Samenvatting hoofdstuk 10 10.1 dekolonisatie Nederland had als kolonie Indonesië, Japan had dat bezet in de Tweede Wereldoorlog. Toen zij vertrokken waren was het een enorme chaos. Soekarno riep de onafhankelijke republiek uit maar Nederland wilde het nog behouden en probeerde de orde te herstellen door gesprekken. Maar dat mislukte, Nederland gebruikte nu maar geweld. In twee politionele acties veroverde het Nederlandse leger grote delen van Java en Sumatra. Ze kregen wel tegenstand door de guerrilla-strijders, die zich in de jungle schuil hielden. Ze sloegen steeds onverwachts toe. Nederland gebruikte daarop nog heviger geweld. De chaos werd alleen maar groter. Nederland kwam onder grote internationale druk te staan van de VN en de VS. (De VN was logisch omdat het voor de wereld zorgt, maar de VS is logisch omdat die zelf ook een kolonie waren. Nederland kreeg geen druk van andere kolonie-moederlanden zoals GB of Frankrijk.) In 1949 besloot Nederland Indonesië op te geven en de soevereiniteitsoverdracht vond plaats. Ook andere landen konden hun kolonies niet behouden. Dat kwam doordat: Uitgeput van de Tweede Wereldoorlog Nationalisme kwam op in de kolonies Supermachten VS en Sovjet-Unie wilden een eind aan kolonialisme Bij het Brits-Indië speelde er nog iets mee. De haat tussen twee groepen, moslims en hindoes, nam sterk toe. GB wilde dus snel van dat land af. Toen het geweld losbarstte (1946) lukte het GB niet meer op orde te brengen. Ze gaven de groepen hun eigen land. Moslims, Pakistan en Bangladesh. Hindoes, India. In 1947 droegen de Britten de soevereiniteit over tijdens een geweldsuitbarsting. Frankrijk wilde Indochina wel behouden maar toen de Japanners ook daar vertrokken en Ho Chi Minh de onafhankelijke republiek uitriep gebruikte ook zei maar geweld. Na 9 jaar oorlog gaven ze het in 1954 op. In datzelfde jaar begon Algerije zich te verzetten. Maar dat was, in de Franse ogen, een provincie van hen. Met oorlog probeerde ze het tegen te houden maar na 8 jaar gaven ze het op. Andere kolonies had Frankrijk al opgegeven. Afrika maakte zich, geïnspireerd door Azië, los van Europa. Groot-Brittannië, België en Frankrijk wilde met de overige kolonies geen oorlog en droegen uit zichzelf de macht over aan de politici. Ze werkte daarna zelfs soms nog samen. Nederland liet Suriname in 1975 onafhankelijk worden. De dekolonisatie zorgde voor een eind aan het westerse hegemonie (overheersende staat). Toch hebben ze nog wel invloed door oude banden of economische macht. Maar de wil kan niet meer worden opgelegd. 10.2 verdeling wereld twee ideologische blokken en de wapenwedloop Amerika had Hiroshima verwoest met een atoombom, Rusland wilde mee en maakte krachtigere atoombommen, 20 keer zo krachtig. Amerika maakte er later eentje die 500 keer zo krachtig was. De Amerikaanse president zei voor de Koude Oorlog dat als de twee supermachten in een oorlog zouden raken dat de wereld terug zou worden geworpen in het stenen tijdperk. De twee raakten niet in een oorlog maar wel in een strijd van wie is de sterkste. Oorzaken waren:
De twee waren sterker dan de rest. Andere Westerse landen waren verwoest of uitgeput. Hun ideologische tegenstellingen leiden tot wantrouwen. Amerika zag zichzelf als voorvechter van kapitalisme en democratie. Het Amerikaanse leven moest overal verspreid worden en het communisme gestopt. Dan pas voelden ze zich veilig. De Sovjet-Unie was bang voor deze verspreiding en voelde zich alleen veilig als overal het communisme aanwezig was. Het gevolg van deze laatste oorzaak was dat er een blokvorming kwam. De twee supermachten overschaduwden andere landen. Zo raakte het verdeeld in het Oostblok en het vrije westen. Na de Tweede Wereldoorlog begonnen de landen nog vredig. Ze richtte de Verenigde