12 Agentschap NL 13 Landbouw: aangepaste regelgeving verhoogt mestopslagcapaciteit

Vergelijkbare documenten
Activiteitenbesluit. Modernisering algemene regels Wet milieubeheer

Lozingen. Dag uur. 60 min

bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. voor de activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V.

OMGEVINGSVERGUNNING. uitbreiding met parelmolen ten behoeve van het fijnmalen van magnesiumhydroxide

RUD UTRECHT. MANDAATLIJST Gemeente Nieuwegein RUIM MANDAAT Bijlage bij mandaatbesluit RUD Utrecht gemeente Nieuwegein

Agrarische inrichtingen en het Activiteitenbesluit. Paul Bodden Hekkelman Advocaten

Algemeen. Bijlage 1. Bijlage behorende bij mandaatverlening milieubevoegdheden aan DCMR van 8 oktober 2013

Informatieblad Wabo en Activiteitenbesluit

Activiteitenbesluit: Lozingen

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Luchtkwaliteitsonderzoek. ten behoeve van de ruimtelijke onderbouwing. bij de bestemmingsplannen bedrijventerrein

Beschikking Wet milieubeheer

(Besluit) Landbouwactiviteiten

Aanmeldnotitie Besluit Mer

Voedingsmiddelen onder algemene regels

Activiteitenbesluit Overgangsbepalingen

Omgevingsdienst Brabant Noord

OMGEVINGSVERGUNNING *D * D

Actualisatie Toets luchtkwaliteit bestemmingsplan Spijkvoorder Enk

(ontwerp) MAATWERKBESLUIT. Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit)

Activiteitenbesluit wijziging: reparaties en richtlijnen. Deze sessie gaat over: de aankomende wijziging van Activiteitenbesluit en -regeling.

Veehouderij en volksgezondheid

TEERDE STATEN VAN GELDERLAND. Ingevolge artikel 8.24 Wet milieubeheer 1 FEITEN

Actualiteiten Milieu. Anna Collignon

Inhoud. Regelgeving voor stookinstallaties sterk in beweging

Bijlage 2: Maatwerkbeleid in het kader van het Activiteitenbesluit

Wijzigingsbesluit bodemenergiesystemen

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Besluit van 15 november 2007, houdende regels met betrekking tot het lozen vanuit particuliere huishoudens (Besluit lozing afvalwater huishoudens)

Yara Sluiskil B.V. Postbus AA Sluiskil W-MWP170002/ Datum: 13 juni 2017

Omgevingsvergunning. Besluit van Gedeputeerde Staten van Limburg. Activiteit milieuneutraal veranderen. Rockwool B.V. te Roermond

Eventuele voettekst. Tekening wordt aangeleverd. De melding bevat geen tekening. Hoe lost u dit op? Is er een OBM nodig?

Aanpak fijn stof bij veehouderijen

Uitleg deze workshop. Succes! Geschiedenis

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Wat je in de front-office echt moet weten! Voorstellen en Inleiding. Platform en Barim? Voorzitter stelt zich voor. Trainers stellen zich voor

Workshop bodem. Barimfinale 12 juni 2008 door Mark Diependaal. Mlieudienst IJmond. Programma

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

Beoordeling luchtkwaliteit Wilhelminalaan e.o.

Maatwerkvoorschriften Activiteitenbesluit milieubeheer

1. Inleiding. Rapportage Luchtkwaliteit 2012, gemeente Doetinchem 4

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

memo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening. WETTELIJK KADER

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Regelgeving & beleid. Symposium Bodemenergie in Zeeland 19 april 2012 Sanne de Boer - IF Technology

PROVINCIAAL BLAD. Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Handhavingsverzoek. Wat kunt u doen als u overlast ervaart van een bedrijf?

Type C Vergunningplichtige inrichtingen

Afvalstoffenverordening 2017 gemeente Aalten

Factsheet luchtkwaliteit over het jaar 2014

Melding Besluit lozen buiten inrichtingen. Introductie

BESCHIKKING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente: Naam drijver van de inrichting Adres en telefoonnummer Postcode en plaats

Beste beschikbare technieken. Cathine Knijff. 29 maart 2012

Verordening interferentiegebieden Bodemenergiesystemen gemeente Groningen 2018

Betonindustrie onder algemene regels

GEDEPUTEERDE STATEN DER PROVINCIE GRONINGEN

Emissieregelgeving voor stookinstallaties

Het Activiteitenbesluit. Wat betekent dat voor uw bedrijf?

EU-GHS: nieuwe regels over etikettering en indelen van gevaarlijke stoffen

Beleidsnotitie Vervoermanagement / Mobiliteitsmanagement van en naar een inrichting

Memo. In totaal worden er maximaal 110 woningen gerealiseerd. Dit kunnen zowel grondgebonden woningen zijn alsook gestapeld woningen.

DE NIEUWE OMGEVINGSVERGUNNING OP WEG NAAR ÉÉN INTEGRALE VERGUNNING IN DE GEMEENTE BARNEVELD. Presentatie 15 oktober 2009 Raadscommissie Grondgebied

Een veehouderij breidt uit

memo INLEIDING WETTELIJK KADER aan: Johan van der Burg datum: 26 maart 2013 Luchtkwaliteit parkeerterrein Fort Pannerden project:

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2013/7

Omgevingswet en de raad

Advies lucht. Intern Advies

memo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; WETTELIJK KADER Gemeente Apeldoorn Johan van der Burg

Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht

OMGEVINGSVERGUNNING. milieuneutraal veranderen van een inrichting. Industrieweg 16 te Noordhorn. datum besluit: 13 oktober 2017

OMGEVINGSVERGUNNING VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN ZEELAND

Onderzoek luchtkwaliteit. Woontoren Bètaplein. Gemeente Leiden. Datum: 12 juni 2015 Projectnummer:

memo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; Gemeente Hof van Twente Johan van der Burg

memo INLEIDING 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening; WETTELIJK KADER Bogor projectontwikkeling

mr. P.C. Cup mr.ing. C.R. van den Berg Kamer D0353 Directoraat-Generaal Milieu Interne postcode 880 Directie Strategie en Bestuur

OMGEVINGSVERGUNNING. het in gebruik nemen van een nieuwe voorbreker ter vervanging van de huidige. milieuneutraal veranderen van een inrichting

Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3)

In artikel 1.1, tweede lid, worden het volgende begrip en de daarbij behorende begripsomschrijving in alfabetische rangschikking ingevoegd:

Omgevingswet en overgangsrecht

Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat

Omgevingsvergunning OV

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend onder de bepaling dat de gewaarmerkte stukken en bijlagen deel uitmaken van de vergunning.

memo Luchtkwaliteit Rijksweg 20-1 te Drempt

LUCHTKWALITEITSONDERZOEK ONTWIKKELING LOCATIE AALVANGER EN UITBREIDING GEMEENTEHUIS TE HASSELT GEMEENTE ZWARTEWATERLAND. Auteurs : mro b.v.

tömgevingsdí enst ļfi Midden- co West-Br»b«nt

'Beleidsregel omgekeerde werking: woon- en leefklimaat, eerste herziening'

TOEZICHTPLAN <naam bedrijf> <tijdvak>

Publiek. De overwegingen die aan dit besluit ten grondslag liggen worden verderop in dit document per activiteit vermeld.

