Deutsche Bank DB TAX LETTER. De roerende fiscaliteit vanaf 2012 en de organisatie van uw vermogen. Juli 2012. stand



Vergelijkbare documenten
Overzicht. Inhoud van de recente fiscale maatregelen:

De fiscale begrotingsmaatregelen van de regering Di Rupo I: invloed op uw beleggingen

Veranderingen sinds Di Rupo I

Deutsche Bank. DB TAX LETTER De verhoogde heffing op intrest- en dividendinkomsten. Wat verandert er voor u? Februari 2012

Impact begrotingsmaatregelen van Di Rupo op uw Personenbelasting

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

2. Voordelen van een doktersvennootschap

MAATREGELEN DI RUPO DE ONDERNEMER ZAL BETALEN

Het zomerakkoord: Wat verandert er voor u?

Toelichting bij het jaaroverzicht van dividenden en interesten

5. Ter beschikking stellen van een bedrijfswagen

Uw beleggingen onder druk? De nieuwe fiscale maatregelen in 7 vragen en antwoorden

VEELGESTELDE VRAGEN (FAQ)

GROEPSVERZEKERING. Brochure werknemer. Mijn werk, mijn groepsverzekering, mijn toekomst!

Nieuwe fiscale begrotingsmaatregelen

Optimaal gebruik van de managementvennootschap Inhoud

Waarop moet u letten als u een groepsverzekering wilt aangaan?

Beleggen binnen of buiten de vennootschap!

FAQ - TAX REFORM. 1. Hoe weet men of de drempel van de aan roerende inkomsten overschreden wordt?

Is een Tak 21 nog een goede belegging? MoneyTalk

Ann Claes Manager Wealth Services Beobank 14 november 2015

1. (Een gewone) hand- en/of bankgift

3,21 % gemiddeld over de laatste 8 jaar1. Top Rendement Invest. Pluk de vruchten van uw belegging!

U doet best geen schenking van een levensverzekering meer!!!

PATRIMONIALE ACTUALITEIT

VASTGOED, EEN BOUWSTEEN VAN UW VERMOGEN. Thomas Weyts Expert Tax & Estate Planning

De taks op de effectenrekening of de intrede van de vermogensbelasting

2. Wat is het fiscale voordeel?

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning

VASTGOED EN VENNOOTSCHAP AANKOOP VAN VASTGOED DOOR DE VENNOOTSCHAP

Top Rendement Invest Pluk de vruchten van uw belegging! 3,51 % gemiddeld over de laatste 8 jaar 1

Komt u in aanmerking voor het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting?

Deel 1 - Waarom zou een vennootschap hiervoor interessant kunnen zijn?

Inhoudstafel. Deel I - Groepsverzekering of IPT. Voorwoord Inhoudstafel. 1. Schema Algemeen... 6

2.1. Definitie Alleen aandelen? Alleen inkopen? Alleen bestaande aandelen? Alleen in eigen naam?...

Hogere forfaitaire aftrek van beroepskosten en beperking automatische indexering fiscale uitgaven

BEGROTINGSAKKOORD 2012 DE NIEUWE FISCALE MAATREGELEN

I. ROERENDE INKOMSTEN

Gewaarborgde rentevoet. AG Safe+ Laat uw belegging veilig groeien

Schenken tegen wil en dank. Maurice de Clercq 7 december 2011

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Aantrekkelijke gewaarborgde rentevoet gedurende 8 jaar! AG Safe+ Laat uw belegging veilig groeien!

In 10 stappen naar een vermogen zonder zorgen

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017?

Safe Return+ Laat uw belegging veilig groeien! 3,40 % in 2010! 1

Di Rupo-maatregelen: wordt ook uw geldbeugel gestrikt?

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Geregistreerde schenkingen om successierechten te vermijden. Copyright and disclaimer

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Laat uw geld optimaal renderen

financiële infofiche Flexibel VAP Saving Plan geldig op 22 mei 2017

exclusief Registratierecht

Het Vlaams Decreet van 19 december 2003 in werking sinds 1 januari 2004 wijzigt het schenkingsrecht in Vlaanderen.

Het einde van de papieren effecten

TRANSPARANTE EN UNIFORME FISCALITEIT OP DE WAARDE DIE ONDERNEMERS CREËREN VIA HUN VENNOOTSCHAP Anonieme bijdrage

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

Topics voor het vrije en intellectuele beroep

Nieuwsbrief 2014/4. Wat brengt het regeerakkoord?

DE NIEUWE FISCALE MAATREGELEN 2012

PENSIOENSPAREN ZO DOE JE HET

Wat houdt de effectentaks in?

Wetsvoorstel tot versterking van de doorkijkbelasting.

Top Rendement Invest Pluk de vruchten van uw belegging! 4,67 % gemiddeld over de laatste 9 jaar 1!

DOSSIER. De Burgerlijke Maatschap

1 Tariefwijzigingen inzake roerende voorheffing

Gouden Handdruk, drie verschillende manieren om een ontslagvergoeding te laten uitkeren

GROEPSVERZEKERING. Brochure werknemer. Mijn werk, mijn groepsverzekering, mijn toekomst!

