Mobiliteit en keuzebegeleiding



Vergelijkbare documenten
Intercultureel leren. Workshop. Studievoormiddag 6 juni 2014

Verbeteren van de slechte schoolresultaten voor wiskunde en wetenschap blijft uitdaging voor Europa

Erasmus voor iedereen: EU-financiering voor 5 miljoen burgers

04 Support staff training

HET IENE2 MODEL CURSUS : TRAIN DE TRAINER

Erasmus Mobiliteitsproject van de EU en andere exchange mogelijkheden pag. 1

BEST BOSS BELEIDSNOTA Aanbevelingen voor een succesvolle bedrijfsopvolging van KMO s in toerisme

Dienst Studieadvies. PROJECT GO INTERNATIONAL 26 oktober Infosessie: Financiering van je buitenlandse studies

13/10/2014. Erasmus + Waarom exchange?


Bruikbare Aanbevelingen om de EILEEN- Benadering toe te passen

EURES EUROPEAN EMPLOYMENT SERVICES

Welke vaardigheden hebben een invloed op het al dan niet succesvol zijn van het outplacement?

TOPSIDE staat in het Engels voor Training Opportunities for Peer Supporters with Intellectual Disabilities in Europe. Richtlijnen

Evaluatie National Contact Point-werking van het Vlaams Contactpunt Kaderprogramma

Q1 In welke hoedanigheid neemt u deel aan deze enquête:

Training mobiliteitscoach

Make it work! Virtuele mobiliteit in internationale stages integreren: een snelgids

Procedure Erasmus

Erasmus+ Jeugd. Informatiebijeenkomst 20 januari 2014

ANNEX BIJLAGE. bij VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

Betreft: Participeren en studeren in het buitenland. Knelpunten voor studenten met een functiebeperking

Advies over de moderniseringsagenda hoger onderwijs van de Europese Unie

Going abroad: Info session for BLT students

1. WAAROM DIT HANDBOEK? 2

Verwelkoming. Het is beter een mijl te reizen dan om duizend boeken te lezen (Confucius)

Arbeidsmarkt allochtonen

Samenvatting. 1. Wat houdt het begrip internationale samenwerking in?

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

TMA 360º feedback Flexibel en online. TMA 360º feedback werkboek. Dank u voor het gebruiken van de TMA 360º feedback competentie-analyse

EP-Nuffic Jaarcongres 2015 Doorlopende leerlijn: Internationale Competenties in het hoger onderwijs. Jos Walenkamp Lector Internationale Samenwerking

Optimaal gebruik van de producten van het project.

ENTANGLE - Nieuwsbrief

Procedure Erasmus

Vraag nr. 788 van 20 augustus 2013 van JOS DE MEYER

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 15 januari 2002 (OR. en) 14759/01 JEUN 67 SOC 510

SLEUTELCOMPETENTIES VOOR TEWERKSTELLING IN DE DIESTENSECTOR

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Oriënteringssessie Op Erasmus gaan: een vlag met vele ladingen. International Days 2015

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Stand van zaken van de Smart City -dynamiek in België: een kwantitatieve barometer

De arbeidsmarktintegratie van personen met een handicap in Europa. Barbara Vandeweghe IDEA Consult 12 december 2011

HIB-seminar 4 juni 2015 Internationalisering doe je samen: de docent maakt het verschil TAAL & INTERNATIONALISERING Maike Verhagen & Marion Hemsing

ERASMUS+ STRATEGISCHE SAMENWERKING TUSSEN SCHOLEN SCHOOL EXCHANGE PARTNERSHIPS

Ryckevelde vzw. Internationalisering van A tot Z voor het secundair onderwijs. Programma. Mogelijkheden. Beweging voor Europees burgerschap

Europese vergelijking systemen van volwasseneneducatie en aanpak laaggeletterdheid

EVS. European Voluntary Service

Thema 4: Competentiemanagement

SERVICE-LEARNING ONDERWIJSPROJECT VOOR SINOLOGIE PILOOTPROJECT VOOR EEN UNIVERSITEITSBREED PROGRAMMA OG SINOLOGIE

onderwerp Procedure Erasmus

Openbare raadpleging over de coördinatie van de sociale zekerheid in de EU

INFOSHOP Het CAF in Europa Patrick Staes

inspireren en innoveren in MVO

Het bevorderen van een integrale en duurzame stedelijke en regionale ontwikkeling: beleid en instrumenten

HAALBAARHEIDSONDERZOEK NAAR EEN EUROPESE SECTORRAAD ARBEIDSMARKT EN KWALIFICATIES IN DE SPORT EN BEWEEGSECTOR

National Qualifications Framework in an international perspective. Vlaams Ministerie Onderwijs en Vorming Brussel, 30 november 2009

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

Open Data in België en Vlaanderen; Interessante complexiteit. Noël Van Herreweghe

Diverser personeel. Mooi, en dan? Dr. Mtinkheni Gondwe

Deel 8 INTERNATIONALE VERGELIJKING

KA 1 Mobiliteit Jeugd. Marrie Kortenbosch & Mireille Unger

ERASMUS+ Stages. april 2015

Deel 8. internationale vergelijking

~ :-.~? 'J~ ~ Vlaamse Regering. DE VLAAMSE MINISTER VAN WEL2;IJN, VOLKSGEZONDHEID EN GEZI1ir

Mobiliteit. Onderwijs Normen

Europakenner Onderzoeker Journalist. toepassing. bediscussiëren en beargumenteren van Europese kwesties. gehaald op:

Infosessie LOBW 25/11/2014. Programma infosessie: Erasmus + Waarom exchange?

