NIBUD Nationaal Scholierenonderzoek 2004/2005

Vergelijkbare documenten
Nibud Scholierenonderzoek

Nibud Scholierenonderzoek

Utrecht, Het financiële gedrag van kinderen tussen 12 en 18 & de rol van hun ouders

Rapport Kinderen en Geld Enquête (NIBUD en het Jeugdjournaal)

6,1. Praktische-opdracht door een scholier 1991 woorden 25 mei keer beoordeeld. Hoofdvraag:

Utrecht, 2011 Nibud Scholierenonderzoek

Financiële opvoeding. September 2007

Nibud Scholierenonderzoek 2016

gebruikt. Hierdoor is het mogelijk om de resultaten van de gemeente Heusden te vergelijken met de landelijke cijfers.

Lenen vmbo12. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Opmaak pilot Geld :44 Pagina 1. Geld

6,5. Praktische-opdracht door een scholier 1949 woorden 22 juni keer beoordeeld. Inleiding

Mei 2013, Nibud Nibud Scholierenonderzoek

Is jouw maand ook altijd iets te lang? Onderzoek Jongerenpanel Tilburg

FNV Vakantiewerk onderzoek 2013

SPORTUITGAVEN ONDERZOEK

Jongeren & hun financiële verwachtingen

Hoofdstuk 19. Financiële situatie

6,2. Werkstuk door een scholier 1803 woorden 11 april keer beoordeeld. Inleiding

Hoofdstuk 24 Financiële situatie

Financiële opvoeding Nibud i.s.m. CentiQ, Wijzer in geldzaken

[zelf op te maken en in te vullen > denk hierbij aan het tonen van een foto en/of logo van de bank, je naam etc.

Hoofdstuk 7. Financiële situatie

Hoofdstuk 9. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 10. Financiële situatie

(1 m.) Klassikale aftrap Docent stelt jou als gastdocent voor

Hoofdstuk 10. Trendvragen financiële situatie Hoofdstuk 11. Financiële situatie

MoneyMindsets van Scholieren

Hoofdstuk 5. Trendvragen financiële situatie

Onderzoek Je wordt 18 jaar en dan? De gevolgen voor je geldzaken

Onderzoek onder kinderen groep 5 t/m 8

Hoofdstuk 43. Financiële situatie

LelyStadsGeluiden. De mening van de jongeren gepeild. School en werk 2007

Praktische opdracht Economie Schulden en jongeren

Welkom en voorstellen

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Vakantiegeld-enquête Nibud/Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting

Langdurige werkloosheid in Nederland

Wijzer in geldzaken Junior Monitor Een onderzoek naar de manier waarop kinderen uit groep 5 8 van de basisschool met geld omgaan

Factsheet persbericht

Onderzoek Inwonerspanel Jongerenonderzoek: alcohol

9 e Jongeren en geld.

September Jongeren & geld. De financiële situatie en hulpbehoefte van 12- tot en met 24-jarigen. Anna van der Schors Minou van der Werf

Lesbrief Meneer Beer

Vakantiegeldenquete 2010

Onderzoek Vakantiewerk

Persoonlijke financiën: Inzicht en overzicht. Resultaten onderzoek Waar blijft mijn geld TNS NIPO

Factsheet persbericht. Vooral studentes somber over kansen arbeidsmarkt

53% 47% 51% 54% 54% 53% 49% 0% 25% 50% 75% 100% zeer moeilijk moeilijk komt net rond gemakkelijk zeer gemakkelijk

Hoe ga ik met geld om?

Resultaten onderzoek Kinderen en geld. Februari 2015

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

SCHORSINGEN EN VERWIJDERINGEN 2007/ /2012

Hoofdstuk H 11. Financiële situatie

ECONOMIE VOOR VMBO BOVENBOUW. 3 vmbo - (k)gt ANTWOORDENBOEK

Mbo ers in geldzaken. Een onderzoek naar het financieel gedrag van mbo-studenten. Nibud, 2011

StudentenBureau Stagemonitor

Scholieren, geld & de invloed van ouders

ZAKGELD Breng het in kaart

Zakgeld = Leergeld. Financieel gedrag van 6- en 7-jarigen

Alleen-Pinnen-Monitor

Vakantiewerk onderzoek 2015 FNV Jong. Hans de Jong & Leon Pouwels Juni 2015

Bezuinigingen openbaar groen Branche vereniging VHG Uitvoering augustus 2013 VELDWERK OPTIMAAL

Inleiding. De belangrijkste conclusies uit de BijBanen Monitor september 2007 zijn:

Sparen voor een koopwoning

Factsheet Schorsingen en verwijderingen

Monitoring gebruikerstevredenheid invoering 130 km/h

Bijbaantjesonderzoek

Samenvatting en conclusies

Financiering woningaanpassingen een onderzoek van seniorenorganisatie ANBO

Rommelen met je identiteit. Landelijk scholierenonderzoek naar de aard en de omvang van de falsificatie van legitimatiebewijzen door jongeren

Kinderen leren omgaan met geld

Hoofdstuk 10. Financiële situatie

Een onderzoek naar seksuele voorlichtingslessen onder leerlingen uit de onderbouw van het Nederlands voortgezet onderwijs.

21 mei Onderzoek: Economische verwachting

Goede Voornemens 2015

Nibud, 23 juni 2015 Vakantiegeld-enquête

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Mannen, vrouwen en geldzaken. Nibud Factsheet Juni 2012

Financieel goed voorbereid naar de middelbare school?