Rapportage luchtkwaliteit Ambachtsmark 3

Ontwerp besluit UV

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) Anneke Smilde

BESCHIKKING. Omgevingsvergunning (milieuneutraal veranderen inrichting) Datum: 25 april 2016 Gemeente Bronckhorst Zaaknummer:

Memo INLEIDING. 1 Toets NIBM; 2 Toets grenswaarden in het kader van goede ruimtelijke ordening. WETTELIJK KADER. Gemeente West Maas en Waal

Print deze uitspraak rechtsgebied. Kamer 2 - Milieu - Bestuursdwang / deze uitspraak

Antwoorden AIM sessie As42vxso84s

Transcriptie:

December 2009, jaargang 14 2 Interview: visies op nieuw milieubeleid 4 Vragen aan de helpdesk 56 7 Verschenen 8 Stookinstallaties: nieuwe emissie-eisen BEMS 8 Lucht: aangepaste eisen voor stof-emissies in de NeR 9 Luchtkwaliteit: hoe werkt de monitoring van het NSL in 2010? 10 Voorgenomen Regelgeving 2010 11 Afvalwater: de Waterwet en lozingen 12 Landbouw: hoe moeten bestrijdingsmiddelen worden opgeslagen? 12 Agentschap NL 13 Landbouw: aangepaste regelgeving verhoogt mestopslagcapaciteit 14 Interview: programmadirecteur Joke de Vroom (VROM) over de Wabo 16 Ruimtelijke ordening: globale bestemmingsplannen verminderen regeldruk 16 Geluid: nieuwe circulaire Bouwlawaai 17 Wetgeving: Online vindplaatsen van regelgeving en jurisprudentie 17 Externe veiligheid: verbeterd toezicht op BRZO-bedrijven 18 Externe veiligheid: brand meester worden in grote chemische opslagplaatsen 19 Raakvlakken: mobiliteitsmanagement voorwaarde voor succesvol spitsmijden 19 Nieuwe regeling voor STEK 20 Activiteitenbesluit: belangrijkste wijzigingen

2 InfoMil Nieuws 56, december 2009 INTERVIEW Inspectie, provincie en gemeente over nieuw milieubeleid Beter af met uitvoeringsdiensten, kwaliteitscriteria en ander toezicht? Met de kwaliteitscriteria voor vergunningverlening en handhaving, de Regionale Uitvoeringsdiensten en ander toezicht breekt er een nieuw tijdperk aan in de milieuwereld. Komt er echt een eind aan de lappendeken van taken en verantwoordelijkheden? Worden de regels in de toekomst altijd op dezelfde manier toegepast? En hebben we straks voldoende expertise in huis om de milieukwaliteit in Nederland te borgen? De meningen verschillen. In oktober zijn de concept-kwaliteitscriteria uitvoering VROM-taken gepubliceerd. Vóór 1 januari 2011 moeten alle gemeenten aan deze eisen voldoen. Inspecteurgeneraal Harry Paul (VROM-Inspectie) is blij met de criteria. "Tot voor kort konden we weinig doen als gemeenten hun VROM-taken niet goed uitvoerden. We hielpen ze om de zaak op orde te krijgen en dat was het. De criteria bieden nu meer mogelijkheden om in te grijpen als het nodig is. Dat zullen we ook doen. Als gemeenten het niet goed doen, zullen we dit wereldkundig maken. Dus meer werken met 'naming and shaming. Uiteraard zullen we onze rol goed afstemmen met de provincies. Zij zorgen als regisseurs dat de regionale samenwerking tot stand komt. Toezichtfunctie van provincies op gemeenten moet onafhankelijke positie binnen provincies krijgen Inspecteur-generaal Harry Paul, VROM-Inspectie Deskundig toezicht In 2012 moeten de Regionale Uitvoeringsdiensten operationeel zijn. Aanleiding voor de oprichting van deze nieuwe organisaties is de samenwerking en afstemming die nodig is om bovenregionale problemen aan te pakken en te handhaven in de milieuketen. De Uitvoeringsdiensten gaan alle complexe milieutaken behandelen, vergunningverlening én handhaving. De andere taken blijven bij de gemeenten, tenzij zij niet aan de kwaliteitscriteria voldoen of zij om andere redenen alle uitvoerende milieutaken willen uitbesteden. Als de uitvoeringsdiensten in 2012 operationeel zijn, gaan de provincies een belangrijk deel van het toezicht op gemeenten overnemen van de VROM- Inspectie. Paul heeft hier geen moeite mee, als het maar goed gebeurt. "We moeten oppassen voor versnippering. Het lijkt mij niet goed als twaalf provincies ieder voor zich hun rol als toezichthouder invullen. Ook is het belangrijk ervoor te zorgen dat de provincies voldoende deskundigheid in huis krijgen om te beoordelen hoe de lokale overheden hun taken uitvoeren en wetten handhaven. Er zijn allerlei manieren om dit te organiseren. Provincies kunnen zelf een landelijke pool opzetten van deskundigen. Of ze kunnen onze experts inhuren. Volgens Paul is er de komende twee jaar een belangrijke uitdaging voor zowel de VROM-Inspectie als de provincies. "We gaan nu met het IPO een transitietraject in om provincies op hun toezichttaak voor te bereiden. De toezichtfunctie dient een onafhankelijke positie binnen de provincies te krijgen. Daarnaast kunnen we op veel terreinen samenwerken. Een voorbeeld. De VROM-Inspectie blijft onderzoek uitvoeren naar milieuthema's, zoals de oorzaken van slechte ventilatie in nieuwbouwhuizen. Provincies moeten er straks op toezien dat de gemeenten de regels rondom ventilatie goed handhaven. Ik nodig ze van harte uit om gebruik te maken van onze kennis." Hoe korter, hoe beter Milieugedeputeerde Erik van Heijningen van de provincie Zuid-Holland - tevens IPO-portefeuillehouder Milieu - wil alle uitvoerende milieutaken van de provincie overdragen aan de Regionale Uitvoeringsdienst om zich volledig op kaderstelling, controle en verantwoording te richten. "Ik ga investeren in deskundige mensen. Als toezichthouder moeten ze de werkvloer van de Uitvoeringsdiensten en gemeenten begrijpen, maar ook grenzen kunnen trekken. En ze moeten de verbinding met het Rijk kunnen leggen. Daarnaast vind ik het belangrijk dat provincies één lijn trekken in het interbestuurlijk toezicht op de gemeenten. In IPO-verband zullen we gezamenlijke uitgangspunten moeten formuleren en de voortgang bewaken. Ik ben ook voorstander van proefprojecten met interbestuurlijk toezicht. Als regisseur van de uitvoeringsdiensten moet Van Heijningen ervoor zorgen dat deze diensten 1 januari 2012 van start gaan. Hoe wil hij dit realiseren? Mijn adagium is: hoe korter hoe beter. Het tempo in Zuid-Holland ligt hoog en we moeten nog veel juridische en personele zaken afhandelen. Dat moet zorgvuldig gebeuren. Na zoveel jaren gepraat, willen mensen duidelijkheid. We kunnen het ons niet veroorloven om intern bezig te blijven. Onrealistische criteria Op het stadhuis van IJsselstein wordt berekend wat de kwaliteitscriteria betekenen voor de gemeente. Er zijn geen complexe milieutaken die moeten worden overgedragen. IJsselstein heeft alleen eenvoudige taken af te handelen, maar het ziet ernaar uit dat de gemeente niet volledig aan de kwaliteitscriteria voldoet. Milieuwethouder Hans Lappee moet een moeilijke afweging maken. Gaat hij alle eenvoudige milieutaken uitbesteden aan de uitvoeringsdienst? Kiest hij ervoor het deel van deze taken dat wel voldoet aan de kwaliteitscriteria in eigen huis te houden? Of trekt hij de portemonnee open om ervoor te zorgen dat IJsselstein aan alle eisen gaat voldoen zodat de gemeente alle eenvoudige milieutaken kan blijven uitvoeren? Lappee vindt het een vreemde keuze, omdat de criteria geen realistisch beeld

