwateringsgebied is zwak-brak (zomergemiddelde chloride bij gemaal/sluis: mg/l). 2 Aanwijzing best passende watertype In Zeeuws-Vlaanderen is voor alle OWL s het chloridegehalte bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype. Het gemiddelde gehalte kan per jaar wisselen, maar blijft gemiddeld meestal onder de 3000 mg Cl/l. In OWL Cadzand varieert het zomergemiddelde chloridegehalte van 300 tot 2400 mg/l. Waarmee het watertype zwak brak is (M30). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: 1. Zeekerende dijken 2. Compartimentering door gemaal en stuwen 3. Dimensionering en oeverbescherming 4. Kunstmatig peilbeheer 5. Drainage landbouwpercelen met als gevolg versnelde afvoer De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. Omdat het waterlichaam overwegend uit voormalige kreekrestanten bestaat, die zijn aangepast voor de afwatering, is het systeem niet kunstmatig. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische ecologische kwaliteitselementen In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitselementen de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologische Ingrepen Gevolgen Effecten op de biologie Toets of GET M30 onhaalbaar is geworden 2. Zeekerende dijken. abrupte overgang zoet - zout. geen uitwisseling met zout water. visintrek beperkt mogelijk door suatiesluis GET niet haalbaar voor vissen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 220

284 3. Gemaal, stuwen en andere barrières. compartimentering. vismigratie binnen OWL moeilijk. (connectiviteit-ecologisch continuum) GET niet haalbaar voor vissen 9. Inrichting wateren: dimensionering en oeverbeschoeiing. harde land/water overgang. aantasting natuurlijke inundatiezones.versnelde afvoer 17. Peilbeheer. onnatuurlijk peil. aantasting natuurlijke inundatiezones 13a. Drainage. vergrootte en versnelde afvoer van zoet water door een van origine brak systeem. grotere schommelingen in zoutgehalte. negatief effect op water- en oeverplantenen op macrofauna. paaigebieden voor vissen zijn verdwenen,. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. negatief effect op water- en oeverplanten en op macrofauna. paaigebieden voor vissen verminderd. meest gevoelige macrofaunasoorten verdwijnen GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten GET haalbaar De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen, vooral; de seizoensmigratie van trekvissen wordt belemmerd. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Compartimentering Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee Nee In beperkte mate Ja Nee Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk dat voor een aantal ecologische kwaliteitselementen de GET niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie (GET). De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie Fytoplankton Chl-a: Cadzand (2004):267 Cadzand (2006): 342 Passageule-Molenweg (2003): 208 Zwinbrug (2005): 220 ontoereikend - slecht Macrofyten matig 2000 Macrofauna: Cadzand: (2004): 0,69 Passageule-Molenweg (2003): 0,51 matig - goed Vissen (2007 in Campen) ontoereikend 2007 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 221

285 Macrofyten: het grootste deel van de Passageule heeft aan beide zijden een natuurvriendelijke oever waardoor er een rietkraag aanwezig is. Het uitwateringskanaal is beschoeid waardoor er geen oever- en waterplanten aanwezig zijn. Door het troebele en voedselrijke water komen er in het gehele OWL geen submerse waterplanten voor. Submerse waterplanten zijn alleen in de allerkleinste sloten te vinden. Deze horen strict genomen niet tot het OWL, maar voor de scorebepaling zijn direct aan de OWL grenzende sloten wel meegenomen. Macrofauna: De macrofauna van OWL Cadzand scoort, bemonsterd over 2 lokaties, van 0,51 (matig) tot 0,69 (goed). Inherent aan de berekeningsmethode scoort een water met een hoger chloridegehalte meestal beter dan een water met een lager chloridegehalte. Dat is hier ook het geval. Bij het gemaal is de score iets hoger, maar nog slechts matig. Dat kan komen door de beschoeiing. Het chloridegehalte neemt vanaf het gemaal (2400 mg/l in 2004) via de Passageule (1500 mg/l) richting St. Kruiskreek in het zuiden snel terug (300 mg/l). Vissen: Uit een visstandonderzoek (OWL Campen, mei 2007) blijkt dat de visstand gedomineerd wordt door brasems en karpers en er weinig estuariene soorten worden aangetroffen. Door het ontbreken van soorten en het dominant voorkomen van brasem en karper scoort de visstand ontoereikend tot matig. In het OWL Cadzand zal de situatie door de eutrofe toestand van het water niet veel anders zijn. Wellicht zijn er iets meer estuariene vissen aanwezig door de migratiemogelijkheden via de suatiesluizen. In hoeverre estuariene soorten als de bot en brakwatergrondel door de suatiesluizen naar binnen trekken en in het gebied voorkomen is niet bekend. Ook kunnen zoetwatervissen vanuit België het gebied bereiken. Chemie-ecologie Toetsing aan MTR Kwaliteitselement Cadzand (2004) Cadzand (2006) Oordeel Thermische omstandigheden Voldoet Zuurstofhuishouding 153,9 124,8 Voldoet niet Zoutgehalte Voldoet Verzuringsgraad ph 8,7 8,5 Voldoet N-totaal (gem.zomerhalfjaar) 5,17 4,98 Voldoet niet P-totaal (gem.zomerhalfjaar) 1,53 1,09 n.v.t. Doorzicht Voldoet niet Kwaliteitselement Zwinbrug (2005) Passageule - Oordeel Molenweg (2003) Thermische 20,1 18,3 Voldoet omstandigheden Zuurstofhuishouding 70,3 75,5 Voldoet Zoutgehalte Voldoet Verzuringsgraad ph 8,5 8,7 Voldoet N-totaal (gem.zomerhalfjaar) 4,65 8,29 Voldoet niet P-totaal (gem.zomerhalfjaar) 1,08 2,45 n.v.t. Doorzicht Voldoet niet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 222

286 Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 x norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Hydromorfologie Natuurvriendelijke oevers Langs het grootste gedeelte van de Passageule zijn aan beide zijden natuurvriendelijke oevers aangelegd, waardoor er veel rietoever aanwezig is. De oevers van het uitwateringskanaal zijn overwegend beschoeid en zijn begroeid met ruigtekruiden. Vismigratie Trekvissen kunnen onder waterafvoerende omstandigheden (als het gemaal niet draait) via de suatiesluizen naar binnen en naar buiten trekken. Al na zo n 5 km vanaf de suatiesluizen staat de eerste stuw (de Driekoker) van het OWL. Deze is niet passeerbaar is voor vissen; waardoor het grootste gedeelte van het waterlichaam niet bereikbaar is. Na de stuw is een groot gebied aanwezig met diverse soorten wateren c.q. habitat voor vissen. In de winter staat het OWL Cadzand in verbinding met OWL Nol Zeven. Peilbeheer Het grootste gedeelte van het gebied kent een hoger zomer- dan winterpeil (verschil cm). Het streefpeil is 0,80 / 0,90 m N.A.P. in het uitwateringskanaal en -0,55 / -0,80 in de Passageule. 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Effecten op sociaal economische gevolgen Effecten op milieu 3. Gemaal, stuwen en andere barrières (compartimentering) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54), visvriendelijk spuibeheer Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 223

287 9.Oeverinrichting, aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone, harde land/waterovergang Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) 19. Versnelde afvoer 20. Intensief onderhoud Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is dat er geen onevenredige schade mag ontstaan voor de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen significante negatieve gevolgen Geen significante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan een kant, maar bij voorkeur aan weerskanten 5 10 m brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, al dan niet met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Bij hogere zoutgehalten kan de GET gehaald worden. Bij zoutgehalten onder de 2000 mg Cl/l Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 224

288 komen er in verhouding veel meer zoetere soorten voor, waardoor de score lager uitvalt en de GET niet gehaald wordt. Door geregeld onderhoud (gefaseerd) wordt voorkomen dat er een dikke baggerlaag aanwezig is. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van zwak-brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn; deze zijn echter (nog) niet in de beoordeling meegenomen. Door de grote range in zoutgehalte zullen er ook zoete waterplanten voor kunnen komen. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Door het veelal ontbreken van de waterplanten zal de GET niet gehaald worden. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen Visstand en migratie De soortendiversiteit is hoog omdat er een verbinding is tussen het zoete en zoute water. Via de suatiesluis Cadzand kunnen trekvissen vanuit de Noordzee het binnenwater bereiken; en ook weer naar het zoute water trekken.met spuibeheer wordt rekening gehouden met de uittrek van paling. Er vindt geen palingvangst meer plaats in het uitwateringskanaal om een goede uittrek (is voortplanting) mogelijk te maken. Enkele estuariene soorten zullen de brakke wateren opzoeken. De stuw De Driekoker is passeerbaar gemaakt zodat de vissen het hele waterlichaam alsmede waterlichaam Nol Zeven kunnen bereiken. Er is een grote range aan vissen variërend van trekkende vissen zoals aal, bot en driedoornige stekelbaars en daarnaast zoetere soorten zoals karper, snoekbaars, baars en voorn etc.. Chemie De gehaltes aan diverse stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet (altijd) aan de referentiewaarden. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofauna bnij lagere zoutgehalten, macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is sterk veranderd waterlichaam. Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 225

289 Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Parameter code eenheid M30 referentie Cadzand min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,8 13,8 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 : 0= niet aanwezig; 1= aanwezig Min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP/GEP Zie rapport: ecologische doelstellingen voorkunstmatige en sterk veranderde licht brakke en brakke wateren. 10 Toetsing aan GEP Biologische kwaliteitselementen Fytoplankton Chl-a: Cadzand (2004):267 Cadzand (2006): 342 Passageule-Molenweg (2003): 208 Zwinbrug (2005): 220 ontoereikend/ slecht Macrofyten matig 2000 Macrofauna: Cadzand: (2004): 0,69 Passageule-Molenweg (2003): 0,51 matig/goed Vissen (2007 in Campen) matig 2007 Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 226

290 Kwaliteitselement Cadzand (2004) Cadzand norm / GEP Oordeel (2006) thermische Voldoet omstandigheden C zuurstofhuishouding 153,9 124,8 huidige situatie Voldoet zoutgehalte huidige situatie Voldoet verzuringsgraad 8,7 8,5 6-9 Voldoet N-totaal 5,17 4,98 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal 1,53 1,09 geen n.v.t. doorzicht huidige situatie Voldoet Kwaliteitselement Zwinbrug (2005) Passageule - norm / GEP Oordeel Molenweg (2003) Thermische 20,1 18,3 25 Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding 70,3 75,5 huidige situatie Voldoet Zoutgehalte huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph 8,5 8,7 6-9 Voldoet N-totaal (gem.zomerhalfjaar) 4,65 8,29 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal 1,08 2,45 geen n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht huidige situatie Voldoet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof (2006) Oordeel Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 227

291 Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Oeverinrichting aanleg 1,122 km nvo ,056 km nvo Er is in het kader van EVZ reeds voldoende oppervlakte natuurvriendelijke oever van het waterlichaam ingericht om aan het GEP te kunnen voldoen. Vismigratie Vispassage stuw de Driekoker Peilbeheer Onderzoeken in hoeverre verlaging van het winterpeil achterwege kan blijven. Indien mogelijk peilbeheer aanpassen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 228

292 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Campen Waterbeheerder: Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Naam Waterlichaam: Campen Code Waterlichaam: NL23_CMPN 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied van 9167 ha. en bestaat uit voormalige kreekrestanten, herkenbaar door hun kronkelig verloop. Door het jarenlange onderhoud hebben de waterlopen een strakker uiterlijk gekregen. Midden in het afwateringsgebied en onderdeel van het OWL ligt de Groot-Vogelkreek, een kreekrestant met een oppervlakte van ong. 47 ha. De lengte van het OWL vanaf gemaal Campen is zo n 23,6 km. De gemiddelde breedte en diepte van de waterlopen bedragen gemiddeld resp. x en y m. De oevers zijn overwegend steil, behalve bij de Vogelkreek, en zijn begroeid met ruigtekruiden. In 1992 is tussen de Vogelkreek en Kampen over een lengte van 2600 m een milieuvriendelijke oever aangelegd, waarbij de nadruk lag op het gebruik van milieuvriendelijke materialen. Het was de eerste dergelijke oever en er is gevarieerd met plasbermen en Enkamat op een iets flauwer talud (1:3). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 229

293 Gemaal Campen: zicht op het uitwateringskanaal Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties en heeft een gelijk zomer- en winterpeil. De bodem bestaat grotendeels uit klei. Er is ook een aanzienlijk veenweidegebied aanwezig (De Putting) (geen onderdeel van het OWL!). De Vogelkreek en een gedeelte van het veenweidegebied zijn Natura2000-gebied vanwege het voorkomen van Kruipend moerasscherm (Apium repens). De huidige ecologische kwaliteit is matig. Het water is eutroof waardoor ondergedoken waterplanten ontbreken. Ook zorgt de kleiïge bodem in combinatie met een versnelde afvoer bij neerslag voor extra troebel water. Door de overwegend steile oevers ontbreekt in de waterlopen de nat-drooggradiënt. Vaak staat er weinig tot geen riet in het water waardoor de waterlopen in feite kale bakken zijn zonder enige structuur. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTERSCHELDE). Het oppervlaktewater is zwak-brak (zomergemiddelde chloride bij gemaal: 2400 mg/l (2005). Een klein gedeelte van het gebied watert af via een suatiesluis bij Walsoorden. (Walsoorden 1991: zomergemiddelde chloride 2770 mg/l). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 230

294 Gemaal Campen: zicht vanaf de dijk op de Westerschelde bij laag water 2 Aanwijzing best passende watertype In Zeeuws-Vlaanderen is voor alle OWL s het chloridegehalte bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype. Het gemiddelde gehalte kan per jaar wisselen, maar blijft gemiddeld meestal onder de 3000 mg Cl/l. In OWL Campen varieert het van 490 tot 3200 mg Cl/l (zomergem. bij gemaal 2100 mg/l). Waarmee het watertype zwak brak is (M30). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: 6. Zeekerende dijken 7. Gemalen, stuwen en andere barrière (compartimentering) 8. Dimensionering, evt. oeverbescherming 9. Kunstmatig peilbeheer 10. Drainage landbouwpercelen met als gevolg versnelde afvoer De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. Omdat het waterlichaam overwegend uit voormalige kreekrestanten bestaat, die zijn aangepast voor de afwatering, is het systeem niet kunstmatig. De voorlopige status is sterk veranderd waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische kwaliteitslementen In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologische ingrepen Gevolgen Effecten op de biologie Toets of GET M30 onhaalbaar is geworden Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 231

295 2. Zeekerende dijken. abrupte overgang zoet - zout. geen uitwisseling met zout water. visintrek is bemoeilijkt, maar niet onmogelijk GET niet haalbaar voor vissen 3. Gemalen, stuwen en andere barrières 9. Inrichting wateren, evt, oeverbescherming (dimensionering). compartimentering. vismigratie is bemoeilijkt, maar niet onmogelijk. (connectiviteit-ecologisch continuum). harde land/water overgang. aantasting natuurlijke inundatiezones. versnelde afvoer 17. Peilbeheer. geen natuurlijk peil. aantasting natuurlijke inundatiezones 13a. Drainage. vergrootte en versnelde afvoer van zoet water door een van origine brak systeem. grotere schommelingen in zoutgehalte. negatief effect op water- en oeverplantenen en macrofauna. paaigebieden voor vissen zijn verdwenen,. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. negatief effect op water- en oeverplanten en op macrofauna. paaigebieden voor vissen verminderd. meest gevoelige macrofaunasoorten verdwijnen GET niet haalbaar voor vissen GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET haalbaar De negatieve effecten voor de kwaliteitselementen bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en het beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Vooral de seizoensmigratie van trekvis wordt belemmerd. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Compartimentering Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee Nee Nauwelijks (gelijk zomer/ en winterpeil) Ja Nee Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk dat voor een aantal ecologische kwaliteitselementen de GET niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie (GET). De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie Fytoplankton: Chl-a Campen goed/matig : 50 / 2005:147 Vogelfort 116 Macrofyten matig 2007 Macrofauna goed 2001 Vissen (2007) ontoereikend 2007 Macrofyten: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 232

296 In een groot deel van de waterlopen staat riet in het water. De oever van de Vogelkreek is voor ong. 80 % begroeid met riet; een klein deel bestaat uit laag weiland. Door het troebele en voedselrijke water komen er geen submerse waterplanten voor in het OWL. Submerse waterplanten zijn alleen in de allerkleinste sloten te vinden. Deze horen strict genomen niet tot het OWL, maar voor de scorebepaling zijn de direct aan het OWL grenzende sloten wel meegenomen. Macrofauna: De macrofauna van OWL Campen scoort, bemonsterd over 5 lokaties, van 0,48 (matig) tot 0,95 (zeer goed). Inherent aan de berekeningsmethode scoort een water met een hoger chloridegehalte meestal beter dan een water met een lager chloridegehalte. Dat is hier ook het geval. Vissen: Door de eutrofe toestand van het water zijn er relatief veel brasems en karpers aanwezig. Uit een visstandonderzoek (mei 2007) blijkt dat er 2 soorten trekvis (aal en 3-doornige stekelbaars) aanwezig zijn; estuariene soorten ontbreken nagenoeg geheel. De visstand wordt vooral gedomineerd door zoete soorten die zouttolerant zijn, waarvan karper en brasem het meeste voorkomen. Door het ontbreken van soorten en het dominant voorkomen van brasem en karper scoort de visstand ontoereikend. Chemie-ecologie Toetsing aan de MTR Kwaliteitselement Campen (2001) Campen (2006) Oordeel Thermische omstandigheden 18,9 18,8 Voldoet Zuurstofhuishouding 139,2 151 Voldoet niet Zoutgehalte Voldoet Verzuringsgraad ph 8,4 8,5 Voldoet N-totaal (gem.zomerhalfjaar) 3,85 4,69 Voldoet niet P-totaal (gem.zomerhalfjaar) 0,58 0,63 n.v.t. Doorzicht Voldoet niet Kwaliteitselement Vogelfort (2004) Oordeel Thermische omstandigheden 18,6 Voldoet Zuurstofhuishouding 134 Voldoet Zoutgehalte 1683 Voldoet Verzuringsgraad ph Voldoet N-totaal (gem.zomerhalfjaar) 4,21 Voldoet niet P-totaal (gem.zomerhalfjaar) 0,687 n.v.t. Doorzicht 27 Voldoet niet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 233

297 Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Hydromorfologie Natuurvriendelijke oevers In de meeste waterlopen is wel riet aanwezig. Er is echter geen sprake van dikke rietkragen, die effect op de waterkwaliteit zullen hebben. Vismigratie Via een vispassage bij gemaal Campen en de suatiesluis bij Walsoorden kunnen trekvissen vanuit de Westerschelde naar het binnenwater trekken. Via de sluis van Walsoorden kunnen vissen ook weer naar het zoute water trekken. De vispassage bij Campen functioneert niet geheel naar behoren; aanleg van een nieuwe (andere) constructie kan de migratie verbeteren. Vanaf het gemaal Campen kunnen vissen een groot deel van het gebied bereiken; de eerste en enige stuw van OWL Campen staat noord van Kuitaart. Dat betekent dat het grootste gedeelte van het waterlichaam één gebied is waarin diverse soorten wateren c.q. habitat voor vissen aanwezig zijn. Voor de trek van vissen naar zee via de sluis van Walsoorden, vormt de stuw wel een barrière. Sluis Walsoorden: zicht op uitwateringskanaal Peilbeheer Het grootste gedeelte van het gebied kent eenzelfde zomer- en winterpeil (N.A.P. -2,20 m). En voldoet daarmee aan het MEP. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 234

298 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Effecten op sociaal economische gevolgen Effecten op milieu 3. Gemalen, stuwen en andere barrières (compartimentering) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 9.Oeverinrichting, aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone, harde land/waterovergang Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is dat er geen onevenredige schade mag ontstaan voor de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen significante negatieve gevolgen Geen significante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 235

299 7 Beschrijving toekomst beeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft tenminste aan een kant, maar bij voorkeur aan weerskanten 5 10 m brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, eventueel met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling verder beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Door geregeld onderhoud (gefaseerd) wordt voorkomen dat er een dikke baggerlaag aanwezig is. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van zwak-brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. Bij hogere zoutgehalten kan de GET gehaald worden. Bij zoutgehalten onder de 2000 mg Cl/l komen er in verhouding veel meer zoetere soorten voor, waardoor de score lager uitvalt en de GET niet gehaald wordt. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die van nature in het brakke water voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 236

300 kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Door het meestal ontbreken van de waterplanten zal de GET niet gehaald worden. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt niet gehaald. Vissen Via de (verbeterde) vispassage bij gemaal Campen en de suatiesluis bij Walsoorden kunnen trekvissen vanuit de Westerschelde het binnenwater bereiken. Via de sluis van Walsoorden kunnen vissen ook weer naar het zoute water trekken. Ook via het gemaal Campen kunnen trekvissen via een gemaalvispassage naar de zoute wateren trekken. De enige stuw bij Kuitaart is passeerbaar gemaakt zodat vissen bij Walsoorden naar buiten kunnen trekken. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen, vaak door uitzetting, ook karper, snoekbaars, snoek, baars en ruisvoorn voor. Chemie De gehaltes aan diverse stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet (altijd) aan de referentiewaarden. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofauna bij lagere zoutgehalten, macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is sterk veranderd waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Parameter Code Eenheid M30 referentie Campen min. max. min. max. Oppervlak o km² 0, ,17 9,17 Diepte variatie dv M 0 8,4 0,5 2,5 Volume Vol m³ 7 10,3*10 6 Verblijftijd Vbtd Jaar 0,3 20,7 Kwel Kwel 0/ Bodemoppervlak/volume b/v - 10,4 0,15 Taludhoek (onder water) Th Mineraal slib Slib % Mineraal zand Zand % Mineraal grind Grind % Mineraal keien Kei % Organisch stam/tak Tak % Organisch blad Blad % Organisch detr/slib Detr % Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 237

301 Organisch plant Mfyt % Opgaande begroeiing Hoev 0/ /1 : 0= niet aanwezig; 1= aanwezig Min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP/GEP Zie rapport: ecologische doelstellingen voor kunstmatige en sterk veranderde licht brakke en brak ke wateren 10 Toetsing aan GEP Biologische kwaliteitselementen: Fytoplankton: Chl-a Campen goed/matig : 50 / 2005:147 Vogelfort 116 Macrofyten matig 2007 Macrofauna goed 2001 Vissen (2007) matig 2007 Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen: Kwaliteitselement Campen (2001) Campen (2006) norm / GEP Oordeel thermische 18,9 18,8 C 25 Voldoet omstandigheden C zuurstofhuishouding 139,2 151 % O huidige situatie Voldoet zoutgehalte mg Cl/l huidige situatie Voldoet verzuringsgraad 8,4 8,5 6-9 Voldoet N-totaal 3,85 4,69 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal 0,58 0,63 mg/l geen n.v.t. doorzicht huidige situatie Voldoet Kwaliteitselement Vogelfort (2004) norm / GEP Oordeel Thermische 18,6 C 25 Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding 134 % O huidige situatie Voldoet Zoutgehalte 1683 mg Cl/l huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph ph 8,5 6-9 Voldoet N-totaal 4,21 mg/l 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal 0,687 mg/l geen n.v.t.. Doorzicht 27 huidige situatie Voldoet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Duiker Copwijckse Oordeel weg (2006) Isoproturon (gem.) 1,9 X norm Voldoet niet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 238

302 Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van WB21 worden al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Oeverinrichting aanleg 1,12 km nvo ,06 km nvo Vismigratie Verbeteren vishevel en aanleg gemaalpassage bij gemaal Campen, passeerbaar maken 1 stuw ( ) Peilbeheer Voldoet aan MEP Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 239

303 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Nieuwe Sluis Waterbeheerder: Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Naam Waterlichaam: Nieuwe Sluis Code Waterlichaam: NL23_NWSLS 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied van ha. en bestaat hoofdzakelijk uit de voormalige kreekrestanten, waaronder de Zwartegatsekreek en Nieuwerkerksekreek. Door eeuwenlange inpolderingen en onderhoud hebben vooral de verbindingswateren tussen de kreken een strakker uiterlijk gekregen. De lengte van het OWL vanaf gemaal Nieuwesluis is zo n 12,1 km. De diepte van de waterlopen varieert van 1 3 meter. Langs grote delen van het waterlichaam zijn aan beide zijden natuurvriendelijke oevers aangelegd. De kreken hebben brede rietkragen. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties en heeft een lager winter- dan zomerpeil (verschil 30 cm). Het streefpeil is - 0,6 / -0,9 m N.A.P.. En voldoet daarmee niet aan het GEP. De bodem van het gebied bestaat klei. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 240

304 De huidige ecologische kwaliteit is ontoereikend. Het water is eutroof waardoor ondergedoken waterplanten ontbreken. Ook zorgt de kleiïge bodem in combinatie met een versnelde afvoer bij neerslag voor extra troebel water. Het waterlichaam watert via gemaal Nieuwesluis af op de Westerschelde (NL89_WESTERSCHELDE). Omdat er geen suatiesluizen aanwezig zijn, is visin- en uittrek niet mogelijk. Het chloridegehalte van het oppervlaktewater in het afwateringsgebied zwak-brak (zomergemiddelde chloride bij het gemaal: 1320 mg/l (2006). 2 Aanwijzing best passende watertype In Zeeuws-Vlaanderen is voor alle OWL s het chloridegehalte bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype. Het gemiddelde gehalte kan per jaar wisselen, maar blijft gemiddeld ruim onder de 3000 mg Cl/l. In OWL Nieuwesluis varieert het zomergemiddelde chloridegehalte van 300 tot 2400 mg/l. Waarmee het watertype zwak brak is (M30). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: 11. Zeekerende dijken 12. Compartimentering door stuwen 13. Profiel/oeverbescherming 14. Kunstmatig peilbeheer 15. Drainage landbouwpercelen met als gevolg versnelde afvoer De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. Omdat het waterlichaam overwegend uit voormalige kreekrestanten bestaat, die zijn aangepast voor de afwatering, is het systeem niet kunstmatig. De voorlopige status is sterk veranderd waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische ecologische kwaliteitselementen In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitselementen de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologische Ingrepen Gevolgen Effecten op de biologie Toets of GET M30 onhaalbaar is geworden 2. Zeekerende dijken. abrupte overgang zoet - zout. geen uitwisseling met zout water. visintrek beperkt mogelijk door suatiesluis GET niet haalbaar voor vissen 3. Gemaal, stuwen en andere barriëres. compartimentering. vismigratie onmogelijk. (connectiviteit-ecologisch continuum) GET niet haalbaar voor vissen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 241

305 9. Inrichting wateren/ dimensionering. harde land/water overgang. aantasting natuurlijke inundatiezones.versnelde afvoer 17. Peilbeheer. onnatuurlijk peil. aantasting natuurlijke inundatiezones 13a. Drainage. vergrootte en versnelde afvoer van zoet water door een van origine brak systeem. grotere schommelingen in zoutgehalte. negatief effect op water- en oeverplantenen op macrofauna. paaigebieden voor vissen zijn verdwenen,. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. negatief effect op water- en oeverplanten en op macrofauna. paaigebieden voor vissen verminderd. meest gevoelige macrofaunasoorten verdwijnen GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET haalbaar De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen; vooral de seizoensmigratie van trekvissen wordt belemmerd. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Compartimentering Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee Nee In beperkte mate Ja Nee Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk dat voor een aantal ecologische kwaliteitselementen de GET niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie (GET). De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie Fytoplankton Chl-a: slecht 2006 Nieuwerkerksekreek (2004): 149 Nieuwesluis (2006): 400 Macrofyten matig 2000 Macrofauna: matig 2004 Nieuwesluis: (2004): 0,42 Nieuwerkerksekreek (2004): 0,44 Vissen (2007 in Campen) ontoereikend 2007 Macrofyten: een groot deel van de waterlopen heeft recent een natuurvriendelijke oever gekregen en is er een smalle rietkraag aanwezig. Door het troebele en voedselrijke water komen er geen submerse waterplanten voor in de OWL. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 242

306 Submerse waterplanten zijn alleen in de allerkleinste sloten te vinden. Deze horen strict genomen niet tot het OWL, maar voor de scorebepaling zijn direct aan de OWL grenzende sloten wel meegenomen. Macrofauna: De macrofauna scoort, bemonsterd over 2 lokaties, van 0,42 en 0,44 (matig). Inherent aan de berekeningsmethode scoort een water met een hoger chloridegehalte meestal beter dan een water met een lager chloridegehalte. Dat is hier ook het geval. Zowel bij het gemaal als bij de Nieuwerkerkse kreek is het chloridegehalte laag, resp en 960 mg Cl/l. Vissen: Door de eutrofe toestand van het water zijn er relatief veel brasems en karpers aanwezig. Uit een visstandonderzoek in waterlichaam Campen (mei 2007) blijkt dat er 2 soorten trekvissen (aal en 3-doornige stekelbaars) aanwezig zijn, estuariene soorten ontbreken nagenoeg geheel. De visstand wordt vooral gedomineerd door zoete soorten die zouttolerant zijn, waarvan karper en brasem het meeste voorkomen. Door het ontbreken van soorten en het dominant voorkomen van brasem en karper scoort de visstand ontoereikend tot matig. Vismigratie Door het ontbreken van suatiesluizen is er geen visintrek en uittrek mogelijk. Als het gemaal passeerbaar zou zijn is het hele waterlichaam bereikbaar waarin diverse soorten water c.q. habitat voor vissen aanwezig is. Overige chemie-prioritaire stoffen: Kwaliteitselement Nieuwesluis Nieuwerkerksekreek Oordeel (2006) (2004) Thermische Voldoet omstandigheden Zuurstofhuishouding 139,2 113 Voldoet niet Zoutgehalte Voldoet Verzuringsgraad ph 8,3 8,6 Voldoet N-totaal (gem.zomerhalfjaar) 5,67 4,29 Voldoet niet P-totaal (gem.zomerhalfjaar) 1,67 0,87 n.v.t. Doorzicht Voldoet niet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof (2006) Oordeel Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb* Thiram* Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 243

307 Trifenyltin* Norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 244

308 Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Gemaal, stuwen en andere barriëres (compartimentering) Aanbrengen vispassages bij gemaal en stuwen (52, 53, 54) + rekening houden met spuibeheer Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemaal en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 9.Oeverinrichting, aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone, harde land/waterovergang Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47), herstel inundatiezones (6) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verdere vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is dat er geen onevenredige schade mag ontstaan voor de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen significante negatieve gevolgen Onderhoud is afgelopen jaren al geëxtensiveerd zonder negatieve effecten op de waterafvoerfunctie. Geen significante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten. Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan een kant, maar bij voorkeur aan weerskanten 5 10 m brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, al dan niet met beschoeiing, Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 245

309 komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Door geregeld onderhoud (gefaseerd) wordt voorkomen dat er een dikke baggerlaag aanwezig is. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van zwak-brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Door het meestal ontbreken van de waterplanten zal de GET niet gehaald worden. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit is lager dan in het referentiebeeld, omdat er geen open verbinding is tussen het brakke en zoute water. Via een gemaalpassage kunnen trekvissen vanuit de Noordzee het binnenwater bereiken; en ook weer naar het zoute water trekken. Ook enkele estuariene soorten zullen de brakke wateren opzoeken. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Brak tolerante vissen van het zoete water zoals karper, snoekbaars, baars en voorn komen het meeste voor. Chemie De gehaltes aan diverse stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet (altijd) aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor alle kwaliteitscomponenten. Met name de macrofyten, fytoplankton, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is sterk veranderd waterlichaam. Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 246

310 Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Parameter code eenheid M30 referentie Nol Zeven min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, ,7 45,7 Diepte D m 0,10 7 Volume vol m ,3*10 6 Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7 Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 : 0= niet aanwezig; 1= aanwezig Min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Afleiding MEP/GEP Zie rapport: ecologische doelstellingen voorkunstmatige en sterk veranderde licht brakke en brakke wateren 10 Toetsing aan GEP Biologische kwaliteitselementen Fytoplankton Chl-a: matig - slecht Nieuwerkerksekreek (2004): 149 Nieuwesluis (2006): 400 Macrofyten matig 2000 Macrofauna: matig 2004 Gemaal Nieuwesluis: (2004): 0,42 Nieuwerkerksekreek (2004): 0,44 Vissen (2007 in Campen) ontoereikend 2007 Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 247

311 Kwaliteitselement Nieuwesluis Nieuwerkerksekreek norm / GEP Oordeel (2006) (2004) Thermische Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding 139,2 113 huidige Voldoet situatie Zoutgehalte huidige Voldoet situatie Verzuringsgraad ph 8,3 8,6 6-9 Voldoet N-totaal (gem.zomerhalfjaar) 5,67 4,29 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal 1,67 0,87 geen n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht huidige situatie Voldoet niet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Oeverinrichting aanleg 2,64 km nvo ,75 km nvo Vismigratie Vispassage gemaal Peilbeheer Onderzoeken in hoeverre verlaging van het winterpeil achterwege kan blijven. Indien mogelijk peilbeheer aanpassen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 248

312 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Nol Zeven Waterbeheerder: Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Naam Waterlichaam: Nol Zeven Code Waterlichaam: NL23_NLZVN 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied van 6700 ha. en bestaat uit voormalige kreekrestant Plaskreek, het uitwateringskanaal Nol Zeven, Linie en deel van de Passageule. Door het jarenlange onderhoud hebben de wateren een strakker uiterlijk gekregen. De lengte van het OWL vanaf de suatiesluis bij Nol Zeven is zo n 18,9 km. De diepte van de waterlopen varieert van 1,5 3 meter. De oevers van het uitwateringskanaal zijn overwegend steil en zijn begroeid met ruigtekruiden. Langs een groot gedeelte van het OWL zijn natuurvriendelijke oevers aangelegd. Vanwege het hoge maaiveld zijn de oevers langs het uitwateringskanaal toch nog redelijk steil (plasbermpje met talud 1:3); de droognatgradiënt is klein en er staat weinig riet in het water. De Plaskreek is recent als natuurgebied ingericht en heeft zeer flauwe oevers. De oevers van de Linie/Passageule zijn flauwer aangelegd. Door de aangelegde oever staat er dus relatief veel riet in het water. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 249

313 Plaskreek: zicht op uitwateringssluis Het waterlichaam staat in verbinding met OWL Cadzand via de Passageule. In de zomer watert het gedeelte ten zuiden van de provinciale weg af via gemaal/sluis Cadzand. Een afsluitbare duiker vormt in de zomer een onpasseerbare barriëre voor vissen. Het waterlichaam loopt langs de kern Biervliet en is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties en heeft een lager winter- dan zomerpeil (verschil cm). Het streefpeil is -0,85 / -0,60 m N.A.P. in de Plaskreek en uitwateringskanaal en -0,40 / -0,60 m N.A.P. in de Linie. Omdat de afwatering alleen via een suatiesluis plaats vindt, is het peil van het uitwateringskanaal en daarmee ook van de Plaskreek, bij verwachte neerslag vaak lager dan het streefpeil. Gevolg is ook dat in de winter het peil structureel laag wordt gehouden en de zijkanten van de modderige bodem te zien is. De extra berging die door de natuurvriendelijke oever is ontstaan, heeft maar een lichte verbetering tot gevolg gehad. De bodem van het gebied bestaat klei. De huidige ecologische kwaliteit is matig. Het water is eutroof waardoor ondergedoken waterplanten ontbreken. Ook zorgt de kleiïge bodem in combinatie met een versnelde afvoer bij neerslag voor extra troebel water. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTERSCHELDE). Het chloridegehalte van het oppervlaktewater in het afwateringsgebied zwak-brak (zomergemiddelde chloride bij sluis: 3200 mg/l (2006). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 250

314 Uitwatering bij Nol Zeven op de Westerschelde 2 Aanwijzing best passende watertype In Zeeuws-Vlaanderen is voor alle OWL s het chloridegehalte bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype. Het gemiddelde gehalte kan per jaar wisselen, maar blijft gemiddeld meestal onder de 3000 mg Cl/l. In OWL Nol Zeven varieert het van 300 tot 3500 mg Cl/l. Waarmee het watertype zwak brak is (M30). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: 16. Zeekerende dijken 17. Afsluitbare duiker in de zomer (compartimentering) 18. Profiel/oeverbescherming 19. Kunstmatig peilbeheer 20. Drainage landbouwpercelen met als gevolg versnelde afvoer De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Omdat het waterlichaam overwegend uit voormalige kreekrestanten bestaat, die zijn aangepast voor de afwatering, is het systeem niet kunstmatig. Het GET is niet haalbaar. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische ecologische kwaliteitselementen In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitselementen de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 251

315 Hydromorfologische Ingrepen Gevolgen Effecten op de biologie Toets of GET M30 onhaalbaar is geworden 2. Zeekerende dijken. abrupte overgang zoet - zout. geen uitwisseling met zout water. visintrek beperkt mogelijk door suatiesluis GET niet haalbaar voor vissen 3. Afsluitbare duiker in de zomer; andere barrières. compartimentering. vismigratie onmogelijk. (connectiviteit-ecologisch continuum) GET niet haalbaar voor vissen 9. Inrichting wateren. harde land/water overgang. aantasting natuurlijke inundatiezones.versnelde afvoer 17. Peilbeheer. onnatuurlijk peil. aantasting natuurlijke inundatiezones 13a. Drainage. vergrootte en versnelde afvoer van zoet water door een van origine brak systeem. grotere schommelingen in zoutgehalte. negatief effect op water- en oeverplantenen op macrofauna. paaigebieden voor vissen zijn verdwenen,. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. negatief effect op water- en oeverplanten en op macrofauna. paaigebieden voor vissen verminderd. meest gevoelige macrofaunasoorten verdwijnen GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET haalbaar De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Compartimentering Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee Nee In beperkte mate Ja Nee Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk dat voor een aantal ecologische kwaliteitselementen de GET niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie (GET). De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie Fytoplankton Chl-a goed Nol Zeven (2003): 31 (2006): 70 Macrofyten matig 2000 Macrofauna: Sluis Nol7 X Middenweg: (2003): 0,89 matig - goed Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 252

