projectnr.11585-196472



Vergelijkbare documenten
Waterhuishouding en riolering Groot Zonnehoeve

Voorontwerp infiltratievoorzieningen en RWA- leidingen

In deze notitie wordt de bepaling van de waterbergingsopgave toegelicht en wordt aangegeven hoe deze ingevuld kan worden.

De locatie Het ontwerp van het winkelcentrum en directe omgeving is opgenomen in figuur 1.

Rioleringsplan Tivolikerk te Eindhoven

In opdracht van Jansen Bouwontwikkeling BV is ons bureau betrokken bij de waterhuishouding van het project Ceres te Bemmel.

Rioleringsplan. Plan Mölnbekke te Ootmarsum. Projectnummer: Opdrachtgever: Lintmolenbeek B.V. In opdracht van: Lintmolenbeek B.V.

Berekening hwa-riool Oranjebuurt te Riel

Bergingsberekeningen en controle afvoercapaciteit Plangebied Haatland

Rioolnotitie Bouw en woonrijpmaken Woningbouwlocatie Brinkersweide te Rhenen

BUREAUSTUDIE FASE 1 BEDRIJVENTERREIN STEPELERVELD EN VREGELINKSHOEK WATER

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

Waterparagraaf Heistraat Zoom

2 november 2009 C M.J.C. Kerkhof Jonkman. Team stedelijk water

Van Hogendorpplein te Goirle

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Daalhuizerweg. Velp. Geohydrologisch advies en waterparagraaf. SAB Arnhem. december 2009 definitief

14. Geohydrologie Zuidbuurt eemnes Tauw Kenmerk N BTM-V

MEMO. Memo Afkoppelen / infiltreren project Herinrichting Julianastraat Raadhuisstraat d.d pagina 1 / 5

Waterparagraaf Melkveebedrijf M.C.M. Sieben, Witte Plakdijk 6 Ospel

Memo. Inleiding. Huidige situatie

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

In de directe omgeving van de Ir. Molsweg is geen oppervlaktewater aanwezig.

Apeldoornsestraat te Voorthuizen

Notitie. Afstemming met Waterschap Groot Salland heeft plaatsgevonden tijdens een telefonisch overleg op 25 oktober Ligging locatie Kampmansweg

Waterparagraaf. Opdrachtgever. Groenstraat 2, Sprundel. De heer C.J.M. Lazeroms Groenstraat SK Sprundel

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN

Landgoed Heijbroeck. Waterparagraaf. Datum : 11 juni Bureau van Nierop, Landgoed Heijbroeck, Waterparagraaf 1

Memo waterplan De Kievit

BIJLAGE 5: WATER- EN RIOLERINGSPLAN

Vragen en antwoorden Aanpak Agniesebuurt

Het waterbeleid van de provincie Limburg is beschreven in het Provinciaal Waterplan Limburg, dd. 20 november 2009.

Het nieuw te realiseren plan Aan de Kasteeltuinen is ongeveer 1,75 hectare groot en biedt plek aan 34 woningen.

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

1. INLEIDING 1.1 ALGEMEEN. 1.2 DE WATERTOETS. NOTITIE

Toetsing waterhuishouding

NOT a 12 september 2013 Water Bij elke ruimtelijke ontwikkeling is het opstellen van een waterparagraaf verplicht gesteld, mede in relatie

Team stedelijk water B

Kloosterstraat. Loon op Zand. Geohydrologisch onderzoek en waterparagraaf SAB. juli 2009 concept

Bedrijventerrein Kasteelsestraat

Bijlage 13-1: Stedelijke wateropgave Bargermeer noord

Watertoets De Cuyp, Enkhuizen

Waterparagraaf. Perron 073 Den Bosch. ing. J.A. Wemekamp. Definitief. Auteur

Omgang met hemelwater binnen de perceelgrens

Waterparagraaf Rietdijk te Vorstenbosch

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN

1 Inleiding en projectinformatie

Kenmerk Contactpersoon Plaats en datum Ing. B. Mengers Doetinchem, Tel

Gemeente Deventer. Waterhuishouding Spijkvoorderenk. Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2. postbus AE Deventer. telefoon

PROJECTNUMMER C ONZE REFERENTIE A

het noordelijk deel (nabij de woningen) en het zuidelijk deel. Vanwege de invloed naar de omgeving is alleen het noordelijk deel beschouwd.

Ontwikkeling stadsvilla s op terrein Cellarius/de Hullu te Deventer-Colmschate

Notitie. Aan : Jorg Pieneman, Irene Quakkelaar. Kopie aan : Jasper Overbeeke, Albert Kemeling. Datum : 9 maart 2017

Inpassingsplan Busbaan Wageningen Campus

Startpunt Wonen. Caspar Cluitmans Bert Hage (verificatie) Peter Geerts (validatie)

Bestemd voor : Van Dun advies B.V., t.a.v. de heer P. Monster, Dorpsstraat 54, 5113 TE ULICOTEN. Van : ing. G. Spruijt Paraaf :

: G. de Jong (Waterpas Civiel Adviesbureau B.V.) : Waterhuishouding Weerreys Park te Zundert

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

E Van. Advies toekomstige hemelwaterberging en afvoer

Uitbreidingslocatie 'De Berghorst' te Enter

Rioleringsplan Zuiderhoeven

In opdracht van Van den Bosch onroerend goed b.v. is ons bureau betrokken bij de voorbereiding

Projectnummer: C Opgesteld door: Joost Veltmaat. Ons kenmerk: :0.11. Kopieën aan:

Waterparagraaf Plan Molenschot te Soest

Infiltratieonderzoek autobedrijf Van den Brink Rosendaalsestraat

Herinrichting De Boskamp te Epe

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Afwateringsplan De Kamp te Cothen Concept Gemeente Wijk bij Duurstede Grontmij Nederland B.V. Houten, 7 februari 2010, revisie

BRIEF. BK Infra & Leisure t.a.v. W. Elias Postbus AE Schijndel. Onderwerp: Projectnr: Kenmerk: Datum:

De Marke II. Marienberg. Waterstructuurplan. SAB Arnhem/ Gemeente Hardenberg. mei 2010 definitief

Zoals aangegeven zijn de gemeente Lelystad en het havenbedrijf Amsterdam de ontwikkelaars van het bedrijventerrein.

Waterhuishoudingsplan

In deze memo beschrijven wij de bestaande situatie en de omgang van het vuil- en regenwater binnen het plan.

Gemeente Twenterand. Waterhuishouding en riolering bedrijventerrein Garstelanden IV Westerhaar. Witteveen+Bos. van Twickelostraat 2.

Bijlage B: Waterparagraaf Burgemeester Moonshof te Raamsdonk 8 december 2016

Rouveen-West fase IV

Infiltratie advies Varsseveldsestraatweg 49 te Aalten

Ontwikkelingslocatie Klingelenberg te Tuil

Effectenstudie toename verhard oppervlak op bermsloot A67

Bijlage 5 Wateradvies Wetterskip

Rioleringsadvies. Stadspark s-heerenberg. 20 juli Definitief

Stromingsbeeld Rotterdam

Oplegnotitie waterhuishoudingsplan 2012 Bedrijvenpark A1 Bijlage 8b exploitatieplan

Toelichting Watertoets

Watertoetsdocument. Watertoetsproces Dorpsuitbreiding Klarenbeek. Definitief

Controleberekening riolering (DEFINITIEF)

Informatieavond Bouwkavels Molenbeek

Landgoed De Hattert. Watertoets conform de uitgangspunten van Waterschap Aa en Maas. Datum : 1 oktober : Ir. L.J.A.M.

Gemeente Deventer. Waterhuishoudingsplan Looweg Bathmen

Infiltratievoorziening Stadshagen

Bij de beoordeling is de focus gelegd op de actualiserende oplegnotitie met het huidige plangebied.

