OMGEVINGSVERGUNNING LOKHORSTWEG 34 IN ERMELO Aanvrager : Gerbuvet Vastgoed B.V. de heer G. Barth Datum besluit : 20 juni 2016 Datum verzending : 20 juni 2016 Onderwerp : Advies verstrekken wabo aanvragen, Gerbuvet, Lokhorstweg 34, 3851 SE in Ermelo, OLO nummer: 2328791, melding euralcodes Locatie : Lokhorstweg 34 in Ermelo OLO-nummer : 2328791 Zaaknummer : W 16/008 Activiteiten : milieu (het milieuneutraal wijzigen van de inrichting) Pagina 1 van 10
Besluit op aanvraag omgevingsvergunning Aanleiding De provincie Gelderland heeft op 2 mei 2016 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Gerbuvet Vastgoed B.V. Het betreft het toevoegen van euralcodes van afvalstoffen die altijd al worden geaccepteerd, opgeslagen en verwerkt binnen de inrichting op het perceel Lokhorstweg 34 in Ermelo. De aanvraag is geregistreerd onder nummer W 16/008. Er wordt een vergunning gevraagd voor het milieuneutraal wijzigen van een milieuinrichting of mijnbouwwerk (art. 2.1 lid 1 onder e juncto art. 3.10 lid 3 van de Wabo). Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze beschikking en gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht: a. de omgevingsvergunning te verlenen voor de volgende activiteit: het veranderen van een inrichting door het toevoegen van een vergunde afvalstof maar onder nieuwe eural-codes, namelijk 20.01.99 en 20.03.99, die in de inrichting wordt geaccepteerd, opgeslagen en verwerkt (artikel 2.1, lid 1, onder e, Wabo); b. aan deze vergunning voorschriften te verbinden die zijn opgenomen in het hoofdstuk "Voorschriften milieu". Harderwijk, 20 juni 2016 Het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland, namens deze, de heer P.J.M.J. Verhoeven directeur Omgevingsdienst Noord-Veluwe Pagina 2 van 10
Rechtsmiddelen en inwerkingtreding Mogelijkheid van inzien Het besluit en de bijbehorende stukken liggen van 20 juni 2016 tot 2 augustus 2016 ter inzage bij de receptiebalie in het Huis der Provincie en zijn tevens in te zien via https://www.officielebekendmakingen.nl/. Rechtsmiddelen Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na dagtekening van dit besluit hiertegen een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift dient te worden gezonden aan Gedeputeerde Staten, secretariaat Commissie van Advies voor Bezwaarschriften en Klachten, Postbus 9090, 6800 GX Arnhem. Op envelop en brief duidelijk "bezwaarschrift" vermelden. Degene die een bezwaarschrift heeft ingediend, kan bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland (Postbus 9030, 6800 EM Arnhem) een verzoek indienen om een voorlopige voorziening te treffen. Voor individuele burgers (niet voor advocaten en ook niet voor gemachtigden namens een bedrijf of een organisatie) bestaat de mogelijkheid dat verzoek digitaal in te dienen. Meer informatie kunt u vinden op www.rechtspraak.nl. Voor het behandelen van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt griffierecht geheven. Over de hoogte en de wijze van betaling van het griffierecht kunt u informatie verkrijgen bij de rechtbank Gelderland telefoonnummer (026) 359 20 00 of op www.rechtspraak.nl. Informatie over de bezwarenprocedure en de mogelijkheid van mediation is te vinden op de website van de provincie Gelderland (www.gelderland.nl/digitaalloket). U kunt die informatie, vervat in de brochure "Niet eens met een besluit van de provincie Gelderland? Bezwaarschrift of mediation", ook opvragen bij het Provincieloket via telefoonnummer (026) 359 99 99. Inwerkingtreding besluit Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na verzending van deze beschikking. Indien er door een belanghebbende een bezwaarschrift wordt ingediend binnen de termijn van zes weken blijft het besluit in werking. Pas als ook gedurende de termijn van zes weken een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan, wordt de inwerkingtreding van het besluit opgeschort. Het besluit treedt dan pas weer in werking nadat door de rechtbank op het verzoek om een voorlopige voorziening is beslist. Pagina 3 van 10
