Vrouw en recht. Marjet Gunning* Op weg naar een wetenschappelijke benadering"

Vergelijkbare documenten
Over Plantinga s argument voor de existentie van een noodzakelijk bestaand individueel ding. G.J.E. Rutten

Dit artikel uit Netherlands Journal of Legal Philosophy is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker

Eindexamen filosofie vwo I

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

Eindexamen Filosofie vwo II

Hoorcollege 1: Onderzoeksmethoden !!

Datum Wijziging Awgb 20 september 2016 Ons kenmerk 2016/0125/AvD/KB/RG

Maatschappijleer in kernvragen en -concepten

Filosofie voor de Wetenschappen

Arbeidsconflicten onder de WWZ: geen ontslag maar los het probleem op!

IGANG 1 NUMMER 1 GEMBER 1984 * dezwaar^: \ de wreketïöe gerechtigheid, die de strijd Jen hoogmoed en lompheid. De geboorte van fengendee^'

oe vrouwelijk is gelijkheid?

Samenvatting. 1. Probleemstelling en hypotheses

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Eindexamen filosofie vwo 2002-I

Eindexamen filosofie vwo II

1. Onderwerp van de klacht schending van wetenschappelijke integriteit bij uitbrengen deskundigenbericht aan rechtbank

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Consultatiedocument Nieuwe Nederlandse Standaard 3001N voor directe opdrachten 21 juli 2016

LOWI Advies 2014, nr. 11

6. Voorbij het multiculturalisme: kritiek op de democratie Dictatuur van het proletariaat Afsluitend 135.

De overtuigingskracht van emoties bij het rechterlijk oordeel

DOCENTENDAG MAATSCHAPPIJLEER

Inhoudsopgave. 1. Inleiding 5

Leren Filosoferen. Tweede avond

DISCUSSIE OVER BEWUSTZIJN BIJ DIEREN EN DE NOODZAAK VAN HET ANALOGIE-POSTULAAT door Titus Rivas In de discussie rond bewustzijn (d.w.z.

DEEL II DE RUIS TUSSEN POLITIEK EN RECHT

Tijd van burgers en stoommachines De sociale kwestie.

Eindexamen Filosofie havo I

BEGRIP VAN BEWIJS. vrije Universiteit amsterdam. Instituut voor Didactiek en Onderwijspraktijk. Vragenlijst. Herman Schalk

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Maak een eind aan de beloningsverschillen tussen vrouwen en mannen.

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

Eindexamen filosofie vwo I

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Evolutie

Eindexamen filosofie vwo I

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Tijd rijp voor verplichte scheidingsbemiddeling

ISSAI 30 Ethische code

Thuiswerktoets Filosofie, Wetenschap en Ethiek Opdracht 1: DenkTank De betekenis van Evidence Based Practice voor de verpleegkunde

ECLI:NL:CRVB:2017:172

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

WAT IS DE ROL VAN HET SOCIAAL- CULTUREEL VOLWASSENENWERK OP HET VLAK VAN GEMEENSCHAPSVORMING?

Beoordelingscriteria scriptie CBC: instructie en uitwerking

Kennis, hoe te benaderen en hoe te funderen..? Violette van Zandbeek Social research Datum: 15 april 2011

Uitspraak. Afname (F)OR voor lijfrentepremie beïnvloedt vermogenstoets (F)OR niet ECLI:NL:RBZWB:2015:1978. Instantie. Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Verandering in de frequentie van het gemengde huwelijk

Op 18 november 2009 heeft het raadslid Flos (VVD) onderstaande motie ingediend:

»vi^.^4*/ OyCtM^+c **.. 21 oktober 1968

Over ontslagvergoeding: ontbinding of opzegging?

Rolnummer Arrest nr. 174/2005 van 30 november 2005 A R R E S T

Beloning Externe Leden van Rekenkamer- (functies/commissie) s

Eindexamen filosofie vwo II

MINISTERIE VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

CBE-1142 (030)

Vraag Antwoord Scores. Opgave 1 Een sceptische schnauzer en een sceptische arts

Nederlands (nieuwe stijl) en Nederlands, leesvaardigheid (oude stijl)

"Een eigen ontwikkeling voor vrouwenstudies." -98-

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 woensdag 16 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Samenvatting (Summary in Dutch)

Casus 10 Om ziek van te worden

1 Inleiding. 1.1 De thematiek

Deze centrale vraag leidt tot de volgende deelvragen, die in het onderzoek beantwoord zullen worden.

Lijst met veel gebruikte afkortingen. Introductie 1. Deel I Grondslagen van partneralimentatie in het Nederlandse recht 9

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Instandhouding

de Rechtspraak Raad voor de rechtspraak Ministerie van Veiligheid en Justitie mr. F. Teeven Postbus ER DEN HAAG

Delta Lloyd Schadeverzekering N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 307bis van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Cassatie.

SOCIALE EN BURGERSCHAPSCOMPETENTIE

Zin en betekenis van (kennis)valorisatie belicht en toegelicht (av)

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Vraag Antwoord Scores

Andreas Burnier en de vrouwenbeweging

Geachte, Met vriendelijke groet, LijstvanDamme. Ombudsdienst

UITGEBREIDE INHOUDSOPGAVE

Fout van CPB bij berekening remgeldeffect eigen risico

Samenvatting. Het behandelbaarheidscriterium in de WBO

GEDRAGSCODE voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken. versie 3.7 januari 2012

GEDRAGSCODE. Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen

BESLUIT. Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit als bedoeld in artikel van de Mededingingswet.

