Dutch Interview Protocols Vraagstellingen voor interviews



Vergelijkbare documenten
MASTERCLASS BELEIDSANALYSE EN BELEIDSBEOORDELING TRANSPARANTIE EN VERANTWOORDING IN DE PUBLIEKE SECTOR

Ervaringsdossier Wethouders

Voor Arbeid en Kansen (VAK) Plan van aanpak bij een gemeente. Het succes van samenwerking

Opleidingsprogramma DoenDenken

Het indienen van ICT- projecten

Basistraining Huiselijk Geweld en Kindermishandeling / Meldcode

Schooljaar Schoolondersteuningsprofiel van Anne Frankschool De Basis

Landelijke training aanpak kindermishandeling (LTAK)

De wervende verenigingsadviseur

Geaccepteerd voorstel Onderwijs Research Dagen 28, 29 en 30 juni 2017 te Antwerpen

Studiegids. Ik word docent

Artikel Tekst 2.1 Toelatingseisen opleiding Voor toelating tot de opleiding Mediastudies komt in aanmerking de bezitter van

Competentiegericht veterinair onderwijs Een geïntegreerde benadering van leren en toetsen op de klinische werkplek

Competentieprofiel voor coaches

Oranje Fonds Groeiprogramma

Boardroom Strategisch Leiderschap

Leergang ondersteuningscoördinatoren

Samenvatting. Inleiding

analyse van de opbrengsten.

Heb jij je diploma al?

FORMAT BUSINESSCASE Inkoop Dagbesteding (licht)

Schoolondersteuningsprofiel: is onze school de passende plek voor uw kind?

Advies onderzoeksfase Lef L up! Samenvatting

Personaliseren van leren

1a. Is de centrale doelstelling van het hele programma zorgacademie voor u duidelijk? Wat zijn volgens u de voornaamste doelstellingen?

In aanvulling op bovenstaande voorwaarden gelden de volgende aanvullende toelatingsvoorwaarden per track:

Een academische omgeving voor het basisonderwijs NRO-Congres 4 november 2015

Sport, Gezondheid en Management. Cursusjaar 2014/2015. Stage jaar 2. Coachend gedrag veranderen. Feedback en beoordeling. werkveldbegeleider

Professionalisering docenten NT1

JuMP-scan landelijke resultaten

Beschrijving Basiskwalificatie onderwijs

OPEN SPORTPARK ALS HYBRIDE LEEROMGEVING. MINI-CONFERENTIE BREED OPLEIDEN Donderdag

Workshop Stakeholderparticipatie Hoe betrekken van verschillende doelgroepen bij het ontwikkelen van (beleids)plannen? 15/09/2015. CIVINET, Antwerpen

Niets is moeilijk voor wie weet hoe het werkt.

Checklist borging tweede doelstelling ESF gelijke kansen en nondiscriminatie

ZUYD HOGESCHOOL

Kaders voor burgerparticipatie

Levenslang leren. TENCompetence: naar een integraal persoonlijk competentiemanagement voor een leven lang leren. TENCompetence. Wat is TENCompetence?

OPROEP aan scholen. 1. Doel en doelgroep van het programma Peer Buddy Nieuwkomers

Voorlichting Dialoogtafelmethodiek. Korte versie voor de deelnemende aan de dialoogtafel professionals

SAMEN LOOPBAANLEREN VERANKEREN OP SCHOOL WORKSHOP VOOR DECANEN SAMEN MET SCHOOLLEIDERS. Inge Kirsten De loopbaan van de leerling centraal

COMPETENTIEPROFIEL ONDERSTEUNER PASSEND ONDERWIJS. Resultaatgebieden 1. Ondersteuning en advisering aan IB en leraren

Competentieontwikkeling werkt!? De impact op inzetbaarheid en loopbaantevredenheid van medewerkers

Projectplan MKB Roadmaps 3.0

NIDAP biedt hogescholen ondersteuning bij het analyseren van de marktkansen voor de verschillende deeltijd en duale bachelor- en masteropleidingen.

Men komt in aanmerking voor toelating tot het programma Kunstgeschiedenis indien men aantoont te beschikken over de volgende competenties:

Stappenplan Taalcoach. Uitgangspunt: Hoe zet je een taalcoachproject op?