Voorschriften Activiteit: Milieu 1 ACCEPTATIE AFVALSTOFFEN Acceptatie A 1.1 De vergunninghouder mag de afvalstoffen met de hier genoemde euralcodes, accepteren: deelstroom bedrijfsafval 20.01.99, specifiek betreft het hier frituurvetten; deelstroom bedrijfsafval 20.03.99, specifiek betreft het hier frituurvetten. Pagina 4 van 10
Procedurele aspecten Gegevens aanvrager Op 2 mei 2016 is een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen. Het betreft een verzoek van Gerbuvet Vastgoed B.V., Lokhorstweg 34 in Ermelo. Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: het betreft het toevoegen van euralcodes van afvalstoffen die altijd al worden geaccepteerd, opgeslagen en verwerkt binnen de inrichting. Het betreft de euralcodes 20.01.99 (stedelijk afval niet elders genoemde fracties) en 20.03.99 (overige stedelijk afval niet elders genoemd stedelijk afval) die worden aangevraagd voor de afvalstof frituurvetten. Tijdens de recent gevolgde revisievergunning, kenmerk Z-15-02014 van 22 januari 2016 zijn deze op onverklaarbare wijze niet opgenomen in de vergunning. Gelet op vorenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende in de Wabo omschreven activiteiten: het veranderen van de inrichting (artikel 2.1, lid 1, onder e, Wabo). Procedure Op de behandeling van de aanvraag is het bepaalde in afdeling 3.4 uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht en ook de bepalingen uit hoofdstuk 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing. Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop hebben wij op 9 mei 2016 conform artikel 3.8 Wabo van de aanvraag kennis gegeven op de website https://www.officielebekendmakingen.nl/. Bevoegd gezag Gedeputeerde staten zijn bevoegd gezag voor de inrichting voor het verlenen van de omgevingsvergunning. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel 3.3, lid 1 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I onderdeel C categorie 6.1 en 28.4 van het Bor. Daarnaast betreft het een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort genoemd in Bijlage I, categorie 6.5 "de verwerking van dierlijk afval met een verwerkingscapaciteit van meer dan 10 t per dag, van de Richtlijn industriële emissie. Volledigheid van de aanvraag Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. Adviezen, aanwijzing minister, verklaring van geen bedenkingen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo gezonden. Naar aanleiding hiervan hebben wij geen advies ontvangen. Pagina 5 van 10
De Omgevingsdienst Noord-Veluwe heeft over het milieudeel van de aanvraag advies gevraagd aan de Omgevingsdienst regio Nijmegen. Het advies van de Omgevingsdienst Regio Nijmegen is in deze beschikking verwerkt. Huidige vergunningsituatie Voor de inrichting is eerder de volgende omgevingsvergunning verleend: revisievergunning d.d. 22 januari 2016, OLO 1399141/Z-15-02014 Pagina 6 van 10
Inhoudelijke overwegingen ACTIVITEIT: MILIEU Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het milieuneutraal veranderen of veranderen van de werking van een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e, van de Wabo. De Wabo bepaalt in artikel 2.14, lid 5 dat een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale verandering kan worden verleend als voldaan wordt aan de voorwaarden uit artikel 3.10, lid 3, van de Wabo. Hieruit volgt dat de gevraagde vergunning kan worden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of verandering van de werkwijze binnen de inrichting: niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan; niet zal leiden tot het ontstaan van een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; en niet m.e.r.