Fiscale maatregelen Stand van zaken op 20 januari 2012

moneytalk Mediargus met docroom pdf SCHENKEN U doet er verstandig aan uw successie te plannen. GET

financiële infofiche Flexibel VAP Saving Plan geldig op 1 januari 2017

Pensioenspaarfonds Verklarende fiche

VIP uitnodiging Abeka 3/3/2016 Hortensiahoeve Kapellen

A. Algemeen 13. B. Vorm en voorwerp van de schenking 15. C. Grenzen en modaliteiten 32

Tak 21 spaarverzekering met vrije stortingen en fiscale voordelen

Inhoudstafel. Vo o r wo o r d... 1

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

Pensioensparen. Verzekeringsnemer. Uw jaarlijks maximale premies van 940 EUR, hetzij maandelijks EURO. Premies

Managed Funds Balanced Fund 1

Instelling. Onderwerp. Datum

DIVIDEND Wanneer moet u een dividend toekennen? Wanneer mag u geen dividend toekennen? Wanneer fiscaal gezien een goede keuze?

Rekening houdend met de financieringsmethode, kan er een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende types van pensioenplannen.

MEERWAARDE OP AANDELEN. Mr. Jan Tuerlinckx Tuerlinckx Fiscale Advocaten

HERVORMING VENNOOTSCHAPSBELASTING EN SPAARDERSFISCALITEIT. Versie

Capiplan. Type levensverzekering Levensverzekering van het type tak 21 Waarborgen

VIP-PLAN VOOR BEDRIJFSLEIDERS EN WERKNEMERS

Inhoud. Inleiding 15 I ROERENDE VOORHEFFING Bepaling van de belastbare grondslag van de R.V Tarief van de R.V. 24

Die reserves kan men al dan niet uitkeren (= dividenduitkering) tegen een gunstig tarief (zie tabel hieronder).

Instelling. Onderwerp. Datum

Inhoudstafel. 1. Vier schenkingstechnieken... 1

VIVIUM Langetermijnsparen

Advocaat Ferenc Ballegeer

Instelling. Onderwerp. Datum

INKOMSTEN VAN ROERENDE OORSPRONG VOOR EEN PRIVÉ PERSOON WOONACHTIG IN BELGIË INKOMSTEN 2014

Uw pensioen en Flexioen. Flexibel Individueel Pensioen

Wie is aan de belasting onderworpen en waar? Bepaling van het netto-inkomen. Onroerende inkomsten. Het belastbaar bedrag

Tax Shelter voor Starters - Checklist met betrekking tot RECHTSTREEKSE INVESTERINGEN in Startersvennootschappen

Instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (IBP)

Inhoud. Woord vooraf Inleiding Algemeen De vennootschap 27. A. Doelstellingen van de Wet Afschaffing Toondereffecten 15

Pensioensparen. Zo doe je het

VIVIUM Langetermijnsparen

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

Transcriptie:

Deutsche Bank DB TAX LETTER De roerende fiscaliteit vanaf 2012 en de organisatie van uw vermogen Juli 2012 De laa tste stand van z aken

Voorwoord In de loop van mei en juni 2012 organiseerde Deutsche Bank een reeks DB Academy conferenties omtrent de nieuwe maatregelen van de federale regering inzake de roerende fiscaliteit. Prof. Dr. Axel Haelterman, gaf er een duidelijk overzicht van deze nieuwe regelingen. Deze nieuwe DB Tax Letter bevat een schriftelijke weergave van de inhoud van deze uiteenzettingen. 2

Inhoud Inleiding 4 Wat kwam er niet? 6 De verhoging van de roerende voorheffing 8 De 4% heffing: een moeilijke regeling 10 De te maken keuze 12 Verdere evolutie? 14 Gevolgen voor de beleggingsportefeuille 15 Twee kleine bijzondere taksen 17 Andere maatregelen 18 Impact op de vermogensorganisatie 20 De nieuwe anti-misbruikbepaling 21 3 Let op voor de Vlaamse regelgeving! 22 Besluit 23

Inleiding 4 De recente fiscale maatregelen van de regering Di Rupo moeten wellicht niet enkel gezien worden als gericht op een budgettair rendement. Zij moeten tevens gekaderd worden in de maatschappelijke evolutie die wordt aangeduid als de vergrijzing van de bevolking. Deze vergrijzing van de bevolking leidt tot een beduidende verhoging van een aantal types van overheidsuitgaven. Deze worden jaarlijks begroot en maken het voorwerp uit van periodieke rapporten. Daarnaast leidt de vergrijzing echter ook tot een dalend, of minstens stagnerend, budgettair rendement van de belastingheffingen. Personen die niet professioneel actief zijn dragen globaal genomen minder bij in het totaal van de fiscale heffingen. Vermogensinkomsten kennen een lagere belastingheffing dan arbeidsinkomen, men bouwt op die leeftijd geen woonhuizen meer in België, Naarmate het proportionele aandeel van de totale populatie dat professioneel niet actief is toeneemt, zal de totale door deze populatie betaalde belastingopbrengst

