Energietransitie in de Stedendriehoek Deel I: Technische toets



Vergelijkbare documenten
E-Transitie S3H Energietransitie Stedendriehoek Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst,Zutphen

Regio Stedendriehoek

CO 2 -uitstootrapportage 2011

ECN-N Energiescenario s Drenthe 2030

Uw logo. Pieter van der Ploeg. Strategie. Alliander

De Kromme Rijnstreek Off Grid in Hoe kan dat eruit zien?

Duorsume enerzjy yn Fryslân. Energiegebruik en productie van duurzame energie

de slimme weg energietransitie 12 december 2017 Pieter van der Ploeg Alliander Strategie

Westvoorne CO 2 - uitstoot

Gemeente Ede energieneutraal 2050

Duurzame energie Fryslân Quickscan 2020 & 2025

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2016

CO2-monitor 2013 s-hertogenbosch

STRATEGIE DUURZAME ENERGIETRANSITIE GEMEENTE BREDA

Energie in de provincie Utrecht. Een inventarisatie van het energiegebruik en het duurzaam energie potentieel

Notitie Duurzame energie per kern in de gemeente Utrechtse Heuvelrug

Windenergie in Almere

Provincie Vlaams Brabant

Concept Koersdocument Duurzame Energie

Gemeente Bergen. Ontwikkelingen energiegebruik en duurzame energieproductie tot Mark Valkering en Herman Verhagen 14 oktober 2016

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2015

Samen op weg naar duurzame energie

Groen gas. Duurzame energieopwekking. Totaalgebruik 2010: 245 Petajoule (PJ) Welke keuzes en wat levert het op?

Productie van hernieuwbare energie in de woning/wijk

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2014

Bijlage 2 Potentieelberekening energiestrategie 1/5

Biomassa: brood of brandstof?

Externe notitie. Petten, 8 juli Cees Volkers Wouter Wetzels. Afdeling Policy Studies ECN-N Van

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

De opkomst van all-electric woningen

Ruimtelijke Visie Duurzame Energie Heumen

Klimaatneutrale gemeenten. Frans Rooijers - directeur CE Delft

Net voor de Toekomst. Frans Rooijers

De warmtemarkt van morgen: rol van gas, elektriciteit en warmtedistributie bij verwarming van woningen.

EfficiEncy Duurzaam. EnErgiEbEsparing. Warmte en koude. KEnnis industrie. energie financiering. instrumenten. GebouwDe omgeving

100% groene energie. uit eigen land

Green Deals gesloten voor stimuleren groene economische groei

Energieneutraal keten sluisdeur Goese Sas

Introductie De energietransitie is de grootste politieke en maatschappelijke uitdaging van ons tijdperk, maar nog niet alle politici, bestuurders, bed

DE OPMAAK VAN EEN SEAP VOOR DE GEMEENTE KLUISBERGEN KLIMAATTEAM

Helmonds Energieconvenant

Nationale Energieverkenning 2014

Notitie totale investeringen warmtetransitie provincie Noord-Holland

Kwantificering van innovaties op de Energiemix van Twente. 4 maart 2014

Klankbordgroep PwC-onderzoek:Visie op tariefregulering op korte en middellange termijn

FACTCHECKER OVER MORGEN

AMBITIEDOCUMENT ZONNE-ENERGIE UITWERKING OMGEVINGSVISIE - GEMEENTE OPSTERLAND

WELKOM AAN DE KLIMAATTAFEL VAN MAARKEDAL

Energietransitie bij Mobiliteit

DUURZAME WARMTEVOORZIENING

Transitieopgave in het kader van de Regionale Energiestrategie. Regio West Friesland

Tweede Kamer der Staten-Generaal

De Cleantech Regio Stedendriehoek 1 daagt uit!

Ja. Ja. D66 wil dat Groningen in 2040 al CO 2- neutraal is en wil dat de provincie een ambitieuze regionale energiestrategie opstelt.

Agenda. Door Matthijs Kok, ODMH

Ontwerp Gezonde Systemen

duurzame energievoorziening voor bedrijventerreinen

Samen naar een duurzaam verwarmde gebouwvoorraad zonder aardgas. Hans Schneider (Liander) programma

De ontwikkeling van Smart grids. Our common future. Prof.dr.ir. Han Slootweg. 30 september 2016

Elektrificeren van erfwerkzaamheden op een melkveebedrijf

Klimaatakkoord: Kijkje in de keuken. Ingrid Giebels

Gemeente Reusel-De Mierden. Stand van zaken Klimaatvisie

Opties voor productie van duurzame energie in de regio Helmond d.m.v. van mest en andere biomassa

WELKOM AAN DE KLIMAATTAFEL VAN LIERDE

Handreiking Aanvulling op het EEP - Addendum op de MEE. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken

WELKOM AAN DE KLIMAATTAFEL VAN BRAKEL

Achtergrond en doel presentatie

Emissiekentallen elektriciteit. Kentallen voor grijze en niet-geoormerkte stroom inclusief upstream-emissies

Hernieuwbare Energie in Olst-Wijhe

Provinciaal klimaat- en energiebeleid: doelen, emissies, maatregelen. Robert Koelemeijer - PBL

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Samen omschakelen Arnhem, 7 september 2016

Maak werk van zon & wind Schone energie voor heel Tynaarlo. Tynaarlo

Energievisie Borne 22 september Michel Leermakers Linda Rutgers Twence. Co Kuip HVC.

Regionale Energie Strategie

Regionale Energie Strategie

NOTITIE. 1 Scenario s voor CO 2 -reductie Inleiding. Nulsituatie, klimaatwinkelen en klimaatbeleidsplan gemeente Schiedam

Energietransitie en schaalvoordelen

Energie nulmeting. Regio Amstelland-Meerlanden. Bosch & Van Rijn Consultants in renewable energy & planning. Twynstra Gudde Adviseurs en Managers

Monitor klimaatbeleid. Gemeente Hunsum (fictief)

WELKOM AAN DE KLIMAATTAFEL VAN GERAARDSBERGEN

en uitdagingen voor de toekomst Pieter Boot, maart 2018

Energieverbruik en -opwek Bestuurlijke regio s provincie Fryslân

1. INLEIDING 2. CARBON FOOTPRINT

Wat verstaan we onder warmtehuishouding? Jo Cox Sponsor P2

Door: Vincent Damen Ninja Hogenbirk Roel Theeuwen

Ruimtelijke Visie Duurzame Energie Heumen

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015

Nulmeting energiegebruik en duurzame energie

Inventaris hernieuwbare energie in Vlaanderen 2013

5 Energiescenario s Nederland in 2050

Inhoudsopgave. 1. Samenvatting en conclusies. 2. Bebouwde Omgeving. 3. Bedrijven & Industrie (inclusief Utiliteitsbouw) 4.

CO2 reductie

Warmte in Nederland. Onze warmtebehoefte kost veel energie: grote besparingen zijn mogelijk

Vergezicht Energieneutraal Heumen 2050, Hoe ziet dit er uit?

Klimaat- en energiebeleid Gemeente Nijmegen

Voortgangsrapportage CO 2 emissies ProRail Scope 1 en 2, eigen energiegebruik

Energiek Gelderland. Gelders debat. 12 februari 2014, uur Hotel de Wageningsche Berg Wageningen.

