Uittreksel van 3 havo/vwo, hoofdstuk 5. HOOFDSTUK 5 Het Nederlandse landschap. 1 De erfenis van het landijs

Vergelijkbare documenten
6, De erfenis van landijs. Samenvatting door Saskia 1715 woorden 8 april keer beoordeeld. Aardrijkskunde.

Vragen over landschappen die we gaan behandelen

IJstijden. Blauw = tussenijstijd Rose = ijstijd

Ik heb gekozen voor vier gemeenschappelijke deelvragen, deze behandel ik per landschap.

Geschiedenis van de duinen

LANDSCHAPSANALYSE. 3: Landschapsvormen Hoog-Nederland. Sabine Geerlings Academie van Bouwkunst - 27 aprii. 27 september 2013 Academie van Bouwkunst

Hoofdvraag Hoe zijn de zes belangrijkste Nederlandse landschappen ingericht en hoe is dat te verklaren?

Kustlijn van de Noordzee

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4 Landschap Nederland

Werkstuk Aardrijkskunde De 6 landschappen in Nederland

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1, Mens en Milieu

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 1

Zand en klei 1. Van veen tot weiland 2. Blad 1. Heide Een lage plant met paarse bloemen.

6,7. Paragraaf 1, Hoe is het Nederlandse landschap ontstaan. Samenvatting door een scholier 835 woorden 10 januari keer beoordeeld

Samenvatting Aardrijkskunde Water hoofdstuk 2

Praktische opdracht Aardrijkskunde het Nederlands Landschap

Texel Landschappelijke ontwikkelingen

Sectorwerkstuk Aardrijkskunde Landschappen

Het gebied Begrenzing

3. Hydrologie van Nederland

Boekverslag door Mart 1381 woorden 28 januari keer beoordeeld. Aardrijkskunde. H2 Landschappen in beweging (BuiteNLand 2Havo/Vwo 3 e druk)

AK HF SE 2 'Wonen in NL' hoofdstuk 1

Het Nederlandse landschap. Rianne van den Braak. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Kwelder. Woordenboekspel. Spel. VO onderbouw

AK samenvatting H4. Het stroomstelsel is de hoofdrivier met alle zijtakken, het bestaat uit drie delen:

Post I. A: Oude duinen B: Zeekleilandschap. Bodemgebruik: A: Bos. B: Grasland

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk en

2 Bemesting Meststoffen Soorten meststoffen Grondonderzoek Mestwetgeving 49

KNAG-excursie Aardkundige monumenten in Noord-Holland

- Op de terugweg hiervan kwamen ze op één punt bijeen, Utrecht. ( auto s)

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4.1 t/m 4.4

Een gedeelte van een stad of een groter dorp. Een wijk bestaat uit meerdere buurten.

3 havo 4 water, 2 t/m 4

Laag Nederland ligt lager dan 1 meter boven NAP. De zee heeft een belangrijke rol gespeeld bij de opbouw van het land.

2 rivieren: natuurlijke systeem

Nederland Waterland Basisonderwijs

Een wal van zand, klei of steen die mensen beschermt tegen hoog water. De plek waar het rivierwater in de zee uitkomt.

De Geo H3 Nederland duurzaam: energie en water 3.1 Energie en klimaatverandering Energie de kracht die dingen laat werken aardgas Slochteren

De Geo. 2 th Aardrijkskunde voor de onderbouw. Antwoorden werkboek A hoofdstuk 3. eerste druk

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Rijnreis hv123. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

Paragraaf 2 hoe de rivier werkt

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4: Rivieren en Kust

Nederland, waterland

De duinen hebben een belangrijke functie in ons land:

Van de regen in de drup

5.: a. Wat was daarvan het gevolg? b. Beschrijf het ontstaan van het veen in deze periode?

2 Mavo H3 Europa: van de bergen naar de zee. versie A. toets par 4, 5 en 6.

De geomorfologie in het gebied wordt voor een belangrijk deel bepaald door de stuwwalvorming tijdens de Saale-ijstijd (afbeelding I.1).