316 Kapitalendam (2003): 0,55 Uitw.kan. IJzendijke (2003): 0,56 Vissen (2007 in Campen) ontoereikend 2007 Macrofyten: het grootste deel van de waterlopen heeft een natuurvriendelijke oever en is er een smalle rietkraag aanwezig. Door het troebele en voedselrijke water komen er geen submerse waterplanten voor in de OWL. Submerse waterplanten zijn alleen in de allerkleinste sloten te vinden. Deze horen strikt genomen niet tot het OWL, maar voor de scorebepaling zijn direct aan de OWL grenzende sloten wel meegenomen. Macrofauna: De macrofauna van OWL Nol Zeven scoort, bemonsterd over 3 lokaties, van 0,55 (matig) tot 0,89 (goed). Inherent aan de berekeningsmethode scoort een water met een hoger chloridegehalte meestal beter dan een water met een lager chloridegehalte. Dat is hier ook het geval. Bij de suatiesluis is de score iets hoger, maar nog slechts matig. Het chloridegehalte loopt vanaf de sluis (3583 mg/l) richting het zuiden snel terug (Passageule 1300 mg/l). Vissen: Uit een visstandonderzoek (OWL Campen, mei 2007) blijkt dat de visstand gedomineerd wordt door brasems en karpers en er weinig estuariene soorten worden aangetroffen. Door het ontbreken van soorten en het dominant voorkomen van brasem en karper scoort de visstand ontoereikend tot matig. In het OWL Nol Zeven zal de situatie door de eutrofe toestand van het water niet veel anders zijn. Wellicht zijn er meer estuariene vissen aanwezig door de migratiemogelijkheden via de suatiesluizen. In hoeverre estuariene soorten als de bot en brakwatergrondel door de suatiesluizen naar binnen trekken en in het gebied voorkomen is niet bekend. Vismigratie Onder waterafvoerende omstandigheden kunnen trekvissen via de sluis van Nol Zeven naar binnen en naar buiten trekken. De eerste en enige stuw van het OWL staat noord van de provinciale weg. Als deze passeerbaar is voor vissen, kunnen ze in de winter het hele waterlichaam bereiken (kaartje). Dat betekent dat het grootste gedeelte van het waterlichaam één gebied is waarin diverse soorten water c.q. habitat voor vissen aanwezig is. In de zomer (april t/m september) is de verbinding totaal afgesloten door een afsluitbare duiker, die daarmee een onneembare barriere voor de vissen vormt. In droge en hete zomers loopt het zoutgehalte van het kanaal sterk op; door de afgesloten duiker kunnen de zouttolerante zoetwatersoorten niet wegvluchten, met sterfte tot gevolg. In de winter staat OWL Nol Zeven in verbinding met OWL Cadzand, waardoor een nog groter gebied bereikbaar is voor de vissen. Chemie-ecologie Kwaliteitselement Nol Zeven (2003) Nol Zeven Oordeel (2006) Thermische omstandigheden 23,9 23,7 Voldoet C Zuurstofhuishouding % Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l Voldoet Verzuringsgraad ph 8,5 8,4 Voldoet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 253

317 N-totaal mg/l 1,94 3,05 Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 0,93 0,73 n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm Voldoet Kwaliteitselement X Middenweg Kapitalendam Oordeel (2003) (2006) Thermische omstandigheden 21,9 20,7 Voldoet C Zuurstofhuishouding % 91,5 124 Voldoet niet Max. >200 Zoutgehalte mg Cl/l Voldoet Verzuringsgraad ph 8,6 8,7 Voldoet niet N-totaal mg/l 5,32 5,14 Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 1,75 0,86 n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm Voldoet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof (2006) Oordeel Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Effecten op sociaal economische gevolgen Effecten op milieu 3. Gemalen, stuwen en andere barrières (compartimentering) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 6. Aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone harde land/waterovergang Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 254

318 aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47) maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verder vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een onnatuurlijk zomer/ en winterpeil. Randvoorwaarde is dat er geen onevenredige schade mag ontstaan voor de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen significante negatieve gevolgen Geen significante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan een kant, maar bij voorkeur aan weerskanten 5 10 m brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, al dan niet met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Door geregeld onderhoud (gefaseerd) wordt voorkomen dat er een dikke baggerlaag aanwezig is. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 255

319 Door de aanwezige zoute kwel zal het werkelijke peil in de zomer door verdamping nauwelijks zakken, waardoor het zoutgehalte oploopt. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van zwak-brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Door het meestal ontbreken van de waterplanten zal de GET niet gehaald worden. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Visstand Via de suatiesluis Nol Zeven kunnen trekvissen de Westerschelde en het binnenwater migreren. De in de zomer afgesloten duiker bij de provinciale weg is passeerbaar gemaakt zodat de vissen het hele waterlichaam alsmede waterlichaam Cadzand kunnen bereiken. Vanwege de grote range in zoutgehalte is de soortendiversiteit in het totale gebied groot te noemen. Per afzonderlijk peilgebied zal dit echter veel kleiner zijn. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen er, vaak door uitzetting, ook brak tolerante vissen van het zoete water voor, zoals karper, snoekbaars, baars en voorn. Chemie De gehaltes aan diverse stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet (altijd) aan de referentiewaarden. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name de nutriënten en daardoor de macrofyten zullen de GET niet halen. De definitieve status is sterk veranderd waterlichaam. Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Parameter code eenheid M30 referentie Nol Zeven min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0,0001 2?? Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 256

320 Diepte D m 0,10 7?? Volume vol m ,3*10 6?? Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7?? Kwel kwel 0/ Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 : 0= niet aanwezig; 1= aanwezig Min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Afleiding MEP/GEP Zie rapport: ecologische doelstellingen voorkunstmatige en sterk veranderde licht brakke en brakke wateren 10 Toetsing aan GEP Biologische kwaliteitselementen: Fytoplankton Chl-a Nol Zeven (2003): 31 (2006): 70 zeer goedgoed Macrofyten matig 2000 Macrofauna: Sluis Nol7 X Middenweg: (2003): 0,89 Kapitalendam (2003): 0,55 Uitw.kan. IJzendijke (2003): 0,56 matig zeer goed Vissen (2007 in Campen) matig 2007 Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen: Kwaliteitselement Nol Zeven (2003) Nol Zeven norm / GEP Oordeel (2006) Thermische 18 16,5 25 Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding % huidige situatie Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph 8,5 8,4 6-9 Voldoet N-totaal mg/l 1,94 3,05 3,3 mg/l Voldoet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 0,93 0,73 geen n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm huidige situatie Voldoet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 257

321 Kwaliteitselement X Middenweg Kapitalendam norm / GEP Oordeel (2003) (2006) Thermische 19,9 18,7 25 Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding % 91,5 124 huidige situatie Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph 8,6 8,7 6-9 Voldoet N-totaal mg/l 5,32 5,14 3,3 mg/l Voldoet (gem.zomerhalfjaar) niet P-totaal mg/l 1,75 0,86 geen n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm huidige situatie Voldoet Chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof (2006) Oordeel Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Oeverinrichting aanleg 0,132 km nvo ,231 km nvo Er is in het kader van EVZ reeds voldoende oppervlakte natuurvriendelijke oever van het waterlichaam ingericht om aan het GEP te kunnen voldoen. Vismigratie vispassage stuw en afsluitbare duiker bij Middenweg Peilbeheer Onderzoeken in hoeverre verlaging van het winterpeil achterwege kan blijven. Indien mogelijk peilbeheer aanpassen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 258

322 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Nummer Een Waterbeheerder: Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Naam Waterlichaam: Nummer Een Code Waterlichaam: NL23_NREEN 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied van ha. en bestaat hoofdzakelijk uit voormalige kreekrestanten, waaronder de Gaternisssekreek. Door eeuwenlange inpolderingen en onderhoud hebben wateren een strakker uiterlijk gekregen. De lengte van het OWL vanaf gemaal Nummer Een is zo n 10,6 km. De diepte van de waterlopen varieert van 1,3 2 meter. De Tragel ligt grotendeels tussen twee dijken en heeft daardoor beschoeide, steile oevers. De Gaternissekreek is een smalle kreekrestant met steile afgekalfde oevers. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties en heeft een streefpeil is -0,50 / -0,90 m N.A.P. Het winterpeil is lager dan het zomerpeil (verschil 40 cm) en voldoet daarmee niet aan het GEP. De bodem van het gebied bestaat klei. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 259

323 De huidige ecologische kwaliteit is ontoereikend. Het water is eutroof waardoor ondergedoken waterplanten ontbreken; er is weinig rietgroei. Ook zorgt de kleiïge bodem in combinatie met een versnelde afvoer bij neerslag voor extra troebel water. Het waterlichaam watert via gemaal Nummer Een af op de Westerschelde (NL89_WESTER- SCHELDE). Omdat er geen suatiesluizen aanwezig zijn, is visin- en uittrek niet mogelijk. Het chloridegehalte van het oppervlaktewater in het afwateringsgebied is zwak-brak (zomergemiddelde chloride bij het gemaal: mg/l). 2 Aanwijzing best passende watertype In Zeeuws-Vlaanderen is voor alle OWL s het chloridegehalte bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype. Het gemiddelde gehalte kan per jaar wisselen, maar blijft gemiddeld meestal onder de 3000 mg Cl/l. In OWL Nummer Een varieert het zomergemiddelde chloridegehalte van 300 tot 2400 mg/l. Waarmee het watertype zwak brak is (M30). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: 21. Zeekerende dijken 22. Compartimentering door stuwen 23. Profiel/oeverbescherming 24. Kunstmatig peilbeheer 25. Drainage landbouwpercelen met als gevolg versnelde afvoer De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. Omdat het waterlichaam overwegend uit voormalige kreekrestanten bestaat, die zijn aangepast voor de afwatering, is het systeem niet kunstmatig. De voorlopige status is sterk veranderd waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische ecologische kwaliteitselementen In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitselementen de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologische Ingrepen Gevolgen Effecten op de biologie Toets of GET M30 onhaalbaar is geworden 2. Zeekerende dijken. abrupte overgang zoet - zout. geen uitwisseling met zout water. visintrek niet mogelijk GET niet haalbaar voor vissen 3. Gemaal, stuwen en andere barriëres. compartimentering. vismigratie onmogelijk. (connectiviteit-ecologisch continuum) GET niet haalbaar voor vissen 9. Inrichting wateren, evt. oeverbescherming (dimensionering). harde land/water overgang. aantasting natuurlijke inundatiezones.versnelde afvoer. negatief effect op water- en oeverplantenen op macrofauna. paaigebieden voor vissen zijn verdwenen, GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 260

324 . geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen 17. Peilbeheer. onnatuurlijk peil. aantasting natuurlijke inundatiezones 13a. Drainage. vergrootte en versnelde afvoer van zoet water door een van origine brak systeem. grotere schommelingen in zoutgehalte. negatief effect op water- en oeverplanten en op macrofauna. paaigebieden voor vissen verdwenen. meest gevoelige macrofaunasoorten verdwijnen GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET haalbaar De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen; vooral de seizoensmigratie van trekvissen wordt belemmerd. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Compartimentering Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee Nee In beperkte mate Ja Nee Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk dat voor een aantal ecologische kwaliteitselementen de GET niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie (GET). De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie Fytoplankton Chl-a: matig 2006 Nummer Een (2006): 157 Wachtsluis Doddenhoek (2006): 150 Macrofyten ontoereikend 2000 Macrofauna: matig 2004 Nummer Een: (2004): 0,42 Vissen (2007 in Campen) ontoereikend 2007 Macrofyten: Door het troebele en voedselrijke water komen er geen submerse waterplanten voor in de OWL. Ook door de steile oevers staat er ook weinig tot geen riet. Macrofauna: De macrofauna scoort, bemonsterd op een lokatie, 0,42 (matig). Inherent aan de berekeningsmethode scoort een water met een hoger chloridegehalte meestal beter dan een water met een lager chloridegehalte. Dat is hier ook het geval; het chloridegehalte bij het gemaal is laag (970 mg Cl/l). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 261

325 Vissen: Door de eutrofe toestand van het water zijn er relatief veel brasems en karpers aanwezig. Uit een visstandonderzoek in waterlichaam Campen (mei 2007) blijkt dat er 2 soorten trekvissen (aal en 3-doornige stekelbaars) aanwezig zijn, estuariene soorten ontbreken nagenoeg geheel. De visstand wordt vooral gedomineerd door zoete soorten die zouttolerant zijn, waarvan karper en brasem het meeste voorkomen. Door het ontbreken van visintrekmogelijkheden zullen er nog minder trekvissen of helemaal geen aanwezig zijn. De verwachting is dat door het ontbreken van soorten en het dominant voorkomen van brasem en karper de visstand ontoereikend scoort. Overige chemie-prioritaire stoffen: Kwaliteitselement Nummer Een Oordeel (2006) Thermische omstandigheden 23,7 Voldoet Zuurstofhuishouding 127 Voldoet Zoutgehalte 917 Voldoet Verzuringsgraad ph 8,3 Voldoet N-totaal (gem.zomerhalfjaar) 4,68 Voldoet niet P-totaal (gem.zomerhalfjaar) 1,35 n.v.t. Doorzicht 23 Voldoet niet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Gemaal, stuwen en andere barrières (compartimentering) Aanbrengen vispassages bij gemaal en stuwen (52, 53, 54) + rekening houden met spuibeheer Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemaal en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 262

326 9.Oeverinrichting, aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone, harde land/waterovergang Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47), herstel inundatiezones (6) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verdere vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is dat er geen onevenredige schade mag ontstaan voor de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen significante negatieve gevolgen Geen significante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten. Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan een kant, maar bij voorkeur aan weerskanten 5 10 m brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, al dan niet met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 263

327 Macrofauna De macrofaunasamenstelling van zwak-brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Door het meestal ontbreken van de waterplanten zal de GET niet gehaald worden. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen De soortendiversiteit is lager dan in het referentiebeeld, omdat er geen open verbinding is tussen het brakke en zoute water. Via een gemaalpassage kunnen trekvissen vanuit de Westerschelde het binnenwater bereiken; en ook weer naar het zoute water trekken. Ook enkele estuariene soorten zullen de brakke wateren opzoeken. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Brak tolerante vissen van het zoete water zoals karper, snoekbaars, baars en voorn komen het meeste voor. Chemie De gehaltes aan diverse stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet (altijd) aan de referentiewaarden. De gehaltes aan andere stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor geen van de kwaliteitscomponenten. De definitieve status is sterk veranderd waterlichaam. Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Parameter code eenheid M30 referentie Nol Zeven min. max. min. max. Oppervlak O km 2 0, Diepte D m 0,10 7 Volume vol m ,3*10 6 Verblijftijd vbtd jaar 0,3 20,7 Kwel kwel 0/ Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 264

328 Taludhoek (onder water) th º Mineraal slib slib % Mineraal zand zand % Mineraal grind grind % Mineraal keien kei % Organisch stam/tak tak % Organisch blad blad % Organisch detr/slib detr % Organisch plant mfyt % Opgaande begroeiing hoev 0/ /1 : 0= niet aanwezig; 1= aanwezig Min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Afleiding MEP/GEP Zie rapport: ecologische doelstellingen voorkunstmatige en sterk veranderde licht brakke en brakke wateren 10 Toetsing aan GEP Biologische kwaliteitselementen Fytoplankton Chl-a: matig 2006 Nummer Een (2006): 157 Wachtsluis Doddenhoek (2006): 150 Macrofyten ontoereikend 2000 Macrofauna: matig 2004 Nummer Een: (2004): 0,42 Vissen (2007 in Campen) ontoereikend 2007 Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen Kwaliteitselement Nummer Een norm / GEP Oordeel (2006) thermische 23,7 25 Voldoet omstandigheden C zuurstofhuishouding 127 huidige situatie Voldoet zoutgehalte 917 huidige situatie Voldoet verzuringsgraad 8,3 6-9 Voldoet N-totaal 4,68 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal 1,35 geen n.v.t. doorzicht 23 huidige situatie Voldoet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder (2006) Oordeel Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 265

329 Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van NBW zijn al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Oeverinrichting aanleg 4,29 km nvo ,87 km nvo Vismigratie Vispassage gemaal Peilbeheer Onderzoeken in hoeverre verlaging van het winterpeil achterwege kan blijven. Indien mogelijk peilbeheer aanpassen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 266

330 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Othene Waterbeheerder: Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Naam Waterlichaam: Othene Code Waterlichaam: NL23_OTHNE 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied van ha. en bestaat uit voormalige kreekrestanten, herkenbaar door hun kronkelig verloop. Door het jarenlange onderhoud hebben de waterlopen een strakker uiterlijk gekregen. Vanuit België watert er 6400 ha. op de Nederlandse waterlopen af waarvan 4054 direct op het OWL. De lengte van het OWL vanaf gemaal Othene is zo n 44,7 km. De diepte van de waterlopen varieert van 2 3 meter in het noorden tot minder dan een meter op de zandgronden. De Otheense kreek is 3 4 meter diep. De oevers zijn overwegend steil en zijn begroeid met ruigtekruiden. In het waterlichaam liggen diverse grote kreekrestanten, zoals Otheense kreek en Axelse kreek. Buiten het waterlichaam liggen nog diverse kreken, waaronder de Canisvlietse kreek (Natura2000 gebied vanwege Kruipend moerasscherm, Apium repens). Het waterlichaam is grotendeels gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. Ook loopt het door 2 grote woonkernen, Terneuzen en Axel. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 267

331 De meeste agrarische percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties en heeft een hoger zomer- dan winterpeil. Het waterlichaam is door middel van stuwen in 6 verschillende peilgebieden verdeeld. Streefpeilen -1,4 / -1,6 m N.A.P. in het noorden van het gebied tot -0,2 / -0,2 m N.A.P. in het zuiden. De bodem van het noordelijk gedeelte van het gebied bestaat uit klei. Het meest zuidelijke gedeelte bestaat overwegend uit pleistoceen dekzand. De huidige ecologische kwaliteit is matig. Het water is eutroof waardoor ondergedoken waterplanten ontbreken. Ook zorgt de kleiïge bodem in combinatie met een versnelde afvoer bij neerslag voor extra troebel water. Door de overwegend steile oevers ontbreekt in de waterlopen de droog-natgradiënt. Vaak staat er weinig tot geen riet in het water waardoor de waterlopen in feite kale bakken zijn zonder enige structuur. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTERSCHELDE). Het chloridegehalte van het oppervlaktewater in het afwateringsgebied verloopt van zoet in het zuiden tot zwak-brak (zomergemiddelde chloride bij gemaal: 1367 mg/l (2006)). Onder het gemaal is nog een suatiesluis aanwezig; de pompen van het gemaal worden alleen ingezet bij verhoogde waterafvoer. Normaal wordt er geloosd via de suatiesluis, waardoor trekvissen naar binnen en buiten kunnen trekken. Uitwatering gemaal Othene: zicht vanaf de dijk op de Westerschelde In het zuiden staat het OWL op 2 lokaties in contact met Belgische wateren. 2 Aanwijzing best passende watertype In Zeeuws-Vlaanderen is voor alle OWL s het chloridegehalte bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype. Het gemiddelde gehalte kan per jaar wisselen, maar blijft gemiddeld meestal onder de 3000 mg Cl/l. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 268

332 In OWL Othene varieert het van 300 tot 3200 mg Cl/l. Waarmee het watertype zwak brak is (M30). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: 26. Zeekerende dijken 27. Gemalen, stuwen en andere barrières (compartimentering) 28. Profiel/oeverbescherming 29. Kunstmatig peilbeheer 30. Drainage landbouwpercelen met als gevolg versnelde afvoer De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. Omdat het waterlichaam overwegend uit voormalige kreekrestanten bestaat, die zijn aangepast voor de afwatering, is het systeem niet kunstmatig. De voorlopige status is sterk veranderd waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologische Ingrepen Gevolgen Effecten op de biologie Toets of GET M30 onhaalbaar is geworden 2. Zeekerende dijken. abrupte overgang zoet - zout. geen uitwisseling met zout water. in- en uittrek van trekvis door suatiesluis mogelijk GET deels in OWL haalbaar voor vissen 3. Gemalen, stuwen en andere barrières. compartimentering. vismigratie niet goed mogelijk. (connectiviteit-ecologisch continuum) GET niet haalbaar voor vissen 9. Inrichting wateren, evt. oeverbescherming (dimensionering). harde land/water overgang. aantasting natuurlijke inundatiezones.versnelde afvoer 17. Peilbeheer. onnatuurlijk peil. aantasting natuurlijke inundatiezones 13a. Drainage. vergrootte en versnelde afvoer van zoet water door een van origine brak systeem. grotere schommelingen in zoutgehalte. negatief effect op water- en oeverplanten en macrofauna. paaigebieden voor vissen zijn verdwenen,. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. negatief effect op water- en oeverplanten en op macrofauna. paaigebieden voor vissen verdwenen. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. meest gevoelige macrofaunasoorten verdwijnen GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET niet haalbaar GET haalbaar De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 269

333 een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen. Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Compartimentering Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Omkeerbaar Nee Nee In beperkte mate Ja Nee 5 Huidige biologische en chemische toestand Biologie De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie (GET). De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Fytoplankton Chl-a : matig 2005/2006 Othene (06): 165 Reuzenhoek (05):141 Kraagbrug (05): 151 Macrofyten (2004) matig 2004 Macrofauna (2004) Reuzenhoek 0,76 goed 2004 Vissen (2007 in Campen) ontoereikend 2007 Macrofyten: in een deel van de waterlopen staat riet in het water. De Otheense kreek is een grote kreekrestant (80 ha.), met steile oevers en hooggelegen omringende gronden (morfologische eigenschap van kreekrestanten). Aan de westkant zijn de oevers lager en is er een smalle rietkraag. De zuidelijke uitlopers, de Spuikreek en Axelse kreek liggen in lagergelegen gebied en hebben bredere rietkragen. Door het troebele en voedselrijke water komen er geen submerse waterplanten voor in de OWL. Submerse waterplanten zijn alleen in de allerkleinste sloten te vinden. Deze horen strict genomen niet tot het OWL, maar voor de scorebepaling zijn direct aan de OWL grenzende sloten wel meegenomen. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 270

334 Otheense kreek Macrofauna: De macrofauna van OWL Othene scoort, bemonsterd over 3 lokaties, van 0,41 tot 0,5 (matig). Inherent aan de berekeningsmethode scoort een water met een hoger chloridegehalte meestal beter dan een water met een lager chloridegehalte. Dat is hier ook het geval. Bij het gemaal is de score iets hoger, maar nog slechts matig. Het chloridegehalte loopt vanaf de zeedijk (1700 mg/l) richting het zuiden snel terug (Buthduiker 600 mg/l). Vissen: Door de eutrofe toestand van het water zijn er relatief veel brasems en karpers aanwezig. Uit een visstandonderzoek (OWL Campen, mei 2007) blijkt dat de visstand gedomineerd wordt door brasems en karpers en er weinig estuariene soorten worden aangetroffen. Via gemaal Othene wordt het overtollige water uit het gebied geloosd. Onder het gemaal is nog een suatiesluis aanwezig waardoor het overtollige polderwater onder vrij verval wordt geloosd op de Westerschelde; de pompen van het gemaal worden alleen ingezet bij verhoogde waterafvoer. Als er niet gepompt wordt kunnen trekvissen door de suatiesluis naar binnen en buiten trekken. In het waterlichaam bevinden zich verder 5 stuwen die niet passeerbaar zijn. De eerste stuw van OWL Othene staat ten noorden van de Axelse kreek: de stuw bij de Buthduiker. Dat betekent dat een groot gebied van het waterlichaam bereikbaar is. Maar verder zuidelijk in het OWL bevinden zich een aantal kreekrestanten waarvoor het belangrijk is dat ze bereikbaar zijn voor trekvissen. Chemie-ecologie Toetsing aan de MTR Parameters Thermische omstandigheden C Wachtsluis Othene Reuzenhoek Oordeel (2006) (2005) 25,4 19,1 Voldoet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 271

335 Zuurstofhuishouding % ,9 Voldoet niet Zoutgehalte mg Cl/l Voldoet Verzuringsgraad ph 8,7 8,2 Voldoet N-totaal mg/l 3,49 5,68 Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 0,52 1,94 n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm Voldoet niet Parameters Kraagbrug (2005) Oordeel Thermische omstandigheden C 21,2 Voldoet Zuurstofhuishouding % 98 Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l 1263 Voldoet Verzuringsgraad ph 8,7 Voldoet N-totaal mg/l 2,63 Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 0,76 n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm 30 Voldoet niet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Hydromorfologie Natuurvriendelijke oevers In de meeste wateren is wel riet aanwezig. Er is echter geen sprake van dikke rietkragen, die veel effect op de waterkwaliteit zullen hebben. Langs de Spuikreek en Axelse kreek zijn relatief brede rietkragen aanwezig. Langs de Oostelijke Rijkswaterleiding zijn in 1998 smalle natuurvriendelijke oevers aangelegd. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 272

336 Axelse kreek Vismigratie Onder waterafvoerende omstandigheden kunnen trekvissen via de suatiesluis van Othene naar binnen en naar buiten trekken. De eerste stuw van het OWL staat is bij de Buthduiker, noord van de Axelse kreek. Als deze passeerbaar gemaakt wordt, wordt een groot gebied met kreken bereikbaar. Verder zijn er nog 5 stuwen in het OWL. Als de stuw in de Moerspuise watergang passeerbaar gemaakt wordt, kunnen de vissen naar België trekken, Peilbeheer Het grootste gedeelte van het gebied kent een hoger zomer- dan winterpeil (20 cm verschil). En voldoet daarmee aan het GEP. Streefpeilen -1,4 / -1,6 m N.A.P. in het noorden van het gebied tot -0,2 / -0,2 m N.A.P. in het zuiden. In de praktijk heeft het zuidelijke gebied ook grotendeels een hoger zomer- dan winterpeil. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 273

337 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Gemalen, stuwen en andere barriëres (compartimentering) Aanbrengen vispassages bij stuwen (52, 53, 54)+ rekening houden met spuibeheer Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 9.Oeverinrichting, aantasting van de (natuurlijke) inundatiezone, harde land/waterovergang Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47), herstel inundatiezones (6) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verdere vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is dat er geen onevenredige schade mag ontstaan voor de gebruiksfuncties Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen significante negatieve gevolgen Geen significante negatieve gevolgen Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten. Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Geen significante negatieve milieu-effecten Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 274

338 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan een kant, maar bij voorkeur aan weerskanten 5 10 m brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, al dan niet met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de directe beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Door geregeld onderhoud (gefaseerd) wordt voorkomen dat er een dikke baggerlaag aanwezig is. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van zwak-brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. Omdat OWL Othene tot en met de Belgische grens loopt, is er een grote range in het chloridegehalte; een klein deel is zelfs zoet. De variatie in macrofauna is dan ook groot, hoewel alle zoete en zouttolerante zoete soorten niet meetellen voor de score. Bij een hoog genoeg zoutgehalte kan de GET gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Door het meestal ontbreken van de waterplanten zal de GET niet gehaald worden. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen Via de suatiesluis onder het gemaal kunnen trekvissen als paling, bot en 3-doornige stekelbaars tussen de zoute en brakke wateren migreren. Vangst van zoveel mogelijk paairijpe paling vlak voor het gemaal vindt niet langer plaats. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 275

339 Palingfuiken voor gemaal Othene Belangrijke stuwen zijn passeerbaar voor vissen zodat de hele range van zoet naar brak bereikbaar is. Ook kunnen de vissen van en naar België migreren. Vanwege de grote range van zoet naar brak is de soortendiversiteit in het totale gebied groot te noemen. Per afzonderlijk peilgebied zal dit echter veel kleiner zijn. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen er, vaak door uitzetting, ook brak tolerante vissen van het zoete water voor, zoals karper, snoekbaars, baars en voorn. Chemie De gehaltes aan diverse stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet (altijd) aan de referentiewaarden. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofauna bij lagere zoutgehalten, macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is sterk veranderd waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Parameter Code Eenheid M30 referentie Othene min. max. min. max. Oppervlak o km² 0, ,96 13,96 Diepte variatie dv M 0 8,4 0,5 2,5 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 276

340 Volume Vol m³ 7 10,3*10 6 Verblijftijd Vbtd Jaar 0,3 20,7 Kwel Kwel 0/ Bodemoppervlak/volume b/v - 10,4 0,15 Taludhoek (onder water) Th Mineraal slib Slib % Mineraal zand Zand % Mineraal grind Grind % Mineraal keien Kei % Organisch stam/tak Tak % Organisch blad Blad % Organisch detr/slib Detr % Organisch plant Mfyt % Opgaande begroeiing Hoev 0/ /1 : 0= niet aanwezig; 1= aanwezig Min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Uitwerking MEP/GEP Zie rapport: ecologische doelstellingen voorkunstmatige en sterk veranderde licht brakke en brakke wateren 10 Toetsing aan GEP Biologische kwaliteitselementen: Fytoplankton Chl-a : matig Othene (06): 165 Reuzenhoek (05):141 Kraagbrug (05): 151 Macrofyten (2004) matig 2004 Macrofauna (2004) goed 2004 Reuzenhoek 0,76 Vissen (2007 in Campen) matig 2007 Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen: Kwaliteitselement Wachtsluis Othene (2006) Reuzenhoek (2005) norm / GEP Oordeel Thermische 25,4 19,1 25 Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding % ,9 huidige situatie Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph 8,7 8,2 6-9 Voldoet N-totaal mg/l (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l (gem.zomerhalfjaar) 3,49 5,68 3,3 mg/l Voldoet niet 0,52 1,94 geen n.v.t. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 277

341 Doorzicht cm huidige situatie Voldoet Kwaliteitselement Kraagbrug norm / GEP Oordeel (2005) Thermische 21,2 25 Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding % 98 huidige situatie Voldoet Zoutgehalte mg Cl/l 1263 huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph 8,7 6-9 Voldoet N-totaal mg/l 2,63 3,3 mg/l Voldoet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 0,76 geen n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm 30 huidige situatie Voldoet Overige chemie-prioritaire stoffen (2006): Toetsing aan MKN of FHI Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van WB21 worden al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Oeverinrichting aanleg 1,122 km nvo ,056 km nvo Vismigratie passeerbaar maken stuw Buthduiker en Moerspui passeerbaar maken 4 overige stuwen Peilbeheer Onderzoeken in hoeverre verlaging van het winterpeil achterwege kan blijven. Indien mogelijk peilbeheer aanpassen Onderhoud Gefaseerd maaien Gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 278

342 Vaststellen status en afleiden MEP/GEP sterk veranderde wateren: Paal Waterbeheerder: Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Naam Waterlichaam: Paal Code Waterlichaam: NL23_PAAL 1 Beschrijving waterlichaam Beschrijving Het waterlichaam is gelegen in een bedijkt poldergebied van 8800 ha. en bestaat uit voormalige kreekrestanten, herkenbaar door hun kronkelig verloop. Door het jarenlange onderhoud hebben de waterlopen een strakker uiterlijk gekregen. De lengte van het OWL vanaf gemaal Paal is zo n 22,28 km. De diepte van de waterlopen varieert van 1,5 2 meter; met een breedte van meter. De oevers zijn overwegend steil en zijn begroeid met ruigtekruiden. In het afwateringsgebied, maar buiten het waterlichaam liggen diverse kreekrestanten, zoals het Groot Eiland, de Vlaamse kreek en de Dertigvoetkreek. Het waterlichaam is gelegen in een agrarisch gebied met voornamelijk akkerbouw. De meeste percelen zijn voorzien van drainage. Het peilbeheer is afgestemd op de gebruiksfuncties en heeft een hoger zomer- dan winterpeil (20 25 cm verschil). Het waterlichaam is door middel van stuwen in 4 verschillende peilgebieden. Streefpeilen: -1,7 / - 1,9 N.A.P.bij het gemaal tot -0,9 / -1,15 N.A.P. bij Hulst. De bodem van het noordelijk Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 279

343 gedeelte van het afwateringsgebied bestaat klei. Het zuidelijk gedeelte bestaat overwegend uit zandgrond. De huidige ecologische kwaliteit is matig. Het water is eutroof waardoor ondergedoken waterplanten ontbreken. Ook zorgt de kleiïge bodem in combinatie met een versnelde afvoer bij neerslag voor extra troebel water. Door de overwegend steile oevers ontbreekt in de waterlopen de droog-natgradiënt. Vaak staat er weinig tot geen riet in het water waardoor de waterlopen in feite kale bakken zijn zonder enige structuur. Het waterlichaam watert af op de Westerschelde (NL89_WESTERSCHELDE). Het chloridegehalte van het oppervlaktewater in het afwateringsgebied verloopt van zoet op de zandgronden tot zwak-brak (zomergem mg/l bij gemaal (2005). Uitwatering gemaal Paal: zicht vanaf de dijk op de Westerschelde 2 Aanwijzing best passende watertype In Zeeuws-Vlaanderen is voor alle OWL s het chloridegehalte bepalend voor de aanwijzing van best passende watertype. Het gemiddelde gehalte kan per jaar wisselen, maar blijft gemiddeld meestal onder de 3000 mg Cl/l. In OWL Paal varieert het van 300 tot 2100 mg Cl/l. (zomergem. bij gemaal), waarmee het watertype zwak brak is (M30). 3 Hydromorfologische belastingen en toetsing haalbaarheid GET/voorlopige Status De volgende hydromorfologische belastingen gelden: 31. Zeekerende dijken 32. Gemalen, stuwen en andere barrières (compartimentering) 33. Dimensionering, evt. oeverbescherming 34. Kunstmatig peilbeheer 35. Drainage landbouwpercelen met als gevolg versnelde afvoer Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 280

344 De aanwezige hydromorfologie wijkt sterk af van de hydromorfologie van het best passende watertype in de referentiesituatie. Het GET is niet haalbaar. Omdat het waterlichaam overwegend uit voormalige kreekrestanten bestaat, die zijn aangepast voor de afwatering, is het systeem niet kunstmatig. De voorlopige status is sterk veranderd waterlichaam. 4 Negatieve effecten van hydromorfologie op watersysteem en ecologische componenten In onderstaande tabel zijn bij de kwaliteitscomponenten de gebieden genoemd waarvoor negatieve gevolgen gelden. Hydromorfologische ingrepen Gevolgen Effecten op de biologie Toets of GET M30 onhaalbaar is geworden 2. Zeekerende dijken. abrupte overgang zoet - zout. geen uitwisseling met zout water. visintrek niet mogelijk GET niet haalbaar voor vissen 3. Gemalen, stuwen en andere barrières 9. Inrichting wateren, evt, oeverbescherming (dimensionering). compartimentering. vismigratie binnen gebied is bemoeilijkt, maar niet onmogelijk. (connectiviteit-ecologisch continuum). harde land/water overgang. aantasting natuurlijke inundatiezones. versnelde afvoer 17. Peilbeheer. onnatuurlijk peil. aantasting natuurlijke inundatiezones 13a. Drainage. vergrootte en versnelde afvoer van zoet water door een van origine brak systeem. grotere schommelingen in zoutgehalte Intensief onderhoud. geen overstaande vegetatie. zuurstofloosheid. negatief effect op water- en oeverplantenen op macrofauna. paaigebieden voor vissen zijn verdwenen,. geen schuilgelegenheid voor macrofauna en vissen. negatief effect op water- en oeverplanten en op macrofauna. paaigebieden voor vissen verminderd. meest gevoelige macrofaunasoorten verdwijnen. negatief effect op water- en oeverplanten, macrofauna en vissen GET niet haalbaar voor vissen GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna GET haalbaar GET niet haalbaar voor vissen, oeverplanten, macrofauna De negatieve effecten voor de kwaliteitscomponenten bestaan uit verlies van habitatdiversiteit met als gevolg minder leefgebied (o.a. paai- en opgroeiplaatsen voor vis) en een lagere soortenrijkdom, slechte groeiomstandigheden voor waterplanten (macrofyten) en ontbreken of beperken van de migratiemogelijkheden van vissen, zowel de dagelijkse migratie (voedselgebied, rustgebied) als de seizoensmigratie van stand- en trekvissen wordt belemmerd. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 281

345 Toetsing onomkeerbaarheid: Hydromorfologische belasting Zeekerende dijken Compartimentering Kunstmatig peilbeheer Dimensionering Drainage van percelen Intensief onderhoud Omkeerbaar Nee Nee In beperkte mate Ja Nee Ja Een aantal hydromorfologische belastingen is onomkeerbaar. Het is aannemelijk dat voor een aantal ecologische kwaliteitselementen de GET niet haalbaar is. 5 Huidige biologische en chemische toestand De biologie en de algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen zijn getoetst aan de natuurlijke referentie (GET). De overige chemische parameters aan MTR- of Frauenhofernorm. Biologie Fytoplankton Chl-a matig 2006 Gemaal Paal (2006): 147; Graauwse kreek (2006):158 Macrofyten ontoereikend 2000 Macrofauna matig 2000 Paal(2000): 0,5 Graauwse kreek (2000): 0,41 Vissen (2007 in Campen) 0,34 ontoereikend 2007 Macrofyten: In een deel van de waterlopen staat riet in het water. De Graauwse kreek is een langgerekte kreekrestant, waarvan de oevers met stortsteen zijn vastgelegd. Alleen aan de breedte is Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 282

346 nog te zien dat het een kreek betreft; qua morfologie lijkt het op een zeer brede waterloop met weinig of geen riet. Door het troebele en voedselrijke water komen er geen submerse waterplanten voor in de OWL. Submerse waterplanten zijn alleen in de allerkleinste sloten te vinden. Deze horen strict genomen niet tot het OWL, maar voor de scorebepaling zijn direct aan de OWL grenzende sloten wel meegenomen. Macrofauna: De macrofauna van OWL Paal scoort, bemonsterd over 2 lokaties, van 0,41 tot 0,5 (= matig). Inherent aan de berekeningsmethode scoort een water met een hoger chloridegehalte meestal beter dan een water met een lager chloridegehalte. Dat is hier ook het geval. Bij het gemaal is de score iets hoger, maar nog slechts matig. Het chloridegehalte loopt vanaf de zeedijk bij Paal (1700 mg/l in het macrofauna-meetjaar 2000) richting het zuiden snel terug (Graauwse kreek 600 mg/l). Vissen: Door de eutrofe toestand van het water zijn er relatief veel brasems en karpers aanwezig. Uit een visstandonderzoek (OWL Campen, mei 2007) blijkt dat er 2 soorten trekvis (aal en 3- doornige stekelbaars) aanwezig zijn; estuariene soorten ontbreken nagenoeg geheel. De visstand wordt vooral gedomineerd door zoete soorten die zouttolerant zijn, waarvan karper en brasem het meeste voorkomen. Door het ontbreken van soorten en het dominant voorkomen van brasem en karper scoort de visstand ontoereikend. Buiten het OWL bevinden zich een aantal kreekrestanten die een belangrijke rol voor de visstand kunnen betekenen. Chemie-ecologie Toetsing aan de MTR Parameter Gemaal Paal Gemaal Paal (2006) Score (2000) Thermische 18 17,5 Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding % O Voldoet niet Zoutgehalte mg Cl/l Voldoet Verzuringsgraad 8,3 8,4 Voldoet N-totaal mg/l (gem.zomerhalfjaar) 3,98 4,1 Voldoet niet P-totaal mg/l 0,32 0,34 n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm Voldoet niet Parameter Graauwse kreek Graauwse kreek Score (2000) (2006) Thermische Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding % O Voldoet niet Zoutgehalte mg Cl/l Voldoet Verzuringsgraad 8,5 8,4 Voldoet N-totaal mg/l 4,82 4,36 Voldoet niet Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 283