Handleiding Stageminor LET 2019/2020

INDICATOREN BASISONDERSTEUNING

Doorstroming en oriëntering

Sport, Gezondheid en Management. Cursusjaar 2015/2016. Stage jaar 2. Feedback en beoordeling werkveldbegeleider

LOB scan voor MBO werkversie 1

Veranderende arbeidsmarkt

Evaluatie Curriculum Onderzoek in de opleiding

Begeleiding startende leraren (BSL)

Derks & Derks Adviseurs in human talent voor de gezondheidszorg

Volunteers in Migrant Education: roles and competences Utrecht, 18 april 2017

LEARNING ACCELERATOR

The football stadium as classroom. Exploring a program for at-risk students in secondary vocational education Door: Marieke Fix

De aanpak van Inclusief Groep werkt! Werken leer je door te werken. We brengen mensen in bedrijf

Met andere ogen kijken naar...

Leeftijdbewust personeelsbeleid Ingrediënten voor een plan van aanpak

HaKa Nederland b.v

GERONTOLOOG WORDEN MASTER OF SCIENCE

LEARNING ACCELERATOR

EVC-traject Wft-Pensioenverzekeringen WFTNIVO

Voorbeeldprogramma werksessie communicatiekalender

Lang Leve Leren! Platform O&O Henk Bakker

Functieprofiel. Positie Research Consultant. Organisatie Quaestus Executive Leadership

Serie handleidingen. "LbD4All" ("Leren door Ontwikkeling voor iedereen ") Evaluatie. Door Kristina Henriksson, Päivi Mantere & Irma Manti

Impressie bijeenkomst 9 maart 2015 met vertegenwoordigers uit de regionale samenwerkingsverbanden

Verkenning opleidingen & raamwerk loopbaanprofessionals Euroguidance NL in samenwerking met OCW

Xcellent. in performance ontwikkeling van mens en organisatie

Training Leeractiviteiten ontwikkelen Basis

Het Dream-project wordt sinds 2002 op ad-hoc basis gesubsidieerd.

Werkexploratie en Ouderbetrokkenheid. Overzicht van het project werkexploratie

Voor een (zorg)aanbod dat aansluit bij laagopgeleiden, migranten en vluchtelingen

Sociaal-economische gezondheidsverschillen en werk

HET BELANG VAN EEN GOEDE VERBINDING PO-VO. voor begaafde leerlingen. Desirée Houkema - National Talent Centre of the Netherlands (NTCN)

DOEL EN OPZET PROGRAMMA

SCHOOL ONDERSTEUNINGS PROFIEL

1.3. Leerkrachten kennen de 7 uitgangspunten en passen enkele uitgangspunten bewust en systematisch toe.

Coördinator Wetenschap en Techniek

HET BELANG VAN EEN GOEDE

PRO-U: PROFESSIONALISERING IN HET ONDERWIJS JAARPROGRAMMA

Juridische medewerkers op de rechtbank: administratieve ondersteuners of invloedrijke adviseurs?, Universitair Docent Erasmus School of Law

De implementatie van de GRIP- en GLANScursussen: cursusaanbod voor ouderen gericht op eigen regie en welbevinden

Handelingsgericht werken met taal

Massive Open Online Courses voor de professionele ontwikkeling van medewerkers. Wilfred Rubens

Werkgroep portfolio & coaching. portfolio handleiding

Brug tussen onderwijs en ondernemer. Seminar Onderwijsrelatiemanagers als belangenbehartigers 4 november 2008 Verslag van de workshops

Handleiding Cultuur Canvas

Raad van Toezicht. Profielschetsen. Lid portefeuille onderwijs. Lid portefeuille bedrijfsvoering

Sportleider SeniorenSport (SSS)

Opleiding Allround Wandelsport Instructeur Niveau 3

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Kwaliteitsbeleid. Nederlands Instituut voor Biodynamische Psychologie

Van een deel)jdopleiding naar een flexibele opleiding voor professionals.