Willen sterven. Wie anders dan ik zelf zou het recht hebben om te beslissen over mijn leven? Moment voor religieuze bezinning en waardevol leven

UITSPRAAK. het College van Bestuur van het C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever

perspectief voor professionele ontwikkeling

Biologie inhouden (PO-havo/vwo): Dynamisch evenwicht

RICHTSNOEREN OVER DE REGLEMENTAIRE WERKZAAMHEDEN VAN DE CCR. Artikel 1. Doel en strekking van het besluit

1. Inleiding. 2. De analyses. 2.1 Afspraken over kinderopvang versus m/v-verdeling

Verdringing op de Nederlandse arbeidsmarkt: sector- en sekseverschillen

Tijd van burgers en stoommachines Emancipatie en democratisering. Onderzoeksvraag: Hoe werd de politiek gedemocratiseerd?

Interventie Syrië. Faculteit der Rechtsgeleerdheid Afdeling Internationaal en Europees recht

Examen VWO. Nederlands. tijdvak 1 maandag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. D.G. Rosenquist, secretaris)

Sociale kaders: Hoofdstuk 16 Cultuur

Advies nr. 154 van 8 december 2017 van het Bureau van de Raad van de Gelijke Kansen voor Mannen en Vrouwen over de verloven voor co-ouders in het

Inhoudsopgave. Voorwoord 7

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Essay. Norbert Vogel* Morele feiten bestaan niet

Examen HAVO. Nederlands

Paperopdracht, Architectuurtheorie, deel 2 Tendensen en vertogen

Transcriptie:

Marjet Gunning* Vrouw en recht Op weg naar een wetenschappelijke benadering" Vrouwenstudies zijn aan de rechtenfaculteiten nog nauwelijks ontwikkeld. De eerste medewerksters vrouwenstudies zijn pas een paar jaar aan het werk en vormen een klein aantal. In de congresbundel voor de Zomeruniversiteit Vrouwenstudies in 1981 staat 'recht' niet als thema vermeld. Gelukkig staan in de congresbundel Winteruniversiteit Vrouwenstudies 1983 enkele juridische bijdragen. Er zijn echter met betrekking tot het onderwerp 'vrouw en recht' nog nauwelijks artikelen gepubliceerd op wetenschapstheoretisch en rechtstheoretisch gebied. 1 Dankzij de wet van de remmende voorsprong kunnen we voor het ontwikkelen van vrouwenstudies rechten gebruik maken van rechtstheoretische discussies, en debatten over vrouwenstudies op andere dan juridische faculteiten. Problemen waarmee vrouwenstudies kampen, zoals de verhouding politiek en wetenschap, en de verhouding kennis en ervaring, spelen ook op rechtstheoretisch niveau. Vrouwenstudies hebben zich tot nu toe echter niet beziggehouden met de specifieke rol van recht met betrekking tot vrouwen, terwijl de rechtstheorie geen oogje had op vrouwen. Een confrontatie lijkt dus zinvol. Dit artikel is dan ook bedoeld om aan te geven welke theoretische problemen onder ogen moeten worden gezien voordat men kan overgaan tot onderzoek op het gebied van vrouwenstudies rechten. Niet alles waar 'vrouw en recht' op staat verdient het predikaat 'vrouwenstudies rechten'. Het artikel is als volgt opgebouwd. In par. 1 komen die rechtstheoretische discussies aan de orde, die van belang lijken voor de in par. 2 behandelde vrouwenstudiesdiscussies. In par. 3 worden beide benaderingen met elkaar geconfronteerd. Het artikel eindigt waar onderzoek veelal mee begint, namelijk het formuleren van een onderzoeksvraag, en wel op het gebied van vrouw en recht. 1 Rechtstheoretische discussies enkele rechtstheoretische uitspraken hoop ik een antwoord te kunnen geven op de vraag waarom de gangbare Inleiding rechtswetenschappelijke benaderingen vrouwen als spe- Voordat bepaalde rechtsverschijnselen kunnen worden cifiek zelfstandig onderzoeksobject uitsluiten, onderzocht (dit gebeurt op het niveau van de rechtswetenschap) zal een reflectie moeten plaatsvinden omtrent de De verhouding wetenschap-politiek en de verhouding wijze van wetenschapsbeoefening. Deze reflectie vindt kennis- ervaring plaats op het niveau van de rechtstheorie. De rechtstheo- De traditionele rechtswetenschap berust veelal op een rie bestudeert (onder andere) object en methode van ver- positivistische wetenschapsopvatting. Hieronder versta ik schillende benaderingen binnen de rechtswetenschap, de wetenschapsopvatting die zich uitsluitend beroept op Rechtstheoretisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt dat waarneembare verschijnselen. 2 Hieraan ligt een empirisbepaalde begrippen en theorieën onderzoeksobjecten uit- tische kennistheorie ten grondslag die leert dat kennis sluiten. Zo heeft de marxistische rechtstheorie opgemerkt slechts op ervaring kan berusten en niet op metafysisch dat de arbeidersklasse in de traditionele rechtsweten- of theologisch denken. De positieve wetenschap was een schap uit het beeld verdwijnt. reactie op de eraan voorafgaande metafysica. Kritici van Vrouwenstudies rechten moeten daarom niet blijven ste- het empirisme, en dat zijn niet alleen marxisten, maar ken in onderzoek op het niveau van de rechtswetenschap, bijvoorbeeld ook Popper 3, wijzen op de onmogelijkheid door bijvoorbeeld analyses van wetgeving op het gebied 'de' werkelijkheid te kennen. Steeds zal een beschrijving van de gelijke behandeling. Daarnaast is reflectie op voor- van het werkelijke zich moeten beperken tot een deelasonderstellingen achter gangbare wetenschapsopvattin- peet. Bovendien kan een beschrijving niet meer geven gen en de ontwikkeling van nieuwe begrippen die vrouwen insluiten noodzakelijk. Hieraan gaat een vraag vooraf, namelijk waaróm vrouwen vaak Uit het beeld Van de rechtswetenschap verdwijnen, Of Slechts verschijnen in * Marjet Gunning is wetenschappelijk medewerkster En- cyclopedie aan de Universiteit van Amsterdam. lk dank Alma van PPn een aan vrouwen toebeaaente tnpheriarhtp rnl rol. ueze DP7P vraag vraan hrennt Drengt ons " ' Eke Poortin 9a. Yvonne Quispel, Gerrit van Maanen en The0 de Roos voor hun bijdra. op de methode van rechtswetenschap. Aan de hand van 1(1984/5)1 7 gen,

