Landelijke Leefsituatieindex Lelystad en Nederland vergeleken Onderzoek en Statistiek December 2011 gemeente
Colofon Dit is een rapportage gemaakt door: Team Onderzoek en Statistiek Te downloaden op www.lelystad.nl/onderzoek onder de kop publicaties, burger- en panelpeilingen Gemeente Lelystad Team Onderzoek en Statistiek Postbus 91 8200 AB Lelystad T 0320 27 85 74 F 0320 27 82 45 e-mail: onderzoek@lelystad.nl Voor feiten en cijfers en overige onderzoeks- rapporten kunt u terecht op onze website: www.lelystad.nl /onderzoek
De landelijke leefsituatieindex 2010 De leefsituatieindex geeft in één cijfer een indicatie van de leefsituatie van een persoon of een groep mensen. In 2010 is in Lelystad voor de vierde keer het leefsituatieonderzoek gedaan onder de inwoners. De uitkomsten van dit onderzoek zijn omgerekend naar de landelijke index van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP). In deze LelyStadsGeluiden (LSG) wordt de Lelystadse leefsituatie vergeleken met de landelijke leefsituatie. Al sinds 1974 berekent het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) de leefsituatie in Nederland. Sinds 2004 hanteert de gemeente Lelystad 1 dezelfde vraagstelling als het SCP en kan hierdoor ook een leefsituatieindex van groepen inwoners berekenen. De index is één maat die opgebouwd is uit scores op acht verschillende domeinen. Deze domeinen zijn: wonen; vrijetijdsactiviteiten; sociale participatie; sport; vakantie; consumptiegoederen; mobiliteit en gezondheid. De keuze van het SCP voor deze domeinen komt voort uit het idee dat zij een onderdeel vormen van de objectieve leefsituatie van inwoners en dat ze door (gemeentelijk) beleid kunnen worden beïnvloed. Tabel 1. Ontwikkeling in gemiddelde leefsituatie Lelystad en Nederland Lelystad Nederland 2004 105 102 2006 106 104 2008 108 105 2010 107 107 Voor het eerst sinds in Lelystad de leefsituatieindex berekend wordt, is het cijfer ten opzichte van voorgaande peilingen niet gestegen. De leefsituatieindex voor 2010 is 107 (landelijke berekening), iets lager dan 2008 toen het op 108 uitkwam. De uitkomst in 2010 is gelijk aan de landelijke index, 107. Voor Nederland als geheel betekent dit wel een verbetering in leefsituatie. Ten opzichte van 2004 is de leefsituatie in Lelystad 1 Dit is de tweede deelrapportage gebaseerd op het Leefsituatie onderzoek 2010. Eerder in 2011 verscheen Leefsituatieindex 2010. met 2% verbeterd, daar waar landelijk een verbetering van 5% is waargenomen. Bevolkingsgroepen vergeleken In de afgelopen jaren is de leefsituatie in Lelystad voor vrijwel alle bevolkingsgroepen beter dan het landelijke cijfer. In 2010 is dit minder het geval. In tabel 2 staat een overzicht van verschillende bevolkingsgroepen en hun score op de landelijke leefsituatieindex. In bijlage 1 staat een overzicht van de scores op de landelijke index sinds 2004. Tabel 2. Gemiddelde leefsituatieindex scores voor groepen Lelystedelingen en Nederlanders (2010). Lelystad 2010 NL 2010 verschil Geslacht Allen 107 107 0 Man 107 107 0 Vrouw 106 107-1 Leeftijd 18-24 105 110-5 25-34 107 109-2 35-44 109 110-1 45-54 107 110-3 55-64 106 106 0 65-74 105 104 +1 75+ 95 91 +4 Huishoud- Alleenstaand 97 101-4 type Eénoudergezin 98 103-5 Gezin zonder 108 106 +2 Gezin met 111 111 0 Laag 97 99-2 Midden 107 108-1 Hoog 112 113-1 Arbeids- Werkt niet 100 101-1 markt Werkt <12 uur p/week 109 109 0 Werkt >12 uur p/week 110 110 0 Opleiding Herkomst Autochtoon 109 108 +1 Westers allochtoon 106 106 0 Niet-westerse allochtonen 98 102-4 Bron cijfers Nederland: SCP 2011 1
