De criteria dragen bij aan de ontwikkeling van de volgende competenties en indicatoren:

Vergelijkbare documenten
De student is in staat om op navolgbare wijze van vijf onderwijskundige (her)ontwerpmodellen de essentie te benoemen;

Competentie- en indicatorenoverzicht Masteropleiding Leren en Innoveren Hogeschool Rotterdam IVL/Kenniskring Versterking Beroepsonderwijs

RUBRICS LA 2 UITDAGEND ONTWERPEN

Toetsing Let op! Belangrijke data:

LEERARRANGEMENT 0: Integratie Integration

HET COMPETENTIEPROFIEL VAN DE SPD. ILS Nijmegen

Tabel Competenties docentopleiders/-trainers

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Alle competenties moeten met voldoende zijn beoordeeld

De vier beroepsrollen binnen de MLI

De CBP: Competentie Beoordeling Praktijk

Bijlage BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Beroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE

Paper beschrijft het probleem (de wens) en motiveert de keuze hiervoor, zij het enigszins schetsmatig.

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODCUCT PDG

Assessment Startbekwaam

Bekwaamheidseisen leraar primair onderwijs

Competentiemeter docent beroepsonderwijs

Beroepsproduct (aankruisen) Datum: UITSTEKEND GOED x VOLDOENDE NOG NIET VOLDOENDE

Pedagogisch Didactisch Getuigschrift

De ontwikkeling van de Mondriaan methode VISIE OP PROFESSIONALISEREN

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LC

Beoordelen in het HBO

Beoordelingsformulier KET 13 (stage 3.2)

Competenties directeur Nije Gaast

Scoreformulier Pro-U assessments Lijst met beoordelingen op SBL competenties en indicatoren

BEOORDELINGSFORMULIER BEROEPSPRODUCTEN MASTER SEN. Claudia Maria Willemsen

competentieprofiel groepsleerkracht/ docent algemeen vormend onderwijs Het Driespan

Portfolio. Pro-U assessment centrum. Eigendom van:

Taxanomie van Bloom en de kunst van het vragen stellen. Anouk Mulder verschil in talent

Toetsbekwaamheid SKE november 2016

De Taxonomie van Bloom Toelichting

Bekwaamheidseisen of competenties docenten LD

Rijke Lessen. zetten je aan het denken. Handleiding(etje) Minka Dumont 26 november 2009 SLO - Landelijke Plusklasnetwerkdag

Media Outlook 2 HOGESCHOOL ROTTERDAM / CMI CDMMOU02-2. Aantal studiepunten:2 Modulebeheerder: Ayman van Bregt. Goedgekeurd door:

De student kan vanuit een eigen idee en artistieke visie een concept ontwikkelen voor een ontwerp en dat concept tot realisatie brengen.

Bijlage 5: Formulier tussenevaluatie

Beoordelingsformulier Verslag Vakprofilering Geschiedenis Code: OTR3-PRWT1-15 EC: 5

Competenties en bekwaamheden van een Daltonleerkracht

Specialisatie jonge kinderen

ALEXANDER GIELE Competentiemonitor Ingevuld door : C.M.T. Ruppert Ingevuld op : 19 december 2013

Beoordelingsformulier KET Een gezondheidsbevorderende interventie ontwikkelen inclusief evaluatieplan

CP Resultaten QuickScan

Toetsbekwaamheid BKE november 2016

De onderbouwing in het ervaringscertificaat

ASSESSMENT STARTBEKWAAM MINOR 2 HJK of HOK Beoordelingsformulier Criteriumgericht interview en reflectie

Medewerker onderwijsontwikkeling

Laag Vaardigheden Leerdoelen Formulering van vragen /opdrachten

Beoordelingsformulier Proeve van Bekwaamheid 2 (Rol Ontwerper) 3.12

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

WORKSHOPHANDLEIDING Het Verbeterplan

Opleidingsprogramma DoenDenken

Bijlage 1 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Appendix A Checklist voor visible learning inside *

Avans ontwikkelrichtlijn voor docenten

SWPBS en HGW in curriculum lerarenopleiding

Competentievenster 2015

Rapport Docent i360. Test Kandidaat

De curriculum van de masteropleiding PM MBO kan op verschillende niveau s bekeken worden:

