DUURZAAM ONDERNEMEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF. Prof.dr. Jacqueline Cramer, Erasmus Universiteit Rotterdam en MVO Nederland



Vergelijkbare documenten
6e Sustainability Congres 17 maart Jacqueline Cramer (EUR) Dick Hortensius (NEN) Louise Bergenhenegouwen (NEN)

Nederlands Nationaal Contactpunt voor de OECD Richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen. Lodewijk de Waal Voorzitter NCP 16 november 2016

Duurzaam Ondernemen in Internationale Context

VERKLARING OMTRENT MENSENRECHTENBELEID VAN UNILEVER

inspireren en innoveren in MVO

MVO volgens : een ISO26000 zelfverklaring

MVO Prestatieladder en Duurzame IT

Normalisatie: de wereld op één lijn. ISO Maatschappelijke Verantwoordelijkheid van Organisaties (MVO) Zet goede bedoelingen om in goede acties

RSM - General Counsel - mensenrechtenbeleid SURVEY

Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandelindustrie september 2015

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Impact-assessment Board n.v.t.

SER, Internationaal MVO 2 april 2009 Louise Bergenhenegouwen

Duurzame ontwikkeling met én binnen ABN AMRO IBM Future enterprise. Vincent G.P. van Assem ABN AMRO Amsterdam, 13 september 2006

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen: Corporate Social Responsibility in a Transnational Perspective

Rapportage. 25 September 2018

TruStone Stakeholders werken samen aan een verantwoorde natuursteensector

Advies van de commissie Burgmans over maatschappelijk verantwoord ondernemen en corporate governance

MVO en OR. Welke rol voor de OR? Maatschappelijk verantwoord ondernemen met de OESO-richtlijnen. Catelene Passchier, Lid NCP Nederland

Internationaal ondernemen: maatschappelijk verantwoord met de OESO-richtlijnen

Transparantie en duurzaam beheer van internationale ketens. Dr. Huib Huyse, HIVA-KU Leuven 26 november 2018

Betrokkenheidsbeleid Aegon Nederland

De leden van de beleggingscommissie. 10 januari 2011 Beleid Maatschappelijk Verantwoord Beleggen

MVO-beleid Human Rights Supplement

STAKEHOLDERS. Hoe gaan we daar mee om? Jacques van Unnik Manager Personnel Certification & Training 3 december 2015 BUSINESS ASSURANCE

HoE kwam dit duurzaamheids- verslag tot StAnd?

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen ISO 20400

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag. Datum 16 september 2013 Betreft Appreciatie Steenkooldialoog

Duurzaamheidsverklaring

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) in de praktijk

DE STAKEHOLDERS IN DE OMGEVING

De Relatie Tussen de OESO Richtlijnen voor Multinationale Bedrijven en de Sustainable Development Goals verwachting vs uitnodiging

DE BLAAY-VAN DEN BOGAARD RAADGEVENDE INGENIEURS B.V.

Maatschappelijk Verantwoord Inkopen ISO 20400

1. Duurzame ontwikkeling

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag. Datum 19 november Betreft MVO Sector Risico Analyse

Actiepunten 2016 van de overheid m.b.t. de uitvoering van het Convenant ten aanzien van de verbeteringen in de steenkoolketen

De positieve perceptie van internationaal actieve ondernemingen wordt dus in grote mate bepaald door de bril die wordt opgezet. Welke m is leidend?

ISO 26000, wereldwijde MVO richtlijn

10254/16 ons/zr/as 1 DGC 2B

Eindexamen vwo maatschappijwetenschappen 2013-I

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten- Generaal Postbus EA Den Haag

Delta Lloyd Groep. Duurzaam ondernemen bij Delta Lloyd Groep. Nyenrode Business Universiteit, 28 mei 2010

Profielschets Raad van Commissarissen

Vinçotte IQNET SR 10 MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORD ONDERNEMEN. 21/06/2013 Bart Janssens

Kinderrechten in de toerismesector

ONZE VERANTWOORDELIJKHEID

Startnotitie. Nieuwe democratie

I M T E C H N. V. B U S I N E S S P R I N C I P L E S

De antwoorden van het antiglobalisme

Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Praktijk Voorbeeld nº 1

4 Internationaal mvo en ketenbeheer: een korte stand van zaken

I. Inleiding.. II. Opbouw van dit beleidsstuk.. 1. Motieven MVO.

Maatschappelijk Verantwoord Beleggingsbeleid

BIJLAGE EXPO 2025 COMMITMENT

Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen en ketenrisico s Analyse voor Vlaanderen op sectorniveau

Datum 3 maart 2014 Betreft Beantwoording vragen van het lid Voordewind over het rapport Working on the Right Shoes

Het belang van sterke lokale besturen door processen van bestuursversterking. Planningsdagen VVSG Vaalbeek, 3 mei 2013 Jean Bossuyt (ECDPM)