Naties en de Veiligheidsraad op waarin ze samen conflicten in de wereld zouden oplossen, dit gebeurde in Jalta. Stalin kreeg ook het recht om zijn land uit te breidden naar het westen (dat was bevrijdt door het Rode Leger). Wel kreeg het van Stalin democratische verkiezingen. Maar na de conferentie in de Jalta, Sovjet-Unie sloeg de stemming om. Roosevelt overleed en Truman volgde hem op. Maar Truman intimideerde Stalin door te zeggen dat hij een nieuwe atoombom had. Daarop werd Stalin bang en maakte ook atoombommen. Dit was het begin van de Koude Oorlog en tevens de wapenwedloop. Van democratische verkiezingen in de Oost-Europese landen kwam niets terecht. Er kwam een communistisch dictatuur. De grenzen naar het westen gingen hermetisch dicht, als een IJzeren Gordijn. Bewaakt met mijnen, troepen en gevechtsinstallaties. Daarop werd Truman bang dat de rest van Europa ook communistisch zou worden. Hij rolde daarom een containmentpolitiek uit. Onderdeel ervan was de Marshallhulp. Ze gaven geld aan West- Europese landen voor wederopbouw. De westerse bezettingszones in Duitsland werden samengevoegd tot een nieuwe staat, de Bondsrepubliek (West-Duitsland + West-Berlijn). Aan de oostkant werd de staat, DDR, opgezet (Oost-Europa + Oost-Berlijn). De twee supermachten verbonden hun 'onder'-staten met een militair bondgenootschap. VS en West-Europa: NAVO. Communistische landen in Oost-Europa: het Warschaupact. De twee wereldmachten botsten met elkaar ook in Azië. Een communist (Mao) greep de macht in China, Truman reageerde daarop door de containmentpolitiek ook toe te passen in Azië. Noord-Korea was al communistisch, Zuid-Korea nog onder invloed van de VS. Noord-Korea viel nu Zuid-Korea binnen, daarop ontstond daar oorlog: de Korea-oorlog. Toen Stalin stierf in 1953 stopte de oorlog daar. De spanning nam af en opvolger Chroesjtsjov bluste de spanningen nog verder door te zeggen: 'De strijd moet niet beslist worden door een oorlog, maar we moeten naast elkaar bestaan'. Dit is vreedzame co-existentie. De DDR liep door een gat in het IJzeren Gordijn bij Oost- en West-Berlijn leeg. Chroesjtsjov dacht de nieuwe Amerikaanse president, Kennedy, wel aan te kunnen en dreigde ook West-Berlijn in te nemen. Hij bouwde de Berlijnse Muur om West-Berlijn heen. De spanning liep verder op, Amerika ontdekte namelijk dat de Russen lanceerinstallaties voor kernraketten op Cuba plaatsten. VS dreigde en Sovjet-Unie haalde ze weg.
De ontspanning was gelukkig weer teruggekeerd maar in Azië was het weer raak. Vietnam, gesplitst in de twee ideologieën, had een oorlog, VS wilde namelijk het communistische deel innemen in 1965-1973. Het was een bloedige oorlog dat op niets uitliep. De wapenwedloop ging ondertussen gewoon door. Overal op de wereld werden er raketten geplaatst waarmee ze elkaar, als het erop aan kwam, konden bestoken. Later plaatsten de twee ook middellangeafstandsraketten. Het leidde tot veel verzet en demonstraties in West-Europa, want de kernwapens waren voor het eerst opgeslagen buiten de VS, dus er was nu gevaar voor Europa. Toen rond 1985 de communistische landen economische problemen kregen en Reagan een waanzinnig afweersysteem in gedachten had wilde de nieuwe Sovjetleider Gorbatsjov vrede sluiten. Hij sloot in 1987 een akkoord over de vernietiging van de middellangeafstandsraketten. Daarna viel het Oostblok uit elkaar, de communistische invloeden vertrokken daar tevens ook snel. In 1989 viel de Berlijnse Muur en Duitsland werd herenigd. Op 4 december verklaarden Gorbatsjov en Bush sr. dat de Koude Oorlog voorbij was. Na de Koude Oorlog werd de Sovjet-Unie opgeheven, in 1991. VS werd kreeg een tegenslag te verduren: 9/11, WTC stortte in en VS bestookte Al-Qaida in Afghanistan en Irak. VS raakte na deze oorlog in financiële