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

SCHOOLKOSTENONDERZOEK. Schoolkosten in het voortgezet onderwijs en de BOL

Onderzoek kopen tabak door jongeren

Rondkomen van huishoudinkomen naar doelgroep

in opdracht van Wijkservicecentrum Vleuten-De Meern en Wijkbureau Leidsche Rijn. versie2- augustus 2012

Vrouwen op de arbeidsmarkt

De aanvullende tandzorgverzekering Samenvatting Bijna iedereen heeft een aanvullende verzekering Aanvullend verzekerd voor:

Kim Dalessi.

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Vakantiewerk onderzoek 2018 FNV Jong. Hans de Jong & Marieke Kooiman Juli 2018

Inhoudsopgave. Achtergrond en doelstellingen. Samenvatting. Resultaten. Contact

Waar winkelen de inwoners van de gemeente Ede? Een onderzoek op basis van 304 winkelmomenten

socio-demografie jongeren geslacht leeftijd woonplaats 4 grote steden en per provincie afkomst opleiding religie

RANDSTAD VAKANTEBANEN MONITOR Wat levert een vakantiebaan volgens de jongeren zelf op?

Vakantiewerkonderzoek 2014 FNV Jong

Factsheet persbericht

Hoofdstuk 12. Financiële dienstverlening

Leenonderzoek Het autolening onderzoek 2017

Door: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud), Mei 2012

Roken, drinken en gokken. Nagegaan is hoeveel en hoe vaak jongeren uit de gemeente Groningen roken, drinken en gokken. Hierbij is een onderverdeling

Transcriptie:

NIBUD Nationaal Scholierenonderzoek 2004/2005 Een onderzoek naar inkomsten, uitgaven, baantjes en omgaan met geld

Inhoud 1 Inleiding... - 4-1.1 Doelstelling... - 4-1.2 Methode van onderzoek... - 4-1.3 Achtergrondvariabelen... - 5-1.4 Leeswijzer... - 6-2 Inkomsten... - 7-2.1 Totale inkomsten... - 7-2.2 Inkomstenbronnen... - 8-2.3 Geld van ouders... - 11-3 Bijbaantjes en vakantiewerk... - 14-3.1 Baantjes algemeen... - 14-3.2 Type baantjes... - 15-3.3 Uren per baantje... - 19-4 Uitgaven... - 21-4.1 Totale uitgaven... - 21-4.2 Bestedingen per uitgavenpost... - 22-4.3 Bestedingen aan alcohol, roken, kleding en mobiele telefoon naar schooltype... - 24-5 Omgaan met geld... - 26-5.1 Sparen... - 26-5.2 Spaarwijzen... - 26-5.3 Spaardoelen... - 27-5.4 Beleggen... - 28-6 Lenen en schulden... - 29-6.1 Lenen... - 29-6.2 Andere vormen van schulden... - 31-6.3 Geld te kort... - 31-7 Conclusies... - 33 - Doelstelling... - 33 - Inkomsten... - 33 - Baantjes... - 33 - Uitgaven... - 33 - Sparen... - 34 - Lenen...- 34 - - 2 -

Voorwoord Dit rapport presenteert de resultaten van een onderzoek dat tussen maart en juni 2004 is gehouden onder scholieren uit het voortgezet onderwijs. Op deze plek willen we alle scholieren die deze vragenlijst hebben ingevuld bedanken. Hiermee hebben zij ons goed geholpen bij dit onderzoek. Bij het NIBUD heeft een groot aantal mensen met plezier gewerkt aan dit onderzoek en aan de resultaten. Zo is ir. Fenneke Holthuis verantwoordelijk voor de analyses die voor dit verslag nodig waren, heeft ir. Hanke Boer geadviseerd bij het onderzoek en de rapportage, heeft drs. Marijke van Ewijk de tekst geredigeerd en is ir. Sanne Lamers verantwoordelijk voor de onderzoeksopzet en -uitvoering. Dit rapport is de achtste in de reeks van Nationaal Scholierenonderzoeken die het NIBUD heeft uitgevoerd. - 3 -

