Waar blijven uw oudleerlingen? Technische toelichting NCO vo

Transcriptie

1 Waar blijven uw oudleerlingen? Technische toelichting NCO vo Versie

2 Inhoud Inhoud... 2 Algemeen... 3 Privacy... 3 Overzicht figuren... 5 Beschrijving bronbestanden Algemene definities Hoofdstuk 2 Naar welk opleidingsniveau gaan uw leerlingen? Hoofdstuk 3 Naar welke sectoren gaan uw leerlingen? Hoofdstuk 4 Hoe verloopt de aansluiting met het vervolgonderwijs? Hoofdstuk 5 Succes in het vervolgonderwijs: prestaties en uitval Hoofdstuk 6 Voorspellingskracht van examencijfers Hoofdstuk 7 Sociale ongelijkheid: lage en hoge sociaaleconomische status Hoofdstuk 8 Sociale ongelijkheid: leerlingen met en zonder een migratieachtergrond Hoofdstuk 9 Sociale ongelijkheid: meisjes en jongens Uitleg over de regressiemodellen/voorspellers

3 Algemeen Deze technische toelichting hoort bij de schoolrapportages Waar blijven uw oud-leerlingen?, die zijn gemaakt in het kader van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs voor onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs. De rapportages zijn in het voorjaar van 2017 verspreid onder onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs. In deze technische toelichting wordt dieper ingegaan op de gebruikte definities en berekeningswijzen. Privacy De instellingsgegevens uit het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs en de daarop gebaseerde instellingsrapportages zijn vertrouwelijk. Ze worden niet gedeeld met en zijn niet toegankelijk voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, de Inspectie van het Onderwijs of anderen. Alle informatie wordt door het CBS en onderzoekers van het NRO in een beveiligde omgeving opgeslagen en bewerkt. Individuele herkenning en groepsonthulling Voor het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs en dit rapport zijn bronnen gebruikt met gegevens over individuele personen. Bij verwerking van deze gegevens zijn de privacyrichtlijnen van het CBS gevolgd om individuele herkenningen en groepsonthulling te voorkomen. Dit betekent onder meer dat gegevens over vijf of minder oud-leerlingen niet gepresenteerd worden. Het gaat hierbij overigens niet om het absolute totale aantal leerlingen, maar om de grootte van de groep leerlingen die in een voor het figuur relevante categorie vallen. Ook worden percentages lager dan 5% altijd gepresenteerd als 5%, en percentages hoger dan 95% als 95%. De informatie in dit rapport is door deze werkwijze op geen enkele manier te herleiden tot individuele leerlingen of scholen. Wanneer er voor uw school een te klein aantal leerlingen (5 of minder) is een van de categorieën om het figuur te tonen, wordt in eerste instantie gekeken of dit op te lossen is door deze categorie van uw instelling niet te laten zien. Dit is dan aangegeven met één asterisk(*). Wanneer blijkt dat het voor uw instelling niet nuttig is om u het figuren te tonen omdat het te weinig of zelfs geen relevante informatie voor uw instelling bevat krijgt u een alternatief hoofdstuk 1 aangeboden. U kunt dit herkennen aan de voetnoot achter de titel van het hoofdstuk. In dit hoofdstuk ziet u alternatieve figuren staan gebaseerd op aangepaste indicatoren, waarbij we bijvoorbeeld meerdere categorieën in een figuur hebben samengevoegd of het instellingscijfer hebben weggelaten. Verspreiding We hebben voor de koppeling van scholen aan besturen de gegevens gebaseerd op informatie van DUO, en wel de informatie over brin-vestigingen per bestuursnummer die actueel was op 2 april Het is echter mogelijk dat uw bestuur niet alle rapporten heeft ontvangen. Dit kan de volgende redenen hebben: 1. De school was op het peilmoment niet met een apart, uniek brin-vestigingsnummer geregistreerd. Dat kan een aantal redenen hebben. Het kan bijvoorbeeld gaan om zogeheten i-locaties, maar bijvoorbeeld ook om onlangs gefuseerde of ontvlechte scholen. 1 In deze toelichting wordt gesproken over een regulier en alternatief hoofdstuk. Het reguliere hoofdstuk bestaat uit de oorspronkelijke figuren, bij een alternatief hoofdstuk zijn de figuren aangepast. 3

4 2. De school had op het peilmoment een laag aantal leerlingen voor een bepaalde schoolsoort, waardoor teveel van de informatie niet gepresenteerd mag worden. Om onthullingsrisico te voorkomen, wordt immers geen informatie gepresenteerd over kleine groepen leerlingen. Als er door de aanwezigheid van kleine groepen teveel van de informatie niet gepresenteerd kan worden en rapporten geen nuttige informatie meer bevatten, hebben we ervoor gekozen de rapporten niet toe te zenden. 3. Het was onmogelijk om voor de school bepaalde belangrijke gegevens te berekenen, bijvoorbeeld de referentieschool. Dit is het geval als er voor de leerlingen te veel missende waarden op voor de berekening belangrijke gegevens zijn, of omdat belangrijke informatie over schoolkenmerken in de registers ontbreekt. Uiteindelijk hebben 499 vwo-instellingen, 483 havo-instellingen, 780 vmbo gl- en tl-instellingen en 491 vmbo bb- en kb-instellingen een rapport toegestuurd gekregen. Of en aan wie u deze rapporten verspreidt mag u zelf (meestal de bestuurder of schoolleider) beslissen. 4

5 Overzicht figuren Hieronder ziet u een overzicht van alle figuren die gebruikt zijn in de vo-rapporten. Naast de titel van de figuren staat er ook bij welke percenteerbasis is gebruikt voor de berekening van de figuren en over welke cohorten het gaat. Voor iedere figuur zijn de meest recente beschikbare cohorten gebruikt. 5