TTALIS. Maatschappelijke waardering door de ogen van de. leraar en de samenhang met leraar- en schoolkenmerken

Bijlage Actieplan voor mobiliteit

EUROPESE UNIE HET EUROPEES PARLEMENT PE-CONS 3659/1/01 REV 1

PIAAC IN FOCUS 1: IS ONDERWIJS WEL EEN HEFBOOM VOOR HET WEGWERKEN VAN HET GELETTERDHEIDSDEFICIT?

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie.

2 De organisatie geeft aan welke actuele maatschappelijke ontwikkelingen relevant zijn in relatie tot haar missie en visie.

STAGES IN ARBEIDS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE: FEEDBACKINSTRUMENT

Auteur. Onderwerp. Datum

Divers DEnken Reflectie-instrument voor leraren Studiedag OMIG 25/05/11 Helena Sienaert

ATLEC. Ondersteunende Technologie Leren via Eenvormig Curriculum. State of the Art en Onderzoeksanalyse Samenvatting

Oefening: Profiel en valkuilen vragenlijst

8301/18 van/pau/sl 1 DG E 1C

#BeActive Reglement ondersteuning clubs in het kader van Europese uitwisseling

EVS. European Voluntary Service

Addendum Tewerkstelling van kansengroepen bij lokale besturen

Nederlandse Samenvatting

Boodschap uit Gent voor Biodiversiteit na 2010

Indeling hoger onderwijs

EU-samenwerkingsprogramma etwinning - Deelname Vlaamse leerkrachten

Ontstaan van de EU Opdrachtenblad Schooltv-beeldbank

Een exploratieve studie naar de relatie tussen geïntegreerd STEM-onderwijs en STEM-vaardigheden op secundair niveau

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 26 november 2003 (27.11) (OR. fr) 15314/03 Interinstitutioneel dossier: 2003/0274 (COD) CULT 66 CODEC 1678

TTALIS. Schoolleiders doorheen de. loopbaan: deelname aan en intensiteit van professionalisering

Opleidingsprogramma DoenDenken

Feedback. Soorten feedback Evaluatieve feedback: Goed gewerkt. Descriptieve feedback: Goed gewerkt. Je hebt alle belangrijke elementen opgenomen.

Alle tools Leeftijd en Werk op Lieve De Lathouwer expertisecentrum Leeftijd en Werk

2.5. Opzetten van een Bijzondere Onderhandelingsgroep (BOG). Stappen

Resultaten van Fase 2 van de studie- en begeleidingsopdracht

Voorlichtingsbijeenkomst Mobiliteit Nieuwkomers

MinervaEC. MInisterial NEtwoRk for Valorising Activities in digitisation, econtentplus. Periode: 1 /10/ /09/

Thema 2 Om ons heen. Samenvatting. Meander Samenvatting groep 7. Landschappen. Klimaten. Samenwerking. de regering. Onder de loep.

1. Mobiliteitscoach, van idee tot project: Inleiding

Transcriptie:

Mobiliteit en keuzebegeleiding

Mobiliteit en keuzebegeleiding Het belang van begeleiding voor, tijdens en na de buitenlandse ervaring

Betrokken partners in dit project: Belgium: Euroguidance Centres Dominique Lorent Jozef Vanraepenbusch France: Ministry of National Education s Euroguidance Centres in collaboration with ONISEP (French national office for education and career information) Graziana Boscato Elisabeth Gros Claudine Roux Luxemburg: Euroguidance Centres Jos Noesen Karin Mayer Stephan Hawlizky Romania: Euroguidance Centre Mihai JIGAU 4

Mobiliteit en keuzebegeleiding: inhoudstabel Betrokken partners in dit project:... 4 Mobiliteit en keuzebegeleiding: inhoudstabel... 5 Mobiliteit en keuzebegeleiding... 6 Inleiding... 8 Hoofdstuk 1: Begrippenkader... 10 Mobiliteitsadvies... 10 Activiteiten die te maken hebben met mobiliteitsadvies... 10 Mobiliteit... 10 Hoofdstuk 2: Korte historische schets van het Euroguidancenetwerk.... 14 Hoofdstuk 3: Netwerken die Europese mobiliteit ondersteunen.... 16 Mobiliteit en kwaliteit.... 18 Mobiliteit en keuzebegeleiding... 18 Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen.... 20 Een analyse van mobiliteit en de gevolgen van begeleiding voor, tijdens en na de buitenlandse ervaring.... 20 Inleiding.... 20 Het belang van triggers... 21 Mobiliteit voorbereiding:... 21 Ondersteuning tijdens het verblijf... 25 Follow-up... 27 Appendix 1: Kleurrijk Vlaanderen... 30 Appendix2: De Interculturele Ontwikkelingsvragenlijst... 32 Referenties:... 36 5

