2 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "2 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter"

Transcriptie

1 2 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter 2.1 Inleiding In het vorige hoofdstuk heb ik uiteengezet dat dit boek gaat over de vraag wie in de verhouding tussen partijen, rechter en deskundige bepaalt en zou moeten bepalen welk deskundigenonderzoek naar welke feiten wordt gedaan, tegen de achtergrond dat een deskundigenadvies een optimale bijdrage behoort te leveren aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing in het geschil van partijen. In dit hoofdstuk staat de procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter centraal, die het fundament is van de procesrechtelijke verhouding tussen partijen, rechter en deskundige en een belangrijk referentiepunt is bij de beantwoording van de vraagstelling. Eerst maak ik enkele opmerkingen over het doel van de civiele procedure (par. 2.2) en de voornaamste kenmerken van civiele procedures en civiel procesrecht (par. 2.3). Vervolgens sta ik stil bij twee onderdelen van de rolverdeling tussen partijen en de rechter die voor de vraagstelling relevant zijn, namelijk de rolverdeling tussen partijen en de rechter ten aanzien van het procesverloop en hun rolverdeling bij de afbakening van de rechtsstrijd (par. 2.4). Tot slot ga ik nader in op de betekenis en de reikwijdte van waarheidsvinding in de verhouding tussen partijen en de rechter (par. 2.5). In essentie gaat dit hoofdstuk over de zeggenschap van partijen over de vaststelling en verwezenlijking van hun burgerlijke rechten en de taak van de rechter om een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing te geven in het geschil van partijen, twee aspecten die in hoofdstuk 8 behoren tot de uitgangspunten van de beantwoording van de vraagstelling. Hiermee gaat het ook over de juiste balans in de verhouding tussen partijen en de rechter, waarover sinds mensenheugenis regelmatig discussie is. Zoals vermeld in par , is het debat in de afgelopen jaren vooral gevoerd onder de noemer Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht, waarop herhaaldelijk zal worden ingegaan. 2.2 Doel van de civiele procedure Het doel van de civiele procedure is dat personen hun burgerlijke rechten eerlijk, effectief en efficiënt kunnen doen vaststellen en verwezenlijken. 1 Bij dit doel past 1 Kamerstukken II 2006/07, , nr. 1, p. 8.

2 34 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter het uitgangspunt dat in de civiele procedure zo veel mogelijk de waarheid behoort te kunnen worden gevonden ten aanzien van feiten waarop een partij zich in de procedure beroept, die door de wederpartij zijn betwist en waaraan de door de partij ingeroepen rechtsgevolgen kunnen worden verbonden. Asser, Groen & Vranken hebben een herwaardering bepleit van de opvatting dat de civiele procedure er primair op is gericht de procespartijen in staat te stellen hun burgerlijke rechten te verwezenlijken en conflicten daarover te beslechten. Zij vonden de opvatting dat de civiele procedure strekt tot recht- en titelverschaffing 2 te beperkt en te eenzijdig. Volgens hen is de verhouding tussen civiel procesrecht en privaatrecht dynamisch en wederkerig en zijn de bevordering van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid zelfstandige doelen van het civiele proces. 3 Hiervoor hebben zij weinig bijval gekregen. 4 De Minister van Justitie heeft recht- en titelverschaffing nadien het primaire doel van het civiele proces genoemd en acht de bevordering van de rechtsontwikkeling en de rechtseenheid hieraan ondergeschikt Kenmerken van civiele procedures en civiel procesrecht Civiel procesrecht in de sleutel van privaatrecht en publiekrecht De rechten en plichten die met toepassing van het civiele procesrecht kunnen worden vastgesteld, behoren tot het civiele recht. Het doel van de civiele procedure brengt mee dat het civiele procesrecht een dienende functie heeft ten opzichte van het materiële civiele recht. 6 In de negentiende eeuw was de privaatrechtelijke context van de civiele procedure richtinggevend in het civiele procesrecht. Nadien is betoogd dat het civiele procesrecht van gemengd privaatrechtelijke en publiekrechtelijke aard is. 7 In een civiele procedure is het geschil van partijen privaatrechtelijk van aard. Het civiele procesrecht regelt ook de verhouding tussen partijen en de rechter, die van publiekrechtelijke aard is. De Staat stelt een voorziening ter beschikking aan de burger waarmee van een bevoegd orgaan een beslissing in een civiele zaak 8 kan worden verkregen waarvan de naleving kan worden 2 Snijders beschouwt titelverschaffing als een sequeel van rechtsverschaffing (Snijders 2003, p. 1698). 3 Asser, Groen & Vranken 2003, hoofdstuk 4; Asser, Groen & Vranken, 2006 hoofdstuk 3. 4 Kritisch: Adviescommissie burgerlijk procesrecht IR 2004, onder 5; Adviescommissie burgerlijk procesrecht ER 2006, onder 1a; Hoge Raad en Parket over Een nieuwe balans 2004, p. 4; Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies inzake Asser, Groen & Vranken 2004, onder 3; Nederlandse Orde van Advocaten, Advies inzake Een nieuwe balans 2004, onder 10; Snijders 2003, p Anders: Hammerstein 2003, p. 59; Storme 2004, p Kamerstukken II 2006/07, , nr. 1, p. 8 (kabinetsreactie op het Eindrapport Fundamentele herbezinning burgerlijk procesrecht). 6 dviescommissie burgerlijk procesrecht IR onder 5; Adviescommissie burgerlijk procesrecht ER 2006, onder 1; Asser, Groen & Vranken 2003, p. 33; Hugenholtz/Heemskerk 2006, nr. 1; Snijders, Klaassen & Meijer 2007, nr. 42; Stein/Rueb 2007, p Asser, Groen & Vranken 2003, p. 43; Brenninkmeijer 1993, p. 2; Heemskerk 1974, p. 15 (met verwijzingen naar oudere literatuur); Snijders, Klaassen & Meijer 2007, nr. 2; Storme 2004, p Onder burgerlijke of civiele zaken worden dagvaardings- en verzoekschriftprocedures begrepen (Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, p. 53). Deze procedures hebben direct of indirect betrekking op burgerlijke

3 Hoofdstuk 2 35 afgedwongen. Zowel de privaatrechtelijke als de publiekrechtelijke context van het civiele procesrecht beïnvloeden de rechtsverhouding tussen partijen, rechter en deskundige. Beide hebben gevolgen voor het antwoord op de vraag wie in de verhouding tussen partijen, rechter en deskundige bepaalt en zou moeten bepalen welk onderzoek naar welke feiten wordt gedaan Het private en het publieke domein In het civiele recht is van oudsher leidend dat burgerlijke rechten en plichten ter vrije bepaling van partijen zijn, 9 tenzij de wet anders bepaalt. Hiermee gaat vanouds de opvatting gepaard dat de Staat zich in beginsel niet behoort te mengen in materiële burgerlijke rechtsbetrekkingen. Voorop staat het zelfbeschikkingsrecht van de burger. Dit gedachtegoed heeft lange tijd ook de procesrechtelijke vaststelling van die rechtsbetrekkingen door de overheidsrechter beheerst, 10 met als gevolg dat partijen heer en meester waren over de aanvang, inhoud en omvang van de procedure, het procesverloop en de beëindiging van de procedure zonder rechterlijke uitspraak. De rechter behoorde zich met betrekking tot al deze onderdelen lijdelijk te gedragen. In de negentiende eeuw werd het civiele procesrecht vanuit rechtsstatelijk perspectief voornamelijk toegepast als een verplicht alternatief voor eigenrichting. Het belang van waarheidsvinding werd wel onderkend, maar was in de praktijk ondergeschikt aan de processuele vrijheden van partijen. Relativering van het private perspectief van het zelfbeschikkingsrecht Hierin is langzaam maar zeker verandering gekomen. Tegenwoordig vervult het civiele procesrecht gezien het primaire doel van de civiele procedure nog steeds een functie in de vaststelling en verwezenlijking van burgerlijke rechten van een persoon. Het civiele procesrecht heeft daarnaast echter een eigen positie in het publieke domein. 11 In de loop der tijd is het primaat van het private zelfbeschikkingsrecht gerelativeerd onder invloed van andere perspectieven met een voornamelijk publiek karakter. De mate waarin personen burgerlijke rechten kunnen verwezenlijken In essentie zijn deze meer publieke perspectieven terug te voeren op veranderende opvattingen over de mate waarin personen dienen te beschikken over mogelijkheden om hun burgerlijke rechten te verwezenlijken en over de taak van de Staat om die mogelijkheden ter beschikking te stellen. Om te beginnen kan hier worden gedacht aan de invalshoek van de grondrechten. Burgers hebben in relatie tot de Staat klassieke, sociale en economische grondrechten. Grondrechten hebben allereerst betekenis in de rechtsverhouding tussen de Staat en de burger. rechten van een persoon of burgerlijke rechtsbetrekkingen tussen personen. Met het begrip persoon worden natuurlijke personen en rechtspersonen bedoeld. 9 Dit komt bijv. tot uitdrukking in art. 1:1 BW (voor rechtspersonen: art. 1:1 en 2:5 BW) en art. 3:32 BW. 10 Asser, Groen & Vranken 2003, p Zie over functies van de civiele procedure bijv.: Balanceren en vernieuwen 2004, hoofdstuk 2.

