De slimme verbruiker G A S T



Vergelijkbare documenten
De slimme verbruiker G A S T

Ook getest op kinderen

Rekenen met verhoudingen

Kun jij slim shoppen?

LESBRIEF LES 2 DE THT-LES SAMENVATTING LES 2 BENODIGDHEDEN DUUR LESDOELEN WERKVORMEN LINK ZAAKVAKKENINHOUD VOORBEREIDING

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT: ZEG HET MET EEN T- SHIRT

Verwonderen STICHTING KIND EN VOEDING. Groep 7 en 8

TASKFORCE VLUCHTELINGEN

Drankenbord. Opdracht 6A. Opdracht

t Vuil Reclametruukske

Lespakket over verantwoorde voeding voor mens, dier en milieu. Lerarenhandleiding Groep 7 & 8

De vragen sluiten aan bij de belevingswereld van de leerlingen en zijn onderverdeeld in de volgende vijftien categorieën:

Bewust en gezond winkelen

Beroepsgerichte Vorming, opleiding voeding horeca of Project Algemene Vakken

Gebruiken en begrijpen van de formele breuknotatie.

NEDERLAND LEEST JUNIOR HANDLEIDING DOCENTEN VMBO 1 EN 2

LESBRIEF LES 2 DE THT-LES SAMENVATTING VOORBEREIDING BENODIGDHEDEN DUUR LESDOELEN LEGENDA. Het waarom van voedselverspilling

SPOT EEN JOB! Later wil ik worden. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Bewust en gezond winkelen. Doelstellingen. De leerlingen kunnen een gezonde keuze maken op basis van het etiket.

Opening van het thema op vrijdag 5 november.

Ontwikkel je eigen ijsje!

Zuivel is belangrijk. Melk is goed voor... ELK!

Workshop Handleiding. Verhalen schrijven. wat is jouw talent?

Kinderrechten. Doelstellingen. Materiaal

LES 1: VOORLEZEN met STRATEGIE WEEK 1.1 0, 1, 4 en 6

Een nieuwe bank. Lesvoorbereiding Crisis graad 2. Verwondering

Les over tussendoortjes

Bruine bananen. Doelstellingen

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILES: HOE TUNE IK MIJN AUTO?

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. Magda op school? Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Zorg dat je een onderwerp kiest, waarvan je echt meer wilt weten. Dat is interessanter, leuker en makkelijker om mee bezig te zijn.

Inhoud. Voorwoord 5. Een collage maken 6

Voorbeeld: Ik werk het liefst met een tweetal.

LESBRIEF. Laat uw leerlingen 10 minuten lezen in 7Days. Uw leerlingen mogen zelf weten welke artikelen ze deze 10 minuten lezen.

Kop. Romp. Lesbrief Zoekgedrag Leerjaar 1-Profiel 1,2,3

- een lege verpakking van drie ijsjes - eventueel zes ijsstokjes en vijf poppetjes

VOORBEELDMATERIAAL HOEKENBOX LEERJAAR 4 TAAL

Zonder dieet lekkerder in je vel!

(Vak)teksten lezen in vmbo - mbo - Handleiding

STELLINGEN WINKEL- EN KOOKTIPS

Rekenen met procenten: leerlingenblad

RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / SG Schiedam Tel.: /

Waar groeit mijn eten? handleiding afsluitende les

6.3 GEURENLOTTO. basistaak DOEL MATERIAAL ORGANISATIE VERLOOP. intro. intro

werkbladen, telefoons en opnametoestel

Voordoen (modelen, hardop denken)

OPDRACHTKAART DRANKEN

Rechtvaardige Rechters in actie

Spreekbeurt over ZOUT

Aan tafel. Peuters, kleuters en lagere schoolkinderen

Zonnepanelen op school. Team 1: Meten Onderzoek naar de opbrengst van zonnepanelen. Jullie gaan meten wat zonnepanelen aan energie opbrengen

GROENTE & FRUIT LESPAKKET

ZET DE BOXEN AAN! Kijk op de week. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Winkelen in het bos?

Lesbrief bij Een caravan in de winter van Louisa van der Pol

DE INFOBEURS. Beroepsopleiding, werk, werkervaring, stage. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Keski e space vzw, A. Walraevensstraat 6, 1851 Grimbergen. keskiespace@gmail.com. Deze lesmap werd samengesteld door Sarah Kumar

EEN GOEDE VOORBEREIDING IS HET HALVE WERK. Plannen en evalueren van een activiteit. Inhoud

De Drakendokter: Gideon

Chique woorden Weet jij wat deze woorden betekenen? Vraag om de beurt de betekenis van een chique woord aan elkaar.

Wie ben jij? HANDLEIDING

Deze les levert een bijdrage aan kerndoel 3 voor rekenen: De leerlingen leren omgaan met tijd in alledaagse situaties

Eerlijk is eerlijk. Reclame maken. Proeven en ruiken

Business Ondernemingsplan opstellen en uitvoeren. Inleiding

Lesbrief bij Biertje Casper van Marleen Schmitz voor groep 8

Een gezonde lunch. Een gezonde lunch. Ontbijt en energie

LEERKRACHTGEDEELTE ACTIVITEIT HOE-FILE: HOE MAAK IK HET UIT? VAN LIEF NAAR EX.

LESPROGRAMMA LES 1. INTRODUCTIELES

BIO: ETEN & WETEN INTROLES VOOR DE

Wat je moet weten over etiketten...

Titel, plaatjes en kopjes

Kinderen zijn de consumenten van de toekomst. Als ze jong vertrouwd raken met het bestaan. van voedselproductieketens en de herkomst van

Een overtuigende tekst schrijven

FRUIT VAN BIJ ONS! LEKKER BEZIG. Kort lesoverzicht

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. Magda op de werkvloer? Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Lesbrief bij Mijn broer is een boef van Netty van Kaathoven voor groep 7 en 8

MAGDA? REGELS OP SCHOOL EN DE WERKVLOER. To be or not to be. Inhoud. Doelgroep. Vakgebied. Materialen. Doelen STERKE SCHAKELS

Handleiding Strategieles Verbanden niveau A

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

Lesbrief les 1 groep 5 en 6 Fit zijn is fijn

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Etikettering: weet wat je eet.

Genoeg ruimte? In de methodes

Huiswerk Spreekbeurten Werkstukken

Je eigen nieuwjaarsbrief

Infofiche 1. Melk kan je drinken, maar ook eten. Doelstellingen. De leerlingen weten wat zuivelproducten zijn.

Verwerkingsopdrachten bijhet hoofdstuk Mondelinge opdrachten geven Doelstelling 3.

Eten en drinken in de dierentuin

Enquête. 262 teruggekregen. Het koekjesabonnement (kleuter)

VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID

Beroepsgerichte Vorming, opleiding handel en administratie of Project Algemene Vakken

Kennismaken met en inoefenen van het geven van commando s. De leerlingen volbrengen een opdracht door het geven van commando s.

Leskist THEMA-handleiding Afhaalrestaurant Fitfood Groep 5 en 6

AUGURKEN MET SLAGROOM. Een evenwichtig menu samenstellen. Inhoud

HOUT EN BOUW. Activerende werkvormen? De leraar doet er toe.

VOORBEELDEN FUNCTIONELE TAKEN

Handleiding Groente- en fruitles

Schrijf van elk stukje tekst de belangrijkste informatie in losse woorden in het schema. Kijk daarvoor naar de woorden die je hebt onderstreept.