3 InfoMil Nieuws 56, december 2009 geven van de milieukwaliteit in zijn organisatie. "Onze milieuorganisatie is net helemaal op de Wabo ingericht. Vergunningverlening en handhaving zijn gescheiden en integraal. Conform de wens van de overheid. We werken zoals het zou moeten werken en daarom worden zaken weer gesplitst? De provincie heeft ons als voorbeeldgemeente aangemerkt. We doen ons werk dus goed. Ik kan dan ook niets met criteria die voorschrijven dat we hier twee toezichthouders op hbo-niveau moeten hebben. We hebben er nu één. Betekent dit dat ons toezicht onvoldoende is? Hetzelfde geldt voor de eis dat er hier twee constructeurs moeten rondlopen. Aantallen en diploma's zeggen niet per definitie iets over kwaliteit. Lappee stelt dat de kwaliteitscriteria ertoe leiden dat er meer mensen nodig zijn om het milieuwerk uit te voeren. Dat kost de burger meer geld. Ik geloof best in samenwerking en ik ben voor nuttige vernieuwing, zegt hij. Het is logisch dat je complexe milieutaken regionaal aanpakt. Bij een vraag die de gemeentegrens overstijgt werken we sowieso samen met de buurgemeenten. Het heeft geen zin meer tegen de Regionale Uitvoeringsdienst te zijn, want dat al is besloten. Ik moet alleen denken aan les één algemene economie: na decentralisatie komt centralisatie en omgekeerd. Ik hoop toch echt niet dat we over een aantal jaren weer alles terug krijgen bij de gemeenten omdat die zo dicht bij de burger staan. Nieuwe bestuurslaag Op het bureau van Harry Paul liggen meer brieven van gemeentebestuurders die bezwaar maken tegen de kwaliteitscriteria. Je kunt een discussie over de inhoud voeren en ik ga als toezichthouder niet over het beleid. Maar we hebben kwaliteitscriteria echt nodig. Uit ons onderzoek blijkt dat veel gemeenten onvoldoende kwaliteit in huis hebben om de VROM-taken uit te voeren vanwege onvoldoende kennis of omdat vergunningverlening en handhaving in één afdeling zijn ondergebracht. Ik kan mij wel iets voorstellen bij de moeite die sommige gemeenten hebben met alle initiatieven rondom interbestuurlijk toezicht en de taken van uitvoeringsdiensten. Weer een nieuwe bestuurslaag, hoor ik vaak. Maar dat is niet zo. De gemeente of provincie blijft het aanspreekpunt. Je moet de uitvoeringsdiensten echt zien als een backoffice van het loket bij de gemeente of provincie. Vanuit onze rol als toezichthouder zullen we de ontwikkelingen rondom de realisatie van uitvoeringsdiensten goed volgen. Zwart gat gedicht Van Heijningen maakt zich over het overzicht ook niet veel zorgen. Ik ben ervan overtuigd dat gemeenten en provincies hierop goede antwoorden vinden. Het bedienen van burgers en bedrijven is voor elke overheid belangrijk. Over een ding is iedereen het eens. Complexe milieuzaken kun je niet binnen de gemeentegrenzen oplossen. In Zuid-Holland heeft Van Heijningen te maken met een aantal Europese en technisch ingewikkelde dossiers, zoals externe veiligheid, luchtkwaliteit en bodemsanering. De milieugedeputeerde stelt dat de uitvoeringsdiensten deze zaken goed kunnen behandelen vanwege de aanwezige kennis. Daarnaast verwacht ik een eind aan de hoge mate van juridisering van vergunningverlening. Gemeenten vragen bedrijven nog wel eens om dikke onderzoeksrapporten. Straks kunnen uitvoeringsdiensten vergunningen op hoofdlijnen afgeven, omdat ze deskundig genoeg zijn om dit te doen. En we zijn straks beter in staat het zwarte gat van de handhaving te dichten. Uitvoeringsdiensten kunnen er Criteria geven geen realistisch beeld van onze milieukwaliteit Wethouder Hans Lappee, gemeente IJsselstein Uitvoeringsdiensten kunnen vergunningen op hoofdlijnen afgeven, omdat ze deskundig genoeg zijn om dit te doen Milieugedeputeerde Erik van Heijningen, provincie Zuid-Holland meer de vinger op leggen omdat ze weten waarover het gaat. Ze kunnen bedrijven ook beter adviseren wat ze wel en niet mogen doen. Daaraan hebben ondernemers behoefte. Ze willen de regels niet zelf interpreteren, zorgplicht zegt ze niets. De medewerkers van de uitvoeringsdiensten zijn afkomstig van provincies en gemeenten. Zijn aanvullende maatregelen nodig om hun kennis op peil te brengen? Van Heijningen denkt van niet. Als je goede mensen bij elkaar zet, ontstaat kwaliteit. Je scherpt elkaar. Wat de een niet weet, weet de ander wel. Daarvoor is geen extra beleid of geld nodig. Hans Lappee vindt de uitspraken van Van Heijningen over handhaving en het belang van kennis te zwart-wit gesteld. Zuid-Holland is niet representatief voor heel Nederland. Daarom vind ik het jammer dat het nieuwe beleid overal geldt. Maar daarvoor is gekozen, dus we kunnen niet terug. Ik hoop wel dat we in de toekomst het beleid bijstellen als blijkt dat we in de praktijk niet bereiken wat we in theorie denken te bereiken..

4 InfoMil Nieuws 55, 56, oktober december 2009 2009 Vragen aan de helpdesk Wetgeving > Bevoegd gezag en vergunningplicht bij op- en overslag van stoffen Landbouw > Aandachtspunt bij opslag digestaat co-vergisting Wanneer is de provincie bevoegd gezag bij opslag en overslag en is er bij op- of overslag sprake van een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer? Dat hangt er van af. Het Inrichtingen- en vergunningenbesluit (straks het Besluit omgevingsrecht) maakt een onderscheid tussen opslag en overslag. Het verschil is belangrijk, omdat sommige onderdelen van een Ivb-categorie alleen van toepassing kunnen zijn op opslag of alleen op overslag. Deze onderdelen kunnen bepalen of de provincie bevoegd gezag is in plaats van de gemeente, of dat een bepaalde Ivb-categorie niet van toepassing is, zodat het betreffende bedrijf geen inrichting in de zin van de Wet milieubeheer is. Bovendien komt het criterium ook voor in bijlage I van het Activiteitenbesluit waardoor er, afhankelijk van de vraag of er sprake is van opslag of overslag, wel of geen vergunningplicht is. In de originele nota van toelichting bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit staat hierover het volgende: "De term 'opslaan' houdt in al die handelingen waarbij een stof of produkt voor een korte of langere tijd in een zekere ruimte min of meer statisch wordt gehouden. (...) De term 'overslaan' omvat handelingen zoals (be)laden, lossen, overladen, hevelen, al dan niet op pneumatische of mechanische wijze, door kranen, transportbanden of leidingen. Deze formulering is door de Hoge Raad herhaald in zijn arrest van 22 januari 2002, nr. 02469/00 E. In de praktijk blijkt de grens tussen opslag en overslag nog vaak voor problemen te zorgen. Een veelgestelde vraag aan onze helpdesk is: Hoe lang mag een bepaalde hoeveelheid afvalstoffen op een bepaalde locatie liggen zonder dat er sprake is van opslag? Daar valt helaas geen eenduidig antwoord op te geven. In de praktijk wordt nogal eens een vuistregel van 48 uur gehanteerd, maar die wordt niet ondersteund door jurisprudentie. Omdat er in de praktijk toch knopen moeten worden doorgehakt, raden wij aan ieder geval apart te bekijken.. Kan het Besluit mestbassins van toepassing zijn op de opslag van digestaat van co-vergisting? Nee. Uit de definities van het besluit en de toelichting daarbij volgt dat digestaat van co-vergisting van mest en andere producten niet onder het begrip dunne mest valt. Als in een bestaand mestbassin ook digestaat wordt opgeslagen, is voor die opslag een milieuvergunning nodig. Over het algemeen zal een bassin dat aan de technische eisen van het Besluit mestbassins voldoet, geschikt zijn voor de opslag van digestaat. Een aandachtspunt is dat digestaat dat net uit de vergister komt eerst moet stabiliseren in de nagisting voordat het getransporteerd wordt. Als instabiel digestaat in een bassin wordt gepompt, waarin al dierlijke mest is opgeslagen kan het gebeuren dat er vergisting optreedt in het mestbassin. Door schuimvorming kan het mestbassin dan overstromen. Geadviseerd wordt in de voorschriften voor de opslag van digestaat op te nemen dat instabiel digestaat niet in het bassin gebracht mag worden.. Wetterskip Fryslan Duurzame ontwikkeling, techniek > Wijzigingen Wegen naar preventie bij bedrijven online Komt er nog een herziene versie van de Handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven? Nee, in september is door VROM besloten om geen herziene versie van de Handreiking Wegen naar preventie bij bedrijven uit te brengen. Herziene teksten over de preventie-onderwerpen bij vergunningplichtige inrichtingen vindt u vanaf nu rechtstreeks op de InfoMil-site. De algemene informatie over het beleids- en juridisch kader en de aanpak van preventie vindt u onder het kopje Integrale milieuregels. De inhoudelijke informatie over Energie, Vervoermanagement, Afvalpreventie en -scheiding is te vinden onder het kopje Duurzame ontwikkeling, techniek. En meer informatie over Afvalwater treft u aan onder kopje Water, bodem. Reden voor dit besluit van VROM is dat er met name rond het thema Verkeer en Vervoer veel ontwikkelingen zijn. Zo wordt via de Taskforce Mobiliteitsmanagement bekeken of er ten aanzien van het woon-werkverkeer door onder meer convenanten en CAO-afspraken dusdanige resultaten kunnen worden geboekt, dat de Ministriële regeling bij het Activiteitenbesluit (puntensysteem) achterwege kan blijven. Ook voor goederenvervoer worden op dit moment pilots afgerond waarvan de uitkomst wordt gebruikt bij verdere beleidskeuzes. Afhankelijk van de uitkomst wordt bekeken of het mogelijk is om in het Activiteitenbesluit alsnog erkende maatregelen op te nemen. Om aan te sluiten op de actualiteit en wijzigingen snel te kunnen doorvoeren in de teksten, is er voor gekozen om de informatie vanaf nu rechtstreeks op de InfoMil-site te plaatsen..

