ǝ- ommunic@tion 4 $oci@l wo k



Vergelijkbare documenten
E-communication 4 social work

E-communication 4 school 2 parents

e-communication 4 schools 2 parents 2.0

Competenties van leerkrachten in scholen met een katholiek geïnspireerd opvoedingsproject

Les , de elektronische brief. Deze iconen tonen aan voor wie het document is

De focusgroepen gaven ons in het verleden al een antwoord op volgende kernvragen:

Communiceren met ouders. Silke Jansen Orthopedagoog Gezin en Gedrag REC 4 Vierland

e - c o m m u n I C a T i o n 4 S o c i a l w o r k 2. 0

Jongerenhulp op het wereld wijde web. een rough guide

Verbindingsactietraining

Verslag focusgroep ouders met jongeren in secundaire scholen

Integrale Jeugdhulpverlening: een nieuw plan in de maak

Slecht nieuws goed communiceren


Als wij dit soort vragen stellen dan gaan wij uit van de talenten en mogelijkheden van cliënten.

Voorwoord. Nienke Meijer College van Bestuur Fontys Hogescholen

Is digitaal het nieuwe normaal? Een onderzoek bij kansengroepen naar hun gebruik van internet en sociale media voor arbeidsbemiddeling

De Cues Filtered Out Theorie

DEFINITIES COMPETENTIES

Erno Mijland. De beste leraar is hij, die het meest van zijn leerlingen opsteekt. #smiho 100 direct toepasbare tips JEAN DE BOISSON

Het belang van de relatie. Onderzoek naar werkalliantie bij jongeren met een licht verstandelijke beperking

MEE Nederland. Raad en daad voor iedereen met een beperking. Moeilijk lerend. Uitleg over het leven van een moeilijk lerend kind

Koers in zicht! Visie, werken in units Kernconcepten

Ouders over de hulpverleners

Oplossingsgerichte vragen (Het Spel van Oplossingen IKB & TS)

VMBO praktische leerweg VMBO theoretische leerweg HAVO VWO

Brandmanagement. persuasive storytelling. TIPS OM storytelling als brandingsstrategie toe te passen. aan de hand van

1 Het sociale ontwikkelingstraject

De paradox van de burger als uitgangspunt

RUZIE MET VRIENDEN, LIEFDESVERDRIET EN DE RELATIE TOT DE OUDERS AAN DE LIJN OF OP HET SCHERM BIJ AWEL.

Welke kansen bieden internet en sociale media (niet)?

Inclusie van mensen met een verstandelijke beperking: Reële mogelijkheden zelfbepaling en participatie. Petri Embregts

Vertel aan je kind dat het nodig is de school in te lichten om het pesten te laten stoppen;

Thema. Kernelementen. Emoties Puber- en kinderemotie Eenduidige communicatie

Kennismaking VIB en methode CONTACT Hoe contact bevorderen tussen doofblinde personen en hun communicatiepartners?

Fiche 4: Hoe verhoog je je interculturele competentie?

Coöperatief leren Wat is coöperatief leren? 1.1 Algemeen

Competentieprofiel. kaderlid LGB Beroepsinhoud Zorg

COMMUNICEREN MET OUDERS

Academiejaar B A C H E L O R I N D E O R T H O P E D A G O G I E -3 de opleidingsfase

Ouderbetrokkenheid in het voortgezet onderwijs

Bijlage 20 Zelfassessment adequaat samenwerken met ouders

Ouders, het verborgen kapitaal van de school. Hans Christiaanse

Strategisch beleidsplan O2A5. De dialoog als beleid

OPVOEDINGSONDERSTEUNING BIJ

4 communicatie. Ik weet welke informatie anderen nodig hebben om mij te kunnen begrijpen. Ik vertel anderen wat ik denk of voel.

dialooghouding We stellen u onze visie even voor.

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

Functieprofiel. Wat is het?

Tactus Verslavingszorg. Programma. Tactus op De Rede. Gamen & Internet. Gamen. Bianca Swart Preventiewerker

Resultaten enquête. Onderzoek van Leen Leys. Master in de pedagogische wetenschappen

De resultaten van een online campagne

Mentaliseren Bevorderende Therapie (MBT) voor cliënten met een borderline persoonlijkheidsstoornis

Communicatiemodel. Communicatieniveaus

Emoties, wat is het signaal?

INFORMATIE LIFELONG OVER SOEVEREINITEIT. +31 (0) Wil je met respect behandeld worden en anderen met respect behandelen?

Visie op ouderbetrokkenheid

Samenwerking. Betrokkenheid

Frisse-blik-sessie Mantelzorg

Doorbreek je belemmerende overtuigingen!

stemmen van ouders Of zoals een moeder het formuleerde: Hoe meer uitleg, hoe meer je iets verstaat. Hoe meer je begrijpt, hoe beter je kan meewerken.

ogen en oren open! Luister je wel?

Toespraak van Vlaams minister Lieten op eindcongres The Missing Link - woensdag 21 september 2011

Brigitte heet iedereen welkom en vraagt naar een eerste reactie op het ontvangen van de uitnodiging:

Heb ik die blog, Facebook, Twitter en RSS feed echt nodig in mijn communicatiemix?

Achtergrond:uitgangspunt 11/20/2012. ENW-project Professionaliseringspakket voor ELO s in het secundair onderwijs

Aan de slag met. Facebook. en Twitter!

Gedrag in organisaties, 9e editie Stephen P. Robbins en Timothy A. Judge. Hoofdstuk 10. Communicatie

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

Introductie. Lesinstructie. Lesinstructie. Leerdoelen. Introductie. Opzet. Bronnen

!"#$%&'()*+,"#"-. 70-&6+*%"#"-!"#$%&'()*+)&#,#-.#/)01*1 +"7"#""- 9"#)&7(7:'3#)$#:;#/8#$)"$<#),"$:',:#$=) %'-#$;#/87$()#$)"/('$7%':7#%)>#/'$&#/#$?

Methodisch werken binnen Lang Verblijf. woonzorg en dagbesteding

SOVAK kleurt levens. Volgens Wortels-Stam-Bloesem.

Inge Test

Ouderen en seksualiteit:

B a s S m e e t s w w w. b s m e e t s. c o m p a g e 1

Een interpretatie van communicatie Rumi Knoppel

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Vragenlijst. Uw bijdrage helpt te weten waar de noden van ouderen liggen zodat er beter op hen kan ingespeeld worden.

Doel van Bijbelstudie

NL COACH CONGRES 01/12/2017

Ouders over tevredenheidmetingen.

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen

M-commerce, sociale media en veranderend winkelgedrag beïnvloeden de ontwikkelingen in de globale retailmarkt. Dat blijkt uit de enquête

Online Psychologische Hulp Overspanning & Burn-out

Brochure. Primair onderwijs. Brochure. Primair onderwijs

Begaafde leerlingen komen er vanzelf... Implementatie van een verandering van de pedagogische beroepspraktijk op basis van praktijkgericht onderzoek.

werkbladen, telefoons en opnametoestel

Informatie voor instellingen:

TITEL ACTIVITEIT + beschrijving: filosofisch gesprek over geloven.

Individueel gebruik van ICT in het onderwijs belemmerd de ontwikkeling van sociale contacten tussen leerlingen:

Wacht maar tot ik groot ben!