: BügelHajema (Linda Smoors, Hermien Kerperien) : Evert de Lange : Waterschap Veluwe (Wietske Terpstra), 03-Projectontwikkeling (René Kroes)

Inhoudsopgave. 1 Inleiding 3

Bestemmingsplan Dorpshart Oijen bijlage 6 - waterhuishouding Dorpshart Oijen

Geohydrologische adviezen De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden

Geohydrologisch onderzoek Aldenhofpark. Te Hoensbroek In de gemeente Heerlen. Projectnr.: Datum rapport: 17 december Postbus AA Heerlen

1 Inleiding. 1.1 Algemeen. 1.2 De watertoets. NOTITIE

Waterparagraaf Landgoed De Heihorsten te Someren

Werking Buffersysteem Siberië fase 1 en 2 in 2015

MEMO. Toelichting op maatregelen Oranjebuurt in de Lier.

Transcriptie:

projectnr.11585-196472 25mei2010,revisie1.0 Bijlage6: GemeenteHaaksbergen ExploitatieplanHaaksbergen-Dorp,UitbreidingslocatieDeVeldmaatteHaaksbergen Waterhuishoudings-enrioleringsplan blad26van27 Vastgoed,Economie&Legal

Waterhuishoudings- en rioleringsplan Ontwerp regen- en afvalwatersysteem de Veldmaat te Haaksbergen Definitief Gemeente Haaksbergen Grontmij Nederland B.V. Zwolle, 22 januari 2010

Inhoudsopgave 1 1.1 Inleiding... 5 Algemeen... 5 1.2 1.3 Doel... 5 Opbouw rapport... 6 2 Gebiedsomschrijving... 7 2.1 Maaiveldhoogte... 7 2.2 Bodemopbouw... 7 2.3 Infiltratiemogelijkheden... 7 2.4 Grondwater... 8 2.5 Oppervlaktewater... 9 2.6 Riolering... 9 3 Ontwerpcriteria en maatstaven... 10 3.1 Algemeen doel... 10 3.2 Verhard oppervlak... 10 3.3 Weg- en vloerpeilen... 10 3.3.1 Wegpeil... 10 3.3.2 Vloerpeilen... 11 3.4 Droogleggings- en ontwateringsnormen... 11 3.5 Regen- en vuilwaterafvoer... 11 3.5.1 Goten... 12 3.5.2 Zuiveringsvoorziening... 12 3.5.3 Bergingsvoorziening... 12 3.5.4 DWA-riool... 13 4 Ontwerp... 14 4.1 Algemeen... 14 4.2 Weg- en vloerpeilen... 14 4.3 Zuiverings- en (bergings)infiltratievoorzieningen... 14 4.3.1 Principe... 14 4.3.2 Afvoer dakwater en wegwater in locatie 1 en 2... 15 4.3.3 Zuiverende infiltratievoorziening en bergingsvoorziening locatie 1... 16 4.3.4 Bergings- en infiltratievoorziening locatie 2... 17 4.3.5 Waterdoorlatende verharding... 20 4.4 Retentiegebied... 22 4.5 Rioleringsontwerp... 23 4.5.1 Locatie 1... 23 4.5.2 Locatie 2... 23 5 Aanbevelingen... 24 5.1 Algemeen... 24 5.2 Infiltratie locatie 1... 24 5.3 Infiltratie locatie 2... 24 5.4 Retentiegebied... 24 5.5 Milieu... 25 Pagina 3 van 25

Inhoudsopgave (vervolg) Bijlage 1 Bijlage2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Inrichtingsplan Veldmaat Hoogteligging Boringen Ontwerp waterhuishouding en vloerpeilen Ontwerp riolering Berekening bergingsvoorziening Pagina 4 van 25

1 Inleiding 1.1 Algemeen De gemeente Haaksbergen wil op een tweetal locaties aan de noordkant van Haaksbergen woningbouw realiseren. De eerste locatie (1) is gelegen ten noorden van de bestaande bebouwing aan de Berk en wordt verder omsloten door de Kolenbranderweg, de Veldzichtweg en de Landweg. Hier worden vrijstaande woningen en enkele twee-onder-een kapwoningen gerealiseerd. De tweede locatie (2) ligt ten oosten van de Oude Boekeloseweg en ten noorden van de Bonifatiushof hier worden zowel twee-onder-een kapwoningen, gestapelde woningen als aaneengeschakelde woningen gerealiseerd. Daarnaast ligt er een wens om regionale berging (R) te realiseren van ca. 5.000 m 3. Hiervoor is een locatie ten noorden van de Veldzichtweg aangewezen. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied globaal weergegeven. Opgemerkt wordt dat de weergegeven plangrens niet de exacte plangrens betreft. In bijlage 1 is het stedenbouwkundig ontwerp opgenomen. Figuur 1.1 Globale ligging plangebieden R 1 2 Bron: Google maps In het kader van de woningbouwplannen is Grontmij gevraagd het regen- en afvalwatersysteem uit te werken. 1.2 Doel Het doel van het waterhuishoudingsplan is het geven van een complete en geïntegreerde beschrijving van het totale waterhuishoudkundige systeem van de nieuwe inrichting van de woningbouwlocaties. Pagina 5 van 25

Inleiding 1.3 Opbouw rapport In hoofdstuk 2 is een korte gebiedsbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 3 zijn de uitgangspunten en ontwerpcriteria opgenomen die de basis vormen voor de nader uitwerking. Hoofdstuk 4 gaat in op het ontwerp van het regenwater-, het vuilwater en het oppervlaktewatersysteem. In hoofdstuk 5 staan aanbevelingen voor nadere uitwerking. Tekeningen en berekeningen zijn in de bijlagen opgenomen. Pagina 6 van 25

2 Gebiedsomschrijving In dit hoofdstuk worden de gebiedskenmerken die betrekking hebben op het functioneren van het bodem-, het water- en het rioleringssysteem beschreven. In het kort wordt ingegaan op de maaiveldhoogte, bodemopbouw, de grondwaterstanden en het oppervlaktewater. Voor een uitvoeriger beschrijving wordt verwezen naar de rapportage van het Geohydrologisch onderzoek, Locatie De Veldmaat te Haaksbergen, referentienummer11/99018079, revisie D1, Zwolle, 31 augustus 2007 en geohydrologisch onderzoek van Grontmij referentienummer 99044339/JvU/NvK, kenmerk 267050, Arnhem, 19 december 2008. 2.1 Maaiveldhoogte Voor het bepalen van de maaiveldhoogte zijn hoogtemetingen uitgevoerd. De hoogte is gemeten op de twee locaties in een ruitennet van 25x25 meter. De gemeten hoogten zijn geïnterpoleerd en in bijlage 2 weergegeven. Het maaiveld van locatie 1 ligt in het oosten tussen 24,50 tot 25,00 m + NAP en loopt naar het westen af tot een maaiveldhoogte tussen 24,00 tot 24,50 m + NAP. Op basis van de terreinmeting ligt het gemiddeld maaiveld op 24,45 m +NAP. Het retentiegebied (R) loopt richting het noorden op van 24,50 m +NAP naar 25,00 m +NAP en ligt gemiddeld op 24,83 m +NAP. Locatie 2 aan de Oude Boekeloseweg ligt tussen 27,50 tot 28,00 m + NAP, hier is het gemiddeld maaiveld 27,62 m +NAP. 2.2 Bodemopbouw Volgens de Bodemkaart van Nederland (schaal 1:50.000 blad 34 oost en 35) komt op de locatie van De Veldmaat een veldpodzolgrond voor (kaarteenheid Hn21 en Hn21x) met grondwatertrappen III en V*. In de bovengrond komt leemarm en zwak lemig, zeer fijn en matig fijn zand voor. In de ondergrond, in het oostelijke deel van het plangebied, komt volgens de bodemkaart keileem voor. Deze laag begint tussen de 40 cm en 120 cm en is aangegeven met de toevoeging x. De kleiondergrond is herkenbaar, omdat er weinig gronden met Gt VI en V* en veel gronden met Gwt III en V voorkomen. In mei 2007 (locatie 1 en 2) en in december 2008 (locatie R) is in het plangebied geohydrologisch veldonderzoek uitgevoerd. Tijdens deze onderzoeken zijn verschillende boringen tot 3,00 en 4,00 m -mv uitgevoerd. Daarnaast is gekeken naar bodemkundige eigenschappen zoals de textuur, doorlatendheid en humus- en leemgehalten. Bijlage 3 geeft een overzicht van de situering van de verrichte boringen. De resultaten van de bodemkundige beoordeling van de boringen zijn eveneens in bijlage 3 in de vorm van boorprofielen, weergegeven. Ten aanzien van de bodemkundige eigenschappen kan worden geconcludeerd dat vanaf 0,50 m -mv de bodem bestaat uit matig fijn, zwak tot matig humeus zand. De doorlatendheid van de bodem is redelijk tot goed. Plaatselijk worden zelfs grindlagen aangetroffen. Bij de boringen zijn geen slecht doorlatende lagen onder de teelaardelaag (>0,5 m -mv) aangetroffen (de boringen geven dus een ander beeld dan de bodemkaart van Nederland). 2.3 Infiltratiemogelijkheden De haalbaarheid van ondergronds infiltreren van hemelwater is afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem. Voor het creëren van een infiltratievoorziening is een doorlaatfactor van minimaal 0,5 m/dag nodig. Pagina 7 van 25