Mobiliteit en keuzebegeleiding De wereld is een boek en degenen die niet reizen lezen slechts één pagina Saint-Augustin Voorwoord Dit document is bedoeld als leidraad voor professionals die mobiliteitsadvies verstrekken. Deze praktische tool is ontwikkeld door partners van het Euroguidance netwerk waardoor andere professionele begeleiders gebruik kunnen maken van hun ervaringen. Het stelt hen in staat na te denken over hun eigen praktijken en geeft hen kwaliteitsvolle praktische voorbeelden. Jozef Van Vanraepenbusch Georges Van Damme Euroguidance Vlaanderen Een opsomming van tools uit verschillende Europese Lidstaten die gebruikt worden in de context van levenslange keuzebegeleiding door professionals is consulteerbaar onder de volgende link: http://www.euroguidance.be klik op werkgroep mobiliteit in het menu Dit project werd gefinancierd met de steun van de Europese Commissie. De verantwoordelijkheid voor deze publicatie (mededeling) ligt uitsluitend bij de auteur; de Commissie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor het gebruik van de informatie die erin is vervat. 6

Inleiding

Inleiding Het Euroguidancenetwerk stelde de laatste jaren vast dat studie- en keuzebegeleiders langzaamaan geëvolueerd zijn naar mobiliteitsconsulenten. Deze verschuiving kwam er vooral door de wijzigende vragen van de jongeren. Het leek dan ook aangewezen om deze nieuwe evolutie te beschrijven. Dit vooral om een nog betere service te bieden naar de gebruikers toe en om de kwaliteit ook naar de toekomst veilig te stellen. Het uiteindelijke doel is dan om deze nieuwe vaardigheden door te geven aan de andere leden van het netwerk en aan alle studie- en keuzebegeleiders. We willen door deze publicatie ook de coherentie, de transparantie en het begrip van de gebruikte tools en praktijken vergroten. Deze publicatie richt zich niet alleen tot de studie- en keuzebegeleiders, maar naar iedereen die geconfronteerd wordt of interesse heeft in de internationale mobiliteit of ermee te maken heeft in de dagdagelijkse praktijk. Inleiding 8

Hoofdstuk 1: Begrippenkader

Hoofdstuk 1: Begrippenkader Mobiliteitsadvies Dit advies behelst hulp om een mobiliteitsproject op poten te zetten, het geven van informatie, ondersteunende activiteiten in het kader van de levenslange en levens brede begeleiding en dit met betrekking tot studeren, tewerkstelling, het volgen van een nieuwe opleiding. Het advies moet neutraal zijn en moet vertrouwelijk verstrekt worden in het belang van de vraagsteller. Het moet bovendien geloofwaardig, effectief en nuttig zijn en rekening houden met alle feedback die door de betrokken partijen wordt gegeven. Het is dan ook vanuit dit oogpunt dat de consulent gebruik moet maken van transparante en bondige informatie/aanpak. Activiteiten die te maken hebben met mobiliteitsadvies Deze zijn zeer divers en variëren naar gelang de context waarin ze gevraagd worden. Ze kunnen vallen onder volgende velden: adviserende interviews, projectontwikkeling, projectondersteuning, advies van op afstand, promotie voor persoonlijke mobiliteitsprojecten, bewustzijn van de coördinatie met het eigen semestersysteem, Mobiliteit Hier gaat het om een verblijf van een korte of langere periode in het buitenland in het kader van studeren, een stage, vervolmaken van je taalvaardigheid, werken, vrijwilligerswerk, enz. Het is noodzakelijk om een onderscheid te maken in 2 soorten mobiliteit: de individuele mobiliteit en de institutionele mobiliteit. Als voorbeeld nemen we het rapport van de Franse Nationale Raad voor de Ontwikkeling van Internationale Studentenmobiliteit. Zij namen in het jaarverslag van 2003-2004 voor het eerst een standpunt in en gaven een definitie van de verschillende types van internationale mobiliteit 1. Franse studenten die een mobiliteitsproject ondernemen, doen dit meestal langs een geïnstitutionaliseerde weg. Deze verloopt meestal via samenwerkings- en uitwisselingsovereenkomsten van de hogescholen en universiteiten of op basis van bilaterale of multilaterale programma s, die gefinancierd worden door de eigen overheid of andere instanties. Het grootste aandeel van de mobiliteit die echter ondernomen wordt door werknemers wordt gefinancierd door eigen financiële middelen. Het is dan ook belangrijk om te onderlijnen dat de sociale vraag van alle stakeholders en belanghebbenden (studenten, families, leerkrachten, ) in de mobiliteitsproblematiek continu stijgt en daarom veel vroeger geobserveerd en opgevolgd dient te worden. We kunnen dus spreken over het ontstaan van een cultuur van mobiliteit bij diverse groepen van de bevolking. Deze definitie kan ook op andere Europese landen worden toegepast. 1 http://trf.education.gouv.fr/pub/edutel/rappo rt/rapport_cndmie_04.pdf Hoofdstuk 1: Begrippenkader 10

De belangrijkste principes van institutionele mobiliteit zijn dat ze worden georganiseerd door de thuisinstelling, meer specifiek door het departement van internationale relaties, collegegeld wordt betaald in het thuisland en de tijd in het buitenland wordt gevalideerd in het eigen land. De selectie gebeurt op basis van taalkennis, en academische en motiveringscriteria. Meestal is de mobiliteit ook financieel ondersteund door de instelling. Universiteiten en instellingen van hoger onderwijs hebben heel wat partnerschapovereenkomsten en bilaterale overeenkomsten waarvan de studenten kunnen genieten. Hoofdstuk 1: Begrippenkader 11

Hoofdstuk 2: Korte historische schets van het Euroguidancenetwerk.