dan een beeld van dat deelaspect. Dat beeld varieert al naar gelang de wijsgerige en politieke opvattingen van de onderzoek(st)er. In deze opvatting is er een onderscheid tussen 'het werkelijke' en 'het denken'. Het proces waarin wetenschappelijke kennis wordt verkregen begint steeds vanuit bepaalde ideeën 4 overóe werkelijkheid die door allerlei invloeden worden gevormd, omdat feiten niet voor zich kunnen spreken. 5 Vandaar het pleidooi van antipositivisten voor het bewust expliciteren van de gekozen theorie. 6 Een marxistische rechtstheorie is uitgewerkt door Poulantzas. 7 Volgens hem is er pas sprake van een wetenschappelijke benadering als de theorie is opgebouwd uit begrippen die zijn ontstaan als produkt van het denken. Met deze begrippen kan vervolgens een object van onderzoek theoretisch worden geconstrueerd en na empirisch onderzoek door toetsing aan de theorie kennis over het concrete worden verkregen. De marxistische theorie hanteert de begrippen produktiekrachten, produktieverhoudingen, meerwaarde etcetera. Deze begrippen zijn wel ontstaan naar aanleiding van waarnemingen, onder meer met betrekking tot de positie van arbeiders, maar zijn zelf abstracties ten opzichte van het werkelijke. 8 Als theoretische begrippen staan zij tegenover de begrippen in een positivistische wetenschapsopvatting die worden opgevat als schematiseringen van de concrete werkelijkheid. Deze laatstgenoemde opvatting heeft als consequentie dat geen expliciete uitspraken worden gedaan over politieke kwesties. In Poulantzas' rechtstheorie is echter sprake van een relatief autonome verhouding tussen politiek en wetenschap. De wetenschap wordt als een bijzonder niveau van de maatschappelijke structuur opgevat (waar positivisten de wetenschap zien als geschematiseerde werkelijkheid), maar het denken over de werkelijkheid wordt door politieke opvattingen beïnvloed. Dit geldt ook voor de positivistische wetenschapsopvatting, want bij nadere beschouwing zijn bepaalde impliciete politieke veronderstellingen (bijvoorbeeld dat alle mensen vrij en gelijk zijn) debet aan het verdwijnen van arbeiders als klasse van het onderzoeksveld. Vrouwenstudies rechten kunnen van deze kritiek op positivistische wetenschapsopvattingen gebruik maken. Met betrekking tot vrouwen wordt bijvoorbeeld uitgegaan van ongereflecteerde vooronderstellingen als: 'het is de natuur van de vrouw dat...', die niet worden geëxpliciteerd en bovendien niet tot feiten te herleiden zijn. Wanneer vervolgens een beroep wordt gedaan op de ervaring dat vrouwen minder ambitieus zijn is daarmee geenszins de noodzaak aangetoond. Kennis die op dergelijke vooronderstellingen is gebaseerd moet grote leemten en onjuistheden vertonen met betrekking tot de werkelijke positie van vrouwen. Er is niets in te brengen tegen de pretentie objectief over feiten te kunnen schrijven, alleen blijkt het moeilijk te zijn afstand te doen van je culturele en politieke bagage. Vrouwenstudies rechten hebben weinig aan kennis gebaseerd op een positivistische wetenschapsopvatting die zich slechts beroept op ervaring. Het bezwaar van deze benadering is, dat hetgeen niet 'waarneembaar' is het 'verzwegene' wetenschappelijk geen rol kan spelen, terwijl datgene dat wordt waargenomen niet wordt verklaard bij gebrek aan theorie. Wat bestaat is al gauw 'natuurlijk'. Het gevaar van subjectcentrisme Het afwijzen van een positivistische wetenschapsopvatting hoeft geen garantie te zijn voor een goede theorie. In sommige vrouwenstudies wordt de positie van vrouwen niet zelfstandig onderzocht, maar afgeleid uit één de hele maatschappij determinerende factor, bijvoorbeeld de arbeidsdeling naar sexe. Problemen van vrouwen die niets te maken hebben met arbeidsdeling, verdwijnen uit het gezicht. Voor het aangeven van de bezwaren tegen dergelijke theorieën maak ik gebruik van Poulantzas' kritiek op twee deformaties van de marxistische rechtstheorie. 9 De negatieve kwalificatie 'deformatie' hebben zij te danken aan het feit dat hun object van onderzoek niet theoretisch werd geconstrueerd, maar direkt afgeleid uit empirisch waarneembare verschijnselen. Van economisme is sprake als de juridische bovenbouw wordt gezien als een weerspiegeling van de economische basis. 10 In de voluntaristische deformatie wordt recht, door de staat uitgevaardigd als een geheel van normen, herleid tot de wil van de heersende klasse waarvan de staat slechts de belichaming is. Beide zijn in de ogen van Poulantzas voorbeelden van een subjectcentrische benadering die ik ook meen te herkennen bij bepaalde vrouwenstudies. Een centraal subject brengt het recht voort; in de 'economistische' richting is dat de economie, in de 'voluntaristische' de wil van de heersende klasse. Tot een zelfstandige bestudering van recht kan men in dergelijke benaderingen niet komen, omdat recht niet als (relatief) autonoom object verschijnt, maar wordt afgeleid uit de ontstaansgeschiedenis van een subject dat het recht historisch tot stand brengt. 11 De eigen structuur en autonomie van recht moeten daarentegen niet als object van onderzoek worden uitgesloten. 12 Alleen een theoretisch geconstrueerd begrip van een specifiek onderzoeksobject schept de mogelijkheid van een bijzondere wetenschap, in dit geval de rechtswetenschap. Vanuit een theoretisch begrip van de kapitalistische produktiewijze, als een systeem van specifieke verbindingen tussen verschillende instanties of niveaus (bijvoorbeeld de economie, de politiek en het recht) is de eigen specificiteit van recht afhankelijk van de plaats en funktie binnen deze produktiewijze. Door de maatschappelijke arbeidsdeling en de produktieverhoudingen krijgt recht een plaats toegewezen waarvan het bijzondere karakter tot uitdrukking komt in het door Poulantzas voorgestelde theoretische begrip het moderne recht: een systeem van strikt gereglementeerde, formele, abstracte en algemene normen. Recht sanctioneert de individualisering in het arbeidsproces door alle actoren rechtssubjectiviteit te verlenen waarmee het abstraheert van klasseverschillen. Dat abstraheren wordt het verhullen van de NEMESIS

