Tekst over skelet, gewrichten en spieren pag. 1/5 Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet. De botten in je hoofd vormen je schedel. Je schedel wordt gedragen door de wervelkolom. De botten in de wervelkolom heten wervels. Aan een deel van die wervels zitten je ribben. De ribben zitten aan de voorzijde vast aan het borstbeen. Het borstbeen, de ribben en de wervels waar de ribben aan vastzitten, vormen samen de borstkas. De wervelkolom loopt door je romp naar beneden, tussen je heupbeenderen door. Je heupbeenderen horen bij je bekken. In de afbeeldingen hieronder zie je dat aan je heupbeenderen de langste botten van je lichaam vastzitten: de dijbeenderen in je bovenbenen. In je onderbeen zit aan de voorkant het scheenbeen en aan de achterkant bet kuitbeen. In je arm zit het opperarmbeen aan bet schouderblad vast. Je onderarm bevat twee botten. Aan de kant van de pink zit de ellepijp en aan de kant van de duim zit het spaakbeen. Je armen en benen noem je ook wel je ledematen.
Tekst over skelet, gewrichten en spieren pag. 2/5 Je skelet heeft vier functies: 1 Stevigheid geven Zonder botten zou je lichaam in elkaar zakken. 2 Vorm geven De vorm van je lichaam hangt af van de bouw van je skelet. Zo geven de botten van je schedel de vorm aan je hoofd. 3 Bescherming geven Delen van je skelet beschermen kwetsbare organen. Je schedel beschermt bijvoorbeeld je hersenen tegen stoten. 4 Beweging mogelijk maken Aan botten zitten spieren vast. Dankzij de botten met spieren kun je bewegen. De verbinding tussen bot en spier noemt men een pees. Sommige pezen kunnen heel lang zijn, zodat spieren op afstand kunnen werken. In je knieholte bijv. kun je pezen duidelijk voelen. Bestanddelen van botten Een bot bestaat uit been. Been bestaat uit kalk en lijmstof. Kalk ken je wel, schoolkrijt is ook van kalk. Een pijpje krijt is heel sterk, maar als je het wilt buigen, breekt het. Lijmstof is net gum. Het is gemakkelijk in elkaar te drukken, maar veert daarna weer terug. Stevig is die lijmstof dus helemaal niet, maar wel erg soepel. Door die twee stoffen is een rib erg sterk. Kalk lost op in zuur, bijvoorbeeld zoutzuur. De kalk is eruit, alleen de lijmstof is nog over. De rib wordt in zoutzuur een buigzaam staafje. In tegenstelling tot kalk is lijmstof brandbaar. Als je de rib in een vlam houdt verbrandt de lijmstof. Je houdt dan een zwartgeblakerd breekbaar kalkstaafje over. Hoe ouder je wordt, hoe meer lijmstof er uit de botten verdwijnt. Daardoor zij de botten van ouderen minder buigzaam en breken ze sneller dan bij kinderen. In het bot zitten ook bloedvaatjes en zenuwen. Via de bloedvaatjes krijgen de beencellen de stoffen die ze nodig hebben en door de zenuwen kun je pijn voelen in je botten. In het midden van het bot zit een holle ruimte met beenmerg. De wervelkolom als schokbreker In de afbeelding hiernaast zie je de wervelkolom. De wervelkolom is zo gebouwd dat hij schokken opvangt als je loopt, rent of springt. Dat gebeurt op twee manieren: 1. Door de speciale vorm. Als je van de zijkant naar de wervelkolom kijkt ziet er uit als twee letters S die op elkaar staan, de dubbele S-vorm. Daardoor kan de wervelkolom een beetje in elkaar gedrukt worden en weer terugveren. 2. Door kraakbeenschijven Tussen de wervels zitten kraakbeenschijven (zie de afbeelding). De kraakbeenschijven kunnen ook een beetje ingedrukt worden. Ook daardoor kan de wervelkolom een beet je veren.
