Stand van zaken Masterplan/MER/streekplanuitwerking Meerstad Bijlage bij brief aan leden provinciale staten van het college van gedeputeerde staten. 21 januari 2003. Reg.nr. 2003-00878 1. inleiding De leden van het college van GS en het managementteam zijn in GS/MT op 12 november 2002 geïnformeerd over de situatie en ontwikkeling van dat moment betreffende het masterplan Meerstad en de projectorganisatie. Het Beleidsoverleg (de stuurgroep van Meerstad samen met de directie van marktpartijen) van 21 november besloot om met de toen beschikbare informatie naar buiten te treden, teneinde derden te informeren en met hen in discussie te treden. Het college van gedeputeerde staten hebben hiermee ingestemd op 19 november 2002. De informatie aan GS ging gepaard met een zogenaamd werkkdocument Meerstad met de inhoudelijke opbouw van het masterplan met onder meer een schets van de ontwikkeling van concept alternatieven naar beoogd voorkeursmodel. De bijbehorende planning gaf aan dat in december 2002 met het discussiemodel naar buiten kon worden getreden en dat eind januari 2003 het beleidsoverleg kon besluiten tot de keuze van het voorkeursalternatief (VKA). Dit zou dan vervolgens de aanloop zijn voor de voorbereiding van de inspraakfase in maart/april. Op 19 november 2002 besloot het college tevens om een eerste aanzet voor een kaart met beschrijving toe te zenden aan de Provinciale Omgevingscommissie Groningen (POG). Het beleidsoverleg heeft op 22 november 2002 een discussiemodel vastgesteld en besloot daarmee aansluitend gericht naar buiten te treden en met derden in discussie te treden. Het overleg met derden over het discussiemodel is goed verlopen. Dit is mede aanleiding om onderdelen van het model her te bezien. De planning was er op gericht om vóór de komende verkiezingen van Provinciale Staten zo ver te zijn gevorderd met de planontwikkeling dat vaststelling van de drie producten kon plaatsvinden ten behoeve van de formele inspraak. Het overleg over het discussiemodel heeft veel input opgeleverd. De verwerking daarvan vergt meer tijd dan verwacht. Daarnaast zijn de onderhandelingen over exploitatie tussen belanghebbende partijen (uitvoeringsorganisatie, GEM) nog niet afgerond. De tot dusver gehanteerde data in de planning moeten om die redenen dan ook worden aangepast. Dit houdt in dat vóór de komende verkiezingen van provinciale staten geen sprake zal zijn van vaststelling van relevante mijlpaalproducten. In plaats van besluitvorming ten behoeve van de inspraak treft u informatie aan over de stand van zaken met betrekking tot de planontwikkeling Meerstad. Informatie die kan worden aangemerkt als een actuele schets van hetgeen tot nu is bereikt. 2. enkele mijlpalen! Op 14 december 2000 stellen PS het POP vast. Hierin wordt het betreffende gebied als "uitwerking" aangeduid, en is o.m. aangegeven dat sprake zal zijn van grootschalige functiewijzingen.! Op 19 december 2000 behandelen GS voor het eerst de planontwikkeling "Groningen-oost" aan de hand van de in de projectorganisatie voorbereide stukken betrekking hebbende op de ambities, de doelstellingen, de aandachts- en uitgangspunten, alsmede een aanzet voor de vervolgaanpak.! Op 7 maart 2001 is namens de betrokken overheidspartijen (gemeente Groningen, gemeente Slochteren, DLG, LNV, waterschap Hunze en Aa's, provincie Groningen) een intentieovereenkomst ondertekend, met onder meer de hoofddoelstellingen, de gezamenlijke inzet om een masterplan te gaan ontwikkelen en te gaan onderzoeken hoe de organisatie in volgende fasen er uit zou kunnen gaan zien.! Op 19 juni 2001 is door GS het verzoek aan de minister van LNV om "Landinrichting Meerstad" op het zogenaamde Voorbereidingsschema te plaatsen.