Communicatieplan Ouderbetrokkenheid 3.0

Samenvatting. Clay Shirky Iedereen Hoofdstuk 4 Eerst publiceren, dan filteren. Esther Wieringa Kelly van de Sande CMD2B

Onderwijskundige Visie

MEE op Weg. IJsseloevers

= = = = = = =jáåçéêüéçéå. =téäòáàå. Het TOPOI- model

Compact Re-integratie

vaardigheden - 21st century skills

Transcriptie:

Academiejaar 2010-2011 B A C H E L O R I N D E O R T H O P E D A G O G I E - 3 de opleidingsfase ǝ- ommunic@tion 4 $oci@l wo k

Academiejaar 2010-2011 B A C H E L O R I N D E O R T H O P E D A G O G I E - 3 de opleidingsfase ǝ- ommunic@tion 4 $oci@l wo k Handvatten voor het gebruik van digitale middelen in de communicatie met ouders P r o j e c t g r o e p : T e s s a B a l d o S t e f f i B i l l e n L e a n d r a D a e m e n D o m i n i q u e F e r r a r o E l s V a n d e n B r a n d e n P r o j e c t b e g e l e i d e r : P r o c e s b e g e l e i d e r : T h e o r e t i s c h b e g e l e i d e r : G e r a r d G i e l e n E l s S c h e p e n s D a v y N i j s

V o o r w o o r d Als laatstejaarsstudenten binnen de opleiding bachelor in de orthopedagogie aan de Katholieke Hogeschool Limburg, hebben wij een afstudeerproject gemaakt. In het kader van dit project hebben wij ons verdiept in het thema e-communication 4 social work. Het verwezenlijken van ons project heeft veel energie en doorzettingsvermogen van alle teamleden gekost. Daarom willen we graag de volgende personen bedanken die ons bij het maken van dit project bijstonden en geholpen hebben. Allereerst willen we onze projectindiener Gerard Gielen bedanken voor de goede samenwerking tijdens het project. Vanuit zijn ervaringen met het thema gaf hij ons goede adviezen en hielp hij ons op weg. Hij was tevens onze onderzoeksleider, zo toonde hij ons hoe we een onderzoek moesten voeren en verwerken. We danken hem ook voor de unieke ervaring die we mochten beleven op onze internationale studie in Avignon. Onze theoretisch begeleider Davy Nijs danken we in het bijzonder voor zijn feedback op onze theorie. Davy gaf ons vanuit onder andere zijn expertisecel esocialwork goede adviezen en feedback met betrekking tot e-communicatie. Hij prikkelde onze interesse door ons een leerrijke sessie over de digitalisering van het sociaal werk te geven. Vervolgens willen we onze procesbegeleidster Els Schepens bedanken. Zij bracht ons inzichten bij over onszelf alsook over onze projectgroep. Zij ondersteunde ons en zorgde ervoor dat wij als groep verder konden groeien. Ook willen we onze docenten Elke Gybels, Liesbeth Lenie en Bea Vanmechelen bedanken voor hun deskundige adviezen omtrent bruikbare theorieën. Wij danken alle Europese partners van het Leonardo da Vinci project e- Communication 4 schools 2 parents voor het enthousiasme waarmee ze onze resultaten van het onderzoek ontvangen hebben. Ook zijn we hen dankbaar voor de prikkels, ideeën en bezoeken die we gedurende ons verblijf in Avignon hebben mogen delen. We bedanken tevens Sandra Beelen, projectmedewerkster Jeugdwelzijnswerk bij het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk in Berchem, voor haar inbreng over online hulpverlening in Wallonië. Ook willen we het Ministerie van Onderwijs bedanken voor het ter beschikking stellen van e-mailadressen van Vlaamse scholen voor onze online enquête. We willen tenslotte al onze vrienden, partners en familieleden bedanken voor hun steun tijdens het project.

I n h o u d s o p g a v e Voorwoord Inleiding... 6 Deel 1: Theoretisch kader... 8 1. Het belang van communicatie... 9 1.1 Inleiding... 9 1.2 Wat is communicatie?... 9 1.3 Effectieve communicatie... 10 1.3.1 Je kan niet niet communiceren... 10 1.3.2 Feedback bij ouders... 10 1.3.3 Mogelijke fouten bij het geven van feedback... 11 1.4 Functies van communicatie... 11 1.5 Geschiedenis van de communicatie... 12 1.5.1 Sociale netwerksites: de voor- en nadelen... 13 1.6 Koppeling naar het sociaal werk... 14 1.6.1 Houding van niet-weten... 15 1.6.2 Een niet-wederkerige relatie... 15 1.6.3 De contextuele theorie... 16 1.7 Ouderlijke betrokkenheid... 16 1.7.1 Onderlinge afhankelijkheid... 18 1.7.2 Contact en samenwerking... 18 2. Geschiedenis van e-communicatie... 21 2.1 Inleiding... 21 2.2 Evolutieschets... 21 2.3 Hulpverlening... 21 2.4 Web 1.0... 22 2.5 Web 2.0... 22 2.6 Web 3.0... 23 3. De digitale kloof... 25 3.1 Inleiding... 25 3.2 Wat is de digitale kloof?... 25 3.3 Wat kunnen we hieraan doen?... 26 3.4 Onderzoek... 26 3.5 Relevantie voor ons project... 28 3.6 Kwetsbare groepen... 28 4. Mediawijsheid... 30 4.1 Inleiding... 30 4.2 Wat is mediawijsheid?... 30 4.3 Multidimensionale mediawereld... 30 4.4 Geschiedenis met betrekking tot mediawijsheid... 31 4.5 Relevantie voor ons project... 31 5. e-communicatie... 32 5.1 Inleiding... 32 5.2 Wat is e-communicatie?... 32 5.3 e-communicatie en ouderbetrokkenheid... 34 5.4 e-communicatie in de sociale voorzieningen... 35 5.5 Welke online communicatiemiddelen zijn er?... 37 3

5.6 Voordelen/positieve effecten... 39 5.7 Nadelen/Negatieve effecten... 40 5.8 Oplossingen voor deze nadelen... 41 5.9 Conclusie... 41 6. Succesverhalen uit België/Vlaanderen... 42 7. Initiatieven... 43 7.1 Initiatieven uit België... 43 7.1.1 Vlaamse overheid... 43 7.1.2 Federale overheid... 44 7.1.3 Visie van huidig Minister van Onderwijs... 45 7.1.4 Andere initiatieven uit België en Nederland... 45 7.2 Initiatief uit Groot-Brittannië... 46 7.2.1 Waarover gaat dit initiatief?... 46 7.2.2 Wat is Becta?... 46 7.2.3 Wat heeft Becta reeds bereikt?... 47 7.2.4 Onze mening omtrent bovenstaand voorbeeld... 48 7.2.5 Relevantie voor ons project... 49 7.3 Initiatieven uit Avignon, Frankrijk... 49 Deel 2: Implementatie... 50 1. Inventaris ICT-communicatiemiddelen... 51 1.1 Inleiding... 51 1.2 Sociale netwerksites... 51 1.2.1 Facebook... 51 1.2.2 Netlog... 52 1.2.3 Ning... 53 1.2.4 Mixxt... 54 1.2.5 LinkedIn... 54 1.2.6 Hyves... 55 1.3 Internettoepassingen... 56 1.3.1 Doodle... 56 1.3.2 Blog... 57 1.3.3 Windows live messenger... 58 1.3.4 Skype... 59 1.3.5 Twitter... 61 1.3.6 SMS vanuit outlook (SMSalias)... 62 1.3.7 E-mail... 63 1.3.8 Digitale leeromgevingen... 63 1.3.9 elov... 64 1.3.10 Smartschool... 64 1.4 Andere... 65 1.4.1 SMS... 65 1.5 Evaluatie en nazorg van het project... 66 Besluit... 69 Bibliografie... 71 Bijlagen... 78 Bijlage 1: Algemene inleiding vragenlijsten... 79 Bijlage 2: Verwerking vragenlijst voorzieningen... 81 Bijlage 3: Verwerking vragenlijst scholen... 84 Bijlage 4: Internationale Studie... 87 4

Bijlage 5: KHLim Quadri... 92 Bijlage 6: Uitnodiging voor het invullen van de vragenlijsten... 93 Bijlage 7: Schriftelijke vraag aan Vlaams minister van onderwijs Pascal Smet... 95 Bijlage 8: Projectplan... 99 Bijlage 9: Bewijs aanwezigheid internationale studie... 103 Bijlage 10: Inhoud CD-ROM... 104 5