2. Opleidingskader voor de opleiding Teamleider Preparatie nafase

Verslag Oogst Workshops voortgangsconferentie Aanval op Schooluitval, 2 juli Roermond

Transcriptie:

Dutch Interview Protocols Vraagstellingen voor interviews PLATO - Centre for Research and Development in Education and Lifelong Learning Leiden University

Content Vraagstellingen voor case studies m.b.t. de rol van universiteiten bij een leven lang leren...4 Selectie van vragen voor interviews met stakeholders...8 Selectie van vragen voor interviews met beleidsmakers...10 Selectie van vragen voor interviews met begeleiders...11

Vraagstellingen voor case studies m.b.t. de rol van universiteiten bij een leven lang leren

Vraagstellingen voor case studies m.b.t. de rol van universiteiten bij een leven lang leren Hoofdvraag: Op welke wijze dragen programma s van universitair niveau eraan bij dat (meestal hoger opgeleide) medewerkers zich gedurende hun loopbaan blijven ontwikkelen en dat hun expertise blijvend benut wordt in organisaties. In het bijzonder gaat het om de bijdrage van dergelijke programma s aan de duurzame arbeidsparticipatie van mensen gedurende hun gehele levensloop en loopbaan. Vanaf een jaar of 45 vertoont de arbeidsparticipatie een dalende lijn; genoemde programma s zouden eraan kunnen bijdragen dat mensen binnen het eigen werk of door een overgang naar ander werk inzetbaar blijven. In het onderzoek wordt informatie verzameld op het niveau van programma's. Met een programma wordt gedoeld op een samenhangend pakket leeractiviteiten, daarbij kan sprake zijn van activiteiten van meer cursorische aard, maar ook van conferenties, workshops, netwerken, hybride leeromgevingen en andere vormen waarin getracht wordt de verbinding te leggen tussen wetenschappelijke kennis en ontwikkeling van de professionele praktijk. In het onderzoek worden case studies uitgevoerd m.b.t. een aantal van deze programma's. D.m.v. interviews onder resp. beleidsmakers, stakeholders en begeleiders aan de hand van onderstaande vragen willen wij cumulatief een zo goed mogelijk beeld verkrijgen van de betreffende cases. Vervolgens vindt ook een interviewronde onder deelnemers plaats. In al deze interviews gaat het steeds om informatie over de programma's, niet over de individuele geïnterviewden.

Organisatie 1. Wat is de aard van de instelling die het programma organiseert/ initieert/ ondersteunt. Hoe is deze gepositioneerd in/ t.o.v. de universitaire wereld. 2. Welke prioriteit hebben postinitiële programma s gericht op professioneel leren voor deze instelling. Wat zijn het beleid en de doelstellingen van de instelling ten aanzien daarvan; wat is de verhouding met initieel onderwijs. 3. Wat zijn of waren de specifieke redenen en achtergronden om dit programma te ontwikkelen. 4. Zijn er bij de ontwikkeling van het programma andere organisaties betrokken, m.n. uit het veld. Wat is de aard van hun betrokkenheid; wat is hun inbreng bij de opzet van het programma. Is er sprake van structurele dan wel incidentele samenwerking. 5. Op welke wijze wordt het programma gefinancierd. Doelgroepen 6. Wie vormen de doelgroep(en) van het programma. Uit welk soort organisaties/ sectoren zijn de deelnemers afkomstig. Is de doelgroep scherp afgegrensd of gaat het meer om open inschrijving. 7. Gegevens over de deelnemerspopulatie: aantal, leeftijd, arbeidssituatie, opleidingsniveau en evt. andere relevante kenmerken. 8. Is er sprake van een analyse van de situatie en de ontwikkelingsbehoeften in het veld en i.h.b. van de deelnemers en hun organisaties. In hoeverre gaat de aandacht daarbij uit naar duurzame arbeidsparticipatie en blijvende benutting van expertise. 9. Op welke wijze vindt de werving en de in-take voor het programma plaats. Zijn er toelatingsvoorwaarden; is er sprake van vormen van erkenning van werkervaring en verworven competenties. 10. Wordt de professionele ontwikkeling van de beoogde deelnemers en b.v. deelname aan het programma actief ondersteund door de betrokken organisaties.