1 Inleiding In dit rapport staat het bestedingsgedrag van scholieren centraal. Al sinds 1984 doet het NIBUD onderzoek onder scholieren. Juist in deze levensfase leren jongeren zelfstandig met hun geld omgaan. Vaak hebben ze een baantje of vakantiewerk en veel scholieren krijgen daarnaast ook nog geld van hun ouders. Het NIBUD vindt het belangrijk dat scholieren bewust met hun geld leren omgaan. Een voorwaarde daarvoor is de beschikbaarheid van betrouwbare informatie over het financiële gedrag van jongeren. In de volgende paragraaf wordt ingegaan op de doelstelling en de achtergrond van dit onderzoek. 1.1 Doelstelling Tussen maart en juni 2004 hebben ruim 5.500 scholieren van verschillende schooltypen deelgenomen aan het NIBUD Nationaal Scholierenonderzoek 2004/2005. Deze rapportage brengt het financiële gedrag in kaart van scholieren tussen de 12 en 18 jaar die het voortgezet onderwijs volgen. Het betreft de scholieren die op VMBO, HAVO of VWO zitten. Het inkomen en de uitgaven van de scholieren komen uitgebreid aan bod evenals het leen- en spaargedrag. Om een goed beeld te krijgen van het financiële gedrag van de scholieren, komen ook de verschillen naar geslacht, leeftijd en schooltype aan de orde. Het NIBUD voert al sinds 1984 frequent het Nationaal Scholierenonderzoek uit. Deze onderzoeken werden gedaan in samenwerking met diverse organisaties en financiers. In het verleden werd ook gevraagd naar tijdsbesteding, welbevinden, gezondheid en veiligheid. In voorgaande onderzoeken speelden het Sociaal Cultureel Planbureau en de Interdepartementale Commissie Jeugdonderzoek een belangrijke rol. Omdat de resultaten van het Scholierenonderzoek grote waarde hebben voor de budgetvoorlichting heeft het NIBUD in 2004 besloten om zelfstandig verder te gaan met het onderzoek. Scholen kregen voorheen altijd het verzoek mee te werken aan het onderzoek. De gegevens werden verzameld door schriftelijke enquêtes af te nemen op de deelnemende scholen. Er is dit jaar gekozen voor een nieuwe opzet. Met behulp van een enquête op internet zijn de data verzameld. Met de nieuwe opzet kan het NIBUD meer groepen jongeren bereiken. 1.2 Methode van onderzoek Het Scholierenonderzoek is uitgevoerd door middel van een digitale vragenlijst. De vragenlijst stond op www.jeugd-en-geld.nl. Een oproep voor de enquête is geplaatst op diverse internetsites die door jongeren worden bezocht, waaronder MSN. Deze aanpak leidde tot een goede spreiding van de te onderzoeken jongeren. De scholieren hebben 35 vragen ingevuld over inkomsten, uitgaven en omgaan met geld. Deze vragen zijn gelijk aan de vragen die in eerdere onderzoeken zijn gesteld. Een verschil met eerdere onderzoeken is dat de invullers deze keer geen vragen over niet-financiële zaken hoefden te beantwoorden. De meeste vragen konden worden beantwoord door het gewenste antwoord aan te klikken. Bij een aantal vragen konden leerlingen een getal invullen. Door de constructie van de vragenlijst is het mogelijk geweest zeer gedetailleerde informatie op een doeltreffende manier te achterhalen. De vragenlijst heeft enkele maanden op de site gestaan. De resultaten in dit rapport worden besproken aan de hand van de zogeheten verklarende variabelen: leeftijd, geslacht en schooltype. Na opschoning waren er ruim 5.400 correct ingevulde vragenlijsten bruikbaar voor de analyse. - 4 -

1.3 Achtergrondvariabelen Zoals hierboven is vermeld, worden de resultaten in dit rapport besproken aan de hand van een aantal variabelen. Voor dit verslag is gebruikgemaakt van de antwoorden van 2.280 jongens en 3.246 meisjes. In de grafiek hieronder is een verdeling te zien naar leeftijd van de dataset (steekproef) en van de populatie. Grafiek 1.1 Percentage scholieren naar leeftijd 25 20 Populatie Steekproef 15 10 5 0 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Uit de grafiek is af te leiden dat de spreiding over de verschillende leeftijden in het Nationaal Scholierenonderzoek grotendeels overeenkomt met verhouding in de hele populatie. De percentages leerlingen naar schooltype worden in de grafiek hieronder weergegeven. Ook hier zijn de percentages van de dataset en van de populatie in de grafiek te zien. - 5 -

Grafiek 1.2 Percentage scholieren naar schooltype 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Populatie Steekproef onderbouw 1/2 vmbo 3/4 havo/vwo 3 havo 4/5 vwo 4/5/6 25 Uit deze grafiek is af te leiden dat de onderbouwers ondervertegenwoordigd zijn in de dataset. Grafiek 1.3 Percentage scholieren naar provincie 20 Populatie Steekproef 15 10 5 0 Groningen Friesland Drenthe Overijssel Gelderland Utrecht Noord-holland Zuid-holland Zeeland Noord-brabant Limburg Flevoland De scholieren in Flevoland zijn oververtegenwoordigd in deze steekproef. De dataset is uiteindelijk via herweging representatief gemaakt. Daarbij is gebruikgemaakt van de meest recente onderwijsstatistieken. Er is gewogen op geslacht, leeftijd, schooltype en provincie. 1.4 Leeswijzer In de volgende hoofdstukken zijn de resultaten van het onderzoek per onderwerp beschreven. Het rapport is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 gaat over de inkomsten van de scholieren in het voortgezet onderwijs. Aan de orde komen onder meer zakgeld, kleedgeld en inkomsten uit baantjes. Hoofdstuk 3 behandelt de bijbaantjes en vakantiewerk. Het hoofdstuk gaat over het soort werk dat scholieren doen en het aantal uur dat zij werken. Hoofdstuk 4 gaat over de uitgaven van scholieren: waar besteden zij hun geld aan en om welke bedragen gaat het? Hoofdstuk 5 gaat nader in op de vraag wat scholieren zelf vinden van de manier waarop zij met geld omgaan. Het gaat om de onderwerpen sparen en beleggen. Hoofdstuk 6 behandelt de onderwerpen lenen en schulden. In dit hoofdstuk komen de verschillende vormen van financiële achterstanden aan de orde. - 6 -