afnemen of stagneren, zelfs al stijgt het bevolkingsaantal licht. Studies aan de Universiteit van Leuven hebben aangetoond dat tussen 2011 en 2030 de belastingopbrengsten de toename van de bevolking hoegenaamd niet zullen volgen, dit bij een ongewijzigde fiscale regelgeving uiteraard. Nochtans kent de niet-beroepsmatig actieve populatie steeds meer een hoge graad van gegoedheid. De fiscale draagkracht bevindt zich steeds meer bij de niet-werkende, oudere populatie. Het is één van de oogmerken van een evenwichtig fiscaal stelsel dat de fiscale draagkracht gecapteerd wordt waar deze zich bevindt. Bijgevolg heeft de vergrijzing van de bevolking noodzakelijk een impact op de fiscale regelgeving: het vrijwaren van het budgettaire evenwicht door een verhoging van de fiscale heffingen op arbeid is duidelijk niet de oplossing. Daaromtrent heerst vandaag een consensus; met de recente maatregelen moeten we vandaag vaststellen dat de overheid de weg van de taxatie van de vermogensinkomsten als alternatief gekozen heeft. Hierbij hanteert men, wat men noemt, proven technology omdat men bekende en bestaande heffingen gaat verhogen; wellicht vereist de verschuivende fiscale draagkracht een verschuiving in het fiscaal stelsel in de richting van diverse vormen van belastingen op uitgaven en bestedingsbelastingen. De recente voorstellen inzake een verhoging van de BTW gaan in deze richting. Andere ideeën betreffen de taxatie op energieverbruik, brandstof voor autovoertuigen, en andere elementen die duiden op een bepaalde levensstandaard, een graad van gegoedheid, en dus fiscale draagkracht. Deze verschuiving naar een nieuw type van belastingheffingen is bijzonder delicaat in het moeilijke budgettaire kader van vandaag. Men moet vermijden een leerling-tovenaar effect tot stand te brengen door heffingen af te schaffen en te vervangen door nieuwe heffingen waarvan de totale opbrengst niet precies kan worden ingeschat. Bijgevolg is deze verschuiving naar belastingen op de besteding van inkomen en vermogen eerder een langetermijntrend dan een op korte termijn te verwachten omschakeling. 5

6 Wat kwam er niet?

Een aantal maatregelen op het vlak van de heffingen op vermogen en vermogensinkomsten werden door de regering niet doorgevoerd, en zijn wellicht ook niet te verwachten binnen de huidige legislatuur. De invoering van een daadwerkelijke vermogensbelasting ging niet door, en is wellicht in de voorzienbare toekomst ook niet aan de orde. De discussie over het gebrek aan efficiëntie en effectiviteit van een dergelijke heffing is gekend. Ook een vermogensrendementsheffing zag het daglicht niet. Bij een dergelijke heffing gaat men het vermogen van de belastingplichtige vaststellen en daar een fictief forfaitair rendement op berekenen. De belasting wordt geheven op dit fictieve forfaitaire rendement. Dit is het Nederlandse stelsel dat gekend staat onder de naam Box 3. Het theoretische voordeel van dit regime dat een gelijke belasting voorziet, ongeacht de beleggingsvorm die wordt gehanteerd, weegt wellicht niet op ten opzichte van de vele nadelen van een dergelijk regime in een Belgische context. Ook een in de nota Di Rupo aangekondigde belasting op meerwaarden op aandelen in handen van particulieren bleef achterwege. Ook vandaag blijft het mogelijk de aandelen van een familievennootschap te verkopen aan een Europese overnemer zonder belasting te betalen op de meerwaarde. Ook de meerwaarden gerealiseerd op beleggingen via de beurs blijven in het algemeen fiscaal buiten schot. Hier staat dan weer tegenover dat de vennootschappen wel belastbaar worden op de verkoopswinsten op aandelen, indien ze deze aandelen minder dan 12 maanden hebben bijgehouden. Het tarief is 25%, wat gemotiveerd wordt door het feit dat verliezen op dergelijke verkopen niet aftrekbaar blijven. De belastingheffing op inkomsten uit onroerende beleggingen bleef evenzeer onaangeroerd. Enkel indien een natuurlijke persoon in een woning woont die eigendom is van zijn managementvennootschap/ villa-vennootschap wordt de fiscale afrekening duurder. Het voordeel van alle aard (voordeel in natura) waar deze persoon belasting op betaalt is voortaan gelijk aan het gebruteerde kadastraal inkomen x 3,8 (in plaats van x 2). 7

Dat één van de belangrijke maatregelen van de regering Di Rupo de vorm zou aannemen van een verhoging van de roerende voorheffing stond in de sterren geschreven. De vraag was enkel: wat wordt het nieuwe tarief? Er verandert niets op het vlak van royalties en roerende huuropbrengsten. De verhoging van de roerende voorheffing Wat wel verandert, is dat alle intresten en dividenden die vroeger onderworpen waren aan de bevrijdende roerende voorheffing aan tarief van 15%, voortaan onderworpen worden aan het tarief van 21%, waar in een aantal gevallen nog 4% bijzondere heffing bovenop kan komen. Deze tariefstijging betreft dus alle vormen van belastbare intrest en de zogenaamde VVPR-dividenden. Dit zijn dividenden uitbetaald op aandelen die vanaf 1 januari 1994 publiek zijn uitgegeven, of die vanaf dezelfde datum privé werden uitgegeven tegen een inbreng van nieuwe geldmiddelen in een vennootschap. 8 De dividenden die tevoren aan 25% belast werden, blijven ook nu belastbaar aan 25%, zonder dat hier een bijkomende heffing van 4% bovenop kan komen.