Van alle in tabel 2 onderscheiden bevolkingsgroepen scoort slechts één in Lelystad duidelijk beter dan landelijk, namelijk de groep 75+. Dit resultaat geeft echster weinig reden tot optimisme. Landelijk verbeterde voor 75+ de gemiddelde score op de index van 83 in 2008 naar 91 in 2010. In Lelystad is de score in dezelfde periode gedaald van 98 naar 95. De bevolkingsgroepen die in 2010 duidelijk lager scoren dan het landelijke cijfer zijn jongvolwassenen (18-29 jaar) (-5), eenoudergezinnen (-5), alleenstaanden (-4) en nietwesterse allochtonen (-4). De laatste drie genoemde groepen scoren ook beduidend lager dan het gemiddelde van 107. De stagnatie in leefsituatieverbetering onder Lelystedelingen kan in verband worden gebracht met de recessies die vanaf eind 2008 de economie plagen. De weerslag is vooral zichtbaar onder de kwetsbaarste groepen in de stad. Een volgende peiling eind 2012 zal meer duidelijkheid moeten geven over de relatie met de economische malaise, en de gevolgen hiervan voor Lelystedlingen. Domeinen van de leefsituatie De leefsituatieindex wordt samengesteld uit acht verschillende domeinen. In grafiek 1 is per domein afgebeeld wat het verschil is tussen Lelystad en Nederland. Grafiek 1. Verschil tussen de acht domeinen Lelystad en Nederland 2010 Gezondheid Mobiliteit Consumptiegoederen Vakantie Sport Sociale participatie Vrije tijd Wonen -8-6 -4-2 0 2 4 6 8 Op twee domeinen scoort Lelystad duidelijk lager dan landelijk. Dit zijn consumptiegoederen en vakantie. In 2008 scoorde Lelystad ook al slechter op vakantie. Nieuw is de daling op het terrein van consumptiegoederen. Tabel 3. Score op de domeinen Lelystad en Nederland (2010) Lelystad Wonen 107 106 Vrije tijd 107 100 Sociale participatie 104 102 Sport 106 100 Vakantie 101 104 Consumptiegoederen 104 111 Mobiliteit 104 104 Gezondheid 102 100 Alhoewel het verschil tussen consumptiegoederen het grootst is tussen Lelystad en Nederland, is dit niet het domein met de laagste score zie tabel 3. Dit is het domein vakantie, met een score van 101. Lelystedelingen gaan minder vaak op vakantie dan landelijk (104) en als ze wel gaan, is dit minder vaak naar het buitenland. Gezondheid scoort op-één-na het laagst (102). Toch is dit wel hoger dan landelijk (100). Deze uitkomst is onveranderd sinds het vorige onderzoek. Op het domein vrije tijd en sport scoort Lelystad juist hoger dan landelijk. Lelystedelingen doen meer sporten en sporten vaker dan landelijk. Daarnaast zijn Lelystedelingen actiever op het gebied van vrijetijdsactiviteiten dan landelijk. Lelystedelingen gaan vaker uit, hebben meer hobby s en zijn vaker lid van verenigingen. Maatschappelijke achterstandsindex Alleen kijken naar de gemiddelde scores van verschillende bevolkingsgroepen is een eendimensionale methode van vergelijken. De verschillende indicatoren van de leefsituatieindex staan echter in relatie tot elkaar. Eén persoon behoort tot verschillende bevolkingsgroepen. Iemand met een hogere opleiding heeft bijvoorbeeld grotere kans op werk en daardoor kans op een hoger inkomen (SCP,2009). De score op de leefsituatieindex zal voor deze persoon hoger zijn. Omgekeerd komt ook voor. Het gevolg van een accumulatie van achterstanden is dat iemands leefsituatie slechter is met als gevolg dat men moeilijker mee kan doen in de samenleving. Het SCP heeft een index opgesteld voor NL 2