2 Inkomsten Geld hebben is een belangrijk onderdeel van het socialisatieproces van de huidige generatie jongeren. De Scholierenonderzoeken die vanaf 1984 zijn gehouden, hebben aangetoond dat scholieren in het voortgezet onderwijs over ruime financiële middelen beschikken. De meesten krijgen geld van hun ouders en velen verdienen daarnaast nog eens geld met karweitjes, vakantiewerk en allerlei andere vormen van arbeid. In dit hoofdstuk komen de inkomsten van de scholieren aan bod. 2.1 Totale inkomsten Het inkomen van een scholier bedraagt gemiddeld 115 per maand. In het Nationaal Scholierenonderzoek 2001-2002 was dit gemiddeld 113. Dit betekent een stijging van slechts 1 procent. De nominale inkomensstijging van het modale huishouden bedroeg die jaren ongeveer 2 procent. Het inkomen van de scholieren is dus minder hard gestegen dan de nominale inkomensstijging. Verschillen naar leeftijd en geslacht In de onderstaande tabel is te zien wat een scholier gemiddeld te besteden heeft. Dit bedrag is een gemiddelde voor alle jongeren, dus ook voor degenen die geen inkomsten hebben (inclusief 0). Tabel 2.1 Gemiddeld inkomen per maand naar leeftijd Leeftijd Jongens Meisjes Totaal 12 jaar 63 42 53 13 jaar 72 53 63 14 jaar 86 85 86 15 jaar 138 113 126 16 jaar 195 159 177 17 jaar 221 219 220 18 jaar 386 305 345 Totaal 124 106 115 Met de leeftijd neemt ook het gemiddelde inkomen toe. In de tabel is te zien dat meisjes per maand gemiddeld minder te besteden hebben dan jongens. In het Nationaal Scholierenonderzoek 2001-2002 was dit beeld ook te zien. Jongens hebben gemiddeld 124 per maand; meisjes 106 per maand. Verschillen naar schooltype In de volgende tabel is het gemiddelde inkomen per maand naar schooltype opgenomen. - 7 -

Tabel 2.2 Gemiddeld inkomen per maand naar schooltype en geslacht Jongens Meisjes Totaal Onderbouw VMBO 80 69 75 Onderbouw HAVO/VWO 74 60 67 Bovenbouw VMBO 172 128 150 Bovenbouw HAVO 205 175 189 Bovenbouw VWO 185 181 182 Totaal 124 106 115 Onderbouw VMBO-ers hebben per maand meer te besteden dan de onderbouw HAVO/VWO-ers, respectievelijk 75 tegen 67. In de bovenbouw hebben HAVO-scholieren het hoogste gemiddelde inkomen per maand: HAVO-scholieren hebben 189 te besteden per maand, VWO-scholieren 182 en VMBO-ers hebben gemiddeld een totaalinkomen van 150 per maand. In de onderverdeling naar onderbouw- en bovenbouwscholieren blijft het leeftijdseffect bestaan. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de schooltypen, is het gemiddelde inkomen per maand voor de eerste vier klassen berekend. VMBO-ers hebben dan gemiddeld 122 per maand te besteden, HAVO-scholieren 92 en VWO-scholieren 79. Ook naar schooltype hebben jongens per maand meer te besteden dan meisjes. Het verschil tussen de geslachten is het grootst bij de oudste leerlingen aan het VMBO. De oudste VWO-ers hebben nagenoeg hetzelfde bedrag te besteden, ongeacht geslacht. 2.2 Inkomstenbronnen In de grafiek hieronder staat uit welke bronnen scholieren hun inkomsten ontvangen. Grafiek 2.1 Inkomstenbronnen als percentage van het totale budget Teg. Studiekosten 2% 3% 2001/2002 2004 Vakantiewerk 8% 9% Baantje Geld van ouders 38% 35% 52% 53% 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% Scholieren ontvangen hun inkomsten uit verschillende bronnen. Een deel is afkomstig van de ouders. Het geld van ouders bestaat uit zakgeld, kleedgeld en reisgeld. Het grootste deel van het budget is afkomstig van baantjes. In vergelijking met 2001-2002 zijn de verschillen tussen de verschillende bronnen niet groot. - 8 -

Verschillen naar leeftijd In de volgende tabel is per leeftijdsjaar te zien welke bedragen leerlingen uit de verschillende inkomstenbronnen ontvangen. De gemiddelde bedragen gelden alleen voor scholieren die daadwerkelijk inkomsten hebben uit de betreffende bron (exclusief 0). In grafiek 2.2 is per leeftijdsjaar te zien welk percentage scholieren inkomsten uit de betreffende bron heeft. Tabel 2.3 Gemiddelde inkomsten per maand naar leeftijd (exclusief 0) 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Geld van ouders 31 36 45 54 61 68 77 Baantje 104 91 103 131 156 187 242 Vakantiewerk 18 18 23 35 44 55 60 (p/mnd) Tegemoetkoming 0 0 0 0 0 0 107 Studiekosten Totaal 53 65 88 128 179 224 350 120 Grafiek 2.2 Percentage scholieren met inkomsten uit verschillende bronnen (%) 100 80 60 40 20 0 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Geld van ouders Baantje Vakantiewerk (p/mnd) Naarmate scholieren ouder worden, hebben ze meer te besteden. Ze krijgen namelijk meer geld van hun ouders en verdienen meer geld met baantjes en vakantiewerk. Het percentage leerlingen dat geld krijgt van de ouders ligt bij jongere scholieren hoger dan bij oudere scholieren. Bijna alle 12-jarigen (97 procent) krijgen geld van hun ouders. Voor 18-jarigen is het 72 procent. In vergelijking met de jongere scholieren hebben oudere scholieren vaker inkomsten uit een baantje en uit vakantiewerk. Verschillen naar geslacht De volgende tabel geeft weer hoe de inkomsten zijn verdeeld over de verschillende inkomstenbronnen. Hier is het gemiddelde maandbedrag te zien naar jongens en meisjes, voor scholieren die ook daadwerkelijk inkomsten uit deze bron ontvangen. - 9 -