Het volledige regime van de spaarboekjes en spaardeposito s blijft onveranderd. Wat de spaardeposito s betreft die aan de klassieke vereisten voldoen, geldt nog steeds een eerste belastingvrije schijf per belastingplichtige van (geïndexeerd) 1.830 euro. Het rendement dat men behaalt boven dit vrijgestelde bedrag blijft belastbaar aan 15%, zonder dat daar een bijzondere heffing van 4% bovenop kan komen. Het belang van deze boekjes en deposito s voor de financiering van de Belgische banken speelt wellicht een belangrijke rol bij het behoud van dit regime. Ook wat de wijze van belastingheffing betreft, verandert er niets. De bankinstellingen zullen geen roerende voorheffing inhouden op de eerste schijf van 1.830 euro betaald op een spaarboekje of deposito dat aan de voorwaarden voldoet. Heeft een belastingplichtige daardoor in het totaal meer dan 1.830 euro intresten op spaarboekjes ontvangen (al dan niet aangehouden bij verschillende instellingen), dan heeft deze wel de aangifteplicht voor het gedeelte dat 1.830 euro in zijn hoofde overschrijdt. Ook de Leterme-staatsbon waarvan de uitgifteperiode liep van eind november tot begin december 2011, blijft onderworpen aan het oude tarief van de roerende voorheffing aan 15%. Deze valt ook buiten de toepassing van bijkomende heffing van 4%. Wat ook niet verandert is de heffing van roerende voorheffing aan het bijzondere verlaagde tarief van 10% op de zogenaamde liquidatiebonus. De liquidatiebonus is de uitkering van de opgebouwde reserves door een vennootschap op het ogenblik dat deze wordt ontbonden. Bij beroepsmatig gebruikte vennootschappen vindt deze liquidatie veelal plaats op het ogenblik dat de betrokken persoon de beroepswerkzaamheid stopzet die hij via de vennootschap uitoefende. Vandaar dat deze liquidatiebonus in middens van zelfstandigen wordt beschouwd als een soort pensioenkapitaal. De gevoeligheid voor een stijging van de belastingheffing op deze opgebouwde reserves bij liquidatie was dan ook bijzonder groot, wat het behoud van het 10% tarief uitlegt. 9

Zoals hierboven reeds aangestipt wordt een bijzondere heffing van 4% ingevoerd voor alle intresten en dividenden die een basistarief aan roerende voorheffing van 21% kennen. 10 De 4% heffing: een moeilijke regeling... De basisregel is als volgt: als men minder dan 20.020 euro per persoon aan roerend inkomen geniet, dan is deze 4% niet van toepassing. Om deze grens te berekenen moet men het brutobedrag aan intresten en dividenden nemen, dus zonder aftrek van de ingehouden roerende voorheffing. Haalt men deze grens wel, dan zal men op de intresten en op de VVPR-dividenden die boven de 20.020 euro uitkomen wel 4% verschuldigd zijn. Om na te gaan of een belastingplichtige de grens van 20.020 euro bereikt, is het belangrijk dat men rekening houdt met alle intresten en dividenden die deze persoon geniet. Met andere woorden, men kijkt ook naar dividenden belastbaar aan 25% en naar het belastbare gedeelte van de intrest op spaarboekjes (het stuk boven de 1.830 euro) om na te gaan of een persoon de grens overschrijdt. Indien de grens overschreden wordt, is de 4% wel enkel verschuldigd op intresten belastbaar aan 21% en VVPR-dividenden.

Daarenboven gaat men die eerste schijf van 20.020 euro waarop de 4% niet van toepassing is, bij voorkeur opvullen door allereerst de dividenden belast aan 25% en het belastbare gedeelte van de spaarboekjes aan te rekenen. Indien deze beide een persoon boven de grens tillen, dan zal deze persoon vanaf zijn eerste euro gewone intrest, de 4% ondergaan. Of nog: de toerekeningsregel om te zien of een persoon de grens overschrijdt, wordt toegepast op een voor de belastingplichtige zo nadelig mogelijke manier. Het onverwachte gevolg van deze regel is dat de fiscus enkel correct kan afrekenen indien hij op de hoogte is van alle intresten en dividenden die een persoon behaalt. Enkel dan kan deze 20.020 regel correct worden toegepast. Dit heeft tot gevolg dat vandaag een geheel nieuwe verplichting geldt voor alle Belgische belastingplichtigen: iedereen zal vanaf de aangifte in 2013 (die kalenderjaar 2012 betreft) al zijn intresten en dividenden moeten aangeven in de belastingaangifte. De enige intresten en dividenden die men niet moet aangeven zijn deze waar de bank daadwerkelijk de 4% al heeft op afgehouden. Dit betekent dat een dividenduitkering ontvangen vanwege de familievennootschap steeds zal moeten worden aangegeven. En dit betekent ook dat als men dividenden ontvangt van beursgenoteerde aandelen, men deze dividenden steeds moet aangeven tenzij men naast het aandeel ook de zogenaamde strip bezit. Deze strip leidt ertoe dat een dividend maar aan 21% wordt belast (het wordt een VVPR-dividend) zodat men kan vragen dat de bank de bijkomende heffing van 4% afhoudt, wat de betrokkene ontslaat van de verplichting tot aangifte. 11