werkelijke verschillen tussen individuen waar de wet stelt dat iedereen vrij en gelijk is. Tegelijkertijd zien we dat recht in de beschermende bepalingen van het ontslagrecht verschillen tot stand brengt in een poging consensus te bereiken tussen werkgevers en werknemers. Veel van deze contradicties in het staatsoptreden raken ook vrouwen en kunnen worden verklaard uit bovengenoemd bijzonder karaktervan het recht. In zoverre kunnen we gebruik maken van Poulantzas' begrip het moderne recht. Verderop zullen we zien dat dit begrip aanvulling behoeft in verband met het specifieke karakter van recht met betrekking tot vrouwen. Conclusie Op grond van de kritiek op het positivisme en op subjectcentrische benaderingen kunnen de volgende eisen worden gesteld aan vrouwenstudies rechten: een wetenschappelijke bestudering van 'vrouw en recht' veronderstelt dat recht wordt gezien als een bijzonder niveau van de totale maatschappelijke structuur en als een relatief autonoom verschijnsel dat wetenschappelijk bestudeerd kan worden. Het gevaar blijft dan echter bestaan dat vrouwen niet als specifiek onderzoeksobject verschijnen. Zo wordt in Poulantzas' concept de positie van mannen en vrouwen uiteindelijk verklaard uit de tegenstelling kapitaal-arbeid. Zijn theoretische begrip het moderne recht schiet tekort voor onderzoek naar de verhouding vrouw en recht, omdat het is ontwikkeld vanuit een analyse van de economische verhoudingen met slechts oog voor de tegenstelling kapitaal-arbeid. Deze tegenstelling is wel medebepalend, maar niet specifiek voor de tegenstelling man- vrouw. Ook het door Van Maarseveen voorgestelde begrip patriarchie is naar mijn mening geen alternatief. De positie van vrouwen wordt in dit concept subjectcentrisch afgeleid uit het bestaan van een mannenregering. 13 De tweede eis die daarom aan vrouwenstudies rechten moet worden gesteld is: het ontwikkelen van onderzoeksobjecten vanuit een feministische visie op de maatschappelijke werkelijkheid en met behulp van specifieke theoretische begrippen. 2 Theoretische discussies binnen vrouwenstudies Inleiding De in par. 1 behandelde theoretische problemen zijn slechts ten dele specifiek voor de rechtswetenschap. Ook binnen vrouwenstudies heeft een uitgebreide discussie plaatsgevonden over wetenschapsopvattingen en methoden van onderzoek. 14 Veel van deze discussies gaan in op de verhouding marxisme-feminisme. Dit is geen toeval, want veel van de nu spraakmakende feministen op universiteiten zijn in het verleden in de studentenbeweging marxistisch geschoold. Het marxisme bood een kader voor kritiek op de gangbare wetenschapsopvattingen. Sommige feministen verwerpen echter de marxistische uitgangspunten, anderen komen tot een bewerking ten behoeve van vrouwenstudies. 15 De weerslag van deze theoretische debatten is goed te merken in publicaties vanuit verschillende disciplines, behalve op juridisch vakgebied. 16 Vrouwenstudies hebben tot nu toe geen alternatieve theorieën ten aanzien van recht en rechtspolitiek opgeleverd. 17 De vraag of we een feministische rechtswetenschap moeten ontwikkelen brengt ons op de in par. 1 besproken verhouding tussen wetenschap en politiek en die tussen kennis en ervaring en op de gevolgen van een subjectcentrische benadering. Vrouwenstudies: wetenschap-politiek, kennis-ervaring De kritiek van vrouwenstudies op de gangbare positivistische wetenschapsopvattingen is gericht tegen de gepretendeerde scheiding tussen politiek en wetenschap (vgl. par. 2). De verhouding tussen politiek en wetenschap wordt binnen vrouwenstudies aan de orde gesteld als de verhouding tussen de vrouwenbeweging(en) en vrouwenstudies. Twee stromingen treden op de voorgrond, namelijk de opvatting dat politiek dominant is ten opzichte van de wetenschap en daarnaast de opvatting dat er sprake is van een relatief autonome verhouding van wetenschap ten opzichte van politiek. Een pleidooi voor de eerste opvatting is gehouden door Mies. 18 Zij ziet de wetenschap als onderdeel van de politieke beweging. Vrouwen delen met elkaar de ervaring van onderdrukking en zijn op die grond politiek solidair met andere vrouwen. Ook wetenschapsters zouden solidair met andere vrouwen moeten zijn en onderzoek in dienst moeten stellen van de vrouwenbeweging. De resultaten van wetenschappelijk onderzoek worden daarmee afhankelijk gemaakt van de gekozen politieke strategie. Elk onderscheid tussen politiek en wetenschap verdwijnt. Wetenschap is slechts een middel in de politieke strijd. De uitgangspunten van de wetenschap worden bepaald door de politieke analyse van de maatschappelijke verhoudingen. In de ijver positivistische wetenschapsopvattingen te vuur en te zwaard te bestrijden, worden vrouwenstudies gebombardeerd tot politieke strategieën. Met de reductie van wetenschap tot politiek wordt ontkend dat wetenschappelijk onderzoek een geheel eigen bijdrage kan leveren aan de vrouwenbeweging. Op politiek niveau kunnen veranderingsmogelijkheden worden aangegeven. Op wetenschappelijk niveau is het noodzakelijk te analyseren öf en zo ja, welke onderdrukkingsmechanismen er zijn, hoe ze functioneren, of daarin contradicties schuilen etcetera. Juist van contradicties in bijvoorbeeld het optreden van de staat kunnen vrouwen wellicht profiteren. 19 Deze contradicties komen niet boven water als vrouwenstudies zouden uitgaan van de veronderstelling dat de staat is te kwalificeren als de Grote Onderdrukker van vrouwen. Dit monolitische uitgangspunt kan wel van waarde zijn als het erom gaat politieke eisen kracht bij te zetten. De opvatting dat politiek en wetenschap niet te scheiden 1(1984/5)1