maatschappelijke achterstand. De index bestaat uit drie indicatoren: laag inkomen, hooguit basisonderwijs en geen betaald werk. Men kan op deze index een score halen tussen 0, wat geen achterstand betekent, en maximaal 3, wat inhoud dat men een grote achterstand heeft. In tabel 4 wordt het percentage mensen met geen en met een grote maatschappelijke achterstand in Lelystad vermeld, en wordt hun gemiddelde leefsituatiescore vergeleken met landelijke uitkomsten. aanzienlijk lager (87) op de leefsituatieindex dan landelijk (94). Dit beeld is al jaren onveranderd. Toelichting op de constructie van de Leefsituatieindex Theorie van leefsituatie en index Het SCP beschrijft het sociale domein aan de hand van een model waarin vijf sferen worden onderscheiden. In figuur 1 is het model schematisch met vijf ballonnen weergegeven. Tabel 4. Mensen met een grote maatschappelijke achterstand 2 ( %) en hun leefsituatiescore Aandeel inwoners 18-64 jaar (%) Gemiddelde leefsituatie (op landelijke index) Figuur 1: Sociale domein Lelystad 04 06 08 10 04 06 08 10 Geen achterstand Grote achterstand 69 71 71 71 110 110 111 111 6 5 6 6 86 86 88 87 Verschil in leefsituatie 24 24 23 24 NL 04 06 08 10 04 06 08 10 Geen achterstand Grote achterstand 57 61 70 66 109 110 110 110 13 11 3 8 92 92 92 94 Verschil in leefsituatie 17 18 18 16 Het percentage inwoners dat geen maatschappelijke achterstand heeft is in Lelystad sinds het begin van de meting stabiel, ongeveer 71%. Het percentage met een grote achterstand is dit ook, ongeveer 6%. Bekijken we de landelijke uitkomsten dan valt op dat deze meer fluctueert. Landelijk is het aandeel mensen zonder achterstand lager dan in Lelystad (66%). Zowel het aandeel mensen met een kleine en grote achterstand ligt landelijk hoger dan in Lelystad. Betrekken we de leefsituatieindex erbij dan zien we dat inwoners in Lelystad zonder achterstand (111) ongeveer even hoog op de leefsituatieindex scoren als landelijk (110). In Lelystad scoort de groep mensen met een grote achterstand echter 2 Het betreft alleen inwoners van 18 t/m 64 jaar. Bron: SCP 2011 Centraal staat de verbetering van de leefsituatie van de burger - oftewel de kwaliteit van zijn bestaan. Het model gaat uit van een causale relatie tussen individuele hulpbronnen (zoals onderwijs, arbeid en inkomen) en deze leefsituatie: hoe meer hulpbronnen een persoon bezit, hoe groter de kans op een betere leefsituatie. De overheid oefent met haar beleid zowel indirect invloed uit op de beschikbaarheid van deze bronnen als meer direct op de leefsituatie zelf. De sociale en fysieke omgeving 3 behelzen eveneens belangrijke condities voor de leefsituatie van de individuele burger. Naast de meer objectieve situatie waarin iemand verkeert gevat in deze drie sferen - is de subjectieve waardering die iemand heeft voor 3 Onder de sociale omgeving wordt hier de mate van maatschappelijke participatie en de beleving van sociale contacten bedoeld. Onder de fysieke omgeving wordt hier de woning en woonomgeving bedoeld. 3