Gebiedsomschrijving Na verloop van tijd zal de doorlatendheid echter afnemen als gevolg van verontreinigingen, slibvorming, etc. Bij voorkeur wordt een minimale doorlaatfactor aangehouden van 1,0 m/dag. Uit de boorbeschrijvingen blijkt dat op de locatie 1, 2 en R matig fijn tot matig siltig zand in de bovengrond (tot circa 2,50 m -mv) voorkomt. De doorlaatfactor op locatie 1 is circa 2,5 m/d tot 6,0 m/d, op locatie 2 en 1,7 m/d tot 4,0 m/d en op locatie R varieert deze tussen 1,0 en 9,74 m/d. In beide geohydrologische onderzoeken wordt geconcludeerd dat de doorlatendheid op basis van bodemopbouw, textuur en verrichte infiltratiemetingen, goed is. 2.4 Grondwater De wisseling in grondwaterstanden wordt uitgedrukt in de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) en de gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG). Volgens de Bodemkaart van Nederland komt op de locatie De Veldmaat een grondwatertrap III, V, V* en VI voor. In tabel 2.1 zijn de gegevens ten aanzien van de GLG en GHG voor deze grondwatertrappen weergegeven. Tabel 2.1 Grondwatertrappen Grondwatertrap III V V* VI GHG (m-mv) < 0,40 < 40 0,25-0,40 40-80 GLG (m-mv) 0,80 1,20 > 120 >1,20 > 120 In het kader van geohydrologisch onderzoek ter plaatse is aan de hand van hydromorfe profielkenmerken zoals roest- en reductieverschijnselen een schatting gemaakt van de GHG en de GLG. De aangetroffen GHG en GLG komen overeen met de verwachting op basis van de Bodemkaart van Nederland. Tijdens het verkennend bodemonderzoek zijn op 25 mei 2007 en 8 december 2008 de grondwaterstanden in de peilbuizen opgenomen. De grondwaterstanden zijn weergegeven in tabel 2.2 1. Tabel 2.2 Boornr en locatie Overzicht gemeten grondwaterstanden en schattingen van de GHG en GLG Maaiveldhoogte (m+ NAP) GWS (cm-mv) 6 juni 07 GWS (cmmv) 25 mei 07 GWS (cm-mv) 8 dec. 08 GHG (cm -mv) GLG (cm -mv) GHG (m+nap) 131 (1) 24,38 75 60 160 23,78 22,78 132 (1) 24,44 50 30 80 24,14 23,64 135 (2) 27,49 120 30 160 27,19 25,89 141 (1) 25,11 120-30 200 24,81 23,11 143 (2) 27,63 171-70 - 26,93-146 (1) 24,25 137 139 40 130 23,85 22,95 148 (2) 27,54 153 100 35 160 27,19 25,94 1 (R) 24,96-60 160 24,36 23,36 4 (R) 24,94-50 130 24,44 23,64 6 (R) 24,54-60 170 23,94 22,84 11 (R) 24,95 90 40 120 24,55 23,75 16 (R) 24,72 50 20 120 24,52 23,52 19 (R) 24,93 70 30 130 24,63 23,63 21 (R) 24,75-15 110 24,6 23,65 23 (R) 24,6 40 20 100 24,4 23,6 -: zijn niet ingemeten GLG (m+nap) Van het freatisch grondwater ligt de GHG op locatie 1 gemiddeld op 23,93 m +NAP. Daarbij is boring 141 buiten beschouwing gelaten vanwege de grote afwijking in grondwaterstand. 1 De maaiveldhoogte van boring 146 en boringen 01, 04, 06, 11, 16, 19, 21 en 23 zijn op basis van de terreinmeting (her)bepaald. Pagina 8 van 25

Gebiedsomschrijving Zowel het maaiveld als de grondwaterstand loopt richting het oosten op. Op locatie 2 ligt de GHG op gemiddeld 27,19 m +NAP. De GHG in het retentiegebied ligt gemiddeld op 24,43 m +NAP. Dit wijkt af van de geschatte grondwaterstand in het geohydrologisch onderzoek van december 2008. Voor nadere gegevens over grondwaterstand wordt verwezen naar het geohydrologisch onderzoek. 2.5 Oppervlaktewater Het plangebied is gelegen in het stroomgebied van het Twentekanaal. Langs de noordkant van de Veldzichtweg ligt een kleine sloot die afstroomt naar watergang aan de westkant van de Kolenbranderweg. Deze mondt uit in watergang 20-4-1-3 die onder de keur valt van waterschap Regge en Dinkel. Bij locatie 2 is geen oppervlaktewater in de directe omgeving aanwezig. Wel ligt aan de oostkant van het plangebied een greppel. 2.6 Riolering De riolering van locatie 1 zal ter hoogte van de Lijsterbes aansluiten op het bestaande vrijvervalriool van Ø 300 mm. In de Veldzichtweg en Kolenbranderweg ligt een rioolpersleiding van Ø 90 mm. Erve Grobbink is aangesloten op drukriolering. In zowel de Oude Boekeloseweg als de Bonifatiushof ter hoogte van locatie 2 ligt een vrijverval riool van Ø 300 mm. Pagina 9 van 25

3 Ontwerpcriteria en maatstaven 3.1 Algemeen doel In overleg met de gemeente en het waterschap dienen de wensen en eisen met betrekking tot het watersysteem en -keten te worden vastgelegd. De waterhuishoudkundige uitgangspunten en randvoorwaarden, zoals ontwateringnormen, afwatering en bergingseisen vormen samen met het stedenbouwkundig ontwerp de bouwstenen voor het waterhuishoudings- en rioleringsontwerp. Voor het opstellen van dit waterhuishoudings- en rioleringsplan zijn de volgende documenten gebruikt. Stedenbouwkundig plan, ontvangen 06 november 2009 Verslag startoverleg, 5 november 2009 Het geohydrologisch onderzoek van Grontmij, referentienummer 99044339/JvU/NvK, kenmerk 267050, Arnhem, 19 december 2008 en Geohydrologisch onderzoek, Locatie De Veldmaat te Haaksbergen, referentienummer11/99018079, revisie D1, Zwolle, 31 augustus 2007). 3.2 Verhard oppervlak Locatie 1 heeft een oppervlakte van circa 1,83 hectare, locatie 2 beslaat een oppervlak van 1,05 ha. Beide locaties bestaan uit uitgeefbaar terrein, verharde wegen en openbaar groen. Het retentiegebied heeft een oppervlak van 1,6 ha. In tabel 3.1 is de oppervlakteverdeling weergegeven. Tabel 3.1 Oppervlakteverdeling Kavels Kavel verhard (m 2 ) (m 2 ) Wegen en trottoirs (m 2 ) Groen (incl. retentie en berging) (m 2 ) Totaal verhard (m 2 ) Totaal oppervlak (m 2 ) Totaal Locatie 1 13.767 8.260 1.801 2.718 10.061 18.286 Totaal Locatie 2 6.610 4.110 2.310 1.592 6.420 10.512 Retentiegebied 16.019 16.019 Van het uitgeefbaar terrein is aangenomen dat het voor 60% is verhard. Op locatie 2 staat een appartementencomplex. Deze is voor 100% verhard meegenomen in de berekening. 3.3 Weg- en vloerpeilen 3.3.1 Wegpeil Bij het vaststellen van de minimale wegpeilen worden de volgende algemene randvoorwaarden gehanteerd: voldoen aan geldende droogleggings- en ontwateringsnormen zoals verwoord in paragraaf 3.4; minimale aanlegniveau locatie 1 is 24,70 m +NAP, hierin is meegewogen dat het grondwater in percelen ten oosten van plangebied 1 oplopen tot 24,15 m +NAP; minimale aanlegniveau locatie 2 is 27,90 m +NAP; aansluiten op bestaande wegen in de omgeving, de huidige hoogteligging van de Landweg en de Veldzichtweg zijn niet bepalend. Pagina 10 van 25