Tabel 2.4 Gemiddelde inkomsten per maand naar geslacht (exclusief 0) Euro s ( ) Percentages (%) Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal Geld van 45 51 48 91 93 92 ouders Baantje 154 116 136 46 42 44 Vakantiewerk* 40 33 37 26 24 25 Tegem. 104 111 107 2 2 2 Studiekosten Totaal 126 108 117 98 97 98 * inkomsten uit vakantiewerk zijn omgerekend naar een maandelijks gemiddelde Uit de tabel blijkt dat gemiddeld iets meer meisjes dan jongens geld krijgen van hun ouders, namelijk 93 procent ten opzichte van 91 procent. Ook krijgen meisjes gemiddeld meer geld van hun ouders dan jongens, namelijk 51 tegen 45. In vergelijking met meisjes hebben jongens echter meer inkomsten uit baantjes en vakantiewerk en hebben relatief meer jongens een baantje en vakantiewerk. Verschillen naar schooltype In de volgende tabel staan de diverse inkomstenbronnen uitgesplitst naar schooltype. De bedragen zijn gemiddelden van de scholieren die daadwerkelijk inkomsten hebben uit de betreffende bron. Tabel 2.5 Gemiddelde inkomsten per maand naar schooltype (exclusief 0) VMBO Onderbouw HAVO VWO Onderbouw VMBO Bovenbouw HAVO Bovenbouw VWO Bovenbouw Geld van 41 38 55 64 63 ouders Baantje 105 96 154 157 160 Vakantiewerk 22 21 43 44 46 (p/mnd) Tegem. 0 0 0 104 104 Schoolkosten Totaal 79 69 154 192 184-10 -

Tabel 2.6 Percentage scholieren met inkomsten naar schooltype VMBO Onderbouw HAVO VWO Onderbouw VMBO Bovenbouw HAVO Bovenbouw VWO Bovenbouw % % % % % Geld van 92 96 85 90 92 ouders Baantje 32 28 59 69 60 Vakantiewerk 13 13 30 41 46 (p/mnd) Tegem. 0 0 0 5 9 Schoolkosten Totaal 96 98 98 99 99 Onderbouw In tabel 2.5 is te zien dat van de onderbouwscholieren VMBO-ers gemiddeld het meeste geld krijgen van hun ouders. Terwijl relatief meer leerlingen op het HAVO/VWO geld van hun ouders krijgen (zie tabel 2.6). Van het totale aantal scholieren dat een inkomen heeft, hebben VMBO-ers 79 te besteden per maand en HAVO/VWO-scholieren 69 per maand. Bovenbouw Onder de bovenbouwers die een inkomen hebben, hebben HAVO-scholieren gemiddeld het hoogste inkomen per maand, namelijk 192. Het percentage scholieren dat een baantje heeft, is onder HAVO-scholieren het hoogst in vergelijking met VWO- en VMBO-scholieren. De inkomsten uit een baantje dragen ook het meeste bij aan de totale inkomsten, vandaar dat HAVO-scholieren het meest te besteden hebben per maand. In vergelijking met VMBOers en HAVO-ers hebben meer VWO-scholieren een vakantiebaantje. 2.3 Geld van ouders Van alle scholieren krijgt 92 procent geld van de ouders. Aan de scholieren is gevraagd op welke manier ze dat geld krijgen van hun ouders. Daarop zijn de volgende antwoorden gegeven: 57 procent krijgt een vast bedrag per maand 31 procent krijgt een vast bedrag per week 5 procent krijgt geld op onregelmatige tijden 5 procent krijgt geld wanneer de scholier er om vraagt 2 procent krijgt geld wanneer de scholier het zelf nodig vindt In het vorige onderzoek kregen de meeste leerlingen een vast bedrag per week, terwijl in dit onderzoek de meeste een bedrag per maand krijgen. In grafiek 2.3 worden de percentages naar leeftijd weergegeven. - 11 -

80 70 60 50 40 30 Grafiek 2.3 Hoe krijg ik geld van mijn ouders naar leeftijd (%) 20 10 vast bedrag per week vast bedrag per maand 0 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Uit deze grafiek blijkt dat scholieren vaker geld per maand krijgen dan per week. Naarmate scholieren ouder worden, krijgen ze vaker geld per maand dan per week. In de vragenlijst is het geld van ouders opgesplitst naar zakgeld en naar geld met specifieke bestedingsdoelen, kleedgeld en reisgeld. In tabel 2.7 is per leeftijdjaar te zien hoeveel zakgeld en kleedgeld scholieren gemiddeld krijgen. Deze bedragen zijn exclusief de scholieren die geen zak- en/of kleedgeld krijgen. Het reisgeld is in de tabel buiten beschouwing gelaten. Als scholieren reisgeld krijgen, is dat gemiddeld rond de 20 per maand. Tabel 2.7 Geld van ouders naar leeftijd per maand (exclusief 0) 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Zakgeld 18 21 24 27 29 32 40 Kleedgeld 45 50 55 58 62 60 63 Totaal 31 36 45 54 61 68 77 Grafiek 2.4 Percentage scholieren dat zakgeld en/of kleedgeld krijgt 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Zakgeld Kleedgeld Het gemiddelde zakgeldbedrag neemt toe met de leeftijd. Het aandeel scholieren dat zakgeld krijgt, neemt na het twaalfde jaar af. Bijna alle 12-jarigen (95 procent) krijgen zakgeld, tegen 64 procent van de 18-jarigen. - 12 -