(onderdelen van) zijn leefsituatie en de mate waarin hij meer of minder gelukkig is. Een relatief goede situatie zal niet altijd als zodanig worden herkend, bijvoorbeeld omdat de verwachtingen hoger liggen. Al deze elementen vormen samen het sociale model dat als denkkader ten grondslag ligt aan de leefsituatieindex. Vanuit de gedachte om inzicht in de leefsituatie als geheel te verkrijgen op een geïntegreerde, samenvattende manier ontwikkelt het Sociaal Cultureel Planbureau al sinds 1974 een instrument: de leefsituatie-index. Een belangrijke stap in het ontwikkelen van de leefsituatie-index was het bepalen van de domeinen die opgenomen moesten worden onder het brede, kapstokbegrip leefsituatie. Een belangrijk uitgangspunt was dat de hoofdtaak van het SCP er uit bestaat beleidsaanbevelingen te geven aan de overheid. Om deze reden werden domeinen geselecteerd die, min of meer, door overheidsbeleid beïnvloed kunnen worden. Daarna werden binnen deze domeinen de indicatoren bepaald, evenals de variabelen waaruit indicatoren bestaan. In tabel O1 is een overzicht gegeven van deze domeinen en indicatoren. Tabel O1 Domeinen en indicatoren Domeinen (8) Indicatoren binnen elk domein Wonen Gezondheid Consumptiegoeder en Vrijetijdsactiviteiten Mobiliteit Sociale participatie Sport Vakantie Eigenaar of huurder Woningtype Aantal kamers Oppervlakte woonkamer Belemmering dagelijkse bezigheden Belemmering vrijetijdsbesteding Aantal huishoudelijke artikelen Aantal hobby artikelen Aantal hobby s Aantal sociaal-culturele activiteiten Lidmaatschap van organisaties Autobezit Bezit abonnement OV-kaart Vrijwilligerswerk Sociaal isolement Aantal keer sporten per week Aantal verschillende sporten Op vakantie afgelopen jaar Naar het buitenland op vakantie Volgens het SCP geven deze indicatoren samen een geobjectiveerde beschrijving van de leefsituatie. Bewust wordt gekozen voor de term geobjectiveerd en niet van objectief omdat er uiteraard een normatief, en daarmee ook subjectief, element zit in het kiezen en operationaliseren van de indicatoren die gebruikt worden (SCP, 2005b). Vervolgens komt de vraag op welke manier de verschillende domeinen en indicatoren tot één enkele index kan worden gereduceerd. Om economische indicatoren te vergelijken en op te tellen kunnen geldeenheden worden gebruikt, bij sociale indicatoren ontbreekt een dergelijke eenheid. Net zo min als er een algemene theorie voorhanden is om het relatieve belang van de domeinen en indicatoren te wegen, is er geen breed gedragen theorie om de indicatoren tot één index te combineren. Omdat er geen externe criteria zijn waarop het gewicht van de indicatoren kan worden gebaseerd, heeft het SCP gekozen voor een pragmatische oplossing. Als uitgangspunt werd genomen dat de indicatoren allemaal betrekking hebben op eenzelfde dimensie, namelijk de leefsituatie, en dat ze daar een positieve of negatieve bijdrage aan leveren. Bovendien zou de index cumulatie-effecten moeten laten zien: iemand die op vier domeinen achterstand heeft zou op de index slechter moeten scoren dan iemand die op twee domeinen achterstand heeft. Tot slot was een uitgangspunt dat de index op individueel niveau berekend zou moeten kunnen worden, omdat het SCP niet alleen de ontwikkeling van Nederland als geheel wilde bekijken, maar ook voor verschillende sociale groepen in de samenleving. Techniek De index wordt vervolgens met behulp van statistische technieken gegenereerd, op basis van de wiskundige samenhang tussen indicatoren in de acht domeinen (SCP, 2005b p.3). Kort samengevat: de zwaarte van de verschillende indicatoren binnen de index wordt niet theoretisch vastgesteld, maar achteraf door de waargenomen samenhangen in de verzamelde gegevens. De leefsituatieindex 2010 is een geaggregeerd cijfer gebaseerd op de scores van 8.125 individuen 4