6 Tabel 1. Overzicht van figuren vwo-rapport Figuu r Inhoud Cohorten Reguliere figuren 2.1 Niveau vervolgonderwijs oud-leerlingen twee jaar na verlaten opleiding (in percentages) 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het wo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het hbo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen niet (meer) in het onderwijs zit 2011, 2012 en Verdeling studerende oud-leerlingen van uw instelling naar sector van het hoger onderwijs twee jaar na verlaten opleiding (in 2011, 2012 en 2013 percentages ) 3.2 Vergelijking van het percentage studerende oud-leerlingen van uw instelling in de hoger onderwijssectoren Techniek, Gezondheidszorg en 2011, 2012 en 2013 Economie, twee jaar na eindexamen 4.1 Vergelijking van het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in hoger onderwijs en binnen twee jaar van studie 2011, 2012 en 2013 gewisseld is 4.2 Vergelijking van trends in het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in hoger onderwijs en binnen twee jaar van 2008 t/m 2013 studie gewisseld is 4.3 Vergelijking percentages studiewisselaars naar sector 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor studiewissel 2011, 2012 en Percentage van alle oud-leerlingen dat binnen twee jaar na aanvang studie afstroomt 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor afstroom 2011, 2012 en Succeskansen: percentage oud-leerlingen dat gediplomeerd uitstroomt uit een opleiding op het niveau hbo bachelor, wo bachelor of wo 4 jaar: 2008, 2009 en master. Cumulatieve percentages vier, vijf en zes jaar na verlaten opleiding jaar:2008 en jaar: Succesfactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor onvertraagd diploma halen in hoger onderwijs 2008, 2009 en Landelijk percentage werkenden die niet in onderwijs zitten en ook geen diploma hebben behaald vier, vijf en zes jaar na verlaten 4 jaar: 2008, 2009 en opleiding jaar:2008 en jaar: Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor ongediplomeerde uitval 2008, 2009 en Voorspellingskracht centraal eindexamencijfer voor diplomabezit binnen vier jaar na uitstroom. Correlaties voor de samengevoegde 2008, 2009 en 2010 uitstroomcohorten 2008, 2009 en Voorspellingskracht schoolexamencijfer voor diplomabezit binnen vier jaar na uitstroom. Correlaties voor de samengevoegde 2008, 2009 en 2010 uitstroomcohorten 2008, 2009 en

7 7.1 Verschil in doorstroompercentages naar het wo tussen hoge ses en lage ses vwo-gediplomeerden, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en Verschil in doorstroompercentages naar het wo tussen vwo-gediplomeerde jongens en meisjes, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en Verschil in doorstroompercentages naar het wo tussen vwo-gediplomeerde jongens en meisjes, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en , 2012 en , 2012 en , 2012 en 2013 Alternatieve figuren 2.1 Gemiddeld doorstroomniveau vervolgonderwijs oud-leerlingen twee jaar na verlaten opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het wo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het hbo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen niet (meer) in het onderwijs zit 2011, 2012 en Landelijke verdeling studerende oud-leerlingen van het vwo naar sector van het hoger onderwijs twee jaar na verlaten opleiding (in 2011, 2012 en 2013 percentages) 3.2 Vergelijking van het percentage studerende oud-leerlingen in de hoger onderwijssectoren Techniek, Gezondheidszorg en Economie, twee 2011, 2012 en 2013 jaar na eindexamen 4.1 Vergelijking van het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in hoger onderwijs en na twee jaar met dezelfde studie 2011, 2012 en 2013 bezig is 4.2 Vergelijking van trends in het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in hoger onderwijs en na twee jaar nog met 2008 t/m 2013 dezelfde studie bezig is 4.3 Percentages studiewisselaars naar sector 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor studiewissel 2011, 2012 en Percentage van alle studiewisselaars dat binnen twee jaar na aanvang studie afstroomt 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor afstroom 2011, 2012 en Succeskansen: percentage oud-leerlingen dat gediplomeerd uitstroomt uit een vervolgopleiding. Cumulatieve percentages van vier, vijf en 4 jaar: 2008, 2009 en zes jaar na verlaten opleiding jaar:2008 en jaar: Succesfactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor onvertraagd diploma halen in hoger onderwijs 2008, 2009 en Landelijk percentage werkenden dat niet in het onderwijs zit en ook geen diploma heeft gehaald vier, vijf en zes jaar na verlaten van de 4 jaar: 2008, 2009 en opleiding jaar:2008 en jaar: Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor ongediplomeerde uitval 2008, 2009 en

8 Tabel 2. Overzicht van figuren havo-rapport Figuur Inhoud Cohorten Reguliere figuren 2.1 Niveau vervolgonderwijs oud-leerlingen twee jaar na verlaten opleiding (in percentages) 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het hbo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het mbo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen niet (meer) in het onderwijs zit 2011, 2012 en Verdeling studerende oud-leerlingen van uw instelling naar sector van het hoger beroepsonderwijs twee jaar na verlaten 2011, 2012 en 2013 opleiding (in percentages) 3.2 Vergelijking van het percentage studerende oud-leerlingen van uw instelling in de hbo-sectoren Techniek, Gezondheidszorg en 2011, 2012 en 2013 Economie, twee jaar na eindexamen 4.1 Vergelijking van het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het hoger onderwijs en binnen twee jaar van 2011, 2012 en 2013 studie gewisseld is 4.2 Vergelijking van trends in het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in hoger onderwijs en binnen twee jaar 2008 t/m 2013 van studie gewisseld is 4.3 Vergelijking percentages studiewisselaars naar sector 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor studiewissel 2011, 2012 en Percentage van alle oud-leerlingen dat binnen twee jaar na aanvang studie afstroomt 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor afstroom 2011, 2012 en Succeskansen: percentage oud-leerlingen dat gediplomeerd uitstroomt uit een opleiding op hbo bachelor niveau. Cumulatieve percentages vier, vijf en zes jaar na verlaten opleiding 4 jaar: 2008, 2009 en jaar:2008 en jaar: Succesfactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor onvertraagd diploma halen in hbo 2008, 2009 en Percentage werkenden die niet in onderwijs zitten en ook geen diploma hebben behaald vier, vijf en zes jaar na verlaten opleiding 4 jaar: 2008, 2009 en jaar:2008 en jaar: Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor ongediplomeerde uitval 2008, 2009 en Voorspellingskracht centraal eindexamencijfer voor diplomabezit binnen vier jaar na uitstroom. Correlaties voor de 2008, 2009 en 2010 samengevoegde uitstroomcohorten 2008, 2009 en Voorspellingskracht schoolexamencijfer voor diplomabezit binnen vier jaar na uitstroom. Correlaties voor de samengevoegde 2008, 2009 en 2010 uitstroomcohorten 2008, 2009 en Verschil in doorstroompercentages naar het hbo tussen hoge ses en lage ses havo-gediplomeerden, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en , 2012 en