Het gemiddelde kleedgeldbedrag, neemt ook toe met de leeftijd, uitgezonderd bij 17-jarigen. Het kleedgeldbedrag dat de scholieren krijgen, is toegenomen ten opzichte van het vorige scholierenonderzoek, namelijk 57 tegen 49. Tabel 2.8 Geld van ouders naar geslacht per maand (exclusief 0) Jongens Meisjes Totaal Jongens Meisjes Totaal % % % Zakgeld 26 24 25 88 89 88 Kleedgeld 57 57 57 24 43 34 Onder de scholieren die zakgeld krijgen, krijgen jongens iets meer zakgeld dan meisjes, al is dit verschil minder groot dan in eerdere onderzoeken. Meer meisjes dan jongens krijgen kleedgeld namelijk, 43 procent tegen 24 procent. Dit verschil tussen jongens en meisjes is de afgelopen jaren groter geworden. Grafiek 2.5 Percentage scholieren met kleedgeld naar geslacht 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 jongens meisjes 1996 1999 2002 2004 Uit de grafiek komt naar voren dat door de jaren heen meer meisjes dan jongens kleedgeld hebben. Het percentage jongens dat kleedgeld heeft, ligt van 1996 tot 2004 tussen de 21 en 27 procent. Bij meisjes liggen de percentages tussen de 30 en 43 procent. Onderbouw Van de onderbouwscholieren krijgen de VMBO-ers gemiddeld meer zakgeld en gemiddeld meer kleedgeld dan de HAVO/VWO-ers, namelijk 23 en 53 tegen 21 en 49. Wel is het aandeel scholieren op HAVO/VWO dat zak- of kleedgeld krijgt, groter dan op het VMBO, namelijk, 93 en 28 procent tegen 90 en 24 procent. Bovenbouw De zakgeldbedragen van de bovenbouwers liggen gemiddeld rond 30. De kleedgeldbedragen liggen rond de 60. Meer VWO-bovenbouwers krijgen zak- en kleedgeld dan HAVO- en VMBO-bovenbouwers, namelijk 86 en 52 procent tegen 84 en 48 procent, respectievelijk 81 en 33 procent. Opvallend is het aandeel VMBO-bovenbouwscholieren dat geen zakgeld krijgt in verhouding tot de scholieren van de andere schooltypen. - 13 -

3 Bijbaantjes en vakantiewerk Veel scholieren hebben een baantje of werken tijdens de vakantie. In het Scholierenonderzoek is gevraagd naar de bijbaantjes tijdens de schoolweken en naar baantjes tijdens de vakantieweken. Bijna de helft van alle scholieren (44 procent) heeft een baantje tijdens de schooltijd. Minder scholieren, te weten bijna een kwart (24 procent) heeft een vakantiebaantje. Scholieren doen allerlei soorten werk, variërend van betaalde klusjes zoals babysitten en autowassen, tot werk dat officieel in loondienst wordt gedaan zoals werken in de supermarkt of in de horeca. De eerste groep zijn de wat meer informele baantjes terwijl je bij de tweede groep spreekt over formeel werk, waar vaak een contract aan ten grondslag ligt. 3.1 Baantjes algemeen In de volgende grafieken en tabellen gaan we in op de verschillen naar leeftijd, geslacht en schooltype. Het gaat hierbij om alle scholieren, dus ook de scholieren die geen baantje hebben. Grafiek 3.1 Percentage scholieren met een baantje naar leeftijd Grafiek 3.1 80 70 Percentage scholieren met een baantje naar leeftijd 60 50 40 30 20 10 0 12 jaar 13 jaar 14 jaar 15 jaar 16 jaar 17 jaar 18 jaar Bijbaantje Vakantiebaantje De eerste vier jaar neemt het percentage scholieren dat een baantje heeft tijdens schooltijd met behoorlijke stappen toe. Bijna 20 procent van de 12-jarigen heeft een baantje tijdens de schoolweken. Daarnaast heeft 8 procent een vakantiebaantje. Bij de 18-jarige scholieren liggen de percentages veel hoger. Bijna driekwart heeft een baantje en daarnaast heeft meer dan de helft een vakantiebaantje. Tabel 3.1 Percentage scholieren met baantje naar geslacht Jongen Meisje Totaal % % % Bijbaantje 46 42 44 Vakantiewerk 26 24 25 Zoals al in hoofdstuk 2 te zien was, is het aandeel meisjes dat een bijbaantje of een vakantiebaantje heeft wat kleiner dan het aandeel jongens. - 14 -

Tabel 3.2 Percentage scholieren met baantje naar schooltype VMBO onderbouw HAVO/VWO onderbouw VMBO bovenbouw HAVO bovenbouw VWO bovenbouw % % % % % Bijbaantje 32 28 59 69 60 Vakantiewerk 13 13 30 41 46 Onder de onderbouwscholieren is de populariteit van een bijbaantje het grootst bij de VMBOers. Bij vakantiewerk is er echter geen verschil te zien tussen de schooltypen. Van de bovenbouwers is aandeel HAVO-ers met een bijbaantje verreweg het grootst, maar vakantiebaantjes zijn weer het populairst onder de VWO-ers. 3.2 Type baantjes In de vragenlijst konden de scholieren aangeven welk baantje of welke baantjes ze hebben. Tabel 3.3 laat zien welke baantjes de scholieren op het voortgezet onderwijs hebben. Er is een onderscheid gemaakt naar geslacht. Tabel 3.3 Percentage baantjes tijdens normale schoolweken naar geslacht Jongen Meisje Totaal % % % Winkel of supermarkt 11 10 11 Krantenwijk/folders verspreiden 17 8 13 Babysitten/oppassen 4 16 10 Horeca 6 7 7 Bij boer of tuinder 5 2 4 Schoonmaken 1 3 2 In bedrijf ouders 2 2 2 Auto s wassen 3 1 2 Huishoudelijk werk/boodschappen doen 2 3 2 Bijzondere klusjes, karweitjes thuis 2 2 2 Productiebedrijf/fabriek 1 <1 <1 Transportbedrijf 2 <1 <1 Bouw <1 <1 <1 Ziekenhuis, bejaardentehuis <1 <1 <1 Kantoor <1 <1 <1 Ander baantje 3 3 3 De meest voorkomende baantjes die scholieren tijdens normale schoolweken hebben, zijn: kranten of folders rondbrengen. werken in een winkel babysitten Meisjes en jongens hebben verschillende soorten baantjes. Bij meisjes is babysitten de meest voorkomende baan; bij jongens is dat de krantenwijk. Daarnaast zijn werken in de horeca, schoonmaken en huishoudelijke werk duidelijk populairder bij meisjes dan bij jongens. Jongens hebben ten opzichte van meisjes een voorkeur voor werken bij een boer en auto s wassen. - 15 -