-plichtig is. Een toetsing aan deze aspecten heeft plaatsgevonden. Toetsing milieuneutrale verandering Wij hebben de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens getoetst aan de aspecten genoemd in de inleiding. Naar aanleiding van de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens concluderen wij dat de aangevraagde verandering hieraan voldoet. Wij overwegen daarbij het volgende. Toetsing milieugevolgen Het kader voor de toetsing doelmatig beheer van afvalstoffen Op grond van artikel 2.14 van de Wabo kan de omgevingsvergunning in het belang van de bescherming van het milieu worden geweigerd. Onderdeel van het begrip "bescherming van het milieu" is de zorg voor het doelmatig beheer van afvalstoffen. In artikel 1.1 van de Wm is aangegeven wat moet worden verstaan onder het doelmatig beheer van afvalstoffen. Op grond hiervan moeten wij rekening houden met het geldende afvalbeheersplan dan wel het bepaalde in de artikelen 10.4 en 10.5 van de Wm (artikel 10.14 van de Wm). In het bedoelde afvalbeheersplan (het Landelijk Afvalbeheerplan 2009-2021, hierna aangeduid als het LAP) is het afvalstoffenbeleid neergelegd. Op grond van de Wm dient het LAP als toetsingskader voor het beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover deze betrekking heeft op afvalbeheer. De hoofdlijnen van het beleid zijn vastgelegd in het LAP. De doelstellingen van het LAP geven invulling aan de prioriteitsvolgorde in de afvalhiërarchie zoals die in artikel 10.4 van de Wm is opgenomen en als volgt is samen te vatten: a. preventie; b. voorbereiding voor hergebruik; c. recycling; d. andere nuttige toepassing, waaronder energieterugwinning; e. veilige verwijdering. Pagina 7 van 10
Bij de vaststelling van het LAP is ook rekening gehouden met de in artikel 10.5 van de Wm vermelde aspecten van doelmatig afvalbeheer. Het LAP bevat een invulling van het beleid voor specifieke afvalstoffen. In het LAP is aangegeven op welke wijze het bevoegd gezag bij het beoordelen van een vergunningaanvraag voor het inzamelen, bewaren en be- en verwerken van afvalstoffen rekening moeten houden met een aantal algemene bepalingen aangaande het LAP. De minimumstandaard geeft de meest laagwaardige wijze van be- en verwerking van de betreffende afvalstoffen, waarvoor nog vergunning verleend mag worden. Als de minimumstandaard bestaat uit verschillende be- en verwerkingshandelingen bij diverse inrichtingen kan voor de afzonderlijke bewerkingsstappen een vergunning worden verleend. Niet elders genoemd afval In de aanvraag zijn twee afvalstoffen genoemd waarvan de Euralcode eindigt op 99. Dit zijn afvalstoffen die niet nader omschreven zijn (niet elders genoemd afval). Voor het accepteren, opslaan en be- en verwerken van afvalstoffen aangeduid met een Euralcode eindigend op 99 wordt uitsluitend een vergunning verleend wanneer de afvalstof nader is omschreven, zodat toetsing aan de minimumstandaard van het toepasselijke sectorplan van het LAP mogelijk is. Gerbuvet Vastgoed B.V. heeft een nadere specifieke omschrijving gegeven voor de in de aanvraag met 99 eindigende afvalstoffen. Het gaat om de volgende afvalstoffen: deelstroom bedrijfsafval 20.01.99, specifiek betreft het hier frituurvetten; deelstroom bedrijfsafval 20.03.99, specifiek betreft het hier frituurvetten. Voor de onderhavige aanvraag zijn de volgende sectorplannen in bijlage 4 van het LAP van toepassing: sectorplan 3 Procesafhankelijk industrieel afval van productieprocessen: Procesafhankelijke industriële afvalstoffen die vrijkomen bij industriële (productie)processen. De afvalstoffen zijn divers van samenstelling en omvang; sectorplan 6 Gescheiden ingezameld groente-, fruit- en tuinafval van huishoudens: Gescheiden ingezameld groente-, fruit- en tuinafval van huishoudens (gft-afval) bestaat in hoofdzaak (niet limitatief) uit schillen en resten van groenten, fruit en aardappelen, resten van gekookt eten, graten, botjes, plantaardige olie, gestold vet en onkruid, takjes en bladeren (fijn tuinafval); Plantaardige oliën en vetten (vrijkomende binnen de industrie): sectorplan 3 De minimumstandaard voor het verwerken van procesafhankelijk industrieel afval van productieprocessen is recycling (sectorplan 3 van het LAP). Opwerken tot secundaire brandstoffen kan vergund worden wanneer sturingsvoorschriften worden opgenomen in de vergunning. Pagina 8 van 10