I n l e i d i n g Als laatstejaarsstudenten binnen de opleiding bachelor in de orthopedagogie aan de Katholieke Hogeschool Limburg, hebben wij een afstudeerproject gemaakt. In het kader van dit project hebben wij ons verdiept in het thema e-communication 4 social work. De term e-communicatie omschrijven wij als het gebruik maken van elektronische communicatiemiddelen zoals sociale netwerksites of het gebruik van e- mails in communicatie met ouders. In ons projectboek gebruiken we synoniemen voor de term e-communicatie. Deze zijn elektronische communicatie, digitale communicatie en online communicatie. Er heerst het idee dat e-communicatie nog veel te weinig gekend en gebruikt wordt door voorzieningen/scholen in communicatie met ouders. Het opzet van het project is tweeledig. Enerzijds hebben we onderzocht welke online communicatiemiddelen reeds gebruikt worden in voorzieningen en scholen in de communicatie met ouders. Anderzijds bieden we hier geen pasklare oplossingen aan, maar wel bruikbare handvatten in verband met het gebruik van online communicatiemiddelen. Wij kozen ervoor om dit via korte beeldfragmenten te doen. Naast ons project binnen de KHLim zijn wij ook verbonden aan het Leonardo da Vinci project e-communication 4 schools 2 parents. Dit is een Europees project waaraan zeven landen deelnemen. Dit project bespreekt het gebruik van online communicatiemiddelen binnen scholen, in communicatie met ouders. Over dit onderwerp hebben wij een onderzoek gedaan binnen de scholen in Vlaanderen. Voor het Leonardo da Vinci project zijn we vijf dagen op internationale studie naar Avignon geweest. Dit om onze Europese partners te ontmoeten en hun onze resultaten van het onderzoek voor te leggen. Doordat wij ons als projectgroep in twee projecten bevinden, maken we in dit projectboek steeds gebruik van dubbele termen. Wij spreken zowel over opvoeders als over leerkrachten. Ook spreken we zowel over de communicatie tussen de voorziening en ouders als tussen de school en ouders. We vinden dat onze gevonden theorieën zowel betrekking hebben op opvoeders als op leerkrachten. Om deze reden is het belangrijk om beide termen te integreren in het project. Ons projectboek is opgedeeld in twee delen. In het eerste deel van het projectboek hebben we enerzijds een literatuurstudie gemaakt waarin diverse theorieën in functie van e-communicatie aan bod komen. Anderzijds hebben we een onderzoek gedaan naar het gebruik van online communicatiemiddelen binnen voorzieningen en scholen in Vlaanderen. De conclusies die we hieruit konden formuleren zijn opgenomen in de bijlagen van ons projectboek. 6

In het tweede deel van het projectboek komt onze implementatie aan bod. Voor de implementatie hebben we een inventaris opgesteld vanuit het onderzoek, alsook enkele beeldfragmenten die tonen welke e-communicatiemiddelen men kan gebruiken in contact met ouders en hoe men deze juist kan aanwenden. De gegevens, de verwerking van de vragenlijsten en een Engelse versie van de verwerking rond scholen hebben we op een CD-ROM geplaatst die men bij dit projectboek vindt. Op deze CD-ROM vindt men tevens de digitale versie van het projectboek. Op deze manier krijgt men vlot toegang tot de hyperlinks. Bij het maken van de implementatie zijn wij er ons van bewust dat we niet alle personen zullen bereiken. Verder gaan wij uit van de ideale situatie waarin ouders, opvoeders en leerkrachten al een minimale kennis bezitten in verband met het gebruik van ICT-middelen en beschikken over een computer met internet. Toch halen we de theorie rond de digitale kloof aan in onze literatuurstudie, om de lezers ervan bewust te maken dat het beschikken over deze ICT-middelen niet vanzelfsprekend is voor een grote groep mensen in de hulpverlening of in het schoolmilieu. Voor het onderzoek hebben wij een afbakening gemaakt door Vlaamse voorzieningen en scholen te bevragen. Vanuit de respons op onze vragenlijsten hebben we een inventaris opgesteld waaruit we de reeds gebruikte e- Communicatiemiddelen haalden. Op basis van deze inventaris hebben we onze beeldfragmenten gemaakt. Met deze beeldfragmenten willen we aantonen hoe e- Communicatiemiddelen gebruikt kunnen worden door voorzieningen/scholen. Voor het Leonardo da Vinci project hebben we onze vragenlijst vertaald naar het Engels, zodat dit begrijpbaar was voor onze Europese partners. Het werken aan ons project was een zeer leerrijke en boeiende ervaring. Dit project heeft ons een andere kijk op het communiceren met ouders gegeven. Het heeft ons nieuwe mogelijkheden doen ontdekken waarmee we op een gemakkelijke manier contact kunnen leggen op momenten die ons het beste passen. 7

Deel 1: Theoretisch kader 8

1. HET BELANG VAN COMMUNICATIE 1.1 Inleiding In onderstaand deel leggen we het belang van communicatie uit. Het is belangrijk dat er een goede communicatie is tussen opvoeders/leerkrachten enerzijds en de ouders anderzijds. We verduidelijken daarna wat effectieve communicatie is en we geven informatie over feedback bij ouders. Kort worden reeds de sociale netwerksites aangehaald, hierbij bespreken we de voor- en nadelen ervan. We lichten de functies en de geschiedenis van communicatie toe en tenslotte geven we informatie over het belang van communicatie in de hulpverlening. Hier wordt dus de link gelegd tussen communicatie en de hulpverlening, en welke plaats e-communicatie hierin heeft. Om deze plaats duidelijk te maken hebben we het in dit deel ook over ouderbetrokkenheid. 1.2 Wat is communicatie? Vandale (http://www.vandale.nl) omschrijft communicatie als volgt: com mu ni ca tie de; v -s contact, gemeenschap; verbinding, verkeer (Van Dale, 2010). Het woord communicatie is afgeleid van het Latijnse woord communis, wat staat voor gemeenschappelijk. Deze gemeenschappelijkheid ontstaat niet vanzelf maar doordat mensen iets kenbaar willen maken. Dit kunnen ze doen door iets te zeggen of door vragen te stellen. Het is hier van belang om samen in gemeenschap te treden. De inhoud van hetgeen er gemeenschappelijk gemaakt wordt noemt men de boodschap. Het antwoord hierop is de respons, deze kan ook een boodschap bevatten. Men spreekt van een effectieve boodschap, als de ontvanger de boodschap van de zender interpreteert op de manier zoals het door de zender bedoeld was (Korswagen,1988). Communicatie is de basis voor menselijke interactie. Het bestaan van een groep is slechts mogelijk door het uitwisselen van informatie. Dankzij communicatie kunnen deze groepsleden elkaar begrijpen en leren ze elkaar te vertrouwen. Ook voor voorzieningen en scholen is het dus belangrijk dat er communicatie is met de ouders. Er bestaan verschillende kanalen waarop men een boodschap kan versturen. Alle kanalen verschillen van capaciteit om informatie over te brengen. We kiezen hier als voorbeeld van kanaal een computer, omdat dit relevant is in functie van ons project. Computers zijn rijke kanalen omdat ze verschillende aanwijzingen tegelijk kunnen verwerken en de mogelijkheid creëren om snel feedback te bieden (Levy, Albright, Cawley, & Williams, 1995). 9