De volgende tabel bevat de populariteit van de vakantiebaantjes naar geslacht. Het gaat om het vakantiewerk dat is gedaan in zomer van 2003 of eventueel in de voorjaarsvakantie van 2004. De mogelijkheid om de vragenlijst in te vullen liep namelijk tot juni 2004. Tabel 3.4 Percentage baantjes tijdens vakantieweken naar geslacht Jongen Meisje Totaal % % % Winkel of supermarkt 5 7 6 Krantenwijk/folders verspreiden 6 4 5 Babysitten/oppassen 1 5 3 Horeca 3 5 4 Bij boer of tuinder 10 6 8 Schoonmaken 1 2 2 In bedrijf ouders 2 2 2 Auto s wassen 1 <1 <1 Huishoudelijk werk/boodschappen doen <1 1 <1 Bijzondere klusjes, karweitjes thuis <1 1 <1 Productiebedrijf/fabriek 2 <1 1 Transportbedrijf <1 <1 <1 Bouw <1 <1 <1 Ziekenhuis, bejaardentehuis <1 2 1 Kantoor <1 <1 <1 Ander baantje 4 3 3 Bij het vakantiewerk scoort werken bij een boer of tuinder dit jaar verreweg het hoogst, terwijl dat in het vorige onderzoek werken in de winkel was. Als derde wordt de krantenwijk genoemd, gevolgd door werken in de horeca en babysitten. Tussen de geslachten is er een duidelijk verschil te zien. Het populairste vakantiebaantje voor de jongens is werken op een agrarisch bedrijf. Onder meisjes is werken in een winkel tijdens de vakantieweken het populairst. Verschillen naar leeftijd In tabel 3.5 wordt onderscheid gemaakt naar leeftijdscategorieën. De eerste tabel gaat om het werk tijdens de schoolweken en de tweede over het vakantiewerk. - 16 -

Tabel 3.5 Percentage baantjes tijdens schoolweken naar leeftijdscategorie 12 t/m 14 jaar 15 t/m 16 jaar 17 t/m 18 jaar % % % Winkel of supermarkt 3 17 30 Krantenwijk/folders verspreiden 13 13 6 Babysitten/oppassen 8 12 12 Horeca 2 10 18 Bij boer of tuinder 3 5 3 Schoonmaken 2 3 4 In bedrijf ouders 1 2 1 Auto s wassen 3 1 2 Huishoudelijk werk/boodschappen doen 2 3 2 Bijzondere klusjes, karweitjes thuis 2 2 2 Productiebedrijf/fabriek <1 1 2 Transportbedrijf <1 <1 <1 Bouw <1 <1 <1 Ziekenhuis, bejaardentehuis <1 <1 <1 Kantoor <1 <1 2 Ander baantje 2 4 8 Naarmate de leeftijd toeneemt, hebben scholieren vaker werk dat we als formeel kunnen beschouwen (bijvoorbeeld winkels, horeca). In de jongste leeftijdsgroep vinden we vooral 'klusjes'-achtige baantjes, zoals auto s wassen, kranten/folders bezorgen en oppassen. Ook werken bij een boer is onder de jongere scholieren populairder dan bij de ouderen. De top 3 naar leeftijdscategorie wordt hieronder weergegeven: 12 t/m 14 jaar 15 t/m 16 jaar 17 t/m 18 jaar 1. Kranten bezorgen Werken in een winkel Werken in een winkel 2. Babysitten Kranten bezorgen Horeca 3. Auto s wassen Babysitten Babysitten Bij scholieren in de leeftijdscategorie 12 tot en met 14 jaar is kranten bezorgen het meest populaire baantje tijdens de schoolweken. Bij de andere leeftijdscategorieën is werken in een winkel het favoriete baantje. Babysitten komt in elke top 3 voor. - 17 -