Hoofdstuk 2: Korte historische schets van het Euroguidancenetwerk. In 1992 nam de Europese Commissie het initiatief om een Europees netwerk van nationale informatiecentra rond beroepsopleiding op te richten. Het NRCVG netwerk (National Resource Centre for Vocational Guidance of vertaald 'Nationale Steunpunten voor keuzebegeleiding ) zou later uitgroeien tot het Euroguidance netwerk. De voornaamste reden voor deze actie was en is nog steeds dat begeleiding in de breedste zin van het woord een prominente rol speelt in het Europese beleid wat betreft onderwijs, opleiding en tewerkstelling. Het voorzien in levenslange en levens brede begeleiding werd erkend als één van de belangrijkste voorwaarden om voor iedere Europese burger het levenslang leren programma te verwezenlijken. In januari 1992 was de keuzebegeleiding één van de drie belangrijkste pijlers van het toenmalige Petra programma.(actie III). De drie belangrijkste acties, die binnen de context van dit programma, werden ondernomen zijn: het oprichten van het netwerk rond de NRCVG s; het vormen van clusters van drie of meer centra, om zo te komen tot de ontwikkeling van nieuwe projecten, rond thema s van gemeenschappelijke interesse en nut; het transnationale project met betrekking tot het opleiden en trainen van studie- en keuzebegeleiders, waar de focus vooral lag op de Europese dimensie van deze begeleiding. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Luxemburg, Portugal, Griekenland, Ierland, maar ook sommige kandidaat lidstaten en landen uit de Europese Economische Ruimte namen deel. Tussen 1995 en 2006 werden de NRCVG s ondergebracht in het Leonardo da Vinci programma. (dit gebeurde in 2 fasen: fase 1 van 1995-1999 en fase 2 van 2000-2006). Tijdens deze periode van 10 jaar bleef het netwerk zich verder uitbreiden: in 1995 vervoegden Oostenrijk, Zweden en Finland de Europese Unie en ook het netwerk, in 2004 traden 10 van de 12 kandidaat lidstaten toe Bulgarije en Roemenië volgden in 2007. Het moet echter gesteld worden dat veel van deze 12 nieuwe lidstaten al enkele jaren eerder deel uitmaakten van het Euroguidance netwerk en zijn werkzaamheden. Vandaag bestaat het netwerk maar liefst uit centra van 33 landen: 28 lidstaten en Turkije (sinds 2005); Noorwegen, IJsland, Liechtenstein en Zwitserland nemen op vrijwillige basis deel. Sinds 2007 wordt het netwerk gefinancierd door het Transversaal deel van het Levenslang Leren programma. Bij de aanvang bestond het netwerk uit 12 landen: België, Denemarken, Duitsland, Spanje, Italië, Nederland, Hoofdstuk 2: Korte historische schets van het Euroguidancenetwerk. 14

Hoofdstuk 3: Netwerken die Europese mobiliteit ondersteunen.

Hoofdstuk 3: Netwerken die Europese mobiliteit ondersteunen. Deze netwerken hebben als taak het informeren over en implementeren van de verschillende vormen en tools ter bevordering van mobiliteit. EUROGUIDANCE: Euroguidance is een netwerk van nationale steunpunten voor keuzebegeleiding in 33 Europese landen Het Euroguidance netwerk is in het leven geroepen ter promotie van mobiliteit binnen Europa door het verstrekken van goede informatie en begeleiding en voor het ontwikkelen van de Europese dimensie m.b.t keuzebegeleiding. De doelgroepen zijn beroepskeuzeadviseurs, studenten, jongeren, studiekeuzebegeleiders en volwassenen http://www.euroguidance.be http://euroguidance.eu/ EUROPASS: Europass is een instrument waarmee je als Europese burger zichtbaar kunt maken wat je kent en kunt, wat je ervaring is. Het is een hulpmiddel in je zoektocht naar werk in Vlaanderen, België of Europa. Het is een handig middel dat je kunt gebruiken tijdens je hele loopbaan. Die zichtbaarheid is ook voor bedrijven een pluspunt. Zij kunnen aan de hand van de Europass-documenten beter inschatten wat een sollicitant kent en kan en welke ervaring die heeft opgedaan http://www.europass-vlaanderen.be/ http://europass.cedefop.europa.eu/ EURES: (European Employment Services) is een samenwerkingsnetwerk dat het vrije verkeer van werknemers in de Europese Economische Ruimte, plus Zwitserland eenvoudiger wil maken. De arbeidsbureaus, de vakbonden en de werkgeversorganisaties maken als partners deel uit van het netwerk, dat gecoördineerd wordt door de Europese Commissie. http://www.vdab.be/internationaal/ In Vlaanderen http://www.actirisinternational.be/ In Brussel https://ec.europa.eu/eures/ EURYDICE: Het Eurydice netwerk ontstaan in 1980, is een informatiewerk voor onderwijs in Europa dat sinds 2007 opgenomen is in het EU-actieprogramma voor leven lang leren van de Europese Commissie. Eurydice streeft naar het stimuleren van samenwerking in onderwijs door het verschaffen van betere inzichten in de verschillende systemen. http://eacea.ec.europa.eu/education/eury dice/ ENIC-NARIC: The ENIC Network (European Network of Information Centres) ENIC staat voor "European Network of National information Centres on academic recognition and mobility". Het ENIC Network werd opgericht door de Raad van Europa en UNESCO met het oog op de ontwikkeling van een gezamenlijk beleid betreffende de erkenning van diploma's. Eén van de grootste verwezenlijkingen is de "Council of Europe/UNESCO Convention on the recognition of qualifications concerning higher education in the European Region adopted in Lisbon on 11 April 1997", de zogenaamde Lisbon Recognition Convention. De Raad van Europa en UNESCO zorgen samen voor de administratie van het ENIC Netwerk. Het ENIC Netwerk werkt nauw samen met het NARIC Netwerk van de Europese Unie. Hoofdstuk 3: Netwerken die Europese mobiliteit ondersteunen. 16