niveaus zijn, gaat in dit geval samen met de opvatting dat kennis geen produkt is van het denken, maar berust op ervaring. Hierin herkennen we weer een empiristische kennistheorie, met de in par. 1 vermelde bezwaren. De taak van de wetenschap wordt op grond van deze kennistheorie beperkt tot het beschrijven van ervaringen van vrouwen in termen ontleend aan die ervaringen. In het beschrijven en verklaren van genoemde contradicties in het staatsoptreden schieten deze vrouwenstudies noodgedwongen tekort. Het begrippenapparaat is slechts een schematisering van de door de vrouwen ervaren werkelijkheid. Wetenschapsters rest nog slechts een (onbetaald) baantje als notulistes in dienst van vrouwenpraatgroepen. Het in par. 1 aangegeven alternatief, namelijk het aannemen van een relatief autonome verhouding tussen wetenschap en politiek, is ook binnen vrouwenstudies voorgesteld. 20 In die opvatting wordt erkend dat elke onderzoekster werkt vanuit een bepaald standpunt over de werkelijkheid; in het kader van vrouwenstudies vanuit een feministisch standpunt. Van een onmiddellijke onderschikking van wetenschap aan politiek hoeft geen sprake te zijn. Denken over de werkelijkheid in de wetenschap is een andere activiteit dan het uitstippelen van een politieke strategie. Een theorie is een produkt van het denken en opgebouwd met behulp van theoretische begrippen. De vrouwenbeweging is wel inspiratiebron voor het denken over de positie van vrouwen, maar daarmee vallen wetenschap en politiek nog niet samen, net zo min als kennis en ervaring. Wil kennis niet beperkt blijven tot de ervaring van vrouwen, dan moeten theoretische begrippen worden ontwikkeld die in staat zijn de positie van vrouwen te beschrijven en wellicht te verklaren. Vrouwenstudies kunnen in die visie geen schematisering van de werkelijkheid zijn zoals vrouwen die ervaren, maar moeten onderzoek doen naar de maatschappelijke verhoudingen in het bijzonder met betrekking tot de positie van vrouwen, met behulp van een theorie en begrippen die zijn ontstaan als produkt van het denken. Het doel van vrouwenstudies kan niet zijn te blijven steken in de constatering dat vrouwen zich onderdrukt voelen. Terug naar de term feministische rechtswetenschap. Ook deze term wijst op een dominantie van de politiek over wetenschap. Feministische standpunten kunnen op politiek niveau worden ingenomen. Zij beïnvloeden de keuze van onderzoeksobjecten, begrippen en methoden van onderzoek, maar zouden niet moeten leiden tot een onderschikking van de wetenschap aan politiek. Vrouwenstudies: subjectcentrisme De kritiek van feministen op het marxisme richtte zich met name op de grote betekenis die de economische verhoudingen kregen toebedeeld. Inmiddels wordt wel algemeen ingezien dat de positie van vrouwen door deze theorieën onvoldoende verklaard bleef. 21 De onderdrukking van vrouwen wordt in sommige marxistische theorieën afgeleid uit één de hele maatschappij determinerende factor, namelijk de economische verhoudingen. Dit gebeurt niet in Poulantzas' marxistische theorie, op grond van zijn bezwaren tegen dergelijke subjectcentrische benaderingen die ik in par. 1 weergaf. Ook voor vrouwenstudies geldt als bezwaar dat de positie van vrouwen niet als specifiek object van onderzoek verschijnt en een wetenschappelijke bestudering van die positie dus onmogelijk is. Overigens hebben deze theorieën lange tijd op politiek niveau gelegitimeerd dat vrouwen zich niet afzonderlijk mochten organiseren in vakbonden en politieke partijen. Een voorbeeld van een subjectcentrische benadering binnen vrouwenstudies is de analyse van Firestone. 22 De oorzaak van de onderdrukking van vrouwen wordt door haar gezocht in de biologische verschillen tussen mannen en vrouwen. De positie van vrouwen is door de natuur opgelegd en en ligt dus vast. Dit concept schiet volstrekt tekort in het verklaren van vrouwenonderdrukking en is niet veel meer dan propaganda voor de door Firestone bepleite baarstaking. Ook zij miskent de relatieve autonomie van wetenschap. Haar theorie verklaart weinig; haar (negatieve) strategie kan geen bijdrage aan theorieontwikkeling worden genoemd. 3 Een confrontatie en een onderzoeksvraag Op grond van het bovenstaande kunnen we de conclusie trekken dat vrouwenstudies rechten geïnspireerd door een feministische maatschappij-visie nieuwe theoretische begrippen moeten ontwikkelen op grond van de relatieve autonomie van wetenschap ten opzichte van politiek. De vraag rijst vervolgens of het marxistische begrip het moderne recht (zie par. 1) bruikbaar is voor vrouwenstudies. Dit begrip heeft als grondslag de kapitalistische produktiewijze die zou worden gekenmerkt door een specifieke vorm van arbeidsdeling en produktieverhoudingen waarbij de producenten van de produktiemiddelen worden gescheiden. We kunnen nu opmerken dat het recht niet alleen tegemoet komt aan de eisen die de produktieverhoudingen stelt, maar dat het tevens de neerslag is van de specifieke onderdrukking van vrouwen die niet slechts op economisch niveau plaatsvindt. Poulantzas had geen oog voor deze specifieke plaats van vrouwen in het recht en de door hem genoemde grondslag van het begrip het moderne recht moet daarom worden aangevuld vanuit een feministische optiek. In feministische literatuur wordt de positie van vrouwen verklaard uit de arbeidsdeling naar sexe en de organisatie van sexualiteit in termen van mannelijkheid en vrouwelijkheid. 23 Hiermee kunnen we de grondslag van het begrip het moderne recht aanvullen. Vervolgens zal ten behoeve van een theorie over vrouwen en recht het begrip het moderne recht met nieuwe theoretische begrippen vanuit een feministische visie moeten worden aangevuld. Op grond van die visie kunnen we van de voorwetenschappelijke hypothese uitgaan dat vrouwen in deze maatschappij worden onderdrukt. Doel van onderzoek op het gebied van vrouw en recht zou moeten zijn het beschrijven en verklaren van de vele rollen 10 NEMESIS