*Z075167D42B* Gemeenteraad van Goeree-Overflakkee Postbus AA MIDDELHARNIS. Geachte raad,

Transcriptie:

Energietransitie in de Stedendriehoek Deel I: Technische toets Een studie naar de effecten van energie- en milieuambities van lokale en regionale overheden en lokale klimaatinitiatieven in de Stedendriehoek en mogelijke consequenties voor het energienet. V 2.1 12-7-2013 Versie 1.0 2012

2

Energieambities in de Stedendriehoek Een studie naar de effecten van energie- en milieuambities van lokale en regionale overheden en lokale klimaatinitiatieven in de Stedendriehoek en mogelijke consequenties voor het energienet Deel I: Technische Toets Colofon Datum 20 september 2012 Auteurs Pieter van der Ploeg (Alliander) Jurgen Mesman (Alliander) William Hartman (Alliander) Alliander N.V. Utrechtseweg 68 6812 AH Arnhem Met medewerking van: Tonnie Tekelenburg (Planbureau voor de Leefomgeving) Nick Verkade (Planbureau voor de Leefomgeving) 3

4

Samenvatting De regio Stedendriehoek heeft de ambitie om energieneutraal te zijn, maar we weten niet of dit technisch, maatschappelijk en economisch haalbaar is. In dit rapport (deel 1) is de technische haalbaarheid van deze ambitie getoetst. Technisch zijn er geen belemmeringen voor de ambitie van de regio om energieneutraal te zijn. De benodigde methoden voor energieproductie kunnen toegepast worden zonder het huidige grondgebruik aan te passen. De regio kan jaarlijks zelfs 216% van zijn eigen energiebehoefte voor warmte en elektra voor huishoudens, bedrijven en brandstof voor transport produceren. Hierbij zal de energievoorziening een significante verandering van het landschap tot gevolg hebben. Echter, de verandering hoeft niet per se een verslechtering te betekenen. Bovendien zijn de productiemethoden volwassen genoeg om op deze schaal toe te passen. De huidige energienetten vormen wel een belemmering voor de ambitie, maar de technieken en componenten om de netten op de ambitie aan te passen zijn beschikbaar. De regio kan dus ruim voldoende energie produceren om energieneutraal te zijn. Daar is echter wel een beleidsverandering voor nodig, want als het huidige beleid wordt uitgevoerd zal slechts 11% van het energieverbruik duurzaam opgewekt worden. Met een extra aanzet van dit beleid, kan dit percentage flink verhoogd worden naar 41%. Om energieneutraal te worden, zal de regio minimaal ongeveer 300 windmolens van 3MW toe moeten passen. Ruim 80% van de potentie ligt in het landelijk gebied. Dit is een opvallend verschil met het huidige beleid, waar vooral PV in het stedelijk gebied wordt toegepast. De ambitie van de regio kan niet worden uitgevoerd zonder aanpassingen aan de energienetten te doen. Afhankelijk van de uitvoeringsvorm van de ambitie, zullen verschillende aanpassingen in zowel de aanleg als het beheer van de energienetten gedaan moeten worden. Voor de netbeheerder is het dus zaak om aan te geven wat de (economische) consequenties zullen zijn van de verschillende mogelijke uitvoeringsvormen van de ambitie. 5

6

Inhoudsopgave Samenvatting... 5 Inhoudsopgave... 7 1 Inleiding... 9 1.1 Landschap en de energievoorziening... 9 1.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte... 9 1.3 Doelstelling... 11 1.4 Definitie Energieneutraliteit... 11 1.5 Werkwijze... 12 1.6 Regio Stedendriehoek... 12 1.7 Leeswijzer... 13 2 Methodiek... 16 2.1 Werkstappen... 16 2.2 Technische Toets... 16 2.3 Maatschappelijke Toets... 17 2.4 Economische Toets... 18 3 Energieverbruik... 20 3.1 Huidige Situatie... 20 3.1.1 Verliezen... 20 3.1.2 Energie achter de meter... 21 3.1.3 Overzicht Energieverbruik Stedendriehoek... 21 3.1.4 Huidig Aandeel Duurzame Energieproductie... 22 3.2 Prognose Energieverbruik 2040... 24 4 Energietransitie Scenario s... 26 4.1 Business as Usual... 26 4.2 Technisch Potentieel... 27 4.3 Transitiescenario... 28 4.4 Ruimtelijke Impact... 28 4.5 Resultaten... 29 4.6 Gevoeligheidsanalyse... 30 5 Consequenties voor het energienetwerk... 32 5.1 Het netwerk is afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen... 32 5.2 Balancering van energie... 33 6 Conclusies... 34 6.1 Beleid... 34 6.2 Productiemethodes... 34 6.3 De energienetwerken... 34 7 Bronnen... 35 7.1 Geciteerde werken... 35 7.2 Overige bronnen... 36 Bijlage A. Energieverbruik Regio Stedendriehoek.... 38 Bijlage B. Kentallen... 39 Bijlage C. Berekeningen Mobiliteit Stedendriehoek... 44 Bijlage D. Toelichting Berekening Technisch Potentieel... 45 Bijlage E. Resultaten Inventarisatie Beleidsdocumenten... 56 Bijlage F. Onderliggende Gegevens Transitiescenario... 59 Bijlage G. Factsheet Scenario s... 61 7

8

2 Inleiding Het nog steeds toenemende gebruik van fossiele brandstoffen voor de Nederlandse energievoorziening trekt een grote wissel op de natuurlijke kwaliteit van de hele aarde. De voorraden fossiele brandstoffen zijn eindig en de uitstoot van broeikasgassen en andere schadelijke stoffen heeft ingrijpende gevolgen voor de fysieke leefomgeving, vooral door klimaatverandering en daarmee samenhangende veranderingen in de waterhuishouding en biodiversiteit. De grootste uitdaging voor de energievoorziening is verduurzaming. Door om te schakelen van fossiele naar hernieuwbare energiebronnen, zoals zon, wind, water en biomassa, is het mogelijk om de CO 2 uitstoot te reduceren en de daarmee samenhangende negatieve mondiale effecten op klimaat, waterhuishouding en biodiversiteit tegen te gaan. Bovendien is de energievoorziening met de genoemde bronnen niet meer afhankelijk van eindige fossiele voorraden. Echter, de transitie van een fossiele naar een duurzame energievoorziening zal impact hebben op het huidige ruimtegebruik. Met andere woorden: de energievoorziening wordt zichtbaarder doordat windmolens, grootschalige PV velden en biomassateelt toegepast zullen worden. De vraag is of deze ruimte er ook is. In deze rapportage wordt voor de regio Stedendriehoek gekeken of de ruimte die nodig is om de ambitie om energieneutraal te worden ook beschikbaar is. Hierbij wordt rekening gehouden met de huidige functies van de ruimte. 2.1 Landschap en de energievoorziening Vroeger werd energie gewonnen in de directe omgeving. Stookhout werd uit heggen en hakhoutbosjes gehaald, turf uit moerasjes en het water in de beek dreef de molen aan. Tegenwoordig zijn burgers en bedrijven gewend aan stroom uit een ver weg gelegen centrale en gas uit Siberië. Daardoor is de energievoorziening uit het landschap in de directe omgeving verdwenen. En voor de afvoer van snoeihout en afval moet veel worden betaald. Het onderhoud van landschapselementen is dus van een bron van inkomsten veranderd in een kostenpost. De zoektocht naar een duurzamer energievoorziening uit zon, wind, waterkracht en biomassa biedt aanknopingspunten om dit weer om te draaien. De productie van elektriciteit met zonnepanelen, warmte uit snipperhout en windenergie zijn voorbeelden van snel ontwikkelende technieken die juist kleinschalig en decentraal door iedereen kunnen worden toegepast. De technologie voor winning van fossiele energie is geschikt voor centraal aangestuurde, grootschalige multinationale ondernemingen die daarin zijn gespecialiseerd. Lokale initiatieven van burgers, bedrijven en lagere overheden zullen een aanzienlijk maar minderheidsaandeel van de totale energievraag in regio s kunnen opwekken. 2.2 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte In de definitieve Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid voor Nederland in 2040. Ruimtelijke ontwikkeling is niet los te zien van energievoorziening. De vraag naar elektriciteit en gas zal blijven groeien. Daarom zal voor de opwekking en het transport van energie (ook over onze grenzen heen) voldoende ruimte gereserveerd moeten worden. Duurzame energiebronnen als wind, zon, biomassa en bodemenergie verdienen daarbij speciale aandacht. De overgang naar meer duurzame brandstoffen vraagt om meer ruimte. Het Rijk zorgt daarvoor. Om te waarborgen dat ons land voldoende ruimte reserveert voor windenergie, wijst het Rijk binnen kansrijke gebieden in samenwerking met de 9