5 InfoMil Nieuws 56, december 2009 Activiteitenbesluit > Type A inrichting geschikt voor opslag gevaarlijke stoffen Kunnen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen een inrichting type A zijn? Ja, vanaf 1 januari 2010 zijn inrichtingen die beschikken over beperkte voorraden gevaarlijke stoffen en stoffen die bestemd zijn voor eigen gebruik, niet langer meldingsplichtig. Type A inrichtingen zoals genoemd in artikel 1.2 Activiteitenbesluit zijn vrijgesteld van de meldingsplicht zoals geregeld in afdeling 1.2 Melding, van het Activiteitenbesluit. Een onbedoeld gevolg van het Activiteitenbesluit is, dat tot 1 januari 2010 zelfs één fles gevaarlijke stof in verpakking, zoals brandspiritus, al moet worden gemeld. Ook als dit voor eigen gebruik wordt bewaard. Een aanvulling op artikel 1.2 Activiteitenbesluit voorkomt dit. Voor de precieze hoeveelheden gevaarlijke stoffen die worden toegestaan, zonder dat daardoor een meldingsplicht ontstaat, wordt verwezen naar artikel 2.1.8, tweede lid Handhaving > Procedure dwangsom Hoe verloopt de procedure tot inning van een dwangsom? Na verloop van de begunstigingstermijn verbeurt de betrokkene de dwangsom van rechtswege. Binnen 6 weken moet het verbeurde bedrag zijn betaald aan het bevoegd gezag. Wanneer een last onder dwangsom (die in werking is getreden) wordt overtreden, stelt het bevoegd gezag de overtreder op de hoogte van de geconstateerde overtreding en vermeldt daarbij het tot die datum verbeurde bedrag. Ook wordt aangegeven dat binnen zes weken na datum van constatering het bedrag moet zijn voldaan (art. 5.33 Algemene wet bestuursrecht). Na verloop van de betalingstermijn en vóórdat gemaand wordt tot betaling van de dwangsom, beslist het bevoegd gezag vervolgens bij beschikking omtrent de invordering (art. 5.37, lid 1 Awb). Als een belanghebbende daarom verzoekt, geeft het bevoegd gezag binnen vier weken deze beschikking af volgens artikel 5.37, lid 2 en 3. In de beschikking wordt gemotiveerd vastgesteld dat de last onder dwangsom is overtreden en dat daardoor een geldschuld is ontstaan. Hierdoor wordt tot invordering overgegaan, omdat het bedrag niet op tijd is voldaan en er geen bijzondere omstandigheden zijn om van invordering af te zien. Als na een tweede aanmaning nog niet is betaald, kan het verschuldigde bedrag bij dwangbevel hollandse hoogte infomil en het derde lid, onder a tot en met d van het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit). Let wel, de totale toegestane hoeveelheid van de stoffen zoals genoemd in artikel 2.1.8, tweede lid, Gebruiksbesluit mag maximaal 100 kilogram of liter bedragen om nog een type A inrichting te kunnen zijn. Belangrijke stoffen en hoeveelheden zijn: 50 liter gassen zoals propaan, zuurstof, acyteleen en aerosolen (UN 1950 (spuitbussen) en UN 2037 (houders klein gas)) (ADRklasse 2); 25 liter brandbare vloeistoffen zoals bepaalde oplosmiddelen en aceton (ADR klasse 3, verpakkingsgroep II); 50 liter brandbare vloeistoffen zoals terpentine en bepaalde inkten (ADR klasse 3, verpakkingsgroep III); voor consumptie bestemde alcoholhoudende dranken; gasflessen tot een totale waterinhoud van 115 liter. Nieuwslinks Een gedetailleerde uitwerking van dit antwoord met een overzicht van alle gevaarlijke stoffen uit artikel 2.1.8 van het Gebruiksbesluit, tweede lid en derde lid, onder a tot en met d van het Gebruiksbesluit, is te vinden op www.infomil.nl. Voor meer (niet gevaarlijke) stoffen waarvoor de opslag ook niet meer leidt tot een meldingsplicht, kunt u het nieuwe artikel 1.2, onder - deel g, subonderdeel 9 tot en met 13 van het Activiteitenbesluit raadplegen.. worden ingevorderd. Dat dwangbevel wordt bij de deurwaardersexploot aan de debiteur betekend. Deze deurwaarder wikkelt verder het hele proces rond het dwangbevel af. Het dwangbevel moet bij het exploot worden bekendgemaakt. Het exploot vermeldt de rechtsmiddelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De controlelast is vrij zwaar, omdat het bevoegd gezag tweemaal moet bewijzen dat er sprake is van een overtreding. De invorderingsbevoegdheid van een verbeurde dwangsom verjaart een jaar na de dag waarop zij is verbeurd (art. 5.35 Awb)..

6 InfoMil Nieuws 56, december 2009 Luchtkwaliteit > Belangrijke normen voor fijnstof PM 2,5 en vergunningverlening Welke normen gelden er voor fijnstof PM 2,5 en welke norm is belangrijk voor vergunningverlening? Voor vergunningverleners is alleen de grenswaarde voor PM 2,5 van belang. Deze gaat echter pas op 1 januari 2015 gelden. Voor vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer geldt dat tot 1 januari 2015 het toetsen aan de grenswaarde buiten beschouwing blijft, ongeacht of er na de genoem de datum gevolgen voor de luchtkwaliteit zijn. Aan de overige normen voor PM 2,5 wordt in eerste instantie alleen op nationaal niveau getoetst. Sinds 2008 is een nieuwe Europese richtlijn (2008/50/EG) voor luchtkwaliteit van kracht. Een belangrijke wijziging in deze richtlijn is de invoering van PM 2,5. De term PM 2,5 wordt gebruikt voor zwevende deeltjes in de atmosfeer met een (aerodynamische) diameter van 2,5 μm of kleiner. In de Wet milieubeheer zijn op 1 augustus 2009 de naastgenoemde normen voor PM 2,5 geïntroduceerd. Meer informatie over PM 2,5 staat op www.infomil.nl/onderwerpen/ klimaat-lucht/luchtkwaliteit/ wettelijk-kader-en/beschrijvingfijn/. Grenswaarde Plandrempel Richtwaarde Gemiddelde blootstellingsindex (GBI) Indicatieve waarde Jaargemiddelde PM 2,5 -concentratie van 25 μg/m 3 waaraan vanaf 2015 moet worden voldaan en die overal van toepassing is. Jaargemiddelde concentratie van 25 μg/m 3 in 2008, verhoogd met 20%, welk percentage op de daaropvolgende eerste januari en vervolgens iedere 12 maanden met gelijke jaarlijkse percentages wordt verminderd tot 0% op 1 januari 2015. Jaargemiddelde PM 2,5 -concentratie van 25 μg/ m 3 waaraan vanaf 2010 moet worden voldaan en die overal van toepassing is. Jaargemiddelde grenswaarde voor de GBI, de zogenaamde blootstellings-concentratieverplichting (BCV), van 20 μg/ m 3, geldt vanaf 2015. Jaargemiddelde PM 2,5 -concentratie van 20 μg/m 3 vanaf 2020. In 2013 wordt deze waarde geëvalueerd met als doel na te gaan of hij kan worden omgezet in een grenswaarde die overal van toepassing is. Veiligheid > Verplicht installatiecertificaat voor dieselopslagtank Is een installatiecertificaat voor een bovengrondse opslagtank voor diesel verplicht? Ja, als de inrichting valt onder: het Activiteitenbesluit en de tank is geïnstalleerd na 1 januari 2000 (art. 4.15 en 6.10 van de Ministeriële regeling), of; het Besluit glastuinbouw en de tank is geïnstalleerd na 1 juni 1996 (bijlage 2 voorschrift 2.1.8), of; het Besluit landbouw milieu beheer en de tank is geïnstalleerd na 1 juni 1996 (voorschrift 2.6.8), of; de vergunningplicht. In de vergunning wordt dan verwezen naar artikel 4.3.1 van de PGS 30 of de CPR 9-6. Een installatiecertificaat is niet verplicht voor opslagtanks geïnstalleerd voor de genoemde data. Hiervoor geldt het overgangsrecht. Hierbij moeten de opslagtanks voor een bepaalde datum buiten gebruik worden gesteld. Bij een nieuwe (of tweedehands) aangekochte bovengrondse opslagtank die in gebruik wordt genomen, moet in bovengenoemde situaties: de opslagtank door een BRL-K 903 gecertificeerd installateur zijn geplaatst en; een installatiecertificaat van de opslagtank aanwezig zijn. Een installatiecertificaat conform BRL-K 903 kan niet worden afgegeven zonder geldig tankcertificaat. Een tankcertificaat alleen is niet voldoende, omdat bij de installatie van een opslagtank nog een aantal voorzieningen wordt aangebracht zoals het inhoudmeetsysteem, de overvulbeveiliging en de antihevelvoorziening. Ook de locatie van de opslagtank is bij de installatie van belang. In de praktijk komt het wel voor dat er opslagtanks zijn zonder installatiecertificaat. Er moet dan alsnog een installatiekeuring worden uitgevoerd. Keuringscriteria hiervoor zijn vastgelegd in de KC-111. infomil Bij twijfel of een installatiecertificaat is afgegeven, kunt u contact opnemen met Kiwa, telefoon: (070) 414 44 00..

