Naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt



Vergelijkbare documenten
We zijn op ontdekkingsreis, in een gebied waar de huidige systemen leidend zijn maar onvoldoende werken. Bij een ontdekkingsreis hoort ruimte.

De arbeidsmarkt in Midden-Limburg

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Rondetafelgesprek over Flexibiliteit en Zekerheid Op verzoek van de Vaste commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Armoede en Arbeidsmarkt

De vaste baan bereikbaar voor alle werknemers

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Jongeren op de arbeidsmarkt

Beroepsbevolking 2005

Hartelijk welkom. Met dank aan: 22 mei 2013

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Personeel op peil. Onderzoek naar de positie van mkb-werknemers

Bijlage VMBO-GL en TL

Een uitdagende arbeidsmarkt. Erik Oosterveld 24 juni 2014

7,2. Samenvatting door een scholier 1510 woorden 30 maart keer beoordeeld

Ten minste houdbaar tot?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Verdringing op de arbeidsmarkt: Wat is het en hoe meet je het?

Een Werkende Arbeidsmarkt

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Werken in een andere sector of branche: iets voor u?

Kwartaaloverzicht arbeidsmarkt 2005/2

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Hoe staat het er voor? Inclusieve Arbeidsmarkt: Kansen voor iedereen!?!? Inclusieve Arbeidsmarkt: Kansen voor iedereen!

S A M E N V A T T I N G

Monitor Werkloosheid Noord-Veluwe 3 e kwartaal 2010

Hoe staan we ervoor? De regionale arbeidsmarkt dynamiek en de kansen voor MBO-ers in Fryslân

2513 AA1XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 17 augustus 2012 Betreft Kamervragen lid Hamer (PvdA)

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

6. Vergrijzing in Noord-Nederland

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

Kortetermijnontwikkeling

Een brug naar de toekomst PCOB manifest heeft oog voor solidariteit tussen generaties

Inge Test

Minder instroom in, meer uitstroom uit arbeidsmarkt

3.2 De omvang van de werkgelegenheid

Lesbrief. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt

VISIE OP WERK. Jeroen Zwinkels 23 november 2015

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Midden-Holland, augustus 2017

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

./. Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van het lid Bussemaker (PvdA) over de arbeidsproductiviteit van oudere werknemers.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

LAAGGELETTERDHEID IN HAAGSE HOUT

De arbeidsmarkt in Holland- Rijnland vanuit economisch pespectief

Conclusies enquête The Future Group. November 2015

De arbeidsmarkt in Zuidoost-Brabant. UWV Gerald Ahn 9 september 2014

Onderzoeksrapport: zorgelijke terugloop leerwerkplekken mbo

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

BZW 13 april Meebewegen in een flexibele arbeidsmarkt Duurzame inzetbaarheid

Algemene beschouwing

CBS: Voorzichtig herstel arbeidsmarkt in het tweede kwartaal

LAAGGELETTERDHEID IN LAAK

ONDERZOEK JONGEREN EN FLEX FNV JONG

2.1 De keuze tussen werk en vrije tijd

Hoe staan we er nu voor?

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Holland Rijnland, augustus 2017

DEMOGRAFIE. Mensen werken langer door uit financiële 65+ noodzaak COMPLEXITEIT VOOR UWV NEEMT TOE

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Haaglanden en Zuid-Holland Centraal, augustus 2017

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen verder gestegen in februari

Wat kun je verwachten?

Toespraak staatssecretaris H.A.L. van Hoof bij de opening van de miniconferentie O&O-fondsen op 10 september 14.00u in Den Haag

1 Adviesaanvraag en reikwijdte advies

solidariteit van jong met oud, of ook omgekeerd?

Proactiviteit op de arbeidsmarkt. Minder mensen & meer beweging

hoe aantrekkelijk bent u? employer branding is de basis voor toekomstig arbeidskapitaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Kansen & knelpunten op de arbeidsmarkt. Marieke Schramm & Michel van Smoorenburg Arbeidsmarktinformatie en -advies UWV Zwolle, 13 november 2017

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

5.2 Wie is er werkloos?

Economie Pincode klas 4 vmbo-gt 6 e editie Samenvatting Hoofdstuk 4: Aan het werk! Exameneenheid: Arbeid en productie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkgelegenheid commerciële sector daalt. Minder banen in industrie en zakelijke dienstverlening

De arbeidsmarkt in 2019 Een korte terugblik op 2018 en verwachtingen van UWV en werkgevers voor januari 2019

Totaalbeeld arbeidsmarkt: werkloosheid in februari 6 procent

De dagelijkse dichtheid van het bestaan. Paul Schnabel Rotary s Gravenhage Sociaal en Cultureel Planbureau Universiteit Utrecht

Tussentijds advies Arbeidsmarkt Noord-Nederland

Voor wie verstandig handelt! Daling personeel

5.1 Wie is er werkloos?

LAAGGELETTERDHEID IN LEIDSCHENVEEN-YPENBURG

Aantal werkzoekenden en WW-uitkeringen opnieuw toegenomen

Samenvatting Twente Index 2016

2513AA22XA. Inleiding. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Sterk voor werk DE FEITEN OP EEN RIJ

KWARTAALMONITOR APRIL Omzetontwikkeling van freelancers en flexwerkers in Nederland

Verkiezingsprogramma D66 Maastricht Samen Sterker

Een soepel ontslagrecht en de arbeidsmarktpositie van oudere werknemers

De maakindustrie in Midden-Limburg

Allereerst wil ik de organisatoren van deze dag, de Stichting Lezen en Schrijven

De Nederlandse Maritieme Arbeidsmarkt 2014

Beroepsbevolking: het aantal mensen tussen de 15 en 65 jaar, dat meer dan 12 uur per week wil en kan werken.

De arbeidsmarkt: crisistijd en trends

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Flevoland, augustus 2017

Nieuwsflits Arbeidsmarkt. Regio Flevoland april 2018

Transcriptie:

Niet lullen, maar poetsen. Naar een toekomstbestendige arbeidsmarkt C D JA r aad s st u k, o kt obe r 2 0 1 2 Semih Eski Joël Friso (voorzitter) Wieneke Kirpestein Jan van Meerveld Christine Zandberg

Voorwoord Als het arbeidsethos van de schrijfgroep "Niet lullen, maar poetsen" een voorbode is van het nieuwe Nederland, dan ben ik niet pessimistisch over onze toekomst. Met inzet, verstand van zaken en een goede samenwerking is dit raadsstuk tot stand gekomen, en het zal dienen als discussiestuk voor de CDJA-Raad tijdens het congres in november 2012. De schrijfgroep heeft op een intelligente en uitdagende manier het debat in de stijgers gezet. De leden krijgen met dit stuk de kans om op een even intelligente en creatieve wijze na te denken over de hervormingen op de arbeidsmarkt. Waartoe werken wij? Hoe verhoudt een werkend individu zich tot de samenleving? Welke rol heeft de overheid in het stimuleren van een werkend bestaan? Welke praktische oplossingen presenteren wij als jongeren, die over een aantal jaar zelf het hart van werkend Nederland vormen? Het CDJA- Raadspresidium is blij dat we hierover de komende tijd met elkaar in discussie kunnen gaan. Deze discussie zal ten eerste plaatsvinden in de fractiebijeenkomsten die overal in het land georganiseerd worden. Voorts worden er lokale activiteiten omtrent dit thema georganiseerd alvorens we in november met elkaar twee dagen stevig in debat gaan. Grijp deze kans aan om je te verdiepen in deze complexe materie. Benut ook vooral de kans om dit thema door een politieke bril te bekijken. De fractiebijeenkomsten, waarin je met elkaar zult overleggen en waarin je gezamenlijk je standpunt kan aanscherpen, zijn hiervoor een zeer goede gelegenheid. Het debat tijdens het congres zelf is vervolgens een uitgelezen kans om te oefenen in een mondelinge beraadslaging, die vooral dient om onze standpunten nog scherper op papier te zetten, en om ons als jonge politici scherper te laten nadenken en formuleren. Namens het Raadspresidium wens ik ieder lid een voortreffelijke voorbereiding op de CDJA Raad toe, Jordi Wiersma Voorzitter CDJA-Raadspresidium

Ten geleide Beste leden, Voor jullie ligt een raadsstuk over een bijzonder ingewikkeld thema. De arbeidsmarkt is namelijk iets abstracts. Letterlijk wordt ermee bedoeld: het totaal van vraag naar en aanbod van werk. De arbeidsmarkt gaat ons allemaal aan. Ieder van ons heeft een (bij)baan of is er naar op zoek. Helaas kennen we ook allemaal wel iemand die thuis zit zonder baan. Of iemand die heel graag werk zou doen waarvoor hij of zij gestudeerd heeft, maar niet aan de slag komt. Misschien ben jij zelf wel zo iemand. Oude zekerheden die onze ouders nog kenden, zoals een baan voor het leven, lijken voorbij te zijn. Hoe moeten we verder? Het CDJA komt in dit raadsstuk met voorstellen om de overgang naar een nieuwe, toekomstbestendige arbeidsmarkt mogelijk te maken, gegeven de context van de huidige crisis. Dat gaat niet gratis. Het zal iedereen een beetje pijn doen. Dit raadsstuk gaat in op de situatie waarin de Nederlandse arbeidsmarkt zich momenteel bevindt (hoofdstuk 1). Het CDJA is van mening dat in de knelpunten waar we op de arbeidsmarkt tegen aanlopen, iedereen (jong en oud) onderdeel is van de oplossing (hoofdstuk 2). We hebben een arbeidsmarkt nodig die optimaal werkt (hoofdstuk 3). Om dat doel te bereiken, wordt er een aantal praktische ideeën gepresenteerd in lijn met de gedachte van een leven lang leren (hoofdstuk 4). De schrijfgroep wil iedereen bedanken die heeft meegedacht, waaronder de professionals op het gebied van de arbeidsmarkt en de leden die nieuwsgierig waren naar onze visievorming. Indien er opmerkingen zijn bij de tekst zelf, is het mogelijk contact met ons op te nemen via sch r ijfg ro ep @ cdja.nl. Veel discussieplezier gewenst. Mede namens de leden van de schrijfgroep, Joël Friso voorzitter CDJA schrijfgroep najaar 2012

H oo fd st u k 1 ) V i s i e o p de ar be i d smar k t Zeg te allen tijde: De wereld werd ter wille van mij geschapen. Zeg niet: Och, dat gaat mij niet aan. Maar geef jouw aandeel om iets nuttigs toe te voegen, om iets wat ontbreekt aan te vullen en de wereld een beetje beter achter te laten, als dank voor je verblijf hier. 1 Soms lijkt het alsof mensen zo vroeg mogelijk van de last van dagelijkse arbeid verlost willen worden. Daarin schuilt het gevaar dat voorbij wordt gegaan aan de waarde van werken. Werk is onmisbaar voor ons dagelijks brood. Maar werk gaat over meer dan alleen inkomenszekerheid of het vergaren van middelen om leuke dingen te kunnen doen. Je werkt voor je brood, je let op je naaste en je geeft de toekomst van Nederland op een fatsoenlijke manier door aan je kinderen. Het christendemocratisch gedachtegoed bekijkt werk in een brede context. Werken gaat niet alleen over je brood verdienen maar ook over je betrokkenheid bij de ander. Werken is een manier om bij te dragen aan de samenleving, als dank voor je verblijf hier op aarde. De christendemocratie heeft als taak mensen op de waarden van werk te wijzen. Wie werkt, vindt voldoening en het hebben van een baan geeft zelfvertrouwen. We zeggen weleens: Je bent wat je doet en je doet wat je bent. Werken gaat over tot ontplooiing komen en is een manier waarop we zin geven aan ons leven. Werk geeft mensen het gevoel dat ze ertoe doen en erbij horen. Mensen krijgen door hun baan meer sociale contacten, doen nieuwe kennis en vaardigheden op en krijgen meer zelfvertrouwen. Sterker nog, aan het werk blijven is het beste middel om vaardigheden aan te leren en te behouden. Aan het werk gaan is daarom bijvoorbeeld ook het beste re-integratiemiddel voor groepen aan de rand van de samenleving, waar werkloosheid vaker voorkomt. De rol van de overheid met betrekking tot de arbeidsmarkt moet helder zijn. Bevordering van voldoende werkgelegenheid is voorwerp van zorg der overheid. Zo staat in de Nederlandse Grondwet (artikel 19). Dat betekent niet dat de overheid er is om banen te creëren. Ze kan de banencreatie - indirect - wel stimuleren. Het CDA kan een onderscheidende visie op de arbeidsmarkt laten zien, wanneer het de nadruk legt op persoonlijke verantwoordelijkheid, op de menselijke maat en op de waarde van werken. Uitspraak 1: Werk voorziet in ons dagelijks brood en is een verplichting ten aanzien van de gemeenschap. Hoewel de manier waarop het CDJA naar werk kijkt niet snel verandert, veranderen de omstandigheden wel. De plek waar een mens zijn werk doet, zijn brood verdient en zijn steentje bijdraagt is de arbeidsmarkt, en die is door wetenschappelijke, technische, economische, financiële, demografische, klimatologische en politieke ontwikkelingen nooit dezelfde. In welke situatie bevinden we ons in Nederland anno nu? Het tijdperk van een baan voor het leven lijkt voorbij. Volgens het UWV werden in 2011 nog maar tweeduizend vaste contracten getekend. Ten opzichte van 2010 is dat een daling van 97 procent. 2 Langdurige tijdelijke aanstellingen eindigen in 80 procent van de gevallen niet in een contract voor 1 Een uitspraak van de Bratzlawer rabbi, uit het chassidisch jodendom. Bron: Doekle Terpstra, Meer dan geld alleen (Uitgeverij Ten Have, 2004). 2 UWV. Vacatures in Nederland 2011. De vacaturemarkt en personeelswerving in beeld (februari 2012).

onbepaalde tijd. 3 Nieuwe wet- en regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van de sociale zekerheid, in politiek roerige tijden zorgt ook niet voor de nodige stabiliteit. Daar komt bij dat ruim een half miljoen mensen aan de kant staan zonder werk. De werkloosheid is toegenomen naar een percentage van 6,5 % van de beroepsbevolking. 4 De potentiële beroepsbevolking neemt sinds eind 2010 als gevolg van de vergrijzing niet meer toe en zal gaan krimpen vanaf 2020. 5 Dat komt doordat er veel mensen met pensioen gaan en doordat er steeds minder jongeren zijn. Wordt de arbeidsmarkt te krap en hebben we niet genoeg mensen om al het werk te doen, dan prijst Nederland zich internationaal al snel uit de markt door te hoge arbeidskosten. De druk op de arbeidsmarkt wordt versterkt doordat de economie kwetsbaar is als gevolg van de kredietcrisis. In de Nederlandse politiek werd lang gedacht dat de kredietcrisis in Amerika ons land niet zou raken. Niets leek minder waar. Ook in Nederland wordt nu de prijs betaald voor tientallen jaren riskant schulden maken. De westerse wereld heeft op de pof geleefd en daar lijkt een einde aan te komen. Terecht worden nu discussies gevoerd over de houdbaarheid van onze verzorgingsstaat. Om het financiële huishoudboekje op orde te krijgen, wordt van iedereen een bijdrage gevraagd. Om te beginnen zullen we het allemaal met iets minder welvaart moeten doen. Met het oog op de toekomst heeft de Nederlandse arbeidsmarkt een stelsel nodig dat de vraag naar en het aanbod van arbeid stimuleert, de arbeidsproductiviteit bevordert en outsiders kansen biedt. Een stelsel waarin vraag en aanbod goede aansluiting vinden, doordat mensen de goede competenties hebben. Maar ook een stelsel waarin iedereen meedoet, jong en oud. Stijging van het arbeidsaanbod moet komen van een stijgende participatie van ouderen en jongeren op de arbeidsmarkt en/of doordat werknemers meer uren maken. Ook maatregelen als de verhoging van de AOW-leeftijd, het versoberen van sociale zekerheid, versoepeling van het ontslagrecht of een ander immigratiebeleid kunnen leiden tot een verandering van het arbeidsaanbod. Deze veranderingen vragen om een mentaliteitsomslag, die al gaande is. De overheid zet in op een cultuur waarin mensen zelf de verantwoordelijkheid nemen voor hun duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Dit betekent geen baan voor het leven, maar een leven lang leren en aantrekkelijk blijven voor werkgevers. Verschillende groepen in de samenleving zullen deze omslag op een verschillende manier beleven en mee maken. Uitspraak 2: De huidige economische omstandigheden dwingen ons ertoe oude zekerheden van een baan voor het leven en de verzorging van de wieg tot het graf los te laten. 3 Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Vraag naar arbeid 2011 (januari 2012). 4 Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Verdere stijging werkloosheid (16 augustus 2012). 5 Zie voor een beknopte beschrijving van de metamorfose van de arbeidsmarkt het hoofdstuk Met minder mensen anders werken in Nederland in Stegeman, Hans e.a. IN2030 Vier vergezichten. (Scriptum, 2012)

H oo fd st u k 2 ) Va n j on g t o t ou d w e r kt In de Nederlandse samenleving is een toenemend gemor te horen over babyboomers die riant betaalde banen hebben, met even royale ontslagvergoedingen en ATV-voorzieningen, terwijl zij wel nog voor hun 67ste met pensioen kunnen. De jongerenbeweging G500 is mede uit ontevredenheid daarover opgericht. Veel jongeren (en ouderen) hebben het idee dat er voor het eerst een generatie opgroeit die het materieel niet beter zal hebben dan de voorgaande generatie. De G500 wil daarom in de Grondwet laten opnemen dat de spreiding van welvaart tussen generaties een voorwerp van zorg moet zijn voor de overheid. 6 Het CDJA is van mening dat in de discussie over de toekomstbestendigheid van de arbeidsmarkt, oud en jong niet tegenover elkaar moeten komen staan. Dit betekent dat in de maatregelen die worden genomen om de crisis te lijf te gaan, de neergang van de welvaart op te vangen en het stelsel van de arbeidsmarkt aan te passen aan de huidige tijd, de lasten eerlijk verdeeld horen te worden. Een arbeidsmarkt die de ene groep voortrekt boven de andere kan de solidariteit tussen verschillende generaties aantasten. Jong en oud staan niet los van elkaar, maar zijn onlosmakelijk onderdeel van hetzelfde geheel. Wanneer we de belangen van alle generaties niet erkennen, raakt het geheel uit evenwicht. Met maatregelen die de generaties tegenover elkaar plaatsen, is de arbeidsmarkt noch de samenleving geholpen. De werkloosheid onder jongeren is groter dan ooit. Deze steeg in het eerste kwartaal van 2012 naar 10%, een percentage dat onder allochtone jongeren nog hoger ligt. Veel recent afgestudeerden gaan na hun studie stage lopen. Dit heeft tot gevolg dat de gemaakte schulden tijdens de studie verder vergroot worden. Hier komt bij dat jongeren die de arbeidsmarkt wel betreden, vaak in tijdelijke baantjes belanden. In deze tijd van economische teruggang verliezen zij hun baan even snel weer als dat ze die kregen. Ten slotte staan veel mensen die vallen onder het aanbodsoverschot, niet als werkzoekende geregistreerd. Dit geldt in het bijzonder voor jongeren en herintredende vrouwen. Veel jongeren onder de 27 jaar melden zich niet omdat er vrijwel geen vangnet is. Hoewel het percentage oudere werklozen hoger ligt dan dat van de jongeren, is onder jongeren sprake van een groot deel van verborgen werkloosheid, die niet in de statistieken wordt meegenomen. Het CDJA meent dat het prioriteit heeft dat in Nederland de discussie gevoerd wordt over het wankele arbeidsmarktperspectief van jongeren. Door te zorgen dat een nieuwe generatie op eigen benen kan staan, doen we niet alleen jongeren een plezier, maar zorgen we ook dat ze een bijdrage leveren aan onze samenleving en onze economie. 7 Omdat jongeren een lastige positie op de arbeidsmarkt hebben, de jeugdwerkloosheid stijgt en er weinig vooruitzichten zijn op een duurzaam contract, zou er opnieuw een taskforce jeugdwerkloosheid moeten komen. Deze taskforce heeft als doel het geven van voorlichting, het faciliteren van het sluiten van convenanten tussen werkgevers en andere partijen op lokaal-regionaal en sectoraal niveau om leerwerkplekken en banen te realiseren. Afgestudeerden die geen baan kunnen vinden zouden ook aanspraak moeten kunnen maken op een werkbeurs. Daarmee zouden ze kunnen investeren in tijdelijke aanstellingen bij een bedrijf. De werkbeurs kan bijvoorbeeld deel uitmaken van een Europees werkgarantieplan, ter 6 Laatste punt uit het tienpuntenplan van G500. 7 Lees ook Over jeugdwerkloosheid is het in Nederland te stil van Sonja Bakker op de website Sociale Vraagstukken (21 februari 2012).

bestrijding van de jeugdwerkloosheid, zoals Ton Wilthagen, hoogleraar Arbeidsmarkt aan de Universiteit van Tilburg, stelt. 8 Uitspraak 3: Het CDJA pleit voor een heroprichting van een taskforce jeugdwerkloosheid, omdat de jeugdwerkloosheid blijft stijgen en er weinig vooruitzichten zijn op duurzame contracten voor jongeren. Niet alleen de jongeren hebben het lastig met het vinden van een plaats op de arbeidsmarkt. Het percentage werkzoekenden van 55 jaar of ouder, als percentage van de beroepsbevolking, komt in 2013 uit op ruim 11%. 9 Dit is het hoogste percentage van alle leeftijdsgroepen. De werkende ouderen hebben relatief veel vaste contracten, goede secundaire arbeidsvoorwaarden en een goede ontslagbescherming. Wanneer ouderen echter worden ontslagen, is het moeilijk een baan te vinden. Van de werkloze vijftigers vindt niet meer dan 2% een nieuwe baan. Dit terwijl deze mensen vaak een schat aan kennis en vaardigheden met zich meedragen. Verstoringen aan de vraagzijde zijn lange dienstverbanden bij eenzelfde werkgever, weinig mobiliteit en weinig investeringen in kennis en vaardigheden, oftewel een gebrek aan dynamiek. Deze inefficiënties waren vroeger minder zichtbaar vanwege massale vervroegde uittredingen zoals VUT-voorzieningen. 10 Er moet iets gedaan moet worden met de overdreven secundaire arbeidsvoorwaarden, waardoor oudere werknemers onaantrekkelijk worden. De Raad van Organisatie en Adviesbureaus (ROA) stelt dat als de leeftijd vordert (en het salaris hoger wordt), de perspectieven voor deze groep slecht zijn. Dit vraagt om inspanningen om hun participatie op de arbeidsmarkt te stimuleren. De huidige vorm van het ontslagrecht speelt een grote rol in de discussie over de hervorming van de arbeidsmarkt. Het huidige ontslagrecht is te veel gebaseerd op het hebben van baanzekerheid. Wanneer ouderen gedurende een langere periode bij een werkgever werken, kan de ontslagvergoeding die men eventueel meekrijgt bij uitdiensttreding of ontslag, steeds hoger worden. Dit zorgt ervoor dat ouderen er niet snel voor kiezen om van baan te veranderen. Het ontslagrecht wat had moeten functioneren als een vangnet, wordt nu gezien als een automatisch recht bij ontslag. Het CDJA vindt dat de inrichting van de arbeidsmarkt omgebogen moet worden van baanzekerheid naar werkzekerheid. Omdat de baan voor het leven niet meer bestaat, moeten we investeren in de mensen op de arbeidsmarkt. Ook in oudere werknemers. In plaats van een hoge ontslagvergoeding (wat niet meer zou moeten zijn dan een doekje voor het bloeden) zouden we de rest van het geld beter kunnen investeren in scholing en ontwikkeling van werknemers. Het geld wat achteraf meegegeven zou worden, wordt in feite vooraf in de persoon geïnvesteerd. Hiermee wordt de arbeidsmobiliteit geïntensiveerd en worden de kansen van werknemers op een volgende baan vergroot. Uitspraak 4: Het is nodig dat de huidige ontslagregeling wordt aangepast. Het geld dat beschikbaar is voor de ontslagvergoeding moet worden ingezet voor scholing en onderwijs van alle werknemers. 8 Website Vereniging van Nederlandse Gemeentes. Artikel Hoogleraar Wilthagen: geef afgestudeerden een werkbeurs (15 augustus 2012). Zie: ww w.v n g. n l/o nde r w e r p e n ind ex/s o c iale - za ke n / n ie u w s / h oogle raa r - wilthagen-geef-afgestudeerden-een-werkbeurs 9 UWV. Arbeidsmarktprognose 2012-13 (juni 2012). 10 CPB. Arbeidsmarkt ouderen: beter functionerende markt is het meest urgent (2009).

De huidige werkloosheidscijfers en de situatie op de arbeidsmarkt zouden een rol moeten spelen in de afwegingen die gemaakt worden rondom de studiekeuze, de keuze voor stages en leerplaatsen. Volgens een onderzoek van EenVandaag laat 78% van de jongeren de situatie op de arbeidsmarkt geen rol spelen bij hun studiekeuze. 11 Er zijn echter verschillen tussen de kansen op de arbeidsmarkt die verschillende opleidingen bieden. In sommige sectoren is sprake van een krappe arbeidsmarkt, er is wel veel werkgelegenheid, maar er zijn te weinig gekwalificeerde mensen die het werk kunnen doen, terwijl in een ander segment de arbeidsmarkt juist ruim is. Het klassieke voorbeeld is dat er een grote vraag naar techneuten is, maar er te weinig technici zijn. Op mogelijke oplossingen voor deze kwalitatieve discrepanties, wordt in hoofdstuk 4 ingegaan. Volgens de Raad van Werk en Inkomen (RWI) is er binnen afzienbare tijd sprake van een algemeen tekort aan werknemers. 12 Vanaf eind 2012 neemt de potentiële beroepsbevolking niet meer toe, maar voor het eerst structureel af als gevolg van de vergrijzing. Om de uitstroom van de vergrijzing en de hiermee gepaard gaande uitbreiding van de werkgelegenheid op te vangen is de instroom van arbeidskrachten op korte termijn onvoldoende. De belangrijkste uitdaging om de vergrijzing op te vangen is een kwantitatief en kwalitatief goede match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Ondanks de verwachte personeelstekorten zullen er nog steeds hiaten in vraag en aanbod voorkomen, waardoor er in sommige sectoren overschotten en andere tekorten ontstaan. 13 Daarom is een goede verdeling (allocatie) van arbeidskrachten van belang. Voor een optimale verdeling van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt is geen maximale, maar een optimale mate van arbeidsmobiliteit nodig. Optimaal betekent in dit verband ongehinderd. Werknemers moeten eenvoudig van de ene, naar de andere baan kunnen overstappen. Daarom moet goede informatie beschikbaar zijn over de toekomstige baanmogelijkheden. In loopbaanbeleid moet voldoende aandacht besteed worden aan positieve mogelijkheden die baanverandering met zich mee kan brengen, zodat het zicht op mogelijkheden vergroot wordt, rekening houdend met persoonlijke competenties en/of aanpassingen. Dit betekent dat maatwerk toegepast moet worden. Dit kan onder andere, voortbordurend op de taskforce jeugdwerkloosheid, door (uitvoeriger) inzet van leeren werkloketten, verbetering van re-integratie en periodieke talentverkenning. Ook sociale innovatie leidt tot een hogere mobiliteit, waardoor de wisselingen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op te vangen zijn. Het CDJA vindt het nodig dat werkzoekenden de marktniches kunnen vinden waar de vraag naar arbeidskrachten hoog is. Er zijn immers, ondanks de slechte economische vooruitzichten, genoeg beroepen met perspectief. Het is van belang dat er in beeld gebracht wordt waar werkgelegenheid zit. Werkzoekenden kunnen gestuurd worden naar deze marktniches bij werkloosheid of dreigend baanverlies. Jongeren die voor de studiekeuze staan, moeten beter op de hoogte worden gesteld van de verwachte baanmogelijkheden op het moment waarop een opleiding of studie afgerond zal zijn. Dit is, zoals beschreven in hoofdstuk 1, een rol van de overheid: ervoor zorg te dragen dat mensen de mogelijkheid hebben de arbeidsmarkt te betreden. Uitspraak 5: Bij het maken van een studiekeuze en bij het aanvragen van een uitkering moet gestuurd worden op marktniches. Dit is essentieel om grote hiaten tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te voorkomen. De overheid heeft hierin een adviserende en informatieve rol. 11 Onderzoek EenVandaag Jongerenpanel op 19 juli 2012. 12 RWI. Sectorale arbeidsmarktinformatie (december 2011). 13 SER. Werk maken van baan-baanmobiliteit (april 2011).

H oo fd st u k 3 ) Een op t i male ar be i d smar k t Het CDJA vindt dat de arbeidsmarkt omgebogen moet worden van baanzekerheid naar werkzekerheid. Dit betekent dat werknemers mobiel moeten zijn op de arbeidsmarkt. Arbeidsmobiliteit gaat over de mate waarin mensen bereid en in staat zijn om binnen de arbeidsmarkt te veranderen van functie, van werkgever, van beroep, van regio, van sector of een combinatie van deze aspecten. Arbeidsmobiliteit kent twee uitersten. Aan de ene kant kun je een samenleving voorstellen waarin er heel weinig of zelfs helemaal geen arbeidsmobiliteit is. Iemand blijft in zo'n geval zijn hele leven hetzelfde beroep uitoefenen. Advocaat blijft advocaat, boer blijft boer. Zo'n samenleving biedt veel zekerheid, een dubbeltje zal nooit een kwartje worden, en een kwartje hoeft nooit te vrezen een dubbeltje te worden. Het andere uiterste vinden we in een samenleving met een maximale arbeidsmobiliteit. Iedereen kan dan snel stijgen maar ook snel dalen op de maatschappelijke ladder. Elke baan is in principe beschikbaar, maar presteer je een tijdje niet op de toppen van je kunnen, dan ben je zo je droombaan weer kwijt. De eerste noch de tweede situatie is aanlokkelijk. Een voldoende mate van mobiliteit zorgt voor kruisbestuiving en dynamiek binnen een organisatie. Een te flexibele arbeidsmarkt leidt echter tot te veel aanpassingskosten voor zowel werkgevers als werknemers. Bij werkgevers leidt te veel flexibiliteit in het werknemersbestand tot expertiseverlies binnen de onderneming en tot continuïteitsproblemen. Dit heeft grote nadelige gevolgen voor het innovatief vermogen en leidt tot verlies aan arbeidsproductiviteit. 14 Ook voor de werknemer is een te flexibele arbeidsmarkt nadelig. Er is te weinig tijd voor het opdoen van specialistische kennis en de werknemer wordt geconfronteerd met onzekerheid over zijn toekomst. 15 Arbeidsmobiliteit kan zowel een zegen als een vloek zijn. We moeten daarom streven naar een tussenvorm, naar een optimale arbeidsmobiliteit. Arbeidsmarktbeleid is een van de weinig overgebleven velden waar nationaal beleid nog steeds van doorslaggevende betekenis is. 16 Dit arbeidsmarktbeleid zou in de eerste plaats gericht moeten zijn op het scheppen van gelijke kansen voor mensen om het maximale uit hun capaciteiten te halen. Kansengelijkheid is goed voor een soepele werking van de arbeidsmarkt. Het leidt ertoe dat meer mensen op de juiste plek belanden. Dit verhoogt ook de participatie. Bovendien geeft het verrichten van werk, dat zowel qua aard als qua niveau bij je past, veel voldoening. Het CDJA is zich bewust van deze intrinsieke waarde. Mensen mogen daarom worden aangesproken op en tegemoetgekomen worden in het onderhoud en de versterking van hun vaardigheden om naar vermogen te kunnen participeren. Uitspraak 6: Het arbeidsmarktbeleid moet gericht zijn op het scheppen van gelijke kansen voor mensen om het maximale uit hun capaciteiten te halen. Wie het nieuws over de Nederlandse arbeidsmarkt volgt, hoort regelmatig de opmerking dat de Nederlandse arbeidsmarkt 'star' is en dat de arbeidsmarkt 'op slot zit', met andere woorden dat de arbeidsmobiliteit te laag is. Hierdoor zouden nieuwkomers op de markt zoals jongeren en jonge WWers geen kans krijgen. Maar al te vaak wordt deze opvatting voor vanzelfsprekend aangenomen. De analyse is echter niet juist. 14 Vergeer en Dekker (2007). Soepel ontslag creëert onzekerheid. In: ESB: 116-118. 15 SER. Werk maken van baan-baanmobiliteit (2011). 16 Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR), Investeren in werkgelegenheid (2007).

Het CBS heeft recent onderzoek gedaan naar de starheid van ons arbeidsmarktstelsel. Hieruit blijkt dat de Nederlandse arbeidsmarkt helemaal niet zo star is als we denken. De Nederlandse arbeidsmarkt is veel flexibeler dan vaak wordt aangenomen. In de periode 2001 2008 zijn werknemers en zelfstandigen jaarlijks 2,1 miljoen werkzame perioden gestart, terwijl er ook gemiddeld 2,0 miljoen werkzame perioden beëindigd zijn. 17 Nederland is zelfs bovengemiddeld flexibel in vergelijking met andere Europese landen. Het relatieve arbeidsverloop, het aantal gestarte en beëindigde banen gedeeld door het gemiddeld aantal werkzame personen, kwam voor de periode van 2002-2007 uit op 24,3 procent. Dit betekent dat het arbeidsverloop hoger ligt dan in bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk. Dat het met die starheid van ons ontslagrecht wel meevalt, blijkt ook uit de statistieken van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). 18 Nederland scoort in de tabellen van deze organisatie op het punt van employment protection strictness over het geheel genomen 2.1 op een schaal van 0 tot 6. 19 Dat is precies gelijk aan het gemiddelde van alle OESO-landen. Duitsland, dat als het om de bestrijding van de gevolgen van de crisis gaat zo vaak als gidsland wordt gepresenteerd, scoort op alle vier door de OESO onderscheiden punten van de werknemersbescherming - dus ook als het gaat om de bescherming van werknemers met een vast contract - hóger dan Nederland. De veelgehoorde geluiden dat de arbeidsmarktmobiliteit te laag en dat werknemers onaantastbaar verworven rechten zouden bezitten, zijn ongefundeerde retoriek. Uitspraak 7: De stelling dat de arbeidsmobiliteit in Nederland per saldo te laag is, is ongefundeerd. De stelling dat een soepeler ontslagrecht tot meer werkgelegenheid leidt, klopt ook niet. Landen als Denemarken en de Verenigde Staten kennen veel minder werknemersbescherming dan Nederland, maar een aanmerkelijk hoger werkloosheidspercentage. Luxemburg daarentegen kent, na Turkije, de grootste werknemersbescherming, maar het laagste werkloosheidspercentage van alle 34 OESO landen. 20 Bovendien laat onderzoek onder twintig OESO-landen zien dat landen met een soepeler ontslagregime een ongelijkere inkomensverdeling kennen. 21 Het ontslagrecht in de Verenigde Staten is een van de meest soepele in de westerse wereld. Dit heeft negatieve gevolgen voor de lonen aan de onderkant van de arbeidsmarkt en leidt onder andere tot het verschijnsel van de working poor. De inkomensverdeling in de Verenigde Staten is, mede door dit fenomeen, een van de scheefste ter wereld. 22 Verschillende factoren hebben ervoor gezorgd dat de baanzekerheid sowieso al is afgenomen, en nog verder zal afnemen, zoals de internationalisering van markten en technologische ontwikkelingen. Bovendien zetten toenemende concurrentie en steeds korter wordende omlooptijden van producten en diensten de functieduur en de baanduur steeds verder onder druk. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) concludeert dan ook dat gegeven de externe structurele veranderingen het niet voor de hand ligt dat de baan voor het leven in de toekomst nog een lang leven beschoren zal zijn. Integendeel, het is zeer waarschijnlijk dat steeds meer werknemers ook in 17 CBS. Arbeidsmarktdynamiek. Methodebeschrijving en uitkomsten 2001-2008 (2001) 18 OECD. Employment outlook (2001). 19 De Employment protection strictness staat voor werknemersbescherming en meet vier categorieën: 1. bescherming algemeen, 2 bescherming flexibele contracten, 3 bescherming vaste contracten, 4 wettelijke eisen voor collectief ontslag. 20 Bouwens et al. (2012). Brief versoepeling ontslagrecht aan de Vaste Kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Tweede Kamerfracties van diverse politieke partijen. 21 Howell en Huebler (2005). Fighting Unemployment: The Limits of Free Markets Orthodoxy 22 Vergeer en Dekker (2007). Soepel ontslag creëert onzekerheid. In: ESB: 116-118.

de tweede helft van hun loopbaan meer en meer baanwisselingen zullen meemaken. 23 Met het doelbewust verder flexibiliseren van de arbeidsmarkt vliegen we niet alleen collectief de bocht maar wellicht ook de laan uit. Uitspraak 8: Flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt niet tot meer werkgelegenheid. De arbeidsmobiliteit is in Nederland per saldo niet te laag, maar deze is misschien wel ongelijk verdeeld. Hoe is de situatie in Nederland anno nu? Het arbeidsverloop in Nederland verschilt sterk per sector. Onder meer in de horeca, de landbouw en de zakelijke dienstverlening ligt het arbeidsverloop erg hoog, terwijl het verloop bij de overheid en in de industrie veel lager ligt. De onderkant van de Nederlandse arbeidsmarkt is al erg flexibel. Iedereen die bij een supermarkt of in de horeca heeft gewerkt weet dat er met gemak een blik jongeren wordt opengetrokken om de vorige lading van inmiddels te dure jongeren te vervangen. En dan hebben we het nog niet eens over de groep mensen met een nulurencontract die elke dag moeten afwachten of ze de volgende dag nog wel nodig zijn. Sommige werknemers houden van die vrijheid en ongebondenheid. Zo werkt 5% van de uitzendkrachten bewust op uitzendbasis. De meerderheid van de flexibele arbeidskrachten zit echter niet uit vrije wil in de flexibele schil. De flexibele schil bestaat uit alle werknemers met tijdelijke contracten, uitzendkrachten en zzp'ers. Geschat wordt dat zij samen 34% van de beroepsbevolking vormen. Door de flexibele schil kunnen werkgevers snel hun personeelsbestand aanpassen aan de hoeveelheid werk die voor handen is. Verder zorgt de flexibele schil voor arbeidsmobiliteit, mensen die in de flexibele schil zitten wisselen namelijk snel van baan. Wat snel wordt vergeten is dat mensen in de flexibele schil zich vaak in een verre van ideale situatie bevinden. Zij vangen onevenredig economische klappen op. Gaat het even minder met het bedrijf, dan zijn zij de eerste die eruit vliegen. Flexibele arbeidskrachten verdienen gemiddeld veel minder dan werknemers met een vast contract en doen vaker een beroep op de sociale zekerheid. Verder ontvangen ze minder scholing dan reguliere werknemers omdat dat nauwelijks loont voor werkgevers. Ten slotte is het voor mensen in de flexibele schil bijna onmogelijk om aan een hypotheek te komen. De conclusie is dat de flexibele schil in onevenredige mate zorgt dat de gehele arbeidsmarkt (vast én flexibel) behoorlijk arbeidsmobiel is. Dit betekent echter niet dat die mobiliteit eerlijk verdeeld is. Het adagium vast is te vast en flex is te flex gaat nog steeds op. Het CDJA bepleit een uitgebreidere bescherming van werknemers in de flexibele schil. Werknemers vormen maar al te vaak de functie van een kapitaalgoed, waarvan je meer aanneemt als het goed gaat, maar er net zo makkelijk vanaf komt als het wat slechter gaat. Net zoals je een lopende band harder of zachter zet als dat nodig is. Juist omdat het CDJA de waarde van werk groter acht dan de puur economische waarde, verdienen werknemers in de flexibele schil een betere bescherming. Uitspraak 9: Werknemers met een flexibel contract zouden meer bescherming moeten genieten. 23 WRR (2007). Investeren in werkgelegenheid (2007).

H oo fd st u k 4 ) O nde r w i j s en sc hol i n g De mate waarin mensen van baan wisselen en aan het werk kunnen blijven, is, naast de vraag naar en het aanbod van arbeid, van vele andere factoren afhankelijk. Zoals gezegd in hoofdstuk 2, sluiten de vraag naar en het aanbod van arbeid nooit helemaal op elkaar aan. Mensen zonder een baan en openstaande vacatures komen tegelijkertijd voor. Dit komt door zaken die de markt verstoren, zoals regionale en kwalitatieve discrepanties, zoektijd en onvolledige informatie. Dit laatste hoofdstuk zal met name ingaan op de kwalitatieve discrepanties en de mogelijke oplossingen daarvoor. Het gaat in op de mismatch tussen de competenties van werknemers en de noden van de markt. De verschuivende verhoudingen op de mondiale markten en de economische gevolgen van de financiële crisis zorgen ervoor dat het steeds urgenter wordt om scholing naar een hoger plan te tillen. Een goed opgeleide beroepsbevolking wordt meer en meer bepalend voor de internationale concurrentiepositie en daarmee voor de welvaart in een land. Om die reden staat een leven lang leren al geruime tijd op zowel de Nederlandse als de Europese agenda. De doelstelling van het Nederlandse kabinet is in 2020 een scholingsdeelname van 20 procent te realiseren. 24 Hoewel de Nederlandse scholingsdeelname in internationaal perspectief nog behoorlijk is, lijkt de groei de laatste jaren te stagneren. 25 Het toenemend aandeel van ouderen op de arbeidsmarkt - in combinatie met een langer verblijf van deze groep op de arbeidsmarkt vraagt om extra inspanningen voor scholing en een duurzame inzetbaarheid. De Arbeidsmarktprognose van het UWV omschrijft kwalitatieve discrepanties als volgt: een situatie waarin de gevraagde en aangeboden kwalificaties niet op elkaar aansluiten. Voorbeeld: Een tekort aan leraren basisonderwijs kan samengaan met een overschot aan docenten letteren. 26 Het CDJA vindt goede en blijvende scholing van werknemers, ongeacht leeftijd, geslacht, achtergrond, opleidingsniveau of werkkring, van groot belang. Werknemers moeten hun kennis en vaardigheden op peil houden, om breed inzetbaar te zijn en hun functie ook in de toekomst te kunnen blijven uitoefenen. Dit kan via scholing of het volgen van cursussen en deelname aan trainingen. Scholing verbetert de inzetbaarheid en draagt bij aan de mogelijkheden om van baan te wisselen. Een werknemer kan zo effectief en storingsvrij functioneren op de arbeidsmarkt en structuurveranderingen die op de arbeidsmarkt plaatsvinden, opvangen. Scholing is ook belangrijk om langer door te kunnen werken en om ook op hogere leeftijd goed en gezond de functie te blijven uitoefenen. 27 Uitspraak 10: Met publiek geld gesubsidieerde onderwijsinstellingen moeten zich naast hun huidige doelgroep (scholieren en studenten) ook specifiek op scholing van ouderen richten. Behalve vanuit het onderwijs, moet de oplossing ook vanuit het bedrijfsleven komen. Eén van de mogelijke oplossingen kan liggen in een bredere opleiding van de generaties die nog op de arbeidsmarkt moeten komen. Door een bredere kennis en een breder palet aan vaardigheden op te doen wordt het human capital van de scholieren en studenten vergroot, waardoor zij, eenmaal op de arbeidsmarkt, flexibeler (multi-inzetbaar) zijn en eenvoudiger een baan vinden. Het is belangrijk om de huidige trend, die bij de beroepsopleidingen al is ingezet, om opleidingsprogramma s met het 24 SER. Werk maken van scholing, advies over de postinitiële scholingsmarkt. 25 Idem. 26 UWV. Arbeidsmarktprognose 2012-2013 (juni 2012).. 27 SER. Werk maken van baan-baanmobiliteit. (2001), p.67.

bedrijfsleven af te stemmen, breder uit te zetten. En zo ook HBO en WO-studies commercieel relevanter te maken. Baanspecifieke specialisatie wordt daarnaast dan door de werkgevers zelf verzorgd. De overheid moet werkgevers meer gaan stimuleren of zelfs verplichten een leercurve tijdens het gehele werkzame leven van het personeel door te zetten. Scholing van werknemers draagt bij aan de werknemerstevredenheid, de productiviteit en daardoor ook aan de resultaten van de onderneming of instelling. Daarnaast vergroot het de kansen van de werknemer in het geval deze weer op de arbeidsmarkt terecht komt. Het CDJA wil dat het recht op (bij)scholing moet worden ingebed in arbeidsovereenkomsten. Het MBO en HBO moeten korte vakopleidingen organiseren waarmee personeel zich snel kan bij- en omscholen. De overheid moet stimuleren dat werkgevers en werknemers ruimte maken voor individuele, breed inzetbare scholingsrechten voor werknemers, zodat zij kunnen investeren in hun eigen inzetbaarheid, regie kunnen houden over hun eigen loopbaan en hun vakmanschap op peil kunnen houden. Dit kan door werknemers periodiek op hun arbeidsmarktpositie te keuren (APK). Werknemers leggen een persoonlijk portfolio aan van de cursussen en opleidingen die zij volgen. Door deze APK weet zowel de werkgever als de werknemer hoe het met de scholing gesteld is. Door het succesvol afleggen van een bepaald aantal cursussen per periode slaagt men voor deze keuring, wat automatisch de kansen van de werknemer vergroot om in de toekomst sneller een andere baan te kunnen vinden. Van scholing wordt tot nu toe te weinig gebruikt gemaakt. Als het aan het CDJA ligt wordt een leven lang leren onderdeel van de arbeidsrelatie via een wederzijdse scholingsplicht. Uitspraak 11: Er moet een omscholingsbeurs beschikbaar worden gesteld voor mensen die geen werk kunnen vinden. Daarnaast moet er vanuit het bedrijfsleven en de publieke sector beurzen beschikbaar worden gesteld voor arbeidsmarktrelevante scholing naast het hebben van een baan. Door de vergrijzing verlaat een groot deel van de Babyboom generatie de arbeidsmarkt op korte termijn. In de periode tot 2040 zal dit tot een daling van de beroepsbevolking met maar liefst 1 miljoen mensen leiden. Ramingen laten zien dat de vraag naar arbeid echter nog flink zal doorgroeien. In de periode tot 2015 komen er 600.000 banen bij, terwijl er door pensioen en arbeidsongeschiktheid ook nog eens 2,6 miljoen banen vrijkomen waarvoor mensen nodig zijn. 28 Voor het eerst in de geschiedenis zullen daardoor structureel minder mensen beschikbaar zijn om te werken dan dat er banen zijn. Door de internationale concurrentie zullen verdere verschuivingen plaatsvinden in sectoren en opleidingseisen. Er zal meer worden gevraagd van mensen en het aanpassingsvermogen op allerlei niveaus wordt steeds belangrijker. Dit leidt ertoe dat behalve dat het tijdperk van de baan voor het leven voorbij is, Nederland voor de uitdaging staat zo veel mogelijk mensen inzetbaar te maken en te houden. Iedereen is nodig. We zullen het samen moeten doen. Daarom moeten vraag en aanbod op de arbeidsmarkt beter op elkaar aan gaan sluiten. Op individueel niveau is inzetbaarheid het woord waar het om draait. Dit vereist op persoonlijk niveau een mentaliteitsomslag. Werkgevers zullen een deel van de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor goede scholing moeten gaan dragen. 28 Advies Commissie Arbeidsparticipatie, Naar een toekomst die werkt, 2008, p. 4.

Nederland kan het zich niet veroorloven dat mensen door discrepanties op de arbeidsmarkt niet kunnen werken. De overheid zal het bestaande onderwijs (kwalitatieve discrepantie) en de bestaande onderwijsstructuren moeten aanpassen en flexibiliseren, zodat het voor iedereen mogelijk wordt om - zowel wanneer men een baan heeft als wanneer men op zoek is - een goed beeld te krijgen van de scholingsmogelijkheden en daarop in te spelen. Ook de discrepanties die met de zoektijd en onvolledige informatie samenhangen, moeten zoveel mogelijk worden weggewerkt. Uitspraak 12: Iedereen is het vanuit moreel oogpunt aan de maatschappij verplicht zich voortdurend (bij) te laten scholen om zijn/haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en langer te kunnen blijven werken.

B i jl a g e 1 ) O v e r z ic h t ui t s p r a ke n uit d i t r aad sst u k Uitspraak 1: Werk voorziet in ons dagelijks brood en is een verplichting ten aanzien van de gemeenschap. Uitspraak 2: De huidige economische omstandigheden dwingen ons ertoe oude zekerheden van een baan voor het leven en de verzorging van de wieg tot het graf los te laten. Uitspraak 3: Het CDJA pleit voor een heroprichting van taskforce jeugdwerkloosheid, omdat de jeugdwerkloosheid blijft stijgen en er weinig vooruitzichten zijn op duurzame contracten voor jongeren. Uitspraak 4: Het is nodig dat de huidige ontslagregeling wordt aangepast. Het geld dat beschikbaar is voor de ontslagvergoeding moet worden ingezet voor scholing en onderwijs van alle werknemers. Uitspraak 5: Bij het maken van een studiekeuze en bij het aanvragen van een uitkering moet gestuurd worden op marktniches. Dit is essentieel om grote hiaten tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te voorkomen. De overheid heeft hierin een adviserende en informatieve rol. Uitspraak 6: Het arbeidsmarktbeleid moet gericht zijn op het scheppen van gelijke kansen voor mensen om het maximale uit hun capaciteiten te halen. Uitspraak 7: De stelling dat de arbeidsmobiliteit in Nederland per saldo te laag is, is ongefundeerd. Uitspraak 8: Flexibilisering van de arbeidsmarkt leidt niet tot meer werkgelegenheid. Uitspraak 9: Werknemers met een flexibel contract zouden meer bescherming moeten genieten. Uitspraak 10: Met publiek geld gesubsidieerde onderwijsinstellingen moeten zich naast hun huidige doelgroep (scholieren en studenten) ook specifiek op scholing van ouderen richten. Uitspraak 11: Er moet een omscholingsbeurs beschikbaar worden gesteld voor mensen die geen werk kunnen vinden. Daarnaast moet er vanuit het bedrijfsleven en de publieke sector beurzen beschikbaar worden gesteld voor arbeidsmarktrelevante scholing naast het hebben van een baan. Uitspraak 12: Iedereen is het vanuit moreel oogpunt aan de maatschappij verplicht zich voortdurend (bij) te laten scholen om zijn/haar kansen op de arbeidsmarkt te vergroten en langer te kunnen blijven werken.