Ontwerpcriteria en maatstaven Opgemerkt wordt dat wegpeilen zodanig ontworpen moeten worden dat met het oog op afvoer van regenwater technische constructies (keerwandjes en dergelijke) zoveel mogelijk worden voorkomen. 3.3.2 Vloerpeilen Vloerpeilen moeten voldoen aan de algemene eisen ten aanzien van de afvoer van afvalwater en ca. 0,30 m boven de kruin van de weg te liggen. De kruin van de weg is hier gedefinieerd als het hoogste punt van de rijbaan. Het minimale en maximale hoogteverschil zijn gebaseerd op een aantal randvoorwaarden. Als standaard is de Aanbeveling voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom (A.S.V.V. 2004) toegepast, waarbij: het afschot in het dwarsprofiel van de wegen 2% en de trottoirs 1-3% bedraagt; het afschot in de achtertuinen minimaal 1% bedraagt om een zo min mogelijk watertoeloop naar de woningen te krijgen; afschot vanaf de percelen minimaal 2% tot maximaal 5% bedraagt; verkeersdrempels een hoogteverschil van 0,08 m hebben. 3.4 Droogleggings- en ontwateringsnormen De ontwatering betreft het verschil tussen maaiveld en het grondwaterpeil. De drooglegging betreft het verschil tussen maaiveld en het oppervlaktewaterpeil. In onderstaande figuur is het verschil tussen de ontwatering en de drooglegging weergegeven. Figuur 3.1 Drooglegging en ontwatering Met betrekking tot het bouwrijp maken van het terrein zal voldaan moeten worden aan de onderstaande drooglegging- en ontwateringeisen: een minimale drooglegging van 1,00 m; een minimale ontwateringsdiepte van: 0,70 m ter plaatse van wegen; 0,50 m ter plaatse van openbaar groen; 0,60 m ter plaatse van de bedrijfspanden/woningen bij kruipruimteloosbouwen; 1,00 m ter plaatse van bedrijfspanden/woningen met kruipruimte (overschrijding per jaar gedurende maximaal veertien dagen); cunetten worden aangevuld met goeddoorlatend zand. 3.5 Regen- en vuilwaterafvoer Ten aanzien van regenwaterbehandeling gelden de volgende normen en randvoorwaarden: gescheiden systeem tussen regenwater afkomstig van daken en wegen en het huishoudelijk afvalwater; regenwater van daken hoeft niet gezuiverd te worden; regenwater van wegen en daarop afvoerende verharde oppervlakken via een infiltratievoorziening laten infiltreren naar het grondwater; afstromend regenwater van wegen wordt gezuiverd in een zuiveringsvoorziening; voor de woningen geldt dat afstromend regenwater van daken en verharde oppervlakken aan de kant van de openbare weg bovengronds op de perceelgrens wordt aangeboden; de kavels zijn voor 60% verhard; er vindt geen berging op eigen terrein plaats. Pagina 11 van 25

Ontwerpcriteria en maatstaven 3.5.1 Goten In het plangebied zal het hemelwater via molgoten worden afgevoerd naar de bodempassage en bergingsvoorziening binnen het plangebied. Bij het toetsen van de afvoercapaciteit van de maatgevende goten in het plangebied zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: aangesloten verhard oppervlak; breedte van de goot maximaal 1,00 m; breedte-diepte verhouding maximaal 1:10; langs afschot in de weg minimaal 5 ; bij groot hoogteverschil overgaan op roostergoot; dwars afschot in de weg 2-5 %; afvoerintensiteit neerslag situatie T=2. Hierbij wordt een neerslagintensiteit gehanteerd van max. 60 l/s/ha (bui 8 Leidraad Riolering); afvoerintensiteit passend binnen straatprofiel (calamiteitentoets): max. 140 l/s/ha.; bovengrondse afstroming via molgoten naar zuiverings- en bergingsvoorziening; al het regenwater dat op verhard oppervlak valt, komt tot afstroming (worst-case); maximale lengte van goten 100m, bij >100m overgang naar roostergoten; goten aansluiten op het bestaande straatbeeld in aangrenzend gebied; hemelwater van kavels bovengronds aanbieden op perceelsgrens. 3.5.2 Zuiveringsvoorziening Afstromend water van wegen zal via een zuiveringsvoorziening afstromen naar een infiltratievoorziening. De zuiveringsvoorziening moet voldoen aan de volgende eisen: minimaal 4 mm statische 2 berging; rekening houden met dynamische berging talud infiltratievoorzieningen 1:4; breedte infiltratievoorzieningen op insteek minimaal 2,5 m; bodembreedte infiltratievoorzieningen minimaal 1,0 m; bodemdiepte zuiveringsvoorzieningen 0,30 m mv incl. 0,10 m waking; Voor het creëren van een infiltratievoorziening is een doorlaatfactor (k-waarde) van minimaal 0,5 m/dag nodig. Na verloop van tijd zal de doorlatendheid afnemen als gevolg van verontreinigingen, slibvorming, etc. Daarom wordt bij voorkeur een minimale k-waarde aangehouden van 1,0 m/dag bij aanleg van een infiltratievoorziening. 3.5.3 Bergingsvoorziening Afstromend regenwater van wegen en daken wordt na voorzuivering van de eerste 4 mm geborgen en geïnfiltreerd in de ondergrond. De bergingsvoorziening moet voldoen aan de volgende voorwaarden. Bij het toepassen van bodempassages en de berging gelden de volgende uitgangspunten: In bodempassage wordt de eerste 4 mm geborgen en gezuiverd; Totale berging moet voldoen aan 40 mm in 75 min (T=50) op het plangebied; Berging toetsen op T=100+10%; De maximale waterstand bij de maatgevende belasting is minimaal 50 cm onder het straatniveau. De retentievoorziening dient in voorkomende gevallen een afvoer te krijgen op een watergang; een maximale afvoer van 2,4 l/s/ha. Dit mag niet worden overschreden bij een maatgevende belasting van 40 mm in 75 minuten. De retentievoorziening aan de noordzijde van de Veldzichtweg bedraagt 5.000 m 3. Talud minimaal 1:3. Tegengaan van uitspoeling bij lozing op oppervlaktewater. 2 Statische berging is de berging onder de drempel. Zodra de afvoer begint, bouwt zich een opstuwing (verhanglijn) op boven het drempelniveau. De totale opstuwing vormt de drijvende kracht voor de afvoer. Dit wordt de dynamische berging genoemd. Pagina 12 van 25

Ontwerpcriteria en maatstaven Gebruik van uitlogende materialen zoals zink, koper en lood zoveel mogelijk voorkomen. 3.5.4 DWA-riool De volgende uitgangspunten worden voorgesteld bij de verdere uitwerking van de droogweerafvoer (DWA). Gemiddelde woonbezetting 3,0 inwoners. Gemiddelde aanvoer vuilwater 120 l/(inw/dg). Maximale aanvoer vuilwater 12,0 l/(inw/h). Minimale buisafmeting Ø200 mm PVC. Minimale dekking van 1,10 m op de kruin van de buis. Aansluiten op bestaande riolering. Pagina 13 van 25