Het ENIC-netwerk (Europees Netwerk van Informatiecentra) is opgebouwd uit nationale informatiecentra. De rol van deze centra is het verstrekken van informatie en advies over: de erkenning van buitenlandse diploma s, graden en andere academische en professionele kwalificaties; onderwijssystemen in andere Europese landen en in het eigen land; mogelijkheden voor studie in het buitenland, waaronder informatie over leningen en beurzen, en over praktische vragen op het gebied van mobiliteit en gelijkwaardigheid. Het NARIC-netwerk (National Academic Recognition Information Centres) is een netwerk van nationale centra gecreëerd in 1984 door de Europese Commissie met het oog op het vergemakkelijken van de erkenning van diploma's en studieperioden van de onderwijssystemen van de Lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte en in de aangesloten landen van Midden- en Oost-Europa. Het maakt deel uit van de Socrates-Erasmus programma s, die mobiliteit van studenten en staf tussen de verschillende instellingen van hoger onderwijs in Europa willen promoten. Deze landen hebben elk een nationaal centrum aangeduid om gezagsvol advies en informatie te verlenen over de academische erkenning van buitenlandse diploma's en studieperioden. De doelgroep van de informatieverspreiding zijn de hoger onderwijsinstellingen, de studenten, de ouders, de leraren en werkgevers. De NARIC s werden door de Ministeries van Onderwijs in de verschillende landen aangeduid, maar de status en de werkwijze van de individuele NARIC s kunnen verschillen. Omdat in de meeste landen de instellingen zelf een grote autonomie hebben voor validering van en erkenning van diploma, kan NARIC geen beslissingen nemen, maar wel vraaggestuurde informatie en advies. http://www.enic-naric.net/ http://www.naric.be EURODESK: is een netwerk van informatiecentra, met partners in 33 Europese landen. De Eurodesk-medewerkers beantwoorden vragen over de EU die relevant zijn voor jongeren en jeugdinformatiewerkers: wie is betrokken bij het netwerk; o nationale Eurodesk partners, o lokale Eurodesk centra, o Eurodesk Brussels Link, welke dienstverlening wordt gegeven: informatie rond Europese jongerenthema s op nationaal en lokaal niveau; hoe kan je de diensten bereiken o online, o bij betrokken diensten ter plaatse. http://www.gostrange.be/ http://www.eurodesk.org http://europa.eu/youth/ EURAXESS. (ex ERA-MORE) Researchers in Motion is het eerste aanspreekpunt voor onderzoekers die in een ander Europees land willen wonen en werken. Naast de informatie over opleiding en werk, geeft dit elektronisch portaal praktische informatie over leven, werken en ontspannen in de betrokken Europese landen. http://www.euraxess.be/ http://www.euraxess.eu Hoofdstuk 3: Netwerken die Europese mobiliteit ondersteunen. 17

Mobiliteit en kwaliteit. Europa is erg bekommerd over de kwaliteit van alle vormen van mobiliteit en meer specifiek voor institutionele mobiliteit. Hiervoor heeft de Europese Raad van Ministers in 2006 een aantal kwaliteitscriteria voor mobiliteit vastgelegd. Informatie en advies Opleidingsplan Erkenning en certificatie Voorbereiding Voorbereiding wat betreft taalkennis Mentoring en ondersteuning Logistieke ondersteuning Debriefing en evaluatie Ondersteuning bij integratie van de cursus of het trainingsprogramma Betrokkenheid en verantwoordelijkheidszin bij alle betrokken partijen Mobiliteit en keuzebegeleiding De Europese Raad heeft in 2004 en 2008, twee resoluties aangenomen om beleid en praktijk in het kader van levenslange keuzebegeleiding te versterken. 1. Resolution on lifelong guidance in Europe, Dublin, 2004 http://ec.europa.eu/education/policies/2 010/doc/resolution2004_fr.pdf 2. Resolution on guidance, French presidency of the EU, November 2008 Better inclusion of lifelong guidance in lifelong education and training strategies http://www.consilium.europa.eu/uedoc s/cms_data/docs/pressdata/fr/educ/104 237.pdf Een politiek netwerk voor keuzebegeleiders (ELPGN) is door de Europese Commissie opgericht in 2007. De doelstelling is samenwerking tussen de verschillende lidstaten in het kader van de levenslange keuzebegeleiding te promoten en de implementatie van structuren en mechanismen te vergemakkelijken om de Europese prioriteiten die vastgelegd werden in de resolutie van 2004 te ontwikkelen. http://ktl.jyu.fi/ktl/elgpn Hoofdstuk 3: Netwerken die Europese mobiliteit ondersteunen. 18

Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen.

Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen. Een analyse van mobiliteit en de gevolgen van begeleiding voor, tijdens en na de buitenlandse ervaring. Inleiding. Jongerenmobiliteit en interculturele uitwisseling zijn geen nieuwe fenomenen. Ze kunnen bovendien niet los worden gezien van de sociopolitieke context waarin ze plaats vinden. Na de tweede wereldoorlog werden jongerenuitwisselingen gestimuleerd binnen Europa om lidstaten dichter bij elkaar te brengen. Vooral vanuit het jeugdwerk werden initiatieven vorm gegeven om jongerenmobiliteit te promoten en internationale verstandhoudingen te verbeteren: International Cultural Youth Exchange werd in 1949 opgericht als een programma tussen de Verenigde Staten en Duitsland. Scholen, universiteiten, steden, NGO s, vredesbewegingen, volgden met eigen mobiliteitsinitiatieven. We moeten hier eerlijkheidshalve aan toevoegen dat mobiliteit niet altijd succesvol blijkt te zijn. Onderzoek van Hansel (2005) toont aan dat: 21% Heeft geen enkel probleem gehad tijdens het verblijf 20% Had problemen om zich aan te passen aan gewoonten en het dagelijks leven in het buitenland 17% Vermeldt een (intercultureel) probleem gelinkt aan hun autonomie 17% Had problemen met de wijze van communicatie 15% Ondervond problemen bij politieke of sociale discussies 13% voelde de nieuwe cultuur aan als koud en niet-communicatief 13% Vermeldt problemen in verband met sommige sociale contacten (gastfamilie, ) 11% Ondervond een vertroebelde situatie die moeilijk te begrijpen of te accepteren was 6% Vermeldt problemen in verband met misverstanden omwille van de taal Uit deze gegevens moeten lessen worden getrokken. Hoe kunnen we mobiliteit bij jongeren verbeteren? Hoe kunnen keuzebegeleiders bijdragen tot deze verbetering? Om antwoorden te vinden moeten we meer inzicht krijgen in het proces van keuzebegeleiding en mobiliteit. Welke zijn de bepalende factoren die mobiliteit een succes maken voor alle betrokkenen? Op basis van literatuurstudie, onderzoek en eigen ervaringen als mobiliteitsbegeleiders in het kader van het EUROGUIDANCE-netwerk willen we theoretische modellen bekijken die het mogelijk maken beter te begrijpen wat er allemaal gebeurt in de geesten van jongeren die een buitenlands verblijf meemaken. Veel inspiratie en bruikbare informatie zijn te vinden in de studie, gemaakt in opdracht van het samenwerkingsplatform Kleurrijk Vlaanderen van Carla Bracke, Onderzoek naar de omkadering voor Vlaamse jongeren die naar het Zuiden Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen. 20

trekken 2008. Meer over Kleurrijk Vlaanderen in bijlage 1. Het belang van triggers Het feit dat mobiliteit in al zijn vormen een positief effect kan hebben op de persoonlijke ontwikkeling van jongeren is alom aanvaard. The International Youth Exchange en het Visitor s Service of the Federal Republic of Germany en het AFS centre die instaan voor de studie van interculturele programma s in New York hebben onderzoek verricht naar de lange termijneffecten van interculturele jongerenprojecten. Hieruit blijkt dat ook korte uitwisselingen van maximum 4 weken al een positief effect hebben op de persoonlijkheidsontwikkeling van jongeren. Belangrijk is dat bovenvermelde gevolgen van jongerenprojecten positief of negatief kunnen uitdraaien, afhankelijk van zogenaamde triggers waaraan jongeren tijdens de ervaring blootgesteld worden. Dit zijn specifieke situaties, positief of negatief, die op het moment zelf indruisen tegen de verwachtingen van de jongere en jaren na de uitwisseling nog herinnerd kunnen worden. Meestal hebben die te maken met de specificiteit van het programma (bv. armoede ervaren), de ervaren verschillen tijdens de uitwisseling (bv. gender-gebonden verschillen, voeding), de contacten met de significante anderen (bv. andere deelnemers, lokale promotor), het groepsgebeuren (bv. conflicten, het gevoel van samenhorigheid) en gastvrijheid (bv. contacten met de gastfamilie). Positieve triggers zullen boven vernoemde kenmerken versterken, negatieve triggers zullen het tegenovergestelde effect bereiken. Volgens hetzelfde onderzoek moeten jongeren voorbereid worden op de waaier van triggers waaraan ze zullen blootgesteld worden. De begeleiding ter plaatse zal gericht moeten zijn op het bewerkstelligen van positieve triggers en het leren omgaan met de negatieve. De opvolging van de jongeren na de mobiliteit zal aandacht moeten besteden aan het correct interpreteren en plaatsen van deze beklijvende momenten en situaties. Meteen is de relevantie van de omkadering geschetst. Begeleiding mag niet worden beperkt tot een goede voorbereiding, maar ondersteuning ter plaatse en opvolging na de mobiliteit zijn even belangrijk. Mobiliteit voorbereiding: In een onderzoek van JINT (2006) kwam aan het licht dat jongeren nood hebben aan meer praktische voorbereiding en interculturele vorming. De concentrische cirkel benadering van Beulah Rohrlich (1993) leert ons dat deze vraag van de jongeren niet abnormaal is. Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt echter dat praktische informatie die gelinkt is aan reizen, voeding, gezondheid, onderdak, slapen, veiligheid en hygiëne best gegeven wordt voor de inhoudelijke info. Immers, deze primaire behoeften die terug te vinden zijn in de binnenste cirkel dienen ook op het terrein voldaan te zijn vooraleer de jongere zich op andere vlakken kan ontplooien. Zo komen omgaan met culturele verschillen en interculturaliteit pas in de voorlaatste cirkel aan bod. Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen. 21