op deze indicatoren. Simpel gesteld wordt per domein gekeken hoe de antwoordpatronen in hun onderlinge samenhang kunnen worden geclusterd. Daarbij is gebruik gemaakt van niet-lineaire canonische correlatieanalyse; oftewel het SPSS programma OVERALS. De eerste dimensie van deze OVERALS oplossing levert de basismeetlat om de leefsituatie te beschrijven. Het gemiddelde en de standaardafwijking worden herschaald tot 100 en 15 in het basisjaar. Als basisjaar voor Lelystad geldt 2004 (nulmeting). Dit programma berekent bovendien de gewichten voor de afzonderlijke indicatoren door de som van de itemtotaal correlaties te maximeren. De domeinen worden niet alleen theoretisch, maar ook in het programma onderscheiden door ze van tevoren op te geven. Hierdoor wordt voorkomen dat domeinen met meer indicatoren dan andere domeinen de dimensies gaan overheersen (OVERALS geeft dus elk domein een gelijk gewicht). Bovendien zorgt de berekening hierdoor dat de samengestelde index een cumulatie oftewel optelling is van de afzonderlijke domeinen. In een later stadium van analyseren is het dan mogelijk om ook te kijken naar indexscores voor de afzonderlijke domeinen. Dat komt omdat elke indicator (en zelfs elke antwoordcategorie binnen de indicatoren) herschaald en gewogen wordt. Het komt er in het kort op neer dat de indexscore per domein verkregen wordt door de gewogen categoriescores op te tellen. In feite is de totale indexscore een optelling van de domeinscores. Beknopte onderzoeksverantwoording (OZV) Het veldwerk voor het onderzoek Leefsituatie is in oktober 2010 in combinatie gedaan met het onderzoek Samen Leven. Voor deze twee onderzoeken samen is één uitgebreide OZV geschreven. De vragen over de leefsituatie hebben in totaal 2.336 personen beantwoord. De respons onder LelyStadsPanelleden was 81% en onder de steekproef 28%. De steekproef was gestratificeerd op de meest vóórkomende herkomstgroepen in Lelystad. Om een oververtegenwoordiging van allochtonen in de uitkomsten te voorkómen, zijn deze gewogen. De weging in de rapportage over de Leefsituatie is gebaseerd op leeftijd, geslacht, klasse van de woning. Met tot slot een herweging naar opleiding en herkomst. Deze weging is met uitzondering van de herweging naar herkomst, conform de weging die gebruikt wordt voor de analyse van het landelijke leefsituatieonderzoek. Voor de vergelijking met de landelijke scores in 2010 zijn de gewichten die het programma OVERALS berekend heeft op basis van de landelijke data toegekend aan de data van Lelystad. Daardoor is opnieuw een leefsituatiescore voor Lelystad berekend die vergelijkbaar is met die van Nederland in 2010. Landelijk kwam de gemiddelde score uit op 107. Deze gemiddelde score was een gemiddelde gebaseerd op alle volwassenen inclusief 80-plussers (5% van de responsgroep). In Lelystad is de vragenlijst Leefsituatieonderzoek niet aan 80-plussers voorgelegd. De benadering van deze groep vereist een meer intensieve onderzoeksmethode. In Lelystad maken de 80- plussers een minder grote groep uit van de populatie dan in Nederland. 5
