Vul het juiste voorzetsel in. Nico fietst elke dag (aan, naar, op) de cursus. 1 Voeg een woord aan de zin toe zodat hij correct wordt. Micky werkt graag in tuin. Verbeter de fout in de zin. Floortje leeft al twee jaar in Keulen. Welk woord is fout geschreven? Schrijf het juist. Morgen gaan wij naar een muzeum in Leiden. Kies de juiste vorm van het werkwoord. Vindt / Vind jij mijn haarkleur goed of was ze vroeger beter? Voeg een woord toe zodat de zin correct wordt. Ineens was een file! Welke zin is correct? A Ik heb te veel betaald voor de cd-rom en het USB-stick. B Ik heb te veel betaald voor het cd-rom en de USB-stick. C Ik heb te veel betaald voor de cd-rom en de USB-stick.
Nico fietst elke dag naar de cursus. Fietsen + richting schrijven we met het voorzetsel naar. Ander voorbeeld: Ik ga naar het bal. 1 Micky werkt graag in de tuin. We schrijven meestal een lidwoord voor een substantief. Omdat we weten welk park het is, schrijven we een bepaald lidwoord. Andere voorbeelden: het bad, een ijsje. leeft woont Leven betekent: bestaan. Wonen betekent: in een woning verblijven. Andere voorbeelden: Hij woont in de States. Wij wonen aan zee. muzeum museum We spreken de s uit als z, maar schrijven een s omdat het een vreemd woord is. Andere voorbeelden: organisatie, amuseren, optimaliseren. Vind jij is de correcte vorm: inversie. De t valt weg. Andere voorbeelden: loop jij, koop je, houd je, zend je. Ineens was er een file! Er heeft de functie van voorlopig onderwerp en kondigt het woord file aan. Andere voorbeelden: Morgen vertrekt er een delegatie naar Japan. C Cd-rom en USB-stick zijn allebei dewoorden. (Cd wordt met kleine letters geschreven, USB met grote.) Andere voorbeelden: de hond, de toren, de school.
Welke zin is correct? A Maandag mijn man had griep. B Maandag had mijn man griep. 2 Zet de woorden op de juiste plaats. Sinds hij werkt daar, slaapt hij slecht. Vul correct in. Ik heb (jij / jou) in de stad gezien. Streep de fout door. Jan heeft een nieuw / nieuwe auto gekocht. Vul het juiste woord in. Ik vind Brugge een mooie stad is. Antwoord negatief. Komt Roberto uit Portugal? Nee, Vul in: te of Ø. Het is moeilijk om de waarheid zeggen.
B Het werkwoord staat in een hoofdzin op de tweede plaats: achter het onderwerp of een bepaling (hier een bepaling van tijd: Maandag ). Andere voorbeelden: Klaas volgt al drie jaar Russisch. Op het einde van de maand ontvangt Theo zijn salaris. Na de cursus zal Simon werk zoeken. 2 Correctie: Sinds hij daar werkt, slaapt hij slecht. Na sinds volgt een bijzin; het werkwoord staat achter in de bijzin (hier: werkt ). Andere voorbeelden: Sinds ik in België woon, studeer ik Nederlands. Sinds ik lessen volg, spreek ik beter Nederlands. Ik heb jou in de stad gezien. Jij gebruiken we alleen voor het onderwerp (bv. Jij bent in de stad), nooit voor het direct object. De functie van jou is direct object. Andere voorbeelden: Kom, ik zal jou even helpen. Hij bedoelde niet jou, maar Stefaan. Jan heeft een nieuw/nieuwe auto gekocht. een + de-woord (de auto): adjectief + e Andere voorbeelden: een knappe man, een vriendelijke opa, een openstaande deur, een lekkere appel. Ik vind dat Brugge een mooie stad is. Het werkwoord vinden is een mededelend werkwoord. Een hoofdzin met een mededelend werkwoord krijgt het voegwoord dat. Andere voorbeelden: Ze zegt dat haar beste vriend Alfredo heet. Hij vertelde dat zijn zus volgend weekend trouwt. Nee, Roberto komt niet uit Portugal. Niet gebruiken we voor een voorzetsel en na een werkwoord. Andere voorbeelden: Saskia houdt niet van koffie. De leraar werkt niet met een leerboek. Het is moeilijk om de waarheid te zeggen. om te + infinitief Andere voorbeelden: Het is niet gemakkelijk om couscous te maken. Het is te gek om te begrijpen.
Kies het juiste voorzetsel. Jenny wacht al een uur (aan, naar, op) de trein. 3 Schrap het overbodige woord. Annelies mist aan Noorwegen; ze heeft er een tijdje gewoond. Verbeter de fout in de zin. Voor deze cursus hoef je niet te betalen: hij is vrij! Zoek de fout in de zin. Vicky en Steven hebben in Parijs een griekse vrouw leren kennen. Kies de juiste vorm van het participium. Er werd een straatfeest georganiseerd / georganiseert / organiseerd door het buurtcomité. Zet er op de juiste plaats. Ik kan niets aan doen. Kies het juiste lidwoord. Als Mohammeds familie op bezoek komt, gaan we naar (de, het) Atomium in Brussel.
Wachten is een werkwoord met een vast voorzetsel: op. Andere voorbeelden: Ik wacht op Timmy, op mijn bus, op goed nieuws. 3 Je mist iets of iemand, zonder voorzetsel. Andere voorbeelden: Ik mis mijn familie, mijn hond, mijn werk. Vrij gratis. ( Vrij is hier een letterlijke vertaling van het Engelse free.) Andere voorbeelden: Dit boek is gratis. Soms gebruiken we vrij als adjectief in de betekenis van gratis : Vandaag hebben we vrije toegang (= gratis entree). Het woord Griekse moet met hoofdletter omdat het een afleiding is van een aardrijkskundige naam. Andere voorbeelden: Italiaanse, Franse, Belgische De juiste vorm is georganiseerd. De infinitief is organiseren : ge + stam (-e) + d. Regel: r komt niet voor in t ex-kofschip, dus schrijven we het participium met d. Je kunt ook de verleden tijd vormen: hij organiseerde. Andere voorbeelden: negeren, vergaderen, verklaren Ik kan er niets aan doen. Er staat tussen het werkwoord kan en de bepaling niets. Ander voorbeeld: Monk heeft er gisteren mee gelachen. Het Atomium: de meeste woorden op -um komen van het Latijn en zijn het-woorden. Andere voorbeelden: het museum, het album, het lyceum