1.3 Effectieve communicatie We kunnen slechts van effectieve communicatie spreken als de boodschap bij de ontvanger is overgekomen zoals deze oorspronkelijk door de zender bedoeld was. Dit kan je controleren door feedback te krijgen. Je kan dit doen door naar de terugkoppeling van de ontvanger te kijken. Deze terugkoppeling of feedback vindt plaats zodra er reactie komt op de boodschap. Ook wanneer men geen reactie geeft is dit een vorm van feedback, want alle gedrag in aanwezigheid van een andere persoon is communicatie. Dus ook wanneer je denkt niets te zeggen ben je aan het communiceren (Levy, et al., 1995). Scholen die hun website/blog voorzien van een extra mogelijkheid om contact te leggen met ouders, geven rechtstreeks een boodschap naar ouders. Ze zeggen hier bijvoorbeeld mee dat hun voorziening/school wil samenwerken met ouders en dat ze open staan voor feedback. De voorzieningen of scholen moeten dit niet letterlijk zeggen, het feit dat er een mogelijkheid tot communicatie is spreekt hier voor zich. 1.3.1 Je kan niet niet communiceren Je kan niet niet communiceren in de buurt van anderen, je zal elkaar steeds beïnvloeden. Deze beïnvloeding gebeurt wederzijds, daarom is het belangrijk dat men naar zijn eigen aandeel in de communicatie kijkt. Dit is het eerste axioma van Watzlawick (Schepens, 2010-2011). Bijvoorbeeld doordat men als opvoeder/leerkracht de ouders enkel voor een afspraak wil contacteren en men dus niet altijd bereikbaar is, kunnen zij dit vanuit hun standpunt interpreteren als dat de opvoeder/leerkracht geen interesse heeft in hun probleem. Hoe meer we gebruik maken van technologische kanalen, hoe meer we via deze wegen feedback geven. Dit kan men zien als een voordeel van e- Communicatie. Feedback is een erg gevoelig proces, omdat het je zelfbeeld en ego raakt. Daarom kan men een probleem het best face to face bespreken, omdat emoties heel moeilijk te communiceren zijn via digitale communicatiemiddelen. Men kan wel gebruik maken van smileys of grote drukletters om deze problemen grotendeels van de baan te ruimen (Levy, et al., 1995). 1.3.2 Feedback bij ouders Kritiek van ouders en familieleden moet je zien als een positief teken. Doordat ouders je kritiek geven, hebben ze vertrouwen in je want ze weten dat je naar hen zal luisteren en eventuele stappen zal ondernemen. Dit zouden ouders niet doen als ze geen actie van je verwachten na hun feedback (Van der Pas, 2003). 10

Een andere opvatting zegt dat deze kritiek een schreeuw om aandacht is. Ouders voelen zich vaak mislukt en droevig en dit uiten ze door kritiek te geven op de organisatie (Hanrath, 1996). 1.3.3 Mogelijke fouten bij het geven van feedback Een nadeel van het online geven van feedback is dat men een slecht zicht heeft op het relationele aspect, wat 75% van de boodschap bedraagt. Het inhoudelijke aspect bekleedt slechts 25%. Zo komt het vaak voor dat het effect van een boodschap anders is dan oorspronkelijk bedoeld was. Een andere fout die uit geschreven feedback kan volgen is interpunctie, wat het plaatsen van leestekens inhoudt. Men kan een zin met dezelfde woordvolgorde op verschillende manieren interpreteren door enkel de leestekens te veranderen en/of te verplaatsen. Iedereen heeft een eigen manier om informatie te ordenen. Dit gebeurt door een persoonlijk selectieproces. Hierdoor is elke mening slechts een selectie van de werkelijkheid. Jouw waarheid is niet altijd waar voor een ander. Iedereen handelt vanuit zijn persoonlijk beeld van de wereld, wat slechts een blauwdruk is van de werkelijkheid. Dit brengt met zich mee dat er vaak een groot verschil is tussen wat men denkt te kunnen en wat men echt kan (Schepens, 2010-2011). Op vele websites zijn er etiquetteregels beschikbaar die je algemene richtlijnen aanbieden i.v.m. gepast gedrag om te communiceren via het internet. Onderzoek heeft bewezen dat mensen gemakkelijker via deze kanalen feedback durven geven, omdat ze zich veiliger voelen en doordat de drempel lager is. Op deze manier kan men een betere band creëren en gemakkelijker feedback geven en ontvangen (Levy,et al., 1995). Deze beperkingen van online feedback geven komen we alleen tegen bij geschreven communicatie. Wanneer we het over online communicatie hebben vinden we dit terug bij het versturen van e-mails, het chatten en het posten van kleine berichtjes op sociale netwerksites, zoals bij de zogenaamde tweets (Twitter). Om deze beperkingen van de baan te ruimen bestaan er voldoende alternatieven om verbaal te communiceren via online communicatiemiddelen. Denk maar aan Skypen en het chatten met een webcam, hier gelden deze bezwaren niet. Men kan het non-verbale gedrag van de gesprekspartner steeds zien en dit zorgt voor een betere interpretatie van de boodschap. Ook kan men bij het Skypen de intonatie horen, dit geeft een duidelijker totaalbeeld. Het voordeel van deze manier van communiceren is dat men zo goed als hetzelfde effect als face to face contact bekomt, maar dat men dit gesprek op een voor zichzelf geschikt moment kan voeren zonder zich te moeten verplaatsen. 1.4 Functies van communicatie Communicatie kan verschillende functies vervullen. Het kan dienen om informatie te verstrekken, te controleren, te motiveren of om emoties uit te drukken. Verder is het mogelijk dat één boodschap meerdere functies als doel heeft (Ansel, Beirens, & Feys, 2009). 11

Traditionele methodes om te communiceren zoals face to face ontmoetingen zijn effectiever bevonden, maar deze methodes vragen tijd waar zowel de werkende ouders als de opvoeders/leerkrachten een gebrek aan hebben. Opvoeders/ leerkrachten zijn vaak zeer goed in massacommunicatie via nieuwsbrieven en brieven voor hun cliënten/leerlingen, maar gebruiken het niet om de ouders te betrekken. Massacommunicatie is ook niet zo doeltreffend in het vervormen of veranderen van de houding van de ouders. Met het oog op een mentaliteitsverandering moeten opvoeders/leerkrachten doeltreffender worden in de interpersoonlijke communicatie met hun doelgroep (Gielen, 2010). 1.5 Geschiedenis van de communicatie Wanneer we naar de geschiedenis van communicatie kijken, zien we dat er parallel aan de ontwikkeling van de massacommunicatie een maatschappelijke schaalvergroting plaatsvond. De kleine gesloten leefgemeenschap evolueerde tot grotere en gecompliceerdere maatschappelijke structuren. Hier hadden veel meer mensen op verschillende niveaus contact met elkaar. Dit wil dus zeggen dat dit nieuwe maatschappelijke leven enkel mogelijk is met behulp van die massa- en telecommunicatiemiddelen. De hedendaagse mens kan zich niet meer permitteren hier geen gebruik van te maken. Zeker niet in organisaties van welke soort dan ook (Korswagen, 1988). Dit is een uitspraak uit het jaar 1988. Vandaag de dag is dit nog verder geëvolueerd, maar het principe blijft hetzelfde. De maatschappij blijft zich aanpassen aan de steeds groeiende technologieën en in de hulpverlening bieden deze nieuwe technologieën veel hulpmiddelen aan die de communicatie tussen cliënt, hulpverlener en ouders kunnen vergemakkelijken. In 1967, ondertussen dus al meer dan 40 jaar geleden, voerde psycholoog Stanley Milgram (Milgram & Travers, 1969) een experiment uit om te onderzoeken hoeveel tussenpersonen er nodig zijn om uiteindelijk een aangewezen persoon te bereiken. Hij stelde een brief op met gegevens over een makelaar uit Boston en hij bezorgde deze brief aan willekeurig gekozen mensen uit de verschillende staten van de Verenigde Staten. Deze personen kregen de opdracht deze brief aan de makelaar te bezorgen indien ze hem kenden. Indien ze hem niet persoonlijk kenden moesten ze de brief doorsturen naar een persoon die deze makelaar wel zou kennen. In sommige gevallen bereikte de brief de doelpersoon slechts in één of twee stappen, één derde bereikte deze persoon na vijf en een half à zes briefzendingen. Six degrees of separation duidt op het idee dat iedere persoon slechts zes stappen verwijderd is van om het even welke persoon ter wereld. Dit experiment zorgde voor de ontdekking dat onze gemeenschap een small world netwerk is dat gekenmerkt wordt door kortere padlengtes dan verwacht 1. De Spanjaard Manuel Castells omschrijft de 21ste eeuw als een netwerksamenleving. In deze samenleving zijn sociaal-organisatorische netwerken, fysieke netwerken en ICT-netwerken met elkaar verbonden en kan men deze verbindingen niet doorbreken. De bestaande moderne communicatie- en informatietechnologieën zijn noodzakelijk voor het functioneren van netwerken en infrastructuren (Koops, 2005). 1 Meer uitleg kan men vinden bij de geschiedenis van e-communicatie onder punt 2. Ook vindt men informatie bij punt 5.6 voordelen/positieve effecten en in punt 5.7 nadelen/negatieve effecten 12