N Mensenrechten A Brussel, 15 december 2015 MH/JC/AS ADVIES. over HET VOORONTWERP VAN NATIONAAL ACTIEPLAN BEDRIJVEN EN MENSENRECHTEN

Duurzaamheidverslag: ook voor u? Koen Vanbrabant FEBEM, 10 maart 2015

Take Home Examen. Castells visie op de netwerkmaatschappij is te pessimistisch

Eerste Kamer der Staten-Generaal

De Voorzitter van de Adviesraad Internationale Vraagstukken De heer Mr. F. Korthals Altes Postbus EB Den Haag. Den Haag, november 2004

Beleggingsstatuut Longfonds (voorheen Astma Fonds)

Inkopen en de sociale impact over de grens

Maatschappelijke verantwoord ondernemen door het Midden en KleinBedrijf. Theo Aalbers en Kees Vringer

Corruptie & Integriteit

Convenant: stand van zaken Convenant in vogelvlucht Stap voor stap vooruit

EUROPEES PARLEMENT. Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie. van de Commissie industrie, externe handel, onderzoek en energie

MENSENRECHTEN & BEDRIJFSLEVEN. ICCO Onderzoek 2015

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 Den Haag

Programma voor Commissarissen en Toezichthouders

GESCHIEDENIS 1898: 1959: 1989: 1995: 1999: 2007: 2009: 2010:

De accountant en het bestuursverslag Visie NBA Young Profs

VIMG 13 NOV 2015 (070)

Aanvulling op Stakeholdersanalyse Duurzaam inkopen Standpunten van politieke partijen over duurzaam inkopen. Januari 2010

Visiedocument en Activiteitenplan 2013

PostNL Business Principles

Duurzaamheid en Responsible Care

Indorama Ventures Public Company Limited Ondernemingsbestuur beleid

Exact Synergy Enterprise. Krachtiger Financieel Management

Duurzame Ontwikkeling

NATUURLIJK VERANTWOORD

Ethische Code van Compass Group

Convenant ten aanzien van de verbeteringen in de steenkoolketen

Embargo tot de datum waarop deze toespraak wordt gehouden / toetsen aan deze datum

Maatschappelijk verantwoord ondernemen

Verklaring inzake Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Algemene Beleidsuitgangspunten

Voor de Raad van State als adviseur en bestuursrechter is het van. belang zicht te hebben op wat er leeft in de werelden van recht,

Afspraken over de rol van de OR bij (I)MVO

Duurzaam Bankieren in 2015: hoogtepunten en vooruitblik. Waarde creëren voor onze stakeholders

OPENINGSTOESPAAK VAN DE MINISTER VAN HANDEL EN INDUSTRIE Z.E. DHR. DRS C. P

VGZ verantwoord beleggingsbeleid in vergelijking met Code Duurzaam Beleggen VVV. geen. geen

Werkgevers Ondernemers. In gesprek over de inhoud van het onderwijs

Verslaggeving Duurzaam Ondernemen. I.B.R. I.R.E. Belgium

ALGEMENE BELEIDSUITGANGSPUNTEN VAN SHELL

Macrodoelmatigheidsdossier BSc Business Analytics AANVRAAGFORMULIER NIEUWE OPLEIDING. 1. Basisgegevens. Tongersestraat LM Maastricht

Enkele kernelementen nader toegelicht

Transcriptie:

DUURZAAM ONDERNEMEN IN INTERNATIONAAL PERSPECTIEF Prof.dr. Jacqueline Cramer, Erasmus Universiteit Rotterdam en MVO Nederland De aandacht voor duurzaam ondernemen wint terrein. Bedrijven spannen zich steeds meer in om duurzaam ondernemen concreet gestalte te geven binnen hun organisatie en over de resultaten van die inspanningen publiekelijk te rapporteren. Voor bedrijven die internationaal opereren, houdt duurzaam ondernemen niet op bij de landsgrenzen. Hoe bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in internationaal verband in de praktijk kunnen brengen, vormt de centrale vraag van deze bijdrage. In dit artikel komen de volgende drie vragen aan bod: - Waarom staat het thema duurzaam ondernemen de laatste tijd steeds prominenter op de internationale agenda? - Welke rol wordt aan het bedrijfsleven toegedicht in een voortschrijdende globalisering van de economie? - Hoe kunnen bedrijven in de praktijk hun maatschappelijke verantwoordelijkheid in internationaal verband waarmaken? Duurzaam ondernemen op de internationale agenda Het Nederlandse bedrijfsleven ervaart een toenemende internationale maatschappelijke druk om bij het streven naar winstmaximalisatie (Profit) steeds meer rekening te houden met de ecologische kwaliteit (Planet) en het welzijn van mensen binnen en buiten de eigen organisatie (People). Dit veranderende streven wordt ook wel maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) oftewel duurzaam ondernemen genoemd. Een heel complex van ontwikkelingen heeft bijgedragen aan de groeiende belangstelling voor duurzaam ondernemen in een internationale context (Cramer, 2001). Bepalend is allereerst de verschuiving in de machtsrelaties tussen nationale staten, bedrijfsleven en burgers (Castells, 1997). Door de globalisering van economische activiteiten wordt de macht van nationale staten steeds verder teruggedrongen. Deze tendens van mondialisering vergroot de invloed van het bedrijfsleven. Meer macht betekent voor ondernemingen ook meer verantwoordelijkheid. Niet alleen op mondiaal maar ook op nationaal niveau verandert de relatie tussen markt en overheid. In verschillende Westerse landen, waaronder Nederland, is de laatste jaren een verschuiving opgetreden naar meer marktwerking. Binnen door de overheid gestelde randvoorwaarden wordt het steeds meer aan de markt overgelaten om het aanbod zo goed mogelijk op de vraag af te stemmen. Het beroep op bedrijven om zelf verantwoordelijkheid te nemen wordt daarmee vergroot. Tegelijkertijd voltrekt zich een transformatieproces onder de burgers. De toenemende onmacht van nationale staten om mondiale problemen op te lossen (zoals het broeikasprobleem of de systematische schending van mensenrechten), leidt ertoe dat georganiseerde groepen burgers geneigd zijn zelf in actie te komen. Ze richten zich niet meer zoals vroeger op beïnvloeding van het beleid van nationale 1