9 8.1 Verschil in doorstroompercentages naar het hbo tussen hoge ses en lage ses havo-gediplomeerden, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en Verschil in doorstroompercentages naar het hbo tussen havo-gediplomeerde jongens en meisjes, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en , 2012 en , 2012 en 2013 Alternatieve figuren 2.1 Gemiddeld doorstroomniveau vervolgonderwijs oud-leerlingen twee jaar na verlaten opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het hbo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het mbo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen niet (meer) in het onderwijs staat ingeschreven 2011, 2012 en Landelijke verdeling studerende oud-leerlingen van het havo naar sector van het hoger beroepsonderwijs twee jaar na verlaten 2011, 2012 en 2013 opleiding (in percentages) 3.2 Vergelijking van het percentage studerende oud-leerlingen in de hbo sectoren Techniek, Gezondheidszorg, Economie en de 2011, 2012 en 2013 overige sectoren, twee jaar na eindexamen 4.1 Vergelijking van het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het hoger onderwijs en na twee jaar met 2011, 2012 en 2013 dezelfde studie bezig is 4.2 Vergelijking van trends in het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in hoger onderwijs en na twee jaar nog 2008 t/m 2013 met dezelfde studie bezig is 4.3 Percentages studiewisselaars naar sector 2011, 2012 en Riscofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor studiewissel 2011, 2012 en Percentage van alle studiewisselaars dat binnen twee jaar na aanvang studie afstroomt 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor afstroom 2011, 2012 en Succeskansen: percentage oud-leerlingen dat gediplomeerd uitstroomt uit een vervolgopleiding. Cumulatieve percentages van vier, vijf en zes jaar na verlaten opleiding 4 jaar: 2008, 2009 en jaar:2008 en jaar: Succesfactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor onvertraagd diploma halen in hbo 2008, 2009 en Landelijk gemiddeld percentage werkenden dat niet in het onderwijs zit en ook geen diploma heeft gehaald vier, vijf en zes jaar na verlaten van de opleiding 4 jaar: 2008, 2009 en jaar:2008 en jaar: Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor ongediplomeerde uitval 2008, 2009 en

10 Tabel 3. Overzicht van figuren vmbo gl- en tl-rapport Figuur Inhoud Cohorten Reguliere figuren 2.1 Niveau vervolgonderwijs oud-leerlingen twee jaar na verlaten opleiding (in percentages) 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het mbo-bol 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in het havo 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen niet (meer) in het onderwijs zit 2011, 2012 en Verdeling studerende oud-leerlingen van uw instelling naar sector van het middelbaar beroepsonderwijs twee jaar na 2011, 2012 en 2013 verlaten opleiding (in percentages) 3.2 Vergelijking van het percentage studerende oud-leerlingen van uw instelling in de mbo-onderwijssectoren Techniek, 2011, 2012 en 2013 Gezondheidszorg en Economie, twee jaar na vmbo-examen 4.1 Vergelijking van het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs en 2011, 2012 en 2013 binnen twee jaar van studie gewisseld is 4.2 Vergelijking van trends in het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs 2008 t/m 2013 en binnen twee jaar van studie gewisseld is 4.3 Vergelijking percentages studiewisselaars naar sector 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor studiewissel 2011, 2012 en Percentage van alle oud-leerlingen dat binnen twee jaar na aanvang studie afstroomt 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor afstroom 2011, 2012 en Succeskansen: percentage oud-leerlingen dat gediplomeerd uitstroomt uit een opleiding op mbo niveau 3, mbo niveau 4 of havo. Cumulatieve percentages twee, drie en vier jaar na verlaten opleiding 2008,2009 en Succesfactoren: top drie belangrijkste voorspellers onvertraagd diploma halen in mbo niveau 4 en havo 2008,2009 en Percentage oud-leerlingen dat niet in het onderwijs zit en ook geen diploma heeft gehaald, drie, vier en vijf jaar na verlaten opleiding 3 jaar: 2008, 2009 en jaar: 2008, 2009 en jaar: 2008 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor ongediplomeerde uitval 2008,2009 en Voorspellingskracht centraal eindexamencijfer voor mbo niveau 4 of havo diplomabezit na uitstroom. Correlaties voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2008,2009 en ,2009 en Voorspellingskracht schoolexamencijfer voor mbo niveau 4 of havo diplomabezit na uitstroom. Correlaties voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2008,2009 en Verschil in doorstroompercentages naar mbo niveau 4 of havo tussen hoge ses en lage ses vmbo gl- en tl-gediplomeerden, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en ,2009 en , 2012 en

11 8.1 Verschil in doorstroompercentages naar mbo niveau 4 of havo tussen vmbo gl- en tl-gediplomeerden met een migratieachtergrond en zonder een migratieachtergrond, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en Verschil in doorstroompercentages naar mbo niveau 4 of havo tussen vmbo gl- en tl-gediplomeerde jongens en meisjes, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en , 2012 en , 2012 en 2013 Alternatieve figuren 2.1 Gemiddeld doorstroomniveau vervolgonderwijs oud-leerlingen twee jaar na verlaten opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in een mbo-opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in een havo-opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen niet (meer) in het onderwijs zit 2011, 2012 en Landelijke verdeling studerende oud-leerlingen van vmbo gl- en tl-opleidingen naar sector van het middelbaar 2011, 2012 en 2013 beroepsonderwijs twee jaar na verlaten opleiding (in percentages) 3.2 Vergelijking van de percentages studerende oud-leerlingen in de mbo-onderwijssectoren Techniek, Gezondheidszorg en Economie, twee jaar na vmbo-examen 2011, 2012 en Vergelijking van het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs en na 2011, 2012 en 2013 twee jaar nog met dezelfde studie bezig is 4.2 Vergelijking van trends in het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs 2008 t/m 2013 en na twee jaar nog met dezelfde studie bezig is 4.3 Vergelijking percentages studiewisselaars naar sector 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor studiewissel 2011, 2012 en Percentage van alle oud-leerlingen dat binnen twee jaar na aanvang studie afstroomt 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor afstroom 2011, 2012 en Succeskansen: percentage oud-leerlingen dat gediplomeerd uitstroomt uit een vervolgopleiding. Cumulatieve percentages twee, drie en vier jaar na verlaten opleiding 2008,2009 en Succesfactoren: top drie belangrijkste voorspellers onvertraagd diploma halen in mbo niveau 4 en havo 2008,2009 en Landelijk gemiddeld percentage van oud-leerlingen dat niet in het onderwijs zit en ook geen diploma gehaald heeft drie, vier en vijf jaar na verlaten opleiding, onderverdeeld naar werkend en niet werkend 3 jaar: 2008, 2009 en jaar: 2008, 2009 en jaar: 2008 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor ongediplomeerde uitval 2008,2009 en