De Noordzee HET ONTSTAAN

Het rivierklei-landschap

4,9. Opdracht door een scholier 1800 woorden 11 maart keer beoordeeld. Aardrijkskunde. India, een wereld van verschil.

HET ONTSTAAN VAN NEDERLAND

Ontstaan Noord-Holland (Pleistoceen)

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 2

NOORDZEE SYMPOSIUM 2007

Vroeger, toen hier ijs lag...

1 Vul in. 2 Vul in. Zoek de pagina in het lesboek. Lees de tekst en bekijk de foto of tekening. Maak dan de vraag. pagina 2 en 3

Samenvatting Aardrijkskunde 4.1 t/m 4.6

Soorten rivieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Samenvatting Aardrijkskunde Hoofdstuk 4

Pingoruïnes. Strandheem

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Jeroen Zomer, beleidsadviseur landschap en cultuurhistorie DE LANDSCHAPSGESCHIEDENIS VAN NOORD-HOLLAND OVER LANDSCHAPSDYNAMIEK EN ENERGIELANDSCHAPPEN

Woordenschat les 8.1. Vervuilde grond?

RING ZUID GRONINGEN HAALBAAR DANKZIJ COMBINATIE HEREPOORT

Daarnaast wordt er ook nog onderscheid gemaakt in de soort rivieren. Ook hier zijn er drie van:

Wat zijn de kenmerken van het landschap en hoe is het landschap ontstaan?

Naam: WATER. pagina 1 van 8

Lesbrief Aardkundige Monumenten

Werkstuk Aardrijkskunde Loonse en Drunense duinen

Lesbrief De Meerpolder 400 jaar:

Praktische opdracht Economie Broeikaseffect

Werkstuk Aardrijkskunde Veenlandschap

LESBRIEF ONDERBOUW VOORTGEZET ONDERWIJS - VMBO - GESCHIEDENIS OPDRACHTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Vervolg aantekeningen H1 Nat. Hulpbronnen. Omgaan met Natuurlijke Hulpbronnen Hoofdstuk 1.1 Aardrijkskunde CA-3

Samenvatting Aardrijkskunde Nederlandse Landschappen, het natuurlijk milieu, klimaatveranderingen

Lesbrief BIJZONDERE SCHATTEN OPDRACHT 1 - SCHATGRAVEN IN DE NOORDZEE

Drie aardkundige monumenten

LESBLAD WATERKRINGLOOP GROEP 5-6

LEZEN. Terpentijd

Soms moet de lucht omhoog omdat er een gebergte ligt. Ook dan koelt de lucht af. Er ontstaan wolken en neerslag. Dit is stuwingsregen.

Samenvatting Nederland ABC

Samenvatting Aardrijkskunde Samenvatting H2 par. 1 en 2

Samenvatting Aardrijkskunde H1 en 2 Nederland verandert

Soorten rivieren vmbo-kgt34

Bedreigingen. Broeikaseffect

Thema 3 Waterland. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. De Rijn. Rivierenland. Onder de loep. Begrippen. bron. gemengde rivier.

Rivieren vmbo-kgt34. CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

Lesbrief. Watersysteem. Droge voeten en schoon water. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

1 de kaart. samenvatting

Grond of aarde weghalen door te graven. Graven is een gat in de grond maken. De plaats waar de grond wordt weggenomen.

Samenvatting Aardrijkskunde Nederland als leefomgeving 01 - "Actuele vraagstukken van overstromingen en wateroverlast in NL"

Zoekopdrachten bij Het water komt. **

De Muy, De Slufter en Eierland

96-(224) 2.0 LOSSE GESTEENTEN

Gelieve bij gebruik van (stukken uit) deze tekst, gelieve de naam van de auteur te vermelden.

Samenvatting Aardrijkskunde Mens & Milieu, Hoofdstuk 1

Lesbrief. watersnoodramp. 1 februari Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

WERKBLAD pingo. naam. Heel lang geleden was het hier erg koud. Dat noemen we de ijstijd. Er waren heuvels, heel bijzondere heuvels.