ACADEMIE. Professionalisering Leren en lesgeven met ict

FiT. Mastering Financiality. In tien maanden tijd je circle of influence vergroten

KIT Plus, borgingsinstrument voor examencommissies

FEEDBACK ALS INTEGRAAL ONDERDEEL VAN LEREN EN OPLEIDEN JORIK ARTS & MIEKE JASPERS 1 JUNI 2018

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

De PLG-bril. De drie capaciteiten

Bijlage V. Bij het advies van de Commissie NLQF EQF. Tabel vergelijking NLQF-niveaus 5 t/m 8 en Dublin descriptoren.

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Beoordelingsformulier leerkracht Meerkring

Rapport Docent i360. Angela Rondhuis

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Faculteit Educatie Instituut voor Leraar en School

Beoordelingsformulier KET 13 (stage 3.2) versie januari 2017

COMPETENTIE 1: INTERPERSOONLIJK COMPETENT

1. Interpersoonlijk competent

Handleiding Assessment Startbekwaamheid

ITT/HU Beoordelingscriteria praktijk Fase 3 (jaar 3)

Zelfevaluatie. Inleiding:

Functieprofiel lid Raad van Toezicht

ten behoeve van het beoordelingsportfolio Startbekwaamheid Hoofdfase 3, ALO

Jaarverslag DE DELTA

waarom? externe drivers Technologie Digitalisering Globalisering

Datum gesprek 8 oktober 2012 [okt 2012 jan 2013 mei/juni 2013] Type gesprek

ACADEMIE. Professionalisering Leren en lesgeven met ict

Profiel lid Raad van Toezicht

Competenties met indicatoren bachelor Civiele Techniek.

Professionaliseringstraject Docent PIE Handleiding 2 - Toetsing Een geïntegreerd onderwijsleermiddel Pagina 1

Eindbeoordeling van het assessment Startbekwaam (op grond van portfolio, presentatie en criterium gericht interview)

Competentieprofiel instructeurs

Functieprofiel: Adviseur Functiecode: 0303

IDee NEDERLANDSE DALTON VERENIGING

De begeleidings- en beoordelingstrajecten zijn schriftelijk vastgelegd en te raadplegen door anderen. ILS en Radboud Docenten Academie.

Gespreksformulieren LA personeel Dommelgroep

Bijlage 3 BEOORDELINGSFORMULIER EINDPRODUCT PDG

Stap 3 Leeractiviteiten begeleiden

pedagogie van het jonge kind PJK: Opvoeding en Coaching

INDICATOREN BASISONDERSTEUNING

FUWA-VO Voorbeeldfunctie docent LD Type 1

Professionele leeromgeving. Inleiding

Competenties / bekwaamheden van een daltonleerkracht

Competentieprofiel van de opleider CHVG

Transcriptie:

Toetsing KERNGEBIED ONTWERPEN 2012-2013 Voorwaarden De uitwerking van de opdracht moet aan de hieronder geformuleerde voorwaarden voldoen om in aanmerking te komen voor beoordeling. De beoordelaars behouden zich nadrukkelijk het recht voor om op basis van deze voorwaarden een opdracht af te wijzen. Pas bij een volgend officieel inlevermoment kan een afgewezen opdracht opnieuw worden ingediend. De uitwerking van de opdracht: heeft een voorblad met daarop vermeld: titel, voor- en achternaam van de student, studentnummer, inlevermoment, en om welke herkansing het gaat indien van toepassing; is opgesteld in lettertype Arial, 10-punts, regelafstand 1; is geschreven volgens de APA-richtlijnen als gecommuniceerd in de APA workshop van de MLI; is taalkundig correct; is volledig; wordt digitaal ingeleverd via N@tschool via de map inleveropdrachten, naast twee hardcopies. Het bestand wordt aangeleverd in een in Word bewerkbaar formaat (.doc of.docx). De bestandsnaam is opgebouwd volgens het volgende format: [LAX]_[voor- en achternaamstudent]_[inleverdatum] (voorbeeld: LA5_janjanssen_01102012). Indien het een herkansing betreft wordt in een apart document aangegeven hoe de feedback op de eerdere versie van de opdracht verwerkt is. De criteria dragen bij aan de ontwikkeling van de volgende competenties en indicatoren: 1. Interpersoonlijke competentie De Master Leren & Innoveren heeft oog voor zijn eigen rol (en die van anderen) in de onderwijsinstelling en in veranderingsprocessen en kan zo nodig zijn handelingen variëren. 1.4 brengt goed beargumenteerde en gemotiveerde visies, motieven, opvattingen en keuzes duidelijk en ondubbelzinnig over aan diverse betrokkenen. 2. Pedagogische competentie De Master Leren & Innoveren is in staat op basis van zijn pedagogische kennis het leerproces van leerlingen te optimaliseren en de effectiviteit van veranderingen met betrekking tot het pedagogische klimaat binnen de onderwijsinstelling en de leerprestaties van leerlingen te beoordelen en te verbeteren. 2.4 toont analytisch vermogen, combineert op beargumenteerde wijze inzichten uit verschillende theorieën, onderzoeken en de praktijk en vertaalt deze naar concrete mogelijkheden voor onderwijsontwikkeling binnen de eigen onderwijsinstelling. 2.5 geeft binnen de door het management gestelde kaders- op professionele wijze vorm en richting aan onderwijsontwikkeling. 3. Didactische competentie: De Master Leren & Innoveren is in staat systematisch de effectiviteit en de kwaliteit van het bestaande onderwijs te beoordelen. Hij initieert nieuwe werkvormen, materiaalontwikkeling, begeleidingsmodellen en toetsvormen, behorend bij onderwijsontwikkelingen. Hij kan daarbij ook collega s begeleiden en scholen. 3.1 stelt zich constructief kritisch op ten opzichte van de effectiviteit en kwaliteit van het bestaande onderwijs en ten opzichte van onderwijsontwikkelingen (zowel nationaal als internationaal), overziet de didactische consequenties van ontwikkelingen en kan voor- en nadelen van verschillende benaderingen/werkwijzen benoemen en onderbouwen. 3.2 signaleert - op basis van recente kennis uit de onderwijsresearch en inzichten uit good practices - kansen en belemmeringen om de doelmatigheid en doelgerichtheid van het onderwijs binnen de eigen onderwijsinstelling te verbeteren. 3.3 ontwerpt op een systematisch verantwoorde wijze onderwijsarrangementen die leiden tot effectieve leerprocessen en is in staat om gemaakte ontwerpkeuzes expliciet te beargumenteren. 3.4 vervult een voortrekkersrol binnen het eigen team/vakgebied, initieert de ontwikkeling en het ontwerp van bijvoorbeeld nieuwe werkvormen, materialen, toetsvormen etc.. 5. Teamontwikkelingscompetentie: De Master Leren & Innoveren draagt bij aan het creëren en organiseren van leergemeenschappen binnen de eigen onderwijsinstelling, gericht op concrete gedeelde en gedragen resultaten en zelfsturing van het onderwijsteam. 5.2 bewerkstelligt binnen de eigen onderwijsinstelling draagvlak voor onderwijsontwikkeling, licht ontwikkelingen toe en beargumenteert zijn visie op heldere wijze, toont daarbij overtuigingskracht. 7. Reflectie- en onderzoekscompetentie:

De Master Leren & Innoveren is zich bewust van zijn taken en bevoegdheden en zijn verantwoordelijkheid richting leerlingen, ouders/verzorgers en collega s en zijn kwetsbare positie daarin. Hij is in staat om het bestaande onderwijs en veranderingen adequaat te voorzien van onderzoek om `evidence op te bouwen met betrekking tot de leereffecten van zijn onderwijs op korte en lange termijn. 7.1 demonstreert continu een onderzoekende houding, stelt relevante, kritische vragen bij onderwijsontwikkelingen en de onderwijspraktijk, durft te experimenteren en weegt mogelijke voor- en nadelen van diverse werkwijzen systematisch tegen elkaar af.