4 Ontwerp 4.1 Algemeen In dit hoofdstuk is het ontwerp van het watersysteem beschreven. Als eerste wordt het ontwerp van de weg- en vloerpeilen beschreven. Vervolgens worden de volgende onderdelen besproken: het ontwerp voor de afvoer van dakwater uit het plangebied, de zuiveringsvoorziening en de berging en de daarbij behorende afstroming richting het oppervlaktewater. Ten slotte wordt ingegaan op het ontwerp van de DWA-riolering. In bijlage 4 is het ontwerp van het weg- en vloerpeilenplan incl. goten opgenomen. In bijlage 5 is het ontwerp van de riolering opgenomen. In bijlage 6 is de bergingsberekening van locatie 1 opgenomen. 4.2 Weg- en vloerpeilen Uitgaande van een GHG van circa 24,00 m +NAP op locatie 1 en een minimale ontwatering van 0,70 m mv is het minimale ontwerp wegpeil 24,70 m +NAP. Op locatie 2 is de GHG 27,19 m +NAP. Het minimale wegpeil dient hier 27,90 m +NAP te zijn. Dit is te bereiken door het ophogen van beide locaties. Daarmee voldoet het ontwerp aan de minimale benodigde ontwatering ter hoogte van de wegen. Het vloerpeil van de woningen dient minimaal 0,30 m boven de kruin van de weg te liggen. De kruin van de weg is hierbij gedefinieerd als hoogste punt van de rijbaan. Bij een wegbreedte van 5 meter en een afschot van 2,5% ligt de kruin van de weg op 24,77 m+ NAP in locatie 1. Het minimum vloerpeil voor locatie 1 is vastgesteld op afgerond 25,10 m +NAP. Het vloerpeil van de woningen langs de westrand wijkt hiervan af vanwege de aansluiting op Kolenbranderweg en de hoogte van de bestaande kavels. Het hoogste punt van de rijbaan ligt op locatie 2 bij een wegbreedte van 5 meter en een afschot van 2,5% van de weg op 27,97 m+ NAP. Het minimum vloerpeil voor locatie 2 is 28,30 m+ NAP. Het vloerpeil van de woningen langs de westrand wijkt hiervan af, vanwege de aansluiting op Oude Boekeloseweg. Wij adviseren de woningen met een vloerpeil van 28,10 m +NAP kruipruimteloos te bouwen. Beide locaties voldoen aan de minimale ontwatering van 1,00 m bij woningen met een kruipruimte. 4.3 Zuiverings- en (bergings)infiltratievoorzieningen 4.3.1 Principe Berging van zowel het dakwater als het wegwater vindt binnen het plangebied plaats. Vanaf de daken en percelen stroomt het regenwater richting de weg. Samen met het wegwater stroomt het regenwater via goten richting de zuiveringsvoorziening. In de zuiveringsvoorziening wordt de eerste 4 mm geborgen en gezuiverd. Het overige water zal vanuit de zuiveringsvoorziening overlopen naar de bergingsvoorziening vanwaar het infiltreert in de bodem, dan wel wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater. Vanwege beperkte ruimte voor oppervlakkige infiltratie van water binnen locatie 2 is daar een combinatie van verschillende bergingsvoorzieningen noodzakelijk. Pagina 14 van 25

Ontwerp 4.3.2 Afvoer dakwater en wegwater in locatie 1 en 2 Afvoer van dak- en wegwater vindt plaats door molgoten. Voor het berekenen van de goten is er van uitgegaan dat tijdens een bui het regenwater vanaf twee zijden naar de goot toestroomt. In de tabel 4.1 is per goot het afvoerend oppervlak, de lengte van de goot en de afmeting van de goot weergegeven. Bij de berekening is uitgegaan van een minimaal benodigd afschot van de goot van 3. Dit wijkt af van de uitgangspunten omdat het hoogteverschil te groot wordt bij het toepassen van een verhang van 5. Het maximale verhang in de goten is 9. De goten zijn zo ontworpen dat bij een afvoerintensiteit van 60 l/s/ha het afstromend water binnen het gootprofiel blijft. Het eerste cijfer van het gootnummer correspondeert met het locatienummer. Calamiteitentoets Doel van deze berekening is te controleren of bij een extreme situatie (140 l/s/ha) het regenwater binnen het wegprofiel blijft en daarmee geen overlast veroorzaakt op particulier terrein zoals te zien in figuur 4.1. Figuur 4.1 Calamiteitentoets breedte waterspiegel h b In tabel 4.1 (laatste twee kolommen) is beoordeeld of bij een zeer hevige bui het regenwater binnen het wegprofiel blijft. Uit de tabel blijkt dat het water in deze situatie overal binnen het wegprofiel blijft. Daarnaast is ook hier uitgegaan van het zelfde minimale verhang als gehanteerd bij het bepalen van de gootbreedte. Tabel 4.1 gootnummer Afmetingen goten bij een afvoerintensiteit van 60 l/s/ha en getoetst bij 140 l/s/ha. afwaterend oppervlak (m 2 ) lengte goot (m) afmeting grijsgoot / roostergoot* (bxh) (m) breedte waterspiegel op straat bij 140 l/s/ha (m) regenwater binnen het wegprofiel bij 1-1 2.893 90 0,80x0,08 3,07 Ja 1-2 2.893 30 0,15x0,20* 2,89 Ja 1-3 4.241 100 1,00x0,10 3,72 Ja 1-4 7.392 30 0,24x0,25* 4,14 Ja 2-1 1.185 55 0,70x0,07 2,52 Ja 2-2 327 25 0,70x0,07 0 Ja 2-3 1511 6 0,15x0,13* 2,12 Ja 2-4 465 35 0,50x0,05 1,79 Ja 140 l/s/ha Locatie 1 Uit de berekening blijkt dat bij locatie 1 door een groot aangesloten verhard oppervlak goten nodig zijn van 0,80 tot 1,00 m. Daarnaast is het door de grote afstand, tussen het begin van de goot en de uitstroming in de infiltratievoorziening, een groot hoogteverschil berekent. Om dit te beperken is het noodzakelijk om de laatste 30 m, voor de uitstroming in de zuiveringsvoorziening, over te gaan op een roostergoot. Locatie 2 In locatie 2 zorgen molgoten zonder straatkolken voor de afvoer van regenwater naar de infiltratievoorziening. De molgoten met straatkolken stromen af naar de Watershells (zie paragraaf 4.3.6). Deze molgoten met straatkolken zijn niet doorgerekend. Pagina 15 van 25

Ontwerp 4.3.3 Zuiverende infiltratievoorziening en bergingsvoorziening locatie 1 De haalbaarheid van infiltreren van hemelwater is afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem en de optredende grondwaterstanden. Uitgaande van de minimale k-waarde kan worden geconcludeerd dat op basis van de doorlatendheid van de ondergrond (vanaf 0,50 à 2,5 m onder maaiveld) en de optredende grondwaterstanden infiltratie op locatie 1 mogelijk is. Met het oog op de bescherming van het grond- en oppervlaktewater is het van belang dat de eerste 4 mm van het afstromend water wordt gezuiverd. Om die reden dient de bovenste laag van de voorziening te beschikken over een infiltratiebed met filterende functie. Dit infiltratiebed is een zandlaag van circa 0,25 meter dik met een organisch stofgehalte van circa 2 à 3% en een leempercentage van maximaal 8%. De korrelgrootte van de toplaag dient minimaal te bestaan uit matig fijn tot matig grof zand, met een korreldiameter van circa 200 µm. Voorgesteld wordt om de aan te brengen toplaag te verrijken met dolokalk (0,2 kg/ha). In figuur 4.2 is een schematische doorsnede van een oppervlakkige zuiveringsvoorziening weergegeven. Om goed contact met de ondergrond te krijgen is het noodzakelijk om de bouwvoor van het bestaande maaiveld tot 0,50 m -mv te verwijderen en te vervangen door goeddoorlatend zand. Zuiverende infiltratievoorziening De diepte van de voorzuivering bedraagt 0,3 m (incl. 0,1 m waking) en de taludhelling bedraagt 1:4. Het minimaal benodigd oppervlak voor de zuiveringsvoorziening is 450 m 2. Om de voorzuivering niet te zwaar te belasten is de totale berging in de voorzuivering vergroot naar 10 mm. Dit komt overeen met een totaaloppervlak van 1100 m 2. Omdat vanaf de te ontwikkelen locatie aan de oostzijde ook water naar deze bergingsvoorziening stroomt, is de voorzuivering opgedeeld in twee vakken. Dit is op tekening in bijlage 4 weergegeven. De drempelhoogte van de zuiveringsvoorziening ligt 0,20 m boven de bodem van de bergingsvoorziening. In tabel 4.2 is de benodigde berging en het oppervlak van de voorziening opgenomen. Figuur 4.2 Schematische weergave infiltratievoorziening drempel 24,20 m +NAP berging 24,20 m +NAP 1 : 4 0,2 m 1 : 4 voorzuivering 1 : 4 Infiltratiebed (dik 0,25 m) 24,70 m +NAP Tabel 4.2 locatie Afmeting voorzuivering en bergingsvoorziening (m+ NAP) Gem. GHG (m+nap) verhard oppervlak (m 2 ) Berging 40mm/75 min (m 3 ) 10mm (m 3 ) Maaiveldhoogte Aangesloten Voorzuivering Oppervlak voorzuivering Oppervlak ber- gings- voorzie- ning (m 2 ) Bodemhoogte (m+nap) 1 24,45 24,00 *22.352 895 223 1100 1.743 24,00 R 24,83 **217.000 40 - - 14.000 23,60 *Dit is inclusief 60% verhard oppervlak van de nog te ontwikkelen plangebied (ca. 20.485 m 2 ) ten oosten van locatie 1. ** zie tabel 4.4 pag. 21. Bij grote hoeveelheden neerslag zal regenwater vanuit de voorzuiveringsvoorziening overstorten op de berging. Pagina 16 van 25