provincies locaties voor grootschalige windenergie aan. De internationale verbindingen voor energie worden versterkt en de energie infrastructuur wordt meer geschikt gemaakt voor decentrale opwekking van elektriciteit. Dat de transitie naar duurzame energie een groot ruimtebeslag kent, is te zien in Figuur 1. Het betreft een weergave van het ruimtebeslag van de gehele energieketen, zonder rekening te houden met het ruimtebeslag van eventueel afval of mogelijkheden voor meervoudig ruimtegebruik. Zo is zichtbaar dat het voorzien in de hele Nederlandse energiebehoefte met bijvoorbeeld louter biomassa vraagt om een ruimtebeslag groter dan Nederland. Bij bijvoorbeeld windenergie gaat het om een ruimtebeslag groter dan de provincie Limburg. Figuur 1 Ruimtebeslag per energiebron in verhouding tot de oppervlakte van Nederland, indien één bron in de totale huidige elektriciteitsvraag zou moeten voldoen. Het klimaatprobleem, de maatschappelijke discussies over afhankelijkheid, grondstoffen schaarste en milieueffecten en de Europese wet- en regelgeving leiden ertoe dat overheden niet langer stil kunnen blijven zitten en hun beleid actief gaan afstemmen op (internationale) reductiedoelstellingen voor fossielenergieverbruik. In navolging hierop hebben steeds meer gemeenten, regio s en provincies de ambitie geuit om klimaatneutraal, energieneutraal of CO 2-neutraal te worden. Daarnaast ontstaan er ook steeds meer lokale klimaatinitiatieven waarin burgers zelf verantwoordelijkheid nemen om een bijdrage te leveren aan een oplossing voor het klimaatprobleem. Wanneer de ambitie om 10

energieneutraal te worden verwezenlijkt gaat worden, heeft dit enorme impact op het huidige energiesysteem en het landschap. De opgave om dit te bereiken is dan ook enorm. Dat het realiseren van een energie neutrale gemeente, regio of provincie niet van vandaag op morgen bereikt kan worden kan geïllustreerd worden aan de hand van het huidige aandeel hernieuwbare energie. In 2010 bedroeg het aandeel hernieuwbare energie 4% van het nationale energieverbruik. In 2020 moet dit percentage van 4% gegroeid zijn naar 14% hernieuwbare energie (Ministerie van Economie, Landbouw en Innovatie, 2011). Om vervolgens naar 100% hernieuwbare energie te komen zal dus nog een flinke inspanning vereisen. Om te kunnen anticiperen op een regionale energietransitie is het van belang om meer inzicht te krijgen in de hardheid van de ambities en de gevolgen ervan. Duurzame, energie neutrale, of energie producerende regioconcepten zijn sterk afhankelijk van de mogelijkheden van de regio. De regio Stedendriehoek heeft de ambitie om als eerste regio in Europa energieneutraal te zijn. 2.3 Doelstelling Voor netbeheerder Alliander is het van belang om de hardheid van energieambities van (lokale) overheden en lokale energie-initiatieven te kunnen toetsen. Hiermee kunnen energietransities, die grote impact hebben op het energienet, vroegtijdig worden gesignaleerd en kan de strategie van de organisatie hierop aangepast worden. Voor het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) is deze studie een casus voor een verkenning naar nieuwe arrangementen op het platteland. Deze studie onderzoekt vanuit een duurzaamheidsperspectief wat dit betekent voor de wijze waarop ruimtelijke aanpassingen van het platteland tot stand komen. Onderzocht wordt welke nieuwe lokale en regionale arrangementen tussen maatschappij, markt en overheid ontstaan; welke bijdrage deze leveren aan de maatschappelijke, ecologische en economische kwaliteit van het platteland; welke factoren bepalen deze prestaties en hoe is het presteren van deze arrangementen te verbeteren. Energieproductie is een nieuw arrangement en verdienmodel met mogelijk sterke impact op de kwaliteit van landschap en natuur. Alliander en het PBL proberen beiden een beeld te krijgen van de effecten van een regionale energietransitie en hebben dan ook de handen ineen geslagen voor deze studie. De doelstelling van de studie is: een beeld krijgen van de energieen milieuambities van lokale en regionale overheden en lokale klimaatinitiatieven en mogelijke consequenties voor het energienet en de rol van de netbeheerder. 2.4 Definitie Energieneutraliteit De in deze studie gebruikte term energieneutraal betekent dat de netto hoeveelheid gebruikte energie in een jaar in de regio nul is, dat wil zeggen: er wordt per jaar evenveel duurzame energie in de regio geproduceerd als er wordt geconsumeerd. Hierbij wordt de energie die gebruikt wordt door huishoudens, bedrijven en transport bekeken. In deze studie hebben we het energieverbruik gemeten door de totale vraag naar elektriciteit, warmte, hoogwaardig gas en brandstof voor mobiliteit bij elkaar op te tellen. Een klein deel van de energievraag wordt al voorzien door duurzame opwek, bijvoorbeeld zon PV. Dit maakt geen deel uit van de gemeten energievraag, en de werkelijke energie vraag is dus enigszins hoger. Gezien de geringe capaciteit van deze bronnen is het nu nog te verwaarlozen bij het vaststellen van de energievraag. We nemen de energie die buiten de regio gebruikt is voor het produceren van goederen en voedsel dat in de regio geïmporteerd wordt niet mee. Andersom: we nemen de energie die nodig was voor de productie van producten die uit de regio geëxporteerd zijn wel mee. 11

2.5 Werkwijze Om de effecten van de energietransitie te bepalen op het landschap en het regionale energienet, is getracht zoveel mogelijk concreet te worden en aan te sluiten bij de realiteit. Er is daarom besloten de effecten van de ambities en lopende initiatieven te bestuderen in een concreet gebied in het verzorgingsgebied van Alliander. Dit gebied diende tenminste aan de volgende voorwaarden te voldoen: de regio dient een bestuurlijke entiteit te hebben, waar een overkoepelende ambitie is uitgesproken; de regio dient redelijk een representatieve mix te hebben van stedelijke gebouwde omgeving, bedrijfsmatige activiteit en landschap; de regio dient in het verzorgingsgebied van Alliander te liggen; de regio dient een positieve grondhouding te hebben voor medewerking; er dient van de regio voldoende kennis aanwezig te zijn om een analyse naar kansen voor realisatie van de energieambitie aanwezig te zijn. Op grond van de boven gestelde criteria is gekozen voor de regio Stedendriehoek. In eerste instantie wordt er op basis van een inventarisatie van ambities en initiatieven een kwantificering van de doelstelling gemaakt. Deze wordt vertaald naar de opgave om hier een energieneutrale energievoorziening te creëren. Hierbij wordt er gekeken of de benodigde energiebronnen zoals windmolens en PV panelen passen in het huidige grondgebruik van de regio (technische toets). Daarna worden de consequenties van deze energievoorziening getoetst bij maatschappelijke groeperingen (maatschappelijke toets). Vervolgens zal in een analyse het economisch effect op de lokale, regionale en landelijke schaal in kaart worden gebracht (economische toets). 2.6 Regio Stedendriehoek De Stedendriehoek is geselecteerd als pilotproject. Wanneer de methodiek die in dit rapport gepresenteerd wordt, werkbaar blijkt en ook geaccepteerd wordt, dan kan de studie aan andere Nederlandse regio s worden aangeboden of op eigen kracht worden uitgevoerd. De Stedendriehoek heeft de volgende uitgangspunten: Er is een regio bestuur, dat voortkomt uit de individuele colleges van B&W van de gemeenten, met benoemde portefeuilles en portefeuillehouders; Er is een gedragen ambitie voor het bereiken van energieneutraliteit ligt, deze ambitie is door de individuele gemeenteraden bevestigd; Ruimtelijk representatief is voor Nederland (zowel landelijke als stedelijke gebieden); De regio ligt in het verzorgingsgebied van Alliander; Er zijn verschillende lokale duurzame energie organisaties zoals bijvoorbeeld LochemEnergie, De A van Apeldoorn, Energierijk Voort en ZET uit Zutphen; Door de aanwezigheid van informatie uit andere projecten van Alliander en de bestaande samenwerking en hiermee samenhangende contacten. De regio Stedendriehoek is een samenwerkingsverband tussen de zeven gemeenten: Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen. In Figuur 2 is een plattegrond met de regio indeling van de Stedendriehoek te zien. 12