Rubrics Ontwerpen 2012-2013 Master Leren en Innoveren Hogeschool Rotterdam Criterium 1 (competentie indicatoren 3.1, 3.3 en 7.1) De principes die ten grondslag liggen aan onderwijskundige ontwerpmodellen en de toepassing van onderwijskundige ontwerpmodellen kunnen verantwoorden. De student laat zien dat hij/zij de overeenkomsten en verschillen van onderwijskundige ontwerpmodellen begrijpt en tot een keuze voor één of meerdere modellen komt. van vijf onderwijskundige (her)ontwerpmodellen de essentie in eigen woorden te uit te leggen; het leer theoretische principe en de visie op ontwerpen die er aan ten grondslag ligt te beargumenteren; conceptueel te verklaren; een vergelijking te maken en de overeenkomsten, verschillen, sterktes en zwaktes conceptueel te onderbouwen op navolgbare wijze van vijf onderwijskundige (her)ontwerpmodellen de essentie te benoemen; het leer theoretische principe en de visie op ontwerpen die er aan ten grondslag ligt te uit te leggen; de conceptuele uitgangspunten uit te leggen; een vergelijking te maken van de overeenkomsten, verschillen, sterktes en zwaktes De student is niet, nauwelijks of onvoldoende in staat om op navolgbare wijze van vijf onderwijskundige (her)ontwerpmodellen de essentie te benoemen; het leer theoretische principe en de visie op ontwerpen die er aan ten grondslag ligt te uit te leggen; de conceptuele uitgangspunten uit te leggen; een vergelijking te maken van de overeenkomsten en verschillen zodat blijkt dat het hiervoor noodzakelijke brede begrips- en toepassingsniveau van dit onderdeel van de BOKS overtuigend wordt aangetoond. zodat blijkt dat de hiervoor noodzakelijke beheersing van dit onderdeel van de BOKS en zo ook de toepassing ervan sterk steunt op feitelijke bronteksten en de beheersing van het begrips- en toepassingsniveau minder overtuigend wordt aangetoond. zodat blijkt dat de hiervoor noodzakelijke beheersing van dit onderdeel van de BOKS en zo ook de toepassing ervan niet, nauwelijks of onjuist steunt op feitelijke bronteksten en de beheersing van het begrips- en toepassingsniveau niet wordt aangetoond.

Criterium 2 ( competentie indicatoren 2.4, 2.5 3.1 en 3.2 en 7.1) Met behulp van een curriculumanalyse (* opbouw, inhoud, didaktiek en randvoorwaarden) vast stellen in welke mate curricula aansluiten bij zowel relevante strategische en (inter-) nationale beleidsagenda`s als bij de visie en het beleid van de betreffende onderwijsorganisatie. De student kan aantonen dat hij een doel gerelateerde curriculumanalyse kan uitvoeren en in staat is om op basis van de analyse aanbevelingen voor (her) ontwerp kan formuleren. op een methodisch systematische wijze een doelgerichte maatwerk curriculumanalyse uit te voeren, waarbij zo nodig verschillende aanpakken doelgericht worden gecombineerd de keuze en verantwoording van de aanpak / de analysemethodiek conceptueel te onderbouwen de analysecriteria doelgericht te verantwoorden volgens de gespecificeerde elementen in criterium 2 managementsamenvatting te schrijven over de uitgevoerde analyse op met behulp van een bestaand model voor curriculumanalyse een doelgerichte curriculumanalyse uit te voeren de keuze voor het model in eigen woorden uit te leggen in de analyse criteria toe te voegen die aansluiten bij de gespecificeerde elementen in criterium 2 aanbevelingen te formuleren voor het (her)ontwerp De student is niet of nauwelijks in staat om op met behulp van een bestaand model voor curriculumanalyse een doelgerichte curriculumanalyse uit te voeren de keuze voor het model in eigen woorden uit te leggen in de analyse criteria toe te voegen die aansluiten bij de gespecificeerde elementen in criterium 2 aanbevelingen te formuleren voor het (her)ontwerp zodat blijkt dat op basis van het hiervoor noodzakelijke brede begrips- / toepassingsniveau van dit onderdeel van de BOKS overtuigend wordt aangetoond dat de student - een doelgerichte curriculumanalyse kan uitvoeren, - de kern principes van verschillende modellen op een conceptueel te verantwoorden wijze kan combineren - aanbevelingen voor herontwerp kan formuleren. zodat blijkt dat op basis van het hiervoor noodzakelijke begrips- / toepassingsniveau van dit onderdeel van de BOKS in voldoende mate wordt aangetoond dat de student - een doelgerichte curriculumanalyse kan uitvoeren gebaseerd op gespecificeerde bronteksten over specifiek analysemodel - aanbevelingen voor herontwerp kan formuleren. zodat blijkt dat op basis van het hiervoor noodzakelijke begrips- / toepassingsniveau van dit onderdeel van de BOKS in onvoldoende wordt aangetoond dat de student - een doelgerichte curriculumanalyse kan uitvoeren gebaseerd op gespecificeerde bronteksten over specifiek analysemodel - aanbevelingen voor herontwerp kan formuleren.