die het recht speelt en waarmee het vrouwen al dan niet onderdrukt. Met het ontwikkelen van begrippen ten behoeve van dit onderzoek wil ik een voorzichtig begin maken. Ik zou de rollen die het recht ten aanzien van vrouwen vervult met de volgende begrippen willen aanduiden: 24 het recht kan: spreken over vrouwen, zwijgen over vrouwen, zich neutraal tegenover vrouwen opstellen, of vrouwen beschermen. In hoeverre deze begrippen voldoen voor een verdere theorieontwikkeling moet nog maar blijken. In het kader van dit artikel volsta ik met het geven van een paar voorbeelden met behulp van deze begrippen. Terzijde merk ik op dat het bij een aantal varianten van belang kan zijn of het recht de aangegeven rol impliciet of expliciet speelt, omdat wetgeving soms lijdt aan niet beoogde effecten of juist wel beoogde effecten niet bereikt. Voorbeelden waaruit blijkt dat het recht sprekend over vrouwen, expliciet onderdrukt, staan bij tientallen in het rapport Anders Geregeld dat nog weinig aan actualiteit heeft ingeboet. 25 Waar art. 1 van de Grondwet spreekt over vrouwen, worden vrouwen impliciet onderdrukt omdat de norm 'gelijkheid' vooralsnog met mannelijke criteria wordt ingevuld. Het recht zwijgt maar onderdrukt vrouwen impliciet door verkrachting binnen het huwelijk niet strafbaar te stellen. Met het toekennen van WWV aan vrouwen lijkt het recht neutraal op te treden, maar het onderdrukt vrouwen als het een toeslag geeft aan kostwinners. Op dit moment is in discussie of de vrouwen zogenaamd beschermende bepalingen waarin nachtarbeid voor vrouwen is verboden, vrouwen onderdrukken omdat ze vrouwen verhinderen aan het werk te gaan. Over de gegeven voorbeelden is een verschillend oordeel mogelijk. Wat onder onderdrukking moet worden verstaan, moet steeds vanuit een bepaald feministisch standpunt worden ingevuld. Tenslotte wil ik proberen een onderzoeksvraag te formuleren rekening houdend met de in de voorgaande paragrafen genoemde valkuilen. Een onderzoeksvraag zou kunnen luiden: 'Hoe kunnen we verklaren dat het juridische begrip 'gelijkheid' niet zonder meer strekt tot het opheffen van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen?'. Bij dit onderzoek kunnen we ons niet ongereflecteerd beroepen op verschijnselen die we waarnemen. 26 Recht is een relatief autonoom niveau en met behulp van het theoretisch begrip van recht zal per gebied waarop het probleem van de ongelijkheid speelt, de plaats en functie van recht ten opzichte van de andere niveaus van de maatschappij moeten worden bepaald. Recht is niet dé grote onderdrukker; ook andere niveaus kunnen de positie van vrouwen (mede) bepalen. Onderzocht zal moeten worden welke rol recht met behulp van het begrip gelijkheid vervult. Het zou wel eens kunnen zijn dat we na onderzoek tot de conclusie komen dat de eigen structuur van recht verhindert dat de positie van vrouwen verbetert ten gevolge van wetgeving op het gebied van gelijke behandeling van mannen en vrouwen. Heeft het juridische begrip gelijkheid wel een autonome betekenis of wordt de inhoud bepaald door andere niveaus van de maatschappij? Werkt een eventueel autonome betekenis wel ten gunste van vrouwen? Bovengenoemde onderzoeksvraag beperkt het kader van de te vinden oplossingen echter te veel door een aantal politieke vooronderstellingen die op wetenschappelijk niveau juist ter discussie moeten staan, namelijk: a dat recht (althans het begrip 'gelijkheid') een bijdrage behoort te leveren aan het opheffen van de maatschappelijke situatie dat mannen en vrouwen ongelijk behandeld worden; b dat recht een instrument zou kunnen zijn tot verandering van de maatschappelijke verhoudingen; c dat mannen en vrouwen maatschappelijk ongelijk zijn, d en dat juist of rechtvaardig is mannen en vrouwen gelijk te behandelen, niet alleen op formeel juridisch maar ook op feitelijk niveau. Alleen punt c. kunnen we als hypothese gebruiken, de andere punten niet. Om te voorkomen dat die punten 'verdwijnen' als object van onderzoek zouden we onze onderzoeksvraag als volgt moeten (her)formuleren: 'Onder welke voorwaarden strekt juridische gelijkheid tot het beëindigen of verminderen van de onderdrukking van vrouwen?'. Met behulp van het begrip het moderne recht als formele, abstrakte en algemene normen kunnen we vervolgens een deel van de aard van en de vooronderstellingen achter het juridische gelijkheidsbeginsel onderzoeken. Het formele karakter schuilt in het feit dat wetten met betrekking tot gelijke behandeling van mannen en vrouwen, het ongelijk behandelen van abstracte rechtssubjecten verbiedt. Materieel resteert (sic) het kleine verschil, met als consequentie dat juridische gelijkheid onderdrukkende gevolgen kan hebben. Door zijn benadering van individuen als abstracte rechtssubjecten heeft het recht een individualiserende werking. Alles wordt vertaald in individuele aanspraken, groepsbelangen worden weggedrukt en dat mensen in relaties tot elkaar staan wordt niet van belang geacht voor het bepalen van hun rechtspositie. Vanuit een feministisch concept kunnen we hieraan toevoegen dat het recht mensen op grond van een bepaalde maatstaf, bijvoorbeeld mens-zijn, gelijk behandeld. Dankzij deze maatstaf lijkt gelijkheid eenduidig te zijn. Maar vrouwen zijn niet identiek aan elkaar en het kleine verschil tussen mannen en vrouwen zal altijd blijven bestaan. De uitwerking van het gelijkheidsbeginsel op deze relaties en de positie van vrouwen kan onderdrukkend zijn. Een 1(1984/5)1 11

