Geohydrologische adviezen De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden

Transcriptie

1 Geohydrologische adviezen De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden Opdrachtnummer : Opdrachtgever : Wooncorporatie ProWonen Postbus AA BORCULO Coördinaten: X = Y = Datum : 14 december 2012 Koops & Romeijn grondmechanica Reinaldstraat 93, 6883 HL Velp tel

2 NHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 1 2 PROJECTOMSCHRIJVING 2 3 GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK 3 4 BODEMKUNDIGE EN GEOHYDROLOGISCHE GESTELDHEID Bodemopbouw Geohydrologie Grond- en oppervlaktewaterstroming 4 5 ONTWATERINGSADVIEZEN 6 6 MOGELIJKHEDEN BERGINGSMEDIA 8 7 CONCLUSIES EN SLOTOPMERKINGEN 9 LIJST MET BIJLAGEN 1. Situatietekening met peilbuislocaties NITG-TNO 2. Sondeergegevens 3. Boorgegevens 4. Peilbuisgegevens NITG-TNO

3 , 14 december INLEIDING In november 2012 ontving Koops & Romeijn Grondmechanica van Wooncorporatie ProWonen de opdracht een hydrologisch onderzoek uit te voeren naar het functioneren van de grondwaterhuishouding ter plaatse van nieuwbouw De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden. De onderhavige rapportage bevat de opzet en de resultaten van het onderzoek waarbij gebruik is gemaakt van gegevens betreffende grond- en oppervlaktewaterstroming alsmede literatuurgegevens. In het plangebied is een hydrologisch onderzoek uitgevoerd teneinde de infiltratie- en ontwateringsmogelijkheden nader te kunnen beoordelen. In dit verband zijn door Koops & Romeijn sonderingen en boringen uitgevoerd d.d. 8 november 2012 met kenmerk Op basis hiervan zijn adviezen opgesteld voor een structureel goed functioneren van de grondwaterhuishouding voor de toekomstige bestemming van de planlocatie. Daarbij zijn de mogelijkheden voor de berging en infiltratie van neerslag in de ondiepe bodem beoordeeld. Blz 1/9

4 , 14 december PROJECTOMSCHRIJVING Het planterrein is gelegen aan de Nieuwstad te Vorden. Het plangebied heeft een geschat oppervlak van circa m 2 (inclusief nieuwbouw). Het plan omvat de nieuw- en verbouw van woningen met toegangswegen en parkeervoorzieningen. Op bijlage 1 is de globale situering van het planterrein aangegeven en in bijlage 2 zijn de sonderingen weergegeven met projectie van de nieuwbouw. Tijdens het onderzoek zijn op de planlocatie straatpeilen opgenomen van 11,18 à 11,43 m +NAP. De huidige maaiveldhoogte van het planterrein bedraagt globaal 11,5 à 10,8 m +NAP afgaand op de sonderingen (zie bijlage 2). Voor het nieuwbouwplan is in dit rapport een bouwpeil aangehouden van 11,5 m +NAP. Het onderhavige project bevat adviezen voor een structureel goed functioneren van de grondwaterhuishouding voor de toekomstige bestemming op de planlocatie. Daarbij zijn de mogelijkheden voor de berging en infiltratie van neerslag in de ondiepe bodem onderzocht. Blz 2/9

5 , 14 december GEOHYDROLOGISCH ONDERZOEK Ten behoeve van het geohydrologische onderzoek is door Koops & Romeijn een 5-tal handboringen uitgevoerd tot een diepte van 2,25 m maaiveld. De boorstaten zijn gepresenteerd in bijlage 3. De sondeergegevens van Koops & Romeijn zijn vermeld in bijlage 2. Bij NITG-TNO zijn langjarige peilbuisgegevens opgevraagd voor het inschatten van de fluctuatie van de grondwaterstand. In de bijlage 1 en 4 zijn de resultaten gepresenteerd. Tenslotte is gebruik gemaakt van de Grondwaterkaart van Nederland voor het beoordelen van de geohydrologische situatie ter plaatse. Blz 3/9