Figuur 2: Plattegrond van de regio Stedendriehoek, bestaande uit de gemeenten: Apeldoorn, Brummen, Deventer, Epe, Lochem, Voorst en Zutphen. De besluitvorming en bevoegdheden zijn volledig in handen van de gemeenteraden. De regio zelf heeft geen andere bevoegdheden dan die waarvoor een mandaat is afgegeven door de individuele gemeenten. Er is in de regio de ambitie uitgesproken dat in 2030 dit de eerste energie neutrale regio in Europa moet zijn. In de regio zijn circa 410.000 inwoners, 172.000 huishoudens, circa 22.000 bedrijven en 220.000 auto s. Het huidige onderzoek is geen opdracht van de regio, maar is op initiatief van het PBL en Alliander gestart. Het PBL wil de ruimtelijke consequenties op het landschap in beeld brengen als de ambitie van de regio gerealiseerd wordt. Voor Alliander is het van belang om de hardheid van de ambitie te toetsen en de consequenties voor de energie-netwerken te bepalen. Hiervoor is contact gezocht met de regio om actief mee te doen. De regio wil graag te weten komen wat op landschappelijk, sociaal en economisch vlak de consequenties zijn van energieneutraliteit. Ambtenaren, bestuurders en maatschappelijke organisaties zijn bij de vertaling van de technische toets naar de maatschappelijke toets betrokken. De lokale duurzame energie organisaties zijn geïnterviewd om hun ambitie, kansen en drempels in kaart te brengen. 2.7 Leeswijzer De rapportage van de studie is als volgt opgebouwd. Allereerst wordt er in hoofdstuk 3 de gehanteerde methode van onderzoek uiteengezet. Hiermee kan inzicht gekregen worden in de stappen die doorlopen zijn voor het bereiken van de doelstelling. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 de uitgangssituatie voor de Stedendriehoek weergegeven. Zo wordt het huidige energieverbruik en het aandeel duurzame energie berekend en wordt een schatting gemaakt voor het energieverbruik in 2040 en mogelijke effecten van energiebesparing. In hoofdstuk 4 worden de resultaten van de technische toets gegeven. 13

14

15

3 Methodiek In dit hoofdstuk wordt de gehanteerde onderzoeksmethode uiteengezet. Een regionale energietransitie heeft niet alleen impact op het landschap en het energienet. In feite heeft een energietransitie naar een lokale duurzame energievoorziening invloed op alle bewoners en bedrijven in de regio. Centrale energievoorziening zal plaats maken voor lokale duurzame energievoorzieningen die letterlijk in de achtertuin komt. Gezien de maatschappelijke impact en de complexiteit van een volwaardige energietransitie hebben wij ervoor gekozen om het proces in drie stappen te verdelen: een technische toets, een maatschappelijke toets en een economische toets. In dit proces proberen we allerlei verschillende organisaties erbij te betrekken, zoals: burgerinitiatieven, de politiek en andere maatschappelijke organisaties. 3.1 Werkstappen In drie stappen wordt getracht een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van de effecten van lokale en regionale overheidsbeleid en lokale klimaatinitiatieven op het landschap en mogelijke consequenties voor het energienet. Na het doorlopen van de stappen ontstaat er een realistisch beeld van de opgave voor het bereiken van regionale energieneutraliteit. De drie stappen zijn: 1. Technische toets: het berekenen van het technisch potentieel van duurzame energie in de Stedendriehoek. Stap 1: Technische Toets 2. Maatschappelijke toets: inventariseren van opinies bij de politiek en maatschappelijke organisaties. Stap 2: Maatschappelijke Toets 3. Economische toets: toetsen aan financiële randvoorwaarden en berekenen van economische effecten. Stap 3: Economische Toets De onderzoeksmethode is erop gericht dat er steeds scherper beeld kan ontstaan van hoe een energie neutrale Stedendriehoek eruit kan zien. 3.2 Technische Toets De technische toets geeft een ruwe schatting van de mogelijke potentie van duurzame energie in de regio Stedendriehoek op basis van drie energietransitie scenario s. Met behulp van de drie scenario s ontstaat een beeld van de bandbreedte voor het opwekken van duurzame energie. Er zijn drie scenario s uitgewerkt: business as usual, 16

transitiescenario en het technisch potentieel. Voor het uitwerken van de scenario s zijn drie stappen gehanteerd (zie Figuur 3). Inventariseren Inventarisatie lokale energie initiatieven en van huidige plannen van externe partijen Analyseren Doorrekenen van bestaande plannen en ambities Toetsen Terugkoppeling resultaten met relevante partijen Terugkoppeling Figuur 3: stappen binnen de technische toets. De eerste stap betreft het inventariseren van klimaat en energieambities van overheden, maatschappelijke organisaties en lokale initiatieven. Hiervoor zijn beleidsdocumenten, studies, rapporten, maar ook interviews gebruikt. Er is een initiërende workshop geweest. Hierbij zijn verschillende duurzame energie initiatieven aan het woord geweest om te vertellen waar ze staan en waar ze tegenaan lopen. Ook is de ambitie en de rol van de overheid besproken. Gezamenlijk is er gesproken over hoe we de ambitie van de regio kunnen realiseren. 3.3 Maatschappelijke Toets In de maatschappelijke toets worden maatschappelijke organisaties, bestuurders en raadsleden meegenomen in het onderzoek. Doel hiervan is om de hardheid van de ambities van de politiek te peilen en de waarden die maatschappelijke organisaties aan het landschap toekennen te vinden. De maatschappelijke toets bestaat uit drie delen: (1) voorbereiding met ambtenaren milieu, klimaat, duurzaamheid en energie in de regio. (2) Bestuurlijke en politieke toets. (3) Maatschappelijke groene sector toets. De discussie met de politiek is erop gericht om de hardheid van de ambities te peilen. Door de voorlopige resultaten (in de vorm van de scenario s) te presenteren wordt de politiek geconfronteerd met hun ambitie. Met deze confrontatie willen we peilen in hoeverre de ambitie overeind blijft wanneer deze concreet is uitgewerkt op technisch vlak. Met andere woorden: wanneer er een beeld is van de effecten van energieneutraliteit. Committeren raadsleden en bestuurders zich nog steeds aan hun ambitie wanneer blijkt dat de opgave enorm is, of wordt de ambitie dan snel losgelaten? De opzet van het atelier is dat de deelnemers in drie groepen de regionale 2040 opgave voor energieproductie van wind, zon, water en biomassa plaatsen in de regio. De te volgen methodologie in het ontwerpatelier bestaat uit vier stappen: het plaatsen van landschappelijke waarden, cultuurhistorische, natuur en andere waarden op de kaart van de Stedendriehoek; het formuleren van uitgangspunten en criteria voor de plaatsing van lokale energieproductie; 17

het plaatsen van duurzame energie voorzieningen in het buitengebied van de regio; evaluatie van het resultaat. Het landschap op het platteland zal de komende decennia ingrijpend veranderen door de vele nieuwe en deels tegenstrijdige ruimtelijke opgaven vanuit de verschillende functies van het platteland. Met behulp van dit interactieve ontwerpatelier hopen de organisatoren een beeld te krijgen van hoe het landschap in de Stedendriehoek gaat veranderen en op welke plekken de energietransitie een vlucht zal nemen of wordt belemmerd. De maatschappelijke toets is te vinden in deel II van de rapportage. 3.4 Economische Toets Tot slot bepaalt de economische toets de financiële haalbaarheid van de ambitie. Hierbij wordt een maatschappelijke kosten-baten analyse gemaakt. Naast deze analyse wordt ook voor kleinere schaal (bijvoorbeeld lokale energie coöperaties en bedrijven) een kosten-baten analyse gemaakt om te kijken hoe de kosten en baten verdeeld zijn tussen de verschillende partijen. De economische toets zal terug te vinden zijn in deel III van de rapportage. Op het moment van verschijnen van deze rapportage (deel I) moet nog begonnen worden aan deel III. 18