Inhoud en opzet 11. Wat is het thema en wat zijn de doelstellingen van het programma. In hoeverre ligt het accent daarbij resp. op de behoeften van de doelgroep, op de behoeften van de organisaties waar men werkt en/of op de behoeften van andere belanghebbenden. 12. Wat zijn de verwachtingen t.a.v. de bijdrage van het programma aan de beroepspraktijk en de loopbaan van de deelnemers en t.a.v. de bijdrage aan het functioneren van de organisatie(s) waar de deelnemers werken. 13. In hoeverre spelen daarbij de duurzame arbeidsparticipatie van werknemers en de blijvende benutting van hun expertise door hun organisatie(s) een rol. 14. Op welke wijze speelt het programma, in het licht daarvan, in op specifieke kenmerken van de arbeidssituatie van de doelgroep: loopbaanfasen en ambities, mogelijkheden en belemmeringen, problemen en kansen, veranderingen en innovaties. 15. Speelt het programma in het bijzonder in op de situatie van ervaren/oudere medewerkers voor wie een loopbaanimpuls gewenst is en op welke wijze wordt dat gerealiseerd. 16. Welke accenten liggen er in het programma op de overdracht van kennis, de training van specifieke vaardigheden, de ontwikkeling van competenties. 17. Hoe wordt gezorgd dat het programma universitair niveau heeft en wetenschappelijke expertise wordt ingebracht. 18. Is het programma erop gericht dat de deelnemers een certificaat/ diploma o.i.d. verkrijgen. 19. Heeft de doelgroep een actieve inbreng bij de opzet van het programma; wordt die inbreng binnen het programma of bij de ontwikkeling ervan systematisch bevorderd. 20. Wat is de opzet en omvang van het programma. Op welke wijze wordt in de programmering rekening gehouden met de arbeidssituatie van de deelnemers. 21. Welke leeractiviteiten omvat het programma; welke werkvormen worden benut. In hoeverre zijn die gericht op receptief leren dan wel op het stimuleren van een actieve rol van de deelnemers. 22. In hoeverre zijn de leeractiviteiten specifiek gericht op leren door volwassen professionals. Sluit het programma aan bij bestaande leerpraktijken van de doelgroep(en) c.q. de betreffende organisatie(s) 23. Op welke wijze speelt het programma in op de professionele praktijk van de deelnemers en op de situatie in hun organisatie(s); is er sprake van een vorm van integratie tussen leren en werken. 24. In hoeverre omvat het programma een vaststaand aanbod c.q. in hoeverre is er ruimte voor differentiatie in individuele leerroutes. 25. In hoeverre vraagt het programma van de deelnemers om zelf hun thematiek en leerroute richting te geven (zelfgestuurd of zelfregulerend leren). Is er sprake van werken in projectvorm. 26. Omvat het programma een praktijk component, b.v. vormen van (praktijk)onderzoek. Is er sprake van vormen van co-creatie : het werken aan producten van de verbinding tussen wetenschappelijke kennis en professionele kennis. 27. Biedt het programma de mogelijkheid voor advisering aan de deelnemers en hun organisaties over de verdere ontwikkeling van hun praktijk. 28. Hoe is het begeleidingsteam samengesteld, welke achtergronden en ervaring hebben de begeleiders (wetenschappelijke, professionele, educatieve, etc.) 29. Welke begeleidersollen worden door het team vervuld (docent, adviseur, coach, etc.). Hoe werken de verschillende begeleiders samen. Zijn/worden de begeleiders specifiek voorbereid op het werken met volwassen professionals. 30. Op welke wijze is de begeleiding van de deelnemers georganiseerd.

Evaluatie 31. Hoe wordt de goede voortgang van het programma bewaakt. Is er sprake van een (systematische) evaluatie van de opzet en het verloop en de opbrengsten van het programma onder deelnemers, hun organisaties, stakeholders, organisatoren en begeleiders. Op welke wijze wordt dat vertaald in een verdere ontwikkeling van het programma. 32. Zijn de beoogde deelnemersgroepen bereikt. Worden er potentiële deelnemersgroepen gemist. 33. Wat zijn de ervaringen met het programma; m.n. specifieke aspecten van postinitiële programma s gericht op volwassen professionals. Welke positieve resultaten zijn er te melden. Zijn er zwakke punten, belemmeringen en onopgeloste problemen. 34. Hoe beoordeelt men in het bijzonder de betekenis van het programma voor de situatie van in hun loopbaan gevorderde professionals en de bijdrage van het programma aan hun duurzame arbeidsparticipatie. 35. Zijn er indicaties over de impact van het programma: hebben zich flankerende en/of follow-up activiteiten ontwikkeld, is er wat veranderd in de beroepspraktijk van de deelnemers, heeft het programma ook betekenis voor de organisaties waar de deelnemers werken. 36. Zijn er conclusies m.b.t. de opzet van postinitiële programma s gericht op professioneel leren. Welke veranderingen zou men terugblikkend in het programma willen aanbrengen (b.v. denkend aan relevante aspecten uit bovengenoemde vragen). 37. Welke aanbevelingen en waarschuwingen zou men willen geven aan andere instellingen m.b.t. de opzet van postinitiële programma s gericht op professioneel leren.