Transcriptie:

Uittreksel van 3 havo/vwo, hoofdstuk 5 HOOFDSTUK 5 Het Nederlandse landschap 1 De erfenis van het landijs Het Pleistoceen u De [geologische] afzettingen aan de oppervlakte in Nederland zijn gevormd in de laatste [2,5 miljoen] jaar. Het grootste deel van deze periode heet [Pleistoceen]. In die periode was er sprake van een afwisseling van [glacialen (ijstijden)] en [interglacialen (warmere perioden)]. Tijdens een glaciaal was veel water opgeslagen in de vorm van [ijs], waardoor de [zeespiegel] 150 meter [lager] stond dan nu. In de voorlaatste ijstijd (= [Saale]tijd) bereikte het landijs zelfs het [noorden] van Nederland. Dit heeft geduurd van 150.000 tot [100.000] jaar geleden. De periode daarvoor noemen we het [preglaciaal], de periode daarna het [postglaciaal] [tot 10.000 jaar geleden]. Het preglaciaal u Een koele periode waarin in het zuidoosten als gevolg van de [hogere stroomsnelheden] van de Rijn en de Maas bedekt werden met [grind] en [grof zand]. Noordwaarts nam de stroomsnelheid [af] en werden dikke lagen [fijn zand] en [klei] afgezet. Deze rivierafzettingen worden de [puinwaaier] genoemd. Het Saale u Het binnenkomende landijs ondervond de minste tegenwerking in de droge [rivierdalen]. Daar verplaatste het ijs zich het snelst. Later werden de [ijstongen] breder en hoger en werden de rivierdalen [uitgediept]. De zijkanten van de rivierdalen werden opzij en omhoog geduwd: [stuwwallen], zoals de [Veluwe] Nadat het ijs verdwenen was, bleef een [breed en diep] dal achter, een zogenoemd [tongbekken]. Voorbeeld: de [Gelderse Vallei]. Het ijs nam uit Scandinavië veel stenen mee bovenop het ijs: [zwerfstenen]. Een deel werd onder het ijs vermalen tot [keileem]. Het postglaciaal u In het postglaciaal heeft het landijs Nederland niet meer bereikt. In plaats daarvan ontstond er een [poolwoestijn], waar de ondergrond meters diep [bevroren] raakte. De wind nam het zand van de [droge] bodem mee en legde dat verder weer neer: [dekzanden]. Het [fijnere] zand werd in heuvelachtig gebied neergelegd en vormde zo een meters dikke [löss]laag. Basisboek 69 Geologie u Geologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het [bestuderen van de aardkorst]. Geologen houden zich bezig met het ontstaan en de veranderingen van de aardkorst. De totale levensduur van de aarde, zo n [viereneenhalf] miljard jaar, wordt verdeeld in een aantal tijdperken, perioden en tijdvakken. Samen vormen ze de geologische [tijdschaal] of geologische [kalender]. Basisboek 70 IJstijden u IJstijden (=[glacialen]) zijn koude tijden waarin zich uitgestrekte ijslagen vormden. IJstijden komen vooral veel voor in de laatste [twee] miljoen jaar. Perioden tussen de ijstijden, waarin het klimaat op aarde opwarmde, heten [interglacialen]. Wij leven nu in een interglaciaal. Samenvattingen De Geo dl 3HV - 8 e editie [WJB] hoofdstuk 5 1