Transcriptie:

De slimme verbruiker G A S T Geïntegreerd werken aan algemene en sociale vakken (GASV - PAV - ASPV) handleiding voor de leerkracht Te downloaden via http://www.cteno.be/gast

INLEIDENDE ACTIVITEIT ZIJN JONGEREN DOMME VERBRUIKERS? In het thema De slimme verbruiker worden jongeren aangezet om bewuster te consumeren (of consuminderen?). Als inleiding worden de leerlingen geconfronteerd met een aantal uitspraken en gegevens uit onderzoek rond dit thema. Dit kan ook aanleiding geven tot een verkennend klasgesprek. Vertel de klas dat je een artikel hebt gelezen over jongeren en hoe ze hun geld besteden. Dat artikel komt van een organisatie voor verbruikers, een moeilijker woord voor klanten. Zo n organisatie wil mensen aanmoedigen om beter na te denken over wat ze kopen. Lees voor. Kleine kinderen zijn al kleine klanten. Ze beslissen mee welk eten er in huis komt en welk speelgoed ze krijgen. Van kind tot jongere verandert het koopgedrag of de manier van naar producten kijken wel. Vanaf acht jaar zetten kinderen zelf producten in hun winkelkarretje in het warenhuis. Misschien heb je de reclame al eens gezien van het kind dat zich in de winkel op de grond gooit omdat het iets niet krijgt. Kinderen tussen acht jaar en elf jaar kopen met hun ogen: ze willen alles wat nieuw en flashy is en leuk verpakt. Tussen elf jaar en veertien jaar willen jongeren dikwijls hetzelfde als hun vrienden. Ze kopen nu al dingen zelf: gsm s, spelletjes, cd s, dvd s en tijdschriften. Vooral telefoneren is een grote uitgave voor vele jongeren. Meer dan negentig procent van de jongeren tussen 15 en 25 jaar heeft een gsm. Gemiddeld geven jongeren 18 euro per maand uit aan hun gsm. Vanaf veertien jaar tot achttien jaar doen jongeren al grote uitgaven. Ze kopen nu zelf kleren en make-up. Op die leeftijd willen ze graag origineel zijn en ouder lijken dan ze zijn. Ga na of de leerlingen de grote lijnen van dit artikel begrepen hebben en laat hen reageren: herkennen zij zich in de feiten? Pols voorzichtig naar het consumentengedrag van de jongeren en houd hierover een klasgesprek. Breng daarbij impliciet termen aan die relevant kunnen zijn voor dit thema zoals: (bewust) verbruiken, consumeren, uitgeven, producten, waren, goederen, koopjes, aanbiedingen,... Stel vragen als: Wat kopen jullie zoal zelf? Wat zijn jullie favoriete winkels? Klopt het dat jullie vooral geld uitgeven aan telefoneren? Hebben jullie een idee waar jullie het meest aan spenderen: aan je gsm of aan andere dingen zoals snoep, tijdschriften, muziek, uitstapjes, hobbies? Geef je soms veel geld uit aan kleren of wacht je bewust tot de koopjes, tot er producten in aanbieding zijn? Wie is er eerder zuinig en wie heeft een gat in zijn hand? Pas uiteraard op met eventuele gevoeligheden in de klas. Vermijd dat sommige leerlingen opscheppen of te ver afwijken van het onderwerp. Evenmin is dit het ogenblik om een oordeel te vellen over het koopgedrag van de jongeren: de bedoeling is dat ze er in de loop van het thema zelf achter komen dat je best je gezond verstand gebruikt bij het winkelen. 1

Vertel de leerlingen dat je nog andere uitspraken hebt gelezen in artikels. Eigenlijk komt het erop neer dat jongeren domme verbruikers zijn die er zo maar op los kopen en zich door verkopers laten bedotten. Deze (fictieve) uitspraken vormen de rode draad door het thema. Lees ze voor: 1. Jongeren laten zich (mis)leiden door het merk en de verpakking. 2. Jongeren zijn niet prijsbewust. 3. Jongeren kopen maar raak. 4. Jongeren laten zich foppen door verkooptrucs. 5. Jongeren gaan voor toeters en bellen. 6. Jongeren zijn dure vogels. 7. Jongeren laten zich door reclame beïnvloeden. Kopieer deze stellingen eventueel op een groot blad. Pols of de leerlingen deze uitspraken globaal hebben begrepen (bijvoorbeeld de term prijsbewust). Het is niet nodig om op dit moment op alle stellingen in te gaan. Het gaat hier immers om de uitspraken die in de activiteiten van deze bundel aan bod komen en die de jongeren in de loop van het thema kunnen weerleggen. Daag de leerlingen een beetje uit: zijn ze echt zo n domme verbruikers? Zeg dat je toch wel geschrokken bent over de negatieve dingen die in het artikel over jongeren worden gezegd. Stel dat je niet gelooft dat de jongeren uit de klas zo zijn zoals de jongeren in het artikel. Kondig aan dat je samen met hen wil uittesten of ze domme of slimme verbruikers zijn. Misschien kunnen ze wel aantonen dat de organisatie ongelijk heeft en dat jongeren best slimme verbruikers kunnen zijn. Let op: in de loop van dit thema gebruiken de leerlingen levensecht materiaal. Verzamel dit best een tijdje vooraf en laat ook de leerlingen documentatie meebrengen: brochures en reclamefolders, vooral van warenhuizen en kledingketens. Houd voor activiteit 5 enkele catalogi van postordermerken bij. De leerlingen moeten voor diezelfde taak een foto van hun idool meebrengen; verwittig hen tijdig. Ook voor activiteit 6 moeten de leerlingen een week vooraf reclamemateriaal beginnen te verzamelen (zie inleiding 3.3). 2

ACTIVITEIT 1 OLÉ LEO: JONGEREN LATEN ZICH (MIS)LEIDEN DOOR HET MERK EN DE VERPAKKING Aard De leerlingen beoordelen in een test blind producten van verschillende merken en prijsklasses en ervaren hoe merken en verpakkingen hun koopgedrag beïnvloeden. Doelstellingen 2. Rekenvaardigheden 2.4.1. Geld in levensechte situaties (27) De leerling vergelijkt de eenheidsprijs van goederen onderling. 3. Taalvaardigheid (93) De leerling beantwoordt een voor hem bestemde vragenlijst. 3.3.2. De essentie achterhalen 4. Gezondheidseducatie 4.2. Voeding (10) De leerlingen zien in hoe het voedingsgedrag beïnvloed wordt door reclame en sociale omgeving. (13) De leerlingen nemen een kritische houding aan ten aanzien van hun voedingsgewoonten. Materiaal Werkbladen blz. 1-4 Reclamebladen van winkels en warenhuizen met reclame voor voedingswaren Per leerling een doek die als blinddoek kan dienen Per duo van leerlingen een assortiment aan productenparen die de nodige stof tot discussie kunnen opleveren over verhoudingen tussen smaak, verpakking en prijs: zonder verpakking: 1. minstens één productenpaar duur merk versus budgetvriendelijk merk, bijvoorbeeld: Coca cola River cola (Aldi). 2. minstens één productenpaar bekend merk versus wit product, bijvoorbeeld: chocolade Côté d Or versus chocolade Delhaize. 3. minstens één productenpaar bekend merk versus imitatie, bijvoorbeeld: Leo-Olé (Aldi). in de verpakking: 4. minstens één productenpaar duur merk versus budgetvriendelijk product, bijvoorbeeld: Layschips - Pirato (Aldi). 5. minstens één productenpaar bekend merk versus wit product, bijvoorbeeld: platte kaas Petit Suisse van Danone versus platte kaas Petit Suisse van Delhaize. 6. minstens één productenpaar gezond versus minder gezond, bijvoorbeeld: suikervrije kauwgom - suikerhoudende kauwgom. 3