Selectie van vragen voor interviews met stakeholders (nummering correspondeert met algemene lijst) Organisatie 1. Zijn er bij de ontwikkeling van het programma organisaties uit het veld betrokken. Wat is de aard van hun betrokkenheid; wat is hun inbreng bij de opzet van het programma. Is er sprake van structurele dan wel incidentele samenwerking. 2. Op welke wijze wordt het programma gefinancierd. Spelen organisaties uit het veld daarbij een rol. Doelgroepen 3. Wie vormen de doelgroep(en) van het programma. Uit welk soort organisaties/ sectoren zijn de deelnemers afkomstig. Is de doelgroep scherp afgegrensd of gaat het meer om open inschrijving. 4. Gegevens over de deelnemerspopulatie: aantal, leeftijd, arbeidssituatie, opleidingsniveau en evt. andere relevante kenmerken. 5. Is er sprake van een analyse van de situatie en de ontwikkelingsbehoeften in het veld en i.h.b. van de deelnemers en hun organisaties. In hoeverre gaat de aandacht daarbij uit naar duurzame arbeidsparticipatie en blijvende benutting van expertise. 5. Wordt de professionele ontwikkeling van de beoogde deelnemers en b.v. deelname aan het programma actief ondersteund door de betrokken organisaties. Inhoud en opzet 6. Wat is het thema en wat zijn de doelstellingen van het programma. In hoeverre ligt het accent daarbij resp. op de behoeften van de doelgroep, op de behoeften van de organisaties waar men werkt en/of op de behoeften van andere belanghebbenden. 7. Wat zijn de verwachtingen t.a.v. de bijdrage van het programma aan de beroepspraktijk en de loopbaan van de deelnemers en t.a.v. de bijdrage aan het functioneren van de organisatie(s) waar de deelnemers werken. 8. In hoeverre spelen daarbij de duurzame arbeidsparticipatie van werknemers en de blijvende benutting van hun expertise door hun organisatie(s) een rol. 9. Op welke wijze speelt het programma, in het licht daarvan, in op specifieke kenmerken van de arbeidssituatie van de doelgroep: loopbaanfasen en ambities, mogelijkheden en belemmeringen, problemen en kansen, veranderingen en innovaties. 10. Speelt het programma in het bijzonder in op de situatie van ervaren/oudere medewerkers voor wie een loopbaanimpuls gewenst is en op welke wijze wordt dat gerealiseerd. 13. Op welke wijze speelt het programma in op de professionele praktijk van de deelnemers en op de situatie in hun organisatie(s); is er sprake van een vorm van integratie tussen leren en werken. 17. Biedt het programma de mogelijkheid voor advisering aan de deelnemers en hun organisaties over de verdere ontwikkeling van hun praktijk.

Evaluatie 18. Hoe beoordeelt men in het bijzonder de betekenis van het programma voor de situatie van in hun loopbaan gevorderde professionals en de bijdrage van het programma aan hun duurzame arbeidsparticipatie. 19. Zijn er indicaties over de impact van het programma: hebben zich flankerende en/of follow-up activiteiten ontwikkeld, is er wat veranderd in de beroepspraktijk van de deelnemers, heeft het programma ook betekenis voor de organisaties waar de deelnemers werken. 20. Welke aanbevelingen en waarschuwingen zou men willen geven aan andere instellingen m.b.t. de opzet van postinitiële programma s gericht op professioneel leren.