19

4 Energieverbruik Om uitspraken te kunnen doen over energieneutraliteit is het eerst van belang om inzicht te krijgen in de huidige en toekomstige energievraag. De huidige energievraag is onderverdeeld in elektriciteit, warmte en brandstof voor mobiliteit. De elektriciteit- en warmtevraag zijn bepaald door gebruik te maken van de website Energie in Beeld; een digitale kaart waarin het energieverbruik per gemeente nauwkeurig is weergegeven. Hierin worden meetgegevens (gas en elektriciteit) voor het verzorgingsgebied van de aangesloten netbeheerders weergegeven. Voor Stedendriehoek biedt dat de mogelijkheid om per gemeente een beeld te krijgen van het totale jaarlijkse gas- en elektriciteitsverbruik. De meetgegevens zijn afkomstig van de meterstanden die aangesloten zijn op het net van de Enexis (Deventer) en Liander (Apeldoorn, Brummen, Voorst, Lochem, Zutphen en Epe). Deze getallen geven dus niet het primaire energieverbruik, maar de energie die achter de meter verbruikt wordt. De energie die nodig is voor de brandstof van mobiliteit is berekend op basis van het aantal voertuigen in de regio. Voor het berekenen van het aantal voertuigen in de Stedendriehoek is gebruik gemaakt van het rapport Mobiliteit in cijfers (Mobiliteit in Cijfers Auto s 2011-2012, 2012), dat als naslag werk dient voor de mobiliteitssector. De cijfers van Nederland zijn omgezet naar de Stedendriehoek (op basis van het aantal inwoners). Om het verbruik van de voertuigen in de Stedendriehoek te berekenen is gebruik gemaakt van een algemeen geaccepteerde rekenmethode die gebruik maakt van gemiddelde verbruikscijfers per voertuig. Er zijn drie categorieën aangemerkt: personenauto s, vracht- en bestelauto s en bussen. Energieverbruik is in dit geval de energie die bij het tankstation uit de slang komt, en niet de primaire energiedrager (olie) die uit de grond komt. Het omzettingsrendement van olie naar benzine zit dus niet verwerkt in de berekening, omdat dit buiten de regio plaatsvindt en dus ook buiten het bereik van dit onderzoek valt. 4.1 Huidige Situatie De huidige energievraag wordt niet alleen bepaald door de meterstanden en brandstofverbruik. Binnen de grenzen van de regio is namelijk meer energie nodig om alle elektriciteit, warmte en brandstof te leveren. Dit komt doordat er energie verloren gaat bij het transport van elektriciteit en warmte. Dit worden de netverliezen genoemd. 4.1.1 Verliezen Door de natuurlijke weerstand van kabels, transformatoren en andere componenten in het net gaat tijdens het transport en de distributie van elektriciteit energie verloren. Dit komt doordat de elektriciteitskabels warm worden wanneer er stroom doorheen gaat. Volgens Alliander ging in 2009 3,4% van de totaal getransporteerde elektriciteit verloren tijdens de distributie ervan. Dit betekent dat er 3,4% meer energie geproduceerd moeten worden om te voldoen aan de uiteindelijke elektriciteitsvraag van de afnemers. Deze 3,4% zit dan ook verwerkt in het totale elektriciteitsverbruik. Van het verbruikte gas wordt niet alles omgezet in nuttige warmte. Gemiddeld kunnen we voor verwarming en tapwater zeggen dat een CV ketel een rendement heeft van ongeveer 80%. Het verlies van 20% nemen we niet mee, omdat de alternatieven (bijvoorbeeld een warmtenet, biomassaketel of warmtepomp) ook verliezen zullen hebben. In een gevoeligheidsanalyse vergelijken we de invloed van deze keuze met de invloed van andere aannames. De verliezen in het gasnet worden veroorzaakt door lekkages. Aangezien de hoeveelheid gaslekkages geminimaliseerd worden is dit getal veel lager. De verliezen op het gasnet voor 2009 zijn dan ook vastgesteld op 0,6%. Aangezien de gaslekken niet erg voorspelbaar zijn, en het aandeel veel kleiner is dan de verliezen in CV ketel, is ervoor gekozen deze niet mee te nemen in de warmtevraag. 20

4.1.2 Energie achter de meter Energie wordt uitgedrukt in TJ (Tera Joule), dit staat voor 10 15 J. op deze manier kunnen energieeenheden als kwh (elektriciteit) en m 3 gas en liters benzine of diesel opgeteld worden in de eenheid van energie J. 1 kwh komt overeen met 3,6 MJ, 1 m 3 aardgas komt overeen met 31,65 MJ. Een liter benzine heeft een energieinhoud van 32 MJ. In deze totale vraag wordt de huidige opwek van windenergie wel weerspiegeld, maar opwek van energie achter de meter niet. Met andere woorden: de opwek van energie in huis of bedrijven zorgt voor een verlaging van het energieverbruik. Vooral PV, maar ook eigen warmtevoorziening uit hout voorzien in een energievraag die niet in dit getal is verwerkt, maar die ook niet meer hoeft te worden verduurzaamd. Aan de andere kant wordt ook energie opgewekt door warmtekrachtinstallaties in bijvoorbeeld papierfabrieken. De elektriciteits- en warmtevraag die hiermee voorzien wordt, wordt ook niet meegenomen in de verbruiksgetallen. Dit is in dit geval geen probleem, omdat de gasvraag die nodig is voor deze energieopwekking wel wordt meegenomen. De inschattingen van de huidige duurzame opwek staat in paragraaf 3.2 uitgelegd. Als de totale duurzame opwek bekend is, kunnen we bepalen of de invloed van de energie achter de meter groot is voor onze analyse. 4.1.3 Overzicht Energieverbruik Stedendriehoek Op basis van de meetgegevens en netverliezen is er een overzicht opgesteld van het energieverbruik in de regio Stedendriehoek. Naast het onderscheid tussen warmte, elektra en brandstof voor mobiliteit is er ook een onderscheid gemaakt tussen zakelijk en particulier verbruik. Dit geeft de mogelijkheid om verschillende definities (bijvoorbeeld alleen voorzien in het verbruik van particulieren, dus huishoudens) van energieneutraliteit inzichtelijk te maken. Een uitgebreid overzicht van de getallen (per gemeente) is te vinden in bijlage 1. Samenvattend levert dit het volgende overzicht voor het Energieverbruik in de Stedendriehoek in 2010 op: Tabel 1: Verdeling Energieverbruik Regio Stedendriehoek (2010) Energiedrager Terajoule Elektra (particulier) 1.925 Elektra (zakelijk) 6.061 Warmte (particulier) 8.068 Warmte (zakelijk) 9.293 Brandstof voor Mobiliteit 11.562 TOTAAL 36.908 21

Figuur 4: Verdeling Energieverbruik Regio Stedendriehoek (2010). 4.1.4 Huidig Aandeel Duurzame Energieproductie Een deel van het huidige energieverbruik wordt al voorzien met behulp van duurzame energie. De huidige productie geeft inzicht in de stand van zaken, de opgave voor energieneutraliteit en de gebruikte technieken. Het overzicht is gebaseerd op het aandeel duurzame energie dat in 2010 geïnstalleerd stond en energie leverde. Het bepalen van het huidige aandeel duurzame energieproductie is als volgt tot stand gekomen: Techniek Toelichting Zon PV (zonnepanelen) In de gemeente Apeldoorn is het aandeel Zon PV vastgesteld op 6,3 TJ (in 2008). In Zutphen en Deventer ligt dit iets hoger (door bijvoorbeeld fort Bronsbergen en de Zonnehoven), maar in de andere gemeenten is de productie lager. We nemen de gemiddelde hoeveelheid opgewekte elektriciteit per aansluiting in Apeldoorn (59.000 aansluitingen) en extrapoleren dit naar de stedendriehoek (158.000 aansluitingen). Dit levert een aandeel van PV van 16,8 TJ. Zon Thermisch (zonneboiler) Eind 2009 hadden ongeveer 110.000 huishoudens een zonneboiler geïnstalleerd (CBS, 2010) van 6m 2 of kleiner. Omdat er geen exacte getallen beschikbaar zijn van het aantal zonneboilers in de Stedendriehoek hebben we de landelijke cijfers omgerekend naar de Stedendriehoek. Dit betekent dat er 2530 huishoudens een zonneboiler hebben. We gaan uit van 3 m 2 per boiler. De gemiddelde opbrengst van een zonneboiler (3 m 2 ) is 3720 MJ (Senternovem, 2007). Totaal (3720 MJ x 2530 huishoudens) = 9,4 TJ. Wind Het aandeel windenergie is vastgesteld door gebruik te maken van de Kaartserver van Liander. Hierin staan alle decentrale energie voorzieningen weergegeven. Voor de Stedendriehoek zijn dit drie windmolens in Zutphen van 2MW. Biomassa Volgens het CBS wordt er nationaal 9,6 TJ aan primaire energie vermeden door warmte die opgewekt is door de verbranding van biomassa bij particulieren en bedrijven. Extrapolatie naar 22