Ontwerp Bergingsvoorziening De bergingsvoorziening is bestemd voor locatie 1 en de te ontwikkelen locatie aan de oostzijde hiervan (circa 2,05 ha.). De bergingsvoorziening heeft een bodemoppervlak van 1.748 m 2. De bodem van de voorziening ligt op 24,00 m +NAP. Uit de berekening, uitgevoerd met het bakmodellen programma GRONAM, blijkt dat het waterpeil bij de maatgevende bui (40 mm 75 min) stijgt tot 24,42 m +NAP. Daarmee wordt niet voldaan aan de eis van maximale stijging tot 0,50 m onder straatpeil. Deze overschrijding duurt circa 7 uur. Geadviseerd wordt om deze tijdelijke overschrijding toe te staan omdat de voorziening niet direct langs zwaar belaste wegen ligt en omdat er nog 0,58 m aanwezig is tot het laagste vloerpeil. De bergingsvoorziening is ook getoetst op een bui eens in de 100 jaar +10% (80 mm in 48 uur). Er treedt in die situatie een peilstijging op tot 24,48 m +NAP. Uit deze toetsing blijkt dat er voldoende berging is. Knijpconstructie De bergingsvoorziening loost via een knijpconstructie op de watergang aan de noordzijde van de Veldzichtweg. Uit de berekening van de knijpconstructie blijkt dat een gat met een doorsnede van 9 cm volstaat. In figuur 4.3 is een principe doorsnede van de lozingsconstructie opgenomen. Figuur 4.2 Principe doosnede lozingsconstructie Veldzichtweg 24,65 m + N.A.P. Overstortdrempel 24,5 m + N.A.P. Knijpconstructie Ø 0,09 m drempel 24,0 m + N.A.P. Vuilrooster 24,0 m + N.A.P. bodem 23,75 m + N.A.P. Afvoerleiding Ø 300 mm beton De bodem van de afvoerende watergang ligt op circa 23,77 m +NAP en voert af richting de watergang langs de Kolenbranderweg. Deze watergang komt uit op watergang 20-4-1-3 van waterschap Regge en Dinkel. Ter hoogte van de inrit naar het sportpark kruist de watergang de Kolenbranderweg met een pvc Ø250 mm. Geadviseerd wordt deze te vervangen door een betonduiker Ø 400 mm. De greppel langs de zuidkant van de Veldzichtweg komt ter hoogte van de infiltratievoorziening te vervallen. De berm van de Landweg en Veldzichtweg gaat hier over in het talud van de infiltratievoorziening. Ten westen van de infiltratievoorziening blijft de greppel functioneren als ontwatering van de weg en als opvang van regenwater afkomstig van de kavels langs de Kolenbranderweg. De greppel is met een duiker ter hoogte van de Kolenbranderweg verbonden met de watergang aan de noordzijde van de Veldzicht. 4.3.4 Bergings- en infiltratievoorziening locatie 2 Zoals eerder vermeld is de haalbaarheid van ondergronds infiltreren van hemelwater afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem en de optredende grondwaterstanden. Op locatie 2 is de k-waarde van de ondergrond voldoende groot om infiltratie toe te passen. Wel adviseren wij de bovengrond (0,30 tot 0,65 m mv) volledig te verwijderen ter voorkoming van storende lagen. De haalbaarheid van ondergronds infiltreren van hemelwater is verder afhankelijk van de optredende maximale grondwaterstanden. Voorwaarde is dat de infiltratievoorzieningen boven de GHG liggen. De GHG ligt op circa 27,19 m +NAP en het huidige maaiveld op gemiddeld 27,63 m +NAP. Het nieuwe maaiveldniveau komt op minimaal 27,90 m +NAP. Uitgaande van dat maaiveldniveau is slechts 0,70 m beschikbaar voor een infiltratievoorziening. Bij het toepassen van infiltratiekratten is een minimaal benodigde gronddekking van circa 0,60-0,80 m nodig. Pagina 17 van 25

Ontwerp Hierdoor is het aantal infiltratievoorzieningen zeer beperkt. Daarom is gezocht naar alternatieve mogelijkheden voor berging en infiltratie. Om aan de ontwateringseisen te voldoen is het noodzakelijk deze nieuwbouwlocatie op te hogen tot een minimum wegpeil van 27,90 m +NAP. De keuze voor de infiltratievoorziening is afhankelijk van de hoeveelheid ophoging en de doorlatendheid van de ophoging. Vanwege de geringe afstand tussen wegpeil en de GHG van slechts 0,70 meter adviseren wij ondiepe infiltratievoorzieningen te gebruiken. Voor locatie 2 is gekozen om een combinatie van zowel een ondergrondse- als een oppervlakkige infiltratievoorziening uit te werken. Daarnaast is een ander alternatief omschreven in paragraaf 4.3.5. Watershell In tegenstelling tot veel bestaande infiltratievoorzieningen kunnen watershellelementen vlak onder het maaiveld worden aangelegd, omdat een minimale gronddekking nodig is. De aanleg van deze voorziening is relatief duur, maar biedt de mogelijkheid om bij hoge grondwaterstanden toch voldoende berging te creëren. Bij het gebruik van watershell 35 is een waterberging van 0,32 m 3 /m 2 te realiseren. In tabel 4.3 is aangegeven hoeveel m 2 watershellelementen nodig is voor voldoende berging in het plangebied. De bodem van de voorziening komt op 27,20 m +NAP te liggen. In onderstaande figuur 4.4 is een doorsnede van een watershellsysteem weergegeven. Figuur 4.1 Watershell Bron: www.waterblock.nl Om een robuust en beheersbaar systeem te waarborgen moet de aanvoer van vuil zoals zand en slib en vuilconcentratie zoveel mogelijk worden voorkomen. Dit kan onder andere door het plaatsen van kolken met zand en bladvangers. Het watershellsysteem is met een rioolinspectie camera te controleren/inspecteren. Het watershellsysteem is verder uitgewerkt en op tekening weergegeven in bijlage 4. Om het afstromend regenwater in de watershells te krijgen zijn er straatkolken voorzien in de molgoten ten westen van de oppervlakkige infiltratievoorziening in locatie 2. Via ondergrondse leidingen stroomt het regenwater naar de watershells. Het watershellsysteem is aan de oostkant aangesloten op een put met een overstortdrempel op 27,60 m +NAP. Bij extreme neerslag kan het overtollige water via deze put en een IT-riool overstorten naar de greppel aan de oostkant van het plangebied. Pagina 18 van 25