Selectie van vragen voor interviews met beleidsmakers (nummering correspondeert met algemene lijst) Organisatie 1. Wat is de aard van de instelling die het programma organiseert/ initieert/ ondersteunt. Hoe is deze gepositioneerd in/ t.o.v. de universitaire wereld. 2. Welke prioriteit hebben postinitiële programma s gericht op professioneel leren voor deze instelling. Wat zijn het beleid en de doelstellingen van de instelling ten aanzien daarvan; wat is de verhouding met initieel onderwijs. 3. Wat zijn of waren de specifieke redenen en achtergronden om dit programma te ontwikkelen. 4. Zijn er bij de ontwikkeling van het programma andere organisaties betrokken, m.n. uit het veld. Wat is de aard van hun betrokkenheid; wat is hun inbreng bij de opzet van het programma. Is er sprake van structurele dan wel incidentele samenwerking. 5. Op welke wijze wordt het programma gefinancierd. Doelgroepen 6. Wie vormen de doelgroep(en) van het programma. Uit welk soort organisaties/ sectoren zijn de deelnemers afkomstig. Is de doelgroep scherp afgegrensd of gaat het meer om open inschrijving. 7. Gegevens over de deelnemerspopulatie: aantal, leeftijd, arbeidssituatie, opleidingsniveau en evt. andere relevante kenmerken. 8. Is er sprake van een analyse van de situatie en de ontwikkelingsbehoeften in het veld en i.h.b. van de deelnemers en hun organisaties. In hoeverre gaat de aandacht daarbij uit naar duurzame arbeidsparticipatie en blijvende benutting van expertise. 9. Wordt de professionele ontwikkeling van de beoogde deelnemers en b.v. deelname aan het programma actief ondersteund door de betrokken organisaties. Inhoud en opzet 10. Wat is het thema en wat zijn de doelstellingen van het programma. In hoeverre ligt het accent daarbij resp. op de behoeften van de doelgroep, op de behoeften van de organisaties waar men werkt en/of op de behoeften van andere belanghebbenden. 11. Hoe wordt gezorgd dat het programma universitair niveau heeft en wetenschappelijke expertise wordt ingebracht. 12. Hoe is het begeleidingsteam samengesteld, welke achtergronden en ervaring hebben de begeleiders (wetenschappelijke, professionele, educatieve, etc.) Evaluatie 13. Zijn er conclusies m.b.t. de opzet van postinitiële programma s gericht op professioneel leren. Welke veranderingen zou men terugblikkend in het programma willen aanbrengen (b.v. denkend aan relevante aspecten uit bovengenoemde vragen). 14. Welke aanbevelingen en waarschuwingen zou men willen geven aan andere instellingen m.b.t. de opzet van postinitiële programma s gericht op professioneel leren.

Selectie van vragen voor interviews met begeleiders (nummering correspondeert met algemene lijst) Doelgroepen 1. Wie vormen de doelgroep(en) van het programma. Uit welk soort organisaties/ sectoren zijn de deelnemers afkomstig. Is de doelgroep scherp afgegrensd of gaat het meer om open inschrijving. 2. Gegevens over de deelnemerspopulatie: aantal, leeftijd, arbeidssituatie, opleidingsniveau en evt. andere relevante kenmerken. 3. Is er sprake van een analyse van de situatie en de ontwikkelingsbehoeften in het veld en i.h.b. van de deelnemers en hun organisaties. In hoeverre gaat de aandacht daarbij uit naar duurzame arbeidsparticipatie en blijvende benutting van expertise. 4. Op welke wijze vindt de werving en de in-take voor het programma plaats. Zijn er toelatingsvoorwaarden; is er sprake van vormen van erkenning van werkervaring en verworven competenties. 5. Wordt de professionele ontwikkeling van de beoogde deelnemers en b.v. deelname aan het programma actief ondersteund door de betrokken organisaties. Inhoud en opzet 6. Wat is het thema en wat zijn de doelstellingen van het programma. In hoeverre ligt het accent daarbij resp. op de behoeften van de doelgroep, op de behoeften van de organisaties waar men werkt en/of op de behoeften van andere belanghebbenden. 7. Wat zijn de verwachtingen t.a.v. de bijdrage van het programma aan de beroepspraktijk en de loopbaan van de deelnemers en t.a.v. de bijdrage aan het functioneren van de organisatie(s) waar de deelnemers werken. 8. In hoeverre spelen daarbij de duurzame arbeidsparticipatie van werknemers en de blijvende benutting van hun expertise door hun organisatie(s) een rol. 9. Op welke wijze speelt het programma, in het licht daarvan, in op specifieke kenmerken van de arbeidssituatie van de doelgroep: loopbaanfasen en ambities, mogelijkheden en belemmeringen, problemen en kansen, veranderingen en innovaties. 10. Speelt het programma in het bijzonder in op de situatie van ervaren/oudere medewerkers voor wie een loopbaanimpuls gewenst is en op welke wijze wordt dat gerealiseerd. 11. Welke accenten liggen er in het programma op de overdracht van kennis, de training van specifieke vaardigheden, de ontwikkeling van competenties. 12. Hoe wordt gezorgd dat het programma universitair niveau heeft en wetenschappelijke expertise wordt ingebracht. 13. Is het programma erop gericht dat de deelnemers een certificaat/ diploma o.i.d. verkrijgen. 14. Heeft de doelgroep een actieve inbreng bij de opzet van het programma; wordt die inbreng binnen het programma of bij de ontwikkeling ervan systematisch bevorderd. 15. Wat is de opzet en omvang van het programma. Op welke wijze wordt in de programmering rekening gehouden met de arbeidssituatie van de deelnemers. 16. Welke leeractiviteiten omvat het programma; welke werkvormen worden benut. In hoeverre zijn die gericht op receptief leren dan wel op het stimuleren van een actieve rol van de deelnemers.