de stedendriehoek levert een vermeden primaire energie van 0,24 TJ door warmte uit biomassa. Dit is verwaarloosbaar. In het maatschappelijk jaarverslag geeft de VAR aan sinds de realisatie van een vergister in 2009 ongeveer 15.000.000 kwh (54,0 TJ) per jaar te produceren uit GFT afval (VAR, 2010). Hiervan is ongeveer 8.000.000 kwh voor eigen gebruik. Er is dus een netto energieproductie van 7.000.000 kwh (25 TJ). In Eerbeek wordt door de industriewaterzuivering 10.000.000 kwh (36 TJ) opgewekt met biogas uit slibvergisting. De waterzuivering van het waterschap Veluwe in Apeldoorn produceert 16.000.000 kwh (57,6 TJ) in Apeldoorn (AgentschapNL, 2011) (in de toekomst gaat de warmte geleverd worden aan de wijk Zuidbroek). Totaal biomassa 148 TJ Restwarmte Een inventarisatie bij Essent (de exploitant van de warmtenetten) leert dat er in de regio in Apeldoorn en Deventer restwarmtenetten liggen. Deze leveren voor ruim 3000 woningen 86 % van de warmtevraag. De gemiddelde warmtevraag van een woning kan worden afgeleid van de gemiddelde gasvraag per woning. Deze gasvraag is ongeveer 1550 m 3 /jaar. Door het gebruik van restwarmte wordt voor 3000 woningen 86% van deze gasvraag vermeden. Dit komt overeen met 126 TJ. Warmtepompen Het meest omvangrijke voorbeeld van warmtepompen (138 stuks) in de Stedendriehoek bevindt zich in de wijk de Teuge (Gemeente Zutphen). Uit onderzoek van Liander is gebleken dat de vooraf opgestelde normen niet zijn gehaald en de verwachte energiebesparing niet gerealiseerd is. Op basis hiervan hebben wij ervoor gekozen om warmtepompen niet mee te nemen in de huidige stand van zaken. De bovenstaande opsomming levert het volgende overzicht op. Tabel 2: Huidig Aandeel Duurzame Energie Regio Stedendriehoek (2010) Techniek Terajoule Zon PV (zonnepanelen) 16,8 Zon Thermisch 9,4 (zonneboilers) Windenergie 43,2 Restwarmte 126,0 Biomassa 147,6 Warmtepompen --- TOTAAL 343,4 Omdat de zonnepanelen, de zonneboilers en de opwek uit biomassa van de VAR en de waterzuiveringen achter de meter zitten, geeft dit een vertekend beeld van de energievraag. Om de bruto energievraag te bepalen, moet de productie van deze drie bronnen opgeteld worden bij de netto vraag die in paragraaf 4.1.3 bepaald is. Dit levert een toename van 0,2%. De invloed van de energie die achter de meter opgewekt wordt, kan dus verwaarloosd worden. 23

Figuur 5: Duurzame Energie Stedendriehoek (2010). Dit betekent dat 0,9 % van het huidige energieverbruik duurzaam opgewekt wordt. Landelijk ligt het aandeel duurzame energie op 4 % (CBS, 2010) (CE Delft, 2009). Dit is exclusief inkoop en verkoop van certificaten voor duurzame energie, maar inclusief warmtenetten. Er zijn twee belangrijke verschillen aan te wijzen voor dit verschil. Ten eerste staan er weinig windturbines opgesteld in de Stedendriehoek. De Stedendriehoek heeft geen grootschalige windparken, zoals Flevoland, of de windparken op de Noordzee. Toch is het procentuele aandeel voor windenergie in de stedendriehoek gelijk aan die van Nederland. Ten tweede is het aandeel biomassa relatief laag. Dit komt vooral doordat er relatief dicht bij de regiogrenzen al twee biomassa installaties opgesteld staan. De regio Stedendriehoek produceert dus wel biomassa, maar deze wordt buiten de regiogrenzen gebruikt voor het opwekken van duurzame energie. Het toepassen van restwarmte voor verwarming door Essent levert 37% van de duurzame energievoorziening. Dit illustreert de toepasbaarheid van restwarmtebenutting door middel van warmtenetten. 4.2 Prognose Energieverbruik 2040 We hebben ervoor gekozen om de energievraag in 2040 gelijk te stellen aan de huidige vraag (2010). Hiermee worden onzekere aannames voorkomen en kan er gerekend worden met cijfers die in elk geval transparant tot stand zijn gekomen. De impact van de onnauwkeurigheden worden in de gevoeligheidsanalyse nader aangegeven. Hieronder leggen we uit hoe de tot deze aanname gekomen zijn. Om aansluiting te houden bij de scenariostudies van het PBL en het CPB wordt in deze studie een tijdshorizon aangehouden van 2010 tot 2040. Dat betekent dat de te ontwikkelen varianten moeten aansluiten bij de huidige en toekomstige vraag naar energie. Om een beeld te krijgen van de hoeveelheid energie die in 2040 verbruikt wordt, zijn aannames nodig over de toekomstige productie- en consumptieniveaus. Om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen over de toekomstige energievraag is naar een recente studie (PBL, 2011) van het Planbureau voor de Leefomgeving gekeken. Hierin wordt de toekomstige energievraag per sector uiteengezet en gekoppeld aan drie scenario s: met huidige technologie, autonome ontwikkeling en met maximale inzet van besparingsmaatregelen. De scenario s schetsen een wisselend beeld voor de vraag naar energie: van groei (bij huidige technologie), gelijk niveau (autonome ontwikkeling) tot 24

daling (bij maximale inzet van besparingsopties). Voor mobiliteit hebben we dezelfde aanname gedaan. Prognoses voor verkeer en vervoer zijn sterk afhankelijk van brandstofprijzen, huishoudenontwikkeling en technologische ontwikkelingen (bijvoorbeeld elektrisch vervoer). Een scenariostudie van het Centraal Planbureau (L.H.J.M. Janssen, 2006), geeft aan de hand van vier scenario s een schatting voor de personen- en goederenmobiliteit in 2040. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er, gemiddeld genomen over de vier scenario s, een lichte groei (ongeveer 18 %) van de mobiliteit te verwachten is. Tegelijkertijd wordt er een dalende energieconsumptie voor mobiliteit voorspeld (tot 20 %, (Hellinga, 2010)). Deze daling is toe te schrijven aan technologische ontwikkelingen die leiden tot zuinigere auto s, vrachtauto s en bussen. Daarnaast is de impact van de elektrische auto nog niet volledig in te schatten. Hiermee verplaatst immers de energiebehoefte van de huidige brandstof naar elektriciteit. Voorspellingen voor het aandeel elektrisch vervoer lopen uiteen van 30 % tot 80 % in 2040 (TNO). Liander heeft verschillende scenario s doorgerekend en komt in twee scenario s op een aantal van 6.000.000 auto s in 2040 (zie Figuur 6), dit komt overeen met 80% aandeel voor elektrisch vervoer. Het energieverbruik van elektrische auto s is per kilometer drie keer lager dan van de huidige verbrandingsmotoren (Hellinga, 2010). Voor deze studie is aangenomen dat de groei van het aantal kilometers van het verkeer en vervoer de besparingen door technologische verbeteringen compenseert. In de gevoeligheidsanalyse die later in dit rapport gepresenteerd wordt, is de invloed van een (flinke) toename van elektriciteitsvraag bepaald. Deze elektriciteitsvraag kan mede toenemen door het gebruik van elektrisch vervoer. Figuur 6: Drie scenario s voor de marktpenetratie van elektrische auto s. De scenario s laten voor 2020 een verwachting zien van 90.000 tot 1,9 miljoen elektrische auto s. (Liander, Strategisch Asset Management Plan, 2012) 25

