AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Vergelijkbare documenten
vanstate /1. Datum uitspraak: 8 februari 2008 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 augustus 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad van State /1/V1. Datum uitspraak: 2 november 2009

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 17 maart 2008

Raad vanstate /1. Datum uitspraak: 20 mei 2008

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1. Datum uitspraak: 1 november 2007 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Raad vanstatc /1/V1. Datum uitspraak: 28 augustus 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 28 juni 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 31 mei 2010

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 18 juli 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak op het verzet (artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht) van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op de hoger beroepen van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste (id, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V2. Datum uitspraak: 5 oktober 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

* vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 13 juli 2012

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

vanstate /1/V3. Datum uitspraak: 29 juni 2009 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB5469

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

Transcriptie:

Raad vanstate 201106693/1/V3. Datum uitspraak: 28 november 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellante, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 25 mei 2011 in zaak nr. 10/39923 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel.

201106693/1/V3 2 28 november 2011 1. Procesverloop Bij besluit van 3 september 2010 heeft de minister van Justitie een aanvraag van de vreemdeling om haar een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit van 15 november 2010 heeft de minister het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 25 mei 2011, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 20 juni 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hogerberoepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan. 2.2. Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd. 2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

201106693/1/V3 3 28 november 2011 3. Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van staat. w.g. Van Wagtendonk lid van de enkelvoudige kamer w.g. Van Leeuwen ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 28 november 2011 373-654. Verzonden: 28 november 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

F,o»:Maatschap Pieters Advocaten To : 0703651380 20/06/2011 09:08 #057 P.004/006 itspraak ^SCHRJFT RECHTBANK 's-gravenhage nevenzittingsplaats Zwolle Sector Bestuursrecht, Enkelvoudige Kamer voor Vreemdelingenzaken Registratienummer: Awb 10/39923 Uitspraak in het geding tussen: geboren op van Marokkaanse nationaliteit, 1ND dossiernummer 1007.01.1288, eiseres, gemachtigde mr. W. Frouws, advocaat te Utrecht; en de minister voor Immigratie en Asiel (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-gravenhage, vertegenwoordigd door mr. M.A. Vonk, ambtenaar ten departemente, verweerder. 1. Procesverloop Eiseres heeft een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking 'medische behandeling' ingediend. Tegen de ongegrondverklaring van het bezwaar is beroep ingesteld. Het beroep is ter zitting van 1 april 2011 behandeld. Eiseres is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich eveneens laten vertege n woordi gen. 2. Overwegingen 2.1 Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eieres niet in het bezit is van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf (hierna: mw). Op grond van artikel 17, eerste lid en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000) wordt eiseres niet vrijgesteld van het mvv-vereiste. Uit het advies van het Bureau Medische Advisering (hierna: BMA) van 17 augustus 2010 blijkt immers dat eiseres in staat is om te reizen en een mvv-aanvraag in het land van herkomst af te wachten. Uit dit advies blijkt tevens dat het uitblijven van een medische behandeling kan leiden tot een medische noodsituatie, maar ook dat er behandelmogelijkheden zijn in het land van herkomst.