4 36 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter Sommige grondrechten hebben ook horizontale werking in het privaatrechtelijke rechtsverkeer tussen personen. Het zelfbeschikkingsrecht van de ene burger kan bijvoorbeeld concurreren met aanspraken die een andere burger ontleent aan het gelijkheidsbeginsel (art. 1 Gw) of met het gewicht dat de Staat toekent aan het belang van de zelfredzaamheid van de burger. Ongelijkheidscompensatie in het civiele (proces)recht berust op het uitgangspunt dat machtsverhoudingen in rechtsbetrekkingen tussen personen niet (meer) als vrijwel onveranderlijk worden beschouwd, maar als een factor die onder omstandigheden correctie behoeft door middel van een publiekrechtelijk of privaatrechtelijk instrument waarmee wordt beoogd te bevorderen dat burgerlijke rechten daadwerkelijk kunnen worden verwezenlijkt. Ook op andere terreinen manifesteert zich de eigen positie van het civiele procesrecht in het publieke domein. Vanuit ideologisch perspectief heeft het civiele procesrecht betekenis voor het behoud en de verdere ontwikkeling van de democratische rechtsstaat. 12 Dit is bijvoorbeeld te zien aan de prominente plaats die het recht op een eerlijk proces mede onder invloed van art. 6 lid 1 EVRM in het civiele procesrecht heeft gekregen. 13 Het civiele procesrecht wordt vanuit rechtseconomisch perspectief geacht doelmatig bij te dragen aan het functioneren van de rechtsstaat. 14 De geschilbeslechtende functie van de civiele procedure heeft in het publieke domein betekenis vanuit sociaal perspectief. Dit komt bijvoorbeeld tot uitdrukking in de inrichting van een structuur voor mediation naast rechtspraak, waarmee de overheid tegemoet wil komen aan de behoefte om in sommige gevallen voorrang te geven aan conflictoplossing boven geschilbeslechting. 15 Ook wordt tegenwoordig onderkend dat een adequaat functionerend civiel procesrecht economisch noodzakelijk is. Dit is bijvoorbeeld te zien aan de totstandkoming van Europese civielprocesrechtelijke verordeningen 16 of de inspanningen van de Nederlandse overheid rondom individuele privaatrechtelijke geschillen met potentieel grote gevolgen voor de economie, zoals de effectenleaseproblematiek Bijv. Kabinetsreactie op het rapport Een maatschappelijke orde van de Commissie Advocatuur, Kamerstukken II, 2005/06, , VI, nr. 13, p. 6; Kabinetsreactie op het Eindrapport Fundamentele herbezinning burgerlijk procesrecht, Kamerstukken II, 2006/07, , nr. 1, p Zie over de invloed van art. 6 EVRM op het civiele procesrecht bijv. WRR-rapport De toekomst van de nationale rechtsstaat 2001, p ; Hammerstein 2004; Lindenbergh 2004, p Deze benadering krijgt o.a. aandacht in het WRR-rapport De toekomst van de nationale rechtsstaat Vgl. Balanceren en vernieuwen 2004, p Brief van de Minister van Justitie van 19 april 2004, Kamerstukken II, 2003/04, , nr. 1; Kabinetsreactie op het Eindrapport Fundamentele herbezinning burgerlijk procesrecht, Kamerstukken II, 2006/07, , nr. 1, p De Europese Commissie schrijft op haar website ( over justitiële samenwerking in civiele zaken: (...) the main objective of cooperation in civil law is to establish better collaboration between the authorities of Member States to facilitate the movement of these citizens and commercial activities. Zie ook de Europese gerechtelijke atlas op het gebied van burgerlijke zaken op de website van de Europese Commissie, en voor een overzicht van de verordeningen bijv. Israël & Saarloos 2007, p Bijv. Kamerstukken II, 2002/03, , nr. 2 (brief van de Minister van Financiën van 25 juni 2003 over de betrokkenheid van de overheid bij geschilbeslechting in effectenleasezaken), nr. 11, p. 7, en nr. 14, p. 9 (toezeggingen van de Ministers van Financiën en Justitie ten aanzien van de beschikbaarheid van rechtsbijstand via de Raden voor rechtsbijstand).

5 Hoofdstuk 2 37 Wijzigingen in de bevoegdheden van partijen en rechter door verschuivingen in het private en publieke domein De veranderende opvattingen over de mate waarin personen hun burgerlijke rechten moeten kunnen verwezenlijken en de taak van de Staat daarin, hebben in de twintigste eeuw hun weerslag gevonden in wijzigingen in de verdeling van bevoegdheden over partijen en de rechter in het civiele procesrecht. Gedacht kan worden aan de vervanging van de lijdelijkheid van de rechter ten aanzien van het procesverloop door de regiefunctie van de rechter, of aan de aandacht van de wetgever voor het belang van waarheidsvinding in de civiele procedure. 18 Dat deze vertaalslag zich voordoet, spreekt eigenlijk voor zich. Het civiele procesrecht is een onmisbare schakel in de keten waarin burgerlijke rechten kunnen worden verwezenlijkt, omdat de Staat in het civiele procesrecht voorzieningen biedt waarmee verkregen aanspraken kunnen worden vastgesteld en in beginsel ook afgedwongen. Als het civiele procesrecht onvoldoende soelaas biedt bij de verwezenlijking van gerechtvaardigde materieelrechtelijke aanspraken, of andersom te vaak met succes kan worden gebruikt voor de verwezenlijking van niet door het recht beschermde aanspraken, zoals aanspraken in strijd met de waarheid, is de kans reëel dat het de zwakste schakel wordt. Het ligt immers niet in de rede dat in het ongelijk gestelde personen daarmee langdurig genoegen zullen nemen. Dit aspect wordt in het publieke domein serieus genomen. Dat blijkt onder andere uit het rechtsmiddel herroeping: wettelijk is geregeld dat een rechterlijke uitspraak kan worden herroepen wanneer de uitspraak berust op door de wederpartij in het geding gepleegd bedrog of op stukken waarvan de valsheid na de uitspraak is komen vast te staan, of als een partij na de uitspraak stukken van beslissende aard in handen heeft gekregen die door toedoen van de wederpartij waren achtergehouden (art Rv) Keuzes bij de verdeling van bevoegdheden over partijen en de rechter Bij de (her)inrichting of wijziging van het civiele procesrecht worden door de eeuwen heen telkens keuzes gemaakt in de verdeling van bevoegdheden over partijen en de rechter. Dat gebeurt vanuit een visie op de taken en verantwoordelijkheden van partijen en de rechter bij de verwezenlijking van burgerlijke rechten. Die visie is zoals gezegd in de loop der tijd onder invloed van sociale, maatschappelijke, economische en Europese ontwikkelingen aan verandering onderhevig. Met (wijzigingen in) de verdeling van procesrechtelijke bevoegdheden wordt vastgelegd met welke procesrechtelijke middelen burgerlijke rechten kunnen worden verwezenlijkt. Kan een procesdeelnemer doorslaggevende keuzes maken in de civiele procedure? In welke mate kan hij de keuzes van de andere procesdeelnemers beïnvloeden? Op dit punt laten zich met betrekking tot de civiele procedure vier categorieën bevoegdheden onderscheiden Zie resp. par en par Zie over het rechtsmiddel herroeping bijv. Ten Kate & Korsten-Krijnen Vgl. Sutter 1998, p. 201 e.v.

6 38 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter Aanhangigheid en onderwerp van de procedure De eerste categorie betreft de bevoegdheid om een procedure te beginnen, het onderwerp ervan te bepalen en een lopende procedure te beëindigen. Worden deze bevoegdheden bij een partij neergelegd, dan biedt de Staat een partij rechtsbescherming voor zover die partij rechtsbescherming verlangt. De rechter komt alleen in actie als een partij een vordering 21 aanhangig maakt. Hij wijst niet meer of anders toe dan door een partij is gevraagd en niet minder dan door de wederpartij is erkend. Partijen kunnen hun geschil elk moment aan de beoordeling van de rechter onttrekken. Het is aan een partij of er een rechtsmiddel tegen de beslissing van de rechter wordt ingesteld. De zeggenschap van een partij, die partijautonomie wordt genoemd, vloeit voort uit het zelfbeschikkingsrecht van een persoon over zijn burgerlijke rechten. De partijautonomie kan worden beperkt door de Staat. Dat gebeurt bijvoorbeeld wanneer het instellen van een rechtsmiddel afhankelijk wordt gemaakt van rechterlijk verlof. De mate waarin een partij zeggenschap heeft over de civiele procedure, bepaalt mede de invulling van de rol van de rechter. Hoe meer zeggenschap een partij heeft, hoe lijdelijker de rechter is. Hoe minder zeggenschap een partij heeft, hoe actiever de rechter dient te zijn. De feitelijke grondslag van het geschil Een tweede categorie bevoegdheden heeft betrekking op de afbakening van het feitencomplex dat hoort bij het onderwerp van de procedure. Hier gaat het erom wie bepaalt welke feiten in het geschil, de beoordeling van het geschil en de beslissing worden betrokken, en op welke wijze feiten worden opgehelderd die tussen partijen in geschil zijn. Uit de zeggenschap van partijen over hun burgerlijke rechten vloeit voort dat zij het onderwerp van de vordering en het verweer kiezen en hun standpunten bepalend zijn voor de feiten die in geschil zijn. Ten aanzien van de overige punten kan hun zeggenschap niet volledig zijn. De rechter heeft tot taak een beslissing te geven in het geschil van partijen. Onderdeel van de beslissingsbevoegdheid is dat wordt vastgesteld welke feiten tot de beslissing van de zaak kunnen leiden. Op het Europese continent is, anders dan in Engeland, uitgangspunt dat een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing door een onpartijdige en onafhankelijke rechter vergt dat een partij, gezien haar belang bij de zaak, geen volledige zeggenschap heeft over de wijze waarop feiten worden opgehelderd die tussen partijen in geschil zijn. Dit brengt mee dat de rechter een actieve rol heeft bij de toepassing van het bewijsrecht. Voor de verdeling van bevoegdheden in de tweede categorie is echter niet alleen de taak van de rechter in het geschil van partijen van belang. Ook speelt bijvoorbeeld een rol welke opvattingen er leven over de verantwoordelijkheid van partijen jegens elkaar en de rechter (en de deskundige), of welke visie de Staat 21 In dit boek wordt omwille van de leesbaarheid de terminologie van de dagvaardingsprocedure gebruikt. Het onderscheid tussen de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure heeft weinig betekenis meer. Zie Wesseling-van Gent 1987, p De Minister van Justitie wil de dagvaardings- en verzoekschriftprocedure in elkaar schuiven tot één basismodel (Kamerstukken II, 2006/07, , nr. 1, p. 19).