5 Energietransitie Scenario s Om de bandbreedte voor duurzame energievoorziening in beeld te krijgen zijn drie energietransitie scenario s opgesteld. Startpunt voor de drie scenario s is de huidige situatie anno 2011 (0,9 % duurzame energie). Vanuit dit startpunt zullen drie scenario s worden opgesteld die een beeld geven van: het technisch potentieel, het huidige beleid (BAU-scenario) en een extra aanzet van het huidige beleid (Transitiescenario). De drie scenario s zijn op uiteenlopende uitgangspunten gebaseerd zodat er een bandbreedte ontstaat waarin realistische energietransitie scenario s voor Stedendriehoek zijn weergegeven. Tot slot wordt er in dit hoofdstuk een schema gepresenteerd waarin de ruimtelijke impact van de scenario s wordt weergegeven. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen stedelijk (bebouwde omgeving) en landelijk gebied (overig). 5.1 Business as Usual Het BAU-scenario (Business as Usual) is gebaseerd op het huidige beleid van de gemeenten in de Stedendriehoek. Energie en klimaatbeleidsdocumenten bieden inzicht in het beleid van de gemeenten over de komende jaren. Aangenomen wordt dat de plannen in de beleidsdocumenten (gericht op de komende 10 jaar) een realistisch beeld van de te verwachte ontwikkelingen op het gebied van energie, milieu en klimaat. Aanvankelijk is er ook gekeken naar de ambities en doelstellingen van lokale burgerinitiatieven. Echter, na een korte inventarisatie bleek dat de ambities van deze initiatieven niet erg hard waren en de uitkomsten zeer onzeker. Daarnaast vielen de ambities van de lokale ambities ten hoogste samen met de gemeentelijke beleidsnota s. We hebben er dan ook voor gekozen om ons alleen te richten op de beleidsdocumenten van de gemeenten in de Stedendriehoek. De plannen in de beleidsdocumenten lopen over het algemeen niet tot 2040. In de meeste gevallen hebben we dan ook de huidige plannen geëxtrapoleerd tot 2040. Dat wil zeggen: het huidige beleid is lineair doorgetrokken tot 2040. Tabel 3: Resultaten Business as Usual Scenario. Toelichting: in de tabel zijn de onderzochte duurzame energievoorzieningen weergegeven per gemeente. De getallen zijn in Terajoule en zijn gebaseerd op de beleidsdocumenten van de gemeenten. Wind Zon PV Zon Water Restwarmte Biogas Biomassa TOTAAL thermisch Brummen 0 89 8 0 62 0 0 159 Apeldoorn 108 567 61 0 228 512 0 1.476 Voorst 0 85 8 0 0 450 242 785 Epe 0 116 12 0 0 0 0 129 Deventer 86 351 39 0 285 0 0 761 Zutphen 230 166 19 0 57 0 30 510 Lochem 86 115 13 4 0 0 0 218 Totaal 511 1.488 161 4 632 962 272 4.037 Tabel 3 geeft een overzicht van effecten van het huidige beleid wanneer dit doorgetrokken zou worden naar 2040. De resultaten laten zien hoeveel duurzame energie er geproduceerd wordt in 2040 wanneer het huidige beleid uitgevoerd en doorgetrokken wordt. Uit de tabel is af te lezen dat in het BAU-scenario in 2040 in de Stedendriehoek 4.037 Terajoule duurzame energie wordt geproduceerd. Dit betekent dat 11 % van het energieverbruik wordt voorzien met behulp van duurzame energie. 26

5.2 Technisch Potentieel Het Technisch Potentieel scenario geeft inzicht in de maximale productiecapaciteit voor duurzame energie in de Stedendriehoek en geeft daarmee aan hoeveel duurzame energie er maximaal geproduceerd kan worden. In dit scenario is geprobeerd om zonder ruimtelijke, emotionele en financiële barrières te berekenen wat technisch mogelijk is. Hierbij is wel enige realiteitszin aangehouden. De uitgangspunten die gebruikt zijn, zijn de volgende: De huidige functie van een gebied wordt niet aangetast (landbouwgebied wordt niet opgeheven om zonnepanelen te plaatsten); Er moet worden voldaan aan de huidige wetgeving (er mag bijvoorbeeld geen windmolen geplaatst worden binnen 500 meter van woningen); Waar mogelijk worden energievraag en aanbod ruimtelijk gezien gekoppeld. Met het technisch potentieel ontstaan een soort bovengrens van wat er maximaal opgewekt kan worden aan duurzame energie. Tabel 4: Resultaten Technisch Potentieel Scenario. Toelichting: in de tabel zijn de onderzochte duurzame energievoorzieningen weergegeven per gemeente. De getallen zijn in Terajoule en zijn gebaseerd op de uitgangspunten in Bijlage D. Wind Zon PV Zon Water Rest- Biogas Biomassa TOTAAL thermisch warmte Brummen 4.790 1.888 32 0 1.050 73 120 7.954 Apeldoorn 10.378 6.080 245 0 550 138 361 17.751 Voorst 7.811 3.138 33 1 50 169 198 11.401 Epe 6.693 2.349 50 0 50 87 152 9.381 Deventer 6.917 3.901 154 0 375 161 258 11.767 Zutphen 1.682 1.596 77 0 50 27 91 3.522 Lochem 12.703 4.463 51 6 0 253 290 17.766 Totaal 50.974 23.416 643 7 2.125 908 1.470 79.542 De diverse duurzame energievoorzieningen in het Technisch Potentieel scenario zijn op verschillende manieren berekend. Voor windenergie en PV zijn kansberekeningen gemaakt op basis van het grondgebruik. Hiervoor is per grondgebruik bepaald hoeveel procent van het oppervlak ingezet kan worden voor duurzame energie opwek, zonder dat de huidige functie belemmerd wordt. Voor de overige duurzame energievoorzieningen is voornamelijk gebruik gemaakt van studies en rapporten naar mogelijkheden in de Stedendriehoek. Een uitgebreide uitleg van de getallen is terug te vinden in Bijlage D. Tabel 4 geeft een overzicht van het technisch potentieel voor de productie van duurzame energie. De resultaten laten zien hoeveel duurzame energie er geproduceerd wordt in 2040 wanneer er zonder emotionele en financiële belemmeringen berekend wordt hoeveel duurzame energie er geproduceerd kan worden. Uit de tabel is af te lezen dat in het Technisch Potentieel scenario in 2040 in de Stedendriehoek 79.542 Terajoule duurzame energie geproduceerd kan worden. Dit betekent dat 216% van het energieverbruik wordt voorzien met behulp van duurzame energie. Voorlopig kan dus geconcludeerd worden dat het wel mogelijk is om energieneutraal te worden. Sterker nog, bij uitvoering van het technisch potentieel scenario wordt de Stedendriehoek energie producerend. 27

5.3 Transitiescenario Het derde en laatste scenario wordt door alle betrokken (milieu en energie) ambtenaren van de gemeenten in de Stedendriehoek bepaald. Zij zullen tijdens werkgroep overleggen aangeven waar de extra kansen liggen voor het opwekken van duurzame energie. Deze extra kansen worden opgeteld bij het BAU-scenario. Het transitiescenario is dus een soort extra aanzet van het BAU-scenario. De resultaten van de inventarisatie zijn te vinden in Bijlage F. Tabel 5 laat zien hoeveel duurzame energie er geproduceerd wordt in 2040 wanneer er naast het BAU-scenario nog extra energiethema s gerealiseerd worden. De energiethema s zijn geselecteerd door de verantwoordelijke energie- en Tabel 5: Resultaten Transitiescenario. Toelichting: in de tabel zijn de onderzochte duurzame energievoorzieningen weergegeven per gemeente. De getallen zijn in Terajoule en zijn gebaseerd op de uitgangspunten in Bijlage F. Wind Zon PV Zon Water Rest- Biogas Biomassa TOTAAL thermisch warmte Brummen 346 766 16 0 62 37 0 1.226 Apeldoorn 605 2.371 123 0 228 581 0 3.907 Voorst 518 1.346 17 1 0 534 242 2.658 Epe 346 911 25 0 0 44 0 1.325 Deventer 346 1.702 77 0 285 81 0 2.490 Zutphen 432 762 38 0 57 13 30 1.333 Lochem 346 1.703 26 6 0 126 0 2.207 Totaal 2.938 9.560 321 7 632 1.416 272 15.146 milieuambtenaren. De thema s die in het scenario verwerkt zitten zijn: zonnetuinen in agrarisch gebied, zon PV op daken, zonneboilers, uitwerken Quick scan voor windenergie, windenergie in bos en covergisting van mest + maïs. Uit tabel 5 is af te lezen dat in het Transitiescenario in 2040 in de Stedendriehoek 15.146 Terajoule duurzame energie geproduceerd kan worden. Dit betekent dat 41 % van het energieverbruik wordt voorzien met behulp van duurzame energie. Hiermee bevindt het transitiescenario zich tussen het BAU-scenario en het technisch potentieel. 5.4 Ruimtelijke Impact Om beeld te krijgen van de landschappelijke impact zijn de energietransitie scenario s vertaald naar het ruimtebeslag. Hiermee kan per scenario gekeken worden hoeveel grond nodig is voor de productie van duurzame energie. Er is nog Tabel 6: overzicht van de ruimtelijke verdeling (stedelijk landelijk) van de energietransitie scenario s. De verdeling geeft aan welk aandeel duurzame energie in stedelijk en landelijk gebied opgewekt wordt in de drie energietransitie scenario s. BAU Transitiescenario Technisch Potentieel Stedelijk gebied 6 % 16 % 36 % Landelijk gebied 5 % 25 % 179 % Totaal 11 % 41 % 216 % 28