problemen. Ondertussen kwam China op als wereldmacht door enorme economische groei. China werd de 'werkplaats van de wereld'. VS heeft er een 'concurrent' bij. 10.3 welvaart en sociaal-culturele veranderingen (jaren '60) De mensen waren nog niet erg gewend aan welvaart. Heel weinig mensen hadden een tv, de regering heeft dat lange tijd tegengehouden vanwege angst voor plat vermaak. Maar in de rest van de Europa was het al wel in opkomst. Nederland moest het nu wel toestaan. Na 20 jaar in 1970 had bijna iedereen een tv. De doorbraak lag bij de voetbalwedstrijd België-Nederland. Mensen kochten tussen 1950-1970 auto's, douches en stofzuigers. Ook toerisme kwam op doordat mensen doorbetaalt kregen in de vakantieperiode. Genotmiddelen als bier, wijn en koffie stegen ook enorm. Later kwam de supermarkt, die was overgewaaid uit de VS. Er heerste een consumptiemaatschappij. In deze tijd ontstond er een verzorgingsstaat. De overheid streefde naar volledige werkgelegenheid en onderwijs en gezondheidszorg voor iedereen. In Europa waren veel sociaaldemocraten aan de macht, in Nederland kwam de christendemocratie voort uit het confessionalisme. Deze welvaart en sociale zekerheid leiden tot grote sociaal-culturele veranderingen. De individualisering nam toe, ze werden minder afhankelijk van elkaar, maar van de staat. Ook de kerk en de traditionele moraal nam af. Scheiden was heel zeldzaam en overspel strafbaar. Homoseksualiteit was ook moreel onjuist en soms strafbaar. Vanaf de jaren '60 veranderde dat. De jongeren begonnen nu ook een rol in te nemen in de samenleving. Vroeger moesten ze hun loon afstaan aan hun ouders totdat ze trouwden. Nu met de loonstijgingen konden ze er zelf wat mee doen. Ze gingen naar feesten, kochten onderscheidende kleren en luisterde popmuziek. Het onderwijs groeide ook, de studenten zochten elkaar in die studentensteden na school op. De babyboomers vormden een protestgeneratie die zich afzette tegen de saaie, autoritaire gevestigde orde. De man-vrouwrelaties veranderde evenals voorplanting: de anticonceptiepil kwam op. Ook vrouwen gingen doorwerken toen ze trouwden want ze baarden minder kinderen en hadden meer tijd over.
Dolle Mina zorgde voor een tweede feministische golf. Ze wilde gelijke verdeling van huishoudelijke taken en zorg voor de kinderen en gelijke kansen op de arbeidsmarkt. 10.4 Eenwording van Europa Europese landen besluiten in 1951 samen te werken. De Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) werd opgericht. De lidstaten hadden gemeenschappelijk het bestuur, zes landen deden mee: Frankrijk, Bondsrepubliek Duitsland, Italië en de Benelux. In 1957 richtte zij de Europese Economische Gemeenschap (EEG) op. De handel tussen de landen werd vrij, als ze toch met andere landen handelden was daarvoor een vast afgesproken importtarief. De lidstaten waren onafhankelijk, dat werd wel beperkt toen er steeds meer wetten werden gemaakt door de Raad van Ministers. Daarin zaten de vakministers van de lidstaten. De EEG had verder nog een bestuur, de Europese Commissie en een parlement, het Europees Parlement. De belangrijkste besluiten werden genomen door de Europese Raad. Hierin zitten de regeringsleiders. Rond 1973 slootten Groot-Brittannië, Ierland en Denemarken zich aan. Later (1980) kwam daar Spanje, Portugal en Griekenland bij. Bij het Verdrag van Schengen spraken de landen af onderlinge grenscontroles af te schaffen. In 1992 werd er in het Verdrag van Maastricht afgesproken dat EEG vervangen zou worden door de EU, het ging nu niet alleen meer over economie maar ook over bijvoorbeeld veiligheid. Ook werd er beslist dat er een gemeenschappelijke munt kwam: de euro. Na die tijd kwamen er veel Oost-Europese landen bij doordat het communisme viel. De reden waarom Europa ging