6 4 BODEMKUNDIGE EN GEOHYDROLOGISCHE GESTELDHEID , 14 december 2012 De huidige maaiveldhoogte van het planterrein bedraagt op basis van de gemaakte sonderingen globaal 11,5 à 10,8 m +NAP. 4.1 Bodemopbouw Op basis van sondeer- en boorgegevens (zie de bijlagen 2 en 3) kan de volgende beschrijving van de bodemopbouw ter plaatse worden gemaakt: De maaiveldhoogte is op basis van beschikbare informatie bepaald op circa 11,5 à 10,8 m +NAP. De geohydrologische beschrijving van het onderzoekgebied is gebaseerd op de Grondwaterkaart van Nederland, kaartblad 33 Oost en de onderzoeksresultaten. De sonderingen en boringen geven een deklaag van circa 2,0 à 3,0 m weer, bestaande uit klei- en silthoudende lagen. Hieronder is een schoon zandpakket aangetroffen tot de maximaal verkende diepte van 15,0 m maaiveld. 4.2 Geohydrologie In het gebied is een dunne deklaag van Holocene ouderdom aanwezig, behorende tot de Twente Formatie, bestaande uit zand en klei. De dikte van deze laag varieert tussen circa 2 en 3 m. De hydraulische weerstand van deze lagen is gesteld op 100 dagen. Daaronder is het eerste watervoerend pakket aanwezig tot een diepte van circa 40 à 80 m. Dit bestaat uit afzettingen van Pleistocene ouderdom, behorende tot de Formaties van Kreftenheye en Drenthe. Deze afzettingen bestaan uit zand, dat veelal grof van samenstelling is. Het doorlaatvermogen van het eerste watervoerende pakket wordt geschat op circa à m 2 /etm. Tabel 1: Geohydrologische schematisatie geohydrologis diepte m tov formatie che eenheid NAP samenstelli ng kd [m 2 /d] deklaag mv tot 8 Twente klei, zand Wvp1 8 tot >45- Kreftenheye, Drenthe zand c [dagen] 4.3 Grond- en oppervlaktewaterstroming Op basis van de langjarige peilbuisgegevens ( ) van NITG-TNO en de beschikbaar gestelde boorgegevens, is op de planlocatie een relatief hoge grondwaterstand afgeleid op 10,3 m +NAP. Een relatief lage grondwaterstand ter plaatse is bepaald op 9,3 m +NAP. In de bijlagen 1 en 4 zijn de peilbuisgegevens gepresenteerd. De karakteristieken van de representatief geachte peilbuizen van NITG-TNO zijn als volgt: Blz 4/9

7 , 14 december 2012 Tabel 2: karakteristieken peilbuizen Peilbuisnummer X-locatie Y-locatie Maaiveldhoogte Tijdvak (in m + NAP) De (x,y)-coördinaten van de planlocatie bedragen circa ( , ). Filter (in m t.o.v NAP) Bovenkant Onderkant B33H , B33H , ,28-12,22 B33H , ,41-11,59 Ten tijde van het booronderzoek op 7 september 2012 zijn momentane grondwaterstanden waargenomen tussen 1,14 à 1,64 m maaiveld, overeenkomend met circa 9,7 à 9,6 m +NAP. Het kanaalpeil in de Vordense Beek ten oosten van de stuw nabij de Horsterkamp heeft een zomerpeil van 10,43 m + NAP en een winterpeil van 10,08 m + NAP. Tussen dit punt en de stuw ten westen van de N316 wordt een zomer- en winterpeil van 9,02 m + NAP gehanteerd. In de Veengoot wordt boven de stuw in de Deldenseweg een waterpeil gehandhaafd van 10,30 m + NAP als zomerpeil en 10,05 m + NAP als winterpeil. Blz 5/9

8 , 14 december ONTWATERINGSADVIEZEN Teneinde het plangebied te ontwikkelen worden eisen gesteld aan de ontwatering en de drooglegging van het gebied. Onder drooglegging wordt verstaan de afstand tussen maaiveld en slootpeil. Ontwateringsdiepte is de afstand tussen maaiveld en grondwaterstand. De afvoernorm wordt toegepast om een berekening te kunnen uitvoeren naar de hoeveelheid af te voeren water en de daarbij behorende ontwateringsmiddelen. Over het algemeen worden voor de volgende bestemmingen de in de tabel 2 vermelde eisen ten aanzien van de drooglegging toegepast. Tabel 2: Bestemming en drooglegging in [m] Bestemming Drooglegging in m bij T=1 Drooglegging bij T=10+10% woningen met kruipruimte tov bouwpeil wegen, tov straatpeil 1,3 1,0 1,0 0,7 Uit deze droogleggingseisen zijn de in de tabel 3 vermelde eisen ten aanzien van de ontwateringsdiepte toegepast. Tabel 3: Bestemming en ontwateringsdiepte in [m] Bestemming Ontwateringsdiepte bij T=1 Ontwateringsdiepte bij T=10+10% Wegen, tov straatpeil 0,7 0,4 woningen met kruipruimte tov bouwpeil 0,9 0,7 Woningen zonder kruipruimte tov bouwpeil 0,5 0,3 groenvoorziening tov maaiveld 0,5 0,3 kabels en leidingen tov maaiveld* 0,7 0,3 * Sommige kabels en leidingen worden op een lager niveau aangelegd. Geaccepteerd wordt dat deze leidingen (gas, water) zich onder de grondwaterstand bevinden. Uit paragraaf 4.3 is afgeleid dat een relatief hoge grondwaterstand op de planlocatie is afgeleid op 10,3 m +NAP. Uitgaande van een bouwpeil van 11,5 m +NAP is een minimaal ontwateringsniveau van 1,2 m -maaiveld ter plaatse van de bouwkavels aan de orde bij T=1. Uitgaande van een peil van de nieuwbouw van tenminste 11,5 m +NAP en het toepassen van nieuwbouw met kruipruimten worden geen ontwateringsmaatregelen noodzakelijk geacht ter plaatse van de bouwkavels op het planterrein. In de afdekkende klei- en silthoudende lagen kunnen echter versneld schijn grondwaterspiegels optreden bij neerslagrijke omstandigheden. De toepassing van zandsleuven in zandwerkvloeren van kruipruimten wordt in dit verband geadviseerd ter voorkoming van een stagnerende infiltratie vanuit de kruipruimten in de onderliggende bestaande grondslag bij Blz 6/9