BIJLAGE 1. Tabellen Tabel 1. Score van Lelystad op de landelijke index Lelystad 2004 2006 2008 2010 Allen 105 106 108 107 Man 106 107 108 107 Vrouw 104 104 107 106 18-24 106 105 108 105 25-34 107 106 108 107 35-44 107 108 109 109 45-54 106 108 109 107 55-64 103 106 107 106 65-74 92 99 103 105 75+ 87 87 98 95 autochtoon 106 107 108 109 westerse allochtoon 101 104 107 106 niet-westerse allochtoon 98 99 103 98 Alleenstaand 95 96 98 97 Eén ouder met thuiswonend(e) kind(eren) 100 97 102 98 Twee volwassenen, geen (thuiswonende) 104 107 109 108 Twee volwassenen met thuiswonende 108 109 112 111 kind(eren) laag 97 99 101 97 midden 107 108 109 107 hoog 111 112 113 112 werkt niet 95 98 101 100 werkt <12 uur p/w 109 106 111 109 werkt >12 uur p/w 109 110 111 110 6
Tabel 2. Score van Nederland op de landelijke index Nederland 2004 2006 2008 2010 Allen 102 104 105 107 Man 102 105 105 107 Vrouw 102 103 105 107 18-24 105 108 108 110 25-34 106 107 109 109 35-44 106 108 109 110 45-54 105 105 108 110 55-64 101 104 106 106 65-74 95 98 98 104 75+ 79 85 83 91 autochtoon 102 105 108 westerse allochtoon 102 102 106 niet-westerse allochtoon 94 96 102 Alleenstaand 93 94 96 101 Eén ouder met thuiswonend(e) kind(eren) 98 99 101 103 Twee volwassenen, geen (thuiswonende) 103 104 105 106 Twee volwassenen met thuiswonende 106 108 110 111 kind(eren) laag 96 95 98 99 midden 104 106 106 108 hoog 110 111 113 113 werkt niet 94 96 97 101 werkt <12 uur p/w 107 109 109 109 werkt >12 uur p/w 108 108 109 110 7
Tabel 3. Verschil tussen Lelystad en Nederland per referentiegroep Nederland 2004 2006 2008 2010 Allen 3 2 3 0 Man 4 2 3 0 Vrouw 2 1 2-1 18-24 1-3 0-5 25-34 1-1 -1-2 35-44 1 0-1 45-54 1 3 1-3 55-64 2 2 1 0 65-74 -3 1 5 1 75+ 8 2 15 4 autochtoon 4 2 1 westerse allochtoon -1 2 1 niet-westerse allochtoon 4 3-4 Alleenstaand 2 2 2-4 Eén ouder met thuiswonend(e) kind(eren) 2-2 1-5 Twee volwassenen, geen (thuiswonende) 1 3 4 2 Twee volwassenen met thuiswonende 2 1 2 0 kind(eren) laag 1 4 3-2 midden 3 2 3-1 hoog 1 1 0-1 werkt niet 1 2 4-1 werkt <12 uur p/w 2-3 2 0 werkt >12 uur p/w 1 2 2 0 Bij een negatief verschil scoort Lelystad lager dan de landelijke referentiegroep. Bij een positief verschil scoort Lelystad hoger dan de landelijk referentiegroep. Is het verschil 0, dan scoort Lelystad gelijk aan de landelijke referentiegroep. 8
Tabel 4. Verschil tussen Lelystad en landelijk gemiddelde Nederland 2004 2006 2008 2010 Landelijk gemiddelde 102 104 105 107 Allen 3 2 3 0 Man 4 3 3 0 Vrouw 2 0 2-1 18-24 4 1 3-2 25-34 5 2 3 0 35-44 5 4 4 2 45-54 4 4 4 0 55-64 1 2 2-1 65-74 -10-5 -2-2 75+ -15-17 -7-12 autochtoon 4 3 3 2 westerse allochtoon -1 0 2-1 niet-westerse allochtoon -4-5 -2-9 Alleenstaand -7-8 -7-10 Eén ouder met thuiswonend(e) kind(eren) -2-7 -3-9 Twee volwassenen, geen (thuiswonende) 2 3 4 1 Twee volwassenen met thuiswonende 6 5 7 4 kind(eren) laag -5-5 -4-10 midden 5 4 4 0 hoog 9 8 8 5 werkt niet -7-6 -4-7 werkt <12 uur p/w 7 2 6 2 werkt >12 uur p/w 7 6 6 3 Bij een negatief verschil scoort Lelystad lager dan het landelijke gemiddelde. Bij een positief verschil scoort Lelystad hoger dan het landelijke gemiddelde. Is het verschil 0, dan scoort Lelystad gelijk aan het landelijke gemiddelde. 9