overheden maar op het direct aanspreken van het bedrijfsleven en internationale instituties (zoals de World Trade Organization en het Internationale Monetaire Fonds). Te verwachten is dat deze tendens onder burgers zich zal doorzetten en dat sociale bewegingen invloedrijker zullen worden. Daarbij zullen zij gebruik maken van mediaprofeten die symbool staan voor bepaalde culturele waarden. Voorbeelden hiervan zijn de zanger Sting die campagne voert voor behoud van het regenwoudgebied. In feite ontwikkelt zich een nieuwe vorm van regulering door burgers, een zogenaamde civiele regulering. Daardoor wordt het voor bedrijven steeds moeilijker om hun handelen maatschappelijk uitsluitend te legitimeren op basis van afspraken die zij maken met de overheid. De ervaringen van Shell met de Brent Spar hebben laten zien dat burgers er heel anders over kunnen denken. Hun mening kan zelfs bepalend worden. Deze vorm van civiele regulering bestond voorheen ook, maar niet op de mondiale schaal waarop ze zich nu voordoet. Daarom wordt het voor bedrijven steeds belangrijker om open te communiceren met alle relevante stakeholders (Bragd et al., 1998). Deze nieuwe vorm van civiele regulering wordt mede mogelijk gemaakt door de fundamentele revolutie die momenteel plaatsvindt op het gebied van communicatie. Door de opkomst van digitale technologie breiden de mogelijkheden voor burgers en bedrijven zich in rap tempo uit om in allerlei netwerken met elkaar te communiceren. Door de open structuur van netwerken ontstaan er hele nieuwe communicatiepatronen in de maatschappij (Kelly, 1998). Mensen die bepaalde interessen of waarden delen, kunnen via het net wereldwijd met elkaar van gedachten wisselen en hechte virtuele gemeenschappen vormen. Dit vergroot de mondigheid en zelfredzaamheid van de samenleving. Er ontstaat daardoor een netwerkmaatschappij waarin nieuwe dragers van macht naar voren zullen komen. Deze netwerkmaatschappij gebaseerd op toenemende openheid en transparantie van informatie, maakt bedrijven kwetsbaar. Zij kunnen het zich niet permitteren om door de maatschappij bekritiseerd te worden. Het kan hun reputatie namelijk dusdanig schaden dat de continuïteit van hun onderneming bedreigd wordt. Dit risico wordt nog versterkt door de snelheid waarmee negatieve publiciteit zich wereldwijd via de media en het internet verspreidt. In een netwerksamenleving moeten bedrijven dus steeds meer rekening houden met de wensen en eisen van verschillende typen stakeholders. In dit licht is het begrijpelijk dat juist nu de discussie over ondernemingsbestuur ( corporate governance ) en de rol van stakeholders daarbinnen weer opleeft. In reactie op de sterke fixatie op korte termijn financiële resultaten begint de roep om aandacht voor de continuïteit van de onderneming op langere termijn krachtiger te worden (Kennedy, 2000). Daardoor gaan de belangen van aandeelhouders en andere stakeholders steeds meer parallel lopen. Immers, om op langere termijn een goed financieel rendement te garanderen is het noodzakelijk om ook op sociaal en ecologisch terrein goed te presteren. Duurzaam ondernemen is dan in ieders belang. Wat is op grond van de hierboven geschetste ontwikkelingen nu het nieuwe aan duurzaam ondernemen? In wezen zit het nieuwe niet zozeer in de aandacht voor maatschappelijke thema s. Daarmee hield het bedrijfsleven zich al langer bezig. Het verschil zit hem vooral in de veranderende maatschappelijke rol van het bedrijfsleven 2