! Op 22 april 2002 is namens betrokken overheidspartijen en de inmiddels betrokken marktpartijen een samenwerkingsprotocol ondertekend.! Op 16 april 2002 is door uw college de startnotitie MER Meerstad vastgesteld. Nadat de commissiemer haar advies uitbracht in juni, stelde u vervolgens in juli de richtlijnen voor de MER vast.! Informatie-uitwisseling over voornemens, vorderingen en aanpak rond Meerstad vond tussen maart 2001 en heden plaats door meerdere informatieavonden met klankbordgroepen en bewoners. Twee keer vond overleg plaats met doelgroepen en met raads- en statenleden.! 22 november 2002 vaststelling discussiemodel door het Beleidsoverleg. Aansluitend overleg over het discussiemodel met betrokken derden.! Kaart en beschrijving ten behoeve van de streekplanuitwerking zijn op 6 december 2002 in het POG behandeld. 3. intentieovereenkomst De vijf (hoofd)doelstellingen die partijen willen realiseren, zoals weergegeven in de intentieovereenkomst van 7 maart 2001, zijn: 1. de bouw van op termijn 8000 woningen in het midden en hogere segment; 2. de aanleg van een groot meer gericht op de buffering en berging van water; 3. het creëren van een recreatieve trekker onder meer in de vorm van bedoeld meer; 4. ontwikkeling van een robuuste verbindingszone ter versterking van de ecologische (hoofd)structuur van stad en regio en daarmee 5. de aanleg van een nieuw kwalitatief hoogwaardig landschap van substantiële omvang (GIOS) een en ander door het opstellen van een Masterplan voor de ontwikkeling van het plangebied en door het indienen van een aanvraag voor landinrichting, het bepalen van de gewenste samenwerkingsvorm tussen partijen en een verkenning van de wijze waarop private partijen bij de ontwikkeling van het plangebied kunnen worden betrokken. 4. organisatie Globaal gezien bestaat de projectorganisatie Meerstad uit een stuurgroep, waarin zitting hebben de betrokken zes overheidspartijen. Voor de provincie nemen daarin deel de gedeputeerden Calon en Jansen. Aan de zijde van de marktpartijen is een vergelijkbaar gremium in het leven geroepen. Beide groeperingen vergaderen periodiek samen als hoogste besluitorgaan in de projectorganisatie, genaamd "Beleidsoverleg". De stuurgroep wordt ambtelijk gevoed door de kerngroep. Vier ambtelijke (hoofd)werkgroepen zijn gericht op de inhoudelijke ontwikkeling en afwikkeling van de aan het project verbonden "producten" masterplan en MER. Het betreft de werkgroepen: "masterplan" (met een tiental beleidsinhoudelijke subwerkgroepen), "MER", "Communicatie" en "PPS" (met hieraan verbonden diverse subwerkgroepen als "exploitatie" en "grondverwerving". De provincie is in de groeperingen vertegenwoordigd. Eveneens is de provincie ambtelijk royaal vertegenwoordigd in de inhoudelijke subwerkgroepen. Ook de marktpartijen zijn vertegenwoordigd in de werkgroepen. Binnen de provinciale organisatie is sprake van een (interne) ambtelijke overleggroep Meerstad. Deelnemers zijn vertegenwoordigers van alle betrokken sectoren. Hierin vindt tweewekelijks afstemming plaats: informatie-uitwisseling, inhoudelijke verdieping en voorbereiding van bestuurlijke aangelegenheden. Nu de contouren van het masterplan in zicht komen, is inmiddels ook een start gemaakt met de voorbereiding van het derde product "de streekplanuitwerking". De voorbereiding geschiedt primair intern met nauwe afstemming met de werkgroep masterplan. Masterplan en streekplanuitwerking dienen inhoudelijk consistent te zijn. 5. drie documenten De planning was en is gericht op het tegelijkertijd in procedure brengen en vaststellen van drie te onderscheiden documenten, "masterplan", "strategische MER" en "streekplanuitwerking". Betrokken partijen werken gezamenlijk aan een Masterplan Meerstad. Het plan dat richting moet geven aan de ontwikkeling in het gebied dat in het POP is aangeduid als streekplanuitwerking, gelegen ten oosten van de stad Groningen. Onder meer vanwege de omvang en de complexiteit van de