geïndividualiseerde gelijke behandeling van man en vrouw in het familierecht zwijgt bijvoorbeeld over het feit dat vrouwen in een gezinsstructuur desalniettemin de kans niet zullen krijgen zich te ontplooien overeenkomstig hun wensen en mogelijkheden. Recht houdt zo impliciet een voor vrouwen specifiek onderdrukkende maatschappelijke situatie mede in stand. Ook het nieuwe systeem van de sociale verzekeringen gaat neutraal'uit van gelijke behandeling, maar houdt daarmee de economie gebaseerd op een gezinshuishouding in stand. De hoogte van de lonen veronderstelt immers een kostwinner met daarnaast een huishoudster. De derde EEG-richtlijn eist een gelijke behandeling van mannen en vrouwen in de sociale zekerheidswetgeving. De interpretatie door de nederlandse overheid dat ter uitvoering van deze richtlijn de gezinsvorm kan worden gehandhaafd/geïntroduceerd is het gevolg van een sexeneutrale analyse van het probleem van de ongelijke behandeling van mannen en vrouwen, die vrouwen echter impliciet onderdrukt. Het Gezin blijft uitgangspunt en is maatstaf voor gelijke behandeling. Ten gevolge van deze maatstaf verdwijnen differenties tussen mannen en vrouwen in gezinnen en tussen vrouwen onderling. Vanuit een feministisch concept zou moeten worden onderzocht of de door het recht neutraal gehanteerde term het gezin vrouwen impliciet of expliciet onderdrukt. Pas daarna kan antwoord worden gegeven op de vraag of vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid gelijk behandeld willen worden in de door de wetgever voorgestelde zin, of anders, different. Noten 1 De vakgroep Encyclopedie van de UvA nam in 1982 het initiatief tot het opstellen van een Nota Vrouwenstudies aan de juridische fakulteit van de UvA. Op basis van deze nota is een halve formatieplaats voor vrouwenstudies gecreëerd. Inmiddels is dit aangegroeid tot 1,6 formatieplaats. Zie voor een uitgebreid overzicht van teksten die zijn gepubliceerd in buitenlandse tijdschriften, mr. Dorien Pessers, Kroniek Feminisme en Recht, in: NJB 5 mei 1984, p. 537-545 en prof. mr. H.Th.J.F. van Maarseveen, Rechtstheorie en vrouwen: patriarchie als juridisch concept, in: NJB 16 juni 1984, p. 709-716 (zie voor een recensie door José Bolten elders in dit nummer) en idem, Vrouwen recht, in: NJB 20/27 december 1980, p. 1170-1182. 2 Herman Koningsveld, Het verschijnsel wetenschap. Meppel, Boom 1980 5, p. 38. 3 Zie voor een inleiding in het denken van Popper: Koningsveld, t.a.p., p. 92 e.v. en H. Franken e.a., inleiden tot de rechtswetenschap. Gouda Quint 1982, p. 29-32. 4 N.B.: Ideëen óver de werkelijkheid, wel te onderscheiden van metafysische ideëen in een idealistische opvatting, 5 Vgl. H. Manschot, Althusser en het marxisme, Nijmegen SUN, 1980, p. 107-115. 6 Vgl. S. Stuurman, Verzuiling, kapitalisme en patriarchaat, Nijmegen SUN, 1983, p. 19. 7 Nicos Poulantzas, Over de marxistiese rechtstheorie, in: Recht en kritiek 2/75, p. 132-155. 8 Manschot, t.a.p., p. 110. 9 Zie noot 7. 10 Bijvoorbeeld in: Petr. I. Stutchka, De revolutionaire rol van het recht en de staat. Moskou 1921 en Suhrkamp, Frankfurt am Main 1969 en: Eugen Paschukanis, Allgemeine Rechtslehre und Marxismus, Versuch einerkritik der juristischen Grundbegriffe. Wenen/Berlijn 1929 en Frankfurt am Main 1966. Zie voor een introductie: Norbert Reich, Marxistiese en socialistiese rechtstheorie subjekt en objekt van wetenschap, in: Recht en kritiek 1/75, p. 52 e.v.. 11 Dit wordt de historicistische problematiek van het subject genoemd. Deze theorieën zijn gebruikt ter legitimering van politieke maatregelen. Het afwijzen van een positivistische wetenschapsopvatting sloeg door in een politiek gedicteerde wetenschap. Veranderingen op het gebied van het recht, werden geheel afhankelijk geacht van economische politieke maatregelen. 