ten opzichte van de overheid en burgers en in de wijze waarop bedrijven verantwoording moeten afleggen over hun handelen. Aangezien dit handelen zich meestal niet beperkt tot de landsgrenzen, komt duurzaam ondernemen in een internationale context steeds prominenter op de agenda. Globalisering en de rol van bedrijfsleven Bovenbeschreven verschuivingen in machtsrelaties brengen een aantal dilemma s met zich mee. Bijvoorbeeld: hoe moeten bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid waarmaken in een steeds verder voortschrijdende globalisering van de economie? En omgekeerd: hoe zouden stakeholders zich moeten opstellen ten opzichte van het bedrijfsleven dat internationaal opereert? Globalisering brengt zowel positieve als negatieve effecten met zich mee (Naert en Coppieters (red.), 2000; Stiglitz, 2002). Zoals Soros (2002) het formuleert: Vrije concurrentie op een mondiale schaal heeft inventieve en zakelijke talenten alle kans gegeven zich te ontwikkelen, en technologische innovaties bespoedigd. Maar globalisering heeft ook negatieve kanten. Ten eerste hebben veel mensen, vooral in minder ontwikkelde landen, schade geleden door de globalisering zonder dat ze werden ondersteund door een sociaal vangnet; veel anderen zijn door de mondiale markten buitengesloten. Ten tweede heeft de globalisering geleid tot een verstoring van het bestaande evenwicht bij de toewijzing van middelen tussen particuliere goederen en collectieve goederen. Markten zijn goed in het creëren van rijkdom, maar ze zijn niet bedoeld om zich bezig te houden met andere sociale behoeftes. Het achteloos nastreven van winst kan het milieu schaden en botsen met andere sociale waarden. Ten derde zijn mondiale financiële markten crisisgevoelig. De negatieve effecten van de globalisering hebben aanleiding gegeven tot wijdverspreid protest van uiteenlopende niet gouvernementele organisaties (NGO s), ook wel de anti (of anders) globalisten genoemd. Volgens de econoom Van Liemt (2002) verschillen deze antiglobalisten in de manier waarop zij actievoeren en in de doelen die zij nastreven. Maar zo stelt hij: ze delen een zeker wereldbeeld. In hun optiek worden de legitieme belangen van velen weggedrukt voor de macht van grote ondernemingen die het korte termijnwinstbejag laten prevaleren boven de bevrediging van belangrijke behoeftes als zorg voor het milieu, bescherming van mensenrechten en armoedebestrijding. Zij zijn van mening dat het mondiale beheer en bestuur (Global governance) en de manier waarop internationale instanties functioneren vooral het belang van die grote ondernemingen dienen. Zij beschouwen het daarom als hun taak om tegenwicht te bieden aan de steeds effectievere lobby van het bedrijfsleven. De houding van deze niet gouvernementele organisaties tegenover het bedrijfsleven loopt uiteen. Volgens Barrez is de kloof tussen veel antiglobalisten en de ondernemerswereld heel diep (Barrez, 2001). Ook Hertz beweert dat antiglobalisten kritisch staan ten opzichte van alle goede bedoelingen van multinationale ondernemingen. Zij vinden het volgens haar een te groot risico om ervan uit te gaan dat wat goed is voor het zakenleven ook goed is voor ons en onze gemeenschappen. Zij zijn geneigd om recente pogingen van diverse bedrijven om zich maatschappelijk verantwoord op te stellen, te beschouwen als een geflatteerde 3