Houd prijzen en verpakkingen goed bij voor de gegevens in de test. bekers, borden, servetten Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren Laat de leerlingen snuffelen in folders van winkels en warenhuizen. Voer een kort voorgesprek over warenhuizen en het koopgedrag van de leerlingen. Stel vragen als: Naar welke supermarkten of winkels gaan jullie voor je alledaagse aankopen? Hoe vaak ga je winkelen? Welke producten kopen jullie in de supermarkt? Wat vinden jullie goede producten? Verkopen warenhuizen zoals Delhaize en Aldi dezelfde fruitsappen, dezelfde chips, dezelfde soorten yoghurt? Waarin verschillen die producten? Welke merken van drank en voeding vinden jullie goed; zijn dat dure merken? Verwijs terug naar de inleidende activiteit. Herhaal de eerste stellingen uit het artikel dat u voor de klas voorlas: jongeren laten zich bij dagelijkse aankopen door merken en verpakkingen misleiden; jongeren trappen in de verkooptrucs van warenhuizen; jongeren zijn niet prijsbewust. Vertel de leerlingen dat ze in de volgende taken gaan checken of die stellingen kloppen. Om te beginnen de stelling dat jongeren zich door merken en verpakkingen laten misleiden. Uitvoering introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Vertel de leerlingen dat ze in een grote test producten moeten beoordelen. Om te checken of ze zich hierbij echt door de verpakking of het merk laten leiden, gebeurt een deel van de test geblinddoekt. Het gaat over producten van verschillende merken, bijvoorbeeld chips van Lays of van Crocky of van GB. Maak duidelijk dat de leerlingen deze producten met elkaar zullen moeten vergelijken: wat zijn de overeenkomsten en wat zijn de verschillen, bijvoorbeeld in uitzicht of smaak of in prijs. Ronde één Stel duo s of heterogene tweetallen samen. Geef elk duo werkblad blz. 1-2. Overloop met de leerlingen het werkblad en ga na of ze alles begrijpen en weten wat ze in welk vakje moeten invullen. soort product (chocolade, chips, kauwgom,...) eigen mening (hoe smaakt het: lekker, vet, zoet,...) merk (dit moet je raden, als je het niet weet kan je het open laten) verpakking (vele kleuren of niet, mooi of lelijk,...) de prijs per stuk of per 10 stuks 4

Laat de leerlingen de opdracht lezen. Ze moeten de donkere kolommen zelf invullen. De andere kolommen bekijken ze daarna met de leerkracht. Vertel dat de eerste opdracht klassikaal wordt ingevuld en dat de leerlingen nadien met zijn tweeën aan de slag moeten. Laat de leerlingen in potlood noteren, zodat ze achteraf gemakkelijk kunnen corrigeren. Deel het eerste productenpaar uit zonder de verpakking te tonen. Zorg voor een duidelijke nummering, zodat achteraf geen verwarring kan ontstaan. Neem bijvoorbeeld: 1. een bekertje Rivercola van de Aldi / een bekertje Coca Cola. Laat de leerlingen eerst zelf hun bevindingen opschrijven. Ga na wat de leerlingen hebben opgeschreven voor het eerste productenpaar: hebben ze geproefd dat het cola is, smaakt het lekker / bitter / flauw, kunnen ze raden welk merk het is? Noteer de oplossing aan het bord. Laat de colaflessen zien en vul samen met de leerlingen de beschrijving van de verpakking en de prijs van de cola in. Ga na of de leerlingen hebben begrepen hoe de test werkt. Zet voor de volgende twee productenparen de tweetallen zelf aan het werk. Bijvoorbeeld: 2. een stukje Côté d Or chocolade (zonder het bekende teken) / een stukje Delhaize chocolade. 3. een Leokoek / een Olékoek van de Aldi. Loop ondertussen rond in de klas en ondersteun de groepjes. Stel vragen als: Smaakt het vies, pikant, zuur, zoet,...? Proef je de ingrediënten, de dingen die erin zitten? Waarom denk je dat het een Leowafel is, eet je dat graag? Laat vervolgens aan de leerlingen zien welke producten ze geproefd hebben. Zorg dat ook voor deze producten de ontbrekende informatie wordt ingevuld in de lichte kolommen: hoe zien de verpakkingen er uit en hoeveel kost het product? Pols al voorzichtig naar de eerste conclusies van de leerlingen: hadden ze het goed geraden, zijn de bekende of duurdere merken ook echt lekkerder? Ronde twee Deel werkbladen blz. 3-4 uit. Laat de leerlingen in dezelfde tweetallen werken. Vertel hen dat ze nu zonder blinddoek mogen proeven en de verpakkingen dus wel te zien krijgen. De leerlingen kunnen nu dus zelf de informatie over de verpakkingen (hier ook donker gekleurd) aanvullen. Ga na of de leerlingen dit begrijpen. Deel nogmaals duidelijk genummerde productenparen uit, 5

bijvoorbeeld: 1. een pakje Layschips en een pakje Piratochips van de Aldi. 2. een potje platte kaas Petit Suisse van Delhaize en een potje platte kaas Petit Suisse van Danone. 3. een pakje suikervrije kauwgom en een pakje suikerhoudende kauwgom. Vergelijk opnieuw de resultaten van de leerlingen. Geef zelf de prijs aan van de producten en laat hen die in de laatste kolom noteren. Ga na of de leerlingen in deze ronde anders hebben geoordeeld omdat ze meteen zagen over welk product het ging. Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Pols naar de eindconclusies van de leerlingen. Stel vragen als: Hebben jullie juist geraden welke de merkproducten waren? Kon je dat ook zonder de verpakking te zien? Welke producten vonden jullie het best, was er veel verschil tussen de producten? Welk product zouden jullie kopen? Vraag de leerlingen nog eens goed naar de tabellen te kijken en probeer deze samen met hen te interpreteren. Stel ondersteunende vragen, bijvoorbeeld: Valt jullie niets op over de producten: welke zijn duur, welke mooier verpakt, welke het lekkerst? Zie je een verband tussen dingen in de tabellen? Bijvoorbeeld: prijs/merk (bekende merken zijn duurder), prijs/ verpakking (duurdere merken hebben meestal een meer flashy verpakking want er gaat veel geld naar de verpakking en de reclame), prijs/smaak (sommige merken smaken beter; maar duurder is niet altijd beter)? Zijn gezonde producten duurder of lekkerder? Laat de leerlingen hypotheses formuleren op basis van hun eigen bevindingen. De bedoeling is dat in deze taak reeds een aantal ideeën en termen in verband met het thema (slim verbruiken) aan bod komen, zonder dat er onmiddellijk scherpe waardeoordelen worden geformuleerd. Sommige goedkope merken zijn even goed of zelfs beter dan de bekende, maar het is ook normaal dat (jonge) verbruikers hun favoriet merk hebben dat voor hen onklopbaar is. Differentiatie Structureer de test voor zwakkere leerders nog meer door na elk productenpaar bevindingen te noteren. 6

ACTIVITEIT 2 ALTIJD PRIJS: JONGEREN ZIJN NIET PRIJSBEWUST Aard De leerlingen proberen de prijzen van courante producten te raden en interpreteren informatie op prijsetiketten om de eenheidsprijs van producten te achterhalen (omzetting naar stukprijs of naar prijs per 100 gram). Doelstellingen 2. Rekenvaardigheden 2.1.1. Basisvaardigheden (3) De leerling beheerst de basisrekenvaardigheden voor de hoofdbewerkingen met of zonder hulpmiddel. 2.1.2. Regel van drie functioneel toepassen (5) De leerling past de regel van drie toe in vraagstukken waarbij de verhoudingen tussen de componenten vastliggen. 2.3. Meten en maateenheden in levensechte situaties (17) De leerling legt het onderling verband tussen sommige maateenheden van dezelfde en verschillende grootheden. 2.4.1. Geld in levensechte situaties (23) De leerling heeft besef van de courante kostprijs van producten. 2.4.3. Gewicht in levensechte situaties (42) De leerling berekent de totale kostprijs van een hoeveelheid goederen uitgedrukt in een gewichtsmaat, als de eenheidsprijs per kilo is gekend (of omgekeerd: berekent de eenheidsprijs per kilo als de kostprijs van een hoeveelheid in een gewichtsmaat uitgedrukt gekend is). Materiaal Werkbladen blz. 5-8 Bronnenmateriaal blz. 1-4 a. Wat kost dat? Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren Herinner de leerlingen aan de tweede stelling of uitspraak uit het artikel van de introductietaak. Die stelling luidde: jongeren zijn niet prijsbewust. Voer een kort klasgesprek over prijsbewust inkopen doen. Stel vragen als: Wie gaat er bij jullie thuis inkopen doen? Gaan jullie altijd in dezelfde winkel of wissel je af? Vergelijk je de prijzen van de producten in verschillende winkels? Kijk je soms eerst in folders om te kijken wat er in reclame is? Daag de leerlingen uit: kennen ze de prijzen van alledaagse producten? 7