Criterium 3 ( competentie indicatoren 2.4, 3.2 en 3.3) In staat zijn om niveau- en criterium gerelateerde leertrajecten te ontwerpen die lerenden voorbereiden op en (op termijn) in staat stellen om te kunnen functioneren in een kennismaatschappij. 10-8 7-6 5-0 De student kan innovatieve, uitdagende, inspirerende en kwalitatief hoogstaande leertrajecten ontwerpen die voldoen aan criteria die zijn ontleend aan - ontwerpstellingen; - ontwerpprincipes; - kenmerken van een kennismaatschappij en de verwerving van de hierbij behorende 21 e eeuw vaardigheden. En waarbij gekozen onderwijs ontwerpmodel(len) is/zijn toegepast en geëvalueerd. een deel van een leertraject te ontwerpen dat voldoet aan criteria die zijn ontleend aan - ontwerpstellingen; - ontwerpprincipes; - kenmerken van een kennismaatschappij ; - de verwerving van de hierbij behorende 21 e eeuw competenties - voor lerenden uitdagend, inspirerend en innovatief is ; - waarbij de gemaakte keuzes per voornoemd criterium geparafraseerd conceptueel worden verantwoord en beargumenteerd En waarbij in het ontwerp - de beoogde congruentie tussen de uitwerking van voornoemde criteria aantoonbaar wordt gerealiseerd en wordt beargumenteerd, En waarbij in de verantwoording van het tot stand komen van het ontworpen leertraject aangetoond wordt hoe het gekozen onderwijs ontwerpmodel werd toegepast en geëvalueerd zodat blijkt dat criterium gericht (her)ontwerp van leertrajecten en de conceptuele onderbouwing hiervan overtuigend is aangetoond. een deel van een leertraject te ontwerpen dat voldoet aan criteria die zijn ontleend aan - ontwerpstellingen; - ontwerpprincipes; - kenmerken van een kennismaatschappij ; - de verwerving van de hierbij behorende 21 e eeuw competenties - voor lerenden uitdagend, inspirerend en innovatief is ; - waarbij de gemaakte keuzes per voornoemd criterium sterk steunen op citaten uit bronteksten En waarbij in het ontwerp -de beoogde congruentie tussen de uitwerking van voornoemde criteria geheel of grotendeels aantoonbaar wordt gerealiseerd - de argumentatie ook hier sterk steunt op citaten uit bronteksten En waarbij in de verantwoording van het tot stand komen van het ontworpen leertraject grotendeels aangetoond wordt hoe het gekozen onderwijs ontwerpmodel werd toegepast en geëvalueerd zodat blijkt dat criterium gericht (her)ontwerp van leertrajecten en de conceptuele onderbouwing hiervan minder overtuigend is aangetoond. De student is niet of nauwelijks in staat om een deel van een leertraject te ontwerpen dat voldoet aan criteria die zijn ontleend aan - ontwerpstellingen; - ontwerpprincipes; - kenmerken van een kennismaatschappij ; - de verwerving van de hierbij behorende 21 e eeuw competenties - voor lerenden uitdagend, inspirerend en innovatief is ; - waarbij de gemaakte keuzes per voornoemd criterium niet of nauwelijks of niet ter zake worden toegelicht En waarbij in het ontwerp - de beoogde congruentie tussen de uitwerking van voornoemde criteria niet of nauwelijks aantoonbaar wordt gerealiseerd En waarbij in de verantwoording van het tot stand komen van het ontworpen leertraject niet of nauwelijks aangetoond wordt hoe het gekozen onderwijs ontwerpmodel werd toegepast en geëvalueerd zodat blijkt dat criterium gericht (her)ontwerp van leertrajecten en de conceptuele onderbouwing hiervan niet of nauwelijks is aangetoond.