planontwikkeling is gekozen voor een vrijwillige strategische MER. MER en Masterplan trekken gelijk op. Er bestaat een nauwe samenhang tussen de drie documenten. Besluitvorming rond het Masterplan wordt mede gevoed door de resultaten van het MER. Wil het Masterplan uiteindelijk tot uitvoering, wellicht in fasen en in onderdelen, komen dan dient het POP (streekplan) te voorzien in de mogelijkheid van de ontwikkeling van bestemmingsplan(nen). Reden waarom tevens een toegesneden streekplanuitwerking relevant is. Geeft het Masterplan Meerstad zo goed mogelijk aan wat uiteindelijk de visie, de ambitie, de kwaliteiten, de fasering en de flexibiliteit is, de streekplanuitwerking dient, indachtig haar functie, in de mogelijkheden te voorzien. 6. masterplan Op basis van de intentieovereenkomst wordt met betrokken partijen gewerkt aan de ontwikkeling van een masterplan voor het gebied. Deze ontwikkeling geschiedt niet alleen tussen en met overheidspartijen, maar inmiddels eveneens in samenwerkin g met betrokken marktpartijen. De marktpartijen zijn derhalve eveneens vertegenwoordigd in de verschillende organisatieonderdelen van het project. Het draagvlak voor het plan wordt zodoende verbeterd en de uitvoerbaarheid van het plan neemt toe. Tevens kunnen daardoor de voorbereidingen van de toekomstige uitvoeringsorganisatie, hetgeen eveneens opdracht is in de intentieovereenkomst, optimaal plaatsvinden. Het masterplan kan als hoofdproduct worden beschouwd. Hoe staat het met de ontwikkeling van het Masterplan? Op 22 november is in het beleidsoverleg besloten tot vaststelling van het discussiemodel, waarmee derden konden worden geïnformeerd en met hen in discussie kon worden getreden. Het discussiemodel is gegoten in de vorm van een van de communicatieproducten, Meerbericht 5. Bijgaand treft u een exemplaar van dat Meerbericht aan. In december 2002 is over het discussiemodel gesproken met diverse betrokken derden, w.o. raads- en statenleden, doelgroepen en bewoners. Ook het POG is gevraagd om advies aan de hand van de informatie over de intentieovereenkomst van het masterplan, het aangehaalde discussiemodel, de startnotitie van het MER en een kaart en beschrijving in verband met de voorgenomen streekplanuitwerking. Het discussiemodel is vrijwel unaniem positief ontvangen en het open planproces wordt geprezen. Daarnaast zijn diverse adviezen, op- en aanmerkingen binnengekomen, waarover de projectorganisatie zich thans buigt. Een en ander kan leiden tot aanpassing van het discussiemodel op onderdelen. Tevens zijn binnen de projectorganisatie nog enkele specifieke onderwerpen in discussie die mogelijk nog invloed hebben zowel op de inhoud als op de planning. Dit betreft bijvoorbeeld het resultaat van het lopende overleg over de exploitatie. Uiteindelijk zal het Masterplan behalve een of meer kaarten, bestaan uit een schets van het basisonderzoek dat tot het uiteindelijke plan heeft geleid. Onderbouwende inhoudelijke informatie derhalve, inclusief tekst over specifieke deelgebieden en systemen (bijv. water en groen), referentiebeelden van in de deelgebieden te realiseren "invulling", de fasering en de mate waarin daarin per deelgebied regie zal moeten worden gevoerd. Naar aanleiding van de voorstudies op sectorale onderdelen, is voor een systeem gekozen waarbij de componenten "landschap", "water" en "groen" de basis vormen voor de invulling van het gebied. Zo is de zogenaamde blauwgroene onderlegger ontstaan met zoekruimtes voor de zogenaamde laagdynamische functies. Vervolgens is daarop gepositioneerd de hoofdinfrastructuur, eveneens op basis van onderzoeksresultaten. Daardoor ontstond het zogenaamde structurerend raamwerk dat als basis dient voor het te ontwikkelen masterplan. Door hierop vervolgens de meer dynamische functies als wonen, werken, landbouw en recreatie een plaats te geven, ontstaat het masterplan. Dit is in grote lijnen de werkwijze geweest voor het ontwikkelen van het masterplan. Het zichtbare resultaat dat u thans wordt bijgeleverd is dus "slechts" het discussiemodel, het topje van de ijsberg. Een dezer dagen wordt een besluitvormingsdocument gepresenteerd binnen de projectorganisatie op basis waarvan besluiten naar aanleiding van het vooroverleg/inspraak en thans nog lopend nader overleg over enkele specifieke kwesties, kunnen worden genomen. Aansluitend kan het document Masterplan worden afgerond en wordt ingestoken op (afronding van) de formele procedures en de definitieve besluitvorming.