Basisboek 90 Kringloop van het water u Water komt voor in [drie] toestanden die steeds in elkaar overgaan: [vast] (sneeuw en ijs), [vloeibaar] (water) en [gasvormig] (waterdamp). De overgang van gasvormig naar vloeibaar heet [condensatie]. De voortdurende overgang van de ene toestand van water in de andere noemen we de [waterkringloop]. Bij de [korte] kringloop valt de neerslag direct terug in zee. Komt het meest voor. Bij de [lange] kringloop valt de neerslag op het land en gaat het water via een omweg terug naar zee. Een deel stroomt via de [rivieren] direct terug naar zee. Een deel van de neerslag [verdampt] weer. Enerzijds gebeurt dit door planten en bomen: [transpiratie], anderzijds door de gewone verdamping of [evaporatie]. Een deel van de neerslag verdwijnt naar het [grondwater], waar het soms duizenden jaren blijft zitten. Betreft ongeveer [30]% van het zoetwater De sneeuw op de zuidpool, Groenland en in het hooggebergte wordt samengeperst tot ijs. Die [ijskappen] bevatten ongeveer [70]%van het zoetwater. Basisboek 94 Rivieren u Twee soorten rivieren. 1. [Regen]rivieren: helemaal afhankelijk van het regenwater. Voorbeeld: Maas 2. [Gemengde] rivieren: krijgen smeltwater en water van de neerslag. Voorbeeld: Rijn Het [stroomgebied] is het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren. De [waterscheiding] is de grens tussen twee stroomgebieden. Het [debiet]is de hoeveel water die op een bepaald punt per seconde passeert. Het [regiem] is de schommeling in de waterafvoer. In de zomer wordt er minder water afgevoerd dan in de winter. Rivieren die een deel van het jaar droogvallen heten [wadi s]. Basisboek 95 Verval en verhang u De bovenloop van een rivier ligt ergens boven in de bergen of heuvels. De benedenloop ligt meestal in laagland en eindigt vaak in zee. Het hoogteverschil tussen twee plaatsen langs een rivier noem je [verval]. Het [verhang] is het [verval] uitgerekend per kilometer. In de [benedenloop] stromen rivieren langzamer dan in de [bovenloop]. Een delta is de [vertakking van een rivier in een aantal rivierlopen]. Een [estuarium] (of trechtermond) is een brede riviermond die door [eb- en vloed]stromen is uitgeschuurd. 2 Het ijs smelt, de zeespiegel stijgt Het Holoceen u Ongeveer [10.000] jaar geleden begon het Holoceen. Het werd [warmer] en het landijs ging [smelten]. De [Noordzee] kwam onder water te staan en de huidige kustlijn van Nederland kwam tevoorschijn. De [toendra]begroeiing verdween en [naald- en loof]bossen verschenen. Basisveen u De [hogere] zeespiegel konden de rivieren hun water niet meer goed afvoeren. Gevolg: de [kustgebieden] bleven onder water staan, waardoor uitgestrekte moerasgebieden ontstonden. De dode plantenresten hoopten zich op en vormden [basisveen], de oudste [Holocene] afzetting in Nederland. Waddengebied u Zo n 5000 jaar geleden nam de [zeespiegelstijging] af. Zeestromingen voerden [meer] zand aan dan er werd afgevoerd. Er ontstonden [strandwallen] langs de kust. Hierop ontstonden de oude [duinen]. Via [zeegaten] tussen de strandwallen kon het water hierachter tot stilstand komen. Gevolg: afzetting van [oude zeeklei]; dicht bij de zeegaten de [grovere] deeltjes, verder weg de zeer [fijne] slibdeeltjes. Samenvattingen De Geo dl 3HV - 8 e editie [WJB] hoofdstuk 5 2