Plantaardige oliën en vetten (frituurvet) ingezameld door inzamelbedrijven: sectorplan 6 Het beleid voor gescheiden ingezamelde partijen oliën en vetten van huishoudens is beschreven in sectorplan 6. Voor reststromen die vergelijkbaar zijn met Reststromen uit de voedings- en genotmiddelenindustrie wordt binnen sectorplan 6 verwezen naar sectorplan 3. De minimumstandaard is dan opnieuw recycling (sectorplan 3 van het LAP) waarbij het opwerken tot secundaire brandstoffen vergund kan worden wanneer sturingsvoorschriften worden opgenomen in de vergunning. Voor het overige is de minimumstandaard voor het verwerken van gft-afval composteren met het oog op recycling of vergisten met gebruik van het gevormde biogas als brandstof gevolgd door aërobe droging/narijping met het oog op recycling van het digistaat. Toetsing van de aangevraagde afvalactiviteiten Werkwijze inrichting Het productieproces betreft het mengen van afgewerkt (frituur)vet ten behoeve van de biodieselproductie. Recycling frituurvet Gerbuvet ontvangt frituurvet van inzamelbedrijven van frituurvet in vaten. De vaten met vet worden geplaatst in één van de drie smeltbakken. Hiervoor zijn in de smeltbakken beweegbare bodems aangebracht, zodat de vaten eenvoudig in de smeltbakken geplaatst kunnen worden zonder dat daarbij gemorst wordt. Kleine kannetjes/flessen met (frituur)vet worden via een shredder vermalen. Het vet uit deze kannetjes gaat naar één van de smeltbakken en snippers plastic worden met een transportband in een container gebracht voor verder verwerking door derden. Na het smelten van het vet worden de lege vaten weer uit de smeltbak gehaald om gereinigd te worden. De smeltbakken worden verwarmd tot ongeveer 80 graden Celsius. Het vet smelt, het bezinksel wordt onderin de smeltbakken verzameld en afgevoerd naar de vetresidu-put. Het vetresidu uit de smeltbakken dat vrijkomt na het schoonmaken van de smeltbakken wordt gezeefd en vervolgens naar een slibtank afgevoerd. Het gesmolten vet wordt afgevoerd naar een punttank. In deze tanks vindt scheiding plaats van vet en water. Het water wordt afgevoerd naar de vuilwateropslag. Het warme vet (nu ontdaan van water en bezinksel) wordt opgeslagen in één van de verwarmde opslagtanks. Het water wordt gezuiverd in de afvalwaterzuivering. De verontreinigde vaten worden afgevoerd naar de krattenwasser. Het frituurvet wordt afgevoerd naar een producent van biodiesel. Het residu-slib wordt afgevoerd naar de biovergistingsindustrie. Overige milieuaspecten Voor wat betreft de overige milieuaspecten (externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit etc.) zal de verandering van de inrichting niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan op grond van de geldende vergunning is toegestaan. Toetsing andere inrichting Op basis van de in de aanvraag opgenomen beschrijving van de verandering kan worden opgemaakt dat de verandering niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder vergunning is verleend. Pagina 9 van 10
M.e.r.- (beoordelings)plicht De voorgenomen nog niet eerder vergunde activiteit behelst geen toename van doorzet of opslagcapaciteit van afvalstoffen ten opzichte van de geldende vergunning. De verwijdering (waaronder nuttige toepassing) is genoemd in categorie 18.1, onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage (verder Besluit m.e.r.). Omdat de vergunde opslag- en verwerkingscapaciteit niet wijzigt geldt voor de voorgenomen activiteit geldt geen m.e.r.-plicht of m.e.r.- beoordelingsplicht. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het milieuneutraal veranderen van de inrichting zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren. Gelet op de nadere aanduiding van de aangevraagde afvalstoffen kan de vergunning voor deze 99 -codes worden vergund. De inrichting voldoet aan de minimumstandaard zoals verwoord in het LAP. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen. Pagina 10 van 10