347 (gem.zomerhalfjaar) P-totaal mg/l 0,41 0,57 n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht cm Voldoet niet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Gemaal Lovenpolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,2 X norm Voldoet niet Koper 1,5 x norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Hydromorfologie Natuurvriendelijke oevers In 1998 is tussen de Graauwse kreek en het gemaal Paal over een lengte van 6000 m een natuurvriendelijke oever aangelegd. De oever heeft aan de oostkant een flauw talud en er is gevarieerd met vooroevers en vispaaiplaatsen. Ook het gedeelte van de zeedijksloot heeft een natuurvriendelijke oever gekregen met 2 grote overhoeken. Natuurvriendelijke oever Graauw - Paal Vismigratie Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 284

348 Via gemaal Paal wordt het overtollige water uit het gebied gepompt. Gemiddeld pompt het gemaal 600 uur per jaar. Vissen kunnen het gemaal niet passeren. In de terugslagkleppen van de pompen heeft de gemaalmachinist gaten van 3 cm groot geboord waardoor bij hoog water in de Westerschelde glasalen en andere kleine visjes naar binnen kunnen. Uittrek is echter onmogelijk. In het waterlichaam bevinden zich verder 5 stuwen die deels passeerbaar zijn voor de grotere soorten. De eerste stuw van OWL Paal staat zuid van de Graauwse kreek. Dat betekent dat een groot gedeelte van het waterlichaam niet bereikbaar is. Buiten het waterlichaam bevinden zich nog 28 stuwen die grotendeels niet passeerbaar zijn. Peilbeheer Het grootste gedeelte van het gebied kent een hoger zomer- dan winterpeil (verschil cm) (Paal: -1,7 / -1,9 m N.A.P; Hulst -0,9 / -1,15 m N.A.P.). En voldoet daarmee deels aan het GEP. 6 Groslijst zinnige maatregelen en toetsing aan functies en milieu Alleen relevante maatregelen zijn opgenomen. Deze zijn in een algemene workshop van het Scheldedeelstroomgebied (maart 2006) gekozen uit de landelijke maatregelenlijst (zie nummers). Hydromofolgische belasting Mogelijke mitigerende maatregelen (nr) Sociaal economische gevolgen Milieueffecten 3. Gemaal, stuwen en andere barrières (compartimentering) Aanbrengen vispassages (52, 53, 54) Positief effect op aalstand Geen significante negatieve gevolgen In feite herstel oude situatie zonder gemalen en stuwen. Geen significante negatieve milieu-effecten 9. Oeververdediging Natuurvriendelijke oever, flauw talud (23), verwijderen beschoeiing (24), aanbrengen faunauittreedplaatsen (59), aanleg paaiplaatsen, aanplant riet (47), herstel inundatiezones (6) Aanleg natuurvriendelijke oevers of paaiplaatsen, faunauittreedplaatsen e.d. is bestaand beleid. Verlies aan areaal (landbouw)grond is maatschappelijk aanvaard. Door vergroting van de berging wordt de kans op wateroverlast verkleind. Verbetering landschapskwaliteit en recreatieve waarden. Geen significante negatieve gevolgen Positieve effecten op waterkwaliteit o.a. door vergroting interne buffering, zuivering door opname van nutriënten en andere verontreinigende stoffen door planten, invangen van mest en gewasbeschermingsmiddel en door oeverplanten. Verdere vergroting leefgebied soorten. Geen significante negatieve milieu-effecten 17. Peilbeheer (vaste peilen, zoute kwel) Natuurlijk(er) peilbeheer (43) Natuurlijk peil niet mogelijk vanwege lage ligging. Flexibel peilbeheer, verminderen van extreme verschillen en betere afstemming op functies (GGOR) is wel mogelijk. Voor dit waterlichaam geldt een vast streefpeil. Randvoorwaarde is dat er geen onevenredige schade mag ontstaan voor de gebruiksfuncties Areaal oevervegetatie kan toenemen, beschoeiing wordt overbodig. Risico op afkalving verkleint. Indirect ook positief effect op de organismen die in oever leven. Geen significante negatieve milieu-effecten. 19. Versnelde afvoer Plaatsen stuwen, dichten zijwatergangen (35), niet afkoppelen nieuw verhard Tegengaan van versnelde afvoer is onderdeel van het beleid rond tegengaan Vermindering van versnelde afvoer kan plaatselijk verdroging verminderen. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 285

349 oppervlak (100), aanplant riet, vergroten bergingscapaciteit ontvangende watergangen (101), enten met waterplanten (48), natuurvriendelijke oevers aanleggen (23) wateroverlast (NBW). Hierbij worden sociaal-economische gevolgen meegewogen. Geen siginificante negatieve gevolgen Geen significante negatieve milieu-effecten 20. Intensief onderhoud Onderhoud extensiveren (103), gefaseerd baggeren (104) en maaien (105) Geen significante negatieve gevolgen Er vindt minder aantasting van milieu plaats, er komen minder afvalstoffen vrij, er is minder vervoer nodig. Geen significante negatieve milieu-effecten 7 Beschrijving toekomstbeeld en toetsing haalbaarheid GET/definitieve Status Hydromorfologie Het waterlichaam heeft ten minste aan een kant, maar bij voorkeur aan weerskanten 5 10 m brede, begroeide oevers. Smalle, onbegroeide oevers, al dan niet met beschoeiing, komen alleen voor op plaatsen waar het fysiek niet mogelijk is bredere oevers aan te leggen. De planten vormen een leefgebied voor een gevarieerde macrofauna en evenwichtige visstand passend bij het watertype. Naast leefgebied voor organismen vormt de oeverbegroeiing ook een buffer tussen het landbouwgebied en het oppervlaktewater. Hierdoor wordt de direkte beïnvloeding door drift en afspoeling sterk beperkt. Dit zal ook een gunstige invloed hebben op de troebelheid van het water. De oeverbegroeiing blijft ook in de winter grotendeels staan. Door geregeld onderhoud (gefaseerd) wordt voorkomen dat er een dikke baggerlaag aanwezig is. Jaarrond wordt (nagenoeg) hetzelfde streefpeil gehanteerd. Macrofauna De macrofaunasamenstelling van zwak-brak water is soortenarm, maar een aantal kenmerkende soorten komt voor, waaronder filtreerders. Er komen geen grote aantallen eutrofie-indicerende soorten voor. De GET kan gehaald worden. Macrofyten en oeverplanten Er zijn maar weinig soorten planten die in het brakke water van nature voorkomen. Daardoor zal de soortendiversiteit altijd laag zijn. De bedekking van de waterplanten is alleen afhankelijk van de hoeveelheid licht die de bodem kan bereiken. Hoge nutriëntengehaltes vormen geen belemmering. Alleen op ondiepe plaatsen zonder baggerslib kunnen kenmerkende waterplanten tot ontwikkeling komen. Langs de oevers kan wel een goed ontwikkelde oeverbegroeiing voorkomen met kenmerkende zouttolerante planten. Door het meestal ontbreken van de waterplanten zal de GET niet gehaald worden. Fytoplankton De hoeveelheid algen volgt de natuurlijke dynamiek. Er komt geen langdurige algenbloei voor. De GET wordt gehaald. Vissen Via een vispassage bij het gemaal kunnen trekvissen als paling, bot en 3-doornige stekelbaars weer tussen de zoute en brakke wateren migreren. De belangrijkste stuwen zijn passeerbaar gemaakt zodat vissen alle benodigde habitats kunnen bereiken. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 286

350 Vanwege de grote range in zoutgehalte van zoet tot zwak brak is de soortendiversiteit in het totale gebied groot te noemen. Per afzonderlijk peilgebied zal dit echter veel kleiner zijn. De kenmerkende soorten zijn aal, brakwatergrondel en driedoornige stekelbaars. Daarnaast komen er, vaak door uitzetting, ook brak tolerante vissen van het zoete water voor, zoals karper, snoekbaars, baars en voorn. Chemie De gehaltes aan diverse stoffen (o.a. bestrijdingsmiddelen) vormen geen belemmering voor de ecologie. Nutriëntengehaltes en andere algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen voldoen niet (altijd) aan de referentiewaarden. Toetsing en definitieve status De ingeschatte effecten van de mitigerende hydromorfologische maatregelen leiden niet tot het behalen van de goede ecologische toestand (GET) voor àlle kwaliteitscomponenten. Met name macrofauna bij lagere zoutgehalten, macrofyten, vissen, nutriënten en bestrijdingsmiddelen zullen de GET niet halen. De definitieve status is sterk veranderd waterlichaam. 8 Concrete systeembeschrijving (systeemkenmerken ref. en streefbeeld) Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (van der Molen, et al., 2004) in onderstaande tabel uiteengezet. Parameter Code Eenheid M30 referentie Paal min. max. min. max. Oppervlak o km² 0, ,88 8,88 Diepte variatie dv M 0 8,4 0,5 2,5 Volume Vol m³ 7 10,3*10 6 Verblijftijd Vbtd Jaar 0,3 20,7 Kwel Kwel 0/ Bodemoppervlak/volume b/v - 10,4 0,15 Taludhoek (onder water) Th Mineraal slib Slib % Mineraal zand Zand % Mineraal grind Grind % Mineraal keien Kei % Organisch stam/tak Tak % Organisch blad Blad % Organisch detr/slib Detr % Organisch plant Mfyt % Opgaande begroeiing Hoev 0/ /1 : 0= niet aanwezig; 1= aanwezig Min. en max. zijn op basis van de huidige toestand berekend of van expert-judgement ingeschat 9 Afleiding MEP/GEP Zie rapport: ecologische doelstellingen voor kunstmatige en sterk veranderde licht brakke en brakke wateren 10 Toetsing aan GEP Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 287

351 Biologische kwaliteitselementen: Fytoplankton Chl-a matig 2006 Gemaal Paal (2006): 147; Graauwse kreek (2006):158 Macrofyten ontoereikend 2000 Macrofauna matig 2000 Paal(2000): 0,5 Graauwse kreek (2000): 0,41 Vissen (Campen, 2007) matig 2007 Algemene fysisch-chemische kwaliteitselementen: Kwaliteitselement Gemaal Paal Gemaal Paal norm / GEP Oordeel (2000) (2006) thermische 18 17,5 25 Voldoet omstandigheden C zuurstofhuishouding huidige situatie Voldoet zoutgehalte huidige situatie Voldoet verzuringsgraad 8,3 8,4 6-9 Voldoet N-totaal 3,98 4,1 3,3 mg/l Voldoet niet P-totaal 0,318 0,345 geen n.v.t. doorzicht huidige situatie Voldoet Kwaliteitselement Graauwse Graauwse norm / GEP Oordeel kreek (2000) kreek (2006) Thermische Voldoet omstandigheden C Zuurstofhuishouding huidige situatie Voldoet Zoutgehalte huidige situatie Voldoet Verzuringsgraad ph 8,5 8,4 6-9 Voldoet N-totaal 4,82 4,36 3,3 mg/l Voldoet niet (gem.zomerhalfjaar) P-totaal 0,41 0,57 geen n.v.t. (gem.zomerhalfjaar) Doorzicht huidige situatie Voldoet Overige chemie-prioritaire stoffen Toetsing aan MTR of Frauenhofer Stof Stuw Louisapolder Oordeel (2006) Isoproturon (gem.) 1,9 X norm Voldoet niet Cadmium (gem./mac) Deltamethrin, Monolinuron som Maneb/Zineb Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 288

352 Thiram Trifenyltin Norm < detectiegrens Norm < detectiegrens 11 Maatregelen De zinnige omkeerbare en mitigerende hydromorfologische maatregelen zijn samengevat in de onderwerpen oeverinrichting, vismigratie, peilbeheer en onderhoud. In onderstaande tabel staat per onderwerp aangegeven welke maatregelen voor dit waterlichaam relevant zijn. In het kader van WB21 worden al maatregelen genomen om de versnelde afvoer te remmen. Maatregelen die generiek worden genomen (o.a. nutriënten, bestrijdingsmiddelen), staan hier niet vermeld. Oeverinrichting Vismigratie Peilbeheer Onderhoud aanleg 0 km nvo ,57 km nvo stuw passeerbaar gemaal + 2 stuwen passeerbaar onderzoek naar natuurlijker peilbeheer; voldoet al deels aan GEP gefaseerd maaien gefaseerd baggeren Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 289

353 MEP/GEP afleiding Rietkreek-Lange Water NL25_45, M14 Ligging waterlichaam Op deze kaart is de ligging van het waterlichaam aangegeven Beschrijving van de huidige situatie van het watersysteem Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 290

354 Het waterlichaam Rietkreek-Lange Water bestaat uit de onderdelen Rietkreek en Verkorting/Lange Water. De Rietkreek is een voormalige afgesloten getijdenkreek die in de polders Nieuw Vosmeer is gesitueerd. Het Rietkreekcomplex bestaat uit een drietal kreektakken die landschappelijk van elkaar verschillen (lengte totaal circa 12 km). Bepaalde delen van het krekenstelsel ogen nog natuurlijk. Dat wil zeggen dat de historische krekenmorfologie nog landschapsecologisch herkenbaar is. Zo zijn de aanwezige kreekruggen door de begroeiing met riet goed landschappelijk herkenbaar. De huidige situatie van het krekencomplex kent een heel gedifferentieerd karakter. De bovenloop is nauwelijks te onderscheiden van de andere sloten in het gebied. Iets verder benedenstrooms verbreedt de Rietkreek zich, en met name de oeverzones, tot een breed natuurgebied met prachtige rietmoerassen aan weerszijden. Vervolgens grenst de kreek aan het dorp Nieuw- Vossemeer, waar de Rietkreek veel meer het karakter van park krijgt met een grote vijverpartij. In het laatste deel tenslotte is de Rietkreek een brede watergang met eenzijdig een (al ingerichte) natuurlijke oever en aan de andere zijde een recht, steil talud met gras. Het Rietkreekcomplex wordt voor een deel gevoed door brakgrondwater. Dit betekent dat het chloridegehalte in bepaalde delen van de kreek tot boven de 300 mg/l kan komen. In de huidige situatie hebben de kreektakken over het algemeen een zoet karakter. Indien verzilting gaat plaatsvinden van het Volkerak/Zoommeer kan de invloed van brakke kwel gaan toenemen. Aan de zuidelijke kreektak bij de kern Nieuw-Vossemeer ligt de RWZI Nieuw-Vossemeer die discontinu effluent loost. Rietkreek, karakter van een landbouwsloot Rietkreek ten Oosten van Nieuw-Vossemeer Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 291

355 Rietkreek binnen de kern Nieuw-Vossemeer Rietkreek oostelijk tegen de kern van Nieuw-Vossemeer De huidige ecologische kwaliteit van de Rietkreektakken is matig. Het water is eutroof en ondergedoken waterplanten ontbreken. Door de aanwezigheid van beschoeiing ontbreken droognat gradiënten. De kreektakken maken onderdeel uit van het waterhuishoudkundige systeem van de polders. Het systeem watert vrij af richting het laagste punt van het gebied. Hier slaat het Gemaal Zoute Sluis ter hoogte van de RWZI Nieuw-Vossemeer het overtollige water uit op het aangrenzende Schelde-Rijnkanaal. De Verkorting/Lange water is een kreekrestant die ten Westen van Bergen op Zoom binnen de Auvergne polder is gesitueerd. Het Noordelijke gedeelte tot ongeveer voorbij de RWZI Halsteren wordt Verkorting genoemd. Het Zuidelijke deel heet Lange Water. De RWZI Halsteren loost op de Verkorting. De kreek ligt aan de voet van de Brabantse Wal en ontvangt daardoor zoete kalkrijke en ijzerrijke kwel. Verder is sprake van een hoge landschapsecologische waarde van de kreek doordat langs grote delen van de kreek nog eeuwkanten en steilranden aanwezig zijn. Het zuidelijke deel van de Verkorting en het Lange Water is grotendeels verland met voornamelijk Riet. Ter hoogte van de effluent sloot van de RWZI Halsteren is een klepstuw aangebracht in de kreek. Hierdoor wordt alleen de noordelijke tak van de kreek beïnvloed door de RWZI. Ook komt ten noorden van de zuivering een riooloverstort vanuit het stedelijk gebied van Halsteren uit op de Verkorting. Door de invloed van brakke kwel is met name het zuidelijke deel van het Lange Water brak van karakter. Hier kunnen de chloridegehalten stijgen tot ongeveer 400 mg/l; in het noordelijk deel blijven de chloridegehalten meestal onder 200 mg/l. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 292

356 Overzicht Zuidelijke deel Verkorting (Brede gedeelte, aan bovenzijde van de foto) en verlande smallere Lange Water Lopende projecten GebiedsPilot "Rietkreek" In het kader van de Kaderrichtlijn Water is gedurende 2005 een waterkwaliteits pilot "Rietkreek" gestart. Het doel hiervan is om met alle belanghebbenden binnen het Rietkreek-gebied maatregelen op te stellen en uit te voeren die op de lange termijn moeten leiden tot een verbetering van de algemene waterkwaliteit. Binnen de gebiedspilot "Rietkreek" worden de volgende maatregelen uitgevoerd: Inrichting en herstel Rietkreek-complex Mineralen optimalisatie landbouw Randenbeheer Optimaliseren van de RWZI (4e trap) Bronnenanalyse Inrichtingsvisie Rietkreek Gedurende 2006 is een inrichtingsvisie van de Rietkreek opgesteld met als doel inrichting en herstel van het Rietkreek-complex. In het kader hiervan wordt in samenwerking met de gemeente en Staatsbosbeheer gedurende begonnen met uitvoering van inrichting van beschikbare percelen verspreid langs het Rietkreek-complex. Inlaat protocol Blauwalgen Als gevolg van de jaarlijkse blauwalgenontwikkeling op het Volkerak- Zoommeer is door het waterschap een inlaatbeleid geformuleerd ter voorkoming van risico's van blauwalgenrijkwater in de polders. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 293

357 Voor overige lopende projecten en actuele plannen wordt verwezen naar DHV (2007c). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 294

358 Inrichtingsvisie Rietkreek-complex (Grontmij, 2006) Het waterlichaam heeft de provinciale functie waternatuur en viswater en is tevens ecologische verbindingszone (WHPII+, partiële herziening 2, ) Tabel Rietkreek: Streekplan, WHP functies en reconstructiedoelen langs de Rietkreek in lengte-% van de hoofdlopen. waterlichaam WHPfunctilandschalandbouw Reconstructie AHS AHS- GHS- GHS- GHS- overig natuur overig Rietkreekcomplex EVZ, Waternatuur en viswater kreekherstel <5 Overig = stedelijk of niet benoemd. Tabel Rietkreek: Streekplan, WHP functies en reconstructiedoelen in oppervlakte-% binnen het stroomgebied en in absolute lengte, oppervlakte en aantal. Streekplan functies (in %) AHS AHS-landschap GHS-landbouw GHS-natuur Stedelijk Gebied Waterhuishoudingplan functies EVZ (km) VW (km) WN (km) WN (stuks) NN (ha) n.v.t. 32 Reconstructie: Kreekherstel Streekplanaanduidingen: AHS = Agrarische Hoofdstructuur; GHS = Groene Hoofd Structuur. WHP aanduidingen: VW = viswater (in km); EVZ (in km) = Ecologische Verbindingszone; WN = Waternatuur (in stuks); WN (in km) = beek en kreekherstel (in km); WN (stuks) is het aantal vlakvormige elementen (bijvoorbeeld vennen); NN = Natte natuurparels (in ha) Tabel Lange Water: Streekplan, WHP functies en reconstructiedoelen langs de Rietkreek in lengte- % van de hoofdlopen. waterlichaam Verkorting/Lange Water WHPfunctie Waternatuur en viswater Reconstructie AHS AHSlandschap GHSlandbouw GHSnatuur GHSoverig overig beek en kreekherstel Overig = stedelijk of niet benoemd. Tabel Lange Water: Streekplan, WHP functies en reconstructiedoelen in oppervlakte-% binnen het stroomgebied en in absolute lengte, oppervlakte en aantal. Streekplan functies (in %) AHS AHS-landschap GHS-landbouw GHS-natuur Stedelijk Gebied Waterhuishoudingplan functies EVZ (km) VW (km) WN (km) WN (stuks) NN (ha) nvt Reconstructie: Kreekherstel Streekplanaanduidingen: AHS = Agrarische Hoofdstructuur; GHS = Groene Hoofd Structuur. WHP aanduidingen: VW = viswater (in km); EVZ (in km) = Ecologische Verbindingszone; WN = Waternatuur (in stuks); WN (in km) = beek en kreekherstel (in km); WN (stuks) is het aantal vlakvormige elementen (bijvoorbeeld vennen); NN = Natte natuurparels (in ha) Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 295

359 2. - Bepaling best bijpassende Maas-default Voor deze kreken is geen Maas-default beschikbaar. Op basis van menselijk handelen is het waterlichaam te typeren als sterk veranderd. Ondanks de lokale brakke beïnvloeding is het merendeel als zoet te beschouwen. Het best gelijkend watertype is M14 (AHS). Bij een eventuele verzilting van het Volkerak/Zoommeer zou de brakke invloed vanuit het grondwater toe kunnen gaan nemen. Afhankelijk van de toename in saliniteit zou een verschuiving naar type M30 kunnen gaan ontstaan. Heroverweging van de afgeleide maatlatten is in dat geval aan de orde Beschrijving belangrijke veranderingen in hydromorfologie (cf scorecards) De belangrijkste hydromorfologische ingrepen die de huidige situatie bepalen zijn: 1. Stuwen, sluizen of andere barrières 2. Normalisatie 3. actief peilbeheer. 4. Profiel/oeververdediging 5. Wateraan- en afvoer 6. Aantasting natuurlijke inundatiezones 7. dijken 8. traditioneel mechanisch klein en groot onderhoud (kwantiteitsbaggeren) Deze ingrepen zijn afgeleid uit een beschouwing van enerzijds de huidige hydromorfologische situatie en anderzijds de inschatting van de situatie onder natuurlijke omstandigheden. Oeverbeschoeiing Rietkreek 4. - Bepaling effecten van hydromorfologische ingrepen op watersysteem en biologische kwaliteitscomponenten hydro-morfologische systeemkarakteristiekefauna Macrofyten Macro- Vissen Fytobenthos verandering 1. stuwen sluizen en diepte variatie (-) habitatdiversiteit (-) idem migratiebarrières. n.v.t. andere barrières oeverbreedte variatie (-) sedimentvariatie (-) ecologische continuïteit (- ) stroming (-) soortendiversiteit (-) gemaal heeft negatieve invloed op vispopulaties 2. Normalisatie diepte variatie (-) habitatdiversiteit (-) idem idem n.v.t. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 296

360 Oeverbreedte variatie (-) Sedimentvariatie (-) 3. Actief peilbeheer diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) idem idem n.v.t. 4. profiel/oeververdediging diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) idem idem n.v.t. 5. water aan- en afvoer Dynamiek (+) Verandering van kwaliteit (brak zoet) 6. aantasting natuurlijke inundatiezones (aantasting breedte eeuwkanten) sediment variatie (-) diepte variatie (-) breedte variatie (-) dwars en lengte profielvariatie (-) 7. Dijken dynamiek (-) verbinding Delta/rivierengebied (-) 8. traditioneel onderhoud diepte variatie (-) sedimentvariatie (-) habitatdiversiteit (+) soortendiversiteit (+) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) (-) = negatief beinvloed door de hydromorfologische verandering (+)= positief beinvloed door de hydromorfologische verandering n.v.t. = niet van toepassing idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. De in de tweede kolom genoemde systeemkarakteristieken zijn afkomstig uit tabel 4.3 in Arcadis (2007a). Bij het inschatten van het effect van de hydromorfologische verandering op een systeemkarakteristiek is gebruik gemaakt van beschrijvingen in Bouwhuis et al. (2004), Van der Molen et al. (2007a), Pot (2005) en van algemene hydrologische en ecologische principes. In de zesde kolom is fytobenthos opgenomen. Fytobenthos wordt voornamelijk beinvloed door de waterkwaliteit (Van Dam, 2007 en t Lam, 2007). Binnen het Maasstroomgebied is afgesproken om vooralsnog uit te gaan van de natuurlijke maatlatten, omdat het uitgangspunt is dat de chemische waterkwaliteit niet beperkend mag zijn ( t Lam, 2007). Dit uitgangspunt is ook gehanteerd voor de waterlichamen in het West-Brabantse deel van het Scheldestroomgebied. De hydromorfologische ingrepen hebben als belangrijkste effecten het verlies aan habitatdiversiteit en een daarmee gepaard gaande soortenverarming tot gevolg Beschrijving huidige biologische en chemische toestand Rietkreek 5.1 Chemie De chemische toetsing is uitgevoerd voor de periode 2000 t/m De toetsing is uitgevoerd aan de KRW-normen voor prioritaire stoffen en de MTR-normen (NW4, alle niet-prioritaire stoffen en overige variabelen). In onderstaande figuur zijn de probleemstoffen aangegeven. Parameter Chloride Koper Fosfaat Stikstof Sulfaat Zuurstof Categorie overig overig algemeen, stagnant algemeen, stagnant algemeen algemeen Rietkreek complex Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 297

361 Coli-bacteriën algemeen Parameter Atrazine Diazinon Koper Zink Fosfaat Stikstof Verkorting/Lange Categorie Water prioritair overige overig overig algemeen, stagnant algemeen, stagnant 1-2 norm 2-5 norm > 5 norm De overschrijding van de chloridenorm in de Rietkreek is een gevolg van natuurlijke omstandigheden (zee-invloed); dit geldt ook voor de overschrijding van de sulfaatnorm. De chloridegehalten liggen in de regel tussen 150 en 300 mg/l met soms uitschieters tot ongeveer 400 mg/l. De chloridegehalten zijn onvoldoende hoog om ingedeeld te worden als een zwak brak watertype (M30); type M14 blijft daarmee gehandhaafd. In het zuidelijk deel van het Lange Water (Verkoting) is sprake van regelmatige overschrijding van de chloridenorm. Dit is niet weergegeven in bovenstande figuur, omdat hierin het meetpunt uit het noordelijk deel (Verkorting) is weergegeven. De overschrijding van de chloridenorm is een gevolg van natuurlijke omstandigheden (zee-invloed); de sulfaatnorm wordt daarentegen niet overschreden. De chloridegehalten liggen in de regel tussen 100 en 200 mg/l (Verkorting) en tussen 200 en 400 mg/l (Lange Water) met soms uitschieters boven 400 mg/l. De chloridegehalten zijn voor het totale waterlichaam onvoldoende hoog om ingedeeld te worden als een zwak brak watertype (M30); type M14 blijft daarmee gehandhaafd. Als in de toekomst besloten zou worden om het Volkerak-Zoommeer te verzouten zou hierdoor de invloed van zout op zowel de Rietkreek als op het Lange Water (inclusief Verkorting) groter kunnen worden. In die situatie is heroverweging van het watertype noodzakelijk. 5.2 Biologie De biologische gegevens zijn getoetst volgens het voor dit watertype van toepassing zijn ecologisch beoordelingssysteem van de Stowa. Hierbij is het meest recente meetjaar uit de periode gebruikt. Rietkreek STOWA Ebeosys (getoetst als kleisloot, 2005; uit Klink 2006) Karakteristiek Klasse op Klasse op meetpunt meetpunt Trofie Saprobie Brakkarakter Zuurkarakter Waterchemie Permanentie Toxiciteit Structuur Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 298

362 Variant-eigen karakter Verkorting ( ) STOWA Ebeosys (getoetst als kleisloot, 2005; uit Klink 2006) Karakteristiek Klasse Trofie Saprobie Brakkarakter Zuurkarakter Waterchemie Permanentie Toxiciteit Structuur Variant-eigen karakter Lange Water ( ) STOWA Ebeosys (getoetst als brak binnenwater, 2005; uit Klink 2006) Karakteristiek Zouthuishouding Trofie Saprobie Structuur Troebelheid Kenmerkendheid Klasse Hoogste niveau, Stowa 5 Bijna hoogste niveau, Stowa 4 Middelste niveau, Stowa 3 Laagste niveau, Stowa 2 Beneden laagste niveau, Stowa 1 Naast een onvoldoende chemische waterkwaliteit (belasting met organische stoffen, bestrijdingsmiddelen) veroorzaakt het ontbreken van oevervariatie, ondergedoken waterplanten en onvoldoende variatie en onvoldoende biotoopdiversiteit binnen het profiel een lage ecologische diversiteit van het Rietkreek- en Lange Watercomplex. 6. -Bepaling groslijst zinvolle maatregelen -Bepaling (on)omkeerbaarheid hydromorfologische belasting waterlichaam -Bepaling status Voor het bepalen van zinnige maatregelen is de RWSR-Brabantse Wal Maastabel uit het KRW-fase 2 proces als uitgangspunt gebruikt. Daarnaast zijn op gebiedsspecifiek niveau maatregelen geformuleerd en is het effect hiervan op bestaande functies weergegeven. Hierbij is het resultaat van de Maas-defaults (Arcadis, 2007a) gehanteerd. Uitgangspunten daarbij zijn (Arcadis, 2007a): De waterkwaliteit (nutriënten en andere stoffen) is niet beperkend voor de MEP s en GEP s; Kosten zijn niet van belang bij het bepalen van MEP s en GEP s. Naast de informatie uit de Maas-defaults is gebruik gemaakt van overwegingen uit de Algemene Denklijn Significante schade (2007). Kern hiervan is dat potentiële hydromorfologische herstelmaatregelen (gericht op het halen van een goede ecologische kwaliteit) afvallen indien deze maatregelen zullen leiden tot significante negatieve effecten op functies en milieu in bredere zin. De in de Denklijn genoemde functies betreffen:. scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie. activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen (bv. irrigatie). waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 299

363 . andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling (bijv. visserij). Maatregelen die tot significante schade aan functies en milieu leiden zijn in het algemeen volgens de Denklijn:. maatregelen die ten koste gaan van de veiligheid en de beroepsscheepvaart. gedwongen functiewijziging behoudens functiewijzigingen die onderdeel uitmaken van bestaand beleid en behoudens de inrichting van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers. Significante schade wordt afhankelijk gesteld van de belangrijkste gebruiksfuncties (natuur, intensief landbouwgebied, stedelijk gebied). Voor hermeandering/beekherstel is daarbij gebiedsspecifiek maatwerk nodig. In de landbouw is daarbij sprake van significante schade indien opbrengstderving ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Voorbeelden van potentiële maatregelen zijn: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of het verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen in poldergebieden, hermeandering van beken en kreken. In stedelijk gebied leiden de volgende maatregelen tot significant negatieve effecten in het geval hierdoor schade aan stedelijke functies ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in stedelijk waterbeheer: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen, hermeandering van beken en kreken. Naast maatregelen die leiden tot significant negatieve effecten zijn er ook hydromorfologische maatregelen te onderscheiden die niet leiden tot significant negatieve effecten: aanleg vispassage, aanleg natuurvriendelijke oevers, hermeandering buiten intensief landbouwgebied of buiten stedelijk gebied, meer flexibel en natuurlijk peilbeheer in wateren in grote natuurgebieden. Onderstaande tabel geeft de maatregelen uit Bijlage 1 weer die vervallen doordat ze niet van toepassing zijn of omdat ze signifcante schade aan meer dan 50% van het oppervlak van het stroomgebied kunnen veroorzaken. Ook zijn de maatregelen genoemd die beperkt van toepassing zijn. Maatregelcode Maatregel Onderbouwing D2, D7 Verhogen drainagebasis, natuurlijk peilbeheer Alleen beperkt realiseerbaar D3,D4 Ecologische kwaliteit waterbeheer n.v.t. E5 Aanleggen nevengeulen n.v.t E7 verwijderen stuwen peilbeheersing noodzakelijk, vervallen. Beperkt van toepassing in Lange Water. E8 koppeling kreken met rivier/delta Vervallen in verband met significante schade aan landbouw; mogelijkheden hiertoe in toekomst nader te onderzoeken F1 Kwantiteitsbaggeren n.v.t F2 Waterbodemsanering Niet relevant (dit doe je ter verbetering van de chemische toestand; uitgangspunt is dat de waterkwaliteit niet beperkend is voor MEP/GEP) F10 beperken scheepvaart n.v.t. G1 t/m G4 grondwaterkwantiteit Alleen beperkt realiseerbaar (n.v.t. = niet van toepassing) Op basis van deze maatregelbeschrijving is bepaald wat de omkeerbaarheid is van de in stap 4 genoemde hydromorfologische veranderingen. Dit is in onderstaande tabel aangegeven. Hydromorfologische ingreep omkeerbaar 1. Stuwen, sluizen en andere barrières Nee, gemalen Zoute Sluis (Rietkreek) en De Pals (Lange Water) zijn de grootste barrières en blijven noodzakelijk vanwege de waterhuishouding. Mitigeren kan door realisatie van vispassages bij de gemalen tussen Schelde-Rijnverbinding (Eendracht) en Rietkreek en Lange Water.. 2. Normalisatie Nee, deels mitigeerbaar door eeuwkantenherstel en Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 300

364 profielherstel. 3. Actief peilbeheer Nee, mitigeren door peil (binnen marges, zoveel als het gebied toelaat) te laten variëren (zomer: laag, winter: hoog). 4. Profiel/oeververdediging Ja, door herstel oevers en eeuwkanten 5. water aan - en afvoer nee, vanwege de waterhuishoudkundige functie. In sommige gedeelten mitigeren door isolatie van kreekgedeelte uit het bestaande waterhuishoudkundige systeem. 6. aantasting natuurlijke inundatiezones Deels, in combinatie met peilbeheer en afhankelijk van ruimte (aantasting breedte eeuwkanten) kunnen eeuwkanten en bijbehorende breedtes worden hersteld. 7. Dijken Nee. Dit i.v.m. veiligheid en cultuurhistorie. 8. traditioneel onderhoud Nee, mitigeren door gedifferentieerd beheer en onderhoud De hydromorfologische ingrepen hebben als belangrijkste effecten het verlies aan habitat en een daarmee gepaarde soortenverarming tot gevolg. De aanwezige (deels) onomkeerbaar geachte hydromorfologische belastingen maken het niet mogelijk dat een Goede Ecologische Toestand bereikt kan worden. Door het schrappen van de maatregelen die significante schade opleveren (conform bovenstaande en Bijlage 1) komt het MEP als doel in beeld. Een aantal maatregelen dat slechts een gering effect zal hebben wordt daarenboven eveneens geschrapt; hierdoor komt het GEP als uiteindelijke doel in beeld. De bij de overgang van MEP GEP vervallen maatregelen met gering effect zijn: F6 en F9. Aan het waterlichaam is daarom de status sterk veranderd toegekend (M11). Op basis van effectinschatting van mitigerende maatregelen is een Maximaal Ecologisch Potentieel en een Goed Ecologisch Potentieel per biologische kwaliteitscomponent afgeleid beschrijving gewenste situatie op basis van geselecteerde maatregelen Het onderstaande beeld is gebaseerd op Royal Haskoning (2002) en op een deskundigenoordeel. Het streefbeeld voor het Rietkreek-complex is een zoete polderkreek. Het bestaat uit lichtslingerende kreektakken begrensd door struweel en halfopen broekbosjes (wilg, vlier). De oevers bestaan uit 5 tot 10 m brede riet en/of lisdoddekragen. Flauwe en steile oevers wisselen elkaar af zoals in een natuurlijke stromingssituatie: de flauwe oevers in de binnenbochten, de steile oevers in de buitenbochten van de kreek. De flauwe oevers hebben een talud van 1:5 of flauwer en zijn begroeid met een rietzone van minimaal 1,5 tot 2 m breed. Het streefbeeld voor de Verkorting (= het noordelijk deel van het Lange Water) is een zoete polderkreek. Het streefbeeld voor het Lange Water (= het zuidelijk deel van het Lange Water) is een zoete verlaten kreek. Het type verlaten kreek biedt in vergelijking met het type polderkreek wat meer ruimte voor eeuwkanten en voor kreekbegeleidende vegetaties (Royal Haskoning, 2002). Het bestaat uit lichtslingerende kreektakken begrensd door struweel en halfopen broekbosjes (wilg, vlier). De oevers bestaan uit 5 tot 10 m brede riet en/of lisdoddekragen (moerasachtige vegetaties). Flauwe en steile oevers wisselen elkaar af zoals in een natuurlijke stromingssituatie: de flauwe oevers in de binnenbochten, de steile oevers in de buitenbochten van de kreek. De flauwe oevers hebben minimaal een talud van 1:5 en zijn begroeid met een rietzone van minimaal 1,5 tot 2 m breed. Het waterpeil is vanwege de blijvende landbouwfunctie niet natuurlijk. Het peil, dat voorheen in de zomer hoger was dan in de winter, is nu gedurende het hele jaar gelijk. In de toekomst zal wellicht het winterpeil iets verhoogd kunnen worden (dus meer natuurlijk). Door herstel van eeuwkanten en laagtes ontstaat een moerasachtige vegetatie die met name in het voorjaar van belang is voor een vissoort als snoek. Deze vissoort zet eieren in februari af aan ondergelopen oeverstructuren. De gemalen Zoute Sluis en de Pals zijn tweezijdig vispasseerbaar gemaakt waardoor de ecologische connectiviteit voor vissen met het Volkerak-Zoommeer is hersteld. Indien op lange termijn een zoute situatie ontstaat op het Volkerak-Zoommeer zal de invloed van zoute kwel op de kreekwaterkwaliteit toenemen en zal een brakke kreek kunnen ontstaan. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 301

365 Voorbeeld verlaten kreek (uit Royal Haskoning, 2002) 8. - Vertaling van het beschreven beeld in een concrete systeembeschrijving Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn (op basis van gebiedskenmerken) in vergelijking met de referentiekenmerken van type M11 (Royal Haskoning, 2002, Van der Molen en Pot., 2006b) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M11 referentie Rietkreek + Lange Water min. max. min. max. Oppervlakte O km 2 0,0001 0,50 0,1 0,5 Oppervlakte variatie Ov Km 2 0, ,6 0,1 0,5 Diepte d m 0,1 3 0,3 3 Taludhoek (onder water) th o Gemiddelde waterdiepte geulen gwg m - - > 0,5 > 1,0 Tracévorm/sinuositeit T/S m/m > 1,1 min. breedte kreekbegeleidende vegetatiezone BKV x breedte waterspiegel GW >0,2x min. perc. eeuwkanten mpe % lengte - - >10% >20% oevers Gewenste stroming in de GSH m/s - - <0,3 <0,15 hoofdgeul kwel kwel 0\1 * Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 302