12 Tabel 4. Overzicht van figuren vmbo bb- en kb-rapport Figuur Inhoud Cohorten Reguliere figuren 2.1 Niveau vervolgonderwijs oud-leerlingen twee jaar na verlaten opleiding (in percentages) 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in een mbo niveau 3- of 4-opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in een mbo niveau 1- of 2-opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen niet (meer) in het onderwijs zit 2011, 2012 en Verdeling studerende oud-leerlingen van uw instelling naar sector van het middelbaar beroepsonderwijs twee jaar na 2011, 2012 en 2013 verlaten opleiding (in percentages) 3.2 Vergelijking van het percentage studerende oud-leerlingen van uw instelling in de mbo-onderwijssectoren Techniek, 2011, 2012 en 2013 Gezondheidszorg en Economie, twee jaar na vmbo-examen 4.1 Vergelijking van het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs en 2011, 2012 en 2013 binnen twee jaar van studie gewisseld is 4.2 Vergelijking van trends in het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het middelbaar 2008 t/m 2013 beroepsonderwijs en binnen twee jaar van studie gewisseld is 4.3 Vergelijking percentages studiewisselaars naar sector 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor studiewissel 2011, 2012 en Percentage van alle oud-leerlingen dat binnen twee jaar na aanvang studie afstroomt 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor afstroom 2011, 2012 en Succeskansen: percentage oud-leerlingen dat gediplomeerd uitstroomt uit een opleiding op mbo niveau 2, mbo niveau 3 of mbo niveau 4. Cumulatieve percentages twee, drie en vier jaar na verlaten opleiding 2008, 2009 en Succesfactoren: top drie belangrijkste voorspellers onvertraagd diploma halen in mbo 2008, 2009 en Percentage oud-leerlingen dat niet in het onderwijs zit en ook geen diploma heeft gehaald, drie, vier en vijf jaar na verlaten opleiding 3 jaar: 2008, 2009 en jaar: 2008, 2009 en jaar: 2008 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor ongediplomeerde uitval 2008, 2009 en Voorspellingskracht centraal eindexamencijfer voor diplomabezit binnen vier jaar na uitstroom. Correlaties voor de 2008, 2009 en 2010 samengevoegde uitstroomcohorten 2008, 2009 en Voorspellingskracht schoolexamencijfer voor diplomabezit binnen vier jaar na uitstroom. Correlaties voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2008, 2009 en , 2009 en

13 7.1 Verschil in doorstroompercentages naar mbo niveau 3 of 4 tussen hoge ses en lage ses vmbo bb- en kb-gediplomeerden, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en Verschil in doorstroompercentages naar mbo niveau 3 of niveau 4 tussen vmbo bb- en kb-gediplomeerden met een migratieachtergrond en zonder een migratieachtergrond, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en , 2012 en , 2012 en Verschil in doorstroompercentages naar mbo niveau 3 of niveau 4 tussen vmbo bb- en kb-gediplomeerde jongens en meisjes, voor de samengevoegde uitstroomcohorten 2011, 2012 en , 2012 en 2013 Alternatieve figuren 2.1 Gemiddeld doorstroomniveau vervolgonderwijs oud-leerlingen twee jaar na verlaten opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in een mbo niveau 3- of 4-opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen ingeschreven staat in een mbo niveau 1- of 2-opleiding 2011, 2012 en Percentage oud-leerlingen dat twee jaar na het eindexamen niet (meer) in het onderwijs zit 2011, 2012 en Landelijke verdeling studerende oud-leerlingen van vmbo bb- en kb-leerwegen naar sector van het middelbaar 2011, 2012 en 2013 beroepsonderwijs twee jaar na verlaten opleiding (in percentages) 3.2 Vergelijking van de percentages studerende oud-leerlingen in de mbo-onderwijssectoren Techniek, Gezondheidszorg en 2011, 2012 en 2013 Economie, twee jaar na vmbo-examen 4.1 Vergelijking van het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het middelbaar beroepsonderwijs en na 2011, 2012 en 2013 twee jaar nog met dezelfde studie bezig is 4.2 Vergelijking van trends in het percentage oud-leerlingen dat gestart is met een opleiding in het middelbaar 2008 t/m 2013 beroepsonderwijs en na twee jaar nog met dezelfde studie bezig is 4.3 Vergelijking percentages studiewisselaars naar sector 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor studiewissel 2011, 2012 en Percentage van alle oud-leerlingen dat binnen twee jaar na aanvang studie afstroomt 2011, 2012 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor afstroom 2011, 2012 en Succeskansen: percentage oud-leerlingen dat gediplomeerd uitstroomt uit een vervolgopleiding. Cumulatieve percentages twee, drie en vier jaar na verlaten opleiding 2008, 2009 en Succesfactoren: top drie belangrijkste voorspellers onvertraagd diploma halen in mbo 2008, 2009 en Landelijk gemiddeld percentage van oud-leerlingen dat niet in het onderwijs zit en ook geen diploma gehaald heeft drie, vier en vijf jaar na verlaten opleiding, onderverdeeld naar werkend en niet werkend 3 jaar: 2008, 2009 en jaar: 2008, 2009 en jaar: 2008 en Risicofactoren: top drie belangrijkste voorspellers voor ongediplomeerde uitval 2008, 2009 en

14 Beschrijving bronbestanden Het databestand achterliggend aan de rapporten bestaat uit gegevens van de Sociaal-Statistische Bestanden van het CBS en gegevens uit het Basisregister Onderwijs (BRON). De gegevens uit de Sociaal-Statistische Bestanden van het CBS bevatten bijvoorbeeld de volgende gegevens: ouders gehuwd/gescheiden, geboorteland kind, geboorteland ouders, samenstelling huishouden, plaats in de kinderrij, inkomen ouders, ouders werkend/zelfstandig/uitkering etc. Deze gegevens worden voorts verrijkt met BRON-gegevens over de in- en uitschrijving van leerlingen, en over examens en diploma s die worden verzameld door DUO. Deze bronnen bevatten gegevens op het niveau van leerlingen, maar geen informatie over klassen en docenten. Daarnaast zijn gegevens van leerlingen die in het buitenland studeren of aan een private instelling studeren onbekend en deze leerlingen zullen zodoende ook niet meegenomen worden in de rapportages. 14