Ontwerp Infiltratievoorziening Geadviseerd wordt om de groene ruimte tussen de appartementen en de weg aan de zuidkant in te richten als infiltratievoorziening. Zowel de appartementen als de eerste rij woningen aan de westkant en de woningen en wegverharding aan de oostkant van het plangebied kunnen hierop afwateren. Het totaal aangesloten verhard oppervlak is 2515 m 2. Het bodemoppervlak van de infiltratievoorziening is 316 m 2. Bij de maatgevende bui stijgt het peil tot 0,29 m. Bij een diepte van 0,4 m is de waking >0,10 m tot het wegpeil. De infiltratievoorziening is ook getoetst op een bui T=100+10%. Het peil stijgt dan tot 0,31 m ten opzichte van de bodem. In extreme situaties stort de infiltratievoorziening via een slokop over naar de greppel aan de oostkant van het plangebied. De bodemopbouw van de infiltratievoorziening dient te voldoen aan de eisen zoals omschreven in paragraaf 4.3.3. Tabel 4.3 Infiltratievoorziening Aangesloten verhard oppervlak per deelgebied Oppervlak (m 2 ) Berging m 3 /m 2 Benodigde berging (m 3 ) Benodigd oppervlak (m 2 ) Watershell 2.650** 0,32 106 331 Aquaflow Argimedes 2.650** 0,25 106 424 Infiltratievoorziening 2.515 0,30 101 316 ** Het oppervlak dat afwatert op de infiltratievoorziening is hier al vanaf getrokken evenals de bering in de achterpaden. Voor extra veiligheid bij hevige neerslaggebeurtenissen, of als de infiltratievoorzieningen niet optimaal functioneren, is bij alle infiltratievoorzieningen een noodoverloop gewenst. Hiervoor is een IT-riool ontworpen die afvoert op de greppel aan de oostzijde van het plangebied. Een spuikolk kan als overloopconstructie worden opgenomen in het talud van de greppel (zie figuur 4.5). Figuur 4.2 Spuikolk in talud greppel aanbrengen taludbescherming 27,45 m +NAP 1:2 spuikolk 1:2 0,70 m Geadviseerd wordt om de bestaande greppel te herprofileren zodat deze goed afwatert richting watergang 20-5-2-6 aan de Grintenbosweg. Achterpaden Voor rijwoningen, met het dakvlak naar de achterzijde, geldt dat het water van het achterdakvlak en de achtertuinverharding via een bovengrondse goot wordt afgevoerd naar de achterzijde van het perceel. Wanneer de rijwoning aan de achterzijde grenst aan een achterpad, watert het hierop af. Het achterpad bestaat uit elementenbestrating met infiltratiestraatkolken die zijn aangesloten op een IT-riool Ø 200 mm (zie figuur 4.6). Het cunet van de achterpaden is opgebouwd met 0,50 x 1,80m (hxb) drainzand. Pagina 19 van 25

Ontwerp Figuur 4.3 IT-riool in achterpad zandbed (cunet) drainzand IT-riool Ø 200 mm met straatkolk Het IT-riool sluit via een inspectieput met interne drempel aan op de watershell voorziening in de hoofdrijbaan. Door het aanbrengen van drainzand in combinatie met een drempel is in de achterpaden 28 m 3 regenwater te bergen en vindt er tevens infiltratie naar de ondergrond plaats. 4.3.5 Waterdoorlatende verharding Een ander alternatief is om (waterdoorlatende) verharding te gebruiken met berging in de wegfundatie. Het Aquaflow systeem (of een soortgelijk systeem) is opgebouwd uit een unieke wegfundatie met daarboven een speciale waterpasserende of waterdoorlatende wegverharding. Doorlatende verharding met stenen bestaat uit een wegdek met een zeer hoge doorlatendheid. Voor het creëren van extra waterberging biedt het Aquaflow Argimedes systeem een oplossing. Hierbij wordt onder de normale uitvoering van de waterbergende weg een extra laag aangebracht, bestaande uit permavoid kunststof units. Deze units worden ingepakt in gewapend geo-textiel om de krachten van de bovenbelasting te verdelen. De kunststof units zijn bijzonder omdat zij extreem hoog belast kunnen worden (>70 ton/m²), slechts 12 kg/m 2 wegen en 92% holle ruimte hebben. De totale inbouwhoogte inclusief bestrating is 52 cm, het systeem kan dan 250 liter/m 2 water bergen. Regenleidingen van woningen kunnen op het permavoid systeem worden aangesloten. De huisaansluiting ligt dieper dan de onderzijde van het Aquaflow pakket (52cm mv). In figuur 4.7 is een voorbeeld van een aansluiting opgenomen. Met behulp van de wet van de communicerende vaten wordt het water in een hevelput, die tevens kan dienen als erfscheidingsput of zandvangvoorziening, omhoog geheveld en afgevoerd. Figuur 4.7 Huisaansluiting op Aquaflow Pagina 20 van 25

Ontwerp Om de huisaansluiting volledig te legen, kan de hevelputbodem en/of schacht worden voorzien van infiltratiesleuven. Kleine putten zijn meestal van kunststof, grotere putten van beton, veelal met overstortwand. De wegfundatie kan zo veel water bergen dat kolken, hemelwaterriolen, etc. overbodig worden. Daarnaast wordt het hemelwater volledig gezuiverd middels een filterconstructie. Na een regenbui wordt het gezuiverde water vertraagd naar het grondwater (infiltratie). In figuur 4.8 is het principe van het Aquaflow Argimedes bergingssysteem weergegeven (bron: Aquaflow b.v.). Figuur 4.4 Aquaflow Argimedes Bron: Aquaflow Bij toepassing van een Aquaflow systeem (of een soortgelijk systeem) zijn de volgende aspecten belangrijk: de doorlatendheid van de wegverharding; de berging in de wegfundatie; de mobiliteit van water in de wegfundatie; de stabiliteit van de weg; het beheer en onderhoud. Doorlatendheid van de wegverharding De doorlatendheid van een waterdoorlatende wegverharding is conform de ontwerprichtlijnen van Aquaflow b.v. circa 12.500 l/s/ha. Berging in de wegfundatie De wegfundatie is circa 0,35 m dik en heeft een grove en open structuur met bijna 40% holle ruimte (poriën). In totaal kan in de fundering en de onderliggende kunststof permavoid kratten 250 l/m 2 worden geborgen. Mobiliteit van water in de wegfundatie De stroomsnelheid in de wegfundatie is hoog. Conform de ontwerprichtlijnen van Aquaflow b.v. bedraagt de horizontale doorlatendheid van de wegfundatie circa 150 tot 200 m/uur. Stabiliteit van de weg Technisch gezien is het mogelijk om de stabiliteit van de weg zelfs bij zwaar verkeer te kunnen waarborgen. Pagina 21 van 25