1.5.1 Sociale netwerksites: de voor- en nadelen Uit voorgaand voorbeeld kan men ook relevante informatie terugvinden die betrekking heeft op onze huidige maatschappij. Miljoenen mensen hebben een profiel op allerhande digitale sociale netwerken op het internet zoals Facebook, Myspace, Twitter, Netlog en LinkedIn. Deze methodes vergroten de mate waarin mensen met elkaar verbonden zijn op grote schaal en geven een nieuwe dimensie aan de term sociaal netwerk. Men kan er zichzelf voorstellen, hun netwerk vergroten en vriendschappen aangaan of onderhouden. Onderzoekers hebben geopperd dat deze communicatievormen nadelige gevolgen hebben op sociaal en communicatief vlak, omdat het non-verbale aspect wegvalt. Dit heeft tot gevolg dat boodschappen anders geïnterpreteerd worden en vaak negatiever als oorspronkelijk bedoeld was. De emotionele boodschap is minder duidelijk dan in persoonlijke communicatie. Toch werd deze visie sterk bekritiseerd. De Jonghe (z.d.), auteur van het boek How is web 2.0 changing your daily life?, stelt dat deze netwerken al zodanig doorgedrongen zijn in het leven van de mensen van vandaag, dat deze evolutie niet meer tegen te houden is. Andere onderzoekers beweren dat online communicatie persoonlijke interacties kunnen aanvullen of vervangen (Wellman, Haase, Witte & Hampton, 2001). Nog andere denken dat sociale netwerksites tot nieuwe vormen van relaties kunnen leiden (Resnick, 2001). Ze beschouwen dit als een goed alternatief voor face to face contact. De Jonghe gaat ervan uit dat deze netwerken de komende jaren alsmaar meer ingeburgerd zullen raken en de plaats van persoonlijke communicatie zullen innemen (Ansel, et al., 2009). Deze evolutie gaf ook een verandering in de manier van vergaderen. Men heeft nu de mogelijkheid om dit virtueel te doen. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit een aantal voordelen heeft, namelijk: de vergaderingen verlopen meer taakgericht, er ontstaan sneller oplossingen voor problemen en de vergaderingen duren minder lang. Er hangen ook nadelen aan vast, zo is er minder vertrouwen in de deelnemers, is er een grote kans op misverstanden en zijn de deelnemers sneller afgeleid (Malhotra, Majchrzak& Rosen, 2009). De opkomst van het internet, computers en nieuwe media hebben de manier waarop boodschappen worden uitgezonden veranderd en gemakkelijker gemaakt. Dit brengt ook een probleem met zich mee, want het is nog nooit zo gemakkelijk geweest om fout begrepen te worden. Zo heb je het zelf waarschijnlijk ook al meegemaakt dat je een SMS-bericht of e-mail kreeg waarvan je de boodschap anders had begrepen dan bedoeld was door de zender. Ook in dit digitaal tijdperk blijft de vaardigheid om effectief en overtuigend te communiceren essentieel 2 (Ansel, et al., 2009). 2 Meer voor- en nadelen van e-communicatie kan men lezen in punt 5.6 voordelen en positieve effecten en in punt 5.7 nadelen en negatieve effecten 13

1.6 Koppeling naar het sociaal werk cliënt/leerling ouder(s) & omgeving opvoeder/leerkracht Wanneer we deze orthopedagogische driehoek als model voor de hulpverlening gebruiken, zien we dat elke zijde gelijk is en dat er een top en een basis is. Op de toppositie staat de cliënt/leerling, dit heeft tot gevolg dat hij centraal staat. Op de basis staan de opvoeders/leerkrachten ten opzichte van de ouders en de omgeving. Beide dragen ze de top, ze dragen verantwoordelijkheid voor de cliënt/leerling. Dit heeft tot gevolg dat de top uit evenwicht geraakt als de basis zich in spanning of ruzie bevindt. Het is dus verstandig om voor een harmonieuze basis te zorgen. Deze driehoek werkt als een puzzel: alle stukken moeten passen, dit vraagt veel samenwerking. Wie zich met een cliënt/leerling verbindt, verbindt zich tegelijk ook met zijn ouders. De kwaliteit van de verschillende zijden van de driehoek verschillen, zo hebben ouders een andere band met het kind dan de hulpverleners. Begeleiders/leerkrachten zijn slechts voorbijgangers in het leven van de cliënt/leerling en zijn ouders. Ze moeten hun plaats in deze driehoek verdienen, want ouders wantrouwen hun en dit geeft het idee voor opvoeders/leerkrachten dat ze willen dwarsliggen en de ontwikkeling van hun kind in de weg staan (Egberts, 2009). Tijdens onze internationale studie in Avignon hebben we in het Jean Brunet College gezien dat men een goede communicatie en dus ook betrokkenheid met de ouders wil onderhouden. Ze willen ouders zoveel mogelijk informatie met betrekking tot hun kind meedelen, want ze vinden dat ouders op de hoogte moeten zijn van het gebeuren omtrent hun kind op school. Een hulpvrager is belangrijk, iedereen heeft het recht dat er naar zijn of haar persoonlijke problemen geluisterd wordt en dat er rekening gehouden wordt met zijn of haar behoeften. Elke cliënt/leerling is belangrijk, ook als deze in de ogen van de opvoeder/leerkracht een minder ernstig probleem voorlegt. Indien men de cliënt/leerling niet serieus neemt, kan men een effectief helpende relatie vergeten. Men moet de cliënt/leerling accepteren zoals hij is, zijn problemen en behoeften accepteren zonder verwijt, oordeel, beschuldiging of vooroordeel (Janssen, 1999). 14

In de hulpverlening is de relatie tussen de hulpgever en -vrager erg belangrijk. Mensen moeten met hun persoonlijke vragen en moeilijkheden terecht kunnen bij hulp- en dienstverleners uit hun directe omgeving. Dit zijn vaak vertrouwde en bekende figuren, die gemakkelijk bereikbaar zijn. Het is belangrijk dat bij de gevoerde gesprekken de deur open staat voor eventuele vervolggesprekken. Enkel op deze manier kan er een vertrouwensband ontstaan (Janssen, 1999). 1.6.1 Houding van niet-weten Opvoeders/leerkrachten denken vaak dat ouders de zorg met betrekking tot hun kind niet delen. Om dit te kunnen zien is het belangrijk dat men begrip opbrengt voor de beleving van ouders in specifieke hulpverleningssituaties/schoolsituaties. Om dit te realiseren moet de relatie tussen de ouders en kinderen centraal staan. Men moet de ouders en cliënten/leerlingen tijdig informeren, ook indien het goed gaat, zo kunnen zij samen de behaalde successen ervaren en hiervan genieten. De cliënt/leerling en zijn ouders zijn de experts van hun leven en kennen hun behoefte het best, daarom is het belangrijk dat men als opvoeder/leerkracht een houding van niet-weten aanneemt. Men moet ouders en cliënten/leerlingen op een positieve manier durven te bekijken. Dit bereikt men door de gedachten zuiver te houden. Men moet samen met de ouders doelen proberen te realiseren (Schepens, 2010). Men moet zowel de vraag van de ouders als die van het kind beluisteren. Hulpverleners moeten daarom steeds beschikbaar en bereikbaar zijn. Een constructieve dialoog in een gelijkwaardige relatie is belangrijk. Ouders moeten het gevoel krijgen dat ze samen met de hulpverlener beslissingen kunnen nemen en dat ze hun leven in eigen handen kunnen nemen (Louwagie, 2010). In het Jean Brunet College worden ouders als meerwaardige partners gezien, ze kunnen elk moment van de dag de website raadplegen en nagaan of hun kind aanwezig is, welke les het moet volgen, enzovoort. Ook is het zo dat elke leerkracht die in contact staat met het kind, steeds via e-mail bereikbaar is voor de ouders. 1.6.2 Een niet-wederkerige relatie Men moet steeds aandacht hebben voor de niet-wederkerige relatie tussen de ouders en de hulpverleners. Een moeder zit bijvoorbeeld de hele middag thuis op een telefoontje van de voorziening/school te wachten, bellen met een vriendin gaat niet omdat ze ieder moment kan opgebeld worden. Dit vraagt veel energie van ouders en zulke inspanningen kunnen door middel van e-communicatie beperkt worden. Als de ouders via e-mail informatie zouden uitwisselen met de voorziening/school, kon de opvoeder/leerkracht in dit voorbeeld de informatie geven op momenten dat dit voor hun het beste past en zouden de ouders deze informatie ontvangen op de voor hun gepaste tijdstippen. 15