15 Algemene definities Onderwijssoorten Vmbo bb kb: Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs basisberoepsgerichte en/of kaderberoepsgerichte leerweg Vmbo gl tl: Voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs gemengde leerweg en/of theoretische leerweg Havo: Hoger algemeen voortgezet onderwijs Vwo: Voorbereidend wetenschappelijk onderwijs Mbo: Middelbaar beroepsonderwijs Hbo: Hoger beroepsonderwijs Wo: Wetenschappelijk onderwijs Vanwege de kleine aantallen is besloten om vmbo bb en vmbo kb samen te voegen, net zoals vmbo gl en vmbo tl. Driejaargemiddelden Om de kans op een te klein aantal leerlingen te verminderen en om uitspraken te kunnen doen over grotere groepen, is per indicator gekeken naar een gemiddelde over drie cohorten. Om tot dit gemiddelde te komen is eerst een score berekend per jaar, waarna uiteindelijk de drie meest recente en voor ons beschikbare uitstroomcohorten per indicator zijn gemiddeld. Voor sommige indicatoren lieten de gegevens het niet toe om drie cohorten samen te voegen. In deze gevallen is gekeken naar één of twee cohorten. Een voorbeeld hiervan is figuur 5.3 waarbij gekeken wordt naar het percentage leerlingen dat zonder diploma het vervolgonderwijs verlaat. In het havo- en vwo-rapport wordt het percentage na vier jaar gebaseerd op de uitstroomcohorten 2008, 2009 en 2010, na vijf jaar op de uitstroomcohorten 2008 en 2009 en na zes jaar op uitstroomcohort Aangezien de percentages na zes jaar dus op een relatief kleine groep gebaseerd zijn, dient rekening te worden gehouden met toevallige schommelingen aangezien het maar op 1 jaar gebaseerd is. Hetzelfde geldt voor figuur 5.3 in de vmbo-rapporten. Hierbij worden de percentages na drie en vier jaar gebaseerd op de uitstroomcohorten 2008, 2009 en 2010, en na vijf jaar op de uitstroomcohorten 2008 en Nominale studieduur In de rapporten wordt gerefereerd naar de nominale of reguliere studieduur. In sommige gevallen verschilt de nominale studieduur per opleiding binnen een bepaald niveau. Wij hebben er echter voor gekozen om per onderwijssoort van één nominale studieduur uit te gaan: De studieduren waar we in eerste instantie vanuit zijn gegaan ongeacht de opleiding: Vmbo bb kb: Max. 4 jaar Vmbo gl tl: Max. 4 jaar Havo: Max. 5 jaar (Havo na vmbo gl tl: 2 jaar) Vwo: Max. 6 jaar 15

16 Mbo: Max. 4 jaar Hbo bachelor: Max. 4 jaar Wo bachelor: Max. 3 jaar Wo master: Max. 2 jaar Berekening vergelijkingen Om te beslissen of uw instelling hoger of lager scoort dan het landelijk, provinciaal gemiddelde of de referentieopleiding, is gekeken naar de spreiding van alle instellingen rondom datzelfde gemiddelde, oftewel naar de standaarddeviatie. In dit voorbeeld zullen we verwijzen naar het landelijk gemiddelde, maar dezelfde vergelijking is ook gebruikt voor de vergelijking met het provinciaal gemiddelde of de referentieopleiding. Wanneer uw instelling minder dan 0,5 standaarddeviatie afwijkt van het landelijk gemiddelde, hebben wij dit genoteerd als: Uw instelling doet het ongeveer even goed als het landelijk gemiddelde. Wanneer uw instelling tussen 0,5 en 1,5 standaarddeviatie afwijkt, scoort uw instelling iets hoger of iets lager dan het landelijk gemiddelde. En wanneer uw instelling meer dan 1,5 standaarddeviatie afwijkt van het landelijk gemiddelde scoort uw instelling hoger of lager dan het landelijk gemiddelde. Het blauwe gebied Bij sommige figuren wordt een blauw gebied op de achtergrond getoond. Dit gebied laat u de spreiding zien van alle scholen in Nederland en toont u hoe uw instelling het doet in vergelijking met de andere instellingen in Nederland. Om schoolonthullingen te voorkomen worden in deze figuur percentages lager dan 5% altijd gepresenteerd als 5%, en percentages hoger dan 95% als 95%. 16

17 Referentieopleiding De referentieopleiding is een fictieve opleiding, die een aantal belangrijke kenmerken deelt met de vo-opleiding waarvoor u een rapport heeft ontvangen. De scores van de referentieopleiding op uitkomstmaten zijn berekend door de gegevens van alle Nederlandse vo-scholen (brin-vestiging) per onderwijssoort te vergelijken via een lineaire regressie analyse 2. Een regressie analyse kijkt of er een correlatie is tussen de verschillende leerlingenpopulatiekenmerken van de betreffende onderwijssoort en schoolkenmerken op een bepaalde uitkomstmaat 3. Hierbij wordt voor iedere berekening rekening gehouden met de volgende leerlingenpopulatiekenmerken per onderwijssoort: De gemiddelde leeftijd van gediplomeerden De verdeling jongens-meisjes Het percentage niet-westerse migrantenleerlingen onder gediplomeerden Het percentage gediplomeerden uit eenpersoons huishoudens De gemiddelde gezinsgrootte van gediplomeerden uit de opleiding Het percentage gediplomeerden uit huishoudens met een laag inkomen (laagste 10%) Het percentage gediplomeerden uit huishoudens met een hoog inkomen (hoogste 10%) Het percentage gediplomeerden uit huishoudens met een laag vermogen (laagste 10%) We houden ook rekening met de volgende schoolkenmerken: Totaal aantal leerlingen Grondslag: openbaar, algemeen bijzonder, confessioneel bijzonder, gemengd Stedelijkheid van de vestigingsplaats Een fictief voorbeeld hiervan is te zien in onderstaande grafiek. Gebaseerd op de leerlingenpopulatie- en schoolkenmerken (x-as) en de uitkomstmaat (y-as) krijgt iedere instelling een puntje in deze grafiek. Wanneer dit gedaan wordt voor alle scholen in Nederland ontstaat er een puntenwolk en kan er een regressielijn getrokken worden door alle instellingen. Deze regressielijn geeft aan wat, gebaseerd op alle scholen in Nederland, de verwachte score zou zijn op de 2 Voor meer informatie over de berekening van een lineaire regressie analyse zie: Howitt & Cramer (2007). 3 De bijbehorende formule is als volgt: Y = α + β 1X 1 + β 2X 2 + β 3X 3 + β 10X 10 + β 11X 11 + ε Met de bijbehorende variabelen: Y = voorspelde score op de uitkomstmaat X 1= gemiddelde leeftijd van gediplomeerden X 2= percentage vrouwen X 3= percentage niet-westerse migrantenleerlingen X 4= percentage leerlingen uit eenpersoonshuishoudens X 5= gemiddeld aantal broertjes en zusjes X 6= percentage laag huishoudinkomen X 7= percentage hoog huishoudinkomen X 8= percentage huishoudens die behoren tot het laagste vermogensdeciel X 9= totaal aantal leerlingen op de school X 10= dummies grondslag: openbaar (=Referentie), algemeen bijzonder, confessioneel bijzonder, gemengd X 11= dummies stedelijkheidsgraad: minder dan inwoners (=Referentie), tussen en inwoners, tussen en inwoners, tussen en inwoners, tussen en inwoners, meer dan inwoners 17