Criterium 4 ( competentie indicatoren 2.5, 3,4. 5.2 ) De student is in staat draagvlak voor het ontworpen programma en de achterliggende verantwoording voor dit programma te bewerkstelligen in de eigen onderwijspraktijk. De student kan op Overtuigende wijze draagvlak creëren voor het ontworpen programma. De student toont aan dat hij /zij de (veranderings)noodzaak voor het (her)ontwerp heeft geanalyseerd inclusief de ervaren en noodzakelijke sense of urgency dit conceptueel onderwijskundig en vanuit een visie op inrichting van het onderwijs voor de 21-ste eeuw heeft onderbouwd, geparafraseerd en principes van verre transfer hierbij toepast de relevante stakeholders hierbij heeft betrokken; een (her)ontwerpplan heeft gemaakt gebaseerd op de uitgevoerde analyse; aantoonbaar doelgericht, methodisch en systematisch heeft gewerkt aan het tot stand komen van commitment; de effectiviteit van het proces doelgericht kan monitoren en zo nodig bijstuurt (inclusief de planning); in staat is om voor wat proces- en productsturing een voortrekkersrol te vervullen binnen het eigen team /vakgebied zodat er op een overtuigende wijze interventies in een aantoonbare samenwerkingsrelatie worden gepleegd om draagvlak voor de ontwikkeling en implementatie van het (her)ontwerp te realiseren. De student toont aan dat hij /zij de (veranderings)noodzaak voor het (her)ontwerp heeft geanalyseerd inclusief de ervaren en noodzakelijke sense of urgency dit conceptueel onderwijskundig en vanuit een visie op inrichting van het onderwijs voor de 21-ste eeuw heeft onderbouwd maar waarbij dit sterk steunt op citaten uit bronteksten; de relevante stakeholders hierbij heeft betrokken; een globaal(her)ontwerpplan heeft gemaakt dit met betrokken heeft besproken afspraken heeft gemaakt over eventuele aanpassingen in staat is om een voortrekkersrol te vervullen binnen het eigen team /vakgebied zodat wordt aangetoond dat de principes van draagvlak creëren worden begrepen en interventies in een aantoonbare samenwerkingsrelatie worden gepleegd, maar waarbij draagvlak voor de ontwikkeling en implementatie van het (her)ontwerp sterk steunt op een minder diepgaand conceptueel begrip en de toepassing van de interventies minder overtuigend wordt aangetoond. De student toont aan dat hij/zij de (veranderings)noodzaak voor het (her)ontwerp oppervlakkig heeft geanalyseerd inclusief de ervaren en noodzakelijke sense of urgency dit ten dele conceptueel onderwijskundig en vanuit een visie op inrichting van het onderwijs voor de 21-ste eeuw heeft onderbouwd maar waarbij dit sterk steunt op citaten uit bronteksten; de relevante stakeholders hierbij heeft betrokken; een globaal(her)ontwerpplan heeft gemaakt, maar waar de verbinding met de analyse onvoldoende geëxpliciteerd is dit enigszins met betrokken heeft besproken enige afspraken heeft gemaakt over eventuele aanpassingen nog niet overtuigend laat zien in staat te zijn om een voortrekkersrol te vervullen binnen het eigen team /vakgebied zodat blijkt dat de principes van draagvlak creëren niet, nauwelijks of onjuist steunen op conceptueel begrip en op de toepassing van de interventies