voorstelling van zaken of public relations, en blijven sceptisch ten opzichte van de motieven van de bedrijven, aldus Hertz (2002). Een deel van de niet-gouvernementele organisaties staat echter wel positief tegenover de inspanningen van het internationale bedrijfsleven op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. De meeste van hen willen betere informatie en meer transparante en democratische besluitvorming. Zij willen de besluitvorming beïnvloeden door middel van dialoog (Van Liemt, 2002). In samenspraak met bedrijfsleven wil deze groep niet-gouvernementele organisaties stappen voorwaarts zetten op de weg naar duurzame ontwikkeling. Dergelijke allianties worden ook wel partnerships genoemd. De antiglobalisten met een kritische houding ten opzichte van het bedrijfsleven zien niet veel heil in zulke stakeholderdialogen. Andy Rowell verwoordt het als volgt: Veel van de huidige stakeholderdialogen zijn in feite ondemocratisch. Er worden afspraken gemaakt waaraan iedere vorm van publieke inmenging ontbreekt, en of die partnerschappen in het algemeen belang werken is vaak de vraag (Lubbers, 2002). Ondanks deze soms kritische geluiden wordt het idee van partnerships breed gedragen. Zo was het bijvoorbeeld één van de belangrijkste discussieonderwerpen tijdens de VN-top over Duurzame Ontwikkeling in Johannesburg in 2002. De Top betekende een doorbraak op het terrein van partnerships tussen bedrijfsleven en maatschappelijk middenveld bij internationale probleemoplossing. Bovendien werd tijdens de Top het belang bevestigd van duurzaam ondernemen. Een vooraanstaande groep van bedrijven verenigd in de World Business Council for Sustainable Development, heeft deze handschoen opgepakt en ontwikkelt momenteel een eigen visie en daarbij behorende instrumenten op het gebied van duurzaam ondernemen. In dit kader wordt ook gewerkt aan de invulling op sectorniveau (bijvoorbeeld de financiële sector en de mijnbouw). Ook op EU-niveau tekent zich een soortgelijke ontwikkeling af. In 2001 bracht de Europese Commissie een Groenboek uit over de bevordering van een Europees kader voor de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven. Hiermee werd bekrachtigd dat de Europese Unie veel belang hecht aan duurzaam ondernemen. Doel van dit Groenboek was een grootschalig debat op gang te brengen rond de vraag hoe de Europese Unie de sociale verantwoordelijkheid van bedrijven in Europa en wereldwijd kan bevorderen. Het Groenboek stelt voor hechtere partnerschappen te sluiten waarbij alle actoren actief worden betrokken. Op Europees niveau is er ook een netwerk van bedrijven actief (CSR Europe) die dit gedachtegoed in praktijk probeert te brengen via een European Business Campaign 2005 on Corporate Social Responsibility. Tenslotte onderschrijft ook de Nederlandse regering het belang van multistakeholderdialogen en van duurzaam ondernemen in internationaal verband, getuige de passages hierover in de recente Miljoenennota (2003) en begroting van ondermeer het Ministerie van Economische Zaken. Benadrukt wordt hierin dat maatschappelijk verantwoord ondernemen in Nederland niet meer weg te denken is. Tevens wil de overheid MVO van Nederlandse bedrijven over de grens zoveel mogelijk stimuleren. 4

De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen worden beschouwd als het normatieve kader voor het gedrag van internationaal investerende bedrijven. Bovenbeschreven ontwikkelingen hebben de bereidheid bij het internationale bedrijfsleven vergroot om duurzaam ondernemen wereldwijd serieus aandacht te geven. Duurzaam ondernemen in de praktijk Hoe kunnen bedrijven in de praktijk hun maatschappelijke verantwoordelijkheid waarmaken in een voortschrijdende globalisering van de economie? Om op deze vraag een antwoord te kunnen geven is het programma Duurzaam ondernemen in internationale context van het Nationaal Initiatief Duurzame Ontwikkeling (NIDO) opgezet. 1 Dit programma loopt van januari 2003 september 2005. De 20 bedrijven die aan dit programma meewerken, vertegenwoordigen zeer uiteenlopende sectoren en variëren ook kwa bedrijfsomvang. Het gaat om de volgende bedrijven: ABN AMRO, AgroFair, AXA Stenman Holland, Bijenkorf, Bloemenveiling Aalsmeer, The Cookie Company, Difrax Friesland Coberco, Fugro, Heineken, Koninklijke Houthandel G. Wijma & Zonen, Koninkljike Wessanen, Koninklijke KPN, Koninklijke Wessanen, Merison, Pentascope, en Royal Haskoning. Rijnvallei, Shell, Simon Lévelt en Thermphos. Het programma bouwt voort op het onlangs afgeronde programma Van financieel naar duurzaam rendement, waarin 19 bedrijven gezamenlijk hebben gewerkt aan concretisering van duurzaam ondernemen in hun eigen bedrijfsvoering (Cramer, 2002; Cramer 2003). 2 Eén van de conclusies uit dit programma was dat thema s zoals respect voor mensenrechten, armoedebestrijding en minimale arbeids- en milieunormen in internationaal verband nog relatief weinig aandacht krijgen in het kader van duurzaam ondernemen. Te verwachten is echter dat de aandacht voor deze internationale thema s zal toenemen. Daarom is gekozen voor een vervolgprogramma dat zich richt op het thema duurzaam ondernemen in internationale context. Centraal staat in het programma het al doende leren van elkaar. Bedrijven wisselen ervaringen met elkaar uit tijdens bijeenkomsten die maandelijks georganiseerd worden. Waar nodig ondersteunt het programmamanagement het proces door het (laten) inbrengen van specifieke wetenschappelijke kennis. Bovendien treden de deelnemende bedrijven in dialoog met diverse groepen stakeholders, wat kan leiden tot toetsing en aanscherping van hun visie en aanpak. De hierbij opgedane leerervaringen passen de bedrijven weer toe in hun eigen werksituatie. Daarnaast voeren de bedrijven tijdens de looptijd van het programma een eigen bedrijfsproject uit, dat raakvlakken heeft met de thema s die in het programma centraal staan. 1 Dit programma is per 1 oktober 2005 ondergebracht bij MVO Nederland en wordt gefinancierd door het Ministerie van VROM. 2 De resultaten zijn vastgelegd in de boeken Ondernemen met hoofd en hart en Learning about Corporate Social Responsibility; the Dutch experience, beide samengesteld door professor Jacqueline Cramer 5