Ouders staan in een afhankelijke positie ten opzichte van de opvoeders/leerkrachten betreffende de kwaliteit van hun leven. Omgekeerd is dit niet zo. Dit heeft veel problemen tot gevolg, ouders worden als veeleisend bestempeld. Ouders geraken via deze weg in een machtstrijd met de opvoeders/leerkrachten en dit bezorgt beide partijen veel stress. Het grootste probleem is dat het de ouders verhindert om hun uiteindelijke doel te bereiken: de beste zorg voor hun kind. Opvoeders/leerkrachten hebben slechts tijdelijk met het kind te maken terwijl ouders hier voor altijd mee verbonden blijven. Ouders hun verantwoordelijkheid ten opzichte van het kind is toekomstgericht. Daarom is het essentieel om in dialoog te treden met de ouders. Men moet als opvoeder/leerkracht zijn kennis delen, zodat ze het achteraf zelf verder kunnen zetten wanneer de hulpverleningssituatie stopt. Je moet elke machtsstrijd zien te ontlopen (Lodewijks-Frencken, 2005). 1.6.3 De contextuele theorie Wanneer men met de contextuele theorie wil werken moet men aandacht besteden aan communicatie. Bij deze theorie houdt men rekening met de context waarin het kind zich bevindt. Tot deze context behoren de personen die nauw in contact staan met het kind. Dit zijn de ouders, opvoeders/leerkrachten, familie en dergelijke. Om contextueel te kunnen werken is een goede communicatie tussen deze personen noodzakelijk. Het grootste probleem is vaak om een geschikt moment te vinden tijdens de werkuren waarop iedereen beschikbaar is. Dit kunnen we van de baan ruimen door gebruik te maken van e-communicatiemiddelen. Bij deze theorie schenkt men aandacht aan de wisselwerking en afhankelijkheid tussen de ouders en het kind. Het legt extra aandacht op de geschiedenis van het gezin en het herhalen van patronen over de generaties heen. Buber zegt dat mensen pas mens worden in relatie met anderen. Je moet rekening houden met de belangen en posities van anderen (Gybels, 2010-2011). Men kan niet niet gezinsgericht werken wanneer men in contact staat met cliënten/leerlingen. In elke vorm van hulpverlening is contact met de thuissituatie van belang om methodisch te kunnen werken. Op deze manier kan de cliënt de emotionele realiteit van zijn thuissituatie een plaats geven. Ook het schijnbaar niks doen met het contact van het gezin, maar er wel in je hoofd mee bezig zijn heeft een positieve invloed. Op deze manier werkt men ook gezinsgericht en kan men dus invloed uitoefenen op de as ouder/omgeving en kind/cliënt (Geurts, Noom & Knorth, 2010). 1.7 Ouderlijke betrokkenheid Partnerschap met ouders is belangrijk, men moet hen als medestanders zien en niet als tegenstanders. Empowerment en vraaggestuurdheid zijn belangrijk in dit partnerschap. Volgens Vanhove (Broeckaert, 2000) betekent empowerend werken dat men maatregelen neemt waardoor mensen gestimuleerd worden om zelf de 16

verantwoordelijk te dragen over hun eigen leven. Het doet beroep op de zelfredzaamheid van een persoon. Het geeft kennis en vaardigheden zodat ze hun leven in handen kunnen nemen. Vraaggestuurdheid wil zeggen dat de zorgaanbieder zich aanpast aan de wensen van de cliënt. De cliënt heeft de regie. Ook tijdens onze internationale studie werd de nadruk gelegd op het feit dat men de ouders van de leerlingen moet betrekken bij het schoolse leven van hun kinderen. Doordat ouders hierbij betrokken worden, gaat er een positieve uitwerking volgen op de ontwikkeling en de resultaten van de leerlingen. Zoals hierboven vermeld is het Jean Brunet College hier een goed voorbeeld van. Dankzij hun vele mogelijkheden om ouders op de hoogte te houden en met hun in contact te komen, maken ze onrechtstreeks duidelijk dat ze veel belang hechten aan ouderlijke betrokkenheid. Hier is vertrouwen en geloof in de ouders hun mogelijkheden nodig. Men moet hulpvragen en antwoorden op elkaar afstemmen en elkaars meningen hierrond respecteren. Er mogen verschillen zijn maar deze moet je benoemen en zo samen naar een oplossing zoeken (Vignero, 2002). Onderzoek heeft uitgewezen dat de betrokkenheid van ouders wordt belemmerd door: De beschikbare tijd van ouders die werken, alleenstaande ouders en dergelijke. Deze tijd kan een belangrijke barrière zijn voor gesprekken tussen opvoeders/leerkrachten en ouders; De taal en geletterdheid vormen een tweede belemmering. Ouders die de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en/of niet kunnen lezen en/of schrijven. Dit geeft problemen bij het ondersteunen van hun kinderen bij hun huiswerk; Sociale en culturele ervaringen zijn een volgend kenmerk. Ouders krijgen het gevoel dat ze de nodige vaardigheden en kennis niet bezitten om hun kinderen te helpen; Ouders hebben het gevoel geen macht over hun kind te hebben wanneer ze in de voorziening of op school verblijven (Becta, 2009). Het is bewezen dat mondelinge communicatie tussen de school en de ouders essentieel is voor het succes van de kinderen. Het is goed onderbouwd dat het thuis school partnerschap een krachtige weg is om de tevredenheid te verhogen van de ouders en de omgeving, over scholing en om de scholen te verbeteren. Ouders betrekken bij het onderwijs van hun kinderen is een belangrijke factor voor het schoolse succes van hun kinderen. Ouderlijke participatie varieert van het geven van veel aandacht tot het geven van geen aandacht. Als leraar moet men helpen bij het beheren van de ouderparticipatie, zodat de leerlingen verantwoordelijk zijn voor hun eigen leren. Op lager niveau zijn ouders meer actief betrokken bij het schoolse gebeuren (Gielen, 2010). Bovenstaand voorbeeld is ook van toepassing in voorzieningen. Zo betrekt men ouders bij het nemen van beslissingen in verband met activiteiten of de verzorging van hun kind(eren). 17