Criterium 5 In staat zijn om sociale media doelgericht in te zetten voor kennisdeling en voor onderwijsontwerp en onderwijsuitvoering. De student toont aan dat hij sociale media doelgericht in kan zetten voor kennisdeling, voor onderwijsontwerp en voor onderwijsuitvoering. het vermogen om doelgericht en effectief netwerken ten behoeve van kennisdeling (zowel binnen de MLI als daarbuiten) op te bouwen het gebruik van sociale media hierbij te demonstreren daarin zeer actief te participeren; het vermogen te demonstreren om een beargumenteerde afweging te maken wanneer en waarom sociale media in het onderwijs ontwerp gebruikt zou moeten worden; de toepassing er van doelgericht te laten zien in het ontwikkelde ontwerp zodat blijkt dat het gericht inzetten van sociale media voor meerdere doelen overtuigend is aangetoond. het vermogen om netwerken ten behoeve van kennisdeling (zowel binnen de MLI als daarbuiten) op te bouwen het gebruik van sociale media hierbij te demonstreren daarin actief te participeren; het vermogen te demonstreren om een op hoofdlijnen beargumenteerde afweging te maken wanneer en waarom sociale media in het onderwijs ontwerp gebruikt zou moeten worden; enkele voorbeelden van toepassing te laten zien in het ontwikkelde ontwerp zodat blijkt dat met sociale media wordt gewerkt maar waarbij de doelgerichtheid van het gebruik en de inzet ervan voor de eigen ontwikkeling en voor de versterking van onderwijsontwerpen minder overtuigend wordt aangetoond. het vermogen om netwerken ten behoeve van kennisdeling (zowel binnen de MLI als daarbuiten) op bescheiden schaal op te bouwen het gebruik van sociale media hierbij te demonstreren daarin deels actief te participeren; het vermogen te demonstreren om een op een beperkt overzicht gebaseerde beargumenteerde afweging te maken wanneer en waarom sociale media in het onderwijs ontwerp gebruikt zou moeten worden; enkele voorbeelden van toepassing op kleine schaal te laten zien in het ontwikkelde ontwerp zodat blijkt dat het hiervoor noodzakelijke begrips- toepassings- en inzetniveau voor zowel kennisdeling als voor onderwijsontwerp en uitvoering niet of nauwelijks wordt aangetoond.

Criterium 6 Uit de kwaliteit van de verstrekte peerfeedback blijkt dat de student in staat is om theoretisch beargumenteerd te adviseren hoe producten substantieel kunnen worden verbeterd en verrijkt. De student toont aan dat hij of zij in staat is om aan peers feedback te geven waaruit blijkt dat de BOKS die ten grondslag ligt aan de criteria 1, 2, 3 en 4 op zo`n niveau beheerst dat de peer juiste en volledige feedback ontvangt. De student toont aan dat hij /zij in staat is om producten van peers zo te beoordelen dat: - alle uitwerkingen worden herkend; - feedback hierop wordt afgestemd; - deze feedback theoretisch wordt ondersteund zodat blijkt dat de student is staat is om effectieve en volledige feedback te geven die steunt op een juiste toepassing van de BOKS en een goed begrip hiervan. De student toont aan dat hij /zij in staat is om producten van peers zo te beoordelen dat: - uitwerkingen deels worden herkend; - feedback hierop wordt afgestemd; - deze feedback soms of op onderdelen theoretisch wordt ondersteund zodat blijkt dat de student is staat is om effectieve feedback te geven die steunt op een (ruim) voldoende begrip en toepassing van de BOKS. De student toont aan dat hij /zij in staat is om producten van peers zo te beoordelen dat: - uitwerkingen zeer ten dele worden herkend; - feedback hierop wordt afgestemd; - deze feedback nauwelijks theoretisch ondersteund wordt zodat blijkt dat de student niet of nauwelijks in staat is om effectieve feedback te geven die steunt op een voldoende begrip en toepassing van de BOKS. Cesuur: Aantal punten (maximaal 60) * 1.67 = cijfer (De reden dat we de punten * 1.67 te doen is om uit te komen op een schaal van 1 tot 100, zodat het cijfer eenvoudig te berekenen is).