366 mineraal slib slib % mineraal zand zand % mineraal grind grind % mineraal keien klei % organisch stam/tak tak % organisch blad blad % organisch detrit./slib detr % organisch plant mfyt % opgaande begroeiing hwal 0\ * 0/1 = 1: aanwezig, 0: niet aanwezig cursief: waarden uit Streefbeelden voor beken en kreken in Noord-Brabant, Royal Haskoning (2002) Streefbeeld zoete polderkreek, Royal Haskoning, Bepaling maatlatten biologie per kwaliteitselement voor waterlichaam Rietkreek (NL25_45) De systeemkarakteristieken uit 8. vormen de basis voor het afleiden van de maatlatten van de relevante biologische kwaliteitscomponenten voor het type M14, ondiepe (matig grote) gebufferde plassen. 9.1 Vissen De maatlat M14 voor vissen bestaat uit de volgende (sub)deelmaatlatten: 1. soortensamenstelling: In het onderstaande zijn bij de beschrijving van de huidige situatie de verschillende monsters die beschreven worden in Aquaterra (2005; Rietkreek) en Hoogerwerf en Crombaghs (1997; Lange Water) per water (+Rietkreek, danwel Lange Water) bij elkaar in 1 lijst gezet, conform de methodiek in Bijlage 4 van Arcadis (2007b). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 303

367 Volgens Van der Molen en Pot (2007a, pag. 39) is dit watertype relatief soortenrijk en is het aantal soorten op GET-niveau 14. Overeenkomstig Higler et al. (2004) en Van der Molen en Pot (2007a) bestaat de soortensamensteling uit één indicator, namelijk het aantal soorten. In de huidige situatie komen 11 soorten voor in de Rietkreek (Aquaterra, 2005). In de meestrecent onderzochte situatie (1997) komen 10 soorten voor in het Lange Water (Hoogerwerf en Crombaghs, 1997). Het GET voor soortensamenstelling wordt, na uitvoering van maatregelen, haalbaar geacht. De klassegrenzen onder het GET zijn afgeleid van de grenzen genoemd in Van der Molen en Pot (2007a). 2. abundantie In de referentiemaatlat (van der Molen en Pot, 2007a) valt de grens tussen matig en goed samen met het verdwijnen van paai- en opgroeihabitat voor plantminnende vis. Dit als gevolg van peilbeheersing en aantasting van oevers. Zoals uit par. 6 blijkt is natuurlijk peilbeheer en oeverherstel (incl. ontstaan van vloedvlaktes) slechts beperkt mogelijk. Dit betekent dat in een maximale situatie (MEP) voor het onderdeel abundantie ten hoogste kan worden aangesloten bij de grenzen die voor GET zijn gedefinieerd (en niet hoger). Voor de GEP-situatie wordt (op basis van inschatting van de effecten van de resterende hydromorfologische drukken) 1 klasse uit Van der Molen en Pot (2007a) lager gehanteerd. Voor abundantie zijn de volgende subdeelmaatlatten van belang op basis van relatieve biomassa: Aandeel brasem (%) Aandeel baars en blankvoorn in % van alle eurytopen Aandeel plantminnende vis (%) Aandeel zuurstoftolerante vis (%) De totaalbeoordeling voor de vissenmaatlat wordt op basis van de beoordelingen op de subdeelmaatlatten bepaald op de wijze zoals beschreven in Van der Molen en Pot (2007a), pag. 25. Samenvattend ziet de maatlat voor vissen er als volgt uit: Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP Matig Ontoereikend slecht soortensamenstelling n.v.t. GET <8 Aandeel brasem (%) <2 7 GET >74 Baars + blankvoorn in % van alle eurytopen Aandeel plantminnende vis (%) Aandeel zuurstoftolerante vis (%) >36 31 GET <6 >66 41 GET <5 >21 11 GET Voor een indeling van soorten in plantminnend en zuurstoftolerant wordt verwezen naar Van der Molen en Pot (2007a, bijlage 11, pag. 281). Het eindoordeel voor de vissenmaatlat wordt berekend door weging van de deelmaatlatten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de wegingsfactoren uit Van der Molen en Pot (2007a, tabel 3.5A op pag. 39). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 304

368 9.2 Fytoplankton Het kwaliteitselement fytoplankton bestaat uit twee deelmaatlatten: 1. Abundantie: als indicator voor abundantie wordt in zoete meren het zomergemiddelde gehalte chlorofyl-a gebruikt (Van der Molen en Pot, 2007a). Ten opzichte van de natuurlijke referentie blijft een aantal hydromorfologische drukken in de GEP-situatie bestaan en zullen slechts ten dele mitigeerbaar zijn, Dit betreft m.n. normalisatie, peilbeheer, water aan- en afvoer en natuurlijke inundatiezones. Overall-effect hiervan is dat er minder oeverbegroeiing (helofyten) aanwezig zal zijn dan in de referentiesituatie.. Echter, deze drukken zijn niet van doorslaggevend belang voor de fytoplanktongroei (Pot, 2005, pag en 52). Overeenkomstig het gestelde in Pot (2005, pag en 52) wordt hier gesteld dat het GET voor abundantie haalbaar is. 2. Soortensamenstelling: in het zomerhalfjaar treden geen algenbloeien op. Treden er wel bloeien op, te oordelen op grond van de abundantiecriteria van een van de taxa uit de lijst in Bijlage 4 uit Van der Molen en Pot (2007a), dan bepaalt het bijbehorende ecologisch kwaliteitsniveau van de bloei de score. Deze werkwijze is overeenkomstig de natuurlijke maatlat (Van der Molen en Pot, 2007a). In de huidige situatie komt soms algenbloei voor (2005: chlorofyl-a gehalte tot 120 mg/m3). Ook in de toekomstige situatie kan dit niet worden uitgesloten. Het is echter niet bekend welke taxa het in de huidige situatie betreft. Arbitrair is voor het EKR op GEP-niveau gekozen voor 0,6, hetgeen overeenstemt met een realistisch geachte bloei met een kleine kans op drijflaagvorming. Voor de maatlat van dit kwaliteitselement worden de deelmaatlatscores voor chlorofyl-a en soortensamenstelling rekenkundig gemiddeld (Van der Molen en Pot, 2007a). Wanneer geen sprake is van bloei wordt aan het monster geen score toegekend en geldt het oordeel van de chlorofylmaatlat als eindoordeel. Samenvattend ziet de maatlat voor fytoplanton er als volgt uit: Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP Matig Ontoereikend slecht Chlorofyl-a (mg/m3) <10,8 23 n.v.t. GET >95 Soortensamenstelling EKR Geen bloei, geen EKR 0,6 n.v.t. GET 0,4-0,6 0,2-0,4 <0,2 9.3 Overige waterflora Het kwaliteitselement overige waterflora omvat drie deelmaatlatten. Naar verwachting leiden hydromorfologische ingrepen tot verbetering van de huidige score voor Overige waterflora. 1. abundantie: gezien de geringe waterdiepte kunnen in beginsel op uitgebreide schaal ondergedoken waterplanten voorkomen. In de referentiesituatie is de voor ondergedoken waterplanten begroeibare waterdiepte namelijk maximaal 2,71 m. De kreekrestanten zijn grotendeels veel ondieper. Voor dit waterlichaam met type M14 wordt, overeenkomst de denklijn die is gevolgd bij het opstellen van de Maasdefaults (Arcadis, 2007c), er van uitgegaan dat voor abundantie het GET haalbaar is. Voor de deelmaatlat abundantie wordt daarom de natuurlijke maatlat gebruikt (Van der Molen en Pot, 2007a). Het GET wordt haalbaar geacht met veel (>25% bedekking) submerse vegetatie en >60% oevervegetatie. Voor de oevervegetatie is de GET-situatie in de Rietkreek hierbij al bereikt (op basis van Klink, 2006); voor de submerse vegetatie is de bedekking in de Rietkreek nu geringer dan 25% (Klink, 2006). Er wordt daarom aangesloten bij tabel 3.3a (uit Van der Molen en Pot 2007a, pag. 35). 2. soortensamenstelling: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 305

369 Op inschatting van effecten van maatregelen en blijvende hydromorfologische belastingen is de soortensamenstelling van waterplanten t.o.v. de natuurlijke maatlat bepaald. Dat wil zeggen dat van de soortenlijst in relatie tot de natuurlijke maatlat soorten niet kunnen voorkomen vanwege de geografische verspreiding (op basis van Cools, 1989). Hierbij is de laagste abundantiescore gehanterd in verband met de overwegende landbouwfunctie in het stroomgebied van het waterlichaam; voor storingsindicatoren (Lemna, Spirodela, Azolla) is de middelste abundatiescore gehanteerd. soort abundantie opmerking Callitriche platycarpa 1 Ceratophyllum demersum 1 Chara aspera Chara contraria Chara globularis Chara sp. 1 Chara major Chara vulgaris Elodea canadensis 1 Elodea nutalli 1 Hottonia palustris 1 Hydrocharis morsus-ranae 1 Lemna gibba 0 Lemna minor 0 Lemna trisulca 1 Myriophyllum spicatum 1 Myriophyllum verticillatum Najas marina Nitella hyalina Nitella mucronata Nitella opaca Nitellopsis obtusa Nuphar lutea 1 Nymphaea alba 1 Nymphoides peltata 1 Persicaria amphibia 1 Potamogeton berchtoli Potamogeton compressus 1 Potamogeton crispus 1 Potamogeton lucens 1 Potamogeton mucronatus Potamogeton natans 1 Potamogeton obtusifolius 1 Potamogeton pectinatus 1 Potamogeton perfoliatus 1 Potamogeton praelongus Potamogeton pusillus 1 Potamogeton trichoides Potamogeton x zizii Ranuculus aquatillis 1 Ranunculus circinatus 1 kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 306

370 Riccia fluitans 1 Schoenoplectus lacustris 1 Spirodela polyrhizza 0 Stratiotes aloides 1 Utricularia vulgaris 1 Zanichellia palustris 1 max. aantal soorten max. score te behalen abundantie De scores voor de deelmaatlat soortensamenstelling worden gegenereerd op basis van de waarden van de afzonderlijke soorten; buiten de soorten van de hierboven geselecteerde lijst worden alle voorkomende kranswieren meegeteld (score 1; Van der Molen en Pot 2006b en 2007a). De deelmaatlat soortensamenstelling wordt uitgedrukt in percentage van de referentiescore en in de absolute score (aantal soorten). De totaal score die maximaal voorkomt is 28. Uitwerking maatlat type M14: Voor de referentiesituatie van type M14 geldt: maximale score in praktijk is 47 (Van der Molen en pot, 2007a). De theoretische totale score voor alle soorten voor type M14 komt, uitgaande van de middelste abundantieklasse (conform denklijn in Royal Haskoning 2007, maatlatten sloten en kanalen) uit op 96 (op basis van bijlage 6 in definitieve natuurlijke maatlatten, Van der Molen en Pot, 2007a). In de referentiesituatie voor type M14 is de verhouding tussen maximale score en totale score 47/96. Gesteld wordt dat dezelfde verhouding tussen maximale score en totale score van toepassing is op de kreekrestanten in de MEP-situatie. De totale score onder MEP-condities in de kreekrestanten is 28 (zie tabel hierboven). In de MEP-situatie geldt dan dat de maximaal te behalen score (47/96) x 28 = 14. Er wordt vanuit gegaan dat GEP 80% van MEP is (overeenkomstig de denklijn in Arcadis, 2007d), d.w.z. GEP = 0,8 x 13 = 11. De range GEP-MEP van valt binnen de klasse matig van de natuurlijke maatlat (=10-18, waarbij GET = 19). 3.Fytobenthos: voor watertype M14 is geen fytobenthosmaatlat voor de referentiesituatie beschikbaar (Van der Molen en Pot 2007a, Van Dam 2007 en Van Dam et al. 2007). Dit is daarom niet verder uitgewerkt en wordt buiten beschouwing gelaten. Samenvattend ziet de maatlat voor overige waterflora (macrofyten en fytobenthos) er als volgt uit (met gebruikmaking van Van der Molen en Pot 2007a): Waarden klassenindeling ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend slecht Abundantie: * Bedekking van het begroeibare areaal met submerse planten (%) >50 25 n.v.t. GET <1 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 307

371 * Bedekking van het begroeibare areaal met oevervegetatie (%) Soortensamenstelling: * Relatieve score (% van de refentiescore) * Absolute score >80 60 n.v.t. GET > < < <3 Het eindoordeel van de deelmaatlatscores abundantie groeivormen en soortensamenstelling macrofyten wordt bepaald door rekenkundig het gemiddelde van beide te bepalen (Van der Molen en Pot, 2006b). 9.4 Macrofauna Nadat alle haalbare maatregelen zijn uitgevoerd wordt de resterende hydromorfologische belasting niet beperkend geacht voor het halen van de GET voor macrofauna. Hiermee wordt de denklijn gevolgd die bij het opstellen voor de Maasdefaults voor andere watertypen ook is gevolgd, nl. dat voor macrofauna het GET (nagenoeg) haalbaar wordt geacht (Arcadis 2007a en 2007c). De natuurlijke maatlat M14 bestaat uit drie deelmaatlatten (Van der Molen en Pot, 2007a): DN% (abundantie): het percentage individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. KM% (aantal taxa): het percentage kenmerkende taxa. KM% + DP% (abundantie); het percentage individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. Voor de berekeningswijze van de EKR wordt verwezen naar Van der Molen en Pot (2007a). Overeenkomstig de denklijn in Arcadis (2007a) is het MEP in dit door landbouw gedomineerde gebied bepaald op 0,73 EKR en het GEP op 0,55 EKR. Het GET ligt op 0,6 EKR. De klassen zijn lineair berekend. In onderstaande tabel zijn de EKR-waarden gegeven. Waarden klassenindeling Gezonde combinatie van kenmerkende taxa (KM), individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren (DN), individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren (KM+DP) ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend Slecht 0,8 0,6 0,73 0,55 0,55-0,73 0,37-0,55 0,18-0,37 <0,18 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 308

372 MEP GEP afleiding Agger NL25_44, M14 Ligging waterlichaam 1. - Beschrijving van de huidige situatie van het watersysteem Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 309

373 Agger is een verdronken dorp, nabij het kreekrestant genaamd de Agger Kapitale Uitwatering ten westen van de kern Woensdrecht. Agger wordt al in 1187 vermeld als woonplaats in de Schelde. In de 13e eeuw is de nederzetting overstroomd. De Agger uitwatering is een kreekrestant dat morfologische kenmerken heeft van een licht slingerende brede poldersloot. Het grootste deel van de watergang varieert in breedte van 1 à 2 m tot ruim 10 m met enkele uitschieters naar bijna 20 m. De kreek maakt deel uit van het huidige waterhuishoudkundige systeem en voert zoet kalkrijk en ijzerrijk kwelwater af dat afkomstig is vanuit de Brabantse Wal. De Calfvensche kreek maakt deel uit van het Agger waterlichaam. Dit kreekrestant is ecologisch waardevol en bestaat voornamelijk uit rietland, grasland en broekbosjes. Overzicht ligging Calfvensche kreek Tabel: Streekplan, WHP functies en reconstructiedoelen langs de Agger in lengte-% van de hoofdlopen. waterlichaam WHPfunctilandboulandschaoverig Reconstructie AHS- AHS- GHS- Overig Agger NL25_44 EVZ Overig = stedelijk of niet benoemd. Tabel: Streekplan, WHP functies en reconstructiedoelen in oppervlakte-% binnen het stroomgebied en in absolute lengte, oppervlakte en aantal. Streekplan functies (in %) AHS AHS-landschap GHS-landbouw GHS-natuur Stedelijk Gebied Waterhuishoudingplan functies EVZ (km) VW (km) WN (km) WN (stuks) NN (ha) 7 nvt 4 nvt 333 Reconstructie: Kreekherstel Streekplanaanduidingen: AHS = Agrarische Hoofdstructuur; GHS = Groene Hoofd Structuur. WHP aanduidingen: VW = viswater (in km); EVZ (in km) = Ecologische Verbindingszone; WN = Waternatuur (in stuks); WN (in km) = beek en kreekherstel (in km); WN (stuks) is het aantal vlakvormige elementen (bijvoorbeeld vennen); NN = Natte natuurparels (in ha) 2. - Bepaling best bijpassende Maas-default Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 310

374 Voor deze kreekrestanten is geen Maas-default beschikbaar. Op basis van menselijk handelen is het waterlichaam te typeren als sterk veranderd. Het water is zoet (gemiddeld chloridegehalte rond 100 mg/l, incidenteel uitschieters tot 170 mg/l (in 2005)). Voor het watertype is aangesloten bij het watertype dat ook voor andere zoete kreekrestanten in het West-Brabantse deel van het Scheldestroomgebied is toegekend, namelijk M14. Hierdoor wijkt het West-Brabantse waterlichaam af van het aansluitende Zeeuwse waterlichaam NL18_BATHOOST, waaraan watertype M3 is toegekend. Het Zeeuwse waterlichaam is een kunstmatig waterlichaam dat grotendeels gegraven is. Het West-Brabantse waterlichaam de Agger is van oorsprong natuurlijk Beschrijving belangrijke veranderingen in hydromorfologie (cf scorecards) De belangrijkste hydromorfologische aangebrachte componenten bij de Agger zijn: 1. Stuwen, gemalen of andere barrières 2. actief peilbeheer. 3. Profiel/oeververdediging, normalisatie 4. Wateraan- en afvoer 5. Aantasting natuurlijke inundatiezones 6. dijken 7. traditioneel mechanisch klein en groot onderhoud (kwantiteitsbaggeren) Deze ingrepen zijn afgeleid uit een beschouwing van enerzijds de huidige hydromorfologische situatie en anderzijds de inschatting van de situatie onder natuurlijke omstandigheden Bepaling effecten van hydromorfologische ingrepen op watersysteem en biologische kwaliteitscomponenten Macrofyten habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) Vissen hydro-morfologische systeemkarakteristieken verandering 1. stuwen sluizen en diepte variatie (-) andere barrières oeverbreedte variatie (-) sedimentvariatie (-) ecologische continuïteit (- ) stroming (-) 2. Actief peilbeheer diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) Macrofauna idem migratiebarrières. gemaal heeft negatieve invloed op vispopulaties fytobenthos n.v.t. idem idem n.v.t. 3. profiel/oeververdediging, normalisatie diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) 4. water aan en afvoer Dynamiek (+) Verandering van kwaliteit (brak zoet) 5. aantasting natuurlijke inundatiezones (aantasting breedte eeuwkanten) sediment variatie (-) diepte variatie (-) breedte variatie (-) dwars en lengte profielvariatie (-) 6. Dijken dynamiek (-) verbinding Delta/rivierengebied (-) 7. traditioneel onderhoud diepte variatie (-) sedimentvariatie (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (+) soortendiversiteit (+) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) (-) = negatief beinvloed door de hydromorfologische verandering (+)= positief beinvloed door de hydromorfologische verandering idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. De in de tweede kolom genoemde systeemkarakteristieken zijn afkomstig uit tabel 4.3 in Arcadis (2007a). Bij het inschatten van het effect van de hydromorfologische verandering op een Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 311

375 systeemkarakteristiek is gebruik gemaakt van beschrijvingen in Bouwhuis et al. (2004), Van der Molen et al. (2007a), Pot (2005) en van algemene hydrologische en ecologische principes. In de zesde kolom is fytobenthos opgenomen. Fytobenthos wordt voornamelijk beinvloed door de waterkwaliteit (Van Dam, 2007 en t Lam, 2007). Binnen het Maasstroomgebied is afgesproken om vooralsnog uit te gaan van de natuurlijke maatlatten, omdat het uitgangspunt is dat de chemische waterkwaliteit niet beperkend mag zijn ( t Lam, 2007). Dit uitgangspunt is ook gehanteerd voor de waterlichamen in het West-Brabantse deel van het Scheldestroomgebied. De hydromorfologische ingrepen hebben als belangrijkste effecten het verlies aan habitatdiversiteit en een daarmee gepaard gaande soortenverarming tot gevolg Beschrijving huidige biologische en chemische toestand Agger 5.1 Chemie De chemische toetsing is uitgevoerd voor de periode 2000 t/m De toetsing is uitgevoerd aan de KRW-normen voor prioritaire stoffen en de MTR-normen (NW4, alle niet-prioritaire stoffen en overige variabelen). Meetpunt In onderstaande figuur zijn de probleemstoffen aangegeven. Parameter Categorie Agger Cholinesteraseremmer overig Zuurstof algemeen Sulfaat algemeen Coli-bacteriën algemeen 1-2 norm 2-5 norm > 5 norm 5.2 Biologie De biologische gegevens zijn getoetst volgens het voor dit watertype van toepassing zijn ecologisch beoordelingssysteem van de Stowa. Hierbij is het meest recente meetjaar uit de periode gebruikt (Klink, 2006). Agger (Schipperskil, meetpunt ) STOWA Ebeosys (getoetst als kleisloot, 2005) Karakteristiek Klasse Trofie Saprobie Brakkarakter Zuurkarakter Waterchemie Permanentie Toxiciteit Structuur Variant-eigen karakter Hoogste niveau, Stowa 5 Bijna hoogste niveau, Stowa 4 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 312

376 Middelste niveau, Stowa 3 Laagste niveau, Stowa 2 Beneden laagste niveau, Stowa 1 De belangrijke knelpunten bestaan uit het ontbreken van biotoopdiversiteit en belasting van het water met organsiche stoffen en nutriënten Bepaling groslijst zinvolle maatregelen - Bepaling onomkeerbaarheid hydromorfologische belasting - Bepaling status waterlichaam Voor het bepalen van zinnige maatregelen is de RWSR-Brabantse Wal maastabel uit het KRW-fase 2 proces als input gebruikt. Daarnaast zijn op gebiedsspecifiek niveau maatregelen geformuleerd en het effect hiervan op bestaande functies weergegeven. Hierbij is het resultaat van de Maasdefaults (Arcadis, 2007a) gehanteerd. Uitgangspunten daarbij zijn (Arcadis, 2007a): De waterkwaliteit (nutriënten en andere stoffen) is niet beperkend voor de MEP s en GEP s; Kosten zijn niet van belang bij het bepalen van MEP s en GEP s. Naast de informatie uit de Maas-defaults is gebruik gemaakt van overwegingen uit de Algemene Denklijn Significante schade (2007). Kern hiervan is dat potentiële hydromorfologische herstelmaatregelen (gericht op het halen van een goede ecologische kwaliteit) afvallen indien deze maatregelen zullen leiden tot significante negatieve effecten op functies en milieu in bredere zin. De in de Denklijn genoemde functies betreffen:. scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie. activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen (bv. irrigatie). waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering. andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling (bijv. visserij). Maatregelen die tot significante schade aan functies en milieu leiden zijn in het algemeen volgens de Denklijn:. maatregelen die ten koste gaan van de veiligheid en de beroepsscheepvaart. gedwongen functiewijziging behoudens functiewijzigingen die onderdeel uitmaken van bestaand beleid en behoudens de inrichting van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers Significante schade wordt afhankelijk gesteld van de belangrijkste gebruiksfuncties (natuur, intensief landbouwgebied, stedelijk gebied). Voor hermeandering/beekherstel is daarbij gebiedsspecifiek maatwerk nodig. In de landbouw is daarbij sprake van significante schade indien opbrengstderving ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Voorbeelden van potentiële maatregelen zijn: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of het verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen in poldergebieden, hermeandering van beken en kreken. In stedelijk gebied leiden de volgende maatregelen tot significant negatieve effecten in het geval hierdoor schade aan stedelijke functies ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in stedelijk waterbeheer: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen, hermeandering van beken en kreken. Naast maatregelen die leiden tot significant negatieve effecten zijn er ook hydromorfologische maatregelen te onderscheiden die niet leiden tot significant negatieve effecten: aanleg vispassage, aanleg natuurvriendelijke oevers, hermeandering buiten intensief landbouwgebied of buiten stedelijk gebied, meer flexibel en natuurlijk peilbeheer in wateren in grote natuurgebieden. Onderstaande tabel geeft de maatregelen uit Bijlage 1 weer die vervallen doordat ze niet van toepassing zijn of omdat ze signifcante schade aan meer dan 50% van het oppervlak van het stroomgebied kunnen veroorzaken. Ook zijn de maatregelen genoemd die beperkt van toepassing zijn. Maatregelcode Maatregel Onderbouwing Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 313

377 D2; D7 Verhogen drainagebasis; Natuurlijk peilbeheer Significante schade aan landbouw D3,D4 Ecologische kwaliteit waterbeheer n.v.t. E5 Aanleggen nevengeulen n.v.t E7 Verwijderen stuwen Significante schade voor landbouw E8 Koppeling kreken met rivier/delta Significante schade aan landbouw; mogelijkheden nader te onderzoeken F1 kwantiteitsbaggeren n.v.t F2 Waterbodemsanering Niet relevant (dit doe je ter verbetering van de chemische toestand; uitgangspunt is dat de waterkwaliteit niet beperkend is voor MEP/GEP). F10 beperken scheepvaart n.v.t. G1 t/m G4 Grondwaterkwantiteit Significante schade aan landbouw; alleen beperkte mogelijkheden in GHS. Op basis van deze maatregelbeschrijving is bepaald wat de omkeerbaarheid is van de in stap 4 genoemde hydromorfologische veranderingen. Dit is in onderstaande tabel aangegeven. Hydromorfologische ingreep omkeerbaar 1. Stuwen en andere Barrières Nee, gemaal Driepolders is de grootste barrière en is noodzakelijk vanwege de waterhuishouding. Mitigeren kan door realisatie van vispassage. 2. Actief peilbeheer Nee, mitigeren door peil (binnen marges, zoveel als het gebied toelaat) te laten variëren (zomer: laag, winter: hoog). 3. Profiel/oeververdediging, normalisatie Deels, door herstel oevers en eeuwkanten 4. wateraan - en afvoer Nee, vanwege de waterhuishoudkundige functie. Noordelijk gedeelte wellicht mitigeerbaar door isolatie van kreekgedeelte uit het bestaande waterhuishoudkundig systeem (moet onderzocht worden). 5. aantasting natuurlijke inundatiezones Nee, in combinatie met peilbeheer en afhankelijk van ruimte (aantasting breedte eeuwkanten) kunnen eeuwkanten en bijbehorende breedtes voor een deel worden hersteld. 6. Dijken Nee. Dit i.v.m. veiligheid en cultuurhistorie. 7. traditioneel onderhoud Nee, mitigeren door gedifferentieerd beheer en onderhoud De aanwezige (deels) onomkeerbaar geachte hydromorfologische belastingen maken het niet mogelijk dat een Goede Ecologische Toestand bereikt kan worden. Door het schrappen van de maatregelen die significante schade opleveren (conform bovenstaande en Bijlage 1) komt het MEP als doel in beeld. Een aantal maatregelen dat slechts een gering effect zal hebben wordt daarenboven eveneens geschrapt; hierdoor komt het GEP als uiteindelijke doel in beeld. De bij de overgang van MEP GEP vervallen maatregelen met gering effect zijn: F6 en F9. Aan het waterlichaam is daarom de status sterk veranderd toegekend (M14). Op basis van effectinschatting van mitigerende maatregelen is een Maximaal Ecologisch Potentieel en een Goed Ecologisch Potentieel per biologisch kwaliteitselement afgeleid beschrijving gewenste situatie op basis van geselecteerde maatregelen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 314

378 Het onderstaande is gebaseerd op Royal Haskoning (2002) en op een deskundigenoordeel. Het streefbeeld van de Agger bestaat uit een licht lichtslingerende kreek begeleid door halfopen broekbosjes. De oevers bestaan uit 5 tot 10 m brede riet en/of lisdoddekragen (moerasachtige vegetaties). Flauwe en steile oevers wisselen elkaar af zoals in een natuurlijke stromingssituatie: de flauwe oevers in de binnenbochten, de steile oevers in de buitenbochten van de kreek. De flauwe oevers hebben minimaal een talud van 1:5 en zijn begroeid met een rietzone van minimaal 1,5 tot 2 m breed. Het waterpeil varieert maar is vanwege de blijvende landbouwfunctie niet natuurlijk. Dat wil zeggen tijdens de zomerperiode relatief hoog en tijdens de winterperiode laag. Kleine natuurlijke schommelingen hierbinnen worden zoveel mogelijk toegestaan. Door herstel van eeuwkanten en laagtes ontstaat een moerasachtige vegetatie die met name in het voorjaar van belang is voor een vissoort als snoek. Deze vissoort zet eieren in februari af aan ondergelopen oeverstructuren. Het gemaal Driepolders is tweezijdig vispasseerbaar gemaakt waardoor de ecologische connectiviteit voor vissen, via het Zeeuwse waterlichaam NL18_BATHOOST, met het Scheldesysteem is hersteld. streefbeeld polderkreek zoet (Royal Haskoning,2002) 8. - Vertaling van het beschreven beeld in een concrete systeembeschrijving Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn (op basis van gebiedskenmerken) in vergelijking met de referentiekenmerken van type M14 (Royal Haskoning 2002, Van der Molen en Pot 2007a) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M11 referentie Agger min. max. min. max. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 315

379 Oppervlakte O km 2 0,0001 0,50 0,1 0,2 Oppervlakte variatie Ov Km 2 0, ,6 0,1 0,2 Diepte d m 0,1 3 0,3 3 Taludhoek (onder water) th o Gemiddelde waterdiepte geulen gwg m - - > 0,5 > 1,0 Tracévorm/sinuositeit T/S m/m > 1,1 min. breedte kreekbegeleidende vegetatiezone BKV x breedte waterspiegel GW >0,2x min. perc. eeuwkanten mpe % lengte - - >10% >20% oevers Gewenste stroming in de GSH m/s - - <0,3 <0,15 hoofdgeul kwel kwel 0\1 * mineraal slib slib % mineraal zand zand % mineraal grind grind % mineraal keien klei % organisch stam/tak tak % organisch blad blad % organisch detrit./slib detr % organisch plant mfyt % opgaande begroeiing hwal 0\ * 0/1 = 1: aanwezig, 0: niet aanwezig cursief: waarden uit Streefbeelden voor beken en kreken in Noord-Brabant, Royal Haskoning (2002) 9. - Bepaling maatlatten biologie per kwaliteitselement voor waterlichaam de Agger (NL25_44) De systeemkarakteristieken uit 8. vormen de basis voor het afleiden van de maatlatten van de relevante biologische kwaliteitscomponenten voor het type M14, ondiepe (matig grote) gebufferde plassen. 9.1 Vissen De maatlat M14 voor vissen bestaat uit de volgende (sub)deelmaatlatten: 1. soortensamenstelling: In het onderstaande zijn bij de beschrijving van de huidige situatie de verschillende monsters die beschreven worden in Aquaterra (2007) bij elkaar in 1 lijst gezet, conform de methodiek in Bijlage 4 van Arcadis (2007b). Volgens Van der Molen en Pot (2007a, pag. 39) is dit watertype relatief soortenrijk en is het aantal soorten op GET-niveau 14. Overeenkomstig Higler et al. (2004) en Van der Molen en Pot (2007a) bestaat de soortensamensteling uit één indicator, namelijk het aantal soorten. In de huidige situatie komen 13 soorten voor in de Agger (Aquaterra, 2007). Het GET voor soortensamenstelling wordt, na uitvoering van maatregelen, haalbaar geacht. De klassegrenzen onder het GET zijn afgeleid van de grenzen genoemd in Van der Molen en Pot (2007a). 2. abundantie In de referentiemaatlat (van der Molen en Pot 2007a) valt de grens tussen matig en goed samen met het verdwijnen van paai- en opgroeihabitat voor plantminnende vis. Dit als gevolg van peilbeheersing en aantasting van oevers. Zoals uit par. 6 blijkt is natuurlijk peilbeheer en oeverherstel (incl ontstaan van vloedvlaktes) slechts beperkt mogelijk. Dit betekent dat in een maximale situatie (MEP) voor het onderdeel abundantie ten hoogste kan worden aangesloten bij de grenzen die voor GET zijn gedefinieerd (en niet hoger). Voor de GEP-situatie wordt (op basis Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 316

380 van inschatting van de effecten van de resterende hydromorfologische drukken) 1 klasse uit Van der Molen en Pot (2007a) lager gehanteerd. Voor abundantie zijn de volgende subdeelmaatlatten van belang op basis van relatieve biomassa: Aandeel brasem (%) Aandeel baars en blankvoorn in % van alle eurytopen Aandeel plantminnende vis (%) Aandeel zuurstoftolerante vis (%) De totaalbeoordeling voor de vissenmaatlat wordt op basis van de beoordelingen op de subdeelmaatlatten bepaald op de wijze zoals beschreven in Van der Molen en Pot (2007a), pag. 25. Samenvattend ziet de maatlat voor vissen er als volgt uit: Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP Matig Ontoereikend slecht soortensamenstelling n.v.t. GET <8 Aandeel brasem (%) <2 7 GET >74 Baars + blankvoorn in % van alle eurytopen Aandeel plantminnende vis (%) Aandeel zuurstoftolerante vis (%) >36 31 GET <6 >66 41 GET <5 >21 11 GET Voor een indeling van soorten in plantminnend en zuurstoftolerant wordt verwezen Van der Molen en Pot (2007a, bijlage 11, pag. 281). Het eindoordeel voor de vissenmaatlat wordt berekend door weging van de deelmaatlatten. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de wegingsfactoren uit Van der Molen en Pot (2007a, tabel 3.5A op pag. 39). 9.2 Fytoplankton Het kwaliteitselement fytoplankton bestaat uit twee deelmaatlatten: 3. Abundantie: als indicator voor abundantie wordt in zoete meren het zomergemiddelde gehalte chlorofyl-a gebruikt (Van der Molen en Pot, 2007a). Ten opzichte van de natuurlijke referentie blijft een aantal hydromorfologische drukken in de GEP-situatie bestaan en zullen slechts ten dele mitigeerbaar zijn, Dit betreft m.n. normalisatie, peilbeheer, water aan- en afvoer en natuurlijke inundatiezones. Overall-effect hiervan is dat er minder oeverbegroeiing (helofyten) aanwezig zal zijn dan in de referentiesituatie. en dat er aanvoer van water uit landbouwgebied zal blijven plaatsvinden. Echter, deze drukken zijn niet van doorslaggevend belang voor de fytoplanktongroei (Pot, 2005, pag en 52). Aansluitend daarop kan worden gesteld dat het GET haalbaar is. In vergelijking met het waterlichaam Rietkreek-Lange Water zijn de chlorofylgehalten in de Agger in de huidige situatie veel lager ( : max. gehalten chlorofyl-a < 30 mg/m3). Het GET is daarmee haalbaar (en wordt nu al gehaald). 4. Soortensamenstelling: in het zomerhalfjaar treden geen algenbloeien op. Treden er wel bloeien op, te oordelen op grond van de abundantiecriteria van een van de taxa uit de lijst in Bijlage 4 uit Van der Molen en Pot (2007a), dan bepaalt het bijbehorende ecologisch kwaliteitsniveau van de bloei de score. Deze werkwijze is overeenkomstig de natuurlijke maatlat (Van der Molen en Pot, 2007a). In de huidige situatie komen geen algenbloeien voor. Voor de toekomstige situatie wordt er van uit gegaan dat dit dit evenmin een Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 317

381 knelpunt zal vormen. Zou zich wel een bloei voordoen, te oordelen op grond van de abundantiecriteria van de indicatorsoorten volgens Bijlage 4 uit Van der Molen en Pot (2007a), dan bepaalt het bijbehorende ecologisch kwaliteitsniveau van de bloei de score. Arbitrair is voor het EKR op GEP-niveau gekozen voor 0,6. Voor de maatlat van dit kwaliteitselement worden de deelmaatlatscores voor chlorofyl-a en soortensamenstelling rekenkundig gemiddeld (Van der Molen en Pot, 2007a). Wanneer geen sprake is van bloei wordt aan het monster geen score toegekend en geldt het oordeel van de chlorofylmaatlat als eindoordeel. Samenvattend ziet de maatlat voor fytoplanton er als volgt uit: Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP Matig Ontoereikend slecht Chlorofyl-a (mg/m3) <10,8 23 n.v.t. GET >95 Soortensamenstelling EKR Geen bloei, geen EKR 0,6 n.v.t. GET 0,4-0,6 0,2-0,4 <0,2 9.3 Overige waterflora Het kwaliteitselement overige waterflora omvat drie deelmaatlatten. Naar verwachting leiden hydromorfologische ingrepen tot verbetering van de huidige score voor Overige waterflora. 1. abundantie: gezien de geringe waterdiepte kunnen in beginsel op uitgebreide schaal ondergedoken waterplanten voorkomen. In de reeferentiesituatie is de voor ondergedoken waterplanten begroeibare waterdiepte maximaal 2,71 m De kreekrestanten zijn grotendeel ondieper. Voor dit waterlichaam met type M14 wordt, overeenkomst de denklijn die is gevolgd bij het opstellen van de Maasdefaults (Arcadis, 2007c), er van uitgeaan dat voor abundantie het GET haalbaar is. Voor de deelmaatlat abundantie wordt daarom de natuurlijke maatlat gebruikt (Van der Molen en Pot, 2007a). Het GET wordt haalbaar geacht met veel (>25% bedekking) submerse vegetatie en >60% oevervegetatie. Voor de submerse vegetatie is de bedekking nu circa 25% (Klink, 2006) en is daarmee de GET-situatie al bereikt. Voor de oevervegetatie wordt de GET eveneens haalbaar geacht. Er wordt daarom aangesloten bij tabel 3.3a (uit Van der Molen en Pot 2007a, pag. 35). 2. soortensamenstelling: Op inschatting van effecten van maatregelen en blijvende hydromorfologische belastingen is de soortensamenstelling van waterplanten t.o.v. de natuurlijke maatlat bepaald. Dat wil zeggen dat van de soortenlijst in relatie tot de natuurlijke maatlat soorten niet kunnen voorkomen vanwege de geografische verspreiding (op basis van Cools, 1989). Hierbij is de laagste abundantiescore gehanteerd in verband met de overwegende landbouwfunctie in het stroomgebied van de Agger; voor storingsindicatoren (Lemna, Spirodela, Azolla) is de middelste abundantiescore gehanteerd. Dit vanwege de aanwezige hydromorfologische belasting in relatie tot de AHS-functie. Uitzondering hierop vormden die soorten die in de huidige situatie reeds in een hogere abundantieklasse voorkomen. Daarbij is in onderstaande tabel de huidige abundantieklasse gehanteerd. Het betreft: Elodea canadensis (abundantieklasse 2) Potamogeton natans (abundantieklasse 3) soort abundantie opmerking Callitriche platycarpa 1 Ceratophyllum demersum 1 Chara aspera Chara contraria Chara globularis kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 318