Uitvoering introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Deel werkblad blz. 5 uit met de afbeeldingen van een pak melk, een lang wit gesneden brood, een bakje margarine, een klein zakje gezouten chips en een tube tandpasta. Laat de leerlingen individueel opschrijven wat volgens hen ongeveer de prijs is van deze producten. Laat hen de totaalprijs optellen. Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Ga na wat de antwoorden van de leerlingen zijn. Er is natuurlijk een zekere marge. Geef bij benadering het totaal van de producten. De leerlingen die binnen deze marge zitten, zijn zeker prijsbewust. Bespreek de resultaten: weten de leerlingen iets van courante prijzen? Oplossing De prijzen kunnen natuurlijk evolueren een pak melk 1 l. ongeveer 60 eurocent een lang wit gesneden brood ongeveer 1 euro 70 een bakje margarine 250 gr. ongeveer 90 eurocent een klein zakje zouten chips ongeveer 35 eurocent een tube tandpasta ongeveer 2 euro b. Wat is de eenheidsprijs? Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren Verwijs terug naar de folders van grootwarenhuizen, die de leerlingen aan het begin van de vorige activiteit hebben bekeken. Toon deze folders opnieuw en focus op de folder van Colruyt. In die folder is er iets dat opvalt. Op het eerste blad van de folder staat in grote letters Laagste prijzen en Rode prijzen van... tot.... Vraag de leerlingen of zij weten wat daar precies mee bedoeld wordt. Stel vragen als: Wie heeft de reclamefilmpjes van Colruyt al eens op tv. gezien? Wie doet zijn inkopen soms in een Colruytwinkel? Is het juliie al opgevallen dat er in de Colruyt verschillende soorten etiketten hangen; welke zijn dat en wat voor betekenis heeft dat? Als u over een computer met internet beschikt, kan u ook surfen naar www.colruyt.be, waar de folder kan worden gedownload en waar het prijzensysteem wordt uitgelegd. Vertel de leerlingen dat Colruyt er prat op gaat de laagste prijzen te hebben voor sommige producten. Dat noemen ze dan rode prijzen. Pols of de leerlingen denken dat Colruyt inderdaad goedkoper is dan andere winkels. Zeg dat de leerlingen dat als kandidaat- slimme verbruikers toch eens gaan checken. Bovendien is het een goede manier om te controleren of de leerlingen prijsetiketten kunnen interpreteren. 8

Uitvoering introductie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Deel werkbladen blz. 6-8 uit en bronnenmateriaal afbeeldingen blz. 1-4 met de (namaak) folders van Delhaize en Colruyt. Laat de leerlingen samenwerken in duo s. Vertel hen dat ze de twee folders met elkaar moeten vergelijken. Ze moeten uitrekenen welke producten het goedkoopst zijn: die van de Colruyt of die van de Delhaize. Pols of ze begrijpen hoe je de producten kan vergelijken, namelijk door de eenheidsprijs te berekenen. Stel vragen als: Kan je de prijzen die hier staan zomaar vergelijken; waarom niet? Verkopen ze producten altijd per stuk of moet je soms een heel pak tegelijk kopen; geef eens een voorbeeld? Zijn alle pakken even groot? Hoe kan je de prijs dan vergelijken? Hoe staat de prijs meestal op het etiket of op de rek aangegeven (per stuk én per kilo)? Moet je dan de gewone prijs vergelijken of de prijs per kilo? Maak de eerste (verschillende aantallen), de zesde (verschillende gewichten) en de achtste oefening (regel van drie) klassikaal. Zo hebben de leerlingen een voorbeeld van het vergelijken van verschillende aantallen enerzijds en van het vergelijken van verschillende gewichten en het toepassen van de regel van drie anderzijds. Laat de leerlingen de rest van de oefeningen per duo oplossen. Ondersteun de duo s met vragen, bijvoorbeeld: Hoeveel kost het Leopak in de Colruyt en in de Delhaize? Zitten er evenveel koeken in de twee pakken? Hoeveel koeken zitten er in het pak van de Colruyt? Hoe kan je dan berekenen hoeveel één koek in de Colruyt kost? Hoeveel weegt het bakje Campina kaas in de Colruyt? Wat moet je dan doen om te weten hoeveel een kilo kost? Per hoeveel gram worden de Jonagoldappels in de Delhaize verkocht? Hoe kan je dan berekenen hoeveel een kilo kost; hoeveel gram zit er in een kilo? Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Laat leerlingen verwoorden hoe ze de opdrachten hebben opgelost en tot welke oplossing ze zijn gekomen. Noteer de tussenstappen en oplossingen aan het bord. Laat de klas de eindconclusie formuleren: Colruyt is inderdaad de goedkoopste winkel. Vraag de leerlingen of ze bij hun aankopen rekening houden met de eenheidsprijs. Vertel hen dat deze prijs op de etiketten van de producten of op de rayons van de warenhuizen staan aangeduid. 9

Differentiatie Breng eventueel echte producten en een weegschaal mee om de rekenopdracht visueel te ondersteunen. Laat de leerlingen zo nodig werken met een rekenmachine. Het belangrijkste is dat ze weten hoe ze tot een oplossing moeten komen. Maak met leerlingen die het hier echt moeilijk mee hebben meer toepassingen op de regel van drie. Oplossing Erwten Bonduelle C. 4 bokalen kosten 2,40 euro 1 bokaal kost 0,60 euro Lu Bob de Bouwer koekjes C. 4 dozen kosten 5,88 euro 1 doos kost 1,47 euro Campina melk C. 12 dozen kosten 8,76 euro 1 doos kost 0,73 euro Minute Maid sinaasappelsap 1 liter C. 12 dozen kosten 13,32 euro 1 doos kost 1,11 euro Leo wafels C. 14 stuks kosten 3,40 euro 1 stuk kost 0,24 euro Friskies kattenvoer C. 4 kilo kost 7,84 euro 1 kilo kost 1,96 euro Campina platte kaas C. 500 gr. kost 1,69 euro 1 kilo kost 3,38 euro Leerdammer kaas C. 350 gr. kost 3,5 euro 100 gr. kost 1 euro 1 kilo kost 10 euro Jonagold appels C. 700 gr. kost 0,70 euro 100 gr. kost 0,1 euro 1 kilo kost 1 euro Trostomaten C. 2 kilo kost 3,78 euro 1 kilo kost 1,89 euro D. 1 bokaal kost 0,64 euro D. 1 doos kost 1,62 euro D. 6 dozen kosten 4,98 euro 1 doos kost 0,83 euro D. 4 dozen kosten 5,40 euro 1 doos kost 1,35 euro D. 10 stuks kosten 2,79 euro 1 stuk kost 0,28 euro D. 500 gr. kost 1,10 euro 1 kilo kost 2,20 euro D. 250 gr. kost 1,45 euro 1 kilo kost 5,80 euro D. 200 gr. kost 2,49 euro 1 kg. kost 12,45 euro D. 800 gr. kost 0,96 euro 100 gr. kost 0,12 euro 1 kilo kost 1,2 euro D. 500 gr. kost 1,84 euro 1 kilo kost 3,68 euro De Colruyt is dus de goedkoopste winkel! 10