18 uitkomstmaat onder controle van alle leerlingenpopulatie- en schoolkenmerken. Deze regressielijn is de score van de referentieopleiding. Voorbeeld: De uitkomstmaat op de y-as is het percentage leerlingen dat na het havo doorstroomt naar het hbo. Voor alle havo-instellingen in Nederland weten we het percentage oud-leerlingen dat doorstroomt naar het hbo en iedere instelling heeft met zijn specifieke achtergrondkenmerken hiervoor een puntje gekregen in de grafiek. De bijbehorende regressielijn is de referentieopleiding en laat zien wat het verwachtte percentage doorstromers naar het hbo zou zijn gezien hun leerlingenpopulatie- en schoolkenmerken. We zien dan dat de rode instelling een hoger percentage doorstromers naar het hbo heeft dan verwacht, en de groene instelling heeft een lager percentage doorstromers naar het hbo dan op basis van zijn leerlingenpopulatie- en schoolkenmerken verwacht zou worden. De oranje instelling heeft precies evenveel havo-gediplomeerde in het hbo zitten als verwacht zou worden, gecontroleerd voor zijn leerlingenpopulatie- en schoolkenmerken, want deze instelling ligt op de regressielijn en verschilt dus niet van de referentieopleiding. 18

19 Hoofdstuk 2 Naar welk opleidingsniveau gaan uw leerlingen? Niveau vervolgonderwijs vwo-rapport Figuur 2.1 geeft het niveau van het vervolgonderwijs weer: Wo: wo bachelor en wo master Hbo: associate degree, hbo bachelor en hbo master Overig: andere onderwijssoorten dan hier genoemd, bijvoorbeeld leerlingen die na het behalen van hun vwo-diploma naar het mbo zijn gegaan Geen onderwijs: leerlingen die na het behalen van hun vwo-diploma niet meer ingeschreven staan in een onderwijsinstelling. Dit kunnen ook leerlingen zijn die bijvoorbeeld in het buitenland studeren of leerlingen die aan private instellingen studeren Wanneer voor uw instelling te weinig oud-leerlingen waren om de oorspronkelijke indicatoren te berekenen heeft u een alternatief hoofdstuk gekregen en zodoende ook een alternatief voor figuur 2.1. In dit figuur wordt het gemiddeld doorstroomniveau weergegeven waarbij de hogere onderwijssoorten zwaarder meetellen dan de lagere onderwijssoorten: Gewicht Onderwijsniveau 0 Overig/onbekend 1 Mbo niveau 1 t/m niveau 4 2 Hbo bachelor 3 Wo bachelor en wo master Niveau vervolgonderwijs havo-rapport Figuur 2.1 geeft het niveau van het vervolgonderwijs weer: Hbo: associate degree, hbo bachelor en hbo master Mbo: mbo niveau 1, mbo niveau2, mbo niveau 3 en mbo niveau 4 Overig: andere onderwijssoorten dan hier genoemd, bijvoorbeeld leerlingen die na het behalen van hun havo-diploma doorgestroomd zijn naar het vwo Geen onderwijs: leerlingen die na het behalen van hun havo-diploma niet meer ingeschreven staan in een onderwijsinstelling. Dit kunnen ook leerlingen zijn die bijvoorbeeld in het buitenland studeren of leerlingen die aan private instellingen studeren Wanneer voor uw instelling te weinig oud-leerlingen waren om de oorspronkelijke indicatoren te berekenen heeft u een alternatief hoofdstuk gekregen en zodoende ook een alternatief voor figuur 2.1. In dit figuur wordt het gemiddeld doorstroomniveau weergegeven waarbij de hogere onderwijssoorten zwaarder meetellen dan de lagere onderwijssoorten: Gewicht Onderwijsniveau 0 Overig/onbekend 19

20 1 Mbo en vwo 2 Hbo bachelor en wo bachelor Niveau vervolgonderwijs vmbo gl- en tl-rapport Figuur 2.1 geeft het niveau van het vervolgonderwijs weer: Mbo bol/bbl: mbo niveau 1, mbo niveau 2, mbo niveau 3 en mbo niveau 4 Havo Geen onderwijs: leerlingen die na het behalen van hun vmbo gl- of tl-diploma niet meer ingeschreven staan in een onderwijsinstelling. Dit kunnen ook leerlingen zijn die bijvoorbeeld in het buitenland studeren of leerlingen die aan private instellingen studeren Wanneer er voor uw instelling te weinig oud-leerlingen waren om de oorspronkelijke indicatoren te berekenen heeft u een alternatief hoofdstuk gekregen en zodoende ook een alternatief voor figuur 2.1. In dit figuur wordt het gemiddeld doorstroomniveau weergegeven waarbij de hogere onderwijssoorten zwaarder meetellen dan de lagere onderwijssoorten: Gewicht Onderwijsniveau 0 Onbekend 1 Overig 2 Mbo niveau 3 3 Mbo niveau 4/havo Niveau vervolgonderwijs vmbo bb- en kb-rapport Figuur 2.1 geeft het niveau van het vervolgonderwijs weer: Mbo niveau 3 en 4 Mbo niveau 1 en 2 Overig: andere onderwijssoorten dan hier genoemd Geen onderwijs: leerlingen die na het behalen van hun vmbo bb- of kb-diploma niet meer ingeschreven staan in een onderwijsinstelling. Dit kunnen ook leerlingen zijn die bijvoorbeeld in het buitenland studeren of leerlingen die aan private instellingen studeren Wanneer voor uw instelling te weinig oud-leerlingen waren om de oorspronkelijke indicatoren te berekenen heeft u een alternatief hoofdstuk gekregen en zodoende ook een alternatief voor figuur 2.1. In dit figuur wordt het gemiddeld doorstroomniveau weergegeven waarbij de hogere onderwijssoorten zwaarder meetellen dan de lagere onderwijssoorten: Gewicht Onderwijsniveau 0 Onbekend 1 Overig 20