7 Hoofdstuk 2 39 heeft op de reikwijdte van zijn taak om burgers in staat te stellen burgerlijke rechten te verwezenlijken. Een duidelijk voorbeeld biedt de discussie naar aanleiding van de Fundamentele herbezinning burgerlijk procesrecht over de vraag of partijen tijdens een civiele procedure een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor een voortvarend, efficiënt en effectief verloop van het proces, of ieder een eigen verantwoordelijkheid. 22 Proceshandelingen en procestempo Een derde categorie bevoegdheden betreft de proceshandelingen die kunnen worden verricht voordat er uitspraak wordt gedaan: wie bepaalt of de procedure voornamelijk schriftelijk of mondeling verloopt, wie bepaalt welke processtukken een partij in het geding mag brengen om de rechter van haar standpunt te overtuigen, en wie bepaalt of er een mondelinge behandeling plaatsvindt? Een vierde categorie betreft het tempo waarin wordt geprocedeerd en beslist. Deze twee categorieën worden hierna gezamenlijk aangeduid als het procesverloop. Ook bij het procesverloop hangt de mate van zeggenschap van partijen en de rechter af van de toedeling van bevoegdheden door de Staat op basis van heersende opvattingen over de noodzaak om beperkingen aan te brengen in de zeggenschap van partijen over hun burgerlijke rechten, bijvoorbeeld wegens het gewicht dat wordt toegekend aan de verantwoordelijkheid van partijen om voortvarend en efficiënt te procederen. Het tempo waarin wordt geprocedeerd is in het private domein relevant voor de effectiviteit van het zelfbeschikkingsrecht van partijen. In het private en publieke domein is het tempo van invloed op de effectiviteit van de rechtsbescherming die de Staat met het civiele procesrecht biedt. In de woorden van Zuckerman: Procedural freedom needs to be circumscribed just as any other freedom, because unlimited freedom for one party can mean injustice or lack of freedom for the opponent. Most modern procedures impose time limits, because without time limits the system could not guarantee the resolution of disputes, and party freedom in procedure would be ineffectual, as the process would grind to a halt. 23 Vier categorieën bevoegdheden en deskundigenonderzoek De verdeling in vier categorieën bevoegdheden is behulpzaam om in de rechtsverhouding tussen partijen, rechter en deskundige na te gaan wie bepaalt welk onderzoek naar welke feiten wordt gedaan. Op het eerste gezicht verdienen misschien vooral de bevoegdheden van de tweede categorie aandacht, waarin het gaat om de afbakening van de feitelijke grondslag van het geschil en de opheldering van feiten die in geschil zijn. Vanuit de gedachte dat een deskundigenadvies een optimale bijdrage behoort te leveren aan een zo waarheidsgetrouw mogelijke beslissing, zijn echter ook aspecten uit de andere categorieën relevant. In de eerste categorie valt bijvoorbeeld de vraag of partijen de rechter kunnen binden aan 22 Zie par Zuckerman 2006b, p. 353.

8 40 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter een deskundigenadvies dat zij in hun rechtsverhouding als waarheid willen aanvaarden. 24 Tot de derde categorie behoort bijvoorbeeld de vraag of in de verdeling van bevoegdheden met betrekking tot het procesverloop is gewaarborgd dat onduidelijkheden in een deskundigenadvies kunnen worden opgehelderd voordat de rechter beslist Fundamentele beginselen van procesrecht De verhouding tussen partijen en de rechter in de civiele procedure wordt beheerst door mede aan art. 6 lid 1 EVRM ontleende fundamentele beginselen van civiel procesrecht. Dat zijn beginselen die moeten worden nageleefd om van een behoorlijke civiele procedure te kunnen spreken. De meeste ervan zijn ook buiten de landsgrenzen algemeen erkend. Ze worden ook wel hoofdbeginselen, algemene beginselen of fundamentele eisen genoemd. In de literatuur worden als fundamentele beginselen van civiel procesrecht aangemerkt het beginsel van hoor en wederhoor, het beginsel van onpartijdigheid van de rechter, het beginsel van openbaarheid van rechtspraak, het motiveringsbeginsel 26 en de partijautonomie. Ook worden er wel toe gerekend: het recht op behandeling van een zaak in twee instanties, de mogelijkheid van cassatie, verplichte procesvertegenwoordiging, het recht op een beslissing binnen een redelijke termijn en het beginsel dat rechtspraak voor de burger niet kosteloos is. 27 In dit hoofdstuk komen, toegesneden op de vraag wie in de verhouding tussen partijen, rechter en deskundige bepaalt en zou moeten bepalen welk onderzoek naar welke feiten wordt gedaan, voornamelijk de partijautonomie en het beginsel van hoor en wederhoor ter sprake. Met partijautonomie wordt de zeggenschap van een partij over de civiele procedure aangeduid, zoals vermeld in par Het is een beginsel van burgerlijk procesrecht dat partijen bepalen of, en zo ja, in hoeverre zij hun geschil aan de rechter voorleggen. 28 Het beginsel van hoor en wederhoor omvat het recht op rechterlijk gehoor en het recht op tegenspraak. 29 Het recht van partijen om door de rechter te worden gehoord, verplicht de rechter om partijen te horen alvorens te beslissen. De rechter beslist, behoudens toestemming van de partij die het aangaat, slechts op grondslag van gegevens tot kennisneming waarvan en uitlating waarover aan beide partijen voldoende gelegenheid is gegeven (art. 19 Rv). 30 Partijen hebben recht op gelijkwaardige kansen in het processuele debat, dat wil zeggen gelijkwaardige 24 Zie par Zie par Zie par Van Boneval Faure 1893, I, p ; Haardt 1970; Hugenholtz/Heemskerk 2006, p. 6-12; Jongbloed 2001, p. 21; Snijders, Klaassen & Meijer 2007, nr. 27 e.v.; Snijders & Wendels 2003, p. 29; Stein/Rueb 2007, p ; Wesseling-van Gent 1987, p HR 8 juni 2007, LJN AZ6096. Zie over partijautonomie par Bijv. Snijders, Klaassen & Meijer 2007, nr Vaste rechtspraak, bijv. HR 27 maart 1987, NJ 1988, 130, m.nt. WHH, met oudere vindplaatsen in conclusie A-G en noot; HR 18 februari 1994, NJ 1994, 742, m.nt. HJS; HR 29 november 2002, NJ 2004, 172, m.nt. HJS; HR 20 december 2002, NJ 2004, 4, m.nt. JBMV (Lightning Casino/Nederlandse Antillen); HR 23 maart 2007, NJ 2007, 178, besproken door Coenraad 2007b. Zie ook Coenraad 2000.

9 Hoofdstuk 2 41 kansen om de rechter van het eigen standpunt te overtuigen (equality of arms) en het standpunt van de wederpartij te weerspreken (adversarial principle). Zowel de rechten die partijen aan het beginsel van hoor en wederhoor ontlenen als de verplichting van de rechter om het beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen, zijn relevant in de relatie van partijen en de rechter met de deskundige, zoals in dit boek herhaaldelijk ter sprake zal komen. De eisen dat de procedure binnen een behoorlijke termijn moet kunnen eindigen met een rechterlijke uitspraak 31 en de kosten van de procedure niet in de weg behoren te staan aan de effectieve toegang tot de rechter, 32 krijgen in het vervolg van dit hoofdstuk niet als zodanig aandacht, maar hier en daar duiken aspecten ervan op die inherent zijn aan een rolverdeling tussen partijen en de rechter die past bij het doel van de civiele procedure. 2.4 De rolverdeling tussen partijen en de rechter Inleiding De verhouding tussen partijen en de rechter in de civiele procedure wordt bepaald door de verdeling van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden over partijen en de rechter in de vier categorieën die ik heb beschreven in par Kortheidshalve wordt hierna gesproken van de rolverdeling tussen partijen en de rechter ten aanzien van de aanvang, inhoud en omvang van de procedure, het procesverloop en het einde van de procedure De begrippen partijautonomie en lijdelijkheid van de rechter Lange tijd werd de rolverdeling tussen partijen en de rechter gekenschetst met de begrippen partijautonomie en lijdelijkheid van de rechter. In de literatuur is in discussie in hoeverre lijdelijkheid (nog) een beginsel van civiel procesrecht is. 33 In rechtspraak wordt het begrip lijdelijkheid nog gebruikt, ook wel in de zin van beginsel. Zo staat in een overweging van de Hoge Raad in 1993 over de regel dat de rechter niet mag treden buiten de grenzen van de rechtsstrijd van partijen, niet het zelfbeschikkingsrecht van een persoon voorop, maar de lijdelijkheid van de rechter: (...) het beginsel van lijdelijkheid van de burgerlijke rechter in gedingen die betrekking hebben op de ter vrije beschikking van partijen staande burgerlijke rechten en verplichtingen, brengt mede dat de rechter bij het aanvullen van rechtsgronden niet mag treden buiten de grenzen van 31 Art. 20 Rv. Zie over de redelijke termijn in civiele procedures bijv. Van der Helm & Wesseling-van Gent 1996; EVRM R&C, par ; Jacobs & White 2006, p EHRM 9 oktober 1979, NJ 1980, 376, m.nt. EAA (Airey/Ierland). Zie bijv. EVRM R&C, par Bosch-Boesjes 1991, p ; Asser, Groen & Vranken 2003, p. 65 (en de overige door hen in noot 112 genoemde literatuur(verwijzingen)); Chorus 1987; Giesen 2001, p ; Klaassen 2007, p. 1358; Smith 2004, p ; Snijders 2007, p