De resultaten van alle bedrijfservaringen worden uitgedragen in nauwe samenwerking met de participerende bedrijven. Doel is de best practices van deze bedrijven in brede kring te verspreiden. Daarnaast wordt getracht om de binnen het programma opgezette initiatieven en opgedane ervaringen te verankeren binnen reeds bestaande of nieuw te formeren gremia. Het programma bestaat uit twee projecten: Project 1: Duurzaam ondernemen en globalisering Centraal in dit project staat de vraag hoe het corporate bedrijfsbeleid op het terrein van duurzaam ondernemen optimaal kan worden afgestemd op het te voeren beleid van lokale vestigingen (met name in ontwikkelingslanden) en vice versa? Zijn de door het moederbedrijf geformuleerde waarden en normen en de daarop gebaseerde gedragsrichtlijnen daartoe voldoende ondersteunend? Over deze vragen is de afgelopen jaren in Nederland veel maatschappelijke discussie gevoerd. Het gaat er nu om antwoord te geven op deze vragen op basis van praktijkervaringen en inzichten vanuit de wetenschappelijke wereld. Aan dit project werken 10 bedrijven mee. Project 2: Duurzaam ondernemen en ketenverantwoordelijkheid De kern van dit project wordt gevormd door 12 grote en MKB-bedrijven die hun maatschappelijke verantwoordelijkheid willen nemen in de internationale keten waarbinnen ze opereren, maar niet precies weten hoe ze dit het beste kunnen doen. Het in kaart brengen en monitoren van internationale toeleveringsketens is vaak een complexe aangelegenheid. Zeker in branches met een wijdvertakt netwerk van uiteenlopende toeleveranciers en uitbesteders blijkt het soms een schier onmogelijke opgave om de keten in kaart te brengen, laat staan te auditen hoe duurzaam men onderneemt in die keten. Hoe bedrijven ondanks deze beperkingen toch ketenverantwoordelijkheid kunnen nemen en de transparantie in hun productketen kunnen vergroten, staat centraal in dit project. Plan van aanpak voor het gebruik van internationale richtlijnen en standaarden Hoe zijn de deelnemende bedrijven te werk gegaan? Het eerste probleem waarmee ze geconfronteerd werden was het woud aan internationale richtlijnen en standaarden op het gebied van duurzaam ondernemen. Richtlijnen voorzien in een set van richtinggevende principes, terwijl een standaard (of norm) inhoudt dat bedrijven kunnen en moeten voldoen aan een algemeen geldende output. Alle richtlijnen en standaarden hebben tot doel om handvatten te bieden bij het vormgeven van duurzaam ondernemen in de eigen bedrijfsorganisatie. Maar het palet aan richtlijnen en standaarden dat inmiddels is ontwikkeld, is zo omvangrijk dat de bedrijven tussen de bomen het bos niet meer zien. Om enige orde aan te brengen in dit geheel is gezamenlijk met de deelnemende bedrijven een schematisch overzicht gemaakt van de belangrijkste richtlijnen en standaarden en de wijze waarop deze kunnen worden gebruikt bij de invoering van duurzaam ondernemen binnen het bedrijf. Op grond hiervan is tot het volgende plan van aanpak gekomen. 6

Stap 1: Maak een inschatting van de stand van zaken op het gebied van duurzaam ondernemen Allereerst is het verstandig om te starten met het vaststellen van de stand van zaken op het gebied van duurzaam ondernemen. Deze nulmeting kan gebaseerd zijn op een uitgebreide vragenlijst of op een globale toetsing, afhankelijk van de behoefte van het bedrijf. Binnen het programma hebben de deelnemende bedrijven gekozen voor een globale toetsing. Daarbij maakten zij gebruik van de meest overkoepelende standaarden: de OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen en de VN Global Compact. Deze richtlijnen hebben zij omgezet in een vragenlijst. Indien mogelijk heeft men vervolgens tijdens een internationale managers bijeenkomst het thema duurzaam ondernemen en het doel van de vragenlijst toegelicht. Bij sommige bedrijven bleken de locale managers nog onbekend te zijn met het thema en de OESO richtlijnen. Daarom werd in zulke gevallen de vragenlijst zo simpel mogelijk gehouden. Vervolgens werd de vragenlijst rondgestuurd naar relevante personen binnen de wereldwijde organisatie met het verzoek deze te beantwoorden. Een enkel bedrijf heeft de vragenlijst niet rondgestuurd maar de locale managers of kwaliteitsmanagers telefonisch laten reageren op de vragen. Soms reageerden locale managers terughoudend op het invullen van de vragenlijst. Men zag het als een vorm van sociale controle. Ook bestond de angst om over zaken naar buiten toe te rapporteren die juridische aansprakelijkheden met zich mee konden brengen of die beursgevoelig waren. Op grond van de resultaten van deze vragenlijst werd een overzicht gemaakt van de onderwerpen, waarop het bedrijf al goed presteerde, cruciale onderwerpen waarop ze matig presteerde ( witte vlekken ) en onderwerpen waarop ze matig presteerde maar die niet of weinig risicovol waren. Aan de hand hiervan bepaalde het management van het bedrijf de beleidsprioriteiten op het gebied van duurzaam ondernemen.. Stap 2: Werk de beleidsprioriteiten uit die het bedrijf op het gebied van duurzaam ondernemen stelt Bij de uitwerking van de in stap 1 geselecteerde beleidsprioriteiten zijn uiteenlopende thema specifieke standaarden en richtlijnen behulpzaam, bijvoorbeeld op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en corruptie. De belangrijkste standaarden en richtlijnen zijn hieronder op een rijtje gezet. Voor een nadere toelichting hierop en op bovengenoemde OESO richtlijnen en UN Global Compact wordt verwezen naar D. Leipziger (2003). Mensenrechten - The Universal Declaration of Human Rights Arbeidsrechten - The International Labour Organisation: Tripartite Declaration of Principles concerning Multinational Enterprises and Social Policy - Social Accountability 8000 7

- OHSAS 18001 - AccountAbility 1000 Framework Milieu - The Rio Declaration on Environment and Development - The CERES (Coalition for Environmentally Responsible Economies) principles - ISO 14001 Corruptie - The OECD Convention on Combating Bribery of Foreign Public Officials in Internationale Business Transactions - The Business Principles for Countering Bribery Economie Standaarden die verband houden met de bijdrage van het bedrijf aan economische welvaart in bredere zin ontbreken nog. Algemeen - Naast bovengenoemde OESO richtlijnen voor multinationale ondernemingen en the UN Global Compact kunnen verder nog behulpzaam zijn: - IFC guidelines of the World Bank - The Sustainability: Integrated Guidelines for Management (SIGMA) project - Global Reporting Initiative Naarmate een bedrijf voortschrijdt met de invoering van duurzaam ondernemen zal het pakket van toe te passen specifieke richtlijnen en standaarden zich over het algemeen geleidelijk uitbreiden en tot een geïntegreerd geheel worden gemaakt. Per land zal echter de exacte invulling van duurzaam ondernemen en dus ook de toepassing van richtlijnen en standaarden afhankelijk zijn van de specifieke locale situatie: de cultuur, de maatschappelijk/politieke context, de houding van de overheid en de meest urgente maatschappelijke problemen. Zo wordt in een land als China duurzaam ondernemen primair geassocieerd met het verschaffen van eten en huisvesting aan werknemers, terwijl in Zuid Afrika black empowerment en bijdragen aan de bestrijding van de AIDS problematiek centraal staat. In de Verenigde Staten wordt het vaak gezien als sponsoring en liefdadigheid en in Nederland als activiteiten die boven wet- en regelgeving uitstijgen. Diverse vormen van ketenverantwoordelijkheid Een ander belangrijk onderwerp in het kader van het programma Duurzaam ondernemen in internationale context is ketenverantwoordelijkheid. Onder ketenverantwoordelijkheid wordt verstaan het nemen van verantwoordelijkheid om andere bedrijven in de keten aan te sporen zich te houden aan bepaalde richtlijnen 8

en standaarden. Achterliggende drijfveer is onder meer om als bedrijf aansprakelijkheid te vermijden voor zaken die elders in de keten veroorzaakt worden. Bij de uitwerking van dit thema bleek dat verbazingwekkend veel grote en kleine bedrijven in Nederland onderdeel zijn van internationale productketens. Of het nu gaat om voedingsproducten, zoals koffie en thee, kleding of elektronische apparatuur, deze producten komen bijna altijd tot stand in samenwerking met producenten elders op de wereld. In het kader van duurzaam ondernemen is het de vraag hoe bedrijven hiervoor ketenverantwoordelijkheid kunnen nemen en waar hun verantwoordelijkheid als bedrijf ophoudt. Een bedrijf dat een groot assortiment aan producten inkoopt (bijvoorbeeld de detailhandel) heeft met vele en zeer uiteenlopende toeleveranciers te maken, terwijl een bedrijf dat een specifiek product op de markt zet, vaak slechts met een beperkt aantal toeleveranciers contacten onderhoudt. In het laatste geval is het in principe gemakkelijker om tot ketensamenwerking over duurzaam ondernemen te komen dan in het eerste geval. Toch blijkt ook bij een gering aantal toeleveranciers die mogelijkheid tot samenwerking in de praktijk soms niet aanwezig. Het kan zijn dat de producent voor de toeleveranciers slechts een kleine afnemer is, waardoor deze weinig druk kan uitoefenen om op het gebied van duurzaam ondernemen beter te presteren. Het kan ook zijn dat de gestelde eisen voor de toeleveranciers te hoog zijn en dat zij niet in staat zijn om op korte termijn hieraan te voldoen. Alleen wanneer een gericht begeleidingsprogramma voor deze toeleveranciers wordt opgezet, is deze kloof te overbruggen. Kortom, de mate waarin bedrijven in internationale ketens verantwoordelijkheid kunnen nemen, hangt af van uiteenlopende factoren. De tot nu toe opgedane praktijkervaring leert dat in ieder geval de volgende factoren een rol spelen: de invloed en positie in de keten, de diversiteit van het aantal toeleveranciers, de structuur en stabiliteit van het ketennetwerk en ook van de hoogte van de eisen die aan de toeleveranciers gesteld worden. Daarnaast is bepalend of bedrijven hun afzet hebben op de reguliere ( mainstream ) markt of zich specifiek op een niche markt willen profileren. Theoretische modellen die deze verschillende factoren in één geheel plaatsen, zijn nog in ontwikkeling. Conclusies Duurzaam ondernemen in internationaal verband krijgt toenemende aandacht op de agenda van politiek en bedrijfsleven. Sommige, met name multinationale ondernemingen hebben reeds enige ervaring met dit onderwerp opgedaan. Maar ook zij verkeren nog in een stadium van trial en error. Er bestaan wel allerlei internationale richtlijnen op het gebied van duurzaam ondernemen of aspecten daarvan. Maar op welke manier bedrijven deze kunnen vertalen naar hun eigen bedrijfspraktijk, blijkt niet eenvoudig. Ook voor kleinere bedrijven speelt duurzaam ondernemen in internationale context een steeds belangrijker rol. Zij worden door de internationale productketens waarvan zij vaak een onderdeel uitmaken, steeds regelmatiger verantwoordelijk gesteld voor bepaalde activiteiten in hun keten. Deze bedrijven hebben de afgelopen jaren enige kennis en ervaring opgebouwd hoe zij die ketenverantwoordelijkheid kunnen invullen. Maar ook hier worden bedrijven regelmatig geconfronteerd met nog onopgeloste 9

dilemma s. Theoretisch is bijvoorbeeld wel duidelijk waarvoor je als bedrijf wel en niet verantwoordelijkheid zou moeten nemen in de keten. Maar de praktijk blijkt vaak weerbarstiger. Soms word je als bedrijf toch gedwongen, bijvoorbeeld door een NGO, om wel die verantwoordelijkheid te nemen, terwijl in wezen je invloed in de keten maar beperkt is. Ook kan het zijn dat je bekritiseerd wordt op een thema dat niet valt in de categorie risicovol. Er bestaat geen standaard recept om duurzaam ondernemen in internationaal verband inhoud te geven. Daarom is het voor bedrijven een kwestie van al doende leren. Maar het feit dat bedrijven aan dit onderwerp steeds meer aandacht geven, is wel een belangrijk signaal. Het laat zien dat het internationaal opererende bedrijfsleven haar maatschappelijke verantwoordelijkheid serieus wil nemen. En dat is cruciaal, gezien de grote invloed van het bedrijfsleven in de mondiale economie. Literatuur Barrez, D., De Antwoorden van het Antiglobalisme; Van Seattle tot Porto Alegre, Haasbeek, Alphen aan den Rijn, 2001. Bragd, A., et al., Beyond Greening: New Dialogue and New Approaches for Developing Sustainability, Business Strategy and the Environment, 7, 1998, p. 179-192. Castells, M., The Information Age; Economy, Society and Culture; Volume II, The Power of Identity, Blackwell Publishers, Oxford, 1997. Cramer, J., Duurzaam in Zaken, Van Gorcum, Assen, 2001. Cramer, J. (2002). Ondernemen met hoofd en hart. Duurzaam ondernemen: praktijkervaringen. Assen, Koninklijke Van Gorcum. Cramer, J. (2003). Learning about Corporate Social Responsibility. The Dutch Experience. Amsterdam, IOS Press. Hertz, N., De Stille Overname; De Globalisering en het Einde van de Democratie, Contact, Amsterdam, 2002. Kelly, K., Nieuwe Regels voor de Nieuwe Economie, Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam, 1998. Kennedy, A.A., The End of Shareholder Value; Corporations at the Crossroads, Perseus Publishing, Cambridge, Massachusetts, 2000. Leipziger, D., The Corporate Responsibility Code Book, Greenleaf Publishing, Sheffield, 2003. Liemt, G. van, Het Wereldbeeld van Antiglobalisten, SMO, Den Haag, 2002. 10

Lubbers, E., Schone Schijn, Fagel, Amsterdam, 2002. Naert, P. en B. Coppieters (red.), Globalisering; Zegen en Vloek, Lannoo, Tielt, 2000. Soros, G. Globalisering, Contact, Amsterdam, 2002. Stiglitz, J.E., Globalization and its Discontents, Norton & Company, New York, 2002.. 11