Communicatie tussen de voorzieningen/scholen en het gezin is essentieel om een vertrouwensrelatie op te bouwen die de betrokkenheid van de ouders bevordert. Ouders betrekken in schoolse en sociale voorzieningen is nodig om jongeren succesvol te laten ontwikkelen en om beslissingen te nemen die een positieve uitwerking hebben voor hun toekomst (Gielen, 2010). Een goede communicatie is nodig om effectieve sociale steun te kunnen verlenen. Het gevoel van verbonden te zijn met elkaar is hier van belang. Het is een wederkerige relatie want de hulpverlener is belangrijk voor de ouder, maar omgekeerd ook. Op deze manier worden ouders meer zelfzeker en krijgen ze het gevoel medezeggenschap te hebben in de opvoeding (Blokland, 2001). Binnen het Jean Brunet College is er een manier uitgebouwd om onderling te communiceren, dit kan zowel via Educ Horus (e-mail) als via face to face contact op school. Zowel ouders met computers en internet als zonder kunnen dankzij deze werking in contact treden met het college. Hierdoor ontstaat een vergrote ouderbetrokkenheid. 1.7.1 Onderlinge afhankelijkheid Mensen zijn interafhankelijk. Men is wederzijds afhankelijk van elkaar om doelen te kunnen bereiken, om van elkaar te kunnen leren en om te weten wie men is. Men heeft elkaar nodig en is genoodzaakt samen te werken. Mensen zijn slechts in beperkte mate autonoom, maar voor ons is het duidelijk dat ouders ons nodig hebben voor een professionele ondersteuning. Waarom heeft men ouders nodig? Voor wat is men afhankelijk van hun? Men heeft ouders nodig om informatie te verkrijgen over voorkeuren van de cliënt/leerling, waarden en normen van het gezin, familiale verhoudingen, het levensverhaal van de cliënt/leerling, juridische materies en voor medische en financiële aangelegenheden. Men heeft hun feedback nodig om te toetsen of we als opvoeder/leerkracht goed bezig zijn (Van Hove, 2007). 1.7.2 Contact en samenwerking Sommige opvoeders/leerkrachten vermijden de confrontatie met ouders uit angst om hun te kwetsen of te ontgoochelen. Ouders daarentegen worden juist boos wanneer men tot het einde van het jaar wacht om informatie door te geven. Wanneer men onmiddellijk problemen bekend maakt, is er ook sneller een oplossing ter beschikking en hebben ouders het gevoel dat men betrokken is met hun problemen. Opvoeders/leerkrachten hebben vaak de gewoonte om eerst te overleggen met alle organen en nadien gaat men beslissen wie de informatie aan de ouders over moet brengen (Ryckaert, 2005). Onderhandelen tussen de opvoeder/leerkracht en de ouder is een vorm van strategische sociale interactie. Men probeert op deze manier vast te stellen wat beide partijen zullen geven en nemen of zullen presteren en ontvangen gedurende hun interactie (Fisher, Ury & Patton, 1999). 18

Veel voorzieningen/scholen hebben de behoefte om meer werk te maken van het opbouwen van een goede relatie met de ouders. Ouders hebben vaak het gevoel dat voorzieningen/scholen te weinig aandacht hebben voor hun problemen, ze vinden dat voorzieningen/scholen er te weinig aan doen en ze voelen zich afhankelijk van de goodwill van bepaalde opvoeders/leerkrachten. Wanneer deze ouders toch contact hebben met de opvoeders/leerkrachten is dit vaak op twee manieren. Je hebt de geplande gesprekken en de informele toevallige contacten aan de deur. Opvoeders/leerkrachten hebben bij deze toevallige contacten vaak het gevoel dat ouders hun op deze momenten willen overvallen, juist op het moment dat opvoeders/leerkrachten het minste tijd hebben. Bijvoorbeeld wanneer men op zondagavond alleen instaat voor het ontvangen van de kinderen in de leefgroep en een van de ouders eist je de hele tijd op om een probleem te bespreken. Hierdoor kan men aan de andere ouders weinig tijd besteden en vergeet men iets belangrijks te vragen aan een andere ouder in verband met een kind. Zo is het onmogelijk om een degelijk oudergesprek te voeren en zal het probleem niet opgelost kunnen worden. Zowel de opvoeder als de ouder zal dan niet tevreden zijn met de aanpak van het probleem. Als men aan zulke situaties een afspraak koppelt, zijn ouders veel geruster omdat men weet dat er naar hen geluisterd zal worden. De opvoeder/leerkracht kan vervolgens rustig haar werk hernemen. Een volgend voordeel is dat beide partijen zich beter op het gesprek kunnen voorbereiden (Ryckaert, 2005). Wanneer er van op een afstand naar het probleem gekeken wordt en er de nodige tijd over gaat, geeft dit de hulpverlener en de hulpvrager meer tijd om er op een rustige manier over na te denken (Janssen, 1999). We nodigen de ouders uit om informatie aan de voorziening/school over te brengen. Hierbij is het essentieel dat men laat blijken dat men als voorziening/school gericht is op een goede samenwerking met de ouders. Men moet duidelijk maken dat men hun nodig heeft om de juiste informatie uit de thuisbasis te verkrijgen. De ouders moeten weten dat jullie naar een gezamenlijke aanpak van de problemen streven. Men moet hun duidelijk laten zien dat men beseft dat een eigen visie op de situatie slechts één vierde van de puzzel is. Het is belangrijk om samen met de ouders naar de exacte redenen te zoeken van probleemgedrag bij het kind. Naast de indruk van de opvoeder/leerkracht staan ook de indruk van het kind zelf en die van zijn ouders centraal. De ouders zijn de belangrijkste bron van informatie over het thuismilieu, deze moet dus optimaal benut worden (Ryckaert, 2005). In het voorzieningenbeleid/schoolbeleid is er de laatste jaren alsmaar meer aandacht voor kwaliteitszorg en controle. Onder deze kwaliteitszorg valt de aandacht voor communicatie. Deze bevat de interne communicatie binnen het team opvoeders/leerkrachten, directie, technisch personeel en raad van bestuur - als de kwaliteit van de externe communicatiekanalen. Men ziet ouders als belangrijke externe partners van voorzieningen/scholen. Een voorziening/school kan haar goede naam verwerven door het creëren van een goede structuur om contacten met de ouders te optimaliseren. Momenteel worden ouders betrokken bij het voorzieninggebeuren/schoolgebeuren maar ondanks allerlei inspanningen op verschillende niveaus verloopt deze communicatie vaak stroef, problematisch of soms zelfs niet. 19

Geregeld is er een ondoeltreffende en gebrekkige communicatie waarbij de partijen elkaar niet begrijpen of diepliggende signalen niet of fout worden geïnterpreteerd. Dit alles geeft de ouders het gevoel dat ze te weinig gehoord worden, ze voelen zich machteloos. Opvoeders/leerkrachten daartegenover blijven de indruk hebben dat ouders niet willen luisteren, te veeleisend zijn en onredelijke verwachtingen stellen. Dit geeft een verstoorde communicatie. Bij onopgeloste conflicten zijn beide partijen en het kind verliezers (Ryckaert, 2005). 20