12 Zie hierover uitgebreider Poulantzas, t.a.p., p. 138-143 en idem, De wet, in: Recht en kritiek 1/79, p. 83 e.v.. In het kader van dit artikel volsta ik met een korte samenvatting. 13 Van Maarseveen, t.a.p., 1984. 14 Zie hiervoor het Tijdschrift voor vrouwenstudies (verder aangegeven als: TvVS), Nijmegen SUN, en de Socialisties- Feministiese Teksten, Feministische Uitgeverij Sara, Amsterdam. 15 Een overzicht is te vinden in: J. Outshoorn, Feminisme en marxisme: het relaas van een echtscheiding op zoek naar een omgangsregeling, in: TvVS 1981, nr. 3, p. 339-359. 16 De enige artikelen die ik kan noemen zijn die van: Riki Hoetmaat, De wet gelijk loon voor vrouwen en mannen, in: TvVS 1980, nr. 4 en Jantien van den Oord, Het voorontwerp Wet Gelijke Behandeling 1981. Anticiperen op een nieuw ontwerp, in: TvVS 1983, nr. 2. 17 Althans niet de in noot 16 vermelde artikelen. In één artikel worden feministische theoretische uitgangspunten gebruikt bij het behandelen van een juridisch onderwerp, namelijk in: Willy M.E. Thomassen, Familierecht en de onderdrukking van vrouwen in verband met het wetsontwerp omgangsrecht, in: Recht en kritiek 2/82, p. 128-162. 18 Maria Mies, Vrouwenstudies of feministiese studies? Het debat over feministiese wetenschap en methodologie, in: TvVS 1982, nr. 1, p. 92-123. 19 Mary Mclntosh, De Staat en de onderdrukking van de vrouw, Nijmegen SUN, 1979. 20 Anet Bleich, Ulla Jansz, Selma Leydesdorff, Lof der Rede, in: TvVS, 1980, nr. 2, p. 209-223 en de kritiek daarop van Annelies Pleiter en Anneke Zijp, De politiek van de relatieve autonomie, in: TvVS 1981, nr. 2, p. 248-266 21 Zie voor een overzicht: Saskia Poldervaart, e.a., Vrouwenstudies, Een inleiding, Nijmegen SUN, 1983. 22 Shulamith Firestone, De dialectiek van de sekse, Amsterdam Bert Bakker, 1979 en voor kritiek óp Firestone, Willy Thomassen, t.a.p.. 23 Werkgroep Theoretisch Kader, Een analyse van het 'Vrouwenvraagstuk', DCE, mei 1982, p. 57. 24 Ook de franse filosofe en psychoanalytica Irigaray heeft het zoeken naar nieuwe begrippen aan de orde gesteld. Vrouwen blijven volgens haar 'verborgen' achter de begrippen die de wetenschappen hanteren. Zij wijst er op dat bijvoorbeeld het begrip 'het onbewuste' in de psychoanalyse het mogelijk maakte de verdrongen herinnering zelfstandig te onderzoeken naast het bewuste. Desondanks moet de psychoanalyse worden 'opengebroken' omdat het onbewuste door Freud werd herleid tot de mannelijke sexe als norm (en dus weer een centraal subject) waarvan het vrouwelijke hoogstens de keerzijde is. Passen we Irigaray's theorie toe op de rechtswetenschap dan is essentieel dat het theoretisch kader voor het thema vrouw en recht uitgaat van de bestaansmogelijkheid van het subject vrouw in het 12 NEMESIS

recht, ook al zou recht zelf niet spreken (zwijgen) over vrouwen. De rechtswetenschap moet worden opengebroken met behulp van nieuwe begrippen waardoor het object van onderzoek (het verhullen of niet benoemen van) vrouwen mede omvat. Dan pas kunnen vragen over het hoe en waarom van het al dan niet noemen van vrouwen gesteld worden, (zie voor haar theorieën de vertalingen van Ce sexe qui n'en est pas un en L'une ne bouge pas sans l'autre, uitgegeven door de Vrouwendrukkerij Virginia, Amsterdam 1981. 25 Staatsuitgeverij, CRM, 1978. 26 Een kwantitatief onderzoek naar het aantal keren dat vrouwen een beroep doen op de Commissie Gelijke Behandeling zegt bijna niets over de mate waarin vrouwen ongelijk zijn behandeld en nog minder over de manier waarop ze ongelijk behandeld zijn.