Ffoi:Haatschap Pieters Advocaten To : 0703651330 20/06/2011 09:09 #057 P.005/006 AWB 10/39923 blad 2/3 2.2 Artikel 16, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 kan worden afgewezen indien de vreemdeling niet beschikt over een geldige mw die overeenkomt met het verblijfsdoel waarvoor de verblijfsvergunning is aangevraagd. Artikel 3.71, eerste lid, van het Vreemde lin genbes lu it 2000 (hiema: Vb 2000) bepaalt dat een dergelijke aanvraag in dat geval wordt afgewezen. In artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000 wordt een categorie vreemdelingen genoemd die is vrijgesteld van het mw-vereiste. In hoofdstuk Bl/4.1.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (hiema: Vc 2000) is deze vrijstelling nader uitgewerkt Hierin is bepaald dat voor deze vrijstelling beoordeeld dient te worden of de vreemdeling in staat is te reizen naar zijn land van herkomst of bestendig verblijf en in staat kan worden geacht daar de behandeling af te wachten van een door hem in te dienen mw-aanvraag. Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg in het land van herkomst of bestendig verblijf betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling. Van een medische noodsituatie is ingevolge paragraaf B8/2.1 van de Vc 2000, voor zover hier relevant, sprake indien stopzetting van de medische behandeling een medische noodsituatie zal doen ontstaan en de medische behandeling van de betreffende medische klachten niet kan plaatsvinden in het land van herkomst of ander land waarheen betrokkene zich kan verwijderen. 2.3 Niet in geschil is dat eiseres ten tijde van de aanvraag niet beschikte over een geldige mw. Het geschil is beperkt tot de vraag of verweerder heeft kunnen weigeren de gevraagde verblijfsvergunning te verlenen. 2.4 Uit het advies van het BMA volgt dat bij het uitblijven van medische behandeling en controle, en [bij het ontbreken van een] breed spectrum antibiotica, het optreden van een medische noodsituatie op korte termijn niet uit te sluiten is. Uit dit advies blijkt voorts dat behandeling in Marokko beschikbaar is en dat de benodigde medicijnen, zij het met een mogelijke vertraging van 4 tot 8 weken (of mogelijk een paar dagen in geval agentschappen van Royal Air Maroc de gevraagde import verzorgen), aldaar verkrijgbaar zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de benodigde medicijnen beschikbaar zijn en vertraging in de leverbaarheid van de medicijnen voorkomen kan worden door eiseres, bij terugkeer, te laten beschikken over voldoende medicatie. Verweerder heeft de aanvraag dan ook terecht afgewezen. 2.5 Voor wat betreft de stelling van eiser ten aanzien van de schending van de hoorplicht overweegt de rechtbank dat van het horen kan worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is (artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht). Hiervan is sprake wanneer reeds aanstonds blijkt dat het bezwaar ongegrond is en geen twijfel over die conclusie mogelijk is. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond kunnen verklaren en van het horen van eiser kunnen afzien. 2.6 Het beroep is ongegrond. 2.7 Er bestaat geen aanleiding voor veroordeling van een partij in de kosten die de andere partij in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.

Fsom:Maatschap Pi eters Advocaten To;Q703651 380 20/06/2011 09:11 #057 P.006/006 AWB 10/39923 blad 3/3 3. Beslissing De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.MJ. Bouwman, rechter, en door hem en MJ.S. Benning als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 2 5 HEI 20Î1 / /' Afschrift verzonden op: 2 5 MEI 2011 Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen bin,ner\ vier weken, na de datum van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", postbus 16113, 2500 BC 's-gravenhage. Artikel 85 van de Vvt 2000 bepaalt in dat verband dat het beroepschrift een ofmeer grieven tegen de uitspraak bevat. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. DE C -?i'y:'^*ü:*hag