geen beeld van de ruimtelijke impact op detailniveau. Deze berekening is een eerste aanzet die alleen een onderverdeling maakt tussen stedelijk en landelijk gebied. De berekening geeft uiteindelijk een percentage van het totale oppervlak dat nodig is voor het opwekken van duurzame energie. Met andere woorden, er is niet gekeken naar de precieze inpassing, maar alleen naar oppervlakte cijfers. Tabel 6 biedt een eerste opmaat naar het ruimtebeslag voor de verschillende scenario s. In tabel 6 wordt eerst weergegeven waar de energie opgewekt wordt, zonder het ruimtebeslag al te berekenen. Dit geeft een eerste inzicht in de verdeling tussen energie productie in stedelijk of landelijk gebied. Opvallend is het verschil tussen de nadruk op productie in het stedelijk gebied in het huidige beleid en de mogelijkheden voor productie in het landelijk gebied in het technisch potentieel scenario. Het huidige beleid lijkt dan ook niet goed aan te sluiten bij de (ruimtelijke) potentie voor de productie voor duurzame energie. Tabel 7: Overzicht van de ruimtelijke impact van de energietransitie scenario s. De getallen zijn een weergave van het ruimtebeslag (percentage van totale oppervlakte) dat per scenario nodig is voor de productie van duurzame energie. Hierbij moet worden opgemerkt dat in het technisch potentieel scenario het meeste oppervlak wordt ingenomen door windmolens in agrarisch gebied. Dit is echter geen verloren oppervlak, omdat het gebied nog steeds gebuikt kan worden voor agrarische doeleinden. BAU Transitiescenario Technisch Potentieel Stedelijk gebied 3 % 12 % 23 % Landelijk gebied 0 % 3 % 46 % Totaal 1 % 4 % 44 % 5.5 Resultaten Figuur 4 laat zien dat de drie energietransitie scenario s een behoorlijke bandbreedte vertegenwoordigen. Van 11 % in het BAU-scenario tot 216 % in het Technisch Potentieel scenario. Daarbij komt nog de huidige situatie (0,9 % duurzame energie), die uiterst links in de figuur vermeld is. De kolommen in Figuur 7 vertegenwoordigen allen de hoeveelheid duurzame energie die geproduceerd wordt per scenario. Wanneer het huidige beleid uitgevoerd wordt en doorgetrokken naar 2040, dan wordt er 11 % van de energievraag voorzien met behulp van duurzame energie. Realisatie van het transitiescenario (aanzetten huidige beleid) levert 41 % duurzame energie op. En bij realisatie van het technisch potentieel scenario kan de regio meer duurzame energie produceren dan het verbruikt. 29

Figuur 7: De energieopbrengst in de drie scenario s verdeeld over de verschillende energiebronnen voor de stedendriehoek. De energievraag in de stedendriehoek is ook weergegeven. Bij het maximale potentieel wordt 210% van de energievraag geleverd door de energiebronnen. De drie oranje vlakken geven verschillende ambitieniveaus aan voor energieneutraliteit. De drie vlakken geven ieder een ander verbruiksgetal weer. Het onderste vlak geeft het verbruik van de huishoudens (warmte en elektra) in de regio Stedendriehoek weer. In het middelste vlak zitten naast de huishoudens ook de bedrijven verwerkt (wederom warmte en elektra). Het bovenste vlak, dat in deze studie als uitgangspunt wordt gehanteerd voor energieneutraliteit, vertegenwoordigd het energie verbruik van huishoudens, bedrijven en de mobiliteit (brandstof aan de pomp) in de regio. Voorlopig kan geconcludeerd worden dat energieneutraliteit in de regio Stedendriehoek technisch gezien haalbaar is. Sterker nog, wanneer alle emotionele en economische belemmeringen terzijde worden geschoven dan kan de regio duurzame energie produceren. Het is echter niet realistisch om puur alleen een technische analyse uit te voeren. Om een realistisch beeld te krijgen van de opgave (energieneutraliteit in de Stedendriehoek) hebben wij ervoor gekozen om ook een maatschappelijke en economische toets uit te voeren. Pas na uitvoering van alle drie de toetsen kunnen uitspraken worden gedaan over de hardheid en haalbaarheid van de energie- en milieuambities. 5.6 Gevoeligheidsanalyse In 2010 werd in Nederland 3.500 PJ energie gebruikt (CBS, 2011a, 2011b). Op termijn blijft de energievraag naar verwachting sterk gerelateerd aan de omvang van productie en consumptie. De effecten van efficiënter energiegebruik en verdienstelijking van de economie zijn daarbij beperkt. Bij een stabiliserende bevolking en een lage economische groei daalt tot 2040 de vraag naar energie enigszins; in een situatie met een hoge groei van bevolking en economie stijgt de vraag met meer dan 50% (CPB/MNP/RPB, 2006). Figuur 8 laat het landelijk energieverbruik per inwoner in Nederland zien. Te zien is dat de elektriciteitsvraag stijgt, maar dat de totale energievraag licht daalt. 30

Figuur 8: Huishoudelijk energieverbruik per inwoner in Nederland, 1950-2009 (CBS,2010) In Figuur 9 is een zogenaamd tornadodiagram te zien. Hierin is de invloed van onnauwkeurigheden van verschillende aannames op het landgebruik te zien. Er is te zien dat een variatie in de energievraag een relatief grote invloed heeft. De netverliezen, ketelrendement en de rendementen van zonnepanelen hebben weinig invloed. Figuur 9: De invloed van onnauwkeurigheden van verschillende aannames op het landgebruik. 31

6 Consequenties voor het energienetwerk Het toepassen van zulke grootschalige elektriciteits- en gasproductie heeft gevolgen voor de energie-infrastructuren. Echter, technisch gezien zijn er geen beperkingen te vinden in de energienetten. Met andere woorden: voor elke mogelijke variant om de Stedendriehoek energieneutraal te maken, is een energienet te ontwerpen én te realiseren. Het knelpunt voor het energienetwerk zullen aanleg- en beheerskosten zijn. Het is dus zaak om te bepalen hoe deze zo laag mogelijk gehouden kunnen worden voor de ambitie van de Stedendriehoek. 6.1 Het netwerk is afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen Om onnodige toekomstige investeringen te voorkomen, houdt Alliander bij nieuwe netten en bij onderhoud rekening met een groeiende elektriciteitsvraag. Hierbij worden politieke, economische en sociaal-culturele ontwikkelingen meegenomen. Ook worden de prognoses voor elektrisch vervoer, zonnepanelen, warmtepompen en dergelijke meegenomen om de veranderende vraag- en aanbodprofielen te bepalen. Voor het gasnet wordt een dalende vraag verwacht. Figuur 10: De prognoses die Liander hanteert om de nodige aanpassingen aan de energie infrastructuur te bepalen voor het elektriciteitsnet (linksboven) en het gasnet (rechtsonder). Figuur 9 laat zien hoe de genoemde ontwikkelingen het aanleg en het beheer van energienetten van Liander beïnvloeden. De figuur laat zien dat afhankelijk van waar en hoe de nodige duurzame elektriciteitsproductie toegepast gaat worden in de Stedendriehoek er andere acties door Liander genomen moeten worden. Voor Liander is het zaak om op basis van netbeheers- en aanlegkosten te bepalen wat de meest geschikte oplossing is om energieneutraal te worden. 32