Nog meer veen u De oude zeekleilaag werd steeds hoger opgeslibd. Hierop ontstonden opnieuw moerassen met een nieuwe veenlaag als gevolg: [Hollandveen]. De jongste afzettingen u Ook later in het holoceen steeg de zeespiegel. Soms drong de zee het veengebied binnen, zoals in [Noord- en Zuidwest]-Nederland. Gevolg het ontstaan van [veenmeren] en nieuwe afzettingen van de zee: [jonge zeeklei]. Duizend jaar geleden werd een nieuwe rij duinen gevormd, gedeeltelijk op, gedeeltelijk voor de oude duinen. Deze [jonge duinen] vormen nu de bescherming tegen de zee. Basisboek 64 Afvoer van verweringsmateriaal u Vier vervoerders spelen een belangrijke rol bij de afvoering van [verweringsmateriaal]. [Zwaartekracht] zorgt ervoor dat puin zich naar het laagste punt verplaatst. [Stromend water] in beken en rivieren vervoert het puin. Hoe harder het water stroomt, hoe groter en zwaarder het meegevoerde puin. [Gletsjers en landijs] kunnen grote rotsblokken meevoeren en zijn daarom de sterkste vervoerders. [Wind] is een verplaatser van zand en löss. De wind speelt alleen een rol in droge en onbegroeide gebieden. Basisboek 67 Grondsoorten u Een grondsoort (niet te verwarren met bodem) is het [losse materiaal aan de oppervlakte van de aardkorst]. Nederland heeft vier grondsoorten: [zand], [klei], [löss] en [veen] uit plantenresten. Zand heeft [grove] korrels waar veel [ruimte] (poriën) tussen zit. Het water zakt hier gemakkelijk in weg. Zandgronden zijn daarom [droog] en [onvruchtbaar]. De korrelgrootte van klei en löss is [kleiner] dan die van zand. Ze hebben kleinere poriën en zijn [vruchtbaarder]. Veen bestaat uit [plantenresten] die zijn gevormd in moeras. Veen houdt goed [water] vast en is vruchtbaar. Gedroogd veen noem je [turf]. 3 Mensen in het zandlandschap Het zandlandschap tot 1900 u In Oost- en Zuid-Nederland ligt het [dekzand] aan de oppervlakte. Hier bevinden zich ook de oudst bewoonde gebieden van Nederland. De [bossen] en de [heidevelden] werden gebruikt voor de [schapen]. De mest die in de schaapskooi werd achtergelaten, vermengd met [heideplaggen en bosstrooisel], diende als bemesting van de akkers op de [essen]. Daardoor kwamen de akkers steeds [hoger] te liggen. De hoeveelheid vee bepaalde de [hoeveelheid mest] voor de akkers. De lager gelegen graslanden, te nat voor de akkerbouw, heten [groengronden]. Het zandlandschap na 1900 u Eind 19 e eeuw kwam de [kustmest] op de markt. De heidevelden met hun schapen waren niet meer nodig voor de bemesting en werden omgezet in [akkerland]. De nadruk kwam nu te liggen op [gemengd] bedrijf: akkerbouw in dienst van de [veeteelt]. Halverwege de 20 e eeuw kregen akkerbouwboeren steeds meer internationale [concurrentie]. Zij werden gedwongen tot [schaalvergroting]: er werd gespecialiseerd in [intensieve veehouderij (=bio-industrie)], wat heeft geleid tot [intensivering] en [mechanisatie]. Deze overgang zag je in het landschap terug in de vorm van voedersilo s, [enorme varkensen pluimveestallen] en eindeloze weilanden en [maïsakkers]. Samenvattingen De Geo dl 3HV - 8 e editie [WJB] hoofdstuk 5 3