7 InfoMil Nieuws 56, december 2009 Afvalwater > Lozing van warmte-koudeopslagsysteem op vuilwaterriool Bij een type A inrichting is een warmte-koudeopslag systeem toegepast dat gebruik maakt van grondwater-warmte. Tweemaal per jaar wordt het leidingwerk van het systeem gespoeld met grondwater (70 m 3 ) en vervolgens op het vuilwaterriool geloosd. Is dit toegestaan en dient de lozing gemeld te worden? Ja, dit is toegestaan. Het energiesysteem maakt deel uit van de betreffende type A inrichting. Bij een type A inrichting worden alle milieuaspecten geregeld met het Activiteitenbesluit en de daarbij behorende Ministeriële regeling. Een melding is niet vereist, want voor een type A inrichting is afdeling 1.2 (meldplicht art. 1.10-1.15) niet van toepassing. De systematiek voor lozingen is dat lozingen op het vuilwaterriool zijn toegestaan, mits voldaan wordt aan de voorschriften uit hoofdstuk 3 en 4 en de zorgplicht volgens artikel 2.1. Overige lozingen zijn verboden, tenzij expliciet toegestaan. Omdat het hier niet gaat om een lozing van grondwater zoals bedoeld in artikel 3.2, is de lozing niet uitputtend in het besluit geregeld. Dit betekent dat de spoelwater lozing op het vuilwaterriool is toegestaan, zonder lozingsnormen. Wel moet aan de zorgplichtbepalingen worden voldaan (denk aan het debiet of aan chloridegehaltes). Vervolgens kan het bevoegd gezag maatwerk toepassen op grond van de zorgplichtbepalingen: artikel 2.1, lid 3 met verwijzing naar artikel 2.1, lid 2 n (bescherming van de doelmatige werking van de voorzieningen voor het beheer van afvalwater). Met dit maatwerk kan het bevoegd gezag Wm voorwaarden en normen aan deze lozingen stellen, waarbij afstemming met het waterschap van belang is voor de lozingseisen in relatie tot de ontvangende zuivering.. VERSCHENEN Ingetrokken AMvB s Met het in werking treden van het Activiteitenbesluit (per 1 januari 2008) is een aantal 8.40/8.44 AMvB s ingetrokken. De meeste bepalingen van deze AMvB s zijn overgenomen in het Activiteitenbesluit. Enkele bepalingen zijn niet opgenomen. Dit sluit niet uit dat deze onderwerpen op grond van andere regelgeving, zoals het Gebruiksbesluit of Arboregelgeving, nog wel geregu leerd zijn. Welke bepalingen per AMvB zijn vervallen en wat hiervan de reden is, staat sinds kort op www. infomil.nl/onderwerpen/integrale/ activiteitenbesluit/archiefvervallen-8/vervallen-bepalingen. Handreiking co-vergisting online De vernieuwde versie van de Handreiking co-vergisting van mest is sinds kort online beschikbaar. De tekst is nog in concept, maar zal begin 2010 worden vastgesteld als BBT referentiedocument. Tot die tijd kunt u via het reactieformulier op de website commentaar op de handreiking doorgeven. Zie: www.infomil.nl/ onderwerpen/landbouwtuinbouw/overige/item-91886/ handreiking-0/ Nieuw: Digitale NeR Sinds kort staat de Nederlandse emissie richtlijn lucht (NeR) op www.infomil.nl/ner. Deze Digitale NeR bevat de integrale en actuele versie van de NeR. De NeR is op de website ook als pdf beschikbaar, maar de papieren uitgave van de NeR is niet meer leverbaar. U kunt zelf kiezen welke NeR u raadpleegt: de Digitale NeR, de pdf's van de NeR of de door u zelf geactuali seerde papieren NeRmap. We informeren u graag per e-mail over wijzigingen in en aanvul ling en op de NeR. Ook als u een abon nement op de papieren NeR had, vragen we u om via het formulier op de website uw e-mailadres aan ons door te geven. Sneller antwoord door slim formulier InfoMil informeert overheden over de uitvoering van milieubeleid. Onze helpdesk is bedoeld voor medewerkers van het bevoegd gezag die het landelijk milieubeleid uitvoeren. Bijvoorbeeld vergunning verle ners, handhavers of beleids medewerkers van gemeenten, provincies en waterschappen. Door het nieuwe helpdeskformulier op www.infomil.nl krijgt u sneller antwoord op uw vragen. Het nieuwe formulier zoekt in uw vraag naar trefwoorden die ook op de website voorkomen. Direct na het invoeren van uw vraag krijgt u een kort overzicht met relevante webpagina's op www.infomil.nl De kans is groot dat uw vraag zo al beantwoord is, voordat u hem hebt opgestuurd. Mocht uw antwoord er toch niet tussen zitten, dan kunt u de vraag nog steeds aan de helpdesk sturen als u tot de doelgroep van InfoMil hoort. Kunt u als particulier het antwoord op uw vraag niet vinden? Neem dan contact op met uw gemeente, provincie of met Postbus 51. Bedrijven hebben slechts beperkt toegang tot de helpdesk InfoMil. Vragen en antwoorden over de Wro De Wro-helpdesk verzamelde alle vragen en antwoorden over de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en aanverwante regelgeving. Deze vragen zijn te vinden via www. infomil.nl > Onderwerpen > Ruimte > Wro (veelgestelde vragen). De vele aspecten van de Wro komen daarin aan bod. Kunt u het antwoord op uw vraag niet vinden? Neem dan contact op met de helpdesk Wro. Deze is bereik baar via helpdesk.wro@senternovem.nl of telefonisch op werkdagen van 9.00 tot 12.00 uur, via (070) 373 50 40. InfoMil-helpdesk maandag t/m vrijdag 9.00-12.00 uur www.infomil.nl > helpdesk T (070) 373 55 75 Heeft u een vraag voor de helpdesk? Kijk voor u belt eerst op www.infomil.nl. Onder onderwerpen vindt u veel gestelde vragen, het laatste nieuws, actuele ontwikkelingen en veel achtergrondinformatie. Wilt u uw vraag digitaal stellen: gebruik het vraagformulier op onze site (> Helpdesk > Over de helpdesk). We doen ons best om uw vraag binnen twee werkdagen te beantwoorden. Wilt u uw vraag toch telefonisch voorleggen aan een van onze des kundigen? Bel dan op werkdagen, tussen 9 en 12 uur. De helpdesk tijdens de feestdagen Helpdesk InfoMil is gesloten tussen kerst en oud en nieuw (maandag 28 december tot en met 1 januari). 4 januari staan alle lijnen van onze helpdesk weer open.