9 , 14 december 2012 een oppervlakkige toestroming van grondwater naar kruipruimten. Voor verhardingen met een peil van tenminste 11,2 à 11,4 m +NAP en de mogelijke toepassing van een waterdoorlatende wegfundering wordt eveneens de toepassing van zandsleuven geadviseerd ter voorkoming van schijn grondwaterspiegels in de wegconstructies. Ter plaatse van overige onverharde terreindelen dienen ingesloten laagten te worden voorkomen ter voorkoming van plasvorming bij neerslagrijke omstandigheden. Blz 7/9

10 , 14 december MOGELIJKHEDEN BERGINGSMEDIA Voor Plan De Wehme a/d Nieuwstad te Vorden wordt gesteld dat infiltratie van afgekoppeld hemelwater in de bodem niet effectief wordt geacht vanwege het ontbreken van voldoende een voldoende laagdikte aan onverzadigde zone en het ontbreken van een geschikte bodemopbouw voor de berging en infiltratie van hemelwater. Overwogen kan worden afgekoppeld hemelwater te bufferen in aanvullend aan te leggen oppervlaktewater. Van daaruit kan het water vervolgens vertraagd op omliggend open water en/of de riolering worden afgevoerd. Blz 8/9

11 , 14 december CONCLUSIES EN SLOTOPMERKINGEN De bestaande waterhuishoudkundige situatie voor het nieuw- en verbouwplan van De Wehme aan de Nieuwstad te Vorden wordt voldoende geacht voor de realisatie van woningbouw met danwel zonder kruipruimten. Uitgaande van een gehanteerd bouwpeil van tenminste 11,50 m +NAP is een voldoende lage grondwaterstand beschikbaar om de herinrichting te realiseren. Vanwege de beperkte waterdoorlatendheid van de afdekkende klei- en silthoudende lagen tot 2 à 3 m maaiveld kunnen echter wel schijn grondwaterspiegels optreden bij neerslagrijke omstandigheden. Voor de bouwrijp maak fase en de gebruiksfase kan de toepassing van zandsleuven tot in de schone onderliggende zandlagen (bijvoorbeeld ter plaatse van kruipruimten en wegcunetten) en het onder afschot leggen van onverharde terreindelen wateroverlast problemen voorkomen. Door de aanwezigheid van klei- en silthoudende lagen in combinatie met een fluctuatie van de grondwaterstand tussen circa 10,3 en 9,3 m +NAP worden de bergings- en infiltratiemogelijkheden in de ondiepe bodem niet effectief geacht. In plaats daarvan kan worden overwogen om afgekoppeld hemelwater te bufferen in aanvullend oppervlaktewater. Dat kan vervolgens vertraagd op omliggend open water of de riolering worden afgevoerd. Blz 9/9

12 BIJLAGE 1 Situering peilbuislocaties NITG-TNO Planlocatie De Wehme te Vorden Peilbuislocatie NITG-TNO Maaiveldhoogte Tijdvak Filter (in m t.o.v NAP) Peilbuisnummer X-locatie Y-locatie (in m + NAP) Bovenkant Onderkant B33H , B33H , ,28-12,22 B33H , ,41-11,59

13 Sondeer- en boorgegevens Koops & Romeijn BIJLAGE 2

18 Boorgegevens Koops & Romeijn BIJLAGE 3

19 Boorgegevens Koops & Romeijn BIJLAGE 3

20 Peilbuisgegevens NITG-TNO BIJLAGE 4