Vermesting u In de [bio-industrie] wordt veel mest geproduceerd, mede door de hoge [dierdichtheid]. De stikstof- en fosforverbindingen in de mest kunnen nauwelijks door de zandgronden worden opgenomen: de [buffercapaciteit] is klein. Mestoverschotten komen zo in het [grondwater] en het [oppervlaktewater]. Het gevolg is [eutrofiëring]: het voedselrijker worden van de bodem. Daardoor verdringen snelgroeiende planten alle andere. Voorbeeld : de [ vergrassing ] van de heide. Verzuring u Uit de mest komt ook [ammoniak]gas, waardoor het milieu [zuurder] wordt. Gevolg is dat plantenwortels en bodemleven wordt aangetast. De [zure] regen tast bossen, maar ook gebouwen van [kalksteen] aan. De aanpak u Aanpak van de problemen in het zandlandschap. De mestproductie is gedaald door [verkleining van de veestapel] en [aanpassing van het veevoer]. De mest moet [direct] in de bodem worden gebracht en het [uitrijden] mag pas als in het voorjaar de planten gaan groeien en mest nodig hebben. Het [zandlandschap] wordt ingrijpend veranderd. Intensieve bedrijven worden meer geconcentreerd in zogenaamde [reconstructiegebieden]. Daardoor komt er elders meer ruimte voor [natuur en recreatie]. Basisboek 103 Luchtvervuiling u Luchtvervuiling is de vervuiling van de [dampkring] met [giftige stoffen]. Een belangrijke oorzaak van luchtvervuiling is de [verbranding van fossiele brandstoffen] (door verkeer, industrie en elektriciteitscentrales). Zure stoffen uit de lucht die neerslaan op de bodem noem je [zure regen]. [Zure regen] tast veel bossen, meren en gebouwen en beelden aan. u De wind verspreidt vuile stoffen over een groot gebied. Dunbevolkte gebieden met weinig industrie en verkeer krijgen zo ook te maken met [vervuiling]. Een belangrijke maatregel om luchtvervuiling te beperken is [energiebesparing] en het plaatsen van [filters op schoorstenen] van centrales en fabrieken. Basisboek 132 Specialisatie en mechanisatie u Specialisatie wil zeggen dat er [wordt gericht op één product] (óf veeteelt óf akkerbouw). Dit wordt veroorzaakt door twee veranderingen: [Mechanisatie]: de vervanging van mensen door machines. [Intensivering]: het voortdurend proberen de productie per hectare en per dier te vergroten. Dit kost veel geld. u Het gevolg van specialisatie is dat de bedrijven steeds [groter worden]. Basisboek 133 Intensieve landbouw u Als er veel gebruik wordt gemaakt van kapitaal en kennis om een hoge opbrengst per hectare of per dier te halen, spreek van je [intensieve landbouw]. Er zijn vier vormen. [Sawa s] zijn akkers die onder water staan en gebruikt worden voor rijstbouw. Deze natte rijstbouw is erg [arbeidsintensief]. De glastuinbouw is [kapitaal- en kennisintensief]. De intensieve veehouderij is [kapitaal- en kennisintensief]. Veel dieren worden op een klein oppervlak gehouden en het meeste voer moet worden aangekocht uit andere delen van de wereld. De [intensieve veehouderij] staat ook wel bekend als bio-industrie. Het dier is hier een onderdeel van een [industrieel] proces. Bij het behalen van een zo hoog mogelijke productie komt het [welzijn] van de dieren vaak in de knel. Hierover is veel kritiek door [dierenbeschermers]. De [biologische] landbouw is een speciale vorm van landbouw waar zo min mogelijk gebruik wordt gemaakt van middelen die het milieu vervuilen. Samenvattingen De Geo dl 3HV - 8 e editie [WJB] hoofdstuk 5 4