Tekst over skelet, gewrichten en spieren pag. 3/5 Hoe is een wervel gebouwd? Elke wervel bestaat uit een wervellichaam, een wervelgat en Uitsteeksels. Het wervellichaam geeft stevigheid aan de wervelkolom. Door alle wervelgaten loopt het ruggenmerg. Dat bestaat uit zenuwen. In de afbeelding hiernaast zie je dat tussen twee wervels links en rechts een zenuw uit het ruggenmerg naar buiten komt. Kraakbeen Sommige delen van het skelet zijn heel buigzaam, bijv. de oorschelp, de punt van de neus, en de schijven tussen de wervels. Dit bestaat uit kraakbeen. Kraakbeen bevat veel lijmstof en heel weinig kalk. Kijk naar de afbeelding hiernaast. Daar zie je nog een plaats waar kraakbeen zit. Probeer zelf te bedenken waarom daar beweging nodig is! Waardoor zijn kinderen zo soepel? Met skelet van een pasgeboren baby bestaat bijna helemaal uit kraakbeen. Door alle lijmstof is het babyskelet zo buigzaam, dat de baby zijn tenen in de mond kan doen. Het skelet is wel erg buigzaam, maar niet stevig. Baby's kunnen nog niet rechtop staan, doordat de botten in hun benen dan doorbuigen. Als een baby ouder wordt, verandert het kraakbeen in de botten langzaam in been. Dat noemen we verbening. Het skelet van jonge kinderen is ai zo stevig, dat ze kunnen staan, lopen en rennen. Doordat de botten nog veel lijmstof bevatten, zijn ze nog buigzaam en breken ze niet snel. Door die buigzame botten zijn kinderen lenig en bewegen ze soepel. De verbening van bet skelet gaat tijdens het opgroeien verder. Hoe ouder je wordt, hoe meer lijmstof er uit de botten verdwijnt. Daardoor zij de botten van oudere mensen minder buigzaam en breken ze sneller dan bij kinderen. Hoe zitten botten aan elkaar vast? Botten kunnen op verschillende manieren aan elkaar vastzitten. Bij een naadverbinding is er geen beweging mogelijk, bij een gewricht juist heel veel. Je hebt altijd spieren nodig om je botten te laten bewegen. Je hebt ongeveer 200 botten in je lichaam. Deze botten kunnen op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn. De meeste schedelbeenderen zijn door een naad met elkaar verbonden. Deze botten kunnen niet bewegen. Tussen de wervels zitten kraakbeenschijven. Kraakbeen is Wat buigzamer dan bot, daarom kan je wervelkolom een beetje bewegen. Botten kunnen ook door gewrichten met elkaar verbonden zijn. Je kan ze dan goed bewegen.
Tekst over skelet, gewrichten en spieren pag. 4/5 Er zijn verschillende typen gewrichten. Het uiteinde van je opperarmbeen heeft de vorm van een kogel. Je schouderblad heeft een holle kom. Zo kan je arm alle kanten op draaien. Een kogelgewricht. In je elleboog zit een scharniergewricht. Een scharniergewricht kan maar één kant op bewegen. Net als een deur die open en dicht gaat. Bij een rolgewricht rollen ellepijp en spaakbeen om elkaar been, hierdoor kan de hand draaien. Bij een gewricht passen de uiteinden van de botten in elkaar. Kraakbeen voorkomt slijtage van je botten.
Tekst over skelet, gewrichten en spieren pag. 5/5 Een gewricht wordt bij elkaar gehouden door het gewrichtskapsel, en soms ook nog door gewrichtsbanden. Alles wordt soepel gehouden door gewrichtssmeer. Je kunt bewegen door je gewrichten. Maar dat gebeurt niet vanzelf. Daar heb je spieren voor nodig. Je spieren zitten met pezen aan de botten vast. De plaats waar een pees aan een bot vastzit heet aanhechtingsplaats. Een spier kan zich samentrekken, een pees niet. Als je je onderarm buigt, trekt je biceps samen. De biceps wordt korter en dikker. Als je je arm strekt, trekt je triceps samen. De triceps wordt nu iets dikker. Twee spieren die een tegengestelde beweging maken heten antagonisten MAAK NU DE OPDRACHTEN OP HET OPDRACHTENBLAD!