Tabel 3.6 Percentage baantjes tijdens vakantieweken naar leeftijdscategorie 12 t/m 14 jaar 15 t/m 16 jaar 17 t/m 18 jaar % % % Winkel of supermarkt 1 10 19 Krantenwijk/folders verspreiden 5 6 3 Babysitten/oppassen 3 4 3 Horeca 1 6 14 Bij boer of tuinder 6 11 7 Schoonmaken 1 2 4 In bedrijf ouders 1 2 2 Auto s wassen <1 <1 <1 Huishoudelijk werk/boodschappen doen <1 <1 <1 Bijzondere klusjes, karweitjes thuis <1 <1 1 Productiebedrijf/fabriek <1 2 4 Transportbedrijf <1 <1 <1 Bouw <1 <1 <1 Ziekenhuis, bejaardentehuis <1 2 3 Kantoor <1 1 2 Ander baantje 2 4 6 In de vakantie is werken bij de boer populair. Dat is het geval bij de jongere scholieren, maar ook bij de middencategorie is werken bij de boer het meest gekozen vakantiebaantje. Babysitten wordt tijdens de vakantie bijna niet gedaan in vergelijking met de baantjes tijdens de schoolweken. Andere baantjes, zoals werken in winkel, in de horeca en in de fabriek, zijn bij deze groep meer in trek. Waarschijnlijk speelt mee dat ook de baby s op vakantie zijn. De top 3 van vakantiebaantjes naar leeftijdscategorie wordt hieronder weergegeven: 12 t/m 14 jaar 15 t/m 16 jaar 17 t/m 18 jaar 1. Boer/tuinder Agrarische sector Werken in een winkel 2. Kranten bezorgen Werken in een winkel Horeca 3. Babysitten Horeca Boer/tuinder De agrarische sector is bij scholieren in de leeftijd van 12 tot en met 16 jaar het meest populaire baantje in de vakanties. Bij de 17- en 18-jarigen is dat werken in een winkel. Verschil naar schooltype Het verschil naar schooltype wordt grotendeels verklaard door de leeftijd. De krantenwijk en het babysitten komen vaker voor onder de onderbouwscholieren en werken in een winkel en in de horeca wordt vaker gedaan door scholieren in de bovenbouw. Toch is er een verschil te zien bij de bovenbouw tussen HAVO- en VWO-scholieren. Bijna een op de vijf VWOscholieren werkt in een winkel, tegenover 27 procent van de HAVO-scholieren. In de bovenbouw passen ook meer VWO-scholieren op in vergelijking met HAVO-ers en VMBOers. Zo'n 15 procent van de VWO-scholieren heeft een oppasbaantje tegen 13 procent van de HAVO-scholieren en 8 procent van de VMBO-ers. Wat betreft het vakantiebaantje is werken bij de boer of tuinder het meest in trek onder de onderbouwscholieren. Onder de bovenbouwscholieren is werken in een winkel het meest populair. Deze verschillen worden grotendeels verklaard door de leeftijd. - 18 -

Trends In tabel 3.7 staan de percentages van de scholieren met een bijbaantje vanaf 1994. Ten opzichte van het vorige onderzoek zijn de verschillen klein. Tabel 3.7 Scholieren met bijbaantje door de jaren heen 1994 1996 1999 2001-2002 2004 % % % % % 12 jaar 18 13 22 16 17 13 jaar 23 23 32 29 29 14 jaar 33 33 46 34 38 15 jaar 46 42 57 52 52 16 jaar 52 57 66 64 66 17 jaar 54 55 68 72 73 18 jaar 58 58 76 79 73 3.3 Uren per baantje In de vragenlijst werd naast het type baantje ook gevraagd naar het aantal uren dat men aan het baantje besteedt. Met deze gegevens is berekend hoeveel uren een scholier totaal per week werkt tijdens schoolweken en vakantieweken. Dit is alleen berekend voor de scholieren die een baantje hebben. Tabel 3.8 Aantal uren voor baantjes tijdens schoolweken per week 12 jaar 4,7 uur 13 jaar 4,3 uur 14 jaar 5,0 uur 15 jaar 7,5 uur 16 jaar 8,8 uur 17 jaar 9,6 uur 18 jaar 9,4 uur Jongens Meisjes VMBO onderbouw HAVO/VWO onderbouw VMBO bovenbouw HAVO bovenbouw VWO bovenbouw Totaal 7,1 uur 7,1 uur 5,2 uur 4,7 uur 8,4 uur 8,7 uur 8,2 uur 7,1 uur Naarmate scholieren ouder worden, neemt het aantal gewerkte uren toe. De grootste sprong is te zien van 14 naar 15 jaar. Opvallend is dat meisjes in dit onderzoek gemiddeld ongeveer evenveel uren werken als jongens. In het vorige onderzoek werkten ze gemiddeld één uur per week minder. Het totale, gemiddelde aantal uren is nu 7,1 uur per week. Dat was de vorige keer 9,0 uur. Vooral de jongere scholieren werken minder uren per week vergeleken met het vorige scholierenonderzoek. - 19 -

Tabel 3.9 Aantal uren voor baantjes tijdens vakantieweken per gewerkte week 12 jaar * 13 jaar 14,4 uur 14 jaar 16,7 uur 15 jaar 21,4 uur 16 jaar 24,7 uur 17 jaar 26,8 uur 18 jaar 28,2 uur Jongens Meisjes VMBO onderbouw HAVO/VWO onderbouw VMBO bovenbouw HAVO bovenbouw VWO bovenbouw Totaal * te klein aantal waarnemingen 21,2 uur 21,0 uur 14,4 uur 22,3 uur 16,2 uur 25,2 uur 26,0 uur 21,3 uur Ook tijdens de vakantieweken neemt het aantal gewerkte uren toe met de leeftijd en ook hier is een sprongetje te zien na het 14 de jaar. Jongens werken iets meer dan meisjes. Bij zowel onderbouw als bovenbouw hebben de VMBO-scholieren de minste tijd besteed aan werken in de vakantie. Het gemiddelde aantal gewerkte uren tijdens de vakantieweken is gedaald ten opzichte van 2001-2002 namelijk, 21,3 tegen 25 uur. - 20 -