10 42 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter de rechtsstrijd van partijen en zich evenmin mag baseren op andere feiten en omstandigheden dan die welke de partij te wier behoeve die ambtshalve aanvulling van rechtsgronden moet plaatsvinden, aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd. 34 Ook nadien is het begrip lijdelijkheid in civiele procedures gebruikt. 35 De Minister van Justitie noemde lijdelijkheid nog bij de vernieuwing van het burgerlijk procesrecht per 1 januari 2002 een beginsel, zij het met de kanttekening dat het gewicht ervan minder groot was dan voorheen. 36 Wat hiervan zij, met de begrippen partijautonomie en lijdelijkheid is de rolverdeling tussen partijen en de rechter in de civiele procedure niet vast omlijnd. Partijen en de rechter verhouden zich tot elkaar als communicerende vaten. Hun taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden kunnen verschillen al naar gelang het gaat om de aanvang, inhoud en omvang van de procedure, het procesverloop of het einde van de procedure. Ook vinden onder invloed van de tijdgeest verschuivingen in de rolverdeling plaats. Onder invloed van sociale, economische, maatschappelijke of Europese ontwikkelingen, zoals aangestipt in par , kunnen veranderende of voortschrijdende inzichten in de taken en verantwoordelijkheden van partijen en de rechter tot wijzigingen in hun bevoegdheden leiden De regiefunctie van de rechter ten aanzien van het procesverloop In en buiten Nederland bestaat geen verschil van mening over het uitgangspunt dat het initiatief om een civiele procedure te beginnen in een democratische rechtsstaat bij een partij ligt. Hetzelfde geldt voor de keuze om als verwerende partij in een procedure te verschijnen. Dit vloeit voort uit de opvatting dat een persoon in beginsel vrij is om burgerlijke rechtsbetrekkingen aan te gaan, te beëindigen en de gevolgen daarvan te bepalen. 37 Deze vrijheid is slechts aan beperkingen onderhevig voor zover rechtsgevolgen niet ter vrije bepaling van partijen staan, of de belangen van anderen beperkingen opleggen. Zeggenschap van partijen over het procesverloop Bij de totstandkoming van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van 1838 (Rv 1838) was de wetgever van mening dat de rechter, nadat een procedure door een partij aanhangig was gemaakt, ook lijdelijk behoorde te zijn ten aanzien van het procesverloop. 38 Het werd als een logisch gevolg van de zeggenschap van partijen over hun burgerlijke rechtsbetrekkingen gezien dat zij tevens de zeggenschap 34 HR 22 oktober 1993, NJ 1994, 94, r.o (Van Schijndel/Pensioenfonds voor Fysiotherapeuten). 35 Bijv.: conclusie A-G Huydecoper onder 11 bij HR 7 juni 2002, NJ 2002, 394, JBPr 2002, 4, m.nt. H.W. Wiersma; conclusie A-G Verkade onder 3.25 bij HR 18 juni 2004, LJN AO6920; de klacht in cassatie dat het hof onvoldoende lijdelijk is geweest, vermeld door A-G Langemeijer onder 3.4 bij HR 23 december 2005, LJN AU4793; conclusie A-G Timmerman onder bij HR 10 februari 2006, LJN AU7473 over de lijdelijkheid van de Ondernemingskamer. 36 Kamerstukken II, 1999/2000, , nr. 3, p Asser, Groen & Vranken 2003, p. 76; Bosch-Boesjes 1991, p ; Pitlo/Hidma & Rutgers 2004, nr. 5; Wesseling-van Gent 1987, p Bosch-Boesjes 1991, p. 22.

11 Hoofdstuk 2 43 hadden over het verloop van een procedure over hun burgerlijke rechtsbetrekkingen. De rechter werd geacht geen zeggenschap te hebben over bijvoorbeeld de voortvarendheid waarmee partijen procedeerden of de eenparige wens van partijen om meer conclusies te nemen dan het wettelijk toegestane aantal. Evenmin mocht de rechter de zaak ambtshalve instrueren door bijvoorbeeld tegen de zin van partijen een comparitie te gelasten. Naar een actievere rechter Vooral in verband met het tijdsbeslag en de kosten van de civiele procedure is in de loop van de negentiende en twintigste eeuw herhaaldelijk in discussie geweest of de rechter een actievere rol moest krijgen ten aanzien van het procesverloop. 39 Met de Wet Hartogh werden eind negentiende eeuw wijzigingen aangebracht in het procesrecht die beperking van tijdsbeslag en kosten tot doel hadden. 40 In 1923 kreeg de rechter de bevoegdheid om in elke stand van het geding een inlichtingencomparitie te gelasten (art. 19a Rv 1838, art. 88 Rv). 41 In 1924 veranderde de bevoegdheid van de rechter om termijnen voor het nemen van conclusies en aktes in overeenstemming met het verlangen van partijen te bepalen, in de bevoegdheid partijen te volgen in hun éénstemmige voorstel, tenzij dit tot onredelijke vertraging van de procedure zou leiden (art. 143 Rv 1838). 42 Na een wetswijziging in 1937 mocht de rol (art. 125 lid 3 Rv) worden behandeld door een enkelvoudige in plaats van een meervoudige kamer. 43 In de tweede helft van de twintigste eeuw zijn grote delen van de lijdelijkheid van de rechter ten aanzien van het procesverloop vervangen door de regiefunctie van de rechter. Richtinggevend waren ontwikkelingen rond de comparitie na antwoord, de rol en het bewijsrecht, drie onderwerpen waarmee deskundigenbewijs een relatie heeft. De ontwikkelingen passen in de mede aan art. 6 lid 1 EVRM ontleende gedachte dat partijen en de rechter verantwoordelijk zijn voor een voortvarend procesverloop. 44 Comparitie na antwoord In 1966 begon de rechtbank Rotterdam op de voet van art. 19 en 19a Rv schikkings- en inlichtingencomparities te gelasten in zaken waarin de conclusies van eis en antwoord waren genomen. De rechtbank Roermond volgde tien jaar later, de meeste andere rechtbanken midden jaren tachtig. In 1989 werd de rechter wettelijk verplicht na de conclusie van antwoord te beoordelen of de zaak geschikt was voor een comparitie na antwoord (art. 141a Rv 1838). 45 Het bleef een schikkings- en inlichtingencomparitie (art. 19 en 19a Rv 1838). De rechter kreeg tevens 39 Zie Bosch-Boesjes 1991, hoofdstuk 2, Opvattingen over de lijdelijkheid van de rechter in het civiele geding in de 19 e en 20 e eeuw. 40 Wet van 7 juli 1896, Stb. 1896, 103. Zie: Hartogh 1896; Wesseling-van Gent (Burgerlijke Rechtsvordering) (oud), Boek 1, Titel 3, aant. 2, Lex Hartogh. 41 Wet van 5 mei 1923, Stb. 1923, Wet van 28 juli 1924, Stb. 1924, 372. Zie Bosch-Boesjes 1991, p Wet van 9 december 1937, Stb. 1937, Zie noot 31 in dit hoofdstuk. 45 Wet van 25 oktober 1989, Stb. 1989, 483. Zie Ten Berg-Koolen 2000; Bosch-Boesjes 1991, p ; Van den Reek 1997, p ; Wesseling-van Gent 1987, p. 148.

12 44 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter de bevoegdheid om partijen in het kader van de comparitie te gelasten bepaalde op de zaak betrekking hebbende bescheiden over te leggen en bepaalde stellingen toe te lichten. 46 Ook mag de rechter sindsdien ter comparitie een bewijsopdracht geven. Als een deskundigenonderzoek nodig is, kan ter comparitie het overleg met partijen over de te benoemen persoon en de te stellen vragen plaatsvinden en het deskundigenonderzoek direct worden gelast. De comparitie kan ook met een deskundigenonderzoek worden gecombineerd, hetgeen vooral praktisch is wanneer de rechter tijdens een comparitie ter plaatse een object (huis, boom, erfgrens, etc.) bezichtigt waarover een geschil aanhangig is en hij daarbij behoefte heeft aan deskundige voorlichting. Sinds 1 januari 2002 gelast de rechter een comparitie na antwoord, tenzij de zaak niet geschikt is voor een comparitie (art. 131 Rv). 47 De dwingende formulering van de hoofdregel illustreert de regiefunctie van de rechter ten aanzien het procesverloop, temeer als wordt bedacht dat partijen verplicht zijn ter comparitie te verschijnen (art. 87 en 88 Rv). Met de wetswijzigingen per 1 januari 2002 werden verder bevoegdheden van de rechter en verplichtingen van partijen in de wet opgenomen waarmee de rechter, anders dan vóór 1 januari 2002, een correct en compleet beeld van het geschil van partijen kan krijgen. 48 Hoewel het volgens de tekst van art. 131 Rv nog steeds om een schikkings- en inlichtingencomparitie gaat, is het de bedoeling dat de comparitie een volwaardige mondelinge behandeling van het geschil is, die re- en dupliek en pleidooi kan vervangen. 49 De rechter heeft dus de regie over het procesverloop na de conclusie van antwoord. Partijen hebben invloed op het procesverloop via hun zeggenschap over de inhoud en omvang van het geschil. Het processuele debat kan de rechter aanleiding geven tot instructie van de zaak, waaronder bijvoorbeeld het gelasten van een deskundigenonderzoek. Procesreglementen De regiefunctie van de rechter ten aanzien van het procesverloop komt verder tot uitdrukking in sommige procesreglementen die sinds de jaren negentig door de Rechtspraak tot stand zijn gebracht. 50 In het Programma Versterking Rechterlijke 46 Vranken schreef in 1995 dat deze bevoegdheid in 1989 ten onrechte was beperkt tot de inlichtingencomparitie. Evenals in België en Frankrijk behoorde de rechter de bevoegdheid volgens hem algemeen te hebben (Vranken 1995, nr. 23). 47 De wetswijziging volgde op de experimenten met het versneld regime (Rapport van de Gemengde Commissie uit de advocatuur en de rechterlijke macht inhoudende voorstellen om te komen tot meer efficiency in civiele procedures (Commissie-Punt) 1995). Zie Hidma 1999; Punt 1999; Van Veggel Zie par Dit komt in de wet tot uitdrukking doordat partijen geen aanspraak hebben op conclusies van re- en dupliek als de rechter een comparitie na antwoord heeft gelast (art. 132 Rv) en doordat pleidooi kan worden geweigerd in zaken waarin partijen hun standpunt tijdens de comparitie na antwoord in voldoende mate mondeling hebben kunnen uiteenzetten (art. 134 Rv). Zie Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, Van Mierlo/Bart 2002, p. 327 (MvT) en p (Nota); Verschoof 2004, p De praktijk is nog wel eens anders, waarover: Alt 2005; Böhmer 2004; Ten Haaft 2005; Ten Haaft De procesreglementen zijn onder andere te vinden op