ACTIVITEIT 3 DAT ETIKET LIJKT WEL CHINEES: JONGEREN KOPEN MAAR RAAK Aard De leerlingen passen de term kwaliteit toe op eten en drinken en zoeken uit hoe je van de informatie op de verpakking en op het etiket kan afleiden of een product gezond, veilig en milieuvriendelijk is. Op basis van deze informatie kiezen ze voor een verantwoord tussendoortje op school en kopen ze als bewuste verbruikers de nodige producten aan. Tegelijk gaan ze aan de hand van een vragenlijst na hoe de waren in verschillende warenhuizen worden gepresenteerd. Doelstellingen 3.3. Lezen 3.3.2. De essentie achterhalen (74) De leerling interpreteert eenvoudige grafische voorstellingen, schema s, tabellen en plattegronden. (77) De leerling begrijpt een vragenlijst. 4.2. Voeding (10) De leerling ziet in hoe het voedingsgedrag beïnvloed wordt door reclame en sociale omgeving. (11) De leerling weet dat goede voedingsgewoonten de gezondheid bevorderen. (21) De leerling houdt rekening met informatie op verpakkingen. Materiaal Werkbladen blz. 9-13 Bronnenmateriaal blz. 5 Schrijfgerei Enkele verse producten in verpakking met duidelijke etikettering of de verpakking zonder producten Reclamefolders van warenhuizen a. Slimme tussendoor tjes op school Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis activeren / aanbrengen - motiveren In de vorige activiteiten werden de jongeren aangemoedigd om bewuster te verbruiken, met de nadruk op prijsbewustheid. Bewust verbruiken kan echter ook betekenen dat je let op de kwaliteit van wat je koopt: is het gezond, veilig, stevig, duurzaam? In deze activiteit passen we het begrip kwaliteit eerst toe op de producten die al aan bod kwamen, nl. eten en drinken. Verder in het thema kan de term ook impliciet of expliciet worden toegepast op andere voor de jongeren relevante producten zoals kleding of gsm s. Letten op kwaliteit is immers een kerncompetentie voor een slimme verbruiker. Verwijs terug naar de vorige activiteiten en laat de leerlingen herhalen en aanvullen waar je op kunt letten als je alledaagse inkopen doet. 11

Houd een kort klasgesprek over het koopgedrag van de leerlingen. Breng in dit gesprek op natuurlijke wijze de term kwaliteit aan en pas toe op voedingswaren en drank. Stel vragen als: Let je bij het boodschappen doen nog op andere dingen als de smaak of het merk of de prijs; wat is ook belangrijk? Wanneer is een product van goede kwaliteit? Wanneer is eten en drinken van goede kwaliteit? Let je er bijvoorbeeld op of de waren vers zijn? Lees je wat er op de verpakking van eten en drinken staat: kijk je na welke ingrediënten er in het eten zitten? Ken je voorbeelden van reclame voor etenswaren; wat wordt daarin gezegd en geloof je die uitspraken? Denk je dat jongeren goed letten op wat ze eten en drinken; waarom denk je dat (slechte eetgewoonten, zwaarlijvigheid en magerzucht)? Verwijs terug naar de derde uitspraak uit het artikel: jongeren kopen maar raak. Stel in vraag of jongeren inderdaad te weinig letten op de kwaliteit van de producten die ze aankopen. Vertel de leerling dat je dat in deze activiteit door vragen wil te weten komen en daarna ook in de praktijk wil testen. Uitvoering instructie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Laat de leerlingen samenwerken in duo s. Deel werkblad blz. 9-10 uit en eventueel bronnenmateriaal blz. 5. met voorbeelden van verpakkingen en labels. Breng een aantal echte productverpakkingen (eventueel met product) en etiketten mee en leg deze vooraan. Zorg liefst ook voor lightproducten en producten waarvan de producenten beweren dat ze kwaliteitsvol, gezond of milieuvriendelijk zijn (reclame, labels,...). Zo hebben de leerlingen verschillende informatiebronnen voor het oplossen van de opdracht. Lees de introductie in twee stukken voor of laat een leerling voorlezen. Ga na of de leerlingen begrijpen wat hen te doen staat. Laat hen eventueel herformuleren: er wordt gevraagd hoe je kan weten of eten en drinken van goede kwaliteit is, dat wil zeggen of het gezond en veilig is voor henzelf en voor anderen. Laat de leerlingen vervolgens de eigenlijke instructie (in vet) zelf lezen en mondeling of schriftelijk oplossen. De leerlingen mogen samenwerken met een buur. Ondersteun de duo s met vragen als: Ben je al eens ziek geworden van eten of drinken; hoe kwam dat? Moet je eten soms weggooien; hoe kan je weten hoe je het moet bijhouden en hoe lang het goed blijft? Staat er op de verpakking of het een gezond product is of hoor je dat in de reclame; kan je dat zomaar geloven? Kijk eens naar de verpakkingen in de klas of op het hulpblad: welke informatie staat er allemaal op en wat betekent dat? Wat zijn al die cijfertjes bijvoorbeeld in die tabel? Weet jij hoe je bijvoorbeeld couscous klaarmaakt; wat gebeurt er als je het fout doet? Wat staat er hier over het product; geloof je dat zomaar? Wat 12

betekent dat tekentje op het product? Wanneer denk je dat iets goed is voor de mens en het milieu; bvb. wat als er giftige stoffen of pesticiden gebruikt zijn om het te maken? Vind je het belangrijk dat een product gemaakt is door iemand die genoeg verdient; kan je dat weten en hoe? Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Bespreek de oplossingen van de duo s klassikaal: wat hebben de leerlingen op de verpakkingen gezien en gelezen en hoe helpt hen dit om een goed product (in dit geval gezonde voeding) te kiezen? Maak eventueel eerst een lijstje met alle dingen die je op de verpakking kan lezen (opsommen of aan bord brengen). Daarbij hoeft niet alles even uitvoerig te worden besproken. Geef bijkomende informatie voor zover de leerlingen erom vragen en zorg dat ze de hoofdvraag welke elementen van deze informatie heb je nodig om de kwaliteit van het product te achterhalen niet uit het oog verliezen door de opsomming of de veelheid aan informatie. Anderzijds kan één element er worden uitgepikt als dit voor de leerlingen relevant is, bijvoorbeeld het checken van de houdbaarheidsdatum. Wat vind je op een etiket / verpakking? de naam van het product informatie over de producent (wie maakt het) of de invoerder informatie over de plaats van oorsprong (waar komt het vandaan) lotnummer (zodat het voedsel uit de winkel kan gehaald worden als er iets is) en streepjescode (om het product in te voeren in de kassa) informatie over de inhoud en hoeveelheid informatie over de ingrediënten: (wat zit er in - ook additieven of toegevoegde stoffen zoals kleurstoffen en smaakmakers: niet alle additieven zijn ongezond!) (informatie over genetisch gemanipuleerde producten) informatie over het eventuele alcohol(volume)gehalte als dat groot is informatie over ingrediënten die allergieën veroorzaken (bvb. eieren, gluten, noten en andere droge vruchten, melk) bewaarvoorschriften (bv. bewaren op een koele droge plaats) houdbaarheidsdatum ( ten minste houdbaar tot of voor zeer bederfelijke producten: te gebruiken tot ) gebruiksvoorwaarden en gebruiksaanwijzing (bv. bewaren op een koele droge plaats) voedingswaarde of de samenstelling van het voedsel* symbolen en labels 13

* Extra informatie over voedingswaarde (ook deze informatie moet enkel aan bod komen indien het relevant is voor de leerlingen; kan in ander thema zoals gezonde voeding verder worden uitgediept): In de tabel met voedingswaren vind je welke stoffen er in het eten of drinken zitten en hoeveel calorieën die stoffen hebben. Mensen die willen vermageren, zitten vaak calorieën te tellen. Calorieën slaat op de energie die je krijgt van het eten of drinken. Op zich is dat niet slecht, maar wij krijgen meestal veel te veel calorieën binnen en daar word je dik van. Te weinig calorieën is natuurlijk ook ongezond. Hoeveel calorieën iets heeft kan worden uitgedrukt per product of per 100 ml. of per 100 gr. Je moet goed uitkijken met informatie in voedingswaardetabellen. Vetten bijvoorbeeld zijn niet altijd slecht, het hangt ervan af om welke vetten het gaat. Sommige van bovenstaande informatie op verpakkingen en etiketten is relevant om na te gaan of een product gezond, veilig of milieuvriendelijk is. In de oplossing staat een vrij volledige opsomming. De leerlingen hoeven echter niet alles juist te hebben en ook de formulering is niet prioritair. De bedoeling is dat ze door deze oefening etiketten en verpakkingen beter leren interpreteren en zo bewuster leren kiezen voor kwaliteitsvolle producten. Pas voorgaande theorie over kwaliteitsvol voedsel tenslotte toe door de leerlingen een gezond tussendoortje te laten kopen voor op school. Laat de leerlingen eerst bedenken wat een gezond tussendoortje zou kunnen zijn. Stel vragen als: Mogen jullie zelf kiezen wat je eet of drinkt op school; wat kies je dan? Drink en eet je meestal hetzelfde of wissel je af? Wat heeft volgens jullie de meeste calorieën: cola of fruitsap? Is een zak chips of een stuk salami het beste tussendoortje? Maak samen met de leerlingen een lijstje van mogelijke gezonde tussendoortjes. Gebruik deze lijst voor oefening (b) of stel de producten voor die op de vragenlijst staan: gezonde koekjes, zuivelproducten, een gezond drankje, een stuk fruit. Vertel de leerlingen tenslotte dat ze deze gezonde tussendoortjes in activiteit (b) zelf gaan kopen in de supermarkt. Daarbij moeten ze alles toepassen wat tot nu toe ter sprake kwam in de lessen: letten op de prijs en de eenheidsprijs, nakijken of het product vers en gezond is, enzovoort. Differentiatie Beperk de opdracht eventueel door enkel de eerste vraag te laten beantwoorden. Bespreek zo nodig met de leerlingen vooraf wat je allemaal op etiketten en verpakkingen ziet. Maak er wel geen schoolse opsomming van, laat de leerlingen zo veel mogelijk zelf ontdekken welke informatie waar te vinden is. 14