382 Chara sp. 1 Chara major kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Chara vulgaris kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Elodea canadensis 2 Elodea nutalli 1 Hottonia palustris 1 Hydrocharis morsus-ranae 1 Lemna gibba 0 Lemna minor 0 Lemna trisulca 1 Myriophyllum spicatum 1 Myriophyllum verticillatum kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Najas marina kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Nitella hyalina kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Nitella mucronata kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Nitella opaca kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Nitellopsis obtusa kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Nuphar lutea 1 Nymphaea alba 1 Nymphoides peltata 1 Persicaria amphibia 1 Potamogeton berchtoli kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Potamogeton compressus 1 Potamogeton crispus 1 Potamogeton lucens 1 Potamogeton mucronatus kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Potamogeton natans 3 Potamogeton obtusifolius 1 Potamogeton pectinatus 1 Potamogeton perfoliatus 1 Potamogeton praelongus kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Potamogeton pusillus 1 Potamogeton trichoides kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Potamogeton x zizii kan op basis van geografische verspreiding niet voorkomen Ranuculus aquatillis 1 Ranunculus circinatus 1 Riccia fluitans 1 Schoenoplectus lacustris 1 Spirodela polyrhizza 0 Stratiotes aloides 1 Utricularia vulgaris 1 Zanichellia palustris 1 max. aantal soorten max. score te behalen abundantie De scores voor de deelmaatlat soortensamenstelling worden gegenereerd op basis van de waarden van de afzonderlijke soorten; buiten de soorten van de hierboven geselecteerde lijst worden alle voorkomende kranswieren meegeteld (score 1; Van der Molen 2006b en 2007a). De deelmaatlat soortensamenstelling wordt uitgedrukt in percentage van de referentiescore en in absolute score (aantal soorten). De totale score die maximaal voorkomt is 31. Uitwerking maatlat type M14: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 319

383 Voor de referentiesituatie van type M14 geldt: maximale score in praktijk is 47 (Van der Molen en pot, 2007a). De theoretische totale score voor alle soorten voor type M14 komt, uitgaande van de middelste abundantieklasse (conform denklijn in Royal Haskoning 2007, maatlatten sloten en kanalen) uit op 96 (op basis van bijlage 6 in definitieve natuurlijke maatlatten, Van der Molen en Pot, 2007a). In de referentiesituatie voor type M14 is de verhouding tussen maximale score en totale score 47/96. Gesteld wordt dat dezelfde verhouding tussen maximale score en totale score van toepassing is op de kreekrestanten in de MEP-situatie. De totale score onder MEP-condities in de kreekrestanten is 31 (zie tabel hierboven). In de MEP-situatie geldt dan dat de maximaal te behalen score (47/96) x 31 = 15. Er wordt vanuit gegaan dat GEP 80% van MEP is (overeenkomstig de denklijn in Arcadis, 2007d), d.w.z. GEP = 0,8 x 15 = 12. De range GEP-MEP van valt binnen de klasse matig van de natuurlijke maatlat (=10-18, waarbij GET = 19). 3.Fytobenthos: voor watertype M14 is geen fytobenthosmaatlat voor de referentiesituatie beschikbaar (Van der Molen en Pot 2007a, Van Dam 2007 en Van Dam et al. 2007). Dit is daarom niet verder uitgewerkt en wordt buiten beschouwing gelaten. Samenvattend ziet de maatlat voor overige waterflora (macrofyten en fytobenthos) er als volgt uit (met gebruikmaking van Van der Molen en Pot 2007a): Waarden klassenindeling Abundantie: * Bedekking van het begroeibare areaal met submerse planten (%) ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoer eikend >50 25 n.v.t. GET <1 slecht * Bedekking van het begroeibare areaal met oevervegetatie (%) Soortensamenstelling: * Relatieve score (% van de referentiescore) * Absolute score >80 60 n.v.t. GET > < < <4 EKR 0,8-1,0 0,6 0,6-0, ,6 0,2-0,4 <0,2 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 320

384 Het eindoordeel van de deelmaatlatscores abundantie groeivormen en soortensamenstelling macrofyten wordt bepaald door rekenkundig het gemiddelde van beide te bepalen (Van der Molen en Pot, 2007a). 9.4 Macrofauna Nadat alle haalbare maatregelen zijn uitgevoerd wordt de resterende hydromorfologische belasting niet beperkend geacht voor het halen van de GET voor macrofauna. Hiermee wordt de denklijn gevolgd die bij het opstellen voor de Maasdefaults voor andere watertypen ook is gevolgd, nl. dat voor macrofauna het GET (nagenoeg) haalbaar wordt geacht (Arcadis 2007a en 2007c). De natuurlijke maatlat M11\4 bestaat uit drie deelmaatlatten (Van der Molen en Pot, 2007a): DN% (abundantie): het percentage individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. KM% (aantal taxa): het percentage kenmerkende taxa. KM% + DP% (abundantie); het percentage individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. Voor de berekeningswijze van de EKR wordt verwezen naar Van der Molen en Pot (2007a). Overeenkomstig de denklijn in Arcadis (2007a) is het MEP in dit door landbouw gedomineerde gebied bepaald op 0,73 EKR en het GEP op 0,55 EKR. Het GET ligt op 0,6 EKR. De klassen zijn lineair berekend. In onderstaande tabel zijn de EKR-waarden gegeven. Waarden klassenindeling Gezonde combinatie van kenmerkende taxa (KM), individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren (DN), individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren (KM+DP) ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend Slecht 0,8 0,6 0,73 0,55 0,55-0,73 0,37-0,55 0,18-0,37 <0,18 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 321

385 MEP GEP afleiding vennen Groote Meer NL25_28, M12 Ligging waterlichaam 1. - Beschrijving huidige situatie van het watersysteem Het vennencomplex Groote Meer bij Ossendrecht maakt deel uit van een aaneengesloten natuurgebied waaronder het grenspark De Zoom Kalmthoutse Heide. Het ven Groote Meer is te verdelen uit een Westelijk en een Oostelijk gedeelte (Voormeer en Achtermeer). Door de zwakke buffering zijn de voedselarme, heldere en niet sterk zure vennen een belangrijk habitat voor zachtwatersoorten uit het oeverkruidverbond met kenmerkende soorten als Oeverkruid en Drijvende waterweegbree. Het vennencomplex heeft de status van vogel- en habitatrichtlijngebied. Door de hoog frequente droogval door verdroging van de Brabantse Wal en door aanvoer van eutroof oppervlaktewater vanuit België (Steertse heide) is in de tweede helft van de 20ste eeuw de natuurwaarde van het ven sterk achteruitgegaan. Er treedt verruiging en eutrofiëring van het ven en venbodem op. De omgrenzing van het waterlichaam valt samen met het Vogel- en habitatrichtlijngebied Ossendrecht. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 322

386 Overzicht ligging vennen Groote meer (droogval) Luchtfoto watervoerend Groote meer (R. van Nispen, april 2007) Tabel: Streekplan, WHP functies en reconstructiedoelen in lengte_% van de oeverbegrenzing waterlichaam WHPfunctilandschalandbouw Reconstructie AHS AHS- GHS- GHS- overig natuur Groote meer NL25_28 waternatuur Overig = stedelijk of niet benoemd. Tabel: Streekplan, WHP functies en recontsructiedoelen voor WL VHR Vennen bij Groote Meer, uitgedrukt in oppervlakte-% binnen het stroomgebied en in absolute lengte en aantal. Streekplan functies (in %) AHS AHS-landschap GHS-landbouw GHS-natuur Stedelijk Gebied Waterhuishoudingplan functies EVZ (km) VW (km) WN (km) WN (stuks) NN (ha) Nvt Nvt nvt 11 nvt Reconstructie: Nvt Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 323

387 Streekplanaanduidingen: AHS = Agrarische Hoofdstructuur; GHS = Groene Hoofd Structuur. WHP aanduidingen: VW = viswater (in km); EVZ (in km) = Ecologische Verbindingszone; WN = Waternatuur (in stuks); WN (in km) = beek en kreekherstel (in km); WN (stuks) is het aantal vlakvormige elementen (bijvoorbeeld vennen); NN = Natte natuurparels (in ha) 2. - Bepaling best bijpassende Maas-default Voor deze vennen is geen Maas-default beschikbaar Beschrijving belangrijke veranderingen in hydromorfologie (cf. scorecards) De belangrijkste hydromorfologische ingrepen die de huidige situatie bepalen zijn: 1. Vermindering watervoerendheid door grondwateronttrekkingen in Nederland en België. 2. Wateraanvoer. 3. Versnelde afvoer, intensieve ontwatering rondom het vennen-complex waardoor infiltratiegebied is afgenomen. Deze ingrepen zijn afgeleid uit een beschouwing van enerzijds de huidige hydromorfologiesche situatie en anderzijds de inschatting van de situatie onder natuurlijke omstandigheden. Daarbij is gebruik gemaakt van informatie uit Melisie et al. (2007) Bepaling effecten van hydromorfologische ingrepen op watersysteem en biologische kwaliteitscomponenten hydro-morfologische verandering 1. Grontwateronttrekkingen (diepe en ondiepe) systeemkarakteristieken watervoerendheid (-) diepte variatie (-) oeverbreedte variatie (-) 2. Wateraanvoer (eutroof) Watervoerendheid (-) Diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) 3. versnelde afvoer, drainage intrekgebied Groote meer watervoerendheid (-) diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) Macrofyten habitatdiver siteit (-) soortendiver siteit (-) habitatdiver siteit (-) soortendiver siteit (-) habitatdiver siteit (-) soortendiver siteit (-) Macr o- faun a idem Vissen - (geen vis aanwezig) Fytobenthos n.v.t. idem - n.v.t. idem - n.v.t. (-) = negatief De hydromorfologische ingrepen hebben als belangrijkste effecten het verlies aan habitat en een daarmee gepaarde soortenverarming tot gevolg. De in de tweede kolom genoemde systeemkarakteristieken zijn gebaseerd op beschrijvingen van het watersysteem (Melisie et al. 2007) en de ingeschatte effecten van de hydromorfologische ingrepen op basis van Bouwhuis et al. (2004) en algemene hydrologische principes. Bij het inschatten van het effect van de hydromorfologische verandering op een systeemkarakteristiek is gebruik gemaakt van beschrijvingen in Bouwhuis et al. (2004), Van der Molen en Pot (2007a), Pot (2005) en van algemene hydrologische en ecologische principes. In de zesde kolom is fytobenthos opgenomen. Fytobenthos wordt voornamelijk beinvloed door de waterkwaliteit (Van Dam, 2007 en t Lam, 2007). Binnen het Maasstroomgebied is afgesproken om vooralsnog voor fytobenthos uit te gaan van de natuurlijke maatlatten, omdat het uitgangspunt is dat de chemische waterkwaliteit niet beperkend mag zijn ( t Lam, 2007). Dit uitgangspunt is ook gehanteerd voor de West-Brabantse waterlichamen in het Scheldestroomgebied. In tegenstelling tot de overige typen meren is voor type M12 wel een fytobenthosmaatlat gepresenteerd. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 324

388 De hydromorfologische ingrepen hebben als belangrijkste effecten het verlies aan habitatdiversiteit en een daarmee gepaard gaande soortenverarming tot gevolg Beschrijving huidige biologische en chemische toestand vennen Groote meer 5.1 Chemie De chemische toetsing is uitgevoerd voor de periode 2000 t/m De chemie is getoetst a.h.v. KRW-normen. P en N zijn getoetst aan de werknormen zoals ze zijn vastgesteld door het LBOW 2006 (P: 0,14 mg/l, N: 2,4 mg/l). Daarnaast is een toetsing uitgevoerd a.h.v. de Europese normen voor viswater. Onderstaande figuur geeft de probleemstoffen weer. Parameter Cadmium Zink Doorzicht Zuurgraad Categorie prioritair overig algemeen algemeen vennen bij Groote Meer 1-2 norm 2-5 norm > 5 norm 5.2 Biologie De biologische gegevens zijn getoetst volgens het voor dit watertype van toepassing zijn ecologisch beoordelingssysteem van de Stowa. Hierbij is het meest recente meetjaar uit de periode gebruikt. STOWA-beoordeling Ebeomeer (meetpunt , 2002). Lit. : AquaSense, 2004b. Karakteristiek Klasse Variant-eigen karakter Trofie Verzuring Hoogste niveau, Stowa 5 Bijna hoogste niveau, Stowa 4 Middelste niveau, Stowa 3 Laagste niveau, Stowa 2 Beneden laagste niveau, Stowa 1 Het Groote Meer voldoet, net als overigens het Kleine Meer, aan het bijna hoogste niveau. Variant-eigen karakter: op basis van indicatoren macrofyten voor zachte ondiepe plassen; Trofie: op basis van indicatoren macrofyten voor eutrofie; Verzuring: zuurgraad. De hoge waarde van het Groote Meer zit (ondermeer) in het voorkomen van vele miljoenen individuen van oeverkruid, hetgeen uniek lijkt voor Nederland. Zorgpunten voor de toekomst zijn de mogelijke verdroging met sterk wisselende waterstanden, de inlaat van voedselrijk water en (naald)bomengroei dicht langs de oevers (AquaSense, 2004b). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 325

389 6. - Bepaling groslijst zinnige maatregelen -Bepaling (on)omkeerbaarheid hydromorfologische belasting - Bepaling status waterlichaam Voor het bepalen van zinnige maatregelen is de RWSR-Brabantse Wal maastabel uit het KRW-fase 2 proces als input gebruikt. Daarnaast zijn op gebiedsspecifiek niveau maatregelen geformuleerd en is het effect hiervan op bestaande functies weergegeven. Dit is ingevuld in de daarvoor ontwikkelde maasbrede MEP/GEP factsheets (bijlage 1). Uitgangspunten daarbij zijn (Arcadis, 2007a): De waterkwaliteit (nutriënten en andere stoffen) is niet beperkend voor de MEP s en GEP s; Kosten zijn niet van belang bij het bepalen van MEP s en GEP s. Naast de informatie uit de Maas-defaults is gebruik gemaakt van overwegingen uit de Algemene Denklijn Significante schade (2007). Kern hiervan is dat potentiële hydromorfologische herstelmaatregelen (gericht op het halen van een goede ecologische kwaliteit) afvallen indien deze maatregelen zullen leiden tot significante negatieve effecten op functies en milieu in bredere zin. De in de Denklijn genoemde functies betreffen:. scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie. activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen (bv. irrigatie). waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering. andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling (bijv. visserij). Maatregelen die tot significante schade aan functies en milieu leiden zijn in het algemeen volgens de Denklijn:. maatregelen die ten koste gaan van de veiligheid en de beroepsscheepvaart. gedwongen functiewijziging behoudens functiewijzigingen die onderdeel uitmaken van bestaand beleid en behoudens de inrichting van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers Significante schade wordt afhankelijk gesteld van de belangrijkste gebruiksfuncties (natuur, intensief landbouwgebied, stedelijk gebied). Voor hermeandering/beekherstel is daarbij gebiedsspecifiek maatwerk nodig. In de landbouw is daarbij sprake van significante schade indien opbrengstderving ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Voorbeelden van potentiële maatregelen zijn: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of het verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen in poldergebieden, hermeandering van beken en kreken. In stedelijk gebied leiden de volgende maatregelen tot significant negatieve effecten in het geval hierdoor schade aan stedelijke functies ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in stedelijk waterbeheer: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen, hermeandering van beken en kreken. Naast maatregelen die leiden tot significant negatieve effecten zijn er ook hydromorfologische maatregelen te onderscheiden die niet leiden tot significant negatieve effecten: aanleg vispassage, aanleg natuurvriendelijke oevers, hermeandering buiten intensief landbouwgebied of buiten stedelijk gebied, meer flexibel en natuurlijk peilbeheer in wateren in grote natuurgebieden. Onderstaande tabel geeft de maatregelen uit Bijlage 2 weer die vervallen doordat ze niet van toepassing zijn of omdat ze signifcante schade aan meer dan 50% van het oppervlak van het stroomgebied kunnen veroorzaken. Ook zijn de maatregelen genoemd die beperkt van toepassing zijn. Alle voor de Vennen Groote Meer vervallen maatregelen beperken zich tot maatregelen die niet van toepassing zijn. Maatregelcode Maatregel Onderbouwing D3 t/m D5 Ecologische kwaliteit, waterbeheer niet van toepassing (n.v.t) E1, E2 en E4 Ecologische kwaliteit, inrichting n.v.t t/m E8 F1 t/m F4 en F6 t/m F10 Ecologische kwaliteit, beheer n.v.t Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 326

390 Op basis van de maatregelbeschrijving is bepaald wat de omkeerbaarheid is van de in stap 4 genoemde hydromorfologische veranderingen. Dit is in onderstaande tabel aangegeven. Tabel: (On-)omkeerbaarheid hydromorfologische ingrepen Hydromorfologische ingreep omkeerbaar 1. Grontwaterontrekkingen (diepe en Nee, mitigeerbaar door reduceren van de ontrekkingen of ondiepe) gedeeltelijk verplaatsien 2. Wateraanvoer (eutroof) Nee, wel mititgeerbaar door nutriënten verwijdering m.b.v. helofytenfilter 3. versnelde afvoer, drainage intrekgebied Nee, mitigeren door o.a. water vasthouden en drainage basis Groote meer verhogen binnen intrekgebied. De aanwezige (deels) onomkeerbaar geachte hydromorfologische belastingen maken het niet mogelijk dat een Goede Ecologische Toestand bereikt kan worden. Door het schrappen van de maatregelen die significante schade opleveren (conform bovenstaande en Bijlage 2) komt het MEP als doel in beeld. Een aantal maatregelen die slechts een gering effect zullen hebben kunnen daarenboven eveneens geschrapt worden; hierdoor komt het GEP als uiteindelijke doel in beeld. Bij de overgang van MEP GEP te vervallen maatregelen met gering effect zijn in het specifieke geval van dit waterlichaam niet aanwezig, waardoor MEP=GEP. Aan het waterlichaam is daarom de status sterk veranderd toegekend. Op basis van effectinschatting van mitigerende maatregelen is een Maximaal Ecologisch Potentieel en een Goed Ecologisch Potentieel per biologische kwaliteitscomponent afgeleid. Het overall type is M12, zwak gebufferde ondiepe plassen beschrijving gewenste situatie op basis van geselecteerde maatregelen - bepaling of beeld van de gewenste situatie voldoet aan de natuurlijke referentie De gewenste situatie is ontleend aan Grontmij/AquaSense en Alterra (2005). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 327

391 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 328

392 Visfauna is voor het Groote Meer niet van toepassing Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 329

393 De beschrijving van de gewenste situatie voldoet niet aan het referentiebeeld (Pot, 2008a). Belangrijkste afwijkingen zijn er op de volgende punten: Inlaat (gebiedsvreemd) oppervlaktewater komt niet voor in referentie; T-N: in referentie < 0,1 mg/l Vertaling van het beschreven beeld in een concrete systeembeschrijving Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M12 (Pot, 2008a) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M12 referentie vennen Groote meer min. max. min. max. Oppervlakte O km 2 0, ,6 0,1 0,5 Diepte d m 0,10 3 0,50 3 Dieptevariatie dv m 0 3,5 0 3 Taludhoek (onder water) th o kwel kwel 0\1 * volume m Volume variatie m verblijftijd jaar 0,3 8,9 Bodemoppervlak/volume - 10,4 0,34 * 0/1 = 1: aanwezig, 0: niet aanwezig Situatie Groote Meer : Ingeschat op basis van gebiedskennis/expert-judgement. Bovenstaande systeemkarakteristieken gelden specifiek voor het ven het Groote Meer. Voor andere vennen binnen dit waterlichaam kunnen onderdelen afwijken. Zo is bijv. het Groote Meer het grootste ven binnen dit waterlichaam (oppervlakte is maximaal circa 50 ha), het Kleine Meer is kleiner en de andere vennen in dit waterlichaam zijn nog kleiner bepaling maatlatten biologie per kwaliteitselement voor waterlichaam vennen Groote Meer (NL25_28) De systeemkarakteristieken uit 8. vormen de basis voor het afleiden van de maatlatten van de relevante biologische kwaliteitscomponenten voor het type M12 (kleine ondiepe zwak gebufferde plassen). 9.1 Vissen De vennen Groote Meer vormen geen duurzame habitat voor vissen als gevolg van de kans op droogval danwel de kans op het tot op de bodem dichtvriezen in situaties met geringe waterdiepte. Daarom is voor deze groep geen maatlat afgeleid (zie ook het streefbeeld onder 7.). 9.2 Fytoplankton Het kwaliteitselement fytoplankton bestaat uit twee deelmaatlatten: 1. Abundantie: als indicator voor abundantie wordt in beginsel in zoete meren het zomergemiddelde gehalte chlorofyl-a gebruikt (Van der Molen en Pot, 2007a). Echter, in zwak gebufferde en zure wateren wordt deze indicator niet gebruikt als indicator voor de abundantie van fytoplankton (Pot, 2008a). Deze werkwijze is overeenkomstig de natuurlijke maatlat. De abundantie draagt niet bij aan het eindoordeel voor fytoplankton. 2. Soortensamenstelling: in het zomerhalfjaar treden geen algenbloeien op. Treden er wel bloeien op, te oordelen op grond van de abundantiecriteria van een van de taxa uit onderstaande lijst, dan bepaalt het bijbehorende ecologisch kwaliteitsniveau van de bloei de score. Deze werkwijze is overeenkomstig de natuurlijke maatlat (Pot, 2008a). In het Groote Meer komt algenbloei van Anabaena voor (AquaSense 2004b); dit leidt tot EKR 0,5. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 330

394 Door uitvoering van mitigerende maatregelen kan het risico hierop niet worden uitgesloten; daarom wordt het GEP op EKR 0,5 gesteld. De score voor soortensamenstelling bepaalt tevens het eindoordeel. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 331

395 Bloeitype EKR kriterium eenheid M12 Persistente bloei van Planktothrix agardhii 0, fil/ml 1 Tijdelijke bloei van Planktothrix agardhii 0, fil/ml 1 Bloei van Planktothrix rubescens 0, fil/ml Bloei van dunne filamenteuze blauwalgen (LPP-groep) 0, fil/ml Bloei van Thalassiosira pseudonana 0, cel/ml Bloei van Stephanodiscus hantzschii 0, cel/ml Hevige bloei van Microcystis spp. met omvangrijke drijflaag 0, cel/ml 1 Matige bloei van Microcystis spp. met weinig tot geen drijflaag 0, cel/ml 1 Bloei van Microcystis wesenbergii 0, cel/ml 1 Soortenarme bloei van Scenedesmus 0, cel/ml Bloei van Cyclotella meneghiniana 0, cel/ml Bloei van Stephanodiscus binderanus 0, cel/ml Bloei van Gonyostomum semen 0, cel/ml 1 Bloei van Aphanizomenon gracile 0, fil/ml Soortenrijke bloei van kleine Chlorococcales 0, cel/ml Bloei van Anabaenopsis 0, fil/ml Bloei van Prymnesium met kans op toxische effecten op vis 0, cel/ml Bloei van Prymnesium 0, cel/ml Bloei van kleine Cryptophyceae 0, cel/ml Bloei vancryptomonas 0, cel/ml Bloei van Skeletonema 0, cel/ml Bloei van Diatoma tenuis 0, cel/ml Soortenrijke bloei van kleine Chroococcales (ACM-group) 0, kol/ml 1 Langduriger bloei van Aphanizomenon flos-aquae met kans op drijflaagvorming 0, fil/ml Kortdurende bloei van Aphanizomenon flos-aquae met kleine kans op drijflaag 0, fil/ml Bloei van Anabaena 0,5 800 fil/ml 1 Bloei van Aulacoseira granulata en/of A. ambigua 0, cel/ml Bloei van de sieralg Staurodesmus extensus 0, cel/ml 1 Bloei van de sieralg Teilingia granulata 0, cel/ml 1 Bloei van Ankyra 0, cel/ml Bloei van Monomastix 0, cel/ml 1 Bloei van Pedinomonas 0, cel/ml 1 Bloei van Pyramimonas 0, cel/ml Bloei van Woronichinia naegeliana 0, cel/ml 1 Bloei van Chrysochromulina parva 0, cel/ml Bloei van Cyclotella radiosa 0, cel/ml 1 Bloei van Asterionella formosa 0, cel/ml 1 Drijflaag van Gloeotrichia natans 0,6 Drijflaag van Aphanothece stagnina of A. nidulans 0,6 Bloei van Aulacoseira islandica en/of A. subarctica 0, cel/ml Bloei van Cyclotella ocellata 0, cel/ml Bloei van Chaetoceros 0, cel/ml Bloei van Synura 0, cel/ml 1 Bloei van Mallomonas 0, cel/ml Bloei van Dinobryon 0, cel/ml Bloei van Ochromonas 0, cel/ml Bloei van thecate dinoflagellaten (Ceratium) 0,7 200 cel/ml Bloei van thecate dinoflagellaten (Peridinium) 0,7 500 cel/ml 1 Bloei van Desmidium swartzii 0, cel/ml 1 Bloei van chlorococcales 0, cel/ml 1 Bloei van Eudorina 0, cel/ml Bloei van Chlamydomonas 0, cel/ml Bloei van Botryococcus sp. 0,7 100 kol/ml Bloei van Dinobryon, Chromulina of Ochromonas 0, cel/ml 1 Bloei van Chroococcus limneticus 0, cel/ml Bloei van Hyalothece dissiliens 0, cel/ml Bloei van Syncrypta 0, cel/ml Bloei van de sieralg Bambusina borreri 0, cel/ml Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 332

396 Toelichting op de taxa die bij bloei meetellen: nieuwnr Bloeitype Taxa 1 Persistente bloei van Planktothrix agardhii Planktothrix agardhii 2 Tijdelijke bloei van Planktothrix agardhii Planktothrix agardhii 7 Hevige bloei van Microcystis spp. met omvangrijke drijflaag Microcystis Microcystis aeruginosa Microcystis botrys Microcystis dimorpha Microcystis flos-aquae Microcystis microcystiformis Microcystis novacekii Microcystis viridis 8 Matige bloei van Microcystis spp. met weinig tot geen drijflaag Microcystis Microcystis aeruginosa Microcystis botrys Microcystis dimorpha Microcystis flos-aquae Microcystis microcystiformis Microcystis novacekii Microcystis viridis 9 Bloei van Microcystis wesenbergii Microcystis wesenbergii 13 Bloei van Gonyostomum semen Gonyostomum Gonyostomum semen 23 Soortenrijke bloei van kleine Chroococcales (ACM-group) Aphanocapsa Aphanocapsa conferta Aphanocapsa delicatissima Aphanocapsa elachista Aphanocapsa elegans Aphanocapsa holsatica Aphanocapsa incerta Aphanocapsa planctonica Aphanocapsa stagnalis Aphanothece Aphanothece bachmannii Aphanothece clathrata Aphanothece minutissima Aphanothece pseudoglebulenta Aphanothece smithii Chroococcus aphanocapsoides Chroococcus batavus Chroococcus microscopicus Coelomoron pusillus Cyanocatena planctonica Cyanocatenula Cyanocatenula calyptrata Cyanodictyon Cyanocatena Cyanocatena imperfecta Cyanodictyon filiforme Cyanodictyon intermedium Cyanodictyon planctonicum Cyanogranis Cyanogranis ferruginea Cyanogranis irregularis Cyanonephron Cyanonephron elegans Cyanonephron styloides Lemmermanniella Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 333

397 Lemmermanniella flexa Lemmermanniella pallida Lemmermanniella parva Merismopedia Merismopedia ferrophila Merismopedia minutissima Merismopedia punctata Merismopedia tenuissima Merismopedia vangoorii Pannus Pannus punctiferus Pannus spumosus Radiocystis Radiocystis aphanothecoidea Radiocystis elongata Radiocystis geminata Snowella Snowella lacustris Snowella litoralis 26 Bloei van Anabaena spp. Anabaena Anabaena aequalis Anabaena affinis Anabaena catenula Anabaena circinalis Anabaena compacta Anabaena crassa Anabaena curva Anabaena cylindrica Anabaena delicatula Anabaena echinospora Anabaena elliptica Anabaena farciminiformis Anabaena flos-aquae Anabaena fusca Anabaena inaequalis Anabaena lapponica Anabaena lemmermannii Anabaena lemmermannii var. minor Anabaena macrospora Anabaena mendotae Anabaena miniata Anabaena minutissima var. attenuata Anabaena mucosa Anabaena nana Anabaena perturbata Anabaena planctonica Anabaena scheremetievii Anabaena sigmoidea Anabaena smithii Anabaena solitaria Anabaena spiroides Anabaena variabilis Anabaena veneta Anabaena viguieri 28 Bloei van de sieralg Staurodesmus extensus Staurodesmus extensus 29 Bloei van de sieralg Teilingia granulata Teilingia granulata 31 Bloei van Monomastix Monomastix Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 334

398 32 Bloei van Pedinomonas Pedinomonas 36 Bloei van Cyclotella radiosa Cyclotella radiosa 37 Bloei van Asterionella formosa Asterionella formosa 43 Bloei van Synura spp. Synura Synura petersenii Synura uvella 49 Bloei van Desmidium swartzii Desmidium swartzii 50 Bloei van Chlorococcales Chlorococcales Crucigenia Dictyosphaerium 54 Bloei van Chromulina Chromulina Voor de maatlat van dit kwaliteitselement geldt de deelmaatlatscore van soortensamenstelling. Wanneer geen sprake is van bloei wordt aan het monster geen score toegekend en is geen eindbeoordeling mogelijk (Van der Molen en Pot, 2006b). wanneer er wel een bloei optreedt, te oordelen op grond van de abundantiecriteria van de indicatorsoorten die hierboven zijn weergegeven, dan bepaalt het bijbehorende ecologisch kwaliteitsniveau van de bloei de score (Pot, 2008a). Samenvattend ziet de maatlat voor fytoplankton er als volgt uit: Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP Matig Ontoereikend slecht Chlorofyl-a (mg/m3) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. Soortensamenstelling EKR Geen bloei, geen EKR Geen bloei, geen EKR >0,5 0,5 0,35-0,5 0,2-0,35 <0,2 9.3 Overige waterflora Het kwaliteitselement overige waterflora omvat drie deelmaatlatten. 1. abundantie: de vegetatie in zwak gebufferde wateren heeft vaak een lage abundantie. Omdat de door Pot (2008a) gepresenteerde maatlat voor abundantie submerse vegetatie nog nadere onderbouwing/uitwerking behoeft is deze, conform Van den Berg (2008), weggelaten. Voor de overige deelmaatlatten van abundantie (abundantie kroos en abundantie draadwier/flab) wordt de natuurlijke maatlat gebruikt (Pot, 2008a). Door mitigerende maatregelen kan de aanvoer van eutroof water worden teruggedrongen waardoor flab en kroos minder kans krijgen; hierbij wordt het GET haalbaar geacht. 2. soortensamenstelling: Op inschatting van effecten van maatregelen en blijvende hydromorfologische belastingen is de soortensamenstelling van waterplanten t.o.v. de natuurlijke maatlat bepaald. Dat wil zeggen dat van de soortenlijst in relatie tot de natuurlijke maatlat soorten niet kunnen voorkomen vanwege de geografische verspreiding en door aanwezige hydromorfologische belasting. De bijbehorende abundantiescore per soort is ingeschat op basis van gevoeligheid van de soort. Vanwege de blijvende omkeerbare hydromorfologische belasting (grondwaterontrekkingen) wordt de laagste abundantiescore gehanteerd. Een uitzondering hierop is Littorella uniflora waarvan het huidige voorkomen in abundantieklasse 2 valt (voorkomen volgens AquaSense 2004b p. 204, bedekking omgezet in bedekkingspercentage met behulp Van Van de Molen en Pot 2007a tabel E p. 243). soort abundantie opmerking Apium inundatum 1 Calliergonella cuspidata 1 Callitriche hamulata 1 Chara globularis 1 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 335

399 Drosera intermedia 1 Echinodorus ranunculoides 1 Echinodorus repens op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor Elatine hexandra 1 Eleocharis acicularis 1 Eleogiton fluitans 1 Eriophorum angustifolium 1 Hypericum elodes 1 Isoetes echinospora op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor Isoetes lacustris op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor Juncus bulbosus 1 Littorella uniflora 4 Lobelia dortmanna op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor Ludwigia palustris op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor Luronium natans 1 Lytrum portula 1 Myrica gale 1 Myriophyllum alterniflorum op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor Nitella flexillis niet bekend Nitella opaca niet bekend Nitella translucens niet bekend Nitellopsis obtusa niet bekend Pilularia globulifera 1 Potamogeton gramineus 1 Potamogeton natans 1 Potamogeton obtusifolius 1 Potamogeton polygonifolius 1 Radiola linoides op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor Ranunculus ololeucos 1 Ranunculus peltatus 1 Sparganium angustifolium op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor Sparganium natans 1 Utricularia australis 1 Utricularia intermedia op basis van geografische verspreiding komt deze soort niet voor max. Aantal soorten max. score te behalen abundantie De maximaal te realiseren EKR voor de deelmaatlat soortensamenstelling is daarmee 28/45=0,62 (afgerond is dit 0,6; dat wil zeggen: GET=GEP=MEP) (hierbij is 45 de maximum score (en referentiescore) van soorten macrofyten in type M12 volgens Pot 2008a en 2008b). De huidige situatie scoort 0,09 (o.b.v. soortenlijst in AquaSense 2004b, pag.204). 3.Fytobenthos: de kiezelwieren zijn gekozen als indicatoren uit het fytobenthos omdat het goede indicatoren zijn voor verzuring, eutofiëring, saprobiëring en verdroging, hetgeen de belangrijkste pressoren in vennen zijn. Positieve indicatoren zijn doelsoorten laag-alkaliene wateren, waarin de specifieke natuurwaarde van vennen tot uiting komt. Negatieve indicatoren zijn verzuringsindicatoren, die gaan optreden bij sterke invloed van atmosferische depositie. Tevens zijn er indicatoren voor eutrofiëring en verstoring door toevoer van afbreekbaar organisch materiaal (saprobiëring). Daarnaast zijn er nog gewone soorten uit zuur water (Van der Molen, 2004b). De deelmaatlat voor fytobenthos bestaat uit een lijst met taxa die een positieve indicatie, een indicatie voor verzuring of een indicatie voor eutrofiering of verstoring is toegekend.de berekeningswijze is beschreven in Pot en Pelsma (2007, paragraaf 5.3.2); hierbij wordt gebruik gemaakt van de lijst met indicatoren uit Pot (2008b) danwel Van der Molen (2004b). Daarbij wordt Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 336

400 ook gebruik gemaakt van Van der Molen (2004b, onderste helft van pagina 79 incl. tabellen 4.3.3C en 4.3.3D). Zoals reeds op pagina vermeld is, wordt voor fytobenthos uitgegaan van de natuurlijke maatlat. Samenvattend ziet de maatlat voor overige waterflora (macrofyten en fytobenthos) er als volgt uit: Waarden klassenindeling ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend slecht Abundantie: * Bedekking van het waterlichaam of begroeibare areaal met submerse planten (%) n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. * Bedekking met draadwier/flab (%) * Bedekking met kroos (%) <5 10 n.v.t. GET >50 <1 2 n.v.t. GET >20 Soortensamenstelling: * Relatieve score (% van de referentiescore) * Absolute score Fytobenthos * EKR >70 40 GET GET GET GET >0,8 0,6 n.v.t. GET 0,6-0, < <5 0,4-0,6 0,2-0,4 <0,2 EKR 0,8-1,0 0,6 0,6-0, ,6 0,2-0,4 <0,2 Het eindoordeel van de deelmaatlatscores abundantie groeivormen en soortensamenstelling macrofyten wordt bepaald door rekenkundig het gemiddelde van beide te bepalen (Van der Molen en Pot, 2006b, pagina 14). 9.4 Macrofauna Nadat alle haalbare maatregelen zijn uitgevoerd bestaan afwijkingen t.o.v. de referentiesituatie uit aanvoer van (gezuiverd) gebiedsvreemd water en grotere peilfluctuaties/grotere kans op draagval. Dit wordt niet beperkend geacht voor het halen van de GET voor macrofauna. Hiermee wordt de denklijn gevolgd die bij het opstellen voor de Maasdefaults voor andere watertypen ook is gevolgd, Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 337

401 nl. dat binnen de GHS voor macrofauna het GET haalbaar wordt geacht (Arcadis 2007a en 2007c). Dit betekent dat GEP=GET=0,6. Omdat het GET bereikbaar wordt geacht wordt de natuurlijke maatlat gebruikt (Projectbureau, 2007). De natuurlijke maatlat M12 bestaat uit drie deelmaatlatten (Van der Molen en Pot, 2006b): DN% (abundantie): het percentage individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. KM% (aantal taxa): het percentage kenmerkende taxa. KM% + DP% (abundantie); het percentage individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. Voor de berekeningswijze van de EKR wordt verwezen naar Van der Molen en Pot (2006b). Het GET ligt op 0,6 EKR. De klassen zijn lineair berekend. In onderstaande tabel zijn de EKRwaarden gegeven. Waarden klassenindeling Gezonde combinatie van kenmerkende taxa (KM), individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren (DN), individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren (KM+DP) ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend Slecht 0,8 0,6 n.v.t. GET 0,6-0,8 0,4-0,6 0,2-0,4 <0,2 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 338

402 MEP/GEP afleiding De Zoom en Bleekloop NL25_23, R5 Ligging waterlichaam 1. - Beschrijf de huidige situatie van het watersysteem De Zoom vindt zijn oorsprong in België als Spillebeek en Oude Moervaart ter hoogte van de Nol (Kalmthoutse Heide). In Nederland gaat de Spillebeek over in de Zoom (een klein deel van de Zoom ligt hier in het Maasstroomgebied). De Zoom is in Nederland een in de 15e eeuw gegraven turfvaart die als een diepe insnijding in het landschap herkenbaar is. De taluds zijn steil. Wat natuurlijk oogt is de aanwezige begeleidende hoogopgaande beplanting die vanaf de Belgische grens tot aan de Bergen op Zoom aanwezig is. Hierdoor is de Zoom in het landschap te herkennen als een aaneengesloten groen lint. Binnen het stedelijk gebied van Bergen op Zoom doorsnijdt de Zoom de Brabantse Wal. Hier is de Zoom plaatselijk verdedigd met beton. De Zoom heeft naast een landschapsecologische waarde ook een cultuurhistorische waarde. Tijdens droge perioden valt een groot deel van de Zoom droog. Door de diepe insnijding in het gebied draineert de Zoom een groot gedeelte van de Brabantse Wal. Toekomstige maatregelen zijn daardoor ook gebaseerd op het zo lang mogelijk vasthouden van water. Ten Westen van Wouwse Plantage mondt de Bleekloop uit in de Zoom. Deze beek is gegraven voor de afwatering van de Brabantse Wal. De Beek loopt ter hoogt van Huybergen door de Wouwsche Plantage naar het Noorden. Vóór de aanleg van de Zoom in 1429 waterde de Bleekloop verder naar het noorden af via het (later gedempte) Herelsven en de Smalle Beek. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 339