Naar aanleiding van het discussiemodel van 21 november 2002 en het daarover met derden gevoerde overleg zijn de volgende punten de belangrijkste onderwerpen waarover nadere afweging plaats moet vinden. 1. Omvang, ligging, kwaliteit van het groen in het plan en de samenhang met andere functies (incl. de robuuste verbindingszone; EHS). 2. De hoeveelheid en de locatie van woningen in het gebied ten oosten van het meer. 3. De omvang van de uitbreiding van woningbouw bij Harkstede. 4. De invulling van de noordzijde van het Slochterdiep. 5. Dichtheden van woningbouw nabij de stad. 6. De relatie van de stad en Meerstad en de verbindin tussen beide. 7. De ligging van het zogenaamde piloteneiland 8. De omvang van de opgave bedrijventerrein. Aanvankelijk werd gestreefd naar 240 ha bedrijventerrein. Het discussiemodel bevat nu 150 ha bedrijventerrein. 9. Overleg met de NAM, Gasunie en met Essent is nog gaande om de consequenties van de ligging van enige technische infrastructuur na te gaan. 7. Milieu-Effect-Rapport Er wordt voor het opstellen van het Masterplan Meerstad een vrijwillige, strategische m.e.r.-procedure doorlopen. Hiervoor is gekozen om bij te dragen in de onderbouwing ten behoeve van de besluitvorming. Voorts wordt daarmee tijd en procedurewinst geboekt bij vervolgmerren. In de verdere planontwikkeling resp. de uitvoering zitten enkele onderdelen die MER-plichtig zijn. Dit betreft bijvoorbeeld zandwinning, de aanleg van een groot meer en de aanleg van een groot woongebied. De m.e.r.-procedure voor deze activiteiten zal door de aanwezigheid van een strategische MER kunnen worden bekort omdat de fase van een startnotitie kan worden overgeslagen. In het (strategische) MER zijn op basis van de blauwgroene onderlegger enkele globale invullingen van het gebied geschetst die aan nader onderzoek worden onderworpen teneinde de plussen en minnen uit milieuhygiënisch oogpunt op rij te krijgen. Een en ander heeft inmiddels geleid tot het bepalen van het meest milieuvriendelijk model (MMA). De MER is inmiddels zover afgerond dat alleen nog het voorkeursalternatief (VKA) in nauwe samenhang met het masterplan moet worden opgenomen. Dit geschiedt zodra er voor het masterplan een model is gekozen waarin ook de sociale en economische componenten zijn verdisconteerd en het discussiemodel hèt Model is geworden. Zo'n model wijkt dikwijls af van het MMA om diverse redenen, onder meer vanwege draagvlak en vanwege uitvoerbaarheid. Het Masterplan wijkt zo gemotiveerd af van het MMA. Het zo ontstane model (hèt Model ofwel het voorkeursmodel) maakt afronding van het MER-traject mogelijk door het VKA in het MER toe te voegen. Voor een nadere toelichting en een weergave van de stand van zaken met betrekking tot de MER wordt verwezen naar bijgaande Memo "stand van zaken m.e.r.-procedure Meerstad". 8. streekplanuitwerking Vanaf medio 2002 zijn voorbereidingen getroffen om de noodzakelijke streekplanuitwerking, zoals aangegeven in het POP, parallel aan de besluitvorming rond het masterplan en de strategische MER te ontwikkelen en ter besluitvorming voor te leggen. Met het gereed komen van het discussiemodel is tevens een eerste aanzet voor een streekplanuitwerking gemaakt in de vorm van een kaart met beschrijving. Dit dient als als basis voor de verdere voorbereiding van een streekplanuitwerking en geeft een beeld van hoe in grote lijnen de streekplanuitwerking er uit zal kunnen gaan zien voor dat betreffende onderdeel. Bijgaand ontvangt u een kaart en de beschrijving, voorafgaande aan het Voorontwerp Streekplanuitwerking dat in maart/april gereed zal zijn. Dat betekent dat bijgaande voorstellen nog geen formele status hebben. De betreffende "eerste beschrijving en kaart" is behandeld in de Provinciale Omgevingscommissie Groningen op 6 december j.l. Het verslag van die bijeenkomst is bijgevoegd. Enkele nadere inhoudelijke keuzes voor het masterplan zullen haar vertaling nog moeten vinden in de streekplanuitwerking. De kaart en de beschrijving zijn derhalve een momentopname en geven een beeld van de komende streekplanuitwerking op die onderdelen. Een tussenstap op weg naar een
voorontwerp van de streekplanuitwerking. De streekplanuitwerking zal uiteindelijk de uitvoering van de plannen zoals in het Masterplan zal worden a angegeven, mogelijk moeten maken. 9. planning/procedures Dezer dagen wordt de planning aangepast. Het is duidelijk dat de besluiten om de drie documenten ("producten") formeel in de inspraak te brengen niet binnen de huidige collegeperiode kan plaatsvinden. Het streven is erop gericht om nog voor de periode van de zomervakantie de inspraak te doen plaatsvinden. Behandeling in de staten zal vervolgens na de zomervakantie plaatsvinden. Voor de MER is een procedure tot en met de vaststelling door Provinciale Staten noodzakelijk. De leden van provinciale staten zullen, evenals in achterliggende periode, periodiek op de hoogte worden gesteld van de ontwikkeling en de stand van zaken. Naar verwachting zal de eerstvolgende informatiebijeenkomst plaatsvinden rond de vaststelling van de producten die voor inspraak gereed zijn, april 2003. Bijlagen: - memo "stand van zaken m.e.r.-procedure Meerstad - beschrijving en kaart streekplanuitwerking - concept verslag Provinciale Omgevingscommissie Groningen 6 december 2002 - discussiemodel d.d 22 november 2002