Oplossing 1. Hoe kan je weten of etenswaren gezond en veilig is? door te kijken of het goed / hygiënisch verpakt en bewaard wordt door de lijst met ingrediënten te lezen: wat zit er in, zijn het natuurlijke ingrediënten of niet, is er iets bij dat allergieën veroorzaakt? afb. 1 door te kijken naar de houdbaarheidsdatum en de voorschriften voor bewaren: is het product nog houdbaar, hoe moet je het bewaren, kan je het nog lang bewaren (de houdbaarheidsdatum moet vlak bij de naam van het product staan of er moet duidelijk naar de vindplaats worden verwezen bv. zie deksel) afb. 8 door de tabel met voedingswaarde te bekijken, bv. om het aantal calorieën te weten (maar dat is zeer moeilijk te interpreteren, hoewel je in het algemeen kan zeggen: te veel kcal eten of drinken op een dag is niet goed) afb. 6 door andere geschreven of gesproken (reclame)informatie, maar die moet je zeker checken, bv. de benaming light zo n product bevat misschien minder vet maar meer suiker en vaak is het erg duur door te checken of er een gebruiksaanwijzing bij zit als dat nodig is, anders kan je het product niet goed klaarmaken door sommige officiële labels die aangeven dat een product van goede kwaliteit is, bv. meritusham. 2. Hoe kan je weten of een product goed is voor mens en milieu? door de labels en logo s a) goed voor het milieu bv. bio voor biologisch gemaakt of geproduceerd, of een tekentje dat wil zeggen dat de producent meedoet aan sorteren of recycleren afb. 7 b) goed voor de mens bv. niet door kinderen gemaakt of niet door mensen die te weinig loon krijgen afb. 3 door naar het soort verpakking te kijken en de informatie erop, bv. een fles die je kan terugbrengen voor statiegeld of verpakking die je kan recycleren (kringlooplabel) afb. 2 en 4 door de informatie die je leest of vindt over de producent, de productiewijze, de invoerder bv. als je weet dat het bedrijf mensen uitbuit of het regenwoud vernielt Meer informatie over gezonde en duurzame voeding vindt u op de volgende websites: www.gezondmail.be, www.alimentationinfo.org, www.duurzame-info. be/voeding, www.veiligvoedsel.org. 15

Nog enkele tips voor de leerlingen die inkopen gaan doen: maak een boodschappenlijstje en houd je eraan; doe geen boodschappen met een lege maag; laat je niet zomaar verleiden door mondelinge of schriftelijke uitspraken over producten. b. W inkeldetectives op stap Lesverloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren Herhaal dat de leerlingen in dit gedeelte van de activiteit zelf producten gaan kopen in een warenhuis. Verwijs terug naar activiteit 2 waarin de leerlingen folders van warenhuizen met elkaar hebben vergeleken. Toon opnieuw folders van verschillende warenhuizen, bijvoorbeeld: Colruyt, Delhaize, Carrefour, Aldi, Lidl, GB,... (of zie internetsites). Laat de leerlingen in die folders eventueel identieke producten of gelijkaardige producten van verschillende merken opzoeken zoals in activiteit 2. Breng een kort klasgesprek op gang over de verschillende winkels en hun aanpak. Stel vragen als: Worden de producten in de verschillende folders op dezelfde manier voorgesteld? Welke folder nodigt het meest uit tot kopen en waarom? Welke indruk heb je van de verschillende winkels? Denk je dat er nagedacht is over de inrichting of de presentatie van de waren? Geef niet te veel informatie weg, zodat er ruimte blijft voor de leerlingen om zelf dingen vast te stellen op basis van hun eigen waarnemingen en op basis van het artikel van activiteit 4: in dit artikel worden verkooptrucs van warenhuizen uit de doeken gedaan. Vertel de jongeren dat ze in verschillende winkels aankopen zullen doen. Ze krijgen een vragenlijst mee over de inrichting van die winkels en de producten die ze zullen aankopen, zodat ze alle informatie daarna kunnen vergelijken. Uitvoering instructie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Bereid de opdracht goed voor in de klas. Verdeel de leerlingen in groepjes van vier. Laat de jongeren indien dit praktisch haalbaar is twee verschillende warenhuizen bezoeken, zodat ze kunnen vergelijken. Kies in dat geval voor een warenhuis dat veel aandacht besteedt aan de presentatie versus een warenhuis dat hier weinig budget voor uittrekt. Zorg wel dat de twee werkbladen volledig worden opgelost voor elk warenhuis, zodat de leerlingen in activiteit (4) alle antwoorden kunnen samenleggen en samen vier soorten tussendoortjes verzamelen. Deel werkbladen blz. 11-13 uit. Geef elk groepje een vragenlijst 16

mee. Geef aan de helft van de groepjes vragenlijst 1, aan de andere helft vragenlijst 2. Vraag 1 over de afbeeldingen is in beide vragenlijsten identiek. Vragen 2 en 3 verschillen. Vraag 4 is gelijkaardig. Opdrachten 5 tot en met 8 gaan over de aankopen van de tussendoortjes; elke groep moet voor twee tussendoortjes zorgen. Zorg dat elke leerling uiteindelijk één stuk van alle tussendoortjes krijgt (dus telkens per groepje 4 porties of stuks laten aankopen). Overloop vooraf in de klas met de leerlingen de vragenlijsten om te checken of alles duidelijk is. Stel gerichte vragen, zonder al te veel informatie weg te geven: Welke producten vind je in de winkelafdeling zuivel? Wat zou je in de afdeling hygiëne vinden, denk je? Kennen jullie nog afdelingen die niet in het lijstje staan? Wat zou het verschil zijn tussen noodzakelijk en extra? Zijn ijsjes volgens jullie een noodzakelijk product of een extra product; waarom? En groenten, zijn dat dan noodzakelijke producten? Welke drank zouden jullie noodzakelijk noemen en welke extra? Welke andere producten zijn noodzakelijk of extra? Weten jullie nog hoe Colruyt sommige producten aanprijst? Hebben andere warenhuizen ook producten in de aanbieding; heb je dat in de folders gezien? Wat willen kleine kinderen in het warenhuis graag kopen, denk je? Zijn die waren op hun ooghoogte; kunnen zij die goed zien? Maak de leerlingen duidelijk dat ze maar een beperkte tijd krijgen om de vragenlijst in te vullen. Duid eventueel per groepje een tijdsbewaker aan. Laat vooraf aan de warenhuisverantwoordelijke weten dat er leerlingen op bezoek komen en maak duidelijk wat de bedoeling is van deze activiteit. Neem de leerlingen mee naar de bestemming. Vertel hen dat ze als winkeldetectives echt zoveel mogelijk informatie moeten verzamelen en begin hier al mee aan de ingang van het warenhuis. Stel vragen als: Hangen er posters op aan het warenhuis? Wat staat er op? Is de ingang of de etalage van het warenhuis versierd; hoe? Zorg dat je op een duidelijk afgesproken plaats ter beschikking bent om eventuele vragen te beantwoorden en zo nodig de groepjes te ondersteunen. Indien er een tweede leerkracht is, kan één van de twee meegaan met de groepjes. Nabespreking samenvatten - evalueren - verankeren Overloop met de leerlingen de resultaten van de vragenlijst. Noteer de belangrijkste gegevens in kernwoorden aan het bord. 17