Fson:Naatschap Pieters Advocaten To:0703651380 20/06/2011 09:06 #057 P.001/006 RAAD VAN STATE INGEKOMEN zorg voor recht 2 0 JUN 2011 iobb 3 à PAR: Judith Pieters Rene van Stralen Linda Straver Gerben Dijkman, Joëfla de Jong ] Norma Fötsch! Annemieke van den Berg! - f i j Raad van State Postbus 20019 2500 EA 's-gravenhage tevens per fax: 070 365 1380 Betreft Uw kenmerk Ons kenmerk Nieuwe zaak 11144AS Utrecht, 20 juni 2011 Hoger beroep Vreemdelingenzaken (griffiekosten afboeken van kantoorrekening-courant) hierna te noemen appellante, geboren op domicilie kiezende te Utrecht aan 't Goylaan 13 A (3525 AA) ten kantore van de advocaat mr. A.P. van Stralen, die hierbij verklaart te dezer zake bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd door appellante tot het instellen van dit hoger beroep en als zodanig in deze procedure zal optreden. Appellante stelt hierbij hoger beroep in tegen de beslissing van de rechtbank Zwolle- Lelystad van 25 mei 2011, waarbij haar beroep tegen de beslissing d.d. 15 november 2010 betreffende de ongegrondverklaring van het bezwaarschrift gericht tegen de weigering aan appelante een vergunning tot verblijf onder de beperking: medische behandeling te verstrekken. Deze uitspraak is op 25 mei 2011 aan de gemachtigde van appellante verstuurd. Appellante kan zich niet met de bestreden beschikking verenigen op grond van het navolgende: Grief 1 Ten onrechte heeft de rechtbank geoordeeld dat appellante in Marokko kan worden behandeld. Appellante heeft in eerste aanleg reeds een brief van de dokter Y. Alderlieste van het AMC te Amsterdam van 11 juni 2010 overgelegd waarin staat dat behandeling in verdere behandeling het AMC dient plaats te vinden, aangezien behandeling niet goed mogelijk is in Marokko. Het advies blijkt dat in 2009 de galblaas is verwijderd en dat de galwegen nadien door herhaald ERCP zijn verontreinigd. Deze behandelingen hebben zich in Marokko. 't Goylaan 13 A i 3525 AA Utrecht i tal: 030 2713855 \ fax: 030-2716672 I G-mail: info^)platersudvocaten.nl I w//w.pietorsadvocaten.n

F*om:Maatschap Pi eters Advocaten To : 0703651380 20/06/2011 09:07 #057 P.002/006 C/#EN zorg v o o r' r e c n t ondergaan. Hierdoor staat vast dat appellante in Marokko niet goed is behandeld. Juist door de behandelingen aldaar, zijn er complicaties (verontreinigingen) opgetreden waar appellante thans mee kampt. Uit het advies van de BMA blijkt niet dat met deze informatie rekening is gehouden. Ten onrechte is de rechtbank aan dit verweer voorbij gegaan. Dit klemt temeer nu blijkt dat de benodigde medicijnen in Marokko niet voorradig zijn. Grief 2 Ten onrechte wordt door de rechtbank gesteld dat de benodigde medicijnen met een mogelijke vertraging van 4 tot 8 weken (of mogelijk een paar dagen in geval agentschappen van Royal Air Maroc de gevraagde import verzorgen) in Marokko beschikbaar zijn. Voor haar komst naar Nederland is appellante in Marokko behandeld, naar de laatste stand van de wetenschap aldaar. Gelet op het feit dat de medicatie aldaar niet gewoon beschikbaar is, blijkt dat deze medicatie in Marokko niet voorgeschreven wordt. Het is dan ook illusoir te veronderstellen dat dit thans anders is. Bij brief van 4 januari 2011 schrijft dr. Verhagen, maag-darm-leverarts van het Diakonessenziekenhuis te Utrecht dat de ziekte nauwkeurige controle nodig maakt. Dit betekent dat cliënte onder nauwkeurige controle dient te staan en dat een eventuele hiaat in de medicatie grote problemen kunnen veroorzaken. Gesproken wordt over een mogelijk levertransplantatie. Alles overziende betekent een terugkeer naar Marokko een zeer groot risico. Medicatie is niet in Marokko aanwezig en moet uit Europa worden ingevlogen, deze medicatie wordt in Marokko niet voorgeschreven, de vraag hoe en door wie de medicatie naar Marokko moet worden gehaald, wordt niet beantwoord. Redenen waarom: Appellante zich thans wendt tot Uw College met het eerbiedig verzoek om het hoger beroep gegrond te verklaren en de uitspraak van de Rechtbank 's-gravenhage, zittinghoudende te Zwolle-Lelystad, van 25 mei 2011 te vernietigen, opnieuw recht te doen door het beroep alsnog gegrond te verklaren en de beschikking in bezwaar te vernietigen en daarbij verweerder op te dragen een nieuwe beslissing te nemen, en verweerder te veroordelen in de kosten van deze procedure. 't Welk doende enz. Gemachtigde