Ontwerp Beheer en onderhoud Om een robuust en beheersbaar systeem te waarborgen dient de aanvoer van vuil zoals zand en slib en vuilconcentratie zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarom dient de verhouding aangesloten verhard oppervlak / waterpasserende of waterdoorlatende wegverharding niet meer dan 1:2 te bedragen en dient puntbelasting te worden voorkomen. In tabel 4.3 is aangegeven hoeveel m 2 waterdoorlatende verharding nodig is voor het creëren van voldoende berging in het plangebied. Dit komt ongeveer overeen met het oppervlak van de rijbaan. 4.4 Retentiegebied Uit het waterplan Haaksbergen (Tauw, 2005) van gemeente Haaksbergen blijkt dat er onvoldoende waterberging is in de wijken van Haaksbergen noord en oost. De bergingsvoorziening (R) aan de noordzijde van de Veldzichtweg is bestemd voor waterberging vanuit deze wijken. Ook een gedeelte van nieuwe rondweg zal hierop afwateren. De wens is om een retentievoorziening van tenminste 5.000 m 3 te realiseren. In tabel 4.4 is het aangesloten verhard oppervlak per deelgebied en de benodigde berging weergegeven zoals in het waterplan Haaksbergen is vastgelegd. Tabel 4.4 Deelgebied Aangesloten verhard oppervlak per deelgebied Oppervlak (ha.) Benodigde berging (m 3 ) 7 5,8 1.600 8 7,9 2.000 9 8 2.000 rondweg? 650 21,7 6.250 Uit een eerste analyse blijkt dat de GHG op 24,43 m +NAP ligt en het maaiveld gemiddeld op 24,83 M +NAP. Het maaiveld loopt in noordelijke richting op. Op de hoogtekaart (zie bijlage 2) is duidelijk te zien dat de locatie voor het retentiegebied hoger ligt dan locatie 1. Dit geldt eveneens voor de grondwaterstanden. Door deze hoge ligging is het moeilijk om waterberging te realiseren zonder dat er aanvullende maatregelen worden genomen tegen (grond)wateroverlast op het terrein van Erve Grobbink en locatie 1. Ook zijn aanvullende maatregelen nodig om het regenwater uit de deelgebieden in de retentie te krijgen. De transportriolen voor aanvoer van regenwater naar de retentievoorziening zullen lager liggen dan de bodem van het retentiegebied. Het regenwater zal door middel van bijvoorbeeld een pomp in de retentie gepompt kunnen worden. Uit deze analyse blijkt dat deze locatie niet de ideale plek is voor het aanleggen van een retentie voor de genoemde deelgebieden. Om inzicht te krijgen hoeveel berging in het retentiegebied gecreëerd kan worden is, uitgaande van de bovengenoemde gegevens en de eerder vermelde randvoorwaarden een berekening gemaakt. In het retentiegebied met een oppervlak van 1,4 ha en een waterdiepte van 0,20 m is 2800 m 3 berging mogelijk. De berekening is uitgevoerd met het bakmodellen programma GRONAM. Uit de berekening blijkt dat een bruto oppervlak van 8,33 ha is aan te sluiten op de retentie. Dit komt overeen met een verhard oppervlak van 5,0 ha. Bij de berekening is geen rekening gehouden met de inzijging in het retentiegebied. De berekening is in bijlage 6 opgenomen. Om wateroverlast op belendende percelen en wegen te voorkomen dient de rand van het retentiegebied minimaal op 24,73 m +NAP gebracht worden. Pagina 22 van 25

Ontwerp 4.5 Rioleringsontwerp Voor locatie 1 en 2 is een rioleringsontwerp gemaakt. In de onderstaande paragrafen zal het ontwerp nader worden toegelicht. Beide dwa-rioolstelsels zijn ontworpen in PVC. 4.5.1 Locatie 1 Voor de berekening van het rioolstelsel is uitgegaan van 30 woningen. In dit deelgebied kan het dwa-rioolstelsel worden uitgevoerd met een diameter van Ø 200 mm. Het hoogste punt van het rioolstelsel ligt in de oosthoek van het plangebied. Het rioolstelsel sluit aan op de bestaande rioolput met nummer 4051 ter hoogte van de Lijsterbes. In tabel 4.5 is aangegeven hoeveel vuilwater vanuit het plangebied wordt aangeboden op het bestaande gemengd rioolstelsel. Woningen langs de Kolenbranderweg worden via een verzamelleiding aangesloten op de bestaande drukrioleringsput P215. Overwogen kan worden om dit deel van de Kolenbranderweg aan te sluiten op het vrijverval riool in de Veldmaterstraat ter hoogte van het bergbezinkriool. 4.5.2 Locatie 2 Voor de berekening van het rioolstelsel is uitgegaan van 44 woningen. Het dwa-rioolstelsel op locatie 2 kan eveneens uitgevoerd worden met een diameter van Ø 200 mm. Het hoogste punt van dit rioolstelsel ligt aan de oostzijde ter plaatse van put 0006. Dit rioolstelsel sluit aan op het bestaande dwa-rioolstelsel in Oude Boekeloseweg (put 634A). In tabel 4.5 is aangegeven hoeveel vuilwater vanuit het plangebied wordt aangeboden op het bestaande gemengde rioolstelsel. Tabel 4.5 Aanbod vuilwater Locatie Aantal aansluitingen Aanbod (m 3 /h) 1 30* 1,08 2 44 1,58 74 2,66 * Dit is inclusief 4 aansluitingen van Erve Grobbink. Pagina 23 van 25

5 Aanbevelingen 5.1 Algemeen Voor nadere uitwerking van het stedenbouwkundig plan zijn de volgende punten van belang: Vroegtijdig betrekken van architecten en bouwondernemers om voorgestelde doelen en maatregelen te realiseren. Voorkomen van foute aansluitingen door op het particuliere terrein bovengrondse afvoer naar de openbare weg te realiseren. Minimaliseren toepassing bestrijdingsmiddelen, strooizout en dergelijke. Voorlichting en bewustwording van de bewoners met betrekking tot de infiltratie van regenwater is een belangrijk aandachtspunt bij de overdacht van woningen. 5.2 Infiltratie locatie 1 Aanbevolen wordt om een bergingsvoorziening in locatie 1 te creëren. De bergingsvoorziening loost via een knijpconstructie op de watergang aan de noordzijde van de Veldzichtweg. Deze watergang dient goed opgeschoond te worden. 5.3 Infiltratie locatie 2 Voor locatie 2 is het watershellsysteem gecombineerd met een oppervlakkige infiltratievoorziening uitgewerkt. Wijzigingen ten opzichte van het voor u liggend ontwerp kunnen gevolgen hebben voor het functioneren van het ontworpen systeem. Wijzigingen dienen dan ook getoetst te worden op het functioneren van de ontworpen voorzieningen. Als gekozen wordt voor een bergingssysteem met waterdoorlatende verharding, dan heeft dat direct gevolgen voor het huidig ontwerp. Een nieuw ontwerp met doorlatende verharding zal dan uitgewerkt moeten worden. 5.4 Retentiegebied Doordat de huidige locatie voor de retentievoorziening hoger ligt ten opzichte van de directe omgeving, is deze locatie niet geschikt voor berging van regenwater uit de noordelijke wijken van Haaksbergen. Geadviseerd wordt om op basis van hoogtegegevens en grondwaterstanden te zoeken naar een andere geschikte locatie voor waterberging. Bij de uitwerking van de afkoppelplannen van de deelgebieden uit het waterplan Haaksbergen is de hoogteligging van de transportriolen een belangrijk onderdeel. Bij ondergrondse afvoer is het vrijwel altijd noodzakelijk om aanvullende maatregelen te nemen om het water in een oppervlakkige ondiepe bergingsvoorziening te krijgen. Aandachtspunt bij het ontwerpen van afvoerriolen uit de deelgebieden is de dynamische drukopbouw in het systeem met het oog op water-op-straat situaties. Bij het realiseren van berging volgens de uitgewerkte berekening is het noodzakelijk om de randen van het retentiegebied te verhogen tot minimaal 24,73 m +NAP. Het retentiegebied loost op de watergang aan de noordzijde van de Veldzichtweg en stroomt af richting de Kolenbranderweg. In de watergang langs de Kolenbranderweg liggen een aantal duikers. Deze kunnen mogelijk voor opstuwing zorgen bij grote afvoer naar watergang 20-4-1-3 van het waterschap. Pagina 24 van 25

Aanbevelingen 5.5 Milieu Bij het bouwen moet rekening worden gehouden dat uitlogende materialen zoals zink, koper en lood zoveel mogelijk worden geweerd. Door slijtage en uitloging kunnen deze materialen in de bodem dan wel het oppervlaktewater terecht komen. In de bouwvergunningen kunnen regulerende voorwaarden worden opgenomen. Het streven moet zijn om de kwaliteit van het afstromende hemelwater niet te verslechteren bij de afstroming naar het open water. Dit kan worden bereikt door de volgende maatregelen. Geen toepassing van zink, koper en lood. Daar waar producten (die deze parameters bevatten) in aanraking komen met regenwater dienen zij te worden vervangen door niet uitlogende materialen. Vroegtijdig betrekken van architecten en bouwondernemers om voorgestelde doelen en maatregelen te realiseren. Voorkomen van foute aansluitingen door op het particuliere terrein bovengrondse afvoer naar de openbare weg te realiseren. Minimaliseren toepassing bestrijdingsmiddelen, strooizout en dergelijke. Voorlichting en bewustwording van de bewoners met betrekking tot de infiltratie van regenwater is een belangrijk aandachtspunt bij de overdacht van woningen. Pagina 25 van 25

Bijlage 1 Inrichtingsplan Veldmaat