Basisboek 135 Landbouw en inrichting u Ruilverkaveling is het [herinrichten van (landbouw)gebied om de opbrengsten van het land te vergroten], door middel van de volgende maatregelen: - [vergroting] van akkers en weilanden; - [verbetering] van de afwatering; - [verharding] van de zandwegen; - zorgen dat de kavels [aaneengesloten] liggen. Herinrichting met aandacht voor landbouw, natuurbehoud en recreatie noem je [landinrichting]. 4 Landschappen van Laag-Nederland Het noordelijke zeekleilandschap u Ongeveer 3000 jaar geleden begon de ontwikkeling van [kwelders]. De slib- en zanddeeltjes die tijdens de [vloed] waren aangevoerd zakten naar beneden en bleven bij [eb] liggen. Na verloop van vele eeuwen werd het gebied steeds [hoger] en raakte het [begroeid]. Bewoners in deze kweldergebieden legden [verhogingen] aan ter [bescherming] tegen [overstromingen], [terpen] genaamd. Later moesten deze als gevolg van de [stijgende] zeespiegel worden opgehoogd. Op den duur ontstonden er hele [dorpen] op zo n verhoging. Zeedijken u Zo n 1000 jaar geleden werden de eerste [zeedijken] aangelegd. Buitendijks werden [vlechtwerken] aangebracht om de [opslibbing] te bevorderen. Hierdoor ligt het buitendijks gebied [hoger] dan de oude polders achter de zeedijk. Bij voldoende opslibbing werd het kweldergebied [ingedijkt] en begon het proces opnieuw. Boeren mochten dan het nieuwe ingepolderde gebied dat grensde aan hun bestaande land in bezit nemen. Dit recht heet [recht van opstrek]. Nu zijn buitendijkse gebieden [natuurgebied]. Het laagveenlandschap u In de late middeleeuwen werd door de groei van de [havenstadjes] de behoefte aan [voedsel] steeds groter. De landheren gaven boeren toestemming om het [veengebied droog te leggen] voor gebruik; dit heet [ontginnen]. Langs een dijk, een weg of een kanaal werden de boerderijen neergezet, de zogenaamde [ontginningsbasis]. Van daaruit trok men het veengebied in. Na een kilometer werd een [wetering] gegraven, waarvan men verder het moeras in trok. Tussen meerdere weteringen werden sloten gegraven voor de [afvoer van het water]. De stroken land tussen de sloten waren [ongeveer honderd] meter breed en worden [slagen] genoemd. Na de ontginning u Na ontwatering van de bovenlaag werd er akkerbouw uitgeoefend. Door de ontwatering daalde bodem: [inklinking]. De bodem kwam meters lager te liggen en werd te nat voor [akkerbouw]]. Men stapte over op [veeteelt]. Ook kwam de bodem onder de zeespiegel te liggen en dreigden overstromingen. Vervening u Ook de behoefte naar [brandstof] steeg in de steden. Veen werd op grote schaal afgegraven, gedroogd op [legakkers], [in stukken gesneden] en als [turf] vervoerd naar de steden. Gevolg van de turfwinning: een landschap met honderden [petgaten], die bij storm uitgroeiden tot [plassen] en [meren]. Samenvattingen De Geo dl 3HV - 8 e editie [WJB] hoofdstuk 5 5

Basisboek 92 Grondwater u Grondwater bevindt zich in de kleine openingen tussen zandkorrels: de [poriën]. In grond met veel poriën ([poreuze] grond) kan water diep wegzakken ([infiltreren]). De bovenkant van het grondwater heet de [grondwaterspiegel] of het [grondwaterpeil]. Het grondoppervlak heet het [maaiveld]. Het grondwaterpeil is waar te nemen als je een kuil graaft. Grondwater is heel belangrijk voor de [plantengroei]. Het meest geschikte grondwaterpeil verschilt per boom of plant. 5 Zee, wind en rivieren Het duinlandschap u Het duinlandschap kent een driedeling. Achter het strand ligt een smalle duinenrij, de [zeereep]. De wind blaast er veel zout water tegenaan, waardoor weinig [begroeiing], behalve [helmgras], dat het duinzand vasthoudt en beschermt tegen afbraak. Achter de zeereep bevinden zich de [jonge duinen] met [hoge toppen] en [uitgeblazen] valleien. Sinds de middeleeuwen is er veel zand verstoven door de aanvoer door de [wind] en het [weghalen van begroeiing] door mens en dier. Tenslotte de [oude duinen]. Een brede strook met [kalkarm] zand. Voor een groot deel afgegraven tot ongeveer een [halve meter] boven het [grondwaterpeil] en daardoor zeer geschikt voor [bloembollenteelt]. We noemen ze [geestgronden]. Water in de duinen u Het duingebied is belangrijk voor de [zoetwaterwinning]. Het regenwater drijft op het zwaardere [zoute] water en wordt omhoog gehaald. Door de sterk toenemende vraag wordt er ook [rivierwater] geïnfiltreerd. Het duinzand [filtert] de schadelijke stoffen zo uit het water. Het rivierkleilandschap u Rivieren in Nederland [meanderen]. In de buitenbocht vindt erosie plaats, in de binnenbocht [sedimentatie]. In een [natuurlijke] situatie gaat een rivier daardoor steeds sterker [kronkelen]. Vóór de [aanleg van dijken] overstroomden de rivieren regelmatig. In en vlakbij de bedding werd [zand] afgezet, verder in rustiger water [klei]. Na opdroging kreeg de klei te maken met [inklinking] en het zand niet. De zandige [oeverwallen] zijn dus wat hoger dan de [komgronden] die uit klei bestaan. Mensen in het rivierkleilandschap u Door [dijkaanleg] en [oeverbescherming] zijn de rivieren onder controle. We onderscheiden [winterdijken] die het hoge water tegenhouden [zomerdijken] langs de [laagwater]bedding in de zomer. Tussen beide dijken in liggen de [uiterwaarden] die s winters onder water komen te staan. Er vindt dan opslibbing van de grond plaats, waardoor deze vaak hoger liggen dan het land achter de winterdijk. In de zomer liggen de uiterwaarden droog. Ter bescherming van de oevers zijn [kribben] aangelegd die de stroming afremmen. Ook wordt daardoor de [stroomgeul] smaller en is er minder [op- en aanslibbing] in de rivier. Van oudsher worden de uiterwaarden gebruikt voor [veeteelt] en voor het uitgraven van klei voor de [steenfabrieken]. Tegenwoordig krijgt de [natuur] meer kans en neemt ook de [recreatie] toe. Samenvattingen De Geo dl 3HV - 8 e editie [WJB] hoofdstuk 5 6