2. GESCHIEDENIS VAN E-COMMUNICATIE 2.1 Inleiding In dit deel gaan we het hebben over de geschiedenis van e-communicatie. We halen aan welke initiatieven van online hulp er doorheen de jaren ontwikkeld zijn. Schalken omschrijft online hulpverlening als: hulp die instellingen bieden bij psychische, sociale of maatschappelijke problemen waarbij gebruikgemaakt wordt van internettechnologie. Het richt zich op het primaire zorgproces van informatie, advies, ondersteuning, begeleiding, behandeling of nazorg (Schalken, 2010). Wij interpreteren online hulp als het bieden van hulp via online communicatiemiddelen. Het accent ligt hier voornamelijk op het bieden van hulp, daartegenover ligt het accent bij e-communicatie meer op het communiceren zelf. Als laatste komen we terug op de evolutie van het internetgebruik: web 1.0, web 2.0 en web 3.0. 2.2 Evolutieschets Het internet krijgt steeds meer zijn plaats in het dagelijkse leven. Enkele jaren geleden werd het World Wide Web enkel gebruikt voor het opzoeken van informatie en het leggen van contacten. Tegenwoordig is het internet zodanig geëvolueerd, dat het niet meer weg te denken is uit ons dagelijks leven. Onderstaande voorbeelden maken dit duidelijk: Men verkoopt steeds meer auto s via het internet; Steeds meer reizen worden geboekt via het internet; Drie werkgevers op tien lichten hun huidige en toekomstige personeel via sociale netwerksites door; Drie vierde van de internetgebruikers regelen bankzaken via het internet (Schalken, 2010). 2.3 Hulpverlening Ook in de hulpverlening wordt het internet steeds meer gebruikt. Elke maand komen er nieuwe initiatieven online, zowel van reguliere instellingen als van nieuwe aanbieders (Schalken, 2010). Hulpmix.nl is hier zo één voorbeeld van. Dit is een website die is opgericht door Frank Schalken, auteur van het boek Handboek Online Hulpverlening. Hulpmix.nl is voortgekomen uit een samenwerkingsverband tussen jongerensites, de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg. De website richt zich voornamelijk op multiculturele jongeren. Hier vindt men talloze informatie over diverse onderwerpen zoals seksualiteit, relaties, geweld en verslaving. Jongeren kunnen rechtstreeks met een hulpverlener chatten of e-mailen. Bovendien krijgt men uitleg over de verschillende soorten hulpverlening (Psy, 2009). In Nederland merkte men op dat er begin jaren negentig steeds meer websites van maatschappelijke instellingen opdoken. Deze websites bevatten vooral contactgegevens van de instelling en een beschrijving van het hulpaanbod. Hierna kwamen de eerste beschrijvingen van ziektebeelden en vertelde men hoe men er het beste mee om zou kunnen gaan. In Nederland waren dit de eerste pogingen tot e- Communicatie. 21

In 1997 werd er een chatmogelijkheid met vrijwilligers aangeboden door Telefonische Hulpdienst Utrecht. In 1999 werd er in samenwerking met de Telefonische Hulpdienst Venlo en deze te Amsterdam, de SOShulp opgericht. Tijdens dit jaar kwam de eerste online behandeling voor een post-traumatisch stresssyndroom tot stand. Korrelatie.nl begon vanaf 2000 hulp te bieden via e-mail. In 2003 was de eerste grootschalige online voorziening voor kinderen en jongeren een feit. Ook in dat jaar werd de chatfunctie van de jongerentelefoon opgericht (Schalken, 2010). In 2006 zijn er in Vlaanderen een aantal organisaties die online hulp aanbieden samengekomen in het OnlineHulpUitwisselingsPlatform (OHUP). Deze organisaties zijn: het project Ikaros van de vzw Daidalos, de holibifoon, het netwerk online-advies van het Jongeren Advies Centrum van enkele Centra Algemeen Welzijnswerk, de Kinder- en Jongerentelefoon, de Kinderrechtenwinkel, Slachtofferchat, Tele-Onthaal en de Zelfmoordlijn 3 (Bocklandt, De Zitter, Vanhove en Vlaeminck, 2009). Vanuit Wallonië is er weinig tot geen uitbouw van e-communicatiemiddelen. Preventionsuicide biedt een internetforum aan naast de telefonische hulp (Beelen, 2010). Verder in het project komen meer inspanningen inzake e-communicatie, van zowel Federale als Vlaamse overheid en binnen- en buitenland aan bod 4. 2.4 Web 1.0 Web 1.0 is een grote boekenkast vol pagina's met informatie. Het doel is om informatie op te zoeken via een webadres. Het wordt aan elkaar gekoppeld via hyperlinks. Een hyperlink wordt vaak in het blauw en onderlijnd weergegeven. Door op de verwijzing te klikken, krijgt men de pagina waar de hyperlink naar verwijst op het scherm. Websites werden gemaakt door webmasters en voorzien van inhoud door webredacteurs. De internetgebruiker was de passieve consument van deze inhoud. Dit kan men situeren tussen 1994 en 2004 (Jacobs, 2008). 2.5 Web 2.0 Web 2.0 is geen nieuwe versie van het web. Integendeel, het is een andere vorm in het gebruik ervan. In web 2.0 is men geen passieve ontvanger meer, maar kan men vanuit zijn bureaustoel mee de inhoud van het web bepalen. Door deze evolutie hertekende het net zich tot een populair platform met een dynamische inhoud en een meer evenwichtige interactie (Van den Broeck, Debeer, Joppen & Vingerhoets, 2009). Het grote verschil met web 1.0 is het feit dat bij web 2.0 de nadruk ligt op communicatie en participatie. In web 2.0 zien we volgende kenmerken: men kan zijn mening verkondigen, samenwerken, websites bundelen, sociale netwerksites gebruiken, enzovoort (Jacobs, 2008). 3 Verdere uitleg omtrent deze organisaties vindt men in punt 7.1.1 Intiatieven Vlaamse overheid 4 Verdere uitleg omtrent de initiatieven vindt men in punt 7 Initiatieven 22

Het grootste kenmerk voor een fenomeen als het sociale internet is de laagdrempeligheid. Moeilijke software schermt de informaticaleek af van de digitale wereld. Web 2.0-diensten zijn gebaseerd op gebruiksvriendelijke systemen. Dit kan de emancipatie van de gebruiker genoemd worden. Waar in web 1.0 alleen informatie verkregen werd, kan men in web 2.0 ook feedback geven. Dit werkt empowerend. Men kan zijn eigen leven in handen nemen. In het web 2.0 wordt er ruimte gemaakt voor een eigen mening. Dit is een verschuiving van de macht van het internet naar de gebruiker toe. Bovendien staan de internettoepassingen los van eender welk besturingssysteem, waardoor ze overal en door iedereen gebruikt kunnen worden. Het toegankelijk maken van het internet maakt immers dat de virtuele wereld een weerspiegeling wordt van de noden en wensen van de samenleving als geheel. Wat men graag wilt of niet graag wilt, waar men fan van is en wat men verafschuwt: het web weet het intussen allemaal (Van den Broeck, Debeer, Joppen & Vingerhoets, 2009). 2.6 Web 3.0 Het web 3.0 wordt ook wel het semantische web genoemd. Het semantische web of intelligent web wordt gezien als de voortdurende aanwezigheid van het internet. Het internet wordt niet meer alleen op een computer aangeboden, maar is ook beschikbaar op andere plaatsen zoals op een Smartphone. Nog uit te vinden toestellen zullen gebruik gaan maken van het internet, bijvoorbeeld een fotokadertje dat je foto s van het internet haalt om ze zo weer te geven (Bekel, 2008). Het huidige web is een web van documenten, terwijl het semantische web een web van entiteiten gaat zijn. Een entiteit wordt in het digitaal Nederlands woordenboek (www.woorden.org) omschreven als iets dat wezenlijk bestaat. Het semantische web van entiteiten heeft een betekenis en ziet onderlinge relaties tussen entiteiten. Hierna worden de relaties op het internet beschikbaar. Een voorbeeld hiervan is Paris Hilton. Als een zoekmachine begrijpt dat men het Hilton hotel zoekt in Parijs dan kan hij de zoekresultaten over de persoon Paris Hilton weglaten. Als het programma ook begrijpt dat het een hotel is, kan het ook diverse diensten aanbieden. Voorbeelden van deze diensten kunnen zijn: een vlucht boeken, een restaurant ter plaatsen reserveren, enzovoort (Bekel, 2008). Op Youtube bestaan er diverse beeldfragmenten om het onderscheid tussen Web 1.0, 2.0 en 3.0 duidelijk te maken. Het eerste beeldfragment is Nederlandstalig en schetst een korte evolutie tussen Web 1.0, Web 2.0 en Web 3.0. Men vindt het beeldfragment via deze link http://www.youtube.com/watch?v=nhygqic8b5u (YouTube, 2008). Als tweede is er een Engelstalig beeldfragment dat het verschil tussen Web 1.0 en Web 2.0 uitlegt. Dit beeldfragment is te bekijken via deze link http://www.youtube.com/watch?v=yxfykbqrgy4&feature=related (YouTube, 2007). 23