17. In hoeverre zijn de leeractiviteiten specifiek gericht op leren door volwassen professionals. Sluit het programma aan bij bestaande leerpraktijken van de doelgroep(en) c.q. de betreffende organisatie(s) 18. Op welke wijze speelt het programma in op de professionele praktijk van de deelnemers en op de situatie in hun organisatie(s); is er sprake van een vorm van integratie tussen leren en werken. 19. In hoeverre omvat het programma een vaststaand aanbod c.q. in hoeverre is er ruimte voor differentiatie in individuele leerroutes. 20. In hoeverre vraagt het programma van de deelnemers om zelf hun thematiek en leerroute richting te geven (zelfgestuurd of zelfregulerend leren). Is er sprake van werken in projectvorm. 21. Omvat het programma een praktijk component, b.v. vormen van (praktijk)onderzoek. Is er sprake van vormen van co-creatie : het werken aan producten van de verbinding tussen wetenschappelijke kennis en professionele kennis. 22. Biedt het programma de mogelijkheid voor advisering aan de deelnemers en hun organisaties over de verdere ontwikkeling van hun praktijk. 23. Hoe is het begeleidingsteam samengesteld, welke achtergronden en ervaring hebben de begeleiders (wetenschappelijke, professionele, educatieve, etc.) 24. Welke begeleidersollen worden door het team vervuld (docent, adviseur, coach, etc.). Hoe werken de verschillende begeleiders samen. Zijn/worden de begeleiders specifiek voorbereid op het werken met volwassen professionals. 25. Op welke wijze is de begeleiding van de deelnemers georganiseerd. Evaluatie 26. Hoe wordt de goede voortgang van het programma bewaakt. Is er sprake van een (systematische) evaluatie van de opzet en het verloop en de opbrengsten van het programma onder deelnemers, hun organisaties, stakeholders, organisatoren en begeleiders. Op welke wijze wordt dat vertaald in een verdere ontwikkeling van het programma. 27. Zijn de beoogde deelnemersgroepen bereikt. Worden er potentiële deelnemersgroepen gemist. 28. Wat zijn de ervaringen met het programma; m.n. specifieke aspecten van postinitiële programma s gericht op volwassen professionals. Welke positieve resultaten zijn er te melden. Zijn er zwakke punten, belemmeringen en onopgeloste problemen. 29. Hoe beoordeelt men in het bijzonder de betekenis van het programma voor de situatie van in hun loopbaan gevorderde professionals en de bijdrage van het programma aan hun duurzame arbeidsparticipatie. 30. Zijn er indicaties over de impact van het programma: hebben zich flankerende en/of follow-up activiteiten ontwikkeld, is er wat veranderd in de beroepspraktijk van de deelnemers, heeft het programma ook betekenis voor de organisaties waar de deelnemers werken. 31. Zijn er conclusies m.b.t. de opzet van postinitiële programma s gericht op professioneel leren. Welke veranderingen zou men terugblikkend in het programma willen aanbrengen (b.v. denkend aan relevante aspecten uit bovengenoemde vragen). 32. Welke aanbevelingen en waarschuwingen zou men willen geven aan andere instellingen m.b.t. de opzet van postinitiële programma s gericht op professioneel leren.