Figuur: de concentrische cirkel benadering aangepaste versie van Rohrlich (1993: 8-9) Het Ontwikkelingsmodel voor interculturele Sensitiviteit (Development Model of Intercultural Sensivity DMIS) van Milton Bennet (1993) is een bruikbaar en interessant concept dat mobiliteitsconsulenten kan helpen jongeren voor te bereiden op mobiliteit. Het Ontwikkelingsmodel voor interculturele Sensitiviteit: legt uit hoe individuen of groepen denken of voelen over culturele verschillen; vormt een basis voor effectief coachen en voor verdere ontwikkelingen om beter te werken met individuen met andere culturele achtergrond. DMIS is ontwikkeld door Dr. Milton Bennet. Het is gebaseerd op jaren van directe observatie en onderzoek. Het geeft een structuur om te begrijpen hoe mensen culturele verschillen ervaren. Zes niveaus van perspectieven beschrijven hoe iemand vanuit een intercultureel-verschil perspectief kijkt naar de dingen die om hem heen gebeuren, erover denkt en ze interpreteert. Omdat DMIS aangeeft wat iemand ziet en denkt, suggereert het tegelijkertijd ook wat iemand niet ziet en denkt. DMIS belicht daardoor hoe iemands culturele patronen zijn ervaring met culturele verschillen én leiden én ook beperken. Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen. 22

Denial Ontkenning Defence Verdediging Minimization Minimisatie Acceptance Aanvaarding Adaptation Adaptatie Integration Integratie Dit aspect geeft aan waarom DMIS zo relevant is om te zien hoe mensen samenwerken op de werkvloer. Werken met mensen heeft te maken met communicatie individueel, in teams of in groepen. De theorie van DMIS stelt dat culturele gevoeligheid en culturele verschillen een mogelijke hinderpaal zijn of een voordeel in de ontwikkeling van relaties vormen bij effectieve communicatie met anderen. De zes fasen in DMIS stellen een aantal perspectieven voorop met gradueel toenemende vaardigheden om culturele verschillen te begrijpen en er een grotere ervaring mee te hebben. Ontwikkelen van interculturele gevoeligheid Ervaren van verschillen Etnocentrische fases Etnorelatieve fases Milton Bennett - Ontkenning (Denial): comfortabel zijn met het bekende. Niet bang zijn om te leven met culturele verschillen. Niet veel culturele verschillen om je heen merken. Scheiding handhaven van anderen die verschillen. (het individu is zich niet bewust van of is niet in staat om culturele verschillen te ervaren) - Verdediging (Defense): een sterke betrokkenheid voelen bij iemands eigen gedachten en gevoelens over cultuur en culturele verschillen. Enig wantrouwen ten opzichte van andermans culturele gedrag of ideeën voelen. Bewust zijn van andere culturen om je heen, maar deze relatief onvolledig begrijpen en waarschijnlijk vrij sterke negatieve gevoelens of stereotype gedachten over enkele van hen hebben. (de andere cultuur wordt als vrij oppervlakkig ervaren, terwijl de eigen cultuur als superieur wordt aanzien) - Reversie (Reversal): is het tegenovergestelde van Defentie. De persoon voelt aan dat sommige andere culturen beter zijn en heeft de neiging wantrouwig ten opzichte van hun eigen cultuur te staan. (de andere Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen. 23