13 Hoofdstuk 2 45 Organisatie 51 is het landelijk uniform rolreglement voor de civiele sectoren van de rechtbanken (LR) tot stand gebracht. Ook de sectoren kanton van de rechtbanken en de civiele sectoren van de gerechtshoven kennen landelijk (vrijwel) uniforme rolreglementen. Geen van de procesreglementen kent bepalingen om een deskundigenonderzoek te stroomlijnen. 52 In de procesreglementen is uitgangspunt dat de rechter een meer of minder actieve taak heeft in de handhaving van termijnen en het toestaan van proceshandelingen. Hoe actiever de rechter, hoe geringer de autonomie van partijen ten aanzien van het procesverloop. De aandacht voor de ontwikkeling van procesreglementen geeft in wezen uitdrukking aan een vrij fundamentele omslag in het denken en handelen van civiele rechters, die eveneens tot uitdrukking komt in de gewijzigde naam voor de taak van de rechter ten aanzien van het procesverloop: lijdelijkheid heeft hier plaatsgemaakt voor de regiefunctie van de rechter. In de sectoren civiel en kanton heeft de regiefunctie van de rechter ten aanzien van het procesverloop een vergelijkbare ontwikkeling doorgemaakt en is op dit punt nauwelijks meer sprake van autonomie van partijen. Het rolreglement van de civiele sectoren van de hoven is echter nog gebaseerd op de lijdelijkheid van de rechter en de autonomie van partijen ten aanzien van de voortvarendheid van het procesverloop. 53 Bewijsrecht In het bewijsrecht werd de regiefunctie van de rechter ten aanzien van het procesverloop geïntroduceerd met de inwerkingtreding van het nieuwe bewijsrecht op 1 april De voorbereiding van deze wetswijziging was in gang gezet met het voorontwerp van de Staatscommissie voor de Nederlandse Burgerlijke Wetgeving van Onder het tot 1988 geldende bewijsrecht mochten partijen niet door alle middelen bewijs leveren en was de rechter niet steeds vrij in de waardering van het bewijs. Richtinggevend bij de wetswijziging van 1988 was de opvatting dat de rechter binnen de door partijen getrokken grenzen van het geschil grote vrijheid moet hebben in bewijskwesties. 55 De rechter kreeg in 1988 instructiebevoegdheden die de waarheidsvinding konden dienen en waarmee hij kon ingrijpen in het procesverloop, zoals de bevoegdheid om ambtshalve getuigenbewijs op te 51 Het Programma Versterking Rechterlijke Organisatie (PVRO) was een gezamenlijk initiatief van de Zittende Magistratuur en het Ministerie van Justitie. Van 1999 tot 2002 werden onder de vlag van PVRO voorafgaand aan de oprichting van de Raad voor de rechtspraak allerlei activiteiten ontplooid die voor de organisatie van de rechtspraak van belang zijn, waaronder activiteiten ten aanzien van het bestuur van de gerechten, personeelsbeleid, werkprocessen, technische infrastructuur en financieel beheer. 52 Elders heb ik daartoe aanbevelingen gedaan (De Groot & Elbers 2008, p. 8, Aanbevelingen, onder 3). 53 Zie bijv. hoofdstuk 2 van het Landelijk procesrolreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Stcrt. 2008, 145). Dat partijen bij het hof het procesverloop mogen domineren, is bijv. te zien in HR 9 maart 2007, LJN AZ4407. In het rolreglement van de civiele kamer van de Hoge Raad is de regie van de rolraadsheer over het verrichten van proceshandelingen door partijen strakker vorm gegeven dan in de rolreglementen van de hoven. 54 Zie over de herziening van het bewijsrecht: Rutgers (Burgerlijke Rechtsvordering) (oud), Boek 1, Titel 3, Inleiding bewijsrecht, aant. 2; Parlementaire Geschiedenis nieuw bewijsrecht 1988, p. 5-9; Pitlo/Hidma & Rutgers 2004, nr Parlementaire Geschiedenis nieuw bewijsrecht 1988, p. 49.

14 46 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter dragen van betwiste feiten die tot de beslissing van de zaak kunnen leiden (art. 192 Rv 1988, art. 166 lid 1 Rv). 56 De verantwoordelijkheid van de rechter voor het procesverloop bij de toepassing van het bewijsrecht komt tot uitdrukking in het arrest van het Europese Hof voor de rechten van de mens in de zaak Dombo/Nederland. 57 In deze civiele procedure tussen de vennootschap Dombo en haar bank NMB, waren onder andere de tijdens onderhandelingen gemaakte afspraken in geschil. Dombo wenste haar voormalige bestuurder als getuige te horen. Dit werd door het hof geweigerd, omdat een partij destijds (tot 1 april 1988) niet als getuige kon worden gehoord en de directeur van Dombo, die kort tevoren was teruggetreden, als partijgetuige werd aangemerkt. Nadat Dombo andere getuigen had doen horen, werd door de bank onder andere de directeur van het betrokken bankfiliaal als getuige voorgebracht. Dombo voerde vergeefs aan dat de bankdirecteur als partijgetuige moest worden aangemerkt en dat het in strijd was met een eerlijk proces als die wel zou worden gehoord en de directeur van Dombo niet. Het cassatieberoep hiertegen werd verworpen. 58 Dombo klaagde bij het Europese Hof in Straatsburg dat door de ongelijke behandeling van haar directeur en de directeur van het bankfiliaal in het getuigenverhoor art. 6 lid 1 EVRM was geschonden. Het EHRM gaf Dombo hierin gelijk. Slechts twee personen waren aanwezig geweest bij het maken van de door Dombo gestelde en te bewijzen afspraken, te weten de directeur van Dombo en de bankdirecteur. Zij hadden op voet van gelijkwaardigheid onderhandeld. Daarom was in het kader van een eerlijk proces, waarin beide partijen gelijke kansen hebben om de juistheid van hun standpunt te bewijzen, niet in te zien dat de één wel en de ander niet als getuige over de onderhandelingen mocht verklaren. Door de directeur van Dombo niet als getuige te horen, werd Dombo in een substantieel nadeliger bewijspositie dan de bank geplaatst. Dat was in strijd met art. 6 lid 1 EVRM. De rechter moet in voorkomende gevallen dus beoordelen of de toepassing van zijn nationale procesrecht in de weg staat aan een eerlijke, efficiënte en effectieve civiele procedure in de zin van art. 6 lid 1 EVRM en zijn regie ten aanzien van het procesverloop zonodig aanpassen. Regiefunctie ten aanzien van procestempo en deskundigenonderzoek Vergeleken bij de voortschrijdende ontwikkeling van de regiefunctie van de rechter voor het procesverloop, valt op dat de rechter weinig regie heeft over het procestempo in zaken waarin een deskundigenonderzoek wordt gelast. Wanneer een deskundigenonderzoek wordt gelast (art. 194 Rv), bepaalt de rechter de termijnen waarbinnen de deskundige met het onderzoek moet beginnen en dient te advise- 56 Dit was een verruiming ten opzichte van de bevoegdheid om ambtshalve een getuigenverhoor te gelasten als de rechter dat tot de beslissing der zaak dienstig en nodig achtte (art. 199 Rv 1838). 57 EHRM 27 oktober 1993, NJ 1994, 534, m.nt. HJS. 58 HR 19 februari 1988, NJ 1988, 725, m.nt. WHH (Dombo/NMB).

15 Hoofdstuk 2 47 ren (art. 197 Rv). In de meeste gevallen verricht de deskundige het onderzoek zelfstandig (art. 198 lid 2 Rv). De zaak onttrekt zich dan aan de waarneming van de rechter, totdat er na deskundigenadvies een mondelinge behandeling plaatsvindt, of een uitspraak wordt geconcipieerd. Dat is alleen anders wanneer een partij of de deskundige zich tijdens het deskundigenonderzoek tot de rechter wendt. Is het deskundigenadvies niet binnen de gestelde termijn gereed, dan kan de verdere behandeling van de zaak worden aangehouden. Termijnbewaking door de gerechten vindt wel plaats, maar de regie daarop is voor verbetering vatbaar en het ontbreekt aan uniforme rechtstoepassing bij de handhaving van de termijnen. 59 Dit heeft gevolgen in de balans tussen partijen en de rechter. De partij die voortvarend wil procederen, verwacht van de rechter een actieve houding om erop toe te zien dat het deskundigenadvies tijdig wordt ingeleverd. De partij die op vertraging uit is, kan gebrekkige termijnbewaking feitelijk benutten om invloed uit te oefenen op de voortgang van het deskundigenonderzoek, bijvoorbeeld door vertraging in te bouwen in de uitoefening van haar bevoegdheid om een bepaald onderzoek bij te wonen, of opmerkingen te maken en verzoeken te doen (art. 198 lid 2 Rv). In feite heeft een partij dus (enige) zeggenschap over het procestempo in zaken waarin een deskundigenonderzoek wordt gelast. Volgens vaste rechtspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens verbiedt het EVRM niet dat (verdragsstaten als beginsel hanteren) dat partijen zeggenschap hebben over de voortgang van de procedure. Wanneer het procestempo the initiative and the power of advancing matters echter geheel in handen is van partijen, ontslaat dat de rechter niet van de verplichting om de naleving te waarborgen van de eis dat een procedure binnen een redelijke termijn wordt voltooid, ook wanneer een deskundigenonderzoek in opdracht van de rechter plaatsvindt. 60 De behoefte aan termijnbewaking De behoefte aan bewaking van het procestempo in zaken waarin een deskundigenadvies wordt uitgebracht, is bepaald niet minder dan in zaken zonder deskundigenadvies. Een deskundigenadvies inwinnen betekent namelijk dat de doorlooptijd van de behandeling van een zaak aanzienlijk oploopt, ook wanneer het deskundigenadvies voortvarend tot stand komt. Eshuis heeft berekend dat de doorlooptijd 61 van een zaak die in 2003 bij een civiele sector van een rechtbank werd aangebracht en waarin een deskundigenbericht werd gelast, meer dan twee keer zo lang was als de doorlooptijd van een zaak zonder deskundigenonderzoek De Groot & Elbers 2008, par , en Bijv. EHRM 25 juni 1987, NJ 1990, 231, m.nt. EAA (Capuano/Italië). 61 Onder doorlooptijd wordt de tijd verstaan die in één instantie verstrijkt tussen het aanbrengen van de zaak en de afdoening van de zaak. De tijd tussen het aanhangig maken van de zaak bij dagvaarding en het aanbrengen ervan telt dus niet mee in de doorlooptijd. 62 Eshuis 2005, p. 12. Volgens Marseille heeft deskundigenonderzoek in het bestuursprocesrecht eveneens aanzienlijke gevolgen voor de doorlooptijd (Marseille 2004, p. 82).