8 InfoMil Nieuws 56, december 2009 stookinstallaties BEMS: nieuwe emissie-eisen Sinds de publicatie van het ontwerp Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallatie (BEMS) was het lange tijd stil. Dat betekent echter niet dat er niets is gebeurd. Er is naar aanleiding van de vele reacties op het ontwerp-bems een aanvullend onderzoek uitgevoerd. De resultaten hebben geleid tot aanpassingen. Zo zijn de emissie-eisen voor biomassagestookte installaties versoepeld. Naar verwachting wordt het BEMS eind dit jaar gepubliceerd, zodat het besluit begin 2010 van kracht wordt. SGS Nederland Doordat energieopwekking duurzamer en efficiënter wordt en de techniek om emissies te bestrijden zich ontwikkelt, moest het Besluit Emissie-Eisen Stookinstallaties B (Bees B) uit 1998 worden geactualiseerd. Daarnaast zijn strengere emissie-eisen noodzakelijk om te vol doen aan de nationale emissieplafonds die voortvloeien uit de Europese NEC-richtlijn en de verwachte aanscherping van de plafonds voor 2020. Alweer een jaar geleden publiceerde VROM hiertoe het ontwerp-bems als opvolger van Bees B. De werkingsfeer van het BEMS is uitgebreider dan Bees B. Zo stelt het BEMS ook emissie-eisen aan het stoken van biomassa. Daarnaast vallen alle gasmotoren onder het besluit. Dat betekent dat ook gasmotoren die niet in een warmtekrachtkoppeling zijn op gesteld, onder de werkingsfeer vallen. BEMS stelt meer eisen aan de emissies van stookinstallaties dan Bees B. Voor alle brandstoffen gaan SO 2 - en stofemissie-eisen gelden. Alleen voor gas stook komt er geen stofemissie-eis. Voor gasmotoren worden daarnaast eisen gesteld aan de emissie van onverbrande koolwaterstoffen. Veel reacties Op de publicatie van het ontwerpbesluit zijn veel reacties vanuit de industrie gekomen. Daarnaast zijn er ongeveer zeventig Kamervragen gesteld. Veel vragen en reacties betreffen het niveau van de emissie-eisen voor biomassagestookte installaties. Men vraagt zich onder meer af in hoeverre de strenge eisen wel overeen komen met het begin sel van Beste Beschikbare Technieken (BBT s). Daarnaast werd gesteld dat de emissie-eisen de ontwikkeling naar duurzame energieopwekking belemmeren. Naar aanleiding hier van is een nader onderzoek uitgevoerd. Zoals in de beantwoording op de Kamer vragen in juli is aangegeven, is het besluit op basis van de resultaten van dit onderzoek aangepast. Op een aantal punten worden de emissie-eisen versoepeld en deels afhankelijk gemaakt van de grootte van de installatie. In het betreffende kamerstuk staat: Met de nieuwe emissie-eisen wordt een optimale synergie gecreëerd tussen de klimaatdoelen en de doelen met betrekking tot de luchtkwaliteit. Met deze wijziging voor op biomassa gestookte installaties is tegemoet gekomen aan de bezwaren met betrekking tot de actuele BBT voor derge lijke installaties. Naar verwachting wordt het BEMS begin 2010 van kracht. Dat betekent dat de eisen gelden voor alle installaties die na inwerkingtreding van het BEMS in gebruik worden genomen. Op een aantal uitzonderingen na gelden de nieuwe eisen voor bestaande installaties pas vanaf 2017. Tot die tijd blijven de huidige eisen op grond van het Bees B of de vergunning van kracht.. LUCHT Aangepaste eisen voor stofemissies in de NeR De NeR is gewijzigd als gevolg van het Actieplan fijn stof en industrie. Aangepast zijn de paragrafen 2.10 Stof en fijn stof (met daarin definities van stof en fijn stof), 3.2.2 Emissie-eisen voor totaal stof, en 3.7 Controleren van emissies. De stofeisen in paragraaf 3.2.2 zijn aangescherpt. Voor nieuwe situaties geldt nu voor alle emissies boven de vrijstellingsbepaling een emissie-eis van 5 milligram per m 03. Hier is geen grensmassastroom meer van toepassing. Voor bestaande situaties geldt bij een emissie van meer dan 0,20 kilogram per uur een emissie-eis van 5 milligram per m 03. Voor bestaande situaties met een emissie lager dan 0,20 kilogram per uur wordt de algemene emissie-eis 20 milligram per m 03. Paragraaf 2.10 is uitgebreid met een tekst over het Actieplan fijn stof en industrie en een verwijzing naar de NTA 8029: Bepaling en registratie van industriële fijn stofemissies. Daarnaast is er bij hoofdstuk 3.7 een extra paragraaf gekomen over het beperken van emissies bij niet-reguliere bedrijfsvoering. Denk aan emissies tijdens storingen, onvoorzien onderhoud en start- en stopprocedures die weinig voorkomen. Deze paragraaf geldt voor alle soorten emissies, dus niet alleen voor stof-emissies. Ook staat er in deze paragraaf een aantal voorzorgsmaatregelen om de emissie bij niet-reguliere bedrijfs voering zo laag mogelijk te houden. Die maatregelen zijn een inspectie- en onderhoudsplan en indien nodig versneld onderhoud. Voor IPPC-bedrijven wordt nog bekeken welke stofemissie-eis reeël is in Nederland..

9 InfoMil Nieuws 56, december 2009 Luchtkwaliteit Hoe werkt de monitoring van het NSL in 2010? In 2010 vindt de eerste monitoringsronde plaats van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Waarom is de monitoring belangrijk? Wat is uw rol als NSL-coördinator en deskundige luchtkwaliteit hierin? Welk voordeel heeft de gekozen werkwijze voor u? En wat zijn de resultaten? Dit artikel geeft antwoorden op deze vragen, informatie over de werkwijze en verwijzingen naar hulpmiddelen. Waarom monitoring? Monitoring bewaakt het doel van het NSL: tijdig de luchtkwaliteitsnormen halen. Daarmee blijft het NSL een rechtsgeldige en eenvoudige onderbouwing voor luchtkwaliteit van de (bouw-)projecten die u heeft opgenomen. Tijdlijn Monitoring NSL 2010 2 januari 1 mei 1 tot 15 mei na 15 mei 1 juli na 1 juli 1 oktober na 1 oktober Gemeenten, provincies en wegbeheerders Overleggroep Monitoring NSL Ministerie VROM Bureau Monitoring NSL Monitoringstool NSL Rekenresultaten luchtkwaliteit Rapportage en analyse Monitoring NSL Het levert een actueel overzicht op van de stand van uitvoering van maatregelen en projecten bij gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat. Dit over zicht kunt u gebruiken als voort gangsrapportage voor Raad en College en om het verkeersmodel en RO-plan nen te actualiseren. Het geeft een actueel beeld van de luchtkwaliteit in het afgelopen jaar. De rekenresultaten en kaartjes kunt u gebruiken om burgers en Raad en College te informeren. Het geeft inzicht in de verwachte ontwik keling van de luchtkwaliteit. Als daaruit blijkt dat we de normen niet tijdig halen, kunnen de NSL-partners tijdig beginnen met het zoeken naar en uitvoeren van aanvullende maatregelen. Het voorziet in de benodigde infor matie voor de verplichte jaarlijkse rapportage aan de EU. Het vormt de basis voor versie 2010 van het online rekenmodel NSL-rekentool, dat u kunt gebruiken om luchtkwaliteits berekeningen uit te voeren en meldingen te onderbouwen. Werkwijze De monitoringscyclus in 2010 lijkt sterk op de rapportagecyclus zoals u die kent van de afgelopen twee jaren. Ook nu voert u in een online tool, de Monitorings tool, de actuele verkeers- en omgevingskenmerken in. Daarnaast zijn de verwachte verkeers- en omgevings kenmerken nodig van de jaren 2011, 2015 en 2020 om inzicht te krijgen in de toekomstige ontwikkeling van de lucht kwaliteit, net als in de Saneringstool destijds. Nieuw is dat u per maatregel en project, zoals u die hebt opgenomen in het NSL, de stand van zaken moet aangeven. Hiervoor worden online voortgangsformulieren ontwikkeld. De gevraagde data kunt u tot uiterlijk 1 mei 2010 invoeren. Het Bureau Monitoring, een samenwerking tussen het RIVM en InfoMil, gaat de monitoring begeleiden. In januari 2010 ontvangen overheden een brief met een toelichting op de werkwijze. Met vragen kunt u terecht bij de helpdesk van InfoMil. Resultaten Bureau Monitoring levert jaarlijks twee wettelijk verplichte producten: de rapportage luchtkwaliteit voor de EU; de monitoringsrapportage NSL voor het ministerie van VROM. Deze twee producten zijn gebaseerd op de gegevens die u hebt aangeleverd voor de monitoring. U hoeft dus één keer gege vens aan te leveren voor twee rapportage verplichtingen. De monitoringsrapportage die Bureau Monitoring opstelt, bevat de berekende luchtkwaliteit van het afgelopen jaar en toekomstige zichtjaren, en geeft inzicht in de uitvoering van projecten en maatregelen. Bij nieuwe of hardnekkige lokale normoverschrijdingen geeft Bureau Monitoring de mogelijke oorzaken hiervan aan, zoals onverwacht hogere achter grondconcentraties, een groter aantal motor voertuigen of toegenomen stagnatie. De Overleggroep Monitoring NSL, die bestaat uit vertegenwoordigers van gemeenten, provincies, Rijkswaterstaat en VROM, gaat aan de hand van de monitorings rapportage na of aanvullende maatregelen nodig zijn. Als zich binnen uw gemeente, (stads-)regio of provincie lokale normoverschrijdingen voordoen en extra maatregelen nodig zijn, neemt de overleggroep daarover contact met u op. Daar hoeft u echter niet op te wachten, want u kunt zelf al eerder zien of en waar zich normoverschrijdingen voordoen en beginnen met nadenken over mogelijke oplossingen voor knelpunten. De rekenresultaten zijn namelijk vanaf 1 juli 2010 beschikbaar; het monitoringsrapport uiterlijk 1 oktober. Collega s uit de NSL-regio en de mensen van het team Meer met Lucht en Verkeer kunnen met u zoeken naar geschikte maatregelen. Draaiboek voor gemeenten In het draaiboek monitoring NSL is de monitoringscyclus verder uitgewerkt en zijn de achtergrond, de tijdlijn en de benodigde acties beschreven. Daarnaast bevat het draaiboek concrete voorstellen en adviezen om de monitoring NSL soepel te laten verlopen. Bijvoorbeeld: stel een NSL-coördinator aan, stem data en keuzes met omliggende gemeenten af om onregelmatigheden in aan te leveren data te voorkomen, maak procesafspraken met de afdeling verkeer om vóór 1 mei over actuele verkeersdata te beschikken. Het draaiboek, product van de pilot monitoring NSL, vindt u op www.infomil.nl/onderwerpen/klimaatlucht/luchtkwaliteit/nsl-en. > www.infomil.nl/nieuwslinks