403 Overzicht ligging van de Zoom. Deze is als een groen lint vanaf de Belgische grens in het landschap herkenbaar Tabel: Streekplan, WHP-functies en reconstructiedoelen langs de Zoom in lengte-% van de hoofdloop (Zoom) waterlichaam WHPfunctilandboulandschalandbouw Reconstructie AHS- AHS- GHS- GHS- overig natuur Zoom NL25_23 waternatuur Beek en kreekherstel Overig = stedelijk of niet benoemd. Tabel: Streekplan, WHP-functies en recontsructiedoelen in oppervlakte-% binnen het stroomgebied en in absolute lengte, oppervlakte en aantal. Streekplan functies (in %) AHS AHS-landschap GHS-landbouw GHS-natuur Stedelijk Gebied Waterhuishoudingplan functies EVZ (km) VW (km) WN (km) WN (stuks) NN (ha) 18 Nvt Reconstructie: Beekherstel Streekplanaanduidingen: AHS = Agrarische Hoofdstructuur; GHS = Groene Hoofd Structuur. WHP aanduidingen: VW = viswater (in km); EVZ (in km) = Ecologische Verbindingszone; WN = Waternatuur (in stuks); WN (in km) = beek en kreekherstel (in km); WN (stuks) is het aantal vlakvormige elementen (bijvoorbeeld vennen); NN = Natte natuurparels (in ha) 2. - Bepaal best bijpassende Maas-default Omdat >50% van de gronden langs de hoofdloop in landbouwkundig gebruik zijn (AHS-landbouw + AHS-landschap + GHS-landbouw), is gekozen voor de Maas-default R5-landbouw Op basis van menselijk handelen is het waterlichaam te typeren als kunstmatig. Het best gelijkend natuurlijk watertype is R5, langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand. De Zoom Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 340

404 vertoont ook kenmerken van type M2 (zwak gebufferde sloten; Royal Haskoning, 2007). Omdat het karakter van de Zoom in hydrologisch opzicht meer aansluit bij een stromend watertype dan bij een stagnant watertype is gekozen voor R5, zij het met een van oorsprong kunstmatig karakter Belangrijke veranderingen in hydromorfologie De belangrijkste hydromorfologische ingrepen zijn: 1. verstuwing 2. normalisatie (hierbij wordt opgemerkt dat de Zoom al sinds de aanleg een genormaliseerd karakter heeft; van een natuurlijke beekloop is nooit sprake geweest) 3. actief peilbeheer. 4. Traditioneel onderhoud 5. verbeteren waterhuishouding stroomgebied (versnelde landdrainage etc.) 6. aankoppeling stroomgebied (Bleekloop) 4. - Bepaal effecten van hydromorfologische ingrepen op watersysteem en biologische kwaliteitscomponenten 1. Verstuwing natte oppervlak (-) stroomsnelheid (-) afvoer (-) sedimentvariatie (-) riviercontinuïteit (-) diepte variatie (-) 2. Normalisatie stroomsnelheid (-) afvoer (-) sediment variatie (-) diepte variatie (-) breedte variatie (-) dwars en lengte profielvariatie (-) 3. Actief peilbeheer 4. Traditioneel onderhoud 5. verbeteren waterhuishouding stroomgebied 6. aankoppelen stroomgebied (-) = negatief (+) = positief stroomsnelheid (-) afvoer (-) diepte variatie (-) sediment variatie (-) afvoer (-) stroomsnelheid (-) diepte variatie (-) breedte variatie (-) stroomsnelheid (-) Afvoer (-) Stroomsnelheid (+) Afvoer (+) Macrofyten habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) Habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (- ) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (- ) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (- ) soortendiversiteit (-) bedekking (-) Habitatdiversiteit (+) Soortendiversiteit (+) hydromorfologische verandering systeemkarakteristieken Macrofauna idem Vissen idem en migratie (-) Fytobenthos n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. De hydromorfologische ingrepen hebben als totaal als belangrijkste effecten het verlies aan habitat en een daarmee gepaarde soortenverarming tot gevolg. De in de tweede kolom genoemde systeemkarakteristieken zijn gebaseerd op beschrijvingen van het watersysteem (Melisie et al., 2007) en de ingeschatte effecten van de hydromorfologische Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 341

405 ingrepen op basis van Bouwhuis et al. (2004) en algemene hydrologische principes. Bij het inschatten van het effect van de hydromorfologische verandering op een systeemkarakteristiek is gebruik gemaakt van beschrijvingen in Bouwhuis et al. (2004), Van der Molen en Pot (2007a), Pot (2005) en van algemene hydrologische en ecologische principes. In de zesde kolom is fytobenthos opgenomen. Fytobenthos wordt voornamelijk beinvloed door de waterkwaliteit (Van Dam, 2007 en t Lam, 2007). Binnen het Maasstroomgebied is afgesproken om vooralsnog uit te gaan van de natuurlijke maatlatten, omdat het uitgangspunt is dat de chemische waterkwaliteit niet beperkend mag zijn ( t Lam, 2007). Dit uitgangspunt is ook gehanteerd voor de West-Brabantse waterlichamen in het Scheldestroomgebied Beschrijving huidige biologische en chemische toestand Zoom 5.1. Chemie De chemische toetsing is uitgevoerd voor de periode 2000 t/m De chemie is getoetst a.h.v. KRW-normen. P en N zijn getoetst aan de werknormen zoals ze zijn vastgesteld door het LBOW 2006 (P: 0,14 mg/l, N: 2,4 mg/l). Daarnaast is een toetsing uitgevoerd a.h.v. de Europese normen voor viswater. Voor een uitgebreidere toelichting op de toetsing wordt verwezen naar Santbergen (2007). In onderstaande figuur zijn de probleemstoffen weergegeven. Parameter Categorie Zoom Cadmium prioritair Cholinesteraseremmer overig Koper overig Zink overig Ammonium algemeen, viswater Coli-bacteriën algemeen Fosfaat algemeen, stromend Stikstof algemeen, stromend Zuurstof algemeen 1-2 norm 2-5 norm > 5 norm 5.2 Biologie De biologische gegevens zijn getoetst volgens het voor dit watertype van toepassing zijn ecologisch beoordelingssysteem van de Stowa. Hierbij is het meest recente meetjaar uit de periode gebruikt (Klink, 2006). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 342

406 De Zoom (meetpunt ). Toetsing Ebeoswa 2005 (mp ) Karakteristiek Klasse Stroming Trofie Sabrobie Substraat Voedselstrategie Mede door de invloed van stuwen scoort met name de karakteristiek stroming en indirect substraat en voedselstrategie slecht. Verder is de inrichting van de Zoom erg eenzijdig (steile taluds). Vanwege het cultuurhistorische belang is oeverinrichting moeilijk of niet te realiseren. Hoogste niveau, Stowa 5 Bijna hoogste niveau, Stowa 4 Middelste niveau, Stowa 3 Laagste niveau, Stowa 2 Beneden laagste niveau, Stowa Bepaling groslijst zinvolle maatregelen - Bepaling (on)omkeerbaarheid hydromorfologische belasting - Bepaling status waterlichaam Voor het bepalen van zinnige maatregelen is de RWSR-Brabantse Wal maastabel uit het KRW-fase 2 proces als input gebruikt. Daarnaast zijn op gebiedsspecifiek niveau maatregelen geformuleerd en is het effect hiervan op bestaande functies weergegeven. Dit is ingevuld in de daarvoor ontwikkelde maasbrede MEP/GEP factsheets (bijlage 1). Uitgangspunten daarbij zijn (Arcadis, 2007a): De waterkwaliteit (nutriënten en andere stoffen) is niet beperkend voor de MEP s en GEP s; Kosten zijn niet van belang bij het bepalen van MEP s en GEP s. Naast de informatie uit de Maas-defaults is gebruik gemaakt van overwegingen uit de Algemene Denklijn Significante Schade (2007). Kern hiervan is dat potentiële hydromorfologische herstelmaatregelen (gericht op het halen van een goede ecologische kwaliteit) afvallen indien deze Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 343

407 maatregelen zullen leiden tot significante negatieve effecten op functies en milieu in bredere zin. De in de Denklijn genoemde functies betreffen:. scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie. activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen (bv. irrigatie). waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering. andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling (bijv. visserij). Maatregelen die tot significante schade aan functies en milieu leiden zijn in het algemeen volgens de Denklijn:. maatregelen die ten koste gaan van de veiligheid en de beroepsscheepvaart. gedwongen functiewijziging behoudens functiewijzigingen die onderdeel uitmaken van bestaand beleid en behoudens de inrichting van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers Significante schade wordt afhankelijk gesteld van de belangrijkste gebruiksfuncties (natuur, intensief landbouwgebied, stedelijk gebied). Voor hermeandering/beekherstel is daarbij gebiedsspecifiek maatwerk nodig. In de landbouw is daarbij sprake van significante schade indien opbrengstderving ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Voorbeelden van potentiële maatregelen zijn: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of het verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen in poldergebieden, hermeandering van beken en kreken. In stedelijk gebied leiden de volgende maatregelen tot significant negatieve effecten in het geval hierdoor schade aan stedelijke functies ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in stedelijk waterbeheer: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen, hermeandering van beken en kreken. Naast maatregelen die leiden tot significant negatieve effecten zijn er ook hydromorfologische maatregelen te onderscheiden die niet leiden tot significant negatieve effecten: aanleg vispassage, aanleg natuurvriendelijke oevers, hermeandering buiten intensief landbouwgebied of buiten stedelijk gebied, meer flexibel en natuurlijk peilbeheer in wateren in grote natuurgebieden. Onderstaande tabel geeft de maatregelen uit Bijlage 1 weer die vervallen doordat ze niet van toepassing zijn of omdat ze signifcante schade aan meer dan 50% van het oppervlak van het stroomgebied kunnen veroorzaken. Ook zijn de maatregelen genoemd die beperkt van toepassing zijn. Maatregelcode Maatregel Onderbouwing D2 Verhogen drainagebasis Significante schade aan landbouw. D3 Realiseren permanente stroming Invloed verstuwing blijft aanwezig D4 Aankoppelen afgekoppelde beektrajecten n.v.t. Wel wordt overwogen na te gaan of afkoppelen van de nu aangekoppelde Bleekloop realiseerbaar is. D5 Beperken piekafvoeren rwzi n.v.t. (geen rwzi) E1 Meanderen Niet mogelijk vanwege cultuurhistorie en kunstmatigheid waterlichaam. Van oorsprong heeft de loop van de Zoom nooit meandering vertoont. E3 Inrichting oevers niet mogelijk vanwege cultuurhistorie E4 Bomen langs beken voor schaduwwerking Zoom voldoet al aan streefbeeld beschaduwing 25-50% E5 Aanleggen nevengeulen n.v.t. E6 Aanleggen vistrap vanwege droogval is Zoom niet geschikt als vishabitat E7 Verwijderen stuwen Niet mogelijk vanwege peilbeheersing en cultuurhistorische waarde E8 Koppeling kreken met Delta n.v.t. F1 Kwantiteitsbaggeren Niet gewenst F2 Waterbodemsanering n.v.t. F4 t/m F10 Ecologische kwaliteit, beheer n.v.t. G2 Drainage opheffen n.v.t. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 344

408 Op basis van deze maatregelbeschrijving is bepaald wat de omkeerbaarheid is van de in stap 4 genoemde hydromorfologische veranderingen. Dit is in onderstaande tabel aangegeven. Toetsing onomkeerbaarheid Hydromorfologische ingreep omkeerbaar 1. verstuwing Nee. Stuwen blijven noodzakelijk om de drainerende werking van de Zoom te beperken en zo de verdroging van de Brabantse Wal te reduceren. Daarnaast blijven de stuwen gehandheefd vanwege cultuurhistorische waarde. 2. normalisatie Nee. Dit in verband met de cultuurhistorische waarde. De huidige rechte loop is de oorspronkelijke loop. 3. actief peilbeheer Ja. Door waterconservering kan peil worden verhoogd om zo de drainerende werking van de Zoom te beperken. 4. traditioneel onderhoud Nee, mitigeerbaar door gedifferentieerd beheer en onderhoud 5. verbeteren waterhuishouding stroomgebied deels door vasthouden van water in de haarvaten, opheffen of verhogen drainagebasis etc. 6. aankoppelen stroomgebied Ja. Nagegaan zal worden of de nu aangekoppelde Bleekloop kan worden afgekoppeld van de Zoom. De aanwezige (deels) onomkeerbaar geachte hydromorfologische belastingen maken het niet mogelijk dat een Goede Ecologische Toestand bereikt kan worden. Door het schrappen van de maatregelen die significante schade opleveren (conform bovenstaande en Bijlage 2) komt het MEP als doel in beeld. Een aantal maatregelen dat slechts een gering effect zal hebben wordt daarenboven eveneens geschrapt; hierdoor komt het GEP als uiteindelijke doel in beeld. De bij de overgang van MEP GEP vervallen maatregel met gering effect is: E4. Op basis van effectinschatting van mitigerende maatregelen is een Maximaal Ecologisch Potentieel en een Goed Ecologisch Potentieel per biologische kwaliteitscomponent afgeleid. De aanwezige hydromorfologische belastingen maken het niet mogelijk dat een Goede Ecologische Toestand bereikt kan worden. Op basis van effectinschatting van mitigerende maatregelen dient een Maximaal Ecologisch Potentieel en een Goed Ecologisch Potentieel per biologische kwaliteitscomponent te worden afgeleid. De status van het waterlichaam is kunstmatig, type R beschrijving gewenste situatie op basis van geselecteerde maatregelen De Zoom is een gegraven watergang met cultuurhistorische waarde. Landschappelijk wordt de Zoom gekenmerkt door een recht tracé met begeleidende hoog opgaande beplanting. De taluds zijn steil en de gehele loop ligt diep in het gebied. De Zoom is gestuwd om de afvoer te beperken; de cultuurhistorisch waardevolle stuwen zijn gerestaureerd en in bedrijf. Gedurende tenminste een deel van het jaar heeft de Zoom een stromend karakter. Tijdens nattere perioden kan onder invloed van de dan verhoogde afvoer sedimentvariatie en micromeandering (door takken etc.) binnen het profiel ontstaan. Ondanks de peilbeheersing door stuwen en verdrogingsbestrijding op de Brabantse Wal kan de Zoom tijdens de droge perioden voor een groot deel droogvallen. De Zoom is daardoor geen geschikt habitat voor vissen zoals bijvoorbeeld driedoornige stekelbaars. De toekomstige watervoerendheid van de Zoom kan Verminderen door de afkoppeling van de thans aangekoppelde Bleekloop. De Bleekloop is een weliswaar gegraven watergang, maar vormt bovendien het oorspronkelijke brongebied van de ten noorden van de Zoom lopende Smalle Beek. Aankoppeling van de Bleekloop aan de Smalle Beek leidt tot herstel van de hydrologische situatie van de Smalle Beek. Voor de Smalle Beek zullen hierdoor de aquatische waarden toenemen. Herstel van de oorspronkelijke hydrologische situatie van de Smalle Beek heeft prioriteit boven behoud van de huidige kunstmatige hydrologische situatie met aangekoppelde Bleekloop bij de Zoom. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 345

409 Toenemen door terugdringing van de grondwateronttrekkingen op de gehele Brabantse Wal. Er wordt van uit gegaan dat het totaal-effect van beide ingrepen voor de watervoerendheid van de Zoom nul is, m.a.w. beide effecten vallen tegen elkaar weg. Streefbeeld De Zoom (beekgraaf) (Royal Haskoning, 2002) 8. - Vertaling van het beschreven beeld in een concrete systeembeschrijving Gezien de huidige situatie verandert er weinig aan de Zoom. Door de aanleg van stuwen wordt de afvoer vertraagd en neemt de watervoerendheid van het waterlichaam gedurende droge perioden toe. Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkenmerken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type R5 (Royal Haskoning, 2002, Van der Molen, 2004a en Van der Molen en Pot, 2007a) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid R5 referentie Zoom min. max. min. max. breedte b m diepte d m >0,2 0,7 0,2 1,0 nat oppervlak A m2 0,24 6,1 0,24 6,1 stroomsnelheid v m/s 0,1 0,50 0,0 1,0 afvoer (140 dagen/jr) Q15 l/s Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 346

410 afvoer Q m 3 /s 0,024 3, breedte variatie bv m 1, diepte variatie dv m 0,2 1,1 0,0 1,0 kwel kwel 0\1 * riviercontinuïteit rc 0\ dwarsprofiel onregelmatig dp-o 0\ dwarsprofiel intermediair dp-i 0\ dwarsprofiel regelmatig dp-r 0\ lengteprofiel meanderend lp-m 0\ sinuositeit lengte 1 1,2 1 1 beek/dal lengteprofiel intermediair lp-i 0\ lengteprofiel recht lp-r 0\ mineraal slib slib % mineraal zand zand % mineraal grind grind % mineraal keien klei % organisch stam/tak tak % organisch blad blad % organisch detrit./slib detr % organisch plant mfyt % opgaande begroeiing hwal 0\ beschaduwing scha % * 0/1 = 1: aanwezig, 0: niet aanwezig cursief: waarden uit Haskoning (2002) Q15 is 15% van de maatgevende afvoer en is ongeveer de gemiddelde afvoer. Deze komt ongeveer 140 dagen/jaar voor. De maatgevende afvoer komt 1-2x/jaar voor Bepaling maatlatten biologie per kwaliteitselement voor waterlichaam Zoom en Bleekloop (NL25_23) 9.1. Vissen De Zoom vormt door de regelmatige droogval geen duurzaam habitat voor beekvissoorten. Op basis hiervan is geen maatlat afgeleid. 9.2 Fytoplankton Het kwaliteitselement fytoplankton wordt niet beoordeeld in stromende wateren. 9.3 Overige waterflora. Het kwaliteitselement overige waterflora omvat drie deelmaatlatten. 1. Abundantie: hierbij wordt het relatieve voorkomen van verschillende groeivormen als indicator gebruikt: sumers&drijvend&emers, draadwier/flab, kroos, oeverbegroeiing (bos). Voor de deelmaatlat abundantie wordt voor de default aangesloten bij de natuurlijke maatlat (Arcadis, 2007a; Van der Molen en Pot, 2007a). Dit wordt hier overgenomen. 2. Soortensamenstelling. Voor de deelmaatlat soortensamenstelling wordt voor de default aangesloten bij de natuurlijke maatlat (Arcadis, 2007c; Van der Molen en Pot, 2007a). Dit wordt hier overgenomen. Maaigevoelige soorten zullen niet voorkomen vanwege de landbouwfunctie. Op inschatting van effecten van maatregelen en blijvende hydromorfologische belastingen is de soortensamenstelling en abundantie t.o.v. de natuurlijke maatlat enigszins aangepast. Daarbij is ook rekening gehouden met de geografische verspreiding (Cools, 1989; ook zijn enkele verspreidingsgegevens van mossen meegenomen die via internet beschikbaar waren): soorten die in dit waterlichaam of naaste omgeving niet eerder zijn aangetroffen en niet te verwachten zijn vallen af. Vanwege de AHS is uitgegaan van de laagste mate van voorkomen (laagste score). Indicatoren die duiden op verstoorde eutrofe condities krijgen de scoren die gerelateerd aan de hoogste abundantie. De scores voor de deelmaatlat soortensamenstelling worden gegenereerd op basis van de waarden van afzonderlijke soorten, die in onderstaande tabel zijn aangegeven: Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 347

411 soort abundantie opmerking Acorus calamus 1 Alisma gramineum 1 Alisma lanceolatum 1 Alisma plantago-aqautica 1 Berula erecta 1 Butomus umbellatus 1 Callitriche brutia Komt niet voor Callitriche platycarpa 1 Ceratophyllum demersum 1 Eleogiton fluitans 2 Elodea canadensis 1 Elodea nuttallii 1 Equisetum fluiviatile 1 Glyceria fluitans 1 Glyceria maxima 0 Duidt op eutrofiëring Hottonia palustris Maaigevoelig, komt daardoor niet voor Hydrocharis morsus-ranae Maaigevoelig, komt daardoor niet voor Iris pseudacorus 1 Ludwigia palustris Komt niet voor Luronium natans 1 Lycopus europaeus 1 Myosotis scorpioides 1 Myriophyllum alterniflorum gevoelig, komt niet voor Myriophyllum spicatum 1 Myriophyllum verticillatum Komt niet voor Nasturtium microphyllum 1 Nitella mucronata Komt niet voor Nuphar lutea 2 Oenanthe aquatica 1 Oenanthe fistulosa 1 Persicaria hydropiper 1 Phalaris arundinacea 1 Phragmites australis 1 Potamogeton alpinus 2 Potamogeton compressus 1 Potamogeton crispus 1 Potamogeton lucens 1 Potamogeton mucronatus Komt niet voor op Brabantse Wal Potamogeton natans 1 Potamogeton pectinatus 1 Potamogeton perfoliatus Komt niet voor op Brabantse Wal Potamogeton pusillus 1 Potamogeton trichoides komt niet voor op Brabantse Wal Ranunculus circinatus Stromingsgevoelig, komt daardoor niet voor Ranunculus fluitans Komt niet voor op Brabantse Wal Ranunculus peltatus 2 Rorippa amphibia 1 Rumex hydrolapathum 1 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 348

412 Sagittaria sagittifolia 1 Sium latifolium 1 Sparganium emersum 1 Sparganium erectum Typha latifolia 1 Utricularia vulgaris Veronica anagallis-aquatica 1 Veronica beccabunga 1 Veronica catenata 1 Komt niet voor op Brabantse Wal Stromingsgevoelig, komt daardoor niet voor De grenzen in de maatlat worden aangegeven als percentage van de maximale score. De score in de referentie-situatie bedraagt 41. Dit is de score die op grond van kansen van aantreffen van de soorten is vastgesteld (Van der Molen en Pot, 2007a). Een score boven de referentiescore correspondeert met EKR = 1,0. Een aantal soorten is in de Zoom niet te verwachten (zie tabel hierboven). Dit staat de haalbaarheid van de natuurlijke maatlat echter niet in de weg (Arcadis, 2007d). 3. Fytobenthos: dit betreft de vastzittende algen, die de water- en oeverplanten, de oever en de bodem met een groenig of bruinig waas kunnen bedekken (Van Dam et al., 2007). De in Nederland is beschikbare informatie uit deze groep betreft de kiezelwieren of diatomeeën, die het leeuwendeel uitmaken van het fytobenthos; daarnaast komen groen- en blauwwieren voor. Voor de KRW worden alleen de kiezelwieren bekeken. Fytobenthos wordt voornamelijk beïnvloedt door de kwaliteit van het water, met name nutriënten (Van Dam et al., 2007). Omdat het uitgangspunt is dat de chemische waterkwaliteit niet beperkend mag zijn, wordt de natuurlijke maatlat gebruikt. Dit sluit aan bij het voorstel in Arcadis (2007c). Voor de berekeningswijze van de IPS-score (fytobenthos) wordt verwezen naar Van der Molen en Pot (2007a). Hierin zijn zowel de berekenigsformule als de bijbehorende soortenlijst met indicatiegetallen gegeven. Samenvattend ziet de maatlat voor overige waterflora (macrofyten en fytobenthos) er als volgt uit (Van der Molen en Pot 2007a, Arcadis 2007a): Waarden klassenindeling ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend slecht Abundantie: * Bedekking van het waterlichaam of begroeibare areaal met submers+drijvend+emers (%) 30 (of 60) 20 (of 80) n.v.t. GET (of 60-80) 5-20 (of ) 1-5 <1 * Bedekking met draadwier/flab (%) * Bedekking met kroos (%) <3 10 n.v.t. GET <3 10 n.v.t. GET > >50 * Oeverbegroeiing (bos) >60 40 n.v.t. GET Soortensamenstelling: >70 40 n.v.t. GET 40- * Relatieve score (% van 70 de referentiescore) n.v.t. GET 17- * Absolute aantal soorten < < <4 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 349

413 Fytobenthos * IPS-score >17,0 13,0 n.v.t. GET 13,0-17,0 9,0-13,0 5,0-9,0 <5,0 In bovenstaande tabel is de defaultmaatlat (uit Arcadis, 2007a) aangepast, omdat daarin een fout is gemaakt. De deelmaatlatscores voor abundatie groeivormen, soortensamenstelling macrofyten en fytobenthos worden rekenkundig gemiddeld (Van der Molen en Pot, 2007a). 9.4 Macrofauna Nadat alle haalbare maatregelen zijn uitgevoerd wordt de resterende hydromorfologische belasting niet beperkend geacht voor het halen van de GET voor macrofauna. Hiermee wordt de denklijn gevolgd die bij het opstellen voor de Maasdefaults voor andere watertypen ook is gevolgd, nl. dat voor macrofauna het GET (nagenoeg) haalbaar wordt geacht (Arcadis 2007a en 2007c). De natuurlijke maatlat R5 bestaat uit drie deelmaatlatten (Van der Molen en Pot, 2007a): DN% (abundantie): het percentage individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. KM% (aantal taxa): het percentage kenmerkende taxa. KM% + DP% (abundantie); het percentage individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. Voor de berekeningswijze van de EKR wordt verwezen naar Van der Molen en Pot (2007a, pag ). Overeenkomstig de denklijn in Arcadis (2007a) is het MEP in dit door landbouw gedomineerde gebied bepaald op 0,73 EKR en het GEP op 0,55 EKR. Het GET ligt op 0,6 EKR. De klassen zijn lineair berekend. In onderstaande tabel zijn de EKR-waarden gegeven. Waarden klassenindeling Gezonde combinatie van kenmerkende taxa (KM), individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren (DN), individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren (KM+DP) ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend Slecht 0,8 0,6 0,73 0,55 0,55-0,73 0,37-0,55 0,18-0,37 <0,18 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 350

414 MEP/GEP afleiding De Binnenschelde NL25_42, M30 Ligging waterlichaam 1. - Beschrijving huidige situatie De Binnenschelde binnen de gemeente Bergen op Zoom is in 1988 ontstaan na afsluiting van de Markiezaatsdam. Tot 1993 was Rijkswaterstaat de waterbeheerder van de Binnenschelde. In 1993 is het waterbeheer overgedragen aan de waterschappen. Tot 1987 was de Binnenschelde een onderdeel van de Oosterschelde. De oorspronkelijke zoute Binnenschelde is na afsluiting door de inlaat van zoet water vanuit het Zoommeer in ongeveer 3 maanden verzoet (brak). Het meer is circa 181 ha groot en gemiddeld circa 1,5 m diep. De oevers van de Binnenschelde zijn over het algemeen niet natuurlijk en bestaan uit stortsteen. De Binnenschelde heeft voor de regio Bergen op Zoom een belangrijke recreatieve functie (provinciale functie zwemwater). Een goede waterkwaliteit met aantrekkelijk en helder water is daarvoor essentieel. Door een voor de waterrecreatie aantrekkelijke Binnenschelde kan de recreatiedruk worden afgeleid van het naast de Binnenschelde gelegen Markiezaatsmeer, dat een natuurfunctie heeft. Sinds midden jaren 90 van de vorige eeuw is de biologische en chemische waterkwaliteit sterk achteruit gegaan. Reeds kort na de afsluiting is begonnen met beheer om de Binnenschelde helder te krijgen en helder te houden. Actief biologisch beheer kreeg hierbij de nadruk. Na het ontstaan kende de Binnenschelde enkele jaren met troebel water. De eerste helft van de jaren 90 was het water helder en waren uitgebreide ondergedoken (emergente) watervegetaties aanwezig. De emergente vegetatie (gedomineerd door schedefonteinkruid, aarvederkruid en Chara connivens) verdween in de tweede helft van de jaren 90 van de vorige eeuw en lange periodes met troebel water en algenbloei ontstonden. Als reactie hierop is in 1999 een variantenstudie waterbeheer Binnenschelde uitgevoerd gericht op de mogelijkheden om de waterkwaliteit van de Binnenschelde te verbeteren (Witteveen en Bos, 1999). Verzouting van de Binnenschelde wordt gezien als één van de opties om de waterkwaliteit te verbeteren. Bij een toekomstig mogelijk zout Volkerak/Zoommeer kan dit voor de Binnenschelde mogelijk concreet worden. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 351

415 Aan de westzijde van de Binnenschelde is in 1997 een 14 ha groot paai- en opgroeigebied voor snoek aangelegd en zijn binnen het Binnenscheldesysteem ook overwinteringsplaatsen voor deze vissoort aangelegd. Ondanks het goede functioneren van het paai- en opgroeigebied (productie circa juveniele snoeken per jaar, Aquaterra 2005c) is thans sprake van een witvisdominantie (Aquaterra, 2005b). Tegenwoordig is het water eutroof door fosfaatnalevering vanuit de voedselrijke (voormalige zee)bodem, inlaat van voedselrijk water en door voedselrijke kwel. Door de onderliggende mariene afzettingen is de Binnenschelde nog steeds licht brak van karakter (chloridegehalten in de jaren 2005 t/m 2007 lagen tussen 480 en 650 mg/l). Het doorzicht is beperkt (in de jaren 2005 t/m 2007 varieerde het doorzicht tussen 0,3 en 0,5m) door ondermeer algenbloei (chlorofylgehalten in het zomerhalfjaar in 2005 t/m 2007 lagen tussen 38 en 130 mg/m3). In watermonsters uit de Binnenschelde worden regelmatig potentieel toxische blauwalgen aangetroffen. Ze zijn ook vaak, maar niet jaarlijks, zichtbaar met het blote oog. Drijflagen worden echter niet waargenomen (DHV, 2007d). Waterinlaat Binnenschelde Zwemgedeelte Strandje Tureluur Markiezaatsmeer Surfgedeelte en wateruitlaatpunt naar achterliggende wijk Locatie officiële zwemzone Binnenschelde (Uit: DHV, 2007d) Overzicht Binnenschelde, op de achtergrond de woonwijk Bergse plaat Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 352

416 Luchtfoto paai- en opgroeigebied Snoek, links de Binnenschelde en rechts het Markiezaatsmeer. Tabel: Streekplan, WHP-functies en reconstructiedoelen langs de Binnenschelde in lengte-% van de oever. waterlichaam WHPfunctilandbouw Reconstructie AHS- GHS-overig Bebouwd Binnenschelde zwemwater NL25_42. Tabel: Streekplan, WHP-functies en recontsructiedoelen in oppervlakte-% van het waterlichaam Binnenschelde en in absolute lengte, oppervlakte en aantal. Streekplan functies (in %) AHS AHS-landschap GHS-landbouw GHS-natuur Stedelijk Gebied Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Waterhuishoudingplan functies EVZ (km) VW (km) WN (km en stuks) ZW (stuks en ha) NN (ha) Nvt Nvt Nvt 1 (181 ha) Nvt Reconstructie: Nvt Streekplanaanduidingen: AHS = Agrarische Hoofdstructuur; GHS = Groene Hoofd Structuur. WHP aanduidingen: VW = viswater (in km); EVZ (in km) = Ecologische Verbindingszone; WN = Waternatuur (in stuks); WN (in km) = beek en kreekherstel (in km); WN (stuks) is het aantal vlakvormige elementen (bijvoorbeeld vennen); ZW (stuks en ha) = zwemwater; NN = Natte natuurparels (in ha) 2. - Bepaling best bijpassende Maas-default Er bestaat voor dit waterlichaam geen default Op basis van menselijk handelen is het waterlichaam te typeren als Sterk veranderd type M30, zwak brakke wateren Beschrijving belangrijke veranderingen in hydromorfologie De belangrijkste hydromorfologische ingrepen die de huidige situatie bepalen zijn: 1. actief peilbeheer. 2. Profiel/oeververdediging 3. Wateraanvoer 4. Aantasting natuurlijke inundatiezones Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 353

417 5. Dijken (isolatie van de Delta) Deze ingrepen zijn afgeleid uit een beschouwing van enerzijds de huidige hydromorfologische situatie en anderzijds de inschatting van de situatie onder natuurlijke omstandigheden Bepaling effecten van hydromorfologische ingrepen op watersysteem en biologische kwaliteitscomponenten 2. Profiel/oeververdediging diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) 3. Wateraan en afvoer Dynamiek (-) Verandering van kwaliteit (zout brak) (-) 4. Aantasting natuurlijke inundatiezones Sedimentvariatie (-) Dieptevariatie (-) Breedtevariatie (-) Dwars- en lengteprofielvariatie (-) 5. Dijken Dynamiek: getij, sedimentvariatie, zout (-) verbinding Delta/rivierengebied (-) (-) = negatief Macrofyten habitatdiversit eit (-) soortendiversit eit (-) habitatdiversit eit (-) soortendiversit eit (-) habitatdiversit eit (-) soortendiversit eit (-) habitatdiversit eit (-) soortendiversit eit (-) habitatdiversit eit (-) soortendiversit eit (-) hydro-morfologische systeemkarakteristieken verandering 1. Actief peilbeheer diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) Macrofauna Vissen Fytobenthos idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. idem idem n.v.t. Bij het inschatten van het effect van de hydromorfologische verandering op een systeemkarakteristiek is gebruik gemaakt van beschrijvingen in Bouwhuis et al. (2004), Van der Molen en Pot (2007a), Pot (2005) en van algemene hydrologische en ecologische principes. In de zesde kolom is fytobenthos opgenomen. Fytobenthos wordt voornamelijk beinvloed door de waterkwaliteit (Van Dam, 2007 en t Lam, 2007). Binnen het Maasstroomgebied is afgesproken om vooralsnog uit te gaan van de natuurlijke maatlatten, omdat het uitgangspunt is dat de chemische waterkwaliteit niet beperkend mag zijn ( t Lam, 2007). Dit uitgangspunt is ook gehanteerd voor de waterlichamen in het West-Brabantse deel van het Scheldestroomgebied. De hydromorfologische ingrepen hebben als belangrijkste effecten het verlies aan habitatdiversiteit en een daarmee gepaard gaande soortenverarming tot gevolg. Bedijking heeft tot gevolg gehad dat de invloed van het getij is weggevallen. Als gevolg van isolatie is de Binnenschelde gaan verzoeten Beschrijving huidige biologische en chemische toestand Binnenschelde 5.1 Chemie De chemische toetsing is uitgevoerd voor de periode 2000 t/m De toetsing is uitgevoerd aan de KRW-normen voor prioritaire stoffen en de MTR-normen (NW4, alle niet-prioritaire stoffen en overige variabelen). Onderstaande figuur geeft de probleemstoffen weer. Het verhoogde chloridegehalte heeft een natuurlijke oorsprong en hoort bij type M30. Parameter Categorie Binnenschelde Chloride algemeen Koper overig Ammoniak algemeen, viswater Fosfaat algemeen, stagnant Doorzicht Algemeen, stagnant Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 354

418 Zuurgraad algemeen 1-2 norm 2-5 norm > 5 norm 5.2 Biologie De Binnenschelde (midden op de plas) is in 2002 beoordeeld als brak water (AquaSense, 2004b). De beoordeling stelt niet zoveel voor, vanwege het feit dat er geen plantenopname is gemaakt. Hierdoor is de karakteristiek varianteigen karakter niet bepaald. Trofie is daardoor slechts voor de helft ingevuld. Een opname van de visstand is in 2002 ook niet gedaan. Op basis van het wel onderzochte fytoplankton en nutriëntenhuishouding scoort de trofie in het middelste niveau. 6.- Bepaling groslijst zinvolle maatregelen -Bepaling (on)omkeerbaarheid hydromorfologische belasting -Bepaling status waterlichaam - - Voor het bepalen van zinnige maatregelen is de RWSR-Mark en Vliet Maastabel uit het KRW-fase 2 proces als uitgangspunt gebruikt. Daarnaast zijn op gebiedsspecifiek niveau maatregelen geformuleerd en is het effect hiervan op bestaande functies weergegeven. Hierbij is het resultaat van de Maas-defaults (Arcadis, 2007a) gehanteerd. Uitgangspunten daarbij zijn (Arcadis, 2007a): De waterkwaliteit (nutriënten en andere stoffen) is niet beperkend voor de MEP s en GEP s; Kosten zijn niet van belang bij het bepalen van MEP s en GEP s. Naast de informatie uit de Maas-defaults is gebruik gemaakt van overwegingen uit de Algemene Denklijn Significante schade (2007). Kern hiervan is dat potentiële hydromorfologische herstelmaatregelen (gericht op het halen van een goede ecologische kwaliteit) afvallen indien deze maatregelen zullen leiden tot significante negatieve effecten op functies en milieu in bredere zin. De in de Denklijn genoemde functies betreffen:. scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie. activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen (bv. irrigatie). waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering. andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling (bijv. visserij). Maatregelen die tot significante schade aan functies en milieu leiden zijn in het algemeen volgens de Denklijn:. maatregelen die ten koste gaan van de veiligheid en de beroepsscheepvaart. gedwongen functiewijziging behoudens functiewijzigingen die onderdeel uitmaken van bestaand beleid en behoudens de inrichting van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers Significante schade wordt afhankelijk gesteld van de belangrijkste gebruiksfuncties (natuur, intensief landbouwgebied, stedelijk gebied). Voor hermeandering/beekherstel is daarbij gebiedsspecifiek maatwerk nodig. In de landbouw is daarbij sprake van significante schade indien opbrengstderving ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Voorbeelden van potentiële maatregelen zijn: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of het verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen in poldergebieden, hermeandering van beken en kreken. In stedelijk gebied leiden de volgende maatregelen tot significant negatieve effecten in het geval hierdoor schade aan stedelijke functies ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in stedelijk waterbeheer: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen, hermeandering van beken en kreken. Naast maatregelen die leiden tot significant negatieve effecten zijn er ook hydromorfologische maatregelen te onderscheiden die niet leiden tot significant negatieve effecten: aanleg vispassage, Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 355