Basisboek 161 Water en inrichting u Nederland kent drie belangrijke waterwerken: - [Het Deltaplan] (dammen en stormvloedkeringen); - [De Zuiderzeewerken] (de Afsluitdijk en droogmakerijen); - [Ruimte voor de rivier] (voorkoming van rivieroverstromingen). u Er zijn twee vormen van landaanwinning: [Kwelders]: buitendijkse, begroeide gronden die alleen bij extreem hoog water onderlopen. [Droogmakerijen] 6 Zeeland, een land van overkanten Het begin u Tot 300 na Chr. was het zuidwesten een [veengebied] met enkele riviertjes en beschermd tegen de zee door [strandwallen]. Stormvloeden vernielden de strandwallen en het veen werd [overspoeld] of zelfs [weggespoeld]. Er ontstonden [veeneilanden] en [wadgeulen], de voorlopers van de Ooster- en Westerschelde. In de smalle uitlopers van de wadgeulen, de [kreken], overstroomde de zee het [veen] en werd daarop [klei] afgezet. De kreken zelf slibden dicht met zand. Na [bedijking] en [drooglegging] kreeg de klei te maken met [inklinking] en kwamen de gevulde kreken [hoger] te liggen. We spreken dan van [reliëfinversie]. Zo kwamen de lage natte [poelgronden] te liggen naast de hogere [kreekruggen]. op de kreekruggen ontstonden de [dorpen] en werden [akkers] aangelegd. Op de natte poelgronden komt meestal [grasland] voor. Oudland en nieuwland u Kreekruggen en poelgronden vormen samen het [oudland]. Dit werd vanaf de elfde eeuw [omdijkt]. Vanaf de [dertiende] eeuw begon de aanslibbing van klei tegen de dijken: spreken dan van [aanwassen]; ook ontstonden er opwassen, [zandplaten die droog kwamen te liggen]. Het zo ontstane [nieuwland] werd vaak ingedijkt waardoor de eilanden groter werden. Zeeland vormt zo een lappendeken van [polders]. In het huidige landschap liggen [landinwaarts] veel dijken die nu worden gebruikt als [verbindingsweg]. Selnering u Later in de [middeleeuwen] begon men op het oudland met het afgraven van veen. Door de [overstromingen] was dit doordrenkt met [zout water]. Na het weghalen van de [klei] kon men bij het veen. Het veen werd [verbrand] en uit de [as] werd het zout gehaald, dat vervolgens werd verkocht: [selnering]. In de loop der eeuwen zijn honderden vierkante kilometers [veen] afgegraven. De zoutopbrengst zou nu vele miljarden euro s opleveren. Omstreeks 1500 werd de [selnering] verboden vanwege het gevaar van [overstromingen]. Toch ging het afgraven illegaal nog zo n eeuw door. Samenvattingen De Geo dl 3HV - 8 e editie [WJB] hoofdstuk 5 7