10 InfoMil Nieuws 56, december 2009 Voorgenomen Regelgeving 2010 Thema Water, bodem Water Alle wijzigingen zijn onder voorbehoud van het wetgevingstraject. Op het moment van samenstelling zijn niet alle voorgenomen wijzigingen al zo ver dat we er uitspraken over kunnen doen. Naar verwachting wordt het Besluit lozen buiten inrichtingen per 1 juli 2010 van kracht. Dit zal onder meer tot gevolg hebben, dat: bedrijfsmatige indirecte lozingen die niet afkomstig zijn van een inrichting onder dit besluit komen te vallen. Nu zijn deze lozingen verboden op grond van artikel 10.30 Wm en kan een ontheffing van dit lozingverbod worden verleend op grond van artikel 10.63 Wm. dit besluit het Lozingenbesluit Bodembescherming voor directe lozingen in de bodem, die niet afkomstig zijn van inrichtingen en ook geen agrarische lozingen zijn, vervangt. een groot aantal directe lozingen in het oppervlaktewater met dit besluit wordt geregeld en dus niet meer vergunningplichtig zijn op grond van de Wvo of Waterwet. een belangrijk onderdeel van de lozingen in het derde punt de lozingen betreft vanuit gemeenten op het oppervlaktewater via overstorten en hemelwaterriolen. Deze lozingen worden met dit besluit geregeld. De vergunningplicht vervalt op grond van de Wvo of Waterwet. Het Gemeentelijk Rioleringplan (GRP) vormt de inhoudelijke basis voor de regels. Daarbij is het wel noodzakelijk dat het GRP voldoet aan de wettelijke verplichtingen ex artikel 4.22 Wm. Hinder, gezondheid, veiligheid Buisleidingen Het Ontwerpbesluit externe veiligheid buisleidingen is gepubliceerd in de Staatscourant 2009 nr. 12819 van 28 augustus 2009. De bijbehorende regeling is nog niet gepubliceerd. Qua werkwijze en begrippen sluiten besluit en regeling zoveel mogelijk aan bij het Bevi en Revi (externe veiligheid inrchtingen). Beide treden op z n vroegst medio 2010 in werking. In eerste instantie voor hogedruk aardgasleidingen en buisleidingen met brandbare vloeistoffen, in een later stadium voor buisleidingen met andere chemicaliën. Transport De verwachting is dat in 2010 het concept Besluit transportroutes externe veiligheid wordt gepubliceerd. Wanneer het besluit precies van kracht wordt is nog niet bekend. Deze AMvB verplicht overheden om transportroutes die worden gebruikt voor vervoer van gevaarlijke stoffen in ruimtelijke plannen op te nemen. Vuurwerk Een wijziging van het Vuurwerkbesluit voorziet in de implementatie van de pyrorichtlijn voor vuurwerk en voor pyrotechnische artikelen voor theatergebruik. Per 4 juli 2010 treedt deze wijziging in werking. PGS-publicaties en aanpassingen Activiteitenbesluit BRZO Geluid Landbouw, tuinbouw Agrarische AMvB's Fijn stof bij veehouderij Klimaat, lucht Stookinstallaties In 2010 staan gepland: Nieuwe versies van PGS 15, 25, 28 en 30. De aanpassing van PGS 15 is overigens geen actualisatie, maar samenvoeging van bestaande en geplande errata tot een integraal document. Aanpassing van het Activiteitenbesluit aan nieuwe versies van PGS 15, 19, 25, 28 en 30 (de nieuwe PGS 19 is er al sinds 2008). De Europese Commissie wil in 2010 met een voorstel komen voor een gewijzigde Seveso II-richtlijn. Deze Europese richtlijn is in Nederland grotendeels uitgewerkt in het BRZO (Besluit Risico s Zware Ongevallen 1999). Eén van de aanpassingen betreft het verwerken van GHS in de richtlijn. GHS is het nieuwe mondiale systeem voor het classificeren en etiketteren van chemische stoffen. Op 1 januari 2010 gaat de tweede fase van het Activiteitenbesluit in. Dit zijn de meest relevante wijzigingen op geluidgebied: Stemgeluid van spelende kinderen op buitenterreinen van scholen en kinderdagverblijven hoeft niet meer te worden getoetst. De grenswaarden voor maximale geluidsniveaus (LAmax) zijn niet meer van toepassing op laad- en losactiviteiten op een bedrijventerrein in de dagperiode. Het geluid van het traditioneel schieten (schutterijen gaan onder het Activiteitenbesluit vallen) wordt buiten beschouwing gelaten (met uitzondering van die gevallen waarvoor bij gemeentelijke verordening regels zijn gesteld). Door wijziging van het Activiteitenbesluit gaan meer windturbines onder algemene regels vallen. Voor windturbines wordt de beoordelingsgrootheid Lden geïntroduceerd met een eigen berekenings- en controlesystematiek. De beoordelingsgrootheid Lden sluit beter aan bij de hinderbeleving van windturbines. Door middel van de Crisis- en herstelwet wordt door aanpassing van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer een aantal knelpunten opgelost: - Het wordt mogelijk om bij uitbreidingsplannen en wijzigingsplannen hogere waarden vast te stellen. - Het wordt mogelijk om op industrieterreinen die akoestisch op slot zitten, de aangevraagde geluidsruimte te toetsen aan een geluidreductieplan in plaats van aan de grenswaarden (zone en hogere waarden). De definitie van een industrieterrein in de Wet geluidhinder wordt verruimd. Waar op basis van jurisprudentie nu alleen het gebied waarin grote lawaaimakers zich mogen vestigen tot het gezoneerde industrieterrein wordt gerekend, kan straks een groter gebied als gezoneerd industrieterrein worden bestempeld. Hierdoor kan binnen een dergelijk terrein weer inwaartse zonering toegepast worden. De grenzen van een gezoneerd industrieterrein kunnen straks ook worden vastgelegd via een besluit op grond van de Wet geluidhinder. In de loop van 2010 zullen de voorbereidingen plaatsvinden voor SWUNG I (januari 2011) en zal conceptregelgeving worden voorgepubliceerd. Het Besluit landbouwactiviteiten - dat het Besluit landbouw vervangt - wordt in 2010 als ontwerpbesluit gepubliceerd. Hiermee komen ook veel intensieve veehouderijen onder algemene regels. Ook worden het Besluit lozingen open teelt en veehouderijen, het Besluit glastuinbouw en het Besluit mestbassins geïntegreerd in dit nieuwe besluit. Inwerkingtreding: naar verwachting 2011. Er komt een voorpublicatie van een Besluit fijn stof voor de veehouderij. Vergelijkbaar met het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij, maar dan voor fijn stof. De verwachte datum van inwerkingtreding is medio 2011. In 2010 wordt de regelgeving voor stookinstallaties aanzienlijk gewijzigd. Het Bees B wordt ingetrokken en vervangen door het Besluit Emissie-eisen Middelgrote Stookinstallaties (BEMS). De werkingsfeer van het BEMS is aanzienlijk ruimer dan het Bees B. Nieuwe houtgestookte installaties groter dan 1 MWth vallen bijvoorbeeld onder het BEMS, zodat hiervoor geen emissie-eisen meer in de vergunning hoeven te worden opgenomen. Voor veel nieuwe installaties gaan scherpere emissie-eisen gelden. Voor bestaande installaties blijven over het algemeen de eisen in de vergunning of in Bees B van kracht tot 2017. Luchtkwaliteit Integrale milieuregels Omgevingsvergunning/Wabo Crisis- en herstelwet Activiteitenbesluit Voor bestaande stookinstallaties (datum vergunningverlening vóór 1 juli 1987) met een thermisch vermogen groter dan 50 MW worden de eisen in het Bees A aangescherpt in de loop van 2010. Deze aanscherping is noodzakelijk vanwege de Europese richtlijn voor grote stookinstallaties (LCPD). In het verleden vielen bestaande installaties niet onder deze richtlijn. Vanaf 1 januari 2008 is dat wel het geval, zodat de eisen in het Bees A op de Europese richtlijn moeten worden afgestemd. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 (Rbl) wordt in 2010 waarschijnlijk een houdbaarheidsbepaling opgenomen voor gegevens van luchtkwaliteitsonderzoeken. Gevolg is dat luchtkwaliteitsonderzoeken een bepaalde houdbaarheidstijd krijgen. In die periode zijn de onderzoeken gewoon te gebruiken in procedures. Dit is bijvoorbeeld ongeacht of in de tussentijd de in het onderzoek gebruikte invoergegevens van rekenmodellen zijn aangepast. Het wetsvoorstel Wabo is op 4 november 2008 aangenomen in de Eerste Kamer. De Invoeringswet Wabo, die onder meer het overgangsrecht en de aanpassing van bestaande wetten regelt, is op 2 juli 2009 door de Tweede Kamer aangenomen. Het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling (Mor) geven een nadere uitwerking van de inhoud van de Wabo en worden naar verwachting eind 2009 of begin 2010 definitief vastgesteld. De Wabo wordt drie maanden na publicatie in het Staatsblad ingevoerd. De Crisis- en herstelwet treedt waarschijnlijk begin 2010 in werking. Deze wet wijzigt onder meer een aantal artikelen van de Wet milieubeheer, Wabo en Invoeringswet Wabo. 1 januari 2010 treedt de eerste grote wijziging in werking van het Activiteitenbesluit nieuwe activiteiten in en reparaties van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Dit is de eerste tranche van de tweede fase uitbreidingen van het besluit. In deze wijziging wordt een aantal reparaties aan het besluit uitgevoerd en wordt de werkingsfeer uitgebreid met een aantal nieuwe activiteiten, die relatief eenvoudig onder algemene regels zijn te brengen, te weten: - Natte koeltorens (Paragraaf 3.2.5) - Natuursteenbewerking (Afdeling 4.5A) - Vellenoffset druktechniek (Paragraaf 4.7.3) - Mechanische verwerking van textiel (Paragraaf 4.7.4a t/m c) - Koude vleesverwerking (Paragraaf 4.8.4) - Recreatieve visvijvers (Paragraaf 4.8.5a) - Schutterijen (Paragraaf 4.8.8) - Crematoria (Paragraaf 4.8.9) - Laboratoria / praktijkruimte (Paragraaf 4.8.10). De tweede tranche van de tweede fase afval, autodemontage en RWZI s wordt begin 2010 voorgepubliceerd. In deze wijziging wordt een aantal activiteiten met afvalstoffen onder het besluit gebracht en wordt het besluit aangepast aan de nieuwe Kaderrichtlijn afvalstoffen. De verwachte inwerkingtreding van de tweede tranche is 1 januari 2011. Wet milieubeheer In augustus 2009 is een tussentijdse wijziging van het besluit voorgepubliceerd - wijziging milieuregels windturbines - die als doel heeft de milieuvergunningplicht voor windturbines zoveel mogelijk op te heffen en de regels voor geluid van windturbines aan te passen aan de laatste inzichten. De definitieve wijziging zou medio 2010 in werking kunnen treden. De Wet milieubeheer zal aangepast worden door de modernisering van de milieu-effectrapportage. De modernisering brengt de procedures meer in lijn met de EU-richtlijn.