cultuur wordt opgehemeld t.o.v. de eigen cultuur) - Minimisatie (Minimization): oppervlakkig bekeken zijn mensen uit andere culturen vrijwel net als u. Bewust zijn van andere culturen rondom u, enige kennis over verschillen in gewoonten en festiviteiten hebben. Niet neerkijken op andere culturen. Andere mensen behandelen zoals jezelf behandeld wil worden. (dit gaat verder dan de stereotype of geromantiseerde benadering van verdediging en reversie i.e. de erkenning dat alle culturen iets gemeenschappelijk hebben) - Aanvaarding (Acceptance): Bewust zijn van de eigen cultuur. Zie uw eigen cultuur als een van vele manieren om de wereld te ervaren. Mensen uit andere culturen kunnen zo complex als jezelf zijn. Hun ideeën, gevoelens en gedragingen lijken ongebruikelijk, maar je beseft dat hun ervaringen net zo rijk zijn als die van jou. Nieuwsgierig worden naar andere culturen. Op zoek naar gelegenheden om over hen te leren. (het bewustzijn dat andere culturen verschillend zijn, hun eigen organisatie en complexiteit kennen en de ervaring dat de andere cultuur aspecten vertoont die niet altijd voorkomen in de eigen cultuur) - Adaptatie (Adaptation): de toegevoegde waarde van het beschikken over meerdere culturele perspectieven erkennen. In staat zijn om het perspectief van een andere cultuur in bepaalde situaties te begrijpen en te evalueren zowel in uw eigen cultuur als in de andere. In staat zijn om op uw cultureel gebaseerd gedrag te handelen op een cultureel passende manier anders dan je eigen cultuur. (naast aanvaarding ook het vermogen aan de dag leggen om haar/zijn gedrag en mentaal framework aan te passen aan de andere culturele context) - Integratie (integration): Het integreren, in verschillende mate, van meer dan één cultureel perspectief, mentaliteit, gedragingen in je eigen persoonlijkheid en wereldbeeld. Zich gemakkelijk tussen verschillende culturen begeven. (het individu is volledig geïntegreerd in twee of meerdere culturen) De eerste drie fasen worden als etnocentrisch beschouwd, waarbij iemand zijn eigen cultuur beschouwd als de enige of bij uitbreiding als de betere cultuur. De laatste drie fasen zijn etnorelatief waarbij de eigen cultuur wordt aanzien als evenwaardig aan veel andere. Ze worden gekarakteriseerd door een positieve instelling tegenover culturele verschillen. Men ziet ze bij iemand die de neiging heeft om meer inclusieve beslissingen te nemen. Concreet betekent dit dat jongeren tijdens hun buitenlandse ervaring door verschillende fasen gaan die elk een stap inhouden naar een meer complexe benadering van culturele verschillen. Het is belangrijk om bij de voorbereiding aandacht te schenken aan deze verschillende fasen. Maar ook tijdens en na de ervaring is het belangrijk de ondersteuning en de nawerking op dit model te baseren. Het model van Bennett kan eveneens gehanteerd worden als een meetinstrument (door gebruik te maken van de IDI 2 ) om te objectiveren en te evalueren waar jongeren staan voor, tijdens en na het project. Zo blijkt de impact het grootst bij jongeren die zich 2 IDI Intercultural Development Inventory (Hammer 2005) meet hoe iemand of een groep de neiging hebben te denken en te voelen over culturele verschillen. Op basis van DMIS is het een wetenschappelijk geldig en betrouwbaar psychometrisch instrument. Meer informatie in appendix 2. Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen. 24

voor hun vertrek in de eerste drie fasen bevinden. Bij jongeren die zich al in de minimisatie-fase bevinden is de vooruitgang het geringst (Hammer, 2005). Daaruit volgt dat het belangrijk kan zijn om de omkadering op maat aan te bieden en ze afhankelijk te maken van de mate waarin jongeren al dan niet een interculturele ervaring in België en/of het buitenland achter de rug hebben. Er zijn ook een aantal self-assessment instrumenten beschikbaar (Paige e.a. 2002) die jongeren kunnen helpen te reflecteren over leren en intercultureel leren en welke strategie ze daarbij gebruiken. Deze instrumenten kunnen zowel individueel als in groep worden gebruikt. De tests zijn: - Learning Style Survey: Assessing your own learning styles by Andrew D. Cohen, Rebecca L. Oxford, and Julie C. Chi; - Language Strategy Use Inventory by Andrew D. Cohen and Julie C. Chi; - Culture-Learning Strategies Inventory by R.M. Paige, J. Rong, W. Zheng and B. Kappler. Ondersteuning tijdens het verblijf In de meeste gevallen is ondersteuning tijdens het verblijf alleen beschikbaar wanneer de jongere problemen heeft, als ze überhaupt al beschikbaar is Er moet nagedacht worden over hoe de ondersteuning het best kan worden georganiseerd en gegeven en hoe deze elementen kunnen bijdragen tot dit denkwerk. Monitoring en evaluatie kunnen een belangrijke rol spelen in het detecteren van problemen en jongeren helpen na te denken over hun gedrag en eventueel te wijzigen gedragingen en attitudes. Moderne ICT kan daarbij gebruikt worden o.m. in de vorm van Blogs, internetdagboeken, Ook het gebruik van SKYPE kan helpen om de afstand tussen de jongere en het thuisfront te verkleinen. De zelfevaluatie instrumenten waarover we het hoger hadden kunnen eveneens gebruikt worden in het evaluatieproces. Ze kunnen dienen om de jongeren toe te laten hun eigen competenties, evolutie en intercultureel leren in kaart te brengen. Niet alleen de voorbereiding, maar ook de ondersteuning tijdens het verblijf moet erop gericht zijn om op een positieve wijze om te gaan met triggers en om te leren uit crisissen die tijdens het verblijf onvermijdbaar zullen voorkomen. Conflict en crisis kunnen beschouwd worden als positieve uitdagingen die moeten getrotseerd en niet vermeden worden. In de meeste gevallen is de steun van een significante andere of van de peergroep van groot belang in het omgaan met crisis en trigger. Praktische problemen kunnen dikwijls diepere problemen als heimwee, culturele schok maskeren. Culturele schok en aanpassing (Shaheen 2004) Mensen die in een andere (nieuwe) cultuur terechtkomen, ervaren dikwijls moeilijkheden bij het aanpassen aan een andere (nieuwe) manier van handelen. Dit is ook het geval voor studenten die in het buitenland studeren en die zich moeten aanpassen aan een ander opleidingssysteem; andere wijze van communicatie en ingesteldheid. Cultuurschok is door Oberg (1958) gedefinieerd als een schok veroorzaakt door de angst die ontstaat door het verlies van alle eigen tekens en symbolen of sociale contacten. Adlers definitie, (1977), is meer beschrijvend Cultuurschok is in eerste instantie een Hoofdstuk 4: Theoretische en contextuele elementen. 25