21 2 Mbo niveau 1 en mbo niveau 2 3 Mbo niveau 3 en mbo niveau 4 21

22 Hoofdstuk 3 Naar welke sectoren gaan uw leerlingen? Verdeling naar sector In figuur 3.1 wordt een onderverdeling gemaakt naar de verschillende sectoren in het vervolgonderwijs. Wanneer er vanuit uw instelling voldoende leerlingen naar de sectoren Economie, Gezondheidszorg en Techniek zijn gegaan ziet u in deze figuur naar welke sectoren uw oudleerlingen zijn gegaan. Wanneer dit niet het geval is, ziet u de landelijke percentages. De volgende sectoren worden onderscheiden: Vwo-rapport Havo-rapport* Vmbo gl- en tl-rapport Vmbo bb- en kb-rapport Hbo: Economie Hbo: Economie Mbo: Economie Mbo bbl: Economie Hbo: Gezondheidszorg Hbo: Gezondheidszorg Mbo: Gezondheidszorg Mbo bbl: Gezondheidszorg Hbo: Kunst Hbo: Landbouw Hbo: Pedagogisch onderwijs Hbo: Sociaal-agogisch onderwijs Hbo: Techniek Wo: Economie Wo: Gedrag en maatschappij Wo: Gezondheidszorg Wo: Landbouw Wo: Natuur Wo: Recht Wo: Taal en cultuur Wo: Techniek Hbo: Pedagogisch onderwijs Hbo: Sociaal-agogisch onderwijs Hbo: Techniek Mbo: Techniek Mbo: Overig Mbo bbl: Techniek Mbo bbl: Overig Mbo bol: Economie Mbo bol: Gezondheidszorg Mbo bol: Techniek Mbo bol: Overig *Vanwege lage aantallen worden de sectoren Landbouw en Taal en cultuur niet weergegeven. Vervolgens worden in figuur 3.2 de sectoren Economie, Gezondheidszorg en Techniek uitgelicht met zowel het landelijk en provinciaal gemiddelde als de referentieopleiding. 22

23 Hoofdstuk 4 Hoe verloopt de aansluiting met het vervolgonderwijs? Studiewissel Indien u een regulier hoofdstuk heeft voor hoofdstuk 4, wordt in figuur 4.1 en 4.2 gekeken naar het aantal oud-leerlingen dat van studie gewisseld is. Voor het havo- en vwo-rapport wordt gekeken naar studiewissels van studenten die in het hoger onderwijs zijn ingestroomd en tussen studiejaar één en twee van opleiding gewisseld zijn, voor de vmbo rapporten is gekeken naar de studiewissels van studenten die in het mbo zijn ingestroomd. Wanneer de opleidingsnummer verschillen beschouwen we dit als een studiewissel. Het kan zijn dat de lijn voor uw instelling in figuur 4.2 niet volledig is, dit komt er dan te weinig gegevens in dat betreffende jaar voor uw instelling bekend zijn. Figuur 4.3 toont de studiewissel per sector waar ze in het eerste jaar zijn ingestroomd. Wanneer er niemand van uw oud-leerlingen naar een bepaalde sector is gegaan, en er dus ook geen studiewissel in die sector plaats kan vinden ziet u twee asterisken(**). Wanneer uw school een alternatief hoofdstuk heeft gekregen worden in figuur 4.3 alleen de landelijke cijfers getoond. Zelfde studie Wanneer u het alternatieve hoofdstuk heeft gekregen voor hoofdstuk 4 heeft u geen gegevens over studiewissel maar over het aantal leerlingen dat niet van studie is gewisseld. Voor figuur 4.1 en figuur 4.2 wordt gekeken in hoeverre leerlingen twee jaar na het verlaten van uw instelling, nog dezelfde studie doen als waar ze mee gestart waren nadat ze uw instelling hadden verlaten. Aangezien alleen de beschikbare jaren met meer dan vijf leerlingen worden getoond in figuur 4.2 kan het zijn dat uw instellingslijn niet volledig loopt van 2008 tot en met Afstroom Voor het berekenen van de afstroom is gekeken naar de inschrijving die leerlingen één jaar na het verlaten van uw instelling hebben in vergelijking met de inschrijving twee jaar na het verlaten van uw instelling. Voor het vwo-rapport wordt gekeken naar de afstroom van wo naar hbo, voor het havo-rapport naar de afstroom van hbo naar mbo niveau 4, en voor de vmbo rapporten wordt gekeken naar de afstroom van mbo niveau 4 naar mbo niveau 3 en van mbo niveau 3 naar mbo niveau 2. 23