419 aanleg natuurvriendelijke oevers, hermeandering buiten intensief landbouwgebied of buiten stedelijk gebied, meer flexibel en natuurlijk peilbeheer in wateren in grote natuurgebieden. Onderstaande tabel geeft de maatregelen uit Bijlage 2 weer die vervallen doordat ze niet van toepassing zijn of omdat ze signifcante schade aan meer dan 50% van het oppervlak van het stroomgebied kunnen veroorzaken. Ook zijn de maatregelen genoemd die beperkt van toepassing zijn. Maatregelco de Maatregel Onderbouwing n.v.t. op Binnenschelde D1 t/m D5 en Ecologische kwaliteit, waterbeheer D7 E1,E2 en E4 Ecologische kwaliteit, inrichting n.v.t. op Binnenschelde en E5, E7 F1,F2, F5 t/m Ecologische kwaliteit, beheer n.v.t. op Binnenschelde F7 en F10 G1, G2, G4, Grondwaterkwantiteit n.v.t. op Binnenschelde G5 G3 Grondwaterkwantiteit, peilopzet Leidt tot significante schade voor recreatieve functie en bebouwing Op basis van deze maatregelbeschrijving is bepaald wat de omkeerbaarheid is van de in stap 4 genoemde hydromorfologische veranderingen. Dit is in onderstaande tabel aangegeven. Toetsing (on)omkeerbaarheid Hydromorfologische ingreep omkeerbaar 1. Actief peilbeheer Nee, in verband met de aanwezigheid van stedelijkgebied (Bergse Plaat) en zwemwaterfunctie (waterdiepte). In beperkte mate mitigeerbaar door peil binnen marges te laten fluctueren. 2. Profiel/oeververdediging Ja, aanleg natuurvriendelijke oevers 3. wateraan- en afvoer Nee, in verband met het noodzakelijke peilbeheer 4. aantasting natuurlijke inundatiezones Nee door handhaving gewenst peil. Mitigeren kan door aanleg natuurvriendelijke oevers. Vooraal aan de westzijde van het waterlichaam 5. Dijken Nee, in verband met handhaving van veiligheidsniveau. Door de Deltawerken is herstel van de oorspronkelijke situatie (zout, getijde-invloed) uitgesloten. De aanwezige (deels) onomkeerbaar geachte hydromorfologische belastingen maken het niet mogelijk dat een Goede Ecologische Toestand bereikt kan worden. Door het schrappen van de maatregelen die significante schade opleveren (conform bovenstaande en Bijlage 2) komt het MEP als doel in beeld. Een tweetal maatregelen dat slechts een gering effect zal hebben wordt daarenboven eveneens geschrapt; hierdoor komt het GEP als uiteindelijke doel in beeld. De bij de overgang van MEP GEP vervallen maatregelen met gering effect zijn: E8 en F4. De effecten van deze maatregelen komen deels overeen met de effecten van de maatregelen E7 en F8. Op GEPniveau zal, bij uitgebreide begroeiing van ondergedoken waterplanten, ook druk ontstaan door het waterplantenbeheer. Om de recreatieve functies van de Binnenschelde (zwemmen, surfen) tot hun recht te kunnen laten komen zal de watervegetatie deels gemaaid worden; dit blijkt ook uit de feitelijke situatie in de jaren 90 van de vorige eeuw toen de destijds uitgebriede waterplantenvelden ten behoeve van de waterrecreatie gedeeltijk frequent werden gemaaid. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 356

420 Op basis van effectinschatting van mitigerende maatregelen is een Maximaal Ecologisch Potentieel en een Goed Ecologisch Potentieel per biologische kwaliteitscomponent afgeleid. De definitieve status van het waterlichaam is sterk veranderd, type M30, zwak brak water beschrijving gewenste situatie op basis van geselecteerde maatregelen - bepaling of beeld van de gewenste situatie voldoet aan de natuurlijke referentie Het onderstaande beeld is gebaseerd op een deskundigenoordeel en op de huidige situatie met betrekking tot mogelijke toekomstige ontwikkelingen op het Volkerak-Zoommeer. Momenteel is de toekomstige situatie voor het nabijgelegen (thans zoete) Volkerak-Zoommeer in discussie, waarbij zowel een zoet als een zout Volkerak-Zoommeer tot de mogelijkheden behoort. De toekomstige situatie in de Binnenschelde is sterk afhankelijk van de toekomstige situatie op het Volkera-Zoommeer. Blijft het Volkerak-Zoommeer zoet dan blijft de Binnenschelde brak. Op heel lange termijn zal het zoutgehalte van de Binnenschelde verder dalen tot beneden 300 mg Cl/l waardoor we te maken krijgen met een zoet meer. Wordt het Volkerak-Zoommeer zout dan is de verwachting dat ook voor de Binnenschelde zal worden gekozen voor een zoute toekomstsituatie. In 2009 wordt duidelijkheid verwacht over het toekomstperspectief van het Volkerak-Zoommeer (zoet of zout). Aanbevolen wordt om na het verkrijgen van die duidelijkheid de toekomstige gewenste situatie voor de Binnenschelde te heroverwegen en zo nodig de hierop gebaseerde MEP en GEP aan te passen. In de onderstaande beschrijving is de huidige brakke situatie als uitgangspunt gehanteerd. Het streefbeeld voor een licht brakke Binnenschelde betreft een stagnant meer met wisselend peil, waarbij met laag peil in de zomer en hoog peil in de winter. Door verdamping in de zomer kunnen de fluctuaties in Cl-gehalten groot zijn, maar bevinden zich in de regel tussen 300 en 3000 mg Cl/l. De maximumgehalten liggen meestal beneden 600 mg Cl/l. De invloed van het Cl-gehalte op de biologische ontwikkeling is groot; de aan zoete milieus gebonden soorten domineren. De oevers zijn, behoudens de aangewezen zwemzones, natuurlijk ingericht en er is een groot areaal (ca. 25% van de totale meeroppervlakte) aanwezig van ondiepe helofytenzones, die in de winter en voorjaar (bij de hogere peilen) tenminste enkele decimeters onder water staan. Deze ondiepe helofytenzones hebben een belangrijke rol als paai- opgroei- en overwinteringsgebied voor roofvis (snoek). Het huidige paai- en opgroeigebied op de landtong tussen Binnenschelde en Markiezaatsmeer is als zodanig nog steeds in gebruik. De totale visbiomassa is laag en bestaat voor het belangrijkste deel uit zoetwatersoorten. Er is een tweezijdig vispasseerbare verbinding aanwezig met het Volkerak-Zoommeer. Door de toekomstige stedelijke ontwikkelingen van Bergen op Zoom (in het kader van het masterplan Bergen op Zoom) ontstaan geen negatieve effecten op de waterkwaliteit en aquatische ecologie. De bodem van de Binnenschelde is lemig tot zandig. De waterdiepte is maximaal 3,5 m. De gemiddelde waterdiepte is circa 1,5 m. De voeding met water vindt plaats door neerslag en kwel. Aanvoer van water vanuit het Volkerak- Zoommeer vindt slecht heel beperkt plaats en alleen in de winter en het vroege voorjaar. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 357

421 Gebogen kransblad, foto Vertaling van het beschreven beeld in een concrete systeembeschrijving Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkenmerken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (Van der Molen en Pot, 2007a) in onderstaande tabel uiteengezet. Dit is gebaseerd op een deskundigenoordeel. parameter code eenheid M30 referentie Binnenschelde min. max. min. max. Oppervlakte O km 2 n.v.t. n.v.t Oppervlakte variatie Ov Km 2 0, , Taludhoek (onder water) th o diepte d m 0,10 7 0,1 3,5 kwel kwel 0\1 * verblijftijd jaar 0,3 20,7 1 2 * 0/1 = 1: aanwezig, 0: niet aanwezig 9. - Bepaling maatlattenbiologie per kwaliteitselement voor waterlichaam Binnenschelde (NL25_42) De systeemkarakteristieken uit 8. vormen de basis voor het afleiden van de maatlatten van de relevante biologische kwaliteitscomponenten voor het type M30 (zwak brakke wateren). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 358

422 9.1 Vissen De visstand van de zwak brakke wateren bestaat voor een groot deel uit zoetwatersoorten. Tot een Cl-gehalte van 1-2 g/l kunnen in principe alle soorten voorkomen. De maatlat bestaat uit 2 deelmaatlatten: Soortensamenstelling: aantal soorten Abundantie: biomassa (%) De natuurlijke maatlat M30 (zwak brak water) voor vissen bestaat uit de onderscheiden groepen of ecologische gildes. Iedere groep (of combinatie van groepen) is indicatief voor een aspect uit het watersysteem: Migratie zoet-zout: aantal soorten en biomassa CA (diadrome soorten), Brakwater als habitat: aantal soorten en biomassa ER (estuarine soorten), Verbinding met de zee: aantal soorten en biomassa MJ (mariene juveniel)+ MS (Mariene volwassene), Verbinding met zoet: aantal soorten en biomassa Z1-MBRAK( chloridetolerante soorten 4-8 gcl/l) + Z2-LBRAK (Chloride tolerante soorten 2 tot 4gCL/l) Plantenrijkdom (zwak-brak): aantal soorten en biomassa Z3-ZOET (chloridetolerante soorten tot 2gCL/l) De soorten uit de deelmaatlatten die behoren tot de CA, ER, MS, MJ, Z1 t/m 3 worden in bijlage 11 in Van der Molen en Pot (2007a) gegeven. De weging van de verschillende parameters is gelijkmatig verdeeld. Met behulp van de in Pot (2005) beschreven methodiek en met behulp van de daarin opgenomen figuren (op pag ) kan het MEP afgeleid; hierbij is gekozen voor de situatie voor van de zee geïsoleerde wateren. Immers een directe verbinding met zee van de Binnenschelde is niet aanwezig. De MEP-situatie is afgeleid voor een chloridegehalte van mg/l. Vervolgens is het GEP afgeleid van het MEP door telkens 25% op te schuiven in de richting van de slechte toestand (conform het voorstel in Pot (2005)). Deze werkwijze is ook toegepast door Aquaterra (2005b), waarbij reeds een MEP/GEP-maatlat is geformuleerd (Aquaterra (2005b), bijlage II, pag. 22). Deze maatlat uit Aquaterra (2005b) is hieronder overgenomen. De MEP/GEP-maatlat voor MJ+MS is door Aquaterra niet ingevuld en is hieronder daarom eveneens niet ingevuld. De reden is dat deze subdeelmaatlat voor van de zee geïsoleerde wateren niet relevant is. Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereike nd slecht Soortensamenstelling: aantal soorten CA ER MJ+MS Z1+Z2 Z >1,6 >0,2 nvt >4,2 >1,4 1,2 0,15 nvt 3,2 1,05 1,2-1,6 0,15-0,2 nvt 3,2-4,2 1,05-1,4 0,8-1,2 0,1-0,15 nvt 2,1-3,2 0,7-1,05 0,4-0,8 0,05-0,1 nvt 1,1-2,1 0,35-0,7 <0,4 <0,05 nvt <1,1 <0,35 Abundantie: biomassa (%) CA ER MJ+MS Z1+Z2 Z >36 >2 nvt >60 >3 27 1,5 nvt 45 2, ,5-2 nvt ,3-3, ,5 nvt ,5-2, ,5-1 nvt ,8-1,5 <9 <0,5 nvt <15 <0,8 Hiermee wordt licht (soms matig) afgeweken van de MEP/GEP-deelmaatlat die door het waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) is afgeleid voor wateren van type M30. De door het waterschap Zeeuwse Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 359

423 Eilanden afgeleide maatlat is afgeleid voor lijnvormige waterlopen in landbouwgebied en bebouwd gebied. De peilen van deze waterlopen zijn vast of tegennatuurlijk (hoog in zomer, laag in winter). Deze wateren wijken qua aard sterk af van de Binnenschelde, waardoor een andere MEP/GEPmaatlat gerechtvaardig is. 9.2 Fytoplankton De fytoplanktonmaatlat bestaat uit de volgende onderdelen: Abundantie. Conform Pot (2005) wordt er voor de Binnenschelde van uit gegaan dat een bedekking met ondergedoken waterplanten van 30% of meer haalbaar is. De situatie in de jaren 90 van de vorige eeuw toont dit ook aan. Destijds waren uitgebreide vegetaties van ondergedoken waterplanten aanwezig waarbij de totale bedekking >30% was. In een dergelijke situatie met veel ondergedoken waterplanten wordt het GET haalbaar geacht (Pot, 2005). De maatlat voor het natuurlijke type uit Van der Molen en Pot (2007a) is daarom overgenomen: Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereike nd slecht Chlorofyl-a (zomergemiddeld gehalte in mg/m3) <40 60 n.v.t. GET >240 Hiermee wordt afgeweken van de MEP/GEP-deelmaatlat die door het waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) is afgeleid voor wateren van type M30. De door het waterschap Zeeuwse Eilanden afgeleide maatlat is afgeleid voor lijnvormige waterlopen in landbouwgebied en bebouwd gebied. De peilen van deze waterlopen zijn vast of tegennatuurlijk (hoog in zomer, laag in winter). Deze wateren wijken qua aard sterk af van de Binnenschelde, waardoor een andere MEP/GEPmaatlat gerechtvaardigd is. Soortensamenstelling: in de referentiesituatie treden in het zomerhalfjaar geen algenbloeien op. Als er geen bloei is wordt aan het monster geen score toegekend voor de deelmaatlat soortensamenstelling, waardoor dit niet bijdraagt aan de eindscore voor het kwaliteitselement fytoplankton. Wanneer er wel een bloei optreedt, te oordelen op grond van abundantiecriteria van de indicatorsoorten in bijlage 4 uit Van der Molen en Pot (2007a), dan bepaalt het bijbehorende ecologisch kwaliteitsniveau van de bloei de score. In theorie is een score tussen 0,1 en 0,7 mogelijk. Ook door waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) is de referentiemaatlat overgenomen. In tabelvorm: ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereikend slecht Geen bloei 0,6 n.v.t. GET 0,6-0,7 0,4-0,6 0,2-0,4 <0,2 In bovenstaande tabel zijn EKR-waarden gegeven. Het eindoordeel voor het kwaliteitselement fytoplakton wordt bepaald door de deelmaatlatscores voor chlorofyl-a en soortensamenstelling rekenkundig te middelen. 9.3 Overige waterflora Het kwaliteitselement overige waterflora omvat 3 deelmaatlatten. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 360

424 1.abundantie: Vanwege de geringe waterdiepte is de Binnenschelde voor het overgrote deel begroeibaar met ondergedoken waterplanten. Dit blijkt ook uit de situatie in de eerste helft van de jaren 90 van de vorige eeuw. Destijds was ruim 90% van de oppervlakte begroeid met ondergedoken waterplanten (Hoogheemraadschap West-Brabant, 1995). De oevervegetatie is gedefinieerd als de zone tussen de gemiddelde hoog- en laagwaterlijn. Voor de Binnenschelde is de totale oeverlengte 6 km. Hiervan is circa 900 m ingericht als surf- of zwemstrand. De resterende 5,1 km zijn in beginsel areaal voor oevervegetatie; dit komt overeen met 85% van het totale areaal. Het GET wordt daarmee haalbaar geacht; deze denklijn is doorgezet voor de onderdelen draadwier/flab en kroos. De maatlat voor het natuurlijke type uit van der Molen en Pot (2007a) is daarom overgenomen: Waarden (%) Klasseindeling (%) ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereike nd slecht Submerse vegetatie (of 80) nvt GET (of 70-80) (of ) <10 Draadwier/flab <1 5 nvt GET >15 Kroos <1 5 nvt GET >20 Oevervegetatie >80 60 nvt GET <20 2.soortensamenstelling: Op inschatting van effecten van maatregelen en blijvende hydromorfologische belastingen is de soortensamenstelling van waterplanten t.o.v. de natuurlijke maatlat bepaald. Dat wil zeggen dat van de soortenlijst in relatie tot de natuurlijke maatlat soorten niet kunnen voorkomen vanwege de geografische verspreiding (Cools, 1989) en door aanwezige hydromorfologische belasting; deze soorten zijn van de soortenlijst verwijderd. De bijbehorende laagste abundantiescore per soort is aangehouden in verband met de ligging in voornamelijk stedelijk gebied en de grote recreatiedruk. soort abundantie opmerking Callitriche obtusangula 1 Ceratophyllum submersum 1 Chara aspera 1 Chara baltica Chara canescens Chara connivens 1 Chara globularis Chara vulgaris 1 Lemna gibba 1 Lemna minor 1 Lemna trisulca 1 Najas marina Nitella opaca Potamogeton crispus 1 Potamogeton pectinatus 1 Potamogeton pusillus 1 geen verspreidingsgegevens bekend geen verspreidingsgegevens bekend geen verspreidingsgegevens bekend Komt niet voor Komt niet voor (op basis van Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 361

425 Ranunculus baudotii 1 Ruppia cirrhosa 1 Ruppia maritima 1 Zanichellia palustris 1 max. aantal soorten max score te behalen abundantie Voor de soortensamenstellingsmaatlat wordt ervoor gekozen om het GEP-niveau te leggen binnen de klasse (uit de natuurlijke maatlat) die 1 klasse lager ligt dan het GET-niveau. Onderbouwing: 1. Voor de referentiesituatie van type M30 geldt: maximale score (in de praktijk) is 18 (van der Molen en Pot, 2007a, pag. 76 en bijlage 6). De theoretische totale score voor alle soorten voor type M30 komt, uitgaande van de middelste abundantieklasse, uit op 43. Hierbij is gekozen voor de middelste abundantieklasse, omdat dit het beste aansluit op de referentiesituatie (=meest natuurlijke situatie). De lagere abundantieklasse weerspiegelt een kwalitatief mindere situatie dan de referentiesituatie. Fysiek is het onmogelijk dat alle kenmerkende soorten (co-)dominant voorkomen, hetgeen de hoogste abundantieklasse zou weerspiegelen. Dit sluit aan bij de denklijn die wordt gevolgd in Royal Haskoning (2007). In de referentiesituatie voor type M30 is de verhouding tussen maximale score en totale score 18/43. Gesteld wordt dat dezelfde verhouding van toepassing is op de Binnenschelde in de MEPsituatie. De totale score onder MEP-condities in de Binnenschelde is 15 (zie tabel hierboven). In de MEP-situatie geldt dan dat de maximale score is (18/43) x 15 = 6,3. Er wordt van uit gegaan dat GEP 80% van MEP is (conform aanpak in Arcadis, 2007a), dus GEP = 0,8 x 6,3 = 5,0. Dit valt in de klasse matig op de natuurlijke maatlat. In de maatlat zijn de MEP- en GEP-waarden afgerond op respectievelijk 6 en Ten opzichte van de referentiesituatie resteert in de Binnenschelde een aantal hydromorfologische drukken (zie paragraaf 6). Hierdoor wordt het niet mogelijk geacht dat voor de soortensamenstelling het GET wordt gehaald. Op GEP-niveau ligt het dan voor de hand om 1 klasse op de natuurlijke maatlat lager uit te komen, d.w.z. dat het GEP ligt tussen 4 en 7 (zie Tabel 7.3B, pag. 76, in Van der Molen en Pot, 2007a). Dit sluit aan op de hierboven onder nr. 1 afgeleide waarde voor het GEP. De lagere klassen (onder GEP-niveau) zijn evenredig verdeeld. In tabelvorm: Waarden (%) Klasseindeling (%) ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereike nd slecht Absolute score % van de referentiescore EKR soortensamenstelling % % 33% 28 % 0,8-1 0,6 0,53 0,48 0,48-0,53 0,34-0, % 17-28% 6-17% <6% 0,12-0,34 <0,12 Hiermee wordt afgeweken van de MEP/GEP-deelmaatlat die door het waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) is afgeleid voor wateren van type M30. De door het waterschap Zeeuwse Eilanden afgeleide maatlat is afgeleid voor lijnvormige waterlopen in landbouwgebied en bebouwd gebied. De peilen van deze waterlopen zijn vast of tegennatuurlijk (hoog in zomer, laag in winter). Deze wateren wijken qua aard sterk af van de Binnenschelde, waardoor een andere MEP/GEP-maatlat gerechtvaardigd is. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 362

426 3.Fytobenthos: voor watertype M30 is geen fytobenthosmaatlat voor de referentiesituatie beschikbaar (Van der Molen en Pot 2007a, Van Dam 2007, Van Dam et al. 2007). Dit is daarom niet verder uitgewerkt en wordt buiten beschouwing gelaten. Ruppia maritima 9.4 Macrofauna Nadat alle haalbare maatregelen zijn uitgevoerd wordt de resterende hydromorfologische belasting niet beperkend geacht voor het halen van de GET voor macrofauna. Hiermee wordt de denklijn gevolgd die bij het opstellen voor de Maasdefaults voor andere watertypen ook is gevolgd, nl. dat voor macrofauna het GET (nagenoeg) haalbaar wordt geacht (Arcadis 2007a en 2007c). Ook door Pot (2005) wordt op pag. 71 aangegeven dat het GEP ligt op 0,6 (d.w.z. overeenkomt met GET). De natuurlijke maatlat M30 bestaat uit drie deelmaatlatten (Van der Molen en Pot, 2007a): DN% (abundantie): het percentage individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. KM% (aantal taxa): het percentage kenmerkende taxa. KM% + DP% (abundantie); het percentage individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. Voor de berekeningswijze van de EKR wordt verwezen naar Van der Molen en Pot (2007a). Overeenkomstig de denklijn in Arcadis (2007a) is het MEP in dit door bebouwing gedomineerde gebied bepaald op 0,73 EKR en het GEP op 0,55 EKR. Het GET ligt op 0,6 EKR. Het GEP ligt iets lager als gevolg van de resterende drukken. De klassen zijn lineair berekend. In onderstaande tabel zijn de EKR-waarden gegeven. Waarden klassenindeling ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend Slecht Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 363

427 Gezonde combinatie van kenmerkende taxa (KM), individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren (DN), individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren (KM+DP) 0,8 0,6 0,73 0,55 0,55-0,73 0,37-0,55 0,18-0,37 <0,18 Ook door waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) wordt gesteld dat (behalve in licht brakke sloten en kanalen) mogelijk moet zijn de GET te halen; hetgeen in grote lijn overeenstemt met de maatlat in de tabel hierboven. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 364

428 MEP/GEP afleiding Markiezaatsmeer NL25_24, M30 Ligging waterlichaam Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 365

429 1. - Beschrijving de huidige situatie Het Markiezaatsmeer (circa 11 km 2 open wateroppervlak, 2,10 à 2,20 m diep, maximale diepte circa 3 m, uitgaande van een peil van 0,50 m + NAP) is in 1983 ontstaan door de aanleg van de Markiezaatskade (Röling 1994, Wijnands 2001). Hierdoor werd het Markiezaatsmeer permanent afgesloten van de zoute Oosterschelde en is het meer en de aansluitende voormalige schorren een voormalig intergetijdengebied geworden. De afsluiting van het markiezaatsmeer van de Oosterschelde betekende het wegvallen van het getij, en het wegvallen van de aan- en afvoer van zout Oosterscheldewater (mt ca 16 g Cl/l) en van sediment. Het gehele Markiezaatsgebied is aangeduid als natura 2000 gebied. Het peil van het meer fluctueert onder invloed van m.n. neerslag en verdamping tussen (globaal) NAP en 0,50 m + NAP (afgetopt regenmodel, Röling 1994). Als het peil hoger wordt dan 0,50 m + NAP, dan wordt het extra water afgevoerd richting Volkerak-Zoommeer via een regelbare stuw met stuwpeil van 0,50m + NAP. De bodem van het meer bestaat voor een groot deel uit kleihoudend middel fijn zand (Röling, 1994), waarop zich slib heeft afgezet (Klink, 2006). Het meer is na de afsluiting brak geworden en diverse zoutminnende planten en diersoorten zijn inmiddels vervangen door soorten die indicatief zijn voor een voedselrijk zoetmilieu. Voor 1995 kwamen in het meer nog zoute vissoorten voor als bot, haring en schol. Door nalevering van nutriënten uit de bodem (mariene afzettingen) is het meer eutroof. Vaak is sprake van een verminderd doorzicht en algenbloei. In de huidige situatie is het Markiezaatsmeer een zeer voedselrijk meer met een zeer hoge totale algendichtheid, dat echter wel redelijk soortenrijk is te noemen. In 1995 werden als karakteristieke soorten genoemd: Aphanocapsa marina, Chaetoceros exospermum, Microcystis reinboldii, Nitzschia punctata en Prorocentrum aporum. Dit zijn alle mariene tot brakke soorten, die na 2000 niet meer worden teruggevonden. Als de resultaten van chloridegehaltes na 2000 met die uit 1995 worden vergeleken, dan is het Markiezaatsmeer heel duidelijk verzoet in de tussenliggende periode. Door Röling (1994) is op basis van modelberekeningen voorspeld dat het meer rond 2013 nog een chloridegehalte zou hebben van 300 mg/l. Overzicht Markiezaatsmeer met aangrenzend Schelde-Rijnkanaal. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 366

430 Tabel: Streekplan, WHP-functies en reconstructiedoelen langs het Markiezaatsmeer in lengte-% van de oever. waterlichaam WHPfunctilandschalandbouw Reconstructie AHS AHS- GHS- GHS- overig natuur Markiezaatsmeer NL25_24 Waternatuur Overig = stedelijk. Tabel: Streekplan, WHP-functies en recontsructiedoelen in oppervlakte-% van het waterlichaam Markiezaatsmeer en in absolute lengte, oppervlakte en aantal. Streekplan functies (in %) AHS AHS-landschap GHS-landbouw GHS-natuur Stedelijk Gebied Nvt Nvt Nvt Nvt Nvt Waterhuishoudingplan functies EVZ (km) VW (km) WN (km) WN (stuks) NN (ha) Nvt Nvt Nvt 1 (11 km 2 ) Nvt Reconstructie: Nvt Streekplanaanduidingen: AHS = Agrarische Hoofdstructuur; GHS = Groene Hoofd Structuur. WHP aanduidingen: VW = viswater (in km); EVZ (in km) = Ecologische Verbindingszone; WN = Waternatuur (in stuks); WN (in km) = beek en kreekherstel (in km); WN (stuks) is het aantal vlakvormige elementen (bijvoorbeeld vennen); NN = Natte natuurparels (in ha) 2. - Bepaling best bijpassende Maas-default Er bestaat voor dit waterlichaam geen default Op basis van menselijk handelen is het waterlichaam te typeren als Sterk veranderd type M30, zwak brakke wateren Beschrijving belangrijke veranderingen in hydromorfologie De belangrijkste hydromorfologische ingrepen zijn: 1. actief peilbeheer. 2. Profiel/oeververdediging 3. Wateraanvoer 4. Aantasting natuurlijke inundatiezones 5. Dijken (isolatie of afsluiting van de Zeeuwse Delta) Deze ingrepen zijn afgeleid uit een beschouwing van enerzijds de huidige hydromorfologische situatie en anderzijds de inschatting van de situatie onder natuurlijke omstandigheden Bepaling effecten van hydromorfologische ingrepen op watersysteem en biologische kwaliteitscomponenten 1. Actief peilbeheer diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie Macrofyten habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) hydromorfologische verandering systeemkarakteristieken Macrofauna Vissen idem idem n.v.t. Fytobenthos Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 367

431 (-) 2. Profiel/oeververdedi ging diepte variatie (-) Oeverbreedte variatie (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) idem idem 3. Wateraan en afvoer 4. Aantasting natuurlijke inundatiezones (aantasting breedte eeuwkanten) Dynamiek (+) Verandering van kwaliteit (brak zoet) sediment variatie (-) diepte variatie (-) breedte variatie (-) dwars en lengte profielvariatie (-) 5. Dijken Dynamiek: getij, sedimentvariatie, zout (-) verbinding Delta/rivierengebied (-) (-) = negatief habitatdiversiteit (+) soortendiversiteit (+) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) habitatdiversiteit (-) soortendiversiteit (-) idem idem idem idem idem idem Bij het inschatten van het effect van de hydromorfologische verandering op een systeemkarakteristiek is gebruik gemaakt van beschrijvingen in Bouwhuis et al. (2004), Van der Molen et al. (2007a), Pot (2005) en van algemene hydrologische en ecologische principes. In de zesde kolom is fytobenthos opgenomen. Fytobenthos wordt voornamelijk beinvloed door de waterkwaliteit (Van Dam, 2007 en t Lam, 2007). Binnen het Maasstroomgebied is afgesproken om vooralsnog uit te gaan van de natuurlijke maatlatten, omdat het uitgangspunt is dat de chemische waterkwaliteit niet beperkend mag zijn ( t Lam, 2007). Dit uitgangspunt is ook gehanteerd voor de waterlichamen in het West-Brabantse deel van het Scheldestroomgebied. De hydromorfologische ingrepen hebben als belangrijkste effecten het verlies aan habitatdiversiteit en een daarmee gepaard gaande soortenverarming tot gevolg. Bedijking heeft tot gevolg gehad dat de invloed van het getij is weggevallen. Als gevolg van isolatie is het Markiezaatsmeer gaan verzoeten. Markiezaatsmeer (Klink, 2006) 5. - Beschrijving huidige biologische en chemische toestand Markiezaatsmeer 5.1 Chemie De chemische toetsing is uitgevoerd voor de periode 2000 t/m De toetsing is uitgevoerd aan de KRW-normen voor prioritaire stoffen en de MTR-normen (NW4, alle niet-prioritaire stoffen en overige variabelen). Onderstaande figuur geeft de probleemstoffen weer. De hoge chloridegehaltten kennen een natuurlijke oorsprong Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 368

432 Parameter Categorie Markiezaatsmeer Chloride algemeen Doorzicht Algemeen, stagnant Ammoniak algemeen Fosfaat algemeen, stagnant Chlorofyl-a algemeen, stagnant Sulfaat algemeen Zuurgraad algemeen 1-2 norm 2-5 norm > 5 norm Het hoge chloride- en sulfaatgehalte wijzen op het zoute verleden. 5.2 Biologie Ebeosys Eco-Brak 2005 (mp ; Klink, 2006) Zouthuishouding Trofie Saprobie Structuur Troebelheid Kenmerkendheid Hoogste niveau, Stowa 5 Bijna hoogste niveau, Stowa 4 Middelste niveau, Stowa 3 Laagste niveau, Stowa 2 Beneden laagste niveau, Stowa 1 Bij de biologische toetsing scoort saprobie in de hoogste klasse en opmerkelijk trofie in de bijna hoogste klasse. Het water is te troebel en de overige variabelen scoren middelmatig. 6.- Bepaling groslijst zinnige maatregelen -Bepaling (on)omkeerbaarheid hydromorfologische belasting -Bepaling status waterlichaam - - Voor het bepalen van zinvolle maatregelen is de RWSR-Mark en Vliet Maastabel uit het KRW-fase 2 proces als input gebruikt. Daarnaast zijn op gebiedsspecifiek niveau maatregelen geformuleerd en is het effect hiervan op bestaande functies weergegeven. Hierbij is het resultaat van de Maas-defaults (Arcadis, 2007a) gehanteerd. Uitgangspunten daarbij zijn (Arcadis, 2007a): De waterkwaliteit (nutriënten en andere stoffen) is niet beperkend voor de MEP s en GEP s; Kosten zijn niet van belang bij het bepalen van MEP s en GEP s. Naast de informatie uit de Maas-defaults is gebruik gemaakt van overwegingen uit de Algemene Denklijn Significante Schade (2007). Kern hiervan is dat potentiële hydromorfologische herstelmaatregelen (gericht op het halen van een goede ecologische kwaliteit) afvallen indien deze Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 369

433 maatregelen zullen leiden tot significante negatieve effecten op functies en milieu in bredere zin. De in de Denklijn genoemde functies betreffen:. scheepvaart, met inbegrip van havenfaciliteiten, of recreatie. activiteiten waarvoor water wordt opgeslagen (bv. irrigatie). waterhuishouding, bescherming tegen overstromingen, afwatering. andere even belangrijke duurzame activiteiten voor menselijke ontwikkeling (bijv. visserij). Maatregelen die tot significante schade aan functies en milieu leiden zijn in het algemeen volgens de Denklijn:. maatregelen die ten koste gaan van de veiligheid en de beroepsscheepvaart. gedwongen functiewijziging behoudens functiewijzigingen die onderdeel uitmaken van bestaand beleid en behoudens de inrichting van bufferstroken en natuurvriendelijke oevers Significante schade wordt afhankelijk gesteld van de belangrijkste gebruiksfuncties (natuur, intensief landbouwgebied, stedelijk gebied). Voor hermeandering/beekherstel is daarbij gebiedsspecifiek maatwerk nodig. In de landbouw is daarbij sprake van significante schade indien opbrengstderving ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in de goede landbouwpraktijk. Voorbeelden van potentiële maatregelen zijn: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of het verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen in poldergebieden, hermeandering van beken en kreken. In stedelijk gebied leiden de volgende maatregelen tot significant negatieve effecten in het geval hierdoor schade aan stedelijke functies ontstaat die niet te mitigeren is door bewezen aanpassingen in stedelijk waterbeheer: instellen van natuurlijk peil in (grotere) waterlopen, opheffen van drainage of verhogen van de drainagebasis, peilwijziging en/of verwijderen van stuwen en sluizen, hermeandering van beken en kreken. Naast maatregelen die leiden tot significant negatieve effecten zijn er ook hydromorfologische maatregelen te onderscheiden die niet leiden tot significant negatieve effecten: aanleg vispassage, aanleg natuurvriendelijke oevers, hermeandering buiten intensief landbouwgebied of buiten stedelijk gebied, meer flexibel en natuurlijk peilbeheer in wateren in grote natuurgebieden. Onderstaande tabel geeft de maatregelen uit Bijlage 2 weer die vervallen doordat ze niet van toepassing zijn of omdat ze signifcante schade aan meer dan 50% van het oppervlak van het stroomgebied kunnen veroorzaken. Ook zijn de maatregelen genoemd die beperkt van toepassing zijn (deze optie komt niet voor bij het waterlichaam Markiezaatsmeer). Maatregelcode Maatregel Onderbouwing D1 t/m D5 Ecologische kwaliteit, waterbeheer n.v.t. E1,E2, E4, E5 Ecologische kwaliteit, inrichting n.v.t. F1 t/m F3, F5 t/m Ecologische kwaliteit, beheer n.v.t. F7 en F10 G1, G2 Grondwaterkwantiteit n.v.t. Op basis van deze maatregelbeschrijving is bepaald wat de omkeerbaarheid is van de in stap 4 genoemde hydromorfologische veranderingen. Dit is in onderstaande tabel aangegeven. Toetsing (on)omkeerbaarheid Hydromorfologische ingreep omkeerbaar 1. Actief peilbeheer Nee, in beginsel is de oorspronkelijke getijdesituatie niet te herstellen. Mitigeerbaar door optimaal regenmodel te hanteren als peilbeheersvorm. 2. Profiel/oeververdediging Ja, door aanleg natuurvriendelijke oevers aan de westzijde (Markiezaatskade) 3. wateraan- en afvoer Nee, in verband met actief peilbeheer 4. aantasting natuurlijke inundatiezones Nee, door handhaving actief peilbeheer. Mitigeren kan door aanleg natuurvriendelijke oevers. Vooral aan de westzijde van het Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 370

434 waterlichaam. 5. Dijken Nee, in verband met handhaving veiligheidsniveau. Door de Deltawerken is herstel van de oorspronkelijke situatie (zout, getijde-invloed) uitgesloten. De aanwezige (deels) onomkeerbaar geachte hydromorfologische belastingen maken het niet mogelijk dat een Goede Ecologische Toestand bereikt kan worden. Door het schrappen van de maatregelen die significante schade opleveren (conform bovenstaande en Bijlage 2) komt het MEP als doel in beeld. Een aantal maatregelen dat slechts een gering effect zal hebben wordt daarenboven eveneens geschrapt; hierdoor komt het GEP als uiteindelijke doel in beeld. De bij de overgang van MEP GEP vervallen maatregelen met gering effect zijn: D6 (stemt overeen met D7), E7 (betreft stuw in Blaffert en stemt m.b.t. Markiezaatsmeer qua effect overeen met E6), E8 (betreft stuw tussen Markiezaatsmeer en Volkerak-Zoommeer; stemt qua effect overeen met E6), F4 (wordt gezien als onderdeel van F8), G4 en G5 (hebben beide gering effect op Markiezaatsmeer). Op basis van effectinschatting van mitigerende maatregelen is een Maximaal Ecologisch Potentieel en een Goed Ecologisch Potentieel per biologische kwaliteitscomponent afgeleid. De definitieve status van het waterlichaam is sterk veranderd, type M30, zwak brak water beschrijving gewenste situatie op basis van geselecteerde maatregelen - bepaling of beeld en effecten voldoen aan de natuurlijke referentie Het onderstaande beeld is gebaseerd op een deskundigenoordeel en op de huidige situatie met betrekking tot mogelijke toekomstige ontwikkelingen op het Volkerak-Zoommeer. Momenteel is de toekomstige situatie voor het nabijgelegen (thans zoete) Volkerak-Zoommeer in discussie, waarbij zowel een zoet als een zout Volkerak-Zoommeer tot de mogelijkheden behoort. Voor het afleiden van MEP/GEP is er van uit gegaan dat de huidige verzoeting van het meer langzaam doorzet. Vooralsnog blijft het Markiezaatsmeer dan brak. Op heel lange termijn kan het meer zo zoet worden (<300 mg Cl/l) dat aanpassing van het MEP/GEP gewenst kan zijn. In de toekomst zou het, indien verzouting van het Volkerak-Zoommeer de uitkomst van de thans lopende discussie wordt, een optie kunnen zijn dat ook het Markiezaatsmeer verzout. Ook in dat geval is aanpassing van het MEP/GEP gewenst. In 2009 wordt duidelijkheid verwacht over het toekomstperspectief van het Volkerak-Zoommeer (zoet of zout). Aanbevolen wordt om na het verkrijgen van die duidelijkheid de toekomstige gewenste situatie voor het Markiezaatsmeer in overleg met de natuurterreinbeheerder Brabants Landschap te heroverwegen en zo nodig de hierop gebaseerde MEP en GEP aan te passen. In de onderstaande beschrijving is de huidige brakke situatie als uitgangspunt gehanteerd. Het streefbeeld voor een licht brak Markiezaatsmeer betreft een stagnant meer met wisselend peil, met laag peil in de zomer en hoog peil in de winter. Door verdamping in de zomer kunnen de fluctuaties in Cl-gehalten groot zijn, maar bevinden zich in de regel tussen 300 en 3000 mg Cl/l. De maximumgehalten liggen meestal rond 1000 mg Cl/l of iets daaronder. De invloed van het Clgehalte op de biologische ontwikkeling is groot; de aan zoete milieus gebonden soorten domineren, waarbij veel tolerante soorten overleven. Specifieke brakwatersoorten komen eveneens voor. De oevers zijn natuurlijk ingericht en er is een groot areaal (tenminste 25% van de totale meeroppervlakte) aanwezig met ondiepe helofytenzones, die in de winter en voorjaar (bij de hogere peilen) tenminste enkele decimeters onder water staan. Deze ondiepe helofytenzones hebben een belangrijke rol als paai-, opgroei- en overwinteringsgebied voor roofvis (snoek). De totale visbiomassa is laag en bestaat voor het belangrijkste deel uit zoetwatersoorten. Er is een tweezijdig vispasseerbare verbinding aanwezig met het Volkerak-Zoommeer. De bodem van het Markiezaatsmeer bestaat uit kleihoudend zand. De gemiddelde waterdiepte is circa 2 m. De voeding met water vindt plaats door neerslag, kwel en afvoer van de Blaffert. Aanvoer van water vanuit het Volkerak-Zoommeer vindt niet plaats. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 371