11 InfoMil Nieuws 56, december 2009 AFVALWATER De Waterwet en lozingen De Waterwet, die op 22 december van kracht wordt, is niet alleen belangrijk voor de waterbeheerders, maar heeft ook gevolgen voor het Wm bevoegd gezag. De waterbeheerder is geen bevoegd gezag meer voor indirecte lozingen. Indirecte lozingen Een belangrijke wijziging betreft de indirecte lozingen. Onder de Wvo (Wet verontreiniging oppervlaktewateren) is op 21 categorieën van inrichtingen de Wvo van toepassing bij lozing in het riool, naast de Wm. Met het opgaan van de Wvo in de Waterwet verdwijnt die aanwijzing en is nog uitsluitend de Wm van toepassing op die lozingen. De be voegdheid voor de waterbeheerder verdwijnt, maar hij behoudt wel een toezichthoudende rol bij deze lozingen. Echter, zodra bestuursrechtelijke en strafrechterlijke handhaving aan de orde is, moet het Wm bevoegd gezag worden ingeschakeld. Als de doelmatige wer king van de rioolwaterzuivering belem merd wordt of de kwaliteit van het op pervlaktewater wordt aangetast, moet het Wm bevoegd gezag, op grond van de Wabo, gehoor geven aan een verzoek tot handhaving van de waterbeheerder. Daarnaast biedt de Wabo in artikel 2.26 de waterbeheerder een advies bevoegdheid voor indirecte lozingen bij de Wabo-vergunningverlening. Op grond van artikel 2.14 Wabo heeft deze advies bevoegdheid ook een verplichtend karakter. Vanwege uitstel van de Wabo zijn deze artikelen, met uitzondering van artikel 2.14, tot het van kracht worden van de Wabo, opgenomen in de invoeringswet Waterwet en daarmee dus direct van toepassing zodra de Waterwet in werking treedt. Met het van kracht worden van de Waterwet worden de Wvo-vergun - ningen voor indirecte lozingen, van rechts wege, onderdeel van de Wmvergun ning of, als de lozing niet afkomstig is van een inrichting, een onderdeel van de ontheffing, volgens artikel 10.63 Wm, van het verbod tot lozen op de riolering. Algemene regels Diverse lozingen op de riolering worden geregeld met algemene regels volgens het Activiteitenbesluit. Qua voor schriften zal dit besluit niet veranderen als gevolg van de Waterwet, maar ook bij algemene regels verdwijnt de bevoegdheid van de waterbeheerder en moet het Wm-bevoegd gezag op deze lozingen toezien en zonodig hand havend optreden. In de meeste gevallen is de gemeente het Wm-bevoegd gezag, maar vooral voor de vergunningplichtige lozingen op de riolering zal veelal de provincie het Wm-bevoegd gezag zijn. Er zijn ook nog twee Wvo-besluiten met algemene regels voor lozingen op de riolering: het Besluit glastuinbouw en het Lozingenbesluit Wvo bodem saneringen en proefbronneringen. Ook hiervan worden de voorschriften voor lozing op de riolering, zonder inhoude lijke wijzigingen, omgehangen naar de Wm. Directe lozingen De waterbeheerder ondervindt als gevolg van de Waterwet nog een wijziging van het Activiteitenbesluit. Dat betreft directe lozingen in het oppervlaktewater (of op de RWZI) die niet zijn geregeld met het Activiteitenbesluit. Die lozingen zijn in beginsel verboden, maar ze konden wel onder de Wvo worden toegestaan met een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 2.2 van het Activiteitenbesluit. Onder de Waterwet is het Activiteitenbesluit niet meer van toepassing op die lozingen en vallen ze dus direct onder artikel 6.2 van de Waterwet. Ook dan zijn deze lozingen in beginsel verboden, maar ze kunnen wel worden toegestaan met een watervergunning. Bijzonderheid is wel dat voor deze Watervergunning de reguliere voorbereidingsprocedure volgens de Algemene wet bestuursrecht mag worden toegepast.. HOLLANDSE HOOGTE