16 48 De procesrechtelijke verhouding tussen partijen en de rechter Eigen of gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het procesverloop In 2003 bepleitten Asser, Groen & Vranken dat partijen en de rechter een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor een voortvarend, efficiënt en effectief verloop van het proces. De gezamenlijke verantwoordelijkheid leidt volgens hen tot een vorm van samenwerking die wordt gekenmerkt door een algemene plicht tot medewerking aan het bereiken van het doel van het proces. Partijautonomie kan in hun opvatting niet meer als een richtinggevend beginsel dienen. Het uitgangspunt dat partijen de grenzen van de rechtsstrijd bepalen, willen zij verenigen met een actieve opstelling van partijen en de rechter ten aanzien van de inhoud en omvang van het voorwerp van het proces, op zowel het juridische als het feitelijke vlak. In de rolverdeling tussen partijen en de rechter is de rechter naar hun mening niet (meer) gehouden om de door partijen gekozen gronden voor vordering en verweer zonder meer te aanvaarden. Waar hij meent dat de grenzen van de rechtsstrijd niet adequaat zijn getrokken om te komen tot een verantwoorde beslechting van het geschil, is hij vrij die grenzen ter discussie te stellen. 63 De reacties waren wisselend. 64 In het Eindrapport hebben Asser, Groen & Vranken benadrukt dat zij niet willen tornen aan het uitgangspunt dat het in de eerste plaats de procespartijen zijn die de feitelijke gegevens verschaffen en dat partijen in principe het laatste woord hebben over de grondslagen van het proces, maar de strikte verdeling van taken tussen partijen en rechter willen nuanceren vanuit de visie dat de procesdeelnemers gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor een voortvarend, efficiënt en effectief proces. De grondslag hiervan zien zij in de algemene maatschappelijke norm dat men over en weer rekening houdt met elkaars gerechtvaardigde belangen. 65 Kabinetsreactie op het Eindrapport Fundamentele herbezinning In de kabinetsreactie op het Eindrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht onderschrijft de Minister van Justitie de gedachte dat partijen in een civiele procedure verplichtingen hebben jegens elkaar en de rechter, maar geeft hij de voorkeur aan de term eigen verantwoordelijkheid boven gezamenlijke verantwoordelijkheid. 66 Partijen hoeven volgens de Minister niet samen te werken in de civiele procedure, maar ieder van partijen moet vanuit het eigen 63 Asser, Groen & Vranken 2003, p Zie eerder Asser De positieve en negatieve reacties op het uitgangspunt van de gezamenlijke verantwoordelijkheid waren vrijwel unaniem kritisch over de gedachte dat de rechter zich actief mag mengen in de feiten die partijen aan vordering of verweer ten grondslag leggen. Zie Adviescommissie burgerlijk procesrecht IR 2004, onder 6 en 8; Adviescommissie burgerlijk procesrecht ER 2006, onder 6; Coenraad en Giesen 2007, p ; Duk 2003, p. 65; Giesen 2006, p. 104; Hammerstein 2003, p ; Hoge Raad en Parket over Een nieuwe balans 2004, nr. II; Hovens 2003, p. 554; Ingelse 2004, p. 45 e.v.; Ingelse 2006, p ; Nederlandse Orde van Advocaten, Advies inzake Een nieuwe balans 2004, onder 12; Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, Advies inzake Asser, Groen & Vranken 2004, nr. 17; Raad voor de rechtspraak, Advies over het Eindrapport, 2007, onder 1; Schoordijk 2004, p. 165; Snijders 2003, p. 1700; Storme 2004, p ; Ynzonides 2006, p Asser, Groen & Vranken 2006, p In gelijke zin Raad voor de rechtspraak, Advies over het Eindrapport, 2007, onder 1.

HET DESKUNDIGENADVIES IN DE CIVIELE PROCEDURE. mr. drs. G. de Groot

HET DESKUNDIGENADVIES IN DE CIVIELE PROCEDURE. mr. drs. G. de Groot HET DESKUNDIGENADVIES IN DE CIVIELE PROCEDURE mr. drs. G. de Groot Kluwer - Deventer - 2008 Verkorte inhoudsopgave Lijst van afkortingen XIX 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 3 3.1 3.2

Nadere informatie

Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht

Een nieuwe balans. Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht Een nieuwe balans Interimrapport Fundamentele herbezinning Nederlands burgerlijk procesrecht Prof. mr. W.D.H. Asser Prof. mr. H.A. Groen Prof. mr. J.B.M. Vranken m.m.v. mevrouw mr. I.N. Tzankova Boom Juridische

Nadere informatie

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding

6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 6 De taak van de rechter in het burgerlijk geding 1 INLEIDING Over de taak van de rechter in het burgerlijk geding bestaat weinig onenigheid. Het is zijn taak om ambtshalve te beoordelen of het recht op

Nadere informatie

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak

Stand van zaken wetgeving. Uitgangspunten KEI wetgeving. Wat is nodig? 4 wetten en 1 AMvB: Modernisering van de rechtspraak Modernisering van de rechtspraak Programma Kwaliteit en Innovatie (KEI) Prof. mr. Margreet Ahsmann Uitgangspunten KEI wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure voor zowel vorderingen als verzoeken

Nadere informatie

4 Het beginsel van hoor en wederhoor

4 Het beginsel van hoor en wederhoor 4 Het beginsel van hoor en wederhoor 1 INLEIDING Het beginsel van hoor en wederhoor is op zich al één van de belangrijkste beginselen van het moderne procesrecht. Dit geldt zowel voor het burgerlijk procesrecht

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013

SECOND OPINION REGLEMENT. Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg. april 2013 SECOND OPINION REGLEMENT Herbeoordeling op basis van de stukken in de eerste aanleg april 2013 1 INHOUDSOPGAVE Considerans... 3 I. Algemene bepalingen... 4 II. Het verzoek om een second opinion-procedure

Nadere informatie

Procederen in familiezaken. 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen

Procederen in familiezaken. 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen Procederen in familiezaken 9 februari 2017 Praktizijnsbibliotheek Door M.S. van Gaalen Introductie Doel van de middag: leren van elkaar! Uw sprekers Familierechtelijke conflict Bijzondere aard van het

Nadere informatie

2 Omschrijving van enkele begrippen

2 Omschrijving van enkele begrippen 2 Omschrijving van enkele begrippen 1 INLEIDING Een probleem bij de bestudering van art. 48 (oud) Rv is dat de betekenis van veel van de gebruikte begrippen niet duidelijk is. Wat is een rechtsgrond? Is

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2018 2019 35 175 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering tot intrekking van de verplichting om elektronisch te procederen bij de rechtbanken

Nadere informatie

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen:

Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te uur Kenmerk: art. 515 lid 4 Sv en daartoe overwogen: Hof van Discipline Zitting van 19 juni 2017 te 14.30 uur Kenmerk: 160102 PLEITNOTA Inzake: Deken orde van Advocaten Den Haag - mr. M.J.F. Stelling Raadsman: W.H. Jebbink Geen ontzegging tot onafhankelijke

Nadere informatie

Examenprogramma Burgerlijk Procesrecht 1

Examenprogramma Burgerlijk Procesrecht 1 Diplomalijn Examen Niveau Juridisch Burgerlijk Procesrecht hbo Versie 1.0 Geldig vanaf 01-01-2013 Vastgesteld op 28-08-2012 Vastgesteld door Veronderstelde voorkennis Bestuur Nederlandse Associatie voor

Nadere informatie

3 Partij-autonomie en lijdelijkheid

3 Partij-autonomie en lijdelijkheid 3 Partij-autonomie en lijdelijkheid 1 INLEIDING De beginselen van de partij-autonomie en lijdelijkheid zijn nauw verbonden met art. 48 (oud) Rv. Deze beginselen domineren voor een belangrijk deel het gebied

Nadere informatie

Uitgangspunten KEI-wetgeving

Uitgangspunten KEI-wetgeving KEI : een procesrechtelijke plons in het diepe? prof. mr. Margreet J.A.M. Ahsmann senior rechter A rechtbank Den Haag Curaçao 28 januari 2016 Uitgangspunten KEI-wetgeving Eenvoudige, uniformere basisprocedure

Nadere informatie

Het proces-verbaal in de civiele procedure

Het proces-verbaal in de civiele procedure M.L. Timmerman 1 1ArtikelenAfl. 5mei 2018 Het proces-verbaal in de civiele procedure De afgelopen decennia is het belang van de mondelinge behandeling in de civiele procedure toegenomen en daarmee ook

Nadere informatie

VERKORTE INHOUDSOPGAVE

VERKORTE INHOUDSOPGAVE VERKORTE INHOUDSOPGAVE Voorwoord /V 1. Plan van behandeling /1 2. De afbakening van het geschil door partijen /3 2.1 De vordering / 3 2.2 De juridische grondslag / 7 2.3 De feitelijke grondslag / 9 2.4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

VAAN Onder professoren

VAAN Onder professoren VAAN Onder professoren Prof. mr. A.I.M. (Toon) van Mierlo 5 oktober 2017 Agenda Tweeluik 1. Kwaliteit en Innovatie (KEI) in theorie en (naaste) praktijk 2. Capita bijzonder procesrecht ontslagzaken 1.

Nadere informatie

Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure

Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure Universiteit van Tilburg Tussen waarheid en onzekerheid: over het vaststellen van feiten in de civiele procedure ter verkrijging van het doctoraat in de Rechtsgeleerdheid aan de Universiteit van Tilburg

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de mogelijkheid ambtshalve gegevens toe te voegen aan het procesdossier van een minderjarige MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1.

Nadere informatie

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht

De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Rotterdam Institute of Private Law Accepted Paper Series De kosten van het voorlopige deskundigenbericht bij een beroep op het blokkeringsrecht Hof Arnhem 13 januari 2009, zaaknummer 200.005.438 I. van

Nadere informatie

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar

: DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, verder te noemen Rechtsbijstandverzekeraar Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-045 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. C.E. Polak, en mr. dr. S.O.H. Bakkerus, leden en mr. M.H.P. Leijendekker, secretaris) Klacht

Nadere informatie

G. de Groot Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Preadviezen Nederlandse Juristen- Vereniging 2012 Deventer: Kluwer 2012, p.