samenwerken zijn vooral vanwege economisch profijt, maar het speelde ook mee dat de wereldoorlogen de landen erg hadden verzwakt. Daarnaast voelde Duitsland en Frankrijk zich bedreigd door de Sovjet-Unie. Duitsland had als voordeel dat hun militarisme weer kon groeien door de eenwording. Er was ook een voorwaarde voor het lidmaatschap. Je moest een democratie zijn. Dit beleid versterkte de lidstaten. Toch was het ook moeilijk om een te worden, veel landen hadden nog grote nationale gevoelens en voor een besluit was vaak een consensus (meerderheid aan stemmen) nodig. Hierdoor werd er eindeloos gepraat en soms hielden landen zich niet aan de afspraken, zoals Griekenland in 2010. 10.5 Ontwikkeling pluriforme en multiculturele samenleving Nederland had een wereldprimeur toen er in 2001 vier homoseksuele stellen mochten trouwen. Homoseksualiteit werd steeds minder gek. Dat blijkt ook uit de gay-pride optochten die steeds meer in de wereld worden gehouden. In de Westerse samenleving waren pluriforme samenlevingen ontstaan. Daarin hebben mensen met verschillende normen, waarden en leefstijlen een gelijkwaardige plaats. In 1973 kwam er abrupt een einde aan de sterke economische groei in West-Europa. Er ontstond massale werkloosheid, complete industrietakken verplaatsten zich naar lageloonlanden. Ook werd er veel werk geautomatiseerd. De industriële samenleving maakte plaats voor de informatiemaatschappij. Maar door deze nieuwe samenleving kwam er opnieuw een economische groei. Helemaal toen in 1995 mobiele telefonie en internet doorbraken. Vakanties waren steeds normaler, vliegtuigen ontwikkelde zich tot vervoersmiddel en de telefoon en pc waren normale zaken geworden. De e-mail kwam op evenals betalen via internet.
De invloed van de kerk nam verder af, in veel Europese landen stromen ze leeg. Ook het traditionele gezin verdween: Europeanen trouwden later of gingen enkel samenwonen. Vrouwen gingen werken en mannen doen meer in het huishouden. Dit zijn voorbeelden van een pluriforme samenleving (verschillende culturele en levensbeschouwelijke stromingen), maar een multiculturele samenleving kwam ook op. Dat kwam omdat de welvaartsgroei in Europa en Amerika zorgde voor veel migratiestromen. De eerste stroom kwam door dekolonisatie. Later kwam er een stroom van arbeidsmigranten uit landen rond de Middellandse Zee. West- Europese landen nodigden jonge mannen uit Turkije en Noord-Afrika uit om als gastarbeider te komen werken. Deze allochtonen deden vaak vuil en laagbetaald werk. De Europese landen verwachtten dat de arbeiders weer zouden vertrekken. Maar de meeste bleven, ondanks dat hun banen verdwenen. In de grote steden ontstonden wijken met werkloze buitenlanders. De allochtone bevolking groeide erg doordat ze mensen vanuit hun eigen land trouwden en relatief veel kinderen kregen. Na de Koude Oorlog ontstond in de jaren 1990 een nieuwe migratiestroom vanuit Joegoslavië, later kwamen mensen uit oorlogsgebieden als Irak of Afghanistan. De komst van deze grote groepen allochtonen leiden tot veel spanningen. Veel Westerse mensen denken dat de buitenlanders hun banen inpikken en criminaliteit veroorzaken. De spanningen werden vergroot door godsdienstige en culturele verschillen. Ook in de politiek waren deze dingen zichtbaar, er ontstonden debatten over deze multiculturele samenleving. Pim Fortuyn trok vooral hierover zijn mond open. De politieke partijen in Europa die zich tegen deze allochtonen keerden kregen veel stemmen, dat kwam ook doordat sociaaldemocratie en het christendemocratie achteruit gingen. Na 9/11 richtte Fortuyn een politieke partij op die in één keer 26 zetels behaalden. Na zijn dood viel de partij ruziënd uiteen, zijn ideeën werden overgenomen door Geert Wilders die met de PVV 9 zetels behaalden.