Vergelijk de resultaten in samenspraak met de leerlingen: Komen de bevindingen van de groepjes overeen, vallen bepaalde zaken op? Laat de leerlingen enkele voorlopige conclusies formuleren over de inrichting van een warenhuis, de schikking en presentatie van de artikelen en welk effect dat heeft op de koper. Gebruik in deze context op een natuurlijke manier relevante woorden en uitdrukkingen die ook terugkomen in het artikel van activiteit 4. Wat valt er vooral op bij warenhuizen die hun prijzen lager houden; is de inrichting en de presentatie daar hetzelfde als bij andere warenhuizen? Denk je dat de winkels bij de schikking echt een onderscheid maken tussen noodzakelijke en extra producten; hoe zie je dat? Heb je mensen met kinderen inkopen zien doen; hoe reageerden de kinderen? Zijn de waren zo opgesteld dat kinderen erom gaan zeuren bij hun ouders? Heb je bij het warenhuisbezoek zin gekregen om bepaalde producten te kopen? Welke en waarom? Verzamel tenslotte de gezonde tussendoortjes en vergelijk de gegevens. Laat de leerlingen van de tussendoortjes proeven. Bespreek met de leerlingen. Stel vragen als: Welke tussendoortjes zijn het goedkoopst én het gezondst; hoe weet je dat? In welke winkel zouden we de tussendoortjes best kopen? Welke producten zijn ook nog eens goed voor het milieu? Wat vinden jullie de lekkerste tussendoortjes? Kies samen met de leerlingen voor het gezonde tussendoortje met de beste prijs/kwaliteitverhouding. Differentiatie Pols vooraf goed of de leerlingen de vragen begrijpen en bijvoorbeeld links of rechts kunnen gebruiken om iets te situeren (kan ook weggelaten worden). Beperk eventueel de vragenlijst. Vervang bijvoorbeeld vraag 1 en loop zelf met de leerlingen door het warenhuis om de verschillende afdelingen te leren kennen en te zien waar ze zich in het warenhuis bevinden. Zorg wel dat de leerlingen voldoende informatie hebben om hun ervaringen te vergelijken met het artikel uit activiteit 4. Voor vraag 1 kan u ook zelf vooraf op verkenning gaan en een plannetje tekenen van de supermarkt; de bedoeling is vooral dat de leerlingen een idee krijgen van de schikking van de waren en zich oefenen in het situeren in de ruimte (zie doelen). Niet alle vragen moeten even nauwkeurig worden opgelost. Het belangrijkste is dat de leerlingen bij hun aankoop het geleerde toepassen en dat ze attent worden gemaakt op enkele verkooptrucs en marketingstrategieën van het warenhuis. Vergezel zo nodig de groepjes maar laat de leerlingen ook in dat geval zo veel mogelijk zelf de antwoorden bedenken. 18

ACTIVITEIT 4 DE ONZICHTBARE VERKOPER BETRAPT: JONGEREN LATEN ZICH FOPPEN DOOR VERKOOPTRUCS Aard De leerlingen lezen een artikel over verkoopstrategieën in een grootwarenhuis; ze controleren in welke mate hun eigen vaststellingen tijdens het bezoek aan een warenhuis (zie activiteit 3) overeenkomen met de informatie van de auteur van dit artikel. Doelen 3. Taalvaardigheid 3.2. Spreken 3.2.3. Interactie met anderen (47) De leerling vertelt verkregen informatie duidelijk, bondig en begrijpelijk na. 3.3. Lezen 3.3.1. Informatie achterhalen (71) De leerling zoekt en ordent informatie op overzichtelijke wijze in voor hem bestemde tekstsoorten. (72) De leerling beoordeelt informatie die voorkomt in verschillende voor hem bestemde teksten. 3.3.2. De essentie achterhalen (76) De leerling onderscheidt hoofd- en bijzaken in een tekst. 3.3.4. Reflectie (82) De leerling reflecteert over de bedoeling van de schrijver. Materiaal Werkbladen blz. 14-15 Bronnenmateriaal blz. 6-7 Lesverloop Voorbereiding / introductie kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren Verwijs terug naar activiteit 3 waarin de leerlingen op onderzoek gingen in het warenhuis. Vertel de leerlingen dat ze nu de resultaten van hun onderzoek zullen vergelijken met informatie uit een artikel. Misschien komen de bevindingen overeen, maar misschien klopt bepaalde informatie uit het artikel niet (meer) met de werkelijkheid... Deel werkblad blz.14 uit met de introductie en deel 1 van het artikel. Vestig de aandacht van de leerlingen op de titel van het artikel en onderhandel met hen over de betekenis van de beeldspraak. Stel vragen als: Wat zou de schrijver hier bedoelen met onzichtbare verleider? Wat betekent verleiden eigenlijk? Zou de schrijver willen zeggen dat er in het warenhuis letterlijk iemand verborgen zit die mensen probeert te versieren? Kom samen met de leerlingen tot de conclusie dat onzichtbare 19

verleider slaat op de dingen die het warenhuis doet om de waren beter te verkopen. Vertel eventueel dat reclame ook vaak een verborgen verleider wordt genoemd. Zoek met de leerlingen in het kader van betekenisonderhandeling eventueel kort naar synoniemen voor verleiden, bijvoorbeeld: versieren, bekoren, overhalen. Sommige van deze woorden komen in de tekst voor, andere kunnen van pas komen tijdens verdere gesprekken over de rol van reclame en verkoopstrucs. Lees samen met de leerlingen deel 1 van het artikel. Uitvoering instructie geven ondersteunen / begeleiden - structureren Laat de leerlingen samenwerken in groepen van vier. Zet tweetallen bij elkaar die in activiteit (3) elk een andere vragenlijst hebben ingevuld. Zo kunnen de leerlingen hun ervaringen uitwisselen. Deel werkblad blz 14-15 uit met de vragen. Knip in het bronnenmateriaal blz. 6-7 de verschillende stukken artikels uit. Het artikel is in vijf stukken verdeeld, waaronder de introductie. Elke leerling in het groepje krijgt een blad met één van de andere delen van het artikel (systeem van verdeelde informatie). Leg uit dat de leerlingen hun deel van het artikel eerst individueel moeten lezen. Ze moeten in hun stukje een verkooptruc zoeken van het warenhuis en deze in één zin opschrijven (vraag 1). In sommige stukjes zitten twee trucs (deel 3 en deel 5). Ondersteun de leerlingen tijdens de opdracht door het stellen van gerichte vragen en het focussen op relevante informatie. Moedig de leerlingen aan om het tekstje globaal te lezen en niet te proberen elk woord te begrijpen. Ga eventueel met hen in betekenisonderhandeling als een ongekend woord toch een struikelblok vormt om de tekst te begrijpen. Stel gerichte vragen, bijvoorbeeld: Waar gaat het in jouw stukje over? Wat komt er een paar keer in terug (dat je ver moet lopen in de supermarkt om je waren te vinden)? Wat zou gijzelen betekenen als het gaat over niet kunnen ontsnappen (dat de onzichtbare verkoper je gevangen houdt)? Als de leerlingen hun individuele opdracht hebben afgewerkt, moeten ze aan elkaar vertellen wat in hun stukje staat en wat volgens hen de truc is waar de schrijver het over heeft. Iedereen van het groepje moet alle trucs noteren bij vraag 1. Daarna moeten de leerlingen deze informatie vergelijken met hun eigen ervaringen: wat hebben ze zelf kunnen vaststellen tijdens hun bezoek aan de warenhuizen en wat was niet zoals het in het artikel staat? Dit moeten de leerlinen invullen bij vraag 2 en 3. Ondersteun ook hier de leerlingen door terug te verwijzen naar het bezoek. Stel vragen als: Waren er in jullie warenhuis geen boodschappenmandjes? Klopt het dan, wat er in de tekst staat? Weet je nog of er aan de kassa vanalles verkocht werd? 20