24 Hoofdstuk 5 Succes in het vervolgonderwijs: prestaties en uitval Succeskansen vervolgonderwijs In figuur 5.1 wordt gekeken naar het behalen van een diploma in het vervolgonderwijs van de eerste gestarte opleiding. Hierbij wordt uitgegaan van het niveau van onderwijs waar de leerlingen in het eerste jaar na het afronden van hun voortgezet onderwijs staan ingeschreven. Leerlingen die bijvoorbeeld in hun eerste jaar aan een wo bachelor zijn begonnen, maar na een jaar zijn afgestroomd naar een hbo bachelor worden meegerekend met het percentage behaalde wo bachelors en niet meegenomen in het percentage behaalde hbo bachelors. Per rapport verschilt het type vervolgonderwijs waar naar verwezen wordt: Vwo-rapport: Het behalen van een hbo bachelor-, wo bachelor- of wo master-diploma binnen vier, vijf of zes jaar Havo-rapport: Het behalen van een hbo bachelor binnen vier, vijf of zes jaar Vmbo gl- en tl-rapport: Het behalen van een mbo niveau 3- of mbo niveau 4-diploma binnen drie of vier jaar en het behalen van een havo-diploma binnen twee of drie jaar Vmbo bb- en kb-rapport: Het behalen van een mbo niveau 2-diploma binnen twee, drie of vier jaar of het behalen van een mbo niveau 3- of mbo niveau 4-diploma binnen drie of vier jaar Alternatief hoofdstuk: Mocht u een alternatief hoofdstuk hebben dan is deze indicator voor uw rapport aangepast door de bovenstaande opleidingsniveaus samen te voegen als één indicator Voor het vwo- en havo-rapport worden in deze figuren de percentages niet altijd op dezelfde drie cohorten gebaseerd aangezien de data over het behalen van een diploma voor ons alleen beschikbaar is voor de cohorten 2008 tot en met De succeskansen binnen vier jaar worden op de uitstroomcohorten 2008, 2009 en 2010 gebaseerd, binnen vijf jaar op de uitstroomcohorten 2009 en 2010 en binnen zes jaar op het uitstroomcohort Bij het interpreteren van deze grafiek, voornamelijk bij de gegevens na 6 jaar moet dus rekening worden gehouden met toevallige schommelingen aangezien het maar op 1 jaar is gebaseerd. In de vmbo-rapporten wordt gekeken naar maximaal 4 jaar na het uitstromen uit het vmbo, vandaar dat hier de percentages wel altijd op 3 uitstroomcohorten berusten. Niet (meer) ingeschreven in onderwijs en geen diploma Vervolgens is in figuur 5.3 gekeken naar het percentage leerlingen dat niet (meer) in het vervolgonderwijs zit en ook geen diploma in het vervolgonderwijs heeft gehaald. In het havo- en vwo-rapport wordt het percentage werkenden zonder diploma getoond vier, vijf en zes jaar na het verlaten van het havo of vwo. Onder werkend wordt verstaan: werknemer, directeurgrootaandeelhouder, zelfstandige of overig actief. In het vwo-rapport wordt in dit figuur enkel het landelijke cijfer gegeven, in het havo-rapport wordt ook het percentage van uw instelling gegeven. Omdat we alleen de diploma-gegevens tussen 2008 en 2014 hebben, hebben de percentages vier jaar na afstuderen betrekking op drie uitstroomcohorten 2008, 2009 en 2010, na vijf jaar heeft betrekking op de uitstroomcohorten 2008 en 2009 en na zes jaar alleen op uitstroomcohort

25 Voor de vmbo-rapporten is enkel gekeken naar het percentage oud-leerlingen dat zonder diploma uit het vervolgonderwijs is uitgestroomd. De percentages drie en vier jaar na uitstromen zijn gebaseerd op de cohorten 2008, 2009 en Het percentage na 5 jaar heeft betrekking op de uitstroomcohorten 2008 en Indien uw instelling een alternatief hoofdstuk heeft gekregen ziet u bij dit figuur alleen de landelijke cijfers van het aantal leerlingen dat zonder diploma het vervolgonderwijs heeft verlaten. In het havoen vwo-rapport wordt hier wederom het percentage werkenden getoond, vier, vijf en zes jaar na het verlaten van het havo of vwo. In de vmbo-rapporten wordt in deze figuren een onderscheid gemaakt tussen het landelijk percentage werkenden en niet-werkenden, drie, vier en vijf jaar na het verlaten van het vmbo. Onder werkenden wordt verstaan: werknemer, directeur-grootaandeelhouder, zelfstandige of overig actief. Onder niet-werkenden vallen: ontvanger werkloosheidsuitkering, ontvanger bijstandsuitkering, ontvanger uitkering sociale voorzieningen over, ontvanger uitkering ziekte/ao, ontvanger pensioenuitkering, nog niet schoolgaand/scholier/student met inkomen, nog niet schoolgaand/scholier/student geen inkomen of overig zonder inkomen. 25

26 Hoofdstuk 6 Voorspellingskracht van examencijfers Centraal- en schoolexamencijfers De onderliggende vakken die onderdeel uitmaken het gemiddelde centraal- en schoolexamencijfer waren voor ons niet bekend. Hierdoor hebben we geen inzicht gehad in atypische grensgevallen. In enkele gevallen kwam het namelijk voor dat leerlingen een onvoldoende als gemiddeld cijfer hadden maar wel hun diploma hebben gekregen. Leerlingen met een gemiddeld cijfer van onder de vier maar wel een diploma hebben gekregen zijn buiten beschouwing gelaten voor de verdere berekeningen. Diplomabezit Per rapport is een ander type diploma als indicator meegenomen: Vwo-rapport: binnen vier jaar een wo-bachelor diploma Havo-rapport: binnen vier jaar een hbo-bachelor diploma Vmbo gl- en tl-rapport: binnen vier jaar een mbo niveau 4-diploma of binnen twee jaar een havo-diploma Vmbo bb- en kb-rapport: binnen vier jaar een mbo niveau 3- of niveau 4-diploma Vervolgens is een indicator aangemaakt met als waarden Diploma niet gehaald en Diploma wel gehaald. Correlaties Uiteindelijk zijn de indicatoren centraal eindexamencijfer en diplomabezit gecorreleerd voor de uitstroomcohorten 2008, 2009 en Hetzelfde is gedaan met schoolexamencijfers en diplomabezit. De correlaties zijn eerst berekend per leerling, daarna is het gemiddelde berekend per instelling. De gepresenteerde maten in figuur 6.1 en 6.2 zijn correlatiematen en kunnen variëren tussen -1 en +1. Hoe verder de waarde van nul af zit, zowel negatief als positief, hoe sterker de samenhang tussen de twee gemeten indicatoren is. Echter, met uitzonderingen daargelaten, is voor de meeste scholen de samenhang gering. Mocht er voor uw instelling een negatieve waarde uitkomen dan betekent dit: hoe hoger de examencijfers, hoe kleiner de kans op het halen van het diploma in het vervolgonderwijs. Een positieve waarde betekent: hoe hoger de examencijfers, hoe groter de kans op het halen van het diploma in het vervolgonderwijs. Uiteindelijke zijn de correlaties opgedeeld in de volgende vier categorieën: tot 0.09 = Geen samenhang tot of 0.10 tot 0.29 = Niet heel sterk tot of 0.30 tot 0.49 = Redelijk sterk <-0.5 of >0.5 = Sterk 26