435 8. - Vertaling van het beschreven beeld in een concrete systeembeschrijving Naar aanleiding van het beschreven beeld kunnen op inschatting van de effecten de volgende systeemkenmerken t.o.v. de referentie worden afgeleid. De systeemkarakteristieken zijn in vergelijking met de referentiekenmerken van type M30 (Van der Molen en Pot, 2007a) in onderstaande tabel uiteengezet. parameter code eenheid M30 referentie Markiezaatsmeer min. max. min. max. Oppervlakte O km 2 n.v.t. n.v.t Oppervlakte variatie Ov km 2 0, , Taludhoek (onder water) th o diepte d m 0,10 7 0,10 3 kwel kwel 0\1 * verblijftijd jaar 0,3 20, * 0/1 = 1: aanwezig, 0: niet aanwezig 9. - Bepaling maatlatten biologie per kwaliteitselement voor waterlichaam Markiezaatsmeer (NL25_24) De beschrijving en de systeemkarakteristieken uit 7 en 8 vormen de basis voor het afleiden van de maatlatten van de relevante biologische kwaliteitscomponenten voor het type M30, zwak brak water. 9.1 Vissen De visstand van de zwak brakke wateren bestaat voor een groot deel uit zoetwatersoorten. Tot een Cl-gehalte van 1-2 g/l kunnen in principe alle soorten voorkomen. De maatlat bestaat uit 2 deelmaatlatten: Soortensamenstelling: aantal soorten Abundantie: biomassa (%) De natuurlijke maatlat M30 (zwak brak water) voor vissen bestaat uit de onderscheiden groepen of ecologische gildes. Iedere groep (of combinatie van groepen) is indicatief voor een aspect uit het watersysteem: Migratie zoet-zout: aantal soorten en biomassa CA (diadrome soorten), Brakwater als habitat: aantal soorten en biomassa ER (estuarine soorten), Verbinding met de zee: aantal soorten en biomassa MJ (mariene juveniel)+ MS (Mariene volwassene), Verbinding met zoet: aantal soorten en biomassa Z1-MBRAK( chloridetolerante soorten 4-8 gcl/l) + Z2-LBRAK (Chloride tolerante soorten 2 tot 4gCL/l) Plantenrijkdom (zwak-brak): aantal soorten en biomassa Z3-ZOET (chloridetolerante soorten tot 2gCL/l) De soorten uit de deelmaatlatten die behoren tot de CA, ER, MS, MJ, Z1 t/m 3 worden in bijlage 11 in Van der Molen en Pot (2007a) gegeven. De weging van de verschillende parameters is gelijkmatig verdeeld. Met behulp van de in Pot (2005) beschreven methodiek en met behulp van de daarin opgenomen figuren (op pag ) kan het MEP afgeleid; hierbij is gekozen voor de situatie voor van de zee geïsoleerde wateren. Immers een directe verbinding met zee van het Markiezaatsmeer is niet aanwezig. De MEP-situatie is afgeleid voor een chloridegehalte van mg/l. Vervolgens is het GEP afgeleid van het MEP door telkens 25% op te schuiven in de richting van de slechte toestand (conform het voorstel in Pot (2005)). De MEP/GEP-maatlat voor MJ+MS is niet ingevuld. De reden is dat deze subdeelmaatlat voor van de zee geïsoleerde wateren niet relevant is. De onderstaande vissenmaatlat komt overeen met de vissenmaatlat voor de Binnenschelde (AquaTerra, 2005b). Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 372

436 Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereike nd slecht Soortensamenstelling: aantal soorten CA ER MJ+MS Z1+Z2 Z >1,6 >0,2 nvt >4,2 >1,4 1,2 0,15 nvt 3,2 1,05 1,2-1,6 0,15-0,2 nvt 3,2-4,2 1,05-1,4 0,8-1,2 0,1-0,15 nvt 2,1-3,2 0,7-1,05 0,4-0,8 0,05-0,1 nvt 1,1-2,1 0,35-0,7 <0,4 <0,05 nvt <1,1 <0,35 Abundantie: biomassa (%) CA ER MJ+MS Z1+Z2 Z >36 >2 nvt >60 >3 27 1,5 nvt 45 2, ,5-2 nvt ,3-3, ,5 nvt ,5-2, ,5-1 nvt ,8-1,5 <9 <0,5 nvt <15 <0,8 Hiermee wordt licht (soms matig) afgeweken van de MEP/GEP-deelmaatlat die door het waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) is afgeleid voor wateren van type M30. De door het waterschap Zeeuwse Eilanden afgeleide maatlat is afgeleid voor lijnvormige waterlopen in landbouwgebied en bebouwd gebied. De peilen van deze waterlopen zijn vast of tegennatuurlijk (hoog in zomer, laag in winter). Deze wateren wijken qua aard sterk af van het Markiezaatsmeer, waardoor een andere MEP/GEPmaatlat gerechtvaardigd is. 9.2 Fytoplankton De fytoplanktonmaatlat bestaat uit de volgende onderdelen: Abundantie. In beginsel is het begroeibare areaal voor submerse waterplanten in dit ondergedoken meer gelijk aan het hele waterlichaam; dit komt overeen met de situatie onder referentie-omstandigheden (Van der Molen en Pot, 2007a, pag. 84). Conform de situatie die voor de naastgelegen Binnenschelde geldt wordt er voor het Markiezaatsmeer van uit gegaan dat een bedekking met ondergedoken waterplanten van 30% of meer haalbaar is. In een dergelijke situatie met veel ondergedoken waterplanten wordt het GET voor fytoplankton haalbaar geacht (Pot, 2005, pag. 65). De maatlat voor het natuurlijke type uit Van der Molen en Pot (2007a) is daarom overgenomen: Waarden Klasseindeling ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereike nd slecht Chlorofyl-a (zomergemiddeld gehalte in mg/m3) <40 60 n.v.t. GET >240 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 373

437 Hiermee wordt afgeweken van de concept-mep/gepdeelmaatlat die door het waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) is afgeleid voor wateren van type M30. De door het waterschap Zeeuwse Eilanden afgeleide maatlat is afgeleid voor lijnvormige waterlopen in landbouwgebied en bebouwd gebied. De peilen van deze waterlopen zijn vast of tegennatuurlijk (hoog in zomer, laag in winter). Deze wateren wijken qua aard sterk af van de Binnenschelde, waardoor een andere MEP/GEP-maatlat gerechtvaardigd is. Soortensamenstelling: in de referentiesituatie treden in het zomerhalfjaar geen algenbloeien op. Als er geen bloei is wordt aan het monster geen score toegekend voor de deelmaatlat soortensamenstelling, waardoor dit niet bijdraagt aan de eindscore voor het kwaliteitselement fytoplankton. Wanneer er wel een bloei optreedt, te oordelen op grond van abundantiecriteria van de indicatorsoorten in bijlage 4 uit Van der Molen en Pot (2007a), dan bepaalt het bijbehorende ecologisch kwaliteitsniveau van de bloei de score. In theorie is een score tussen 0,1 en 0,7 mogelijk. Ook door waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) is de referentiemaatlat overgenomen. In tabelvorm: ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereikend slecht Geen bloei 0,6 n.v.t. GET 0,6-0,7 0,4-0,6 0,2-0,4 <0,2 In bovenstaande tabel zijn EKR-waarden gegeven. Het eindoordeel voor het kwaliteitselement fytoplakton wordt bepaald door de deelmaatlatscores voor chlorofyl-a en soortensamenstelling rekenkundig te middelen. 9.3 Overige waterflora Het kwaliteitselement overige waterflora omvat 3 deelmaatlatten. 1.abundantie: Vanwege de geringe waterdiepte is het Markiezaatsmeer (gemiddeld circa 2 m) voor het overgrote deel in beginsel begroeibaar met ondergedoken waterplanten. Dit sluit aan bij de benadering in de referentiemaatlat voor type M30, waarin wordt gesteld dat het begroeibare areaal voor submerse waterplanten gelijk wordt gesteld aan het hele waterlichaam (Van der Molen en Pot, 2007a). De oevervegetatie is gedefinieerd als de zone tussen de gemiddelde hoog- en laagwaterlijn. Gezien de natuurfunctie wordt gesteld dat de gehele oeverlengte (=100%) in beginsel areaal is voor oevervegetatie. Het GET wordt daarmee haalbaar geacht; deze denklijn is doorgezet voor de onderdelen draadwier/flab en kroos. Dit laatste wordt ondersteund door de veldwaarnemingen van Klink (2006), waarin geen melding wordt gemaakt van enige kroos of flabbedekking. De maatlat voor het natuurlijke type uit van der Molen en Pot (2007a) is daarom overgenomen: Waarden (%) Klasseindeling (%) ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereike nd slecht Submerse vegetatie (of 80) nvt GET (of 70-80) (of ) <10 Draadwier/flab <1 5 nvt GET >15 Kroos <1 5 nvt GET >20 Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 374

438 Oevervegetatie >80 60 nvt GET <20 2.soortensamenstelling: Op inschatting van effecten van maatregelen en blijvende hydromorfologische belastingen is de soortensamenstelling van waterplanten t.o.v. de natuurlijke maatlat bepaald. Dat wil zeggen dat van de soortenlijst in relatie tot de natuurlijke maatlat soorten niet kunnen voorkomen vanwege de geografische verspreiding (Cools, 1989) en door aanwezige hydromorfologische belasting. De bijbehorende middelste abundantiescore per soort is aangehouden als resultante van enerzijds de natuurfunctie van het waterlichaam (werkt positief) en anderzijds de blijvend voedselrijke waterbodem die als interne eutrofiëringsbron fungeert (werkt negatief). soort abundantie opmerking Callitriche obtusangula 3 Ceratophyllum submersum 3 Chara aspera 2 Chara baltica geen verspreidingsgegevens bekend Chara canescens geen verspreidingsgegevens bekend Chara connivens 3 Chara globularis geen verspreidingsgegevens bekend Chara vulgaris 2 Lemna gibba 0 Lemna minor 0 Lemna trisulca 0 Najas marina Komt niet voor Nitella opaca Komt niet voor (op basis van Potamogeton crispus 2 Potamogeton pectinatus 2 Potamogeton pusillus 1 Ranunculus baudotii 3 Ruppia cirrhosa 3 Ruppia maritima 3 Zanichellia palustris 3 max. aantal soorten max score te behalen abundantie Voor de soortensamenstelling wordt er van uit gegaan dat het GET haalbaar is. Onderbouwing: 1. Voor de referentiesituatie van type M30 geldt: maximale score (in de praktijk) is 18 (van der Molen en Pot, 2007a, pag. 76 en bijlage 6). De theoretische totale score voor alle soorten voor type M30 komt, uitgaande van de middelste abundantieklasse, uit op 43. Hierbij is gekozen voor de middelste abundantieklasse, omdat dit het beste aansluit op de referentiesituatie (=meest natuurlijke situatie). De lagere abundantieklasse weerspiegelt een kwalitatief mindere situatie dan de referentiesituatie. Fysiek is het onmogelijk dat alle kenmerkende soorten (co-)dominant voorkomen, hetgeen de hoogste abundantieklasse zou weerspiegelen. Dit sluit aan bij de denklijn die wordt gevolgd in Royal Haskoning (2007). In de referentiesituatie voor type M30 is de verhouding tussen maximale score en totale score 18/43. Gesteld wordt dat dezelfde verhouding van toepassing is op het Markiezaatsmeer in de (theoretische) MEP-situatie. De totale score onder MEP-condities in het Markiezaatsmeer is 30 (zie Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 375

439 tabel hierboven). In de MEP-situatie geldt dan dat de maximale score is (18/43) x 30 = 12,6. Er wordt van uit gegaan dat GEP 80% van MEP is (conform aanpak in Arcadis, 2007a), dus GEP = 0,8 x 12,5 = 10,0. Deze (theoretische) GEP-waarde ligt binnen de range van het GET (= 8-12, zie Van der Molen en Pot (2007a), tabel 7.3B, pag. 76). Dus: GET is haalbaar. 2. Ten opzichte van de Binnenschelde is (na realisatie van maatregelen) in het Markiezaatsmeer sprake van een meer natuurlijke situatie (natuurlijk peilbeheer, geen recreatiedruk met eventueel maaibeheer van ondergedoken waterplanten e.d.). Ook hierdoor wordt het mogelijke geacht dat de soortensamenstelling 1 klasse beter uit kan komen dan waarvan in de Binnenschelde wordt uitgegaan. Dus: GET is haalbaar. In tabelvorm: Waarden (%) Klasseindeling (%) ZGET GET MEP GEP goed matig ontoereike nd slecht Absolute score (aantal soorten) % van de referentiescore EKR soortensamenstelling n.v.t n.v.t. 0,8-1 0,6 n.v.t. GET <2 GET <10 GET 0,6-0,8 0,4-0,6 0,2-0,4 <0,2 Hiermee wordt afgeweken van de MEP/GEP-deelmaatlat die door het waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) is afgeleid voor wateren van type M30. De door het waterschap Zeeuwse Eilanden afgeleide maatlat is afgeleid voor lijnvormige waterlopen in landbouwgebied en bebouwd gebied. De peilen van deze waterlopen zijn vast of tegennatuurlijk (hoog in zomer, laag in winter). Deze wateren wijken qua aard sterk af van het Markiezaatsmeer, waardoor een andere MEP/GEP-maatlat gerechtvaardig is. 3.Fytobenthos: voor watertype M30 is geen fytobenthosmaatlat voor de referentiesituatie beschikbaar (Van der Molen en Pot 2007a, Van Dam 2007, Van Dam et al. 2007). Dit is daarom niet verder uitgewerkt en wordt buiten beschouwing gelaten. Ceratopyllum submersum Heen of Zeebies (B. maritimus) 9.4 Macrofauna Nadat alle haalbare maatregelen zijn uitgevoerd wordt de resterende hydromorfologische belasting niet beperkend geacht voor het halen van de GET voor macrofauna. Hiermee wordt de denklijn gevolgd die bij het opstellen voor de Maasdefaults voor andere watertypen ook is gevolgd, nl. dat voor macrofauna binnen de GHS het GET haalbaar wordt geacht (Arcadis 2007a en 2007c). Ook Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 376

440 door Pot (2005) wordt op pag. 71 aangegeven dat het GEP ligt op 0,6 (d.w.z. overeenkomt met GET). De natuurlijke maatlat M30 bestaat uit drie deelmaatlatten (Van der Molen en Pot, 2007a): DN% (abundantie): het percentage individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. KM% (aantal taxa): het percentage kenmerkende taxa. KM% + DP% (abundantie); het percentage individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren op basis van abundantieklassen. Voor de berekeningswijze van de EKR wordt verwezen naar Van der Molen en Pot (2007a). Overeenkomstig de denklijn in Arcadis (2007c) ligt hierbij het GET op 0,6 EKR. De onderliggende klassen zijn lineair berekend. In onderstaande tabel zijn de EKR-waarden gegeven. Waarden klassenindeling Gezonde combinatie van kenmerkende taxa (KM), individuen behorende tot de negatief dominante indicatoren (DN), individuen behorende tot de kenmerkende en positief dominante indicatoren (KM+DP) ZGET GET MEP GEP Goed Matig Ontoereikend Slecht 0,8 0,6 n.v.t. GET 0,6-0,8 0,4-0,6 0,2-0,4 <0,2 Ook door waterschap Zeeuwse Eilanden (2007) wordt gesteld dat het (behalve in licht brakke sloten en kanalen) mogelijk moet zijn de GET te halen. Dit stemt overeen met bovenstaande. Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Bijlage VI 377

441 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied 63

442 64 ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het scheldestroomgebied

443 Colofon Dit achtergronddocument is in opdracht van het Regionaal Bestuurlijk Overleg Scheldestroomgebied opgesteld door de leden van de werkgroep ecologie. De werkgroep ecologie is een samenwerkingverband van regionale overheden in het Nederlandse deel van het Scheldestroomgebied en vormt een onderdeel van de organisatie die (mee)werkt aan de implementatie van de Kaderrichtlijn Water. Samenstelling van de werkgroep Ecologie: Voorzitter Dhr. M. Bil Provincie Zeeland Leden Dhr. A. Fortuin Waterschap Zeeuwse Eilanden Mw. Y. van Scheppingen Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Dhr. G. Waajen (vanaf sep-07) Waterschap Brabantse Delta Dhr. R. van Nispen (tot sep-07) Waterschap Brabantse Delta Dhr. K-J. Meeuse Rijkswaterstaat Zeeland Dhr. E. Daemen Rijkswaterstaat Zeeland Dhr. M. Bommelé Rijkswaterstaat Noordzee Dhr. J. Craeymeersch Rijkswaterstaat RIKZ/Waterdienst Agendaleden Dhr. P. Paulus Rijkswaterstaat Zeeland Dhr. M. van den Berg Rijkswaterstaat RIZA/Waterdienst Voor vragen over deze nota kunt u contact opnemen met: Projectbureau Kaderrichtlijn Water Schelde Telefoon pks@rws.nl Meer informatie over de Kaderrichtlijn Water en het stroomgebied van de Schelde vindt u op Tekst M. Bil, Provincie Zeeland Grafische realisatie LnO drukkerij/uitgeverij, Zierikzee Fotografie Willy Oorthuijsen

444

Implementatie KRW in het Schelde stroomgebied

Implementatie KRW in het Schelde stroomgebied Implementatie KRW in het Schelde stroomgebied Ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied Rapport moet nog in huisstijl omgewerkt worden: Opnemen logo, juiste

Nadere informatie

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen...

Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen... BIJLAGE F Afleiding biologische doelen voor vrijwel ongestoorde, sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen....................................................................... De milieudoelstellingen

Nadere informatie

December Actualisatie ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied

December Actualisatie ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied December 2014 Actualisatie ecologische doelstellingen van de oppervlaktewaterlichamen in het Scheldestroomgebied 1 Achtergrondrapport bij de RBO-nota 2014 Actualisatie ecologische doelstellingen van de

Nadere informatie

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150

Huidige situatie. G2 Totaal stikstof (zomergemiddelde) (mg N/l) 1,57 2,4 2,4. G2 Chloride (zomergemiddelde) (mg Cl/l) 45,3 150 150 NL09_26 Basisgegevens Naam Code Status Type Stroomgebied Waterbeheergebied Provincie Gemeente Sloten Overbetuwe NL09_26 Kunstmatig M1a - Zoete sloten (gebufferd) Rijn-West Rivierenland Gelderland Neder-Betuwe,

Nadere informatie

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING

Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Factsheet: NL04_NOORD-ZUIDLEIDING Noord-Zuidleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT

Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Factsheet: NL04_EMMERTOCHT-SLOOT Emmertochtsloot De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe

Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe Factsheet: NL04_STOUWE-LEIDING Stouwe De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa

Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Factsheet: NL04_STEEN-WETERINGa Steenwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer

Factsheet: NL33HM. Naam: Hondshalstermeer Factsheet: NL33HM Hondshalstermeer -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL43_11 Bussloo

Factsheet: NL43_11 Bussloo Factsheet: NL43_11 Bussloo -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa

Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Factsheet: NL04_OVERIJSSELSKNL-ZWa Overijssels Kanaal (Zwolle) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen

algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.9. is opgenomen 2. Waterkwaliteit De zomergemiddelden voor 2008 van drie waterkwaliteitsparameters

Nadere informatie

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA )

Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water (STOWA ) Errata Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2015-2021 (STOWA 2012-31) versie: 07-08-2014 contact: Niels Evers: Frank van Herpen niels.evers@rhdhv.com frank.van.herpen@rhdhv.com

Nadere informatie

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl

Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Factsheet: NL05_Westerbouwlandl Westerbouwlandleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 6 maart 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10.

III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. III.1. Algemeen Deze bijlage is een detaillering van de beschrijving van de actuele waterkwaliteit die in paragraaf 2.10. is opgenomen III.2. Waterkwaliteit De meetpunten van het chemische meetnet liggen

Nadere informatie

Aanpassing KRW Maatlatten

Aanpassing KRW Maatlatten Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS Waterdienst Aanpassing KRW Maatlatten Eddy Lammens RWS Waterdienst 1 Ministerie van Verkeer en Ministerie Waterstaat van Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu

Nadere informatie

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen

Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen Beoordelen vegetatie in waterrijke gebieden & samengestelde waterlichamen 24-04-2013 Nieuwe maatlatten nieuwe keuzes Waterrijke gebieden en samengestelde waterlichamen: waar lopen we tegenaan? - 2 voorbeelden

Nadere informatie

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V.

OOST NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. NUTRIENTEN EN KRW FRISIA ZOUT B.V. 29 september 2010 Inhoud 1 Tekstdelen uit van 5 varianten naar 2 alternatieven 3 1.1 Referentiesituatie 3 1.2 Effecten waterkwaliteit KRW 5 2 Nieuw tekstdeel 7 ARCADIS

Nadere informatie

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek

Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek Factsheet: NL43_04 Puttenerbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve

Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve Factsheet: NL04_BUITEN-REVE Reeve De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal

Factsheet: NL43_09. Naam: Toevoerkanaal Factsheet: NL43_09 Toevoerkanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Workshop KRW Maatlatten

Workshop KRW Maatlatten Workshop KRW Maatlatten IHW netwerkdag 2018 Frank van Herpen (Royal HaskoningDHV) Marcel Tonkes (provincie Overijssel) 7 November 2018 Programma Opwarmen 15 min Technische toelichting 30 min Aan de slag

Nadere informatie

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009

Ecologische kwaliteit oppervlaktewater, 2009 Indicator 2 maart 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De ecologische kwaliteit van het

Nadere informatie

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel

Factsheet: NL43_13 Oude IJssel Factsheet: NL43_13 Oude IJssel -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet

Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats. Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Natuurvriendelijke oevers: mogelijkheden per standplaats Emiel Brouwer en Pim de Kwaadsteniet Aanleiding Aanleg natuurvriendelijke oevers belangrijk in waterbeheer Bij aanleg mist vaak de relatie met de

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk

Factsheet: NL36_OWM_018 Dommerswijk Factsheet: NL6_OWM_018 Dommerswijk De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens

Nadere informatie

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010

De aanpassing van de maatlatten. Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot. De evaluatie van de maatlatten in 2010 RWS Water, Verkeer en Leefomgeving De aanpassing van de maatlatten Eddy Lammens, RWS WVL Roelf Pot 1 van Verkeer en van 9-5-201212-4-20128-9 Infrastructuur 12-4-20128-9 en Milieu De evaluatie van de maatlatten

Nadere informatie

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK

Meetstrategie en methodiek macrofyten 1 METHODIEK ////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Meetstrategie en methodiek macrofyten //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Nadere informatie

Factsheet: NL43_10 Fliert

Factsheet: NL43_10 Fliert Factsheet: NL43_10 Fliert -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 2010 Indicator 14 mei 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze

Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze Factsheet: NL36_OWM_015 Dooze De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet

Nadere informatie

Maatlatten voor de Maas-regio

Maatlatten voor de Maas-regio Maatlatten voor de Maas-regio verder met de streepjes Jappe Beekman Senior Onderzoeker Watersystemen 1 februari 2007 - Derde praktijkdag MEPGEP 24 april 2013 Toepassing en doorwerking aanpassingen maatlatten

Nadere informatie

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering

Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering Factsheet: NL04_KOLK-WETERING Kolkwetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 18 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge

Uitwerking maatlatten voor vissen. Marcel Klinge Uitwerking maatlatten voor vissen Marcel Klinge Opbouw Wat is er gedaan tot nu? Hoe zien de maatlatten er globaal uit? Natuurlijke watertypen Sterk Veranderde watertypen Kunstmatige watertypen (kanalen)

Nadere informatie

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen

Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen Van achtergrondbelasting naar aanpassing van KRW doelen PEHM, Nijmegen 5 november 2015 Gert van Ee, HHNK Nico Jaarsma, Nico Jaarsma Ecologie en Fotografie Indeling HHNK: gebied, waterkwaliteit en ecologie

Nadere informatie

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart

Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart Factsheet: NL04_DEDEMSVAARTa Dedemsvaart De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018

Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 Toestand KRW-waterlichamen Flevoland medio 2018 1. Inleiding In het beheergebied van waterschap Zuiderzeeland liggen 18 KRW-waterlichamen (zie figuur 1 op volgende pagina). Deze waterlichamen worden zowel

Nadere informatie

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM )

Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM hoort bij bestuursvoorstel DM ) Bijlage 2: Waterkwaliteit Kromme Rijn (DM 816563 hoort bij bestuursvoorstel DM 832322) Achtergrond informatie en aanleiding slibvang De Kromme Rijn is een laaglandrivier van 35 kilometer lang. Tussen Cothen

Nadere informatie

Oeverinrichting Peildynamiek. Onderhoud

Oeverinrichting Peildynamiek. Onderhoud Oeverinrichting Peildynamiek Onderhoud Connectiviteit Meandering Verstuwing Beschaduwing Scheepvaart BZV Chloride Fosfaat totaal Stikstof totaal 2. WATERTYPENCLUSTERS De formules zijn bepaald voor clusters

Nadere informatie

Waterkwaliteit KRW, 2015

Waterkwaliteit KRW, 2015 Indicator 12 januari 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De meeste waterlichamen voldoen

Nadere informatie

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER

Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Factsheet: NL04_OOSTERBROEKS-WATER Oosterbroekswaterleiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking

KRW- doelen voor de overige wateren in Noord- Brabant: een pragma:sche uitwerking KRWdoelen voor de overige wateren in NoordBrabant: een pragma:sche uitwerking Frank van Herpen (Royal HaskoningDHV), Marco Beers (waterschap Brabantse Delta), Ma>hijs ten Harkel en Doesjka Ertsen (provincie

Nadere informatie

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers

Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Niels Evers Waarom zijn er normen en waarom deze presentatie? Normen en waarden voor nutriënten (Van Liere en Jonkers, 2002) Normen om te weten of iets goed is of niet Wetenschap én politiek Er zit altijd ontwikkeling

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING

Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING Factsheet: NL04_WITTEVEENS-LEIDING Witteveens-leiding De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de

Nadere informatie

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA

Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Factsheet: NL04_WESTERVELDSE-AA Westerveldse Aa De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet KRW NL23_BRKMN -

Factsheet KRW NL23_BRKMN - Factsheet: NL23_BRKMN -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 14 september 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-MIDDEN Soestwetering (middenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen

Vermesting in meren en plassen Indicator 16 december 2008 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en

Nadere informatie

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater

HOOFDSTUK 3. Oppervlaktewater HOOFDSTUK 3 Oppervlaktewater Het oppervlaktewater in het Schelde-stroomgebied wordt ingedeeld in waterlichamen. Deze indeling is belangrijk, want voor ieder waterlichaam moeten doelstellingen geformuleerd

Nadere informatie

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING WERKGROEP MIR 24 augustus 2007 110305/OF7/1Q3/000373/MR Colofon Auteur: R. Torenbeek Productie: ARCADIS In opdracht van: RIZA Referentie:

Nadere informatie

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal

Factsheet: NL14_7. Naam: Merwedekanaal Factsheet: NL14_7 Merwedekanaal -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING

Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Factsheet: NL04_AVERLOSCHE-LEIDING Averlosche Leide -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als

Nadere informatie

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.

veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. 1 veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers. verbeteren van chemische water kwaliteit verbeteren van de oever stabiliteit verbeteren van de ecologische kwaliteit 2 waarom aandacht voor NVO

Nadere informatie

Factsheet: NL18_ADRIAAN Adriaan

Factsheet: NL18_ADRIAAN Adriaan Factsheet: NL18_ADRIAAN Adriaan -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015 zijn gebaseerd

Nadere informatie

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner)

Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner) Vissen in kanalen en sloten (KRW-Verkenner) Vissen in beken en kleine rivieren 04 Fish (KRW-Verkenner) Vissen in meren (KRW-Verkenner) Vissen in kanalen en sloten 1. Inleiding De kennisregels hebben betrekking

Nadere informatie

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen

NVO's en vis. Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen NVO's en vis Wat is het effect van NVO s op de visstand? 32 tigste bijeenkomst Vissennetwerk: KRW, Vis & Maatregelen Amersfoort, 24 november 2011 Carlo Rutjes & Michelle de la Haye Scoren met natuurvriendelijke

Nadere informatie

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen

Opbouw. Het belang van natuurvriendelijke oevers. EU Kaderrichtlijn Water (KRW) Waterbeleid. Doel KRW voor oevers. EU Kaderrichtlijn Water Maatregelen Het belang van natuurvriendelijke oevers Christa Groshart Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard Opbouw Beleid en Maatregelen Verwachtingen Knelpunten KRW innovatie-onderzoek Waterbeleid Europese

Nadere informatie

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO

Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO Factsheet: NL04_SAL-SOESTWTR-BO Soestwetering (bovenloop) De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE

KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE KADERS VOOR INVULLING KRW-DOELEN IN DE DERDE STROOMGEBIEDBEHEEPLANNEN, BESTUURLIJKE NOTITIE Aanleiding Bij de tot standkoming van de eerste stroomgebiedbeheerplannen voor de Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nadere informatie

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING

PROTOCOL TOETSEN EN BEOORDELEN VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING VOOR DE OPERATIONELE MONITORING EN TOESTAND- EN TRENDMONITORING WERKGROEP MIR 15 oktober 2007 LBOW-wgMIR 200701 ISBN : 9789036914338 Arcadis ref. 110305/OF7/1Q3/000373/MR Colofon Auteur: R. Torenbeek (Arcadis)

Nadere informatie

Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner. Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse

Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner. Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse Ecologische kennisregels rijkswateren KRW-Verkenner Mijke van Oorschot, Gertjan Geerling, Gerben van Geest, Joost van den Roovaart, Tom Buijse Inhoud Achtergrond Methodiek. Rekenvoorbeelden Status en planning

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 -DISCLAIMER- Deze factsheet behoort bij het ontwerp water(beheer)plan. De hier weergegeven Toestand 2014 en de realisatie van de maatregelen in de periode 2010-2015

Nadere informatie

Vermesting van regionaal water,

Vermesting van regionaal water, Indicator 20 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting van het regionale

Nadere informatie

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering

Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering Factsheet: NL04_MARS-WETERING Marswetering De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten

Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten 21 3.12 KWALITEIT OPPERVLAKTEWATER P Belasting van het oppervlaktewater met zuurstofbindende stoffen en nutriënten belasting oppervlaktewater (2=1) 12 P landbouw N landbouw P huishoudens N huishoudens

Nadere informatie

Vermesting in meren en plassen,

Vermesting in meren en plassen, Indicator 13 april 2016 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De vermesting in de meren en plassen

Nadere informatie

Factsheet KRW NL18_ADRIAAN -

Factsheet KRW NL18_ADRIAAN - Factsheet: NL18_ADRIAAN -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 1 april 2013. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve van

Nadere informatie

Factsheet: NL43_32 Arkervaart

Factsheet: NL43_32 Arkervaart Factsheet: NL43_32 Arkervaart -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

score ten opzichte van de referentiewaarde

score ten opzichte van de referentiewaarde IV.1. KRW-waterlichamen, doelen en maatregelen In Alm & Biesbosch liggen drie KRW-waterlichamen (afbeelding IV.1). Met gebruikmaking van de Factsheets (WSRL, 2008) worden deze waterlichamen hieronder kort

Nadere informatie

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,

Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1990 2016 Indicator 11 juli 2018 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt

Nadere informatie

Factsheet: NL35_Reest Reest

Factsheet: NL35_Reest Reest Factsheet: NL5_Reest Reest De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze factsheet is

Nadere informatie

Aquatische ecologie. Module 1: Ecologische principes van watersystemen. Lesdag 1. drs. M. Maessen (Grontmij)

Aquatische ecologie. Module 1: Ecologische principes van watersystemen. Lesdag 1. drs. M. Maessen (Grontmij) lesdag onderwerp docent(en) Module 1: Ecologische principes van watersystemen Lesdag 1 Ochtend - Watersysteem - Van mondiaal tot lokaal - Kringlopen en balansen - Hydrologische kringloop - Relatie grondwater

Nadere informatie

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg

Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg Factsheet: NL07_0033 Oude Schipbeek Groteboerswtg De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12.

Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK. KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem. S. Janssen, S. Zierfuss 12. Kansen voor natuurvriendelijke oevers in de boezems van HHNK KRW onderzoeksproject Natuurvriendelijke Boezem Auteurs S. Janssen, S. Zierfuss Registratienummer 12.55095 17-12-12 Versie Status definitief

Nadere informatie

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1

Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 Factsheet: NL37_ABC1_2013 Tochten ABC1 -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie

Nadere informatie

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen

Factsheet: NL11_3_4. Naam: Vinkeveense Plassen Factsheet: NL11_3_4 Vinkeveense Plassen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Meetrapport Peelkanalen 2009, t.b.v. KRW-monitoring

Meetrapport Peelkanalen 2009, t.b.v. KRW-monitoring Meetrapport Peelkanalen 2009, t.b.v. KRW-monitoring Kanaal van Deurne ter hoogte van de eikenlaan Opgesteld door: T. Basten (chemie & waterkwantiteit) & E. Binnendijk (biologie) & J.A.J van Mil (biologie),

Nadere informatie

Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu

Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu Implementatie Kaderrichtlijn Water (KRW) Kees Steur Waterschap Zeeuwse Eilanden coördinator Waterkwaliteit en Milieu 1 februari 2008 Inhoud Waterkwaliteit probleemstoffen bronnen Uitgangspunten en taakverdeling

Nadere informatie

Factsheet: NL05_Elsenerbeek Elsenerbeek

Factsheet: NL05_Elsenerbeek Elsenerbeek Factsheet: NL05_Elsenerbeek Elsenerbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst. Deze

Nadere informatie

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009;

Gelet op artikel 13, eerste lid, van het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water 2009; Besluit van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke ordening en milieubeheer, de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van., nr. DP/.

Nadere informatie

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a

Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a Factsheet: NL11_8_1 Tussenboezem Vinkeveen a -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in

Nadere informatie

Herziening MEP/GEP planperiode Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966

Herziening MEP/GEP planperiode Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966 Herziening MEP/GEP planperiode 2015-2021 Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard 13 januari 2014 Definitief rapport BC4966 HASKONINGDHV NEDERLAND B.V. RIVERS, DELTAS & COASTS Larixplein 1

Nadere informatie

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen

Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie. 13 december 2012; Frank van Gaalen Voortgang KRW: maatregelen, doelbereik en innovatie 1 Rapport Evaluatie waterkwaliteit Op 21 december beschikbaar (www.pbl.nl) Samenvatting opgenomen in KRW-rapport Belangrijke waterbeheerkwesties Bijdragen

Nadere informatie

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde

NOVEMBER Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde NOVEMBER 2004 Samenvatting Karakterisering stroomgebied Schelde Colofon In opdracht van Uitvoering Redactie Tekst Vormgeving Fotografie Datum 1 november 2004 Status definitief concept Nummer IKS-04-500

Nadere informatie

Evaluatie Afleiden Ecologische Doelen. Eddy Lammens RWS Waterdienst

Evaluatie Afleiden Ecologische Doelen. Eddy Lammens RWS Waterdienst Evaluatie Afleiden Ecologische Doelen Eddy Lammens RWS Waterdienst Afleiden doelen En toen waren er referentiemaatlatten En God zei: ga heen en leid uw doelen af Waarom worden doelen afgeleid? Als het

Nadere informatie

Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen

Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen Vragen en antwoorden ecologische KRW-doelen Werkgroep doelafleiding 2021 Rijn-West Versie september 2017 In de kern is de Kaderrichtlijn Water (KRW) eenvoudig. De KRW streeft naar een goede chemische en

Nadere informatie

Handleiding doelafleiding overige wateren

Handleiding doelafleiding overige wateren Evers, C.H.M (Royal HaskoningDHV). R. Buskens (Royal HaskoningDHV) & J.M. Dolmans- Camu (Provincie Utrecht), 2013. Handleiding doelafleiding overige wateren (geen KRWwaterlichamen). STOWA-rapport. In opdracht

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen

Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden

Nadere informatie

Factsheet: NLGWSC0004

Factsheet: NLGWSC0004 Factsheet: NLGWSC0004 Zout grondwater in ondiepe zandlagen Deze factsheet bevat relevante informatie over het waterlichaam met uitzondering van landelijke maatregelen. Iedere overheid is verantwoordelijk

Nadere informatie

Factsheet: NL11_5_4 Terra Nova

Factsheet: NL11_5_4 Terra Nova Factsheet: NL11_5_4 Terra Nova -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met het moment van het aanmaken van deze factsheet, zoals vermeld in de voettekst.

Nadere informatie

Handreiking Omgaan met KRW-maatlatten (versie 2012)

Handreiking Omgaan met KRW-maatlatten (versie 2012) Handreiking Omgaan met KRW-maatlatten (versie 2012) INHOUDSOPGAVE 0 SAMENVATTING 1 1 INLEIDING 2 2 ACHTERGROND VAN DE KRW SYSTEMATIEK VOOR OPPERVLAKTEWATER 3 3 ACTUALISATIE KRW MAATLATTEN IN 2012 6 4 ACTIES

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL4_01 Schuitenbeek De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 0 december 016. Deze factsheet dient gezien te worden als een tussentijdse versie ten behoeve

Nadere informatie

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra

FAZ: Ja Opdrachtgever: Jelmer Kooistra Onderwerp: Ex ante evaluatie PBL KRW Nummer: Bestuursstukken\1931 Agendapunt: 8 DB: Ja 31-8-2015 BPP: Ja 16-9-2015 FAZ: Ja 16-9-2015 VVSW: Ja 16-9-2015 AB: Ja 30-9-2015 Opsteller: Marie-Louise Meijer,

Nadere informatie

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek

Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek Factsheet: NL43_01 Schuitenbeek -DISCLAIMER- De informatie die in deze factsheet wordt weergegeven is bijgewerkt tot en met 25 april 2014. Deze factsheet dient gezien te worden als een werkversie ten behoeve

Nadere informatie

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding

Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt. 1. Aanleiding Resultaten heroverweging KRW maatregelen De Eendragt 1. Aanleiding In 2012 is het uwbp door de Verenigde Vergadering vastgesteld. Hierin is opgenomen om 5 KRW maatregelen uit het Waterbeheersplan 2009-2015

Nadere informatie