Nabespreking samenvatten evalueren - verankeren Bespreek de oplossingen van het groepswerk: welke gegevens uit de artikels komen overeen met de ervaringen van de leerlingen? Laat de leerlingen nagaan of alle groepjes tot dezelfde conclusies komen. Naargelang van welk warenhuis bezocht werd, kunnen de resultaten heel verschillend zijn. De uitspraken uit het artikel zullen zeker niet allemaal kloppen met de ervaringen van de leerlingen. Sommige warenhuizen doen ook wel goede dingen in verband met slim verbruiken, zoals het aanmoedigen van recyclage of het verkopen van schone producten. Voer eventueel nog een kleine discussie over de politiek van de warenhuizen. Daarbij kunnen nog andere relevante aspecten aan bod komen zoals de overdaad aan verpakkingen of het feit dat er zoveel voeding wordt weggegooid. Los nu samen met de leerlingen vraag 4 op: waar moet je goed op letten als je in een warenhuis gaat winkelen, zodat de onzichtbare verkoper je niet kan verleiden? Schrijf de tips aan het bord. Differentiatie Laat voor sterkere leerlingen de hulpvraag achterwege. Moedig zwakkere leerlingen aan om via de hulpvraag tot de oplossing te komen. Geef deel 2 of deel 4 aan een taalzwakkere leerling. De tekstjes zelf zijn niet makkelijker maar ze bestaan slechts uit één deel en de hulpvragen zijn multiple choice. Lees de teksten voor als lezen echt te moeilijk is of duid een sterkere lezer aan om in het groepje voor te lezen. Oplossing Vraag 1 Deel 2 Deel 3 Deel 4 Deel 5 Er staan geen mandjes in de supermarkt maar wel wagentjes. In het begin van het warenhuis staan aantrekkelijke aanbiedingen. Noodzakelijke dingen staan op de onderste rekken en extra dingen staan op ooghoogte in de rekken. Je moet de hele supermarkt doorlopen voor noodzakelijke dingen. De meest noodzakelijke dingen staan helemaal vooraan en achteraan in het warenhuis. Aan de kassa staan nog allemaal kleine dingen te koop. Vraag 4 Tips: Neem een mandje als dat er is of neem zelf een (liefst recycleerbare) zak mee. Laat je niet meteen verleiden door aanbiedingen vooraan in de winkel; maak (zoals al gezegd) vooraf een boodschappenlijstje en houd je hieraan. 21

Laat je ook niet verleiden door aantrekkelijke dingen die je op ooghoogte in de rekken ziet. Ga recht op je doel af. Koop aan de kassa geen kleinigheden die je niet nodig hebt. 22

ACTIVITEIT 5 MOBIELTJES VERGELIJKEN: JONGEREN GAAN VOOR TOETERS EN BELLEN Aard De jongeren vergelijken afbeeldingen van en informatie over gsm s van verschillende types en prijsklasses. Op basis van een analyse en vergelijking van de producten (prijs/kwaliteit, uitzicht, verschillende onderdelen van de gsm s en de functie hiervan), maken de leerlingen bewuste keuzes voor zichzelf en voor denkbeeldige andere gebruikers. Doelstellingen 1. Burgerzin 1.2. Media (14) De leerling kan een kritische houding aannemen ten aanzien van allerlei bronnen van berichtgeving. (15) De leerling zoekt een eigen weg in de informatiestroom. 2. Rekenvaardigheden 2.4. Toepassingen (33) De leerling budgetteert zijn inkomsten en uitgaven. 3. Taalvaardigheid. 3.2. Uitdrukken en spreken. 3.2.4 Mondeling argumenteren (52) De leerling argumenteert. 3.3. Lezen. 3.3.1. Informatie achterhalen. (72) De leerling beoordeelt informatie die voorkomt in verschillende voor hem bestemde teksten. Materiaal Werkbladen blz. 16-18 Bronnenmateriaal blz. 8-11. Eventueel folders met afbeeldingen van en informatie over de laatste modellen gsm s; ook informatie van commerciële websites Verloop Voorgesprek / introductie kaderen - voorkennis aanbrengen / activeren - motiveren Voer met de jongeren een kort klasgesprek over het gebruik van gsm s. Stel eventueel vragen als: Hoe vaak kopen jullie een nieuwe gsm? Waar letten jullie dan op? Laten jullie je gsm aan elkaar zien of stoppen jullie hem gewoon weg als je hem niet nodig hebt? Zijn gsm s duur? Wat voor snufjes zitten er allemaal aan? Jongeren kopen nogal gemakkelijk een nieuwe gsm en letten daarbij vaak op het uiterlijk. Het toestel kan voor hen een soort statussymbool zijn, net zoals het dat voor sommige volwassenen is. Bovendien is een gsm voor sommige jongeren een instrument om te rebelleren, 23

bijvoorbeeld door het toestel stiekem te gebruiken in de klas of door de geheime sms-codes. Deze activiteit wil de jongeren wat bewuster laten nadenken over gsm s als verbruiksgoederen, zonder evenwel de symboolwaarde ervan uit het oog te verliezen. De gsm en de snufjes die erbij horen hoeven dus zeker niet alleen negatief te worden voorgesteld. Vertel de jongeren eventueel zelf over enkele bijzondere nieuwe snufjes, bijvoorbeeld: een gsm met noodfunctie zodat ouderen of gehandicapten snel een noodnummer kunnen bereiken. Of: een gsm die door bepaalde mensen gemakkelijk kan worden getraceerd, zodat je weet of de gebruiker wel daar zit waar hij moet zijn (voor ouders van kinderen of om gevangenen te controleren). Vertel ook over speciale opties die soms bij gsm s zitten zoals zaklantaarns of een caloriemeter. Laat de leerlingen hierover eventueel kort verder brainstormen: welke toepassingen zouden nog mogelijk zijn, welke opties kan je allemaal in een gsm verwerken? Knoop vervolgens terug aan bij het kader en verwijs naar de vijfde uitspraak uit de inleiding: Jongeren gaan voor toeters en bellen. Volgens die uitspraak zouden jongeren bij aankopen alleen afgaan op het uiterlijke en verder geen rekening houden met zaken als prijs of kwaliteit. Vertel de jongeren dat deze uitspraak in de volgende taak ter discussie staat. Uitvoering instructie geven - ondersteunen / begeleiden - structureren Deel werkbladen blz 16-18 uit en eventueel bronnenmateriaal blz. 8-11. In het bronnenmateriaal vinden de leerlingen afbeeldingen en informatie over tien modellen van gsm s, net als in een folder. De mode en technologie op dit vlak evolueert echter snel. Voorzie daarom eventueel zelf afbeeldingen en informatie over tien andere, recentere modellen uit reclamefolders of van commerciële websites. Laat de leerlingen samenwerken in groepjes van vier. Lees de korte inleiding op de instructie voor of laat de jongere deze zelf lezen. Ga na of de leerlingen de link met de uitspraak van het artikel begrijpen. Laat de leerlingen de instructie zelf lezen en ga na of de leerlingen de opdracht begrijpen. Herformuleer de opdracht eventueel of laat herformuleren en stel ondersteunende vragen zoals: Wat moet je juist doen? Hoe kan je de toestellen vergelijken? Welke informatie heb je over de toestellen, wat kan je erover vertellen? Weet je welke onderdelen de gsm s hebben, hoeveel ze kosten,...? Hoe weet je dat (sommige informatie kunnen ze zien op de afbeeldingen, andere vinden ze terug in de tekst)? De leerlingen moeten zeker niet alles in de tekstjes begrijpen (wie begrijpt hier wel alles van?): de taal is heel specialistisch. Toch kunnen ze in de tekst woorden en cijfers herkennen die informatie geven over de toestellen. 24