G. de Groot Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Preadviezen Nederlandse Juristen- Vereniging 2012 Deventer: Kluwer 2012, p. G. de Groot Waarheidsvinding in het civiele (proces)recht, in: Preadviezen Nederlandse Juristen- Vereniging 2012 Deventer: Kluwer 2012, p. 45-154 Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Waarheidsvinding als dilemma

Nadere informatie

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L

Bundel procesrecht. Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L Bundel procesrecht Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman H U U R G E S C H I L. N L Bundel Procesrecht Verzameld door Mr. F.C.P. Teeuw Bewerkt door Mr. M.G. Hofman Samengesteld

Nadere informatie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie

Vaak gestelde vragen. over het Hof van Justitie van de Europese Unie Vaak gestelde vragen over het Hof van Justitie van de Europese Unie WAAROM EEN HOF VAN JUSTITIE VAN DE EUROPESE UNIE (HVJ-EU)? Om Europa op te bouwen hebben een aantal staten (thans 28) onderling verdragen

Nadere informatie

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht

Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht Ongelijkheidscompensatie bij stelplicht en bewijslast in het civiele arbeidsrecht en het ambtenarenrecht Naar een eenvormig stelsel? Mr.H.JW.AÜ Kluwer - Deventer - 2009 Lijst van gebruikte afkortingen

Nadere informatie

Een eerlijk proces. Grondslagen van het Recht Thema 4

Een eerlijk proces. Grondslagen van het Recht Thema 4 Een eerlijk proces Grondslagen van het Recht Thema 4 Typering proces Gereguleerde wraak / vergelding (strafrecht (geen eigenrichting)) Gereguleerde strijd (privaatrecht/bestuursrecht) 1. Basiswaarde proces

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Inleiding 1

Inhoudsopgave. Inleiding 1 Inhoudsopgave Inleiding 1 1 Het appel 5 1.1 Van appeldagvaarding naar arrest 6 1.1.1 De aanvang 6 1.1.2 In te dienen stukken 9 1.1.3 De behandeling van de zaak 10 1.1.4 Conclusie 11 1.2 De beoordeling

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/66271 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Weststrate, H.W.R. Title: De notaris en private rechtspraak Issue Date: 2018-10-17

Nadere informatie

Essentie. 1.1 Inleiding en achtergrond

Essentie. 1.1 Inleiding en achtergrond HOOFDSTUK 1 Essentie 1.1 Inleiding en achtergrond In dit onderzoek staat de arbitrabiliteit van vennootschappelijke besluiten centraal. Vennootschappelijke besluiten zijn de beslissingen genomen door organen

Nadere informatie

Ruud Hermans 1. Heeft het kort geding nog een toekomst als zelfstandige procedure? Inleiding

Ruud Hermans 1. Heeft het kort geding nog een toekomst als zelfstandige procedure? Inleiding Ruud Hermans 1 Heeft het kort geding nog een toekomst als zelfstandige procedure? Inleiding De vraag die ik in deze bijdrage probeer te beantwoorden, is of het kort geding nog een toekomst heeft als zelfstandige

Nadere informatie

DEEL I DE RECHTSMACHT 1

DEEL I DE RECHTSMACHT 1 VOORWOORD V DEEL I DE RECHTSMACHT 1 1 DE GRONDWET 3 1 Waarborg 3 2 Exclusiviteit 4 3 Doorbreking bij de wet 5 4 Het begrip rechterlijke macht 5 5 Burgerlijke rechten 6 6 Conclusie burgerlijke en bestuursrechtelijke

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet

ADVIES. Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet ADVIES Conceptwetsvoorstel inzake het recht op een eerlijk proces in de Grondwet Oktober 2014 1 Inleiding Een ieder heeft het recht op een eerlijk proces. Of het nu in een strafzaak of in een civiele zaak

Nadere informatie

1. INLEIDING. 1 Bewijsrecht

1. INLEIDING. 1 Bewijsrecht 1. INLEIDING 1 Bewijsrecht De civiele procedure bij de overheidsrechter strekt ertoe dat personen hun burgerlijke rechten kunnen doen vaststellen en verwezenlijken in een eerlijk proces, dat voortvarend

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 761 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet griffierechten burgerlijke zaken in verband met het mogelijk maken van

Nadere informatie

actualiteiten hoger beroep

actualiteiten hoger beroep actualiteiten hoger beroep 1 april 2015 mr. F.J.P. (Pieter Frans) Lock programma appeltermijn financiële appelgrens hoger beroep van tussenuitspraken doorbreking van het rechtsmiddelenverbod omvang van

Nadere informatie

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge

Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie. 31 januari /10.083/SD/Mge mr. J.M. Lammers directeur economische zaken Zijne Excellentie Drs. S.A. Blok Ministerie van Veiligheid en Justitie A d r e s / A d d r e s s 'Malietoren' Bezuidenhoutseweg 12 Den Haag P o s t a d r e

Nadere informatie

Lezing symposium 13 december mr. dr. F. H.J.G. Brekelmans

Lezing symposium 13 december mr. dr. F. H.J.G. Brekelmans Lezing symposium 13 december 2013 mr. dr. F. H.J.G. Brekelmans Plaats van arbitrage in ons rechtsbestel Verbetering van buitengerechtelijke procedures. Innovatieagenda MvT wetsvoorstel modernisering arbitragerecht

Nadere informatie

EVALUATIE VAN HET HERZIENE FISCALE PROCESRECHT. Erasmus Universiteit Rotterdam Oktober 2004 Dr E.B. Pechler; prof. dr M.W.C.

EVALUATIE VAN HET HERZIENE FISCALE PROCESRECHT. Erasmus Universiteit Rotterdam Oktober 2004 Dr E.B. Pechler; prof. dr M.W.C. EVALUATIE VAN HET HERZIENE FISCALE PROCESRECHT Erasmus Universiteit Rotterdam Oktober 2004 Dr E.B. Pechler; prof. dr M.W.C. Feteris 2004 WODC Samenvatting van de onderzoeksresultaten xiv 1 Inleiding 1

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 29-11-2016 Datum publicatie 06-02-2017 Zaaknummer 200.174.828/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Derde nota van wijziging. Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 608 Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de afwikkeling van massaschade in een collectieve actie mogelijk te maken (Wet afwikkeling massaschade

Nadere informatie

GEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT

GEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT GEZAMENLIJKE BEHANDELING VAN EEN ONTBINDINGSVERZOEK EN KORT GEDING: EEN GEZAMENLIJK BELEID ONTBREEKT E.I. Bouma 1 Inleiding In de praktijk komt het regelmatig voor dat de werkgever de kantonrechter verzoekt

Nadere informatie

Memorie van Toelichting. Algemeen

Memorie van Toelichting. Algemeen Memorie van Toelichting Algemeen Op 12 december 2008 is de Verordening (EG) nr. 1896/2006 tot invoering van een Europese betalingsbevelprocedure (hierna ook EBB-verordening) van toepassing geworden. De

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord /V. Lijst van gebruikte afkortingen / XIII. HOOFDSTUK 1 Aard en wezen van het bestuursprocesrecht /1

INHOUDSOPGAVE. Voorwoord /V. Lijst van gebruikte afkortingen / XIII. HOOFDSTUK 1 Aard en wezen van het bestuursprocesrecht /1 INHOUDSOPGAVE Voorwoord /V Lijst van gebruikte afkortingen / XIII HOOFDSTUK 1 Aard en wezen van het bestuursprocesrecht /1 1.1 Inleiding / 1 1.2 Bepalende factoren / 2 1.3 Consequenties / 5 1.3.1 Welke

Nadere informatie

Civiele Procespraktijk

Civiele Procespraktijk Civiele Procespraktijk Nr. 11 maart 2010 De volgende onderwerpen worden behandeld: Schorsing na faillissement en terugverwijzing naar een lagere rechter Alternatieve causaliteit Lastgeving Tussentijds

Nadere informatie

Uitgebreide inhoudsopgave

Uitgebreide inhoudsopgave Uitgebreide inhoudsopgave Woord vooraf 5 Verkorte inhoudsopgave 7 Uitgebreide inhoudsopgave 9 Lijst van afkortingen 17 1 Plaatsbepaling rechtsbescherming 21 1.1 Inleiding 21 1.2 Bestuursrechtelijke geschillen

Nadere informatie

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K

B E L A N G E N B E H A R T I G I N G L E D E N O M / Z M K W A L I T E I T R E C H T S P R A A K Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak De minister van Justitie Mr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 GH Den Haag Datum: 12 mei 2010 Ons kenmerk: B2.1.10/1796/RO Uw kenmerk: 5644863/10/6 Onderwerp:

Nadere informatie

Afkortingen Inleiding Opzegging en de UWV-ontslagprocedure Inleiding Toepassingsgebied Procedure bij het UWV 22

Afkortingen Inleiding Opzegging en de UWV-ontslagprocedure Inleiding Toepassingsgebied Procedure bij het UWV 22 Afkortingen 11 1 Inleiding 15 2 Opzegging en de UWV-ontslagprocedure 19 2.1 Inleiding 19 2.2 Toepassingsgebied 20 2.3 Procedure bij het UWV 22 2.3.1 Inleiding 22 2.3.2 Verzoek om toestemming 22 2.3.3 Verweer

Nadere informatie

Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken)

Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken) 31 758 Invoering van een nieuw griffierechtenstelsel in burgerlijke zaken (Wet griffierechten burgerlijke zaken) Nota van wijziging Het stel van wet wordt als volgt gewijzigd: A Artikel 4, tweede lid,

Nadere informatie

1 Uitgangspunten bij de herziening van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

1 Uitgangspunten bij de herziening van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering A ALGEMEEN 1. INLEIDING 1.1 Waarheidsvinding en efficiency 1 Uitgangspunten bij de herziening van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering Twee belangrijke uitgangspunten van de wetgever bij de herziening

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 576 Wijziging van de Advocatenwet, de Wet op de rechterlijke organisatie en enige andere wetten ter versterking van de cassatierechtspraak (versterking

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/33279 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Engberts, Berend Johannes Title: Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in

Nadere informatie

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars)

Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B (Nestlé/Mars) De art. 6:193a e.v. BW, art. 6:194 BW en art. 6:194a BW Paul Geerts, Rijksuniversiteit Groningen Noot onder Vzr. Rb. Amsterdam 25 november 2010, B9 9243 (Nestlé/Mars) 1. In Vzr. Rb. Amsterdam 25 november

Nadere informatie

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling

Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling Hoofdstuk 9 Awb: Klachtbehandeling Titel 9.1. Klachtbehandeling door een bestuursorgaan Afdeling 9.1.1. Algemene bepalingen Art. 9:1. 1. Een ieder heeft het recht om over de wijze waarop een bestuursorgaan

Nadere informatie

WEBINAR BEWIJS de rechterlijke sprong

WEBINAR BEWIJS de rechterlijke sprong WEBINAR BEWIJS de rechterlijke sprong over stellen, bewijzen en wat dies meer zij Tjalle Hidma Suum cuique tribuere Maar hoe?! Welk vertrekpunt en met welk gereedschap? Een paar basale vragen: Is het recht

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 20 202 32 62 Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en de Wet op de rechterlijke organisatie in verband met de invoering van de mogelijkheid

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

9 De herziening van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering

9 De herziening van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering 9 De herziening van het wetboek van burgerlijke rechtsvordering 1 INLEIDING Op 1 januari 2002 is de herziening van het procesrecht voor burgerlijke zaken, in het bijzonder de wijze van procederen in eerste

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nadere informatie

DEEL I. Algemene inleiding

DEEL I. Algemene inleiding DEEL I Algemene inleiding 1 Algemene inleiding De dakkapel 1 Meneer De Roo, inwoner van de gemeente Zaanstad, wil een dakkapel laten bouwen op zijn huis. Hiertoe vraagt hij een bouwvergunning aan die

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN. 1. Inleiding Wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde nader inhoud te geven aan het beginsel van openbaarheid van de behandeling van zaken betreffende personen- en familierecht MEMORIE VAN

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt.

jurisprudentiële fundamenten meer dan veertig jaar geleden zijn gelegd 2, bevestigd en versterkt. Discussienota van het Hof van Justitie van de Europese Unie over bepaalde aspecten van de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele

Nadere informatie

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20018 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Knigge, Martina Wilhelmina Title: De procesovereenkomst : over de vrijheid van

Nadere informatie

De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht

De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak nader belicht P. Blijleven 23 januari 2017 Afstudeerscriptie De kantonprocedure onder het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak

Nadere informatie

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK

DE BRAUW BLACKSTONE WESTBROEK Advocaten Notarissen Belastingadviseurs DE BRAUW Aan de Algemene Raad van de Claude Debussylaan 80 Postbus 75084 Nederlandse Orde van Advocaten 1070 AB Amsterdam Postbus 30851 2500 GW DEN HAAG T +31 20577

Nadere informatie

R ( 1 SPRAK. rekening is gehouden. Enige onderbouwing. bijvoorbeeld ervaringen in het verleden in zaken

R ( 1 SPRAK. rekening is gehouden. Enige onderbouwing. bijvoorbeeld ervaringen in het verleden in zaken 10december 2010 Datum Postbus 20301 2500 GH Den Haag Mr. 1W. Opsteken De minister van Veiligheid en Justitie R ( 1 SPRAK Teifo 0 036ll420 rfccn. crg wvv ri org o- Po b 3D3 2500 G L,r rekening is gehouden.

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie

ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak Datum publicatie ECLI:NL:PHR:2008:BD1383 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum uitspraak 20-06-2008 Datum publicatie 20-06-2008 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie C07/041HR

Nadere informatie

COLLEGE VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS. Zijne Excellentie. dr. R.H.A. Plasterk. Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksre[aties.

COLLEGE VOOR DE RECHTEN VAN DE MENS. Zijne Excellentie. dr. R.H.A. Plasterk. Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksre[aties. S Postbus i6oot KIenesing& i- T 030 88838 88 in(o@rnon5er,rechtcn.r,i Voorzitter Grondwet 2500 EA DEN HAAG Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksre[aties dr. R.H.A. Plasterk Zijne Excellentie Postbus

Nadere informatie

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e),

Voorwoord. Lawbooks Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht ( ) Beste student(e), Hoofdstuk 5 Burgerlijk Procesrecht & Bestuursprocesrecht DEEL A 2016 2017 Voorwoord Beste student(e), Bij dezen ook het ontbrekende hoofdstuk 5 van het boek Compendium, dat voorgeschreven is in week 1

Nadere informatie

Overzicht studiestof Burgerlijk Procesrecht A. Inleiding

Overzicht studiestof Burgerlijk Procesrecht A. Inleiding A. Inleiding Dit hoofdstuk is een inleiding op het burgerlijk procesrecht. In dit hoofdstuk wordt vooral verteld waar het burgerlijk procesrecht toe dient, welke beginselen van belang zijn in het burgerlijk

Nadere informatie

.p

.p NEDERLANDSE VERENIGING V R R_ECHTSPRAAK...,.p.1111111 111111111111 1111 De Minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Ci;) Datum juli 2014 Uw kenmerk 510914 Contactpersoon

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284

ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 ECLI:NL:CRVB:2007:BA2284 Instantie Datum uitspraak 28-03-2007 Datum publicatie 05-04-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 04-5151 WAO Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Instantie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak 21-07-2015 Datum publicatie 23-07-2015 Zaaknummer 200.128.839-01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep

Nadere informatie

Regelingen bij octrooizaken. Herziening versnelde bodemprocedure in octrooizaken

Regelingen bij octrooizaken. Herziening versnelde bodemprocedure in octrooizaken Regelingen bij octrooizaken Herziening versnelde bodemprocedure in octrooizaken In overleg met de balie zijn de regels omtrent de versnelde bodemprocedure in octrooizaken waaronder mede worden begrepen

Nadere informatie

ontbindingsprocedure? Een reactie op het artikel Procesrechtelijke bijzonderheden in de

ontbindingsprocedure? Een reactie op het artikel Procesrechtelijke bijzonderheden in de Citeerwijze van dit artikel: Dr. Mr. Hendrik Jan Wouter Alt Ph.D, Is het bewijsrecht van toepassing op de ontbindingsprocedure? Een reactie op het artikel Procesrechtelijke bijzonderheden in de ontbindingsprocedure

Nadere informatie

REGLEMENT 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE

REGLEMENT 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE 3.683.BD/BJZ PROTOCOL PROCESBESLUIT EN VERTEGENWOORDIGING IN RECHTE Vastgesteld bij collegebesluit van 19 juni 2007, nr. 6a. Datum bekendmaking: 27 juni 2007. Datum inwerkingtreding: 28 juni 2007. Gemeenteblad

Nadere informatie

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058

ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft Schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten uw kenmerk ons kenmerk ECGR/U201300637 Lbr. 13/058 bijlage(n)

Nadere informatie

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra

The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra The Impact of the ECHR on Private International Law: An Analysis of Strasbourg and Selected National Case Law L.R. Kiestra Samenvatting Dit onderzoek heeft als onderwerp de invloed van het Europees Verdrag

Nadere informatie

Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad

Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad Indicatietarieven in IE-zaken Hoge Raad Versie 1 april 2017 Voorwoord Artikel 14 van Richtlijn 2004/48/EG betreffende de handhaving van intellectueleeigendomsrechten (PbEU 2004, L 157/45; hierna: de Handhavingsrichtlijn)

Nadere informatie

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg

Symposium Omkering van bewijslast. 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg Symposium Omkering van bewijslast 27 oktober 2017 Rotterdam Studiekring Normatieve Uitleg Wettelijk vermoeden en omkering van de bewijslast Daan Asser 1 1. Feiten en recht Rechtsfeit is het feit of het

Nadere informatie

2. DE VERANDERENDE ROL VAN DE RECHTER IN HET

2. DE VERANDERENDE ROL VAN DE RECHTER IN HET 2. DE VERANDERENDE ROL VAN DE RECHTER IN HET CIVIELE PROCES J.J. Dammingh 1 INLEIDING Het burgerlijk procesrecht heeft een dienende functie, in die zin dat het (vooral) strekt tot het vaststellen en verwezenlijken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 ECLI:NL:RBGEL:2017:1643 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 01032017 Datum publicatie 27032017 Zaaknummer 316395 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Kort geding

Nadere informatie

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken

Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken Page 1 of 5 LJN: BD7584, Hoge Raad, 07/12596 Datum uitspraak: 07-11-2008 Datum publicatie: 07-11-2008 Rechtsgebied: Civiel overig Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Internationaal privaatrecht.

Nadere informatie

Bijlage. Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister

Bijlage. Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister Bijlage Antwoorden op de vragen Wetsartikelenregister Jurisprudentieregister Versie 2016/2017 1 Inleiding recht Antwoorden Hoofdstuk 1 Antwoord 1: B Antwoord 2: B Antwoord 3: wetten (regelgeving), verdragen,

Nadere informatie

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem De vaststellingsovereenkomst Prof. mr dr Edwin van Wechem Wat is een vaststellingsovereenkomst? Artikel 7:900 BW Bij een vaststellingsovereenkomst binden partijen, ter beëindiging of ter voorkoming van

Nadere informatie

Advocaten en notarissen

Advocaten en notarissen Advocaten en notarissen Inhoud & Betekenis KEI voor verzekeraars I. Wat is KEI? (1) Kwaliteit en Innovatie rechtspraak Verzekeraar als procederende partij Beroepsaansprakelijkheid advocatuur Doelen: Vereenvoudigen

Nadere informatie

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling

Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling Stellen en bewijzen in procedures over verplichtstelling 9 september 2015 Alex Ter Horst Advocaat pensioenrecht Achtergrond Indien verplichtstelling van toepassing is leidt dat voor wg en bpf tot allerlei

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 19 637 Vreemdelingenbeleid Nr. 1389 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE EN ASIEL Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den

Nadere informatie

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter

Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter Het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van het burgerlijk procesrecht & toegang tot de rechter Een onderzoek naar de houdbaarheid van het wetsvoorstel vereenvoudiging en digitalisering van

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN Voorstel tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met vereenvoudiging en digitalisering van het procesrecht in hoger beroep en cassatie MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

DEEL I. Algemene inleiding

DEEL I. Algemene inleiding DEEL I Algemene inleiding 1 Algemene inleiding De dakkapel 1 Meneer De Roo, inwoner van de gemeente Zaanstad, wil een dakkapel laten bouwen op zijn huis. Hiertoe vraagt hij een bouwvergunning aan die

Nadere informatie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz.

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. Wijziging van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering teneinde de collectieve afwikkeling van massavorderingen verder te vergemakkelijken (Wet tot wijziging van de Wet collectieve

Nadere informatie

8 Het verbod om de feiten aan te vullen

8 Het verbod om de feiten aan te vullen 8 Het verbod om de feiten aan te vullen 1 INLEIDING Een van de redenen om de bevoegdheid om de feiten aan te vullen op te nemen in art. 8:69 Awb is geweest om aan te geven dat het verbod om de feiten aan

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. I Algemeen. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING. I Algemeen. 1. Inleiding Implementatie van de richtlijn betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation in burgerlijke en handelszaken (Wet implementatie richtlijn nr. 2008/52/EG betreffende bepaalde aspecten van bemiddeling/mediation

Nadere informatie

Reglement Vaste Commissie

Reglement Vaste Commissie Reglement Vaste Commissie TAKEN EN BEVOEGDHEDEN Artikel 1 In de cao Tentoonstellingsbedrijven is op grond van artikel 29 van die cao de Vaste Commissie ingesteld met taken en bevoegdheden op het gebied

Nadere informatie