12 De te maken keuze Voor deze 4% bijkomende heffing staat elke belastingplichtige dus voor de volgende keuze: ofwel staat hij toe dat de bank deze 4% afhoudt op alle intresten en VVPR-dividenden die de bank uitbetaalt. Men kan dit bijvoorbeeld ook vragen aan de familievennootschap die VVPR-aandelen heeft uitgegeven en die de dividenden direct betaalt aan haar aandeelhouders. In dat geval betekent dit het einde van de rit voor deze intresten en deze VVPRdividenden. Men moet deze niet meer aangeven want men heeft immers alle belastingen betaald. Dit verhindert niet dat men de andere dividenden belast aan 25%, en de belaste intrest op spaarboekjes toch moet blijven aangeven. ofwel geeft men de instructie aan de bank enkel de 21% roerende voorheffing in te houden, en niet de bijkomende 4%. In dat geval moet de betrokkene al de behaalde intrest en ook alle VVPR-dividenden mee aangeven in de aangifte personenbelasting. Ook zal de bank in dat geval verplicht zijn om het bedrag van deze intresten en dividenden door te geven aan een door de overheid binnen Financiën ingericht centraal meldpunt. Wellicht zal de bank zich beperken tot het doorgeven van een globaal bedrag zonder nadere specificaties. Dit maakt het voorwerp uit van overleg tussen financiële instellingen en de overheid. Deze keuze is persoonlijk en kan verschillen van persoon tot persoon. Indien iemand denkt in het totaal onder 20.020 euro te blijven inzake behaalde intresten en belastbare dividenden, dan is de kans groot dat deze persoon de bank vraagt de 4% niet in te houden. Zo vermijdt hij aan het einde van het jaar deze inkomsten alsnog te moeten aangeven om de 4% terug te kunnen vragen via de aangifte. Wie denkt de grens van 20.020 euro te overschrijden, kan kiezen voor de eenvoudige oplossing waarbij de bank 4% afhoudt, of voor een zeker uitstel van belastingheffing. Dit laatste is het geval

indien de bank de 4% niet afhoudt en deze persoon na de aangifte via de belastingaanslag de 4% alsnog zal bijbetalen. Het is van belang te noteren dat in ieder geval ook personen met veel meer dan 20.020 euro aan intresten en dividenden, steeds de 4% kunnen terugvragen die door de bank zou zijn ingehouden op die eerste schijf van 20.020 euro. Tenzij in de mate dat deze schijf opgevuld wordt met dividenden aan 25% roerende voorheffing onderworpen en belastbare intrest op spaarboekjes. Personen die de vertrouwelijkheid hoog in het vaandel voeren voor hun roerende inkomsten en roerende bezittingen zullen er dus eerder voor kiezen de bank de 4% bijzondere heffing te laten afhouden. Elke aangifteplicht kan men slechts vermijden indien men daarnaast geen belastbare rente op spaarboekjes behaalt, en geen niet- VVPR-dividenden opstrijkt. 13

Verdere evolutie? 14 De uitwerking van deze 4% heffingsregeling is het voorwerp van veel kritiek uit diverse hoeken. Tot zeer onlangs vond nog overleg plaats tussen de banksector en het Ministerie van Financiën. Ook stelt zich de vraag of deze nieuwe aangifteplicht niet indruist tegen de doelstelling van de regering om zoveel mogelijk te werken met vooraf ingevulde belastingaangiften zodat een steeds groter aantal belastingplichtigen eigenlijk niet zelf meer een aangifte dient in te dienen. Het valt niet uit te sluiten dat op dit punt de regeling in de nabije toekomst wordt bijgeschaafd.

Gevolgen voor de beleggingsportefeuille Het is duidelijk dat de spaarboekjes en spaardeposito s een gunstig beleggingsinstrument blijven. Hiervoor zorgen de combinatie van de eerste vrijgestelde schijf en het lagere tarief op het belastbaar gedeelte van het rendement. Het totale, door Belgen op spaarrekeningen geplaatste bedrag, is tijdens de eerste helft van 2012 overigens beduidend toegenomen. Ook de kapitalisatiebevek blijft, zoals tevoren, een interessant beleggingsobject. Het is immers in de algemene regel zo dat onder de nieuwe regeling alle beleggingsinstrumenten die tot nu belastingvrije rendementen konden opleveren, dit in de toekomst ook blijven doen. De definitie van wat als inkomen belastbaar is, wordt immers niet aangepast en kent geen uitbreiding. Dit betekent dat een natuurlijke persoon nog steeds een belastingvrij rendement kan behalen indien hij belegt in een kapitalisatiebevek zonder gewaarborgd rendement. Indien hij de beleggingsopbrengst verkrijgt door middel van een inkoop van de certificaten die hij aanhoudt, dan zal deze opbrengst belastingvrij blijven. Een bijkomende voorwaarde is evenwel dat zijn belegging geen zogenaamde obligataire bevek betreft. Dit is een bevek die voor minstens 40% van zijn beleggingen in obligaties investeerde. Eerstdaags wordt de definitie van een obligataire bevek trouwens nog uitgebreid waardoor elke bevek die meer dan 25% in obligaties investeert reeds onder deze omschrijving zou vallen. Ook de verzekerings-beleggingsinstrumenten, de bekende TAK 21 en TAK 23, worden niet geviseerd door de nieuwe maatregelen. Het valt nooit uit te sluiten dat, in lijn met ontwikkelingen op niveau van de Europese spaarrichtlijn, deze in de voorzienbare toekomst wel een aanpassing zouden ondergaan. Maar tot op vandaag blijft een belegging in een TAK 21 verzekeringsproduct met een vast rendement volledig belastingvrij indien de gelden en de opbrengsten gedurende 8 jaar onbeschikbaar zijn (absolute minimumperiode van 8 jaar is vereist) of indien het product voorziet in een uitbetaling bij overlijden van minstens 130% van het geïnvesteerde bedrag. 15

Hierbij moet men erover waken dat de 8-jarige blokkering daadwerkelijk wordt gerespecteerd. Om het even welke techniek die leidt tot periodieke uitkeringen van enige aard, moet met bijzondere achterdocht worden bekeken. De TAK 23 beleggingsverzekering blijft een alternatief voor de kapitalisatiebevek. Bij een TAK 23 investeert de belegger in aandelenfondsen via een verzekeraar. Zijn rendement is gelijk aan het rendement op deze fondsen: bij daling van de waarde verliest men op zijn investering, bij waardestijging wordt deze uiteindelijk doorbetaald aan de belegger. Opnieuw moet men erover waken dat deze TAK 23 beleggingen een echt verzekeringsproduct uitmaken waarbij men investeert in fondsen uitgekozen door de verzekeraar. Bijzondere montages, dikwijls branches 23 dédiées genoemd, verdienen bijzonder veel achterdocht omdat zij leiden tot een ontaarding van het product. 16

Twee kleine bijzondere taksen Wie in de loop van 2012 effecten aan toonder omzet in effecten op naam of in gedematerialiseerde effecten, betaalt een bijzondere taks van 1%. In 2013 wordt deze taks 2%. Tegen eind 2013 moeten alle effecten aan toonder overigens omgezet zijn. Deze heffing heeft geleid tot een vloed aan deponeringen van effecten aan toonder bij de financiële instellingen in december 2011. Niet te verwaarlozen is de sluipende verhoging van de transactiekosten bij effectenverrichtingen. Deze verhoging neemt de vorm aan van de toename van de taks op de beursverrichtingen. Deze transactiebelasting lijkt op het eerste gezicht nog beperkt, maar weegt steeds zwaarder door bij de kostenafrekening in een actief beheerde portefeuille. 17

Andere maatregelen 18 De nieuwe regels inzake de belastbaarheid van het voordeel dat de vorm aanneemt van een bedrijfswagen werden in de pers ruim becommentarieerd. Tot eind 2011 betaalde men voor het genot van een bedrijfswagen een bepaald bedrag per gereden kilometer voor privédoeleinden, en ook voor de zogenaamde woon-werkverkeer kilometers. Dit bedrag stond in functie van het aantal (fiscale) PK van de wagen en was dus volledig afhankelijk van het privégebuik ervan. Deze regeling werd grondig gewijzigd. Vanaf 1 januari 2012 is men belastbaar op een voordeel van alle aard dat berekend wordt op grond van de cataloguswaarde van de wagen en een CO² coëfficiënt. Men vertrekt dus van de cataloguswaarde met toevoeging van de prijs betaald voor alle opties, maar zonder de verkregen kortingen in rekening te nemen. De reden voor dit laatste is dat men geen voordeel wenste te geven aan zeer grote ondernemingen die heel wat bedrijfswagens aankopen en dus hoge kortingen kunnen bedingen. Het belastbare voordeel is dus belangrijker naarmate de wagen duurder is in de aankoop, en naarmate de wagen een hogere CO² uitstoot kent. Het werkelijke privégebruik is van geen belang, en men betaalt eenzelfde belasting, ongeacht of men met deze bedrijfswagen jaarlijks 100 km dan wel 10.000 km rondrijdt voor privédoeleinden. Dit heeft geleid tot een totaal nieuwe leefwereld wat de bedrijfswagens betreft: heel wat ondernemingen mikken nu op bedrijfswagens met een vermogen van maximaal 2000 CC en de zware en dure bedrijfswagens worden massaal aangeboden op de tweedehandsmarkt. Wat de pensioenvoorzieningen en pensioenverzekeringen betreft worden nu, in uitvoering van het regeerakkoord, een hele reeks maatregelen aan het parlement voorgesteld. Eén van de meest in het oog springende maatregelen is de beperking van de belastingaftrek voor bijdragen door de werkgever betaald aan groepsverzekeringen. Momenteel geldt de gekende 80% -grens. De bijdragen zijn aftrekbaar voor zover zij leiden tot een pensioenkapitaal dat, omgezet in rente en samengeteld met het

wettelijke pensioen, geen hogere pensioenuitkering oplevert dan 80% van de laatste gebruikelijke bezoldiging. Hier wordt nu aan toegevoegd dat het pensioen waarop men recht heeft niet hoger mag zijn dan het hoogste ambtenarenpensioen, ongeveer 6.000 euro per maand. Bedrijfsleiders kunnen tot vandaag pensioenvoorzieningen aanleggen (ook binnen de gestelde 80% grens) binnen de eigen vennootschap. Omdat op deze wijze de heffing van de 4,4% premie op de storting van premies aan verzekeringsmaatschappijen wordt vermeden, wordt ook op dit vlak een nieuwe regeling ingevoerd met een naheffing aan 1,75% op de opgebouwde voorzieningen en een regeling die er in de toekomst toe leidt dat de 4,4% premietaks betaalbaar wordt. Wie als particulier premies stort voor een pensioenverzekering tweede pijler (collectieve verzekering) of derde pijler (individuele polis) betaalt, ziet het belastingkrediet waarop hij recht heeft verminderen tot 30% van de betaalde premie. Tot slot, wie het kapitaal van een groepsverzekering opneemt vóór de leeftijd van 65 jaar zal een hogere belasting betalen. Het gedeelte dat werd opgebouwd met werkgeversbijdragen wordt onderworpen aan een 20% heffing indien men opneemt op 60 jaar, 18% bij opname op 61-jarige leeftijd, 16,5% indien men het opneemt tussen het 62ste en het 64ste levensjaar, en 10% daarna. De praktische impact van heel wat van deze pensioenmaatregelen bestaat erin dat de uitbouw van wat men soms de vierde pijler noemt aan belang toeneemt voor vermogende personen. Dit impliceert dat men privébeleggingen verricht op een wijze die tot periodieke opbrengsten leiden en die beschikbaar zijn voor maandelijkse uitgaven na de pensioenleeftijd. 19

20 Impact op de vermogensorganisatie Alle bovenstaande maatregelen hebben eigenlijk niet echt invloed op de wijze waarop vermogende personen hun vermogen en hun successie organiseren. Wat de successie betreft, is dit ook logisch, aangezien successierechten een regionale materie zijn waaraan de federale overheid geen aanpassingen kan aanbrengen. Zo zal de keuze voor een vastgoedvennootschap of de privé-aankoop van vastgoed nog steeds gebaseerd blijven op de klassieke criteria. Deze hebben te maken met de aard van het onroerend goed (commercieel versus residentieel), het kostenniveau, de intentie al dan niet te verkopen en het belang dat successieplanning heeft bij de vermogensorganisatie. Het aanhouden van het eigen woonhuis binnen een privévennootschap wordt op middenlange en lange termijn echter steeds delicater, aangezien de omvang van het belastbare voordeel van alle aard toeneemt (zie hoger) en de technieken om een belastinglatentie binnen de vennootschap te vermijden steeds moeilijker worden. Ook zal de grote aandacht die de burgerlijke maatschap/ burgerlijke vennootschap zeer terecht geniet, ongetwijfeld blijven voortduren. De burgerlijke maatschap is een familiale organisatievorm van het vermogen waarbij men een soort familiale beleggingsclub opricht, naar aanleiding van of na een schenking van vermogen aan de kinderen. Deze organisatievorm is fiscaal volledig transparant zodat men blijft genieten van het regime van de bevrijdende voorheffing, en van de mogelijkheid in een aantal belastingvrije producten te gaan beleggen.

De nieuwe antimisbruikbepaling De regering heeft ook een nieuwe fiscale antimisbruikbepaling ingevoerd, die voortaan ook van toepassing is in de privésfeer. Wat de registratie- en successierechten betreft, is deze nieuwe regeling van toepassing voor alle verrichtingen, of reeksen van verrichtingen vanaf 1 juni 2012. De nieuwe maatregel definieert fiscaal misbruik als het feit dat een belastingplichtige zich organiseert op een wijze die hem doet ontsnappen aan een fiscale heffing, zonder dat hij daar enige andere valabele redenen voor heeft dan belastingbesparing. Indien de fiscus ervan uitgaat dat het ontsnappen aan een fiscale heffing gebeurt in strijd met de doelstelling van de bepaling waarvan de toepassing wordt vermeden, dan kan hij optreden. De fiscus kan in dat geval de handeling van de belastingplichtige totaal negeren en belasten alsof hij niets gedaan had, of alsof hij iets anders verricht had dan wat hij werkelijk deed. Deze nieuwe regeling leidt in zekere mate tot wat men noemt: de plicht om de belaste weg te bewandelen. Indien men ervoor opteert een niet-belaste weg te kiezen en de enige reden om deze weg te kiezen is minder belasting betalen, dan mag de fiscus belasten alsof men de minst belaste weg niet heeft bewandeld. Met andere woorden, men mag de minst belaste weg bewandelen op voorwaarde dat men het niet voornamelijk doet om minder belastingen te betalen, maar daar een andere valabele reden voor heeft. De toepassing van deze nieuwe bepaling op het vlak van successieplanning heeft in de pers heel wat deining doen ontstaan. Dit is geheel onterecht. Het is vandaag duidelijk dat de klassieke successieplanning zoals deze in België reeds vele tientallen jaren gekend is, niet wordt aangepakt door deze maatregel. Concreet: schenkingen, met betaling van een 3% schenkingsrecht voor een Belgische notaris, hebben nog steeds tot gevolg dat de successierechten vermeden worden vanaf het ogenblik dat het vermogen fiscaal geldig overgaat. 21

22 Maar ook als men schenkt door een handgift, of door een bankgift, worden successierechten nog steeds vermeden indien de schenker nog drie jaar overleeft na de schenking, en daarenboven de datum van de schenking kan bewezen worden. Volgens alle hoogleraren die deze materie ernstig hebben bekeken, leidt het ook geen twijfel dat als men schenkt voor een Nederlandse notaris zonder betaling van het Belgisch schenkingsrecht, dit een geldige schenking is met hetzelfde effect alsof men een handgift of bankgift zou hebben verricht. Deze vaststellingen zijn mogelijk omdat het Wetboek Successierechten heel duidelijk aangeeft dat het niet de bedoeling van de wetgever is successierechten te heffen op wie geschonken heeft met betaling van het schenkingsrecht, en het ook niet de bedoeling is successierechten te heffen op wie geschonken heeft zonder betaling van het schenkingsrecht en nog drie jaar overleefde. Deze schenkingen kunnen gepaard gaan met de organisatie van het vermogen in een burgerlijke maatschap of op een andere wijze. Een aantal verdergaande en gekunstelde technieken van successieplanning kunnen echter wel onder de nieuwe antimisbruikbepaling vallen. Let op voor Vlaamse regelgeving! Tot eind 2012 kende men in Vlaanderen een regeling waarbij familievennootschappen, onder eerder strikte voorwaarden, konden vererven aan een tarief van 0%. De bedoeling was dat bij een onvoorbereide successie, de familie niet verplicht zou kunnen worden om de familievennootschap te verkopen om successierechten te kunnen betalen.

Vanaf 2012 is deze regeling omgegooid. Voortaan kan men familievennootschappen schenken aan 0%. Vindt er geen schenking plaats en vererft de familievennootschap bij het overlijden van de ouders dan geldt een successierecht aan 3%. De motivering van deze ommezwaai is dat men Vlaamse families wil motiveren om de successie duidelijk voorafgaand aan het overlijden te regelen. De regeling wil dus gedragsbeïnvloedend zijn en maant eigenaars van familiebedrijven ertoe aan tijdig hun successie te plannen. Punt is wel dat als men de successie plant, het aanbeveling verdient gebruik te maken van een schenking voor een Belgische notaris met expliciete toepassing van de nieuwe vrijstelling van het schenkingsrecht. Indien men dit niet doet, en bijvoorbeeld voor een handgift opteert, of voor een schenking voor een Nederlandse notaris, dan geldt als nieuwe vereiste dat de schenker nog zeven jaar moet voortleven om alsnog de heffing van successierechten (aan 3%) te vermijden. Besluit Eenvoudiger wordt het belastingregime van beleggingsinkomsten er met deze nieuwe maatregelen niet op. Ook is duidelijk dat de overheid met deze maatregelen voor minstens één miljard euro budgettair rendement zoekt bij de belegger. Het valt zeker niet uit te sluiten dat deze belastingverhoging op beleggingsinkomsten een eerste stap is in de richting van verdere ontwikkelingen. Deze kunnen met name de verzekeringsproducten betreffen. Ook een algemene verhoging van de roerende voorheffing naar 25% (ter vervanging van de bijzondere 4% regeling van vandaag) valt niet helemaal uit te sluiten. De impact op de eigenlijke vermogensorganisatie van de nieuwe regelgeving is al bij al erg beperkt. Wel geldt voor de toekomst een nog iets toegenomen transparantie naar de overheid toe inzake vermogensbezit, en ook een toegenomen mate van onzekerheid in geval van iets te vergaande planning. 23

Deutsche Bank Wilt u meer info over dit onderwerp? Surf naar www.deutschebank.be/taks. Ontdek ook onze expertisedossiers op www.deutschebank.be. V.U.: Stéphan Salberter, Marnixlaan 13-15, 1000 Brussel De redactie van dit document werd afgesloten op 10 juli 2012. Deutsche Bank Europe GmbH, Taunusanlage 12, 60325 Frankfurt am Main, Germany, HR/RC Frankfurt am Main / Francfort-sur-le-Main HRB nr. 87506. Deutsche Bank Europe GmbH Bijkantoor België / Succursale de Belgique, avenue Marnixlaan 13-15, 1000 Brussel / Bruxelles, België / Belgique, RPR /RPM Brussel / Bruxelles, BTW/ TVA BE 0840.541.523, BE 40 8260 0080 0063, IHK D-C0B0-WV8MR-24. Service Clients : 078 155 150